MAN Opbouwrichtlijnen Truck PTO’s Editie 2014 V1.0
Engineering the Future – since 1758
MAN Truck & Bus AG
U I T G E V E R MAN Truck & Bus AG (in navolgende tekst als MAN aangegeven) Technical Sales Support Application Engineering Dachauer Str. 667 D-80995 München E-Mail:
[email protected] Fax: + 49 (0) 89 1580 4264 www.manted.de
Deze Nederlandstalige versie is een vertaling. In geval van twijfel of tegenstrijdigheden is de is de originele Duitse tekst geldig.
Technische wijzigingen op basis van verdere ontwikkeling voorbehouden. © 2014 MAN Truck & Bus AG Nadruk, vermenigvuldiging of vertaling, hetzij volledig of gedeeltelijk, is zonder schriftelijke toestemming van MAN Truck & Bus AG niet toegestaan. Alle rechten, in het bijzonder volgens de wet op het auteursrecht blijven MAN uitdrukkelijk voorbehouden. Trucknology en MANTED zijn geregistreerde merken van MAN Truck & Bus AG. Voor zover benamingen merknamen zijn, worden deze ook zonder symbool (® ™) beschouwd als door de betreffende rechthebbende geregistreerd. Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Inhoud 1.0 Algemene basisprincipes................................................................... 2 1.1 Berekening van vermogen en koppel................................................ 4 1.2 Cardanasaansluiting op de PTO........................................................ 4 2.0 Regelen van het motortoerental......................................................... 6 2.1 ZDR-regeling via Tempomat-bedieningscomponenten..................... 6 2.2 Toerentalregeling met de ZDR-interface............................................ 8 2.3 Starten en stoppen van de motor buiten de cabine.......................... 8 2.4 Versnellingsbakblokkering en neutrale-standschakelaar................... 9 2.5 Stationair en instationair bedrijf......................................................... 9 3.0 Technische beschrijving van de PTO‘s............................................ 10 3.1 MAN-PTO‘s...................................................................................... 10 3.1.1 V-riempoelie..................................................................................... 10 3.1.2 PTO op luchtcompressor................................................................. 12 3.1.3 PTO op nokkenas, PTO aan vliegwielzijde (SSNA).......................... 13 3.1.4 PTO op tussenbak........................................................................... 18 3.2 PTO‘s op de versnellingsbak........................................................... 21 3.2.1 Onderscheid..................................................................................... 21 3.2.2 Koppelingsafhankelijke PTO‘s......................................................... 21 3.2.3 Motorafhankelijke PTO‘s.................................................................. 26 3.2.4 PTO‘s op versnellingsbak met WSK................................................ 29 3.2.5 PTO‘s op automatische versnellingsbak ZF HP.............................. 30 3.2.6 PTO‘s en intarders........................................................................... 32 3.2.7 PTO‘s bij MAN HydroDrive............................................................... 33 3.2.8 PTO‘s op ZF-versnellingsbak (technische gegevens en tabellen)... 33 3.2.9 PTO‘s op EATON-versnellingsbak (technische gegevens en tabellen).. 33
Tenzij anders aangegeven: alle afmetingen in mm, alle gewichten en belastingen in kg. MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
I
1.0
Algemene basisprincipes
PTO’s zijn de verbinding tussen de motor van het voertuig en de aggregaten die moeten worden aangedreven, zoals compressoren of hydraulische pompen. Een doordachte PTO-keuze en een degelijke controle van de montage-omstandigheden zijn van cruciaal belang voor een later probleemloos gebruik van het voertuig. In geval van vragen kan u bij MAN (zie het adres hierboven onder “Uitgever”) terecht voor advies. Deze opbouwrichtlijnen voor PTO’s vervangen niet de gebruiksaanwijzing van het voertuig. Het monteren van PTO’s die niet door de fabrikant voor de betreffende voertuigconfiguratie worden aangeboden, gebeurt op de eigen verantwoordelijkheid van de monteur. PTO’s kunnen op de volgende plaatsen, voor een deel gelijktijdig, zijn gemonteerd: • Op de motor - aan de voorzijde van de motor (bijv. op het voorste krukasuiteinde via een tweegroefs V-riempoelie, directe montage van de pomp op de luchtcompressor) - aan de achterzijde van de motor (bijv. op het nokkenasuiteinde, aan vliegwielzijde) • Op de versnellingsbak • Op de tussenbak. Bij de keuze van de PTO moet met het volgende rekening worden gehouden: • toegestane koppels • draairichting • stootfactoren • levensduur • kritisch toerental • maximale lengte van de cardanas • buighoek en montageruimte van de cardanas • overbrenging • type versnellingsbak (OD/DD) • koeling (geen warmteophoping bij de PTO) • montage en toegankelijkheid • pompmontage • instructies van de fabrikant van de PTO • instructies van de fabrikant van de pomp • instructies van de fabrikant van de cardanas. De fabrikanten van de PTO’s hebben een eigen documentatie uitgegeven, waarin uitvoerige informatie te vinden is over: • • •
de juiste PTO-keuze de juiste toepassing het voorkomen en verhelpen van trillingen.
