1
Manifest Sociaal Beraad Den Helder HOOFDSTUK 1 LIEFDADIGHEID OF RECHTVAARDIGHEID 1.Het SOCIAAL BERAAD werd in 2000 opgericht als platform van informatie-uitwisseling over het armoedeprobleem en de situatie van de minima in Den Helder. In dit beraad hebben de volgende instanties zitting: de diaconie van de Protestantse Kerk, de parochiële charitas instelling (R.K.), de Commissie Diaconaal Maatschappelijke Zorg van de PKN, de stichting “De Wering”, de stichting Humanitas,het Leger des Heils, de stichting “Present Den Helder”, de sociale raadslieden en enkele personen op persoonlijke titel. Het Beraad komt circa zes keer per jaar samen. 2 DE DOELSTELLINGEN van het Sociaal Beraad zijn: 1. Maatschappelijke , sociale en financiële positieverbetering van de “arme kant van Den Helder” 2. Bewustmaking van een breder publiek betreffende de positie van de kwetsbare personen in onze samenleving en het bevorderen van de onderlinge solidariteit. 3.Het signaleren van terugkerende problemen die wij tegenkomen 4. Het op elkaar afstemmen van charitatieve hulp en voorzieningen van de overheidswege 5. Het signaleren van sociaal isolement 6.Het bewaken van rechtvaardige spelregels en behandeling van aanvragers van steun 7.Het geven van gelegenheid om anoniem problemen voor te leggen aan het beraad 8. Bij gelegenheid het zoeken van publiciteit 9.Informatieuitwisseling tussen de leden van het beraad om eventuele actie zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.. 3.Dit laatste, informatie uitwisseling, is ook de reden dat gekozen is voor de naam “Beraad”. De participanten behouden hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de wijze waarop zij ondersteuning bieden aan de doelgroep. Omdat er dus, gelukkig, van diverse zijden steun wordt geboden, is het van het grootste belang dat er een platform is waar deze hulp op elkaar wordt afgestemd. Teneinde dubbele hulp te voorkomen , of dringend noodzakelijke hulp over het hoofd wordt gezien. Inmiddels is gebleken dat de participanten door het 2 maandelijkse beraad ook bemoedigd en moreel gesterkt worden in hun vaak moeilijke en complexe werk. Dit houdt dus in dat het Sociaal Beraad terdege openstaat voor signalering van buiten, doch als Sociaal Beraad geen directe steun verleent. Binnen het beraad wordt besproken welke instantie(s) het beste de gevraagde hulp kunnen verlenen. 4.Het volgende middel om de doelstellingen te bereiken maakt duidelijk dat één heel belangrijke participant niet genoemd is, nl.: de (gemeentelijke) overheid. Dit is als volgt onder woorden gebracht:” Het op elkaar afstemmen van bij de wet geregelde ondersteuning en andere hulp (charitatief, zogenaamde “stille hulp”, etc.)”. Het beraad geeft hiermee aan samen met de gemeente (afdeling Publiekszaken)aan de doelstelling te willen werken [en niet oppositioneel]. Wij zijn wel genoodzaakt de vinger op enkele pijnlijke plaatsen te leggen. Het is inmiddels niet zonder belang op te merken, dat reeds ver in de vorige eeuw het principe is aanvaard dat het bij de sociale ondersteuning moet gaan om rechtvaardigheid en niet om liefdadigheid. De logische conclusie hieruit is dat de rol van bijvoorbeeld de kerken op dit
2
gebied eigenlijk uitgespeeld zou moeten zijn. Dat dit allerminst het geval blijkt te zijn is een feit waar tot op zekere hoogte mee valt te leven, maar het kan geen kwaad dat dit toch verbazing blijft wekken. Enigszins scherp onder woorden gebracht: Iedere euro die een charitatief/liefdadige instelling uitgeeft aan noodhulp is impliciet een vraag aan de overheid. Een vergelijking tussen verleende charitatieve hulp en overheidsondersteuning is een mogelijkheid om verbeteringen aan te brengen in beide vormen van ondersteuning. Vandaar dat wij ons ten doel stellen regelmatig deze vergelijking voor te leggen aan de afdeling Publiekszaken en de politiek in het algemeen. Nadrukkelijk wordt gesteld dat het niet zozeer gaat om het beleid, zoals het minima-beleid van de gemeente, maar wel om de uitvoering. Als bijvoorbeeld noodhulp moet worden verleend vanwege administratieve fouten,vertraging die ontstaat bij de beoordeling van een uitkeringsverzoek ,dan moet nadrukkelijk verwezen worden naar de boven, vetgedrukte, stelling. Een andere zaak is het toepassen van de “letter der wet”, of een houding die de schijn wekt dat de betrokken loketfunctionaris persoonlijk de taak heeft de sociale uitgaven tot een minimum te beperken. Toegegeven: je houden aan de letter der wet is de meest veilige methode, en voorkomt het zogenaamde uitstralingseffect. Toch is dit waarschijnlijk een belangrijke oorzaak van het feit dat nog steeds op grote schaal hulp moet worden geboden door charitatieve instellingen. Immers de moed om uitzonderingsgevallen te willen erkennen zou helpen om de uitvoering van de sociale wetgeving een menselijk karakter te geven. En daar is niets mis mee. Ongetwijfeld is de wil daartoe aanwezig, maar een officiële beleidsintentie om de sociale wetgeving zo uit te voeren, zou wellicht een goede steun in de rug zijn. Daarnaast zou, aangezien de twee bovengeschetste bronnen van hulpverlening voorlopig nog wel naast elkaar zullen blijven bestaan, het de overheid niet misstaan de charitatieve hulpverlening eenvoudig te subsidiëren, zoals bijvoorbeeld de Stichting Present Den Helder. 5. Tot slot nog twee middelen waarmee het beraad haar doelstellingen wil verwezenlijken: “Het bewaken van rechtvaardige spelregels, zowel op het gebied van de wetgeving als op dat van de omgang met elkaar” en “het publiceren in de regionale pers”. Daarom is dit manifest ook nadrukkelijk aangeboden aan de pers, teneinde een vruchtbare discussie op gang te brengen over de vraag: Liefdadigheid of Rechtvaardigheid?
HOOFDSTUK 2 OVERZICHT VAN HULP VERLEEND DOOR CHARITATIEVE INSTELLINGEN Hieronder volgt een overzicht van de hulp die aan personen en gezinnen werd verleend door de Commissie Diakonale Maatschappelijke Zorg van de diaconie van de Protestanse kerken (P.K.N.) in Den Helder, de Parochiële Charitas Instelling (R.K.) Den Helder. Deze “stille hulp” wordt verleend omdat kennelijk geen adequate ondersteuning van overheidswege wordt verleend om al dan niet duidelijke redenen. Toch achten bovenstaande instellingen deze hulp noodzakelijk uit hoofde van hun overtuiging dat het hier gaat om ondersteuning waar men recht op heeft vanuit de optiek dat ieder mens moet kunnen rekenen op een inkomen waarvan men kan leven, wonen en zich van een minimale levensstandaard moet kunnen voorzien.