Het voor de PTO toegestane maximale koppel kan alleen volledig worden benut wanneer er geen schokken en trillingen zijn. Dit is zelden het geval. Daarom moet in de praktijk bij de PTO-keuze rekening worden gehouden met stootfactoren. Met een schok wordt een snelle, sterke stijging van het koppel bedoeld, dat na zeer korte tijd opnieuw sterk daalt. Het quotiënt van het maximale en het minimale koppel wordt aangegeven als de schokcoëfficiënt. De dimensionering is afhankelijk van het grootst mogelijke koppel inclusief stootfactor.
2 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
PTO’s moeten tegen thermische overbelasting worden beschermd. Eventueel moet de door MAN aangeboden ventilator worden ingebouwd. Naast de ventilator zijn ook verschillende warmtewisselaars voor de koeling van de versnellingsbak en de PTO’s verkrijgbaar. Op die manier kan bij afzonderlijke PTO-types een hogere vermoeiingssterkte worden bereikt. Voor meer gedetailleerde informatie kunt u terecht bij MAN (zie het adres hierboven onder “Uitgever”). Er mag zich geen warmte ophopen; onvoldoende warmte-afvoer leidt tot schade. Opmerking over de temperatuur van de versnellingsbakolie: De temperatuur van de versnellingsbakolie en van de PTO-olie mag tijdens het gebruik van de PTO 110 °C niet overschrijden. Gedurende korte tijd (max. 30 minuten) is een piektemperatuur van max. 130 °C toegestaan. Wanneer bij de controle van de olietemperatuur wordt vastgesteld dat de temperatuur te hoog is, moet voor extra koeling worden gezorgd (bijv. door inbouw van een ventilator). Wanneer door de montage van PTO’s delen van de motorinkapseling moeten worden verwijderd, dan moeten die door eigen aangepaste delen worden vervangen. Er moet voor worden gezorgd dat de geluidsbelasting niet ontoelaatbaar hoog wordt. De instructies in het hoofdstuk ‘Chassis wijzigen’ (in de brochures van de betreffende series), paragraaf ‘Wijzigingen aan de motor’ moeten strikt worden nageleefd. PTO’s zijn niet ontworpen voor radiale lagerbelastingen door ketting- of V-riemaandrijvingen. Daarom mogen kettingwielen of V-riempoelies niet rechtstreeks op de PTO worden gemonteerd. Wanneer aggregaten moeten worden aangedreven waarbij er gevaar voor overbelasting van de PTO bestaat, moet een overbelastingsbeveiliging worden ingebouwd. Dit geldt ook wanneer er maar af en toe koppelpieken optreden die de toegestane waarde overstijgen. Bij TG-voertuigen kunnen in een MAN-werkplaats via de standaardinterface toerental- en/of koppelbegrenzingen worden geconfigureerd en bedraad. Een gedetailleerde beschrijving van de interfaces, pinbezetting en informatie over de configuratie vindt u terug in de documentatie over de interfaces. Voor alle verwijzingen naar de draairichting geldt dat ze, zoals gebruikelijk in de machinebouw, betrekking hebben op de “kijkrichting naar het asuiteinde”, dus op de uitgaande zijde. Het toerental aan uitgaande zijde wordt berekend op basis van het toerental van de motor, vermenigvuldigd met de toerentalfactor van de betreffende PTO. Niet toegestaan zijn: Motortoerentallen < 800/min bij een PTO die is ingeschakeld en die onder belasting staat Even overbrengingsverhoudingen zoals 1:1, 1:2, enz., omdat dan resonantietrillingen kunnen ontstaan. Bij motortoerentallen < 800/min kunnen omwille van ongunstige omstandigheden in combinatie met cardanassen aan de PTO een hoge geluidsbelasting en trillingen ontstaan.
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
3
1.1
Berekening van vermogen en koppel
Om een PTO correct te kiezen zijn de volgende gegevens nodig van het aggregaat dat moet worden aangedreven: • vereist vermogen, koppel • draairichting • inschakelduur • toerental • stootfactoren. Het uitgangskoppel dat wordt vermeld bij koppelings- en motorafhankelijke PTO’s die aan de versnellingsbak zijn gemonteerd, is gebaseerd op een nominaal toerental van 1500 omw/min. aan de PTO. Bij een hogere toerental is het uitgangskoppel lager. Als constante wordt hier het uitgangsvermogen bij 1500 omw/min. gebruikt. Via die constante kan het beschikbare uitgangskoppel bij hogere toerentallen worden berekend. Het koppel en het vermogen kunnen worden berekend aan de hand van de formules die worden vermeld in het hoofdstuk ‘Berekeningen’ (in de brochures van de betreffende series). Aan de hand van voorbeelden worden de betreffende formules verklaard.
1.2
Cardanasaansluiting op de PTO
Voor de cardanasaansluiting gelden de basisprincipes die zijn gedefinieerd in de paragraaf ‘Cardanassen’ van het hoofdstuk ‘Chassis wijzigen’ (in de brochures van de betreffende series). Voor de buighoeken gelden zowel voor kruiskoppelingen als voor homokinetische koppelingen de volgende voorwaarden: • •
Buighoek ≤ 7°, een tolerantie van +1° is toegestaan Absoluut hoekverschil tussen de buighoeken van een as ≤ 1°, er moet worden gestreefd naar 0°.
Afbeelding 01:
Geometrie cardanassysteem voor PTO’s
5
4
1
2
1) Versnellingsbak 2) Aggregaat 3+4) Flenzen moeten parallel zijn uitgelijnd 5) Buighoek
3
T_364_000007_0001_G
4 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Bij het bepalen van de lengte van de cardanas moet rekening worden gehouden met een eventueel te monteren elastische koppeling. De vermelde waarden gelden zowel voor het vlakke als voor het ruimtelijke cardanassysteem. Bij het ruimtelijke cardanassysteem moet de ruimtelijk resulterende buighoek als basis worden genomen. Uitzonderingen op de vermelde waarden moeten uitdrukkelijk door MAN (zie het adres hierboven onder “Uitgever”) worden goedgekeurd. Cardanassen die zijn aangebracht in het omgangs- en werkbereik van personen moeten bekleed of afgedekt zijn. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om individuele dwarsbalken aan te passen om een geleiding van de cardanas in een toegelaten hoek te garanderen. MAN biedt hiervoor eigen oplossingen aan. Bij de TGL/TGM-serie bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om een in de hoogte regelbare portaaldwarsbalk te monteren. Wanneer bij uitlevering één of meer PTO’s aan de versnellingsbak zijn gemonteerd, is de 1ste chassisdwarsbalk (portaaldwarsbalk) achter de versnellingsbak in de hoogte regelbaar. Op die manier kan bij het installeren van een cardanassysteem aan de PTO rekening worden gehouden met een toegelaten maximale buighoek van 7° (+1° tolerantie). In serie-uitvoering steekt de dwarsbalk met schroefkop +/- 70 mm boven de bovenkant van het frame uit. De in hoogte regelbare dwarsbalk kan ook achteraf worden ingebouwd (bijv. bij het achteraf monteren van een PTO). Wanneer geen van deze oplossingen in aanmerking komt, moeten de voorziene maatregelen vooraf door MAN (zie het adres hierboven onder “Uitgever”) worden goedgekeurd. Afbeelding 02:
In de hoogte regelbare portaaldwarsbalk bij PTO aan versnellingsbak
70
1
30 4x
T_327_000003_0001_G
1) Rijrichting
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
4x 30
Editie 2014 V1.0
5
2.0
Regelen van het motortoerental
Over het algemeen is het van de motor gevraagde vermogen niet constant; niet bij het rijden en niet bij het gebruik van aggregaten. De variërende vermogensbehoefte bij constant werktoerental moet door het veranderen van de ingespoten hoeveelheid brandstof worden gecompenseerd. Bij constant toerental geldt dus: • •
minder vermogen - minder brandstof meer vermogen - meer brandstof.