3
Voordat de hulp wordt verstrekt wordt eerst nagegaan of, 1) er ook een aanvraag bij andere instanties is gedaan en 2) of er inderdaad geen hulp via overheidsregelingen kan worden gegeven, ofwel dat de behandeling van de desbetreffende aanvraag te lang lijkt te duren. 1.Bijdragen voor vakanties 2.Giften leningen voor afbetaling schulden 3.Reiskosten naar ziekenhuis, buitenland voor familiebezoek, etc 4.Voorlichting bij het invullen van formulieren 5. Begeleiding voor budgettering 6.Eetgeld, eerste levensbehoeften 7.Lening bij huurschuld bij dreigende uitzetting, kosten deurwaarder, advocaat etc. 8. Extra kosten bij ziekte, handicap 9. Giften bij rood staan, schuld energierekeningen 10.Lening bij aanschaf duurzame gebruiksartikelen 11.Giften bij hulp na scheiding 12.Kerstattenties 13.Bijdrage studie, cursus 14.Bijdrage reiskosten 15. Aanschaf computer 16.Bijdrage aanschaf auto 17.Bijdrage bij belastingschuld HOOFDSTUK 3 VERWACHTE KNELUNTEN IN DE TOEKOMST Het moge duidelijk zijn dat de periode waarin wij verkeren wordt gekenmerkt door een financiële crisis en de daaraan gekoppelde bezuinigingen vanuit de overheid en gemeente. Het lijkt niet onredelijk te veronderstellen dat het sociaal domein hoe dan ook zal worden aangetast en de meest zwakken in de samenleving het zwaarst getroffen zullen worden omdat voor deze groep een kleine korting al een groot gevolg heeft voor de koopkracht. Lazen wij in het coalitieakkoord nog : “In beginsel zal er in de komende vier jaar niet op het minimabeleid worden gekort omdat het belangrijk is dat de inwoners van Den Helder een minimale levensstandaard hebben.” Hoe minimaal werd daarbij niet aangegeven en het blijkt nu dat dit begrip wel uiterst rekbaar is als je kijkt naar de klappen die er in het sociaal domein vallen. Zo baart de overheveling van veel zaken uit het AWBZ pakket naar de WMO, en dus naar het gemeentebudget grote zorgen. In sterkere mate geldt dat voor de ten ene male onvoldoende financiële ruimte die er is voor de jeugdzorg. Door de maatregelen die al in het kader van de bezuinigingen zijn getroffen ontstaan er nu al een aantal knelpunten en gezien de onderhandelingen betreffende een volgende ronde voor bezuinigingen kan het alleen maar moeilijker worden voor de minima om het hoofd boven water te houden. Het sociaal raadsliedenwerk Voorts zorgen de bezuinigingen op de uitvoering van het sociaal raadsliedenwerk ervoor dat de minima die hulp nodig hebben deze niet meer krijgen en afglijden naar een machteloze situatie met als gevolg wederom een toenemende druk op andere sociale voorzieningen. Veel minima komen door het ontbreken van adequate hulp in een negatieve spiraal en weten vaak geen uitkomst meer. Dit kan toch niet de bedoeling zijn van een overheid die ook verantwoordelijk is voor de allerzwaksten.
4
Schuldhulpverlening Vanuit de schuldhulpverlening komen signalen van nalatigheid van bewindvoerders die verzuimen om rekeningen te betalen waardoor incassokosten de schulden onnodig laten oplopen. Kennelijk wordt er geen regie gevoerd op de kwaliteit van de bewindvoerders. Het ontbreken van een keurmerk voor financiële hulpverlening geeft ruimte aan een enorme wildgroei van “ financiële hulpverleners” die zonder de benodigde kennis maar aanrommelen en geld verdienen aan de toch al slechte financiële situatie van hun cliënten. Als gemeentelijk overheid, hebbende de regie voor de schuldhulpverlening ligt er een verantwoordelijkheid om mensen met schulden uit handen te houden van malafide hulpverleners. Hierin is nog zeker een slag te maken. Wet Werken Naar Vermogen. De Wet werken naar vermogen (WWNV) is een ingrijpend wetsvoorstel over de regelingen voor de onderkant arbeidsmarkt (Wajong, WWB en Wsw). De doelen van deze wet “zoveel mogelijk mensen aan de slag en uitvoering door de gemeenten” zouden wij alleen maar kunnen steunen als er ook financiering meekomt voor de uitvoering. Maar wij vragen ons wel af of de WWNV daadwerkelijk een stap in de goede richting is. Enerzijds hebben wij vraagtekens op de volgende punten: 1- Forse bezuinigingen op het budget, waardoor gemeenten mogelijk in financiële problemen komen; 2- Bureaucratisch, want er komen acht regelingen in plaats van één regeling voor de onderkant arbeidmarkt; 3- Gemeenten krijgen op sommige punten te weinig beleidsvrijheid, waardoor zij niet in staat zijn het geld effectief in te zetten; 4- Op termijn gaat men terug van 100.000 naar 30.000 Wsw-plekken. Is dit verantwoord? 