Afhankelijk van de opbouw en de toepassing van het voertuig wordt van de PTO en daardoor ook van de motor een minimaal, constant of maximaal toerental gevraagd. Meestal moet gelijktijdig aan meerdere eisen worden voldaan. Bij alle MAN-dieselmotoren worden het toerental en de belasting geregeld met EDC (EDC= Electronic Diesel Control). Ingrepen door het opbouwbedrijf gebeuren via de ZDR-interface (ZDR= Zwischendrehzahlregelung, tussentoerentalregeling). De ZDR kan ook via de KSM-module (KSM= Kundenspezifisches Steuermodul, klantspecifieke regelmodule) worden aangestuurd. Ingestelde toerentallen worden ook onder belasting gehandhaafd. De regelkwaliteit is altijd beter dan bij mechanische regelsystemen. Lagere toerentallen leiden bij het gebruik van een PTO niet per definitie tot een lager verbruik of een lagere geluidsbelasting. De motoren zijn geoptimaliseerd voor bepaalde bedrijfsomstandigheden die een economische en geluidsarme werking garanderen.
2.1
ZDR-regeling via Tempomat-bedieningscomponenten
MAN-vrachtwagens en MAN-trekkers zijn uitgerust met een Tempomat-hendel voor de rijsnelheidsregeling. De Tempomat-functies kunnen ook via de knoppen op het multifunctionele stuurwiel worden geregeld. Bij snelheden <= 20 km/uur kan op die manier ook het motortoerental worden geregeld zonder in te grijpen in de ZDR-interface. Met de Memory-knop (2 links) kan een constant toerental worden ingesteld. Met de bedieningsrichtingen + en - wordt een werktoerental tussen de hoogste en de laagste toerentalgrens ingesteld, dat tot het activeren van de Off-knop (2 rechts) of andere uitschakelvoorwaarden (bijv. intrappen van het rempedaal) constant wordt gehouden. De toerentalwaarde kan met de Memory-knop worden opgeslagen (knop 2 links 2 seconden indrukken). Door de Memory-knop (2 links) kort in te drukken kan de opgeslagen toerentalwaarde worden opgeroepen, ook na een motorstop en/of een tussentijdse rit.
6 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Afbeelding 03:
Plaats en werking van de Tempomat-hendel
T_255_000001_0001_G 1
2
1) memory-knop 2) off-knop Afbeelding 04:
Plaats en werking van het multifunctionele stuurwiel
2
1
T_464_000003_0001_G 1) memory-knop 2) off-knop
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
7
2.2
Toerentalregeling met de ZDR-interface
Het EDC-regelapparaat kan worden geprogrammeerd voor de individuele aanpassing van de motorregeling bij het gebruik van PTO‘s. Het volgende kan worden ingesteld: • Snelheden (bijv. verlaging van de topsnelheid bij het gebruik van een PTO) • Tussentoerentallen • Toerentalgrenzen bij gebruik van tussentoerentalregelingen (bijv. voor aggregaatbescherming) • Regelgedrag en regelkarakteristiek • Schakelvoorwaarden. Ingrepen vanuit de opbouwbesturing (bijv. schakelcommando‘s voor het instellen van een tussentoerental) en de registratie van de bedrijfstoestand aan opbouwzijde (bijv. parkeerrem, neutrale stand van de versnellingsbak, PTO-schakelaar) gebeuren via de ZDR-interface. Om gebruik te kunnen maken van de programmeerfuncties is de volgende informatie nodig: ZDR-interface (2000-series L2000, M2000 en F2000) Interface voor tussentoerentalregeling in voertuighoofdprocessor ZDR in FFR (standaard bij alle voertuigen van de TG-serie) Klantspecifieke regelmodule KSM (optioneel bij voertuigen van de TG-serie). Een gedetailleerde beschrijving van de FFR- en KSM-interface met toepassingsvoorbeelden en actuele documentatie over de hardware- en software-uitvoering vindt u terug in de brochure ‚Interfaces TG‘. Houd er rekening mee dat bij uitlevering enkel de interface, maar geen bekabeling aanwezig is. Branchespecifieke parameters kunnen al in de fabriek worden geprogrammeerd wanneer de MAN-verkoper op tijd door het opbouwbedrijf wordt geïnformeerd over de gewenste waarden. Wijzigingen achteraf kunnen tegen vergoeding via het diagnosesysteem MAN-cats® worden uitgevoerd.
2.3
Starten en stoppen van de motor buiten de cabine
Voor een aantal opbouwsystemen is het nodig dat de voertuigmotor ook buiten de cabine kan worden gestart of gestopt. Onafhankelijk van de regeling voor het tussentoerental (zie hierboven) biedt MAN een „voorbereiding voor het starten en stoppen van de motor achter op het chassis“ aan. De inbouw van dit pakket gaat altijd gepaard met het volgende: • • •
Neutrale-standschakelaar van de versnellingsbak; de motor kan alleen worden gestart wanneer er geen versnelling is ingeschakeld Detectie van het parkeerremsignaal; de motor kan alleen worden gestart wanneer de parkeerrem is geactiveerd Startblokkeerrelais; een motor die al draait kan niet nog een keer worden gestart.
De interface kan ook achteraf worden ingebouwd, maar hiervoor is wel een gedetailleerde kennis van de elektrische installatie resp. het elektronisch systeem en van het MAN-boordnet nodig. Wij raden daarom aan deze af fabriek te bestellen. De aansluitkabel is achter op het chassis ingerold. Wanneer tijdens gebruik het voertuig niet mag worden verplaatst, adviseren wij ook nog een versnellingsbakblokkering aan te brengen (zie hoofdstuk ‚Versnellingsbakblokkering en neutrale-standschakelaar‘). Voor de TGL/TGM-serie en de TGS/TGX-serie die momenteel beschikbaar zijn, wordt naast de voorbereiding achter op het chassis ook een voorziening voor het starten en stoppen van de motor onder de voorklep aangeboden. De werking is identiek aan de voorbereiding achter op het chassis. Er is echter geen kabelbundel naar de achterzijde van het chassis geplaatst. Bij start- en stopvoorzieningen die door het opbouwbedrijf zelf zijn ontwikkeld, moeten de instructies in de afzonderlijke documentatie over de interfaces strikt worden nageleefd. 8 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
2.4
Versnellingsbakblokkering en neutrale-standschakelaar
Bij bepaalde types van voertuigen/opbouwsystemen moet worden gegarandeerd dat de PTO enkel kan worden ingeschakeld wanneer er geen versnelling is ingeschakeld. Dit is mogelijk met behulp van een neutrale-standschakelaar. Met een versnellingsbakblokkering wordt tegelijk ook geregeld dat geen versnelling kan worden ingeschakeld als al een PTO is ingeschakeld. De MAN-versnellingsbakblokkering werkt als een „exclusieve OF-schakeling“, d.w.z. of de versnelling of de PTO kan worden ingeschakeld, maar niet allebei tegelijk. Bij voertuigen met een handgeschakelde versnellingsbak gebeurt de versnellingsbakblokkering mechanisch; bij voertuigen met automatische versnellingsbak (TipMatic) gebeurt de versnellingsbakblokkering via software-parameters. Wij raden aan om het voertuig uit te rusten met een versnellingsbakblokkering wanneer het voertuig voorzien moet zijn van een toerentalregeling en/of een motorstart buiten de cabine en het voertuig niet kan of mag worden verplaatst. Afbeelding 05:
Versnellingsbakblokkering bij handgeschakelde versnellingsbak
1
T_327_000001_0001_G 1) Versnellingsbakblokkering
2.5
Stationair en instationair bedrijf
Standaard zijn PTO‘s aan het uiteinde van de versnellingsbak instationair uitgevoerd. Dit wil zeggen dat de PTO ook tijdens het rijden in startversnelling kan worden gebruikt. Wanneer de versnellingsbakblokkering wordt geactiveerd, wordt de PTO overgeschakeld naar stationair bedrijf. De PTO kan dan enkel in stilstand worden gebruikt. Wanneer meer dan één PTO is gemonteerd, kunnen die zowel als stationaire of instationaire PTO worden geconfigureerd. Wanneer een stationair geconfigureerde PTO in werking is, is het niet mogelijk om een versnelling in te schakelen, onafhankelijk van het feit of een andere, als instationair geconfigureerde PTO aanwezig of in werking is. Wanneer enkel instationair geconfigureerde PTO‘s in werking zijn, kan een startversnelling worden ingeschakeld en kan het voertuig worden bewogen. Inschakelen van een versnelling en van versnelling veranderen is enkel mogelijk wanneer het voertuig stilstaat. Bij de automatische versnellingsbak TipMatic is een stationair bedrijf van de PTO op de tussenbak niet mogelijk. Wij raden aan om het voertuig uit te rusten met een versnellingsbakblokkering wanneer het voertuig voorzien moet zijn van een toerentalregeling en/of een motorstart buiten de cabine en het voertuig niet kan of mag worden verplaatst. MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
9
3.0
Technische beschrijving van de PTO‘s
Algemene opmerking: Wij wijzen erop dat de PTO-uitvoeringen die in de opbouwrichtlijnen worden beschreven, eventueel niet af fabriek ter beschikking staan. De lijst met PTO‘s die standaard verkrijgbaar zijn, vindt u terug in de meest recente versie van onze verkoopdocumentatie. Met het oog op een wijziging in het gebruik van het voertuig of een stijging van de doorverkoopwaarde adviseren wij om het voertuig uit te rusten met een elektrische voorbereiding voor de latere montage van een PTO.