5- Er wordt verwacht dat de doelgroep bij reguliere werkgevers aan de slag gaat. Maar zijn er voor hen wel voldoende vacatures? Waar zijn dan die vacatures? 6- Kosten voor de uitvoering worden onvoldoende gecompenseerd. De VNG heeft input kunnen leveren op het wetsvoorstel van het kabinet, maar wij hebben begrepen dat hier weinig van is overgenomen. Het bestuursakkoord is ook niet voor niets op dit onderdeel in eerste instantie afgeketst. Anderzijds zit onze grootste zorg bij de absurde CAO van de sociale werkvoorziening. Hoe legitiem deze ook moge zijn. Hoe moeten deze mensen straks concurreren op de arbeidsmarkt? Je bent dan erg snel door het budget voor de loondispensatie heen als je moet aanvullen tot 120 0f 130% van het minimuminkomen. Hoe moet je dat uitleggen naar de buurman die hetzelfde werk doet zonder begeleiding, maar wel voor het minimumloon? Wat ons betreft is het gebrek aan financiële armslag om daadwerkelijk iedereen, voor zover als mogelijk, achter de geraniums vandaan te halen het hoofdprobleem. De suggestie van VNG om de helft van de winst uit minder uitkeringen niet terug te laten vloeien naar de staatskas, maar te benutten voor begeleiding van mensen naar en op de arbeidsmarkt verdient ons inziens dan ook ondersteuning. Daarnaast denken wij dat het ook zaak is serieuzer na te denken over de loondispensatie. Hoewel er zeker een groep is die op deze manier WEL binnen de reguliere arbeidsmarkt aan het werk komt, bestaat het risico bij succes van verdere uitholling van de onderkant van de arbeidsmarkt. De charitatieve instellingen.
5
De bezuinigingen en de effecten daarvan gaan ook niet aan de charitatieve instellingen voorbij. Ook kerken en maatschappelijke organisaties staan financieel onder hoge druk en het vermogen teert in door enerzijds minder inkomsten en anderzijds door toename van het aantal hulpvragen. Dat betekent dat voor de toekomst er een stagnatie kan ontstaan in de hulpverlening vanuit de charitatieve instellingen. Ook dat wordt dan weer merkbaar in de sociaal maatschappelijk leefsfeer. Meer mensen die geen huur meer kunnen betalen, dus uit huis gezet worden, of waarbij afsluiting van energie plaats vindt. Tot nu toe konden dit soort situaties nog wel eens voorkomen worden door tijdelijk geld van kerken en/of andere hulporganisaties. Zoals dat er nu uitziet gaat ook dat verloren onder druk van de bezuinigingen. Stijging van de prijzen in het algemeen en het effect ervan. Tegenover de krimpende koopkracht staan de prijsstijgingen die zorgen voor een versnelling van de koopkrachtdaling. Ook dit treft de minima harder dan de mensen die nog inkomsten hebben rond modaal en meer. Daardoor ontstaat er een groei van het aantal mensen die sociaal geïsoleerd raken omdat zij niet meer mee kunnen doen aan sociale activiteiten. Vooral onder ouderen neemt dit fenomeen enorm toe. Ook blijkt sinds kort dat er ook sprake is van vereenzaming onder jongeren. Dit was ook voor ons nieuw en daardoor ook een punt van aandacht geworden. Verdere zorgen voor de toekomst. Vanuit het rijk worden steeds meer taken naar de gemeenten overgeheveld waarbij de WWNV al hierboven is aangegeven, maar wij denken ook aan de jeugdzorg waarvoor een zodanige deskundigheid nodig is, dat het onvermijdbaar is om daarvoor, met de nodige kosten, extra personeel aan te trekken. Dit geldt ook voor de andere beleidsterreinen Hoe dit zich financieel zal ontwikkelen is voor ons nu nog niet te overzien maar het moge duidelijk zijn dat het er voorlopig niet beter op wordt. Het is daarom ons inziens aan de politiek om samen met college en ambtelijke organisatie de pijn van de bezuinigingen zo klein mogelijk te houden en maatwerk te verrichten daar waar nodig.
HOOFDSTUK 4 Signalen uit de wereld van de minima. Houding PZ/WIZ. Iemand is een fraudeur tot het tegendeel bewezen is! Er is een informatieplicht volgens de wet om recht te kunnen doen gelden op een uitkering, maar dat geeft niemand het recht om zo’n houding aan te nemen: volgens ons Nederlandse rechtstelsel is iemand onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Daarbij komt dat bijna niemand van de WWB cliënten een open houding heeft over de leefsituatie en het sollicitatiegedrag, dit wordt veroorzaakt door voornoemde houding van PZ/WIZ. Verblijfsvergunningen. Wanneer iemand geen geldige verblijfsvergunning heeft doordat de oude is verlopen en er nog geen nieuwe beschikbaar is om redenen die alleen de vreemdelingendienst en/of de IND bekend is (Immigratie en Naturalisatie Dienst) stopt de uitkering. Iemand die MOB is (Met Onbekende Bestemming vertrokken), door een
6
administratieve fout, bijvoorbeeld doordat een persoon zich bij de wettige wederhelft voegde in een andere woonplaats. Het kan zijn dat dan ten kantore van de vreemdelingendienst een formulier hiervoor in een haast onleesbaar handschrift wordt ingevuld,waardoor papieren naar een niet bestaand adres worden gestuurd waarop door betrokkenen niet gereageerd wordt. Is iemand MOB dan geldt diegene als niet bestaand persoon, wordt er ontkend dat mensen gehuwd zijn en krijgt alleen diegene een verblijfsvergunning of een Nederlands paspoort heeft een uitkering voor één persoon, of, wanneer er kinderen zijn, een één-ouder uitkering waarvan twee volwassenen en eventuele kinderen moeten leven. Daarbij komt dat een MOB er niet verzekerd kan worden bij het ziekenfonds of ergens anders zodat, wanneer er iets gebeurt, zoals bijvoorbeeld een ziekenhuisopname of de huisarts bezoeken, de kosten niet vergoed worden. Dus opbouw van schuld op schuld totdat de zaak geregeld is, maar de schulden blijven! Geen enkele organisatie is in staat om deze situatie snel op te lossen totdat er duidelijkheid komt over de oorzaak. De oorzaak achterhalen en eventueel rechtzetten kan wel, al kost veel tijd, energie en geduld. Reïntegratie werkzoekenden. Er bestaat een wet REA (Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten) die aan arbeidsgehandicapten (mensen die in fase 3 of 4 zitten om welke reden dan ook) de mogelijkheid geeft om via aanpassingen die speciaal op de persoon worden aan- en toegepast om weer aan de betaalde arbeidsmarkt deel te nemen. Dit kan zijn: om/ bijscholing, sollicitatietraining, speciale voorzieningen op de werkplek zoals stoel, voetenbankje, toetsenbord, telefoon, stemmodule, etc. Tevens traject begeleid werken, samen met de organisatie die trajectbegeleiding doet geschikte vacatures zoeken en solliciteren. Al deze voorzieningen zijn er om mensen te helpen. Maar hoeveel er in staat worden gesteld om hiervan gebruik te maken is niet bekend. Wel is bekend dat er heel veel mensen zijn die gebruik willen maken van deze regeling, zodra ze van het bestaan weten. Helaas is het afhankelijk van de uitkerende instantie en de gemeente of men in aanmerking komt voor deze regeling. Steeds meer werkgevers willen aan dit project meewerken om werknemers te houden en te werven. Aanvraag aanvullende uitkering op bestaand inkomen dat niet meer toereikend is. Deze noodzaak kan diverse redenen hebben, o.a.: beëindiging/ vermindering WW uitkering, gedeeltelijke goedkeuring bij herkeuring WAO, mindere verdiensten door minder uren werk omdat er niet meer werk is, etc. Wanneer men een aanvullende uitkering aanvraagt duurt het een hele tijd voor men een afspraak heeft en eer men een beslissing krijgt (vaak na de hiervoor gestelde 9 weken) dan is men er nog niet: elke maand dient men een inkomstenbriefje met bewijs van inkomsten in te leveren. Als men niet elke maand een loonstrookje ontvangt gaat de PZWIZ moeilijk doen: GEEN BEWIJS VAN INKOMSTEN? DAN OOK GEEN AANVULLENDE UITKERING! Vaak weten mensen niet dat een bankafschrift met storting van de werkgever ook voldoende is. Daarbij komt dat de aanvulling vaak een tot twee maanden later gestort wordt door verschillende oorzaken: - 4-weekse uitbetaling door werkgever (omrekening naar maandinkomsten gaat niet soepel) - het ontbreken van een woonadres (dat is iets anders dan een postadres) - het late uitgeven van een loonstrookje door werkgever zodat er niet op tijd ingeleverd kan worden. Hierover zijn 6 jaar geleden al afspraken gemaakt dat het mogelijk zou zijn om op individuele gronden een aangepast beleid te voeren. D.w.z. : als voornoemde reden oorzaak zou zijn dat er een schorsing of opschorting van de aanvulling zou zijn dan zou men hier flexibel mee omgaan. Vooruitlopend op de aan te leveren stukken zou dan betaling plaatsvinden zodra het gemiddelde inkomen bekend was/is. In de praktijk blijkt hiervan niet zoveel.
7
-
een 0-uren contract of een contact op oproepbasis zorgt voor een onregelmatig en verschillend inkomsten-niveau met problematische aanvulling. Meestal duurt het een onacceptabel lange tijd voordat een betaling ingevolge de aanvullende uitkering plaatsvindt, soms ½ tot 1 jaar na inlevering stukken!
Vertraging uitvoering aanvraag nABW uitkering. Cliënt vraagt uitkering voor levensonderhoud aan op 5-02-02. Hiervoor staat voor de PZWIZ een periode van maximaal 9 weken om de beslissing aan de cliënt te laten weten. Echter eind April is er nog geen beslissing over het al dan niet verstrekken van een uitkering. In de tussentijd moet de cliënt het maar zien te rooien. Hij/zij weet niet dat het mogelijk is een voorschot te vragen. Weet men dat wel dan is men vaak niet op de hoogte dat er maximaal een voorschot van 90% van de van toepassing zijnde uitkering gevraagd kan worden. Het verschil zit in het feit dat als men een gewoon voorschot vraagt, men alleen geld krijgt voor levensonderhoud (eten). Wordt er een voorschot inclusief de vaste lasten gevraagd dan komt men in aanmerking voor de 90% regeling. Risico is wel dat als men een afwijzing krijgt men alles moet terug betalen. Het feit dat men niet op de hoogte gesteld wordt van de mogelijkheden die er zijn, is er vaak de oorzaak van dat cliënten in de financiële problemen komen zoals: huurachterstand, energie- en waterrekeningen die oplopen, etc. Het komt voor dat mensen langer dan een half jaar op uitsluitsel moeten wachten en intussen geen cent hebben om te eten en dus zeker niet om de vaste lasten te betalen. De cliënt heeft er geen boodschap aan doen dat er een achterstand is ontstaan in de verwerking van nABW aanvragen voor levensonderhoud.
Bijzondere Bijstand. Wanneer een cliënt bijzondere bijstand wil aanvragen wordt dat al bemoeilijkt doortdat er bij voorbaat gezegd wordt: “ Dat hoeft u niet aan te vragen, want dat krijgt u toch niet!” . Vervolgens wordt er moeilijk gedaan over de uitreiking van een aanvraagformulier. Mensen moeten hier bijna om smeken en gaan regelmatig met lege handen naar huis. Waar blijft het recht op aanvraag? Is degene die het formulier uitreikt ook de beslisser? In feite wel omdat er al geen formulier wordt meegegeven waardoor er geen aanvraag gedaan kan worden. Dus ook geen beoordeling op grond van persoonlijke omstandigheden terwijl er wel degelijk recht op toekenning bestaat. Hoe komt het toch dat er niet voldoende gebruik wordt gemaakt van de pot bijzondere bijstand? Hoe kan het dat er ieder jaar een overschot is in deze pot? Eerder genoemde situatie omtrent het weigeren om een aanvraagformulier uit te reiken leidt tot ONTMOEDIGING omdat mensen denken dat het toch wel geweigerd zal worden, dus ze gaan vaak niet eens informeren laat staan aanvragen. Mede oorzaak is de povere voorlichting over rechten die mensen kunnen hebben op bijzondere voorzieningen . De plichten worden wel breed uitgemeten en zijn dan ook goed bekend, hoewel ook niet altijd duidelijk door de ingewikkelde zinsbouw en moeilijk te begrijpen taalgebruik. Dit wordt gevoeld als een “ontmoedigingsbeleid”!
8
HOOFDSTUK 5 Conclusies: Enige conclusies: Er kan gesteld worden dat de wet-en regelgeving inzake de WWB geen aanleiding geeft tot afwijzing. Maar dat deze heel negatief geïnterpreteerd worden door medewerkers van de PZ/WIZ, in plaats van dat er vanuit redelijkheid en billijkheid wordt geïnterpreteerd. D.w.z. dat er niet naar individuele omstandigheden wordt gekeken, op grond waarvan een positieve beschikking gegeven zou kunnen worden. Daarbij komt dat het recht van aanvraag vaak geschonden wordt. Deze ontmoediging leidt inderdaad tot noodsituaties. Dit noodzaakt charitatieve instellingen om “stille hulp” te bieden, wat in feite de taak van de overheid is. Een negatieve houding van PZ/WIZ-medewerkers geeft deze organisatie, onnodig, een slechte naam. Nu worden er wederom miljoenen gepompt in het zoveelste verbeterplan. Wat gaat er verbeterd worden? * De uitvoering van de sociale wetgeving? * De houding van PZ/WIZ- medewerkers? * De administratieve organisatie zodat het zoekraken van allerlei zaken betreffende de uitkeringsgerechtigde voorkomen wordt? De kardinale vraag is: WAT VERANDERT ER VOOR DE UITKERINGSGERECHTIGDEN IN POSITIEVE ZIN? Zal er eindelijk eens een menswaardige houding/verhouding tussen cliënt en consulent gaan ontstaan? De WWB-beschikking blijft langer uit vanwege de zoekperiode van vier weken voor werk. Voor deze mensen is een periode van vier weken niet te overbruggen en ontstaan betalingsachterstanden. Hoe moet cliënt dit overleven wanneer er geen vangnet meer voorhanden is? Hierdoor worden de charitatieve instellingen steeds vaker aangesproken voor hulpverlening op diverse vlakken. De vraag die gesteld wordt in de inleiding: “ LIEFDADIGHEID OF RECHTVAARDIGHEID” is logisch vanuit het standpunt van het Sociaal Beraad, zeker wanneer men kijkt naar de uitgaven van de diverse charitatieve instellingen in welke gevallen en waarom er hulp verleend is. De statistieken wijzen het uit: het aantal mensen in noodsituaties neemt toe, inclusief jongeren en kinderen. Het Sociaal Beraad hoopt met dit rapport de discussie levend te houden over het welzijn van de kwetsbare groepen in onze samenleving Den Helder, najaar 2012