3.1 MAN-PTO‘s MAN produceert zelf de volgende PTO‘s: • • • •
V-riempoelie, motorafhankelijk, zie paragraaf 3.1.1 voor beschrijving PTO op tweecilinder-luchtcompressor, motorafhankelijk, zie paragraaf 3.1.2 voor beschrijving PTO op nokkenas of PTO aan vliegwielzijde, motorafhankelijk, zie paragraaf 3.1.3 voor beschrijving PTO op tussenbak, al naargelang de schakelstand afhankelijk van de motor, van de versnellingsbak of van de afgelegde afstand, zie paragraaf 3.1.4 voor beschrijving.
3.1.1 V-riempoelie Op het voorste krukasuiteinde kan bij motor D08 een tweegroefs V-riempoelie worden gemonteerd met een werkdiameter van dw = Ø 242 mm. Deze poelie wordt af fabriek gebruikt in combinatie met een hydraulische pomp, in rijrichting gezien rechts ingebouwd. Bovendien bevindt zich op de krukas van voertuigen met airconditioning een multi-V-riempoelie met een werkdiameter van dw = Ø 224,8 mm voor de aandrijving van de airco-compressor. L2000 / M2000: Bij de uitvoering met airconditioning bevindt zich op deze aftakplaats de compressor van de airconditioning. TGL/TGM: Airconditioning en PTO kunnen worden gecombineerd. Als overbrenging kunnen smalle V-riemen volgens DIN 7753 (airco-compressor) of volgens internationale norm ISO 2790 worden gebruikt. Om het vermogen te berekenen moeten de instructies van DIN 7753, deel 2 of van de fabrikant van de V-riem worden gevolgd. MAN kan af fabriek verschillende door V-riemen of multi-V-riemen aangedreven aggregaten leveren. Dit zijn vooral hydraulische pompen. Het volledige gamma vindt u terug in onze verkoopsystemen.
10 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Afbeelding 06:
Hydraulische pomp aan een D08-motor
1
T_327_000002_0001_G
1)
Hydraulische pomp
Tabel 01: Motortype
D08
Technische gegevens van hydraulische pompen voor aandrijving via V-riempoelie Toerentalcoëfficiënt
1,175
Hydraulische pomp
Volume per omwenteling in cm³
Druk bij constant gebruik in bar
16
230
19
Hydraulische pomp Hydraulische tandempomp
14 + 5,5 16 + 8
190
200 250
De af fabriek geleverde hydraulische pompen worden bevestigd aan het motorcarterjuk. Andere aggregaten kunnen ook aan het motorcarterjuk worden bevestigd, wanneer het gewicht van het aggregaat niet meer dan 11 kg bedraagt.
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
11
3.1.2
PTO op luchtcompressor
Bij 6-cilindermotoren van de D28-serie (series F2000, E2000 en TGA tot bouwjaar 2003) met tweecilinder-luchtcompressor is het mogelijk om hydraulische pompen via een flens rechtstreeks op het voorste uiteinde van de luchtcompressor te monteren. Afbeelding 07: Afbeelding links: Positie PTO op voorste uiteinde van tweecilinder-luchtcompressor bij motor D28 Euro 3 Afbeelding rechts: Voorbeelden van hydraulische pompen op voorste uiteinde van tweecilinder-luchtcompressor bij motor D28 Euro 3 4
1
5
3
2
6
5
T_327_000004_0001_G
T_327_000005_0001_G
1) Dynamo 2) Compressor cabine airco 3) PTO op tweecilinder-luchtcompressor 4) pomp 5) Stuurbekrachtigingspomp 6) Tandempomp MAN kan af fabriek verschillende hydraulische pompen monteren op het voorste uiteinde van de luchtcompressor. Voor meer informatie over het verkoopprogramma in uw land kunt u contact opnemen met de MAN-verkoper of de MAN-vestiging (zie het adres hierboven onder „Uitgever“). Tabel 02: Motortype D28
Technische gegevens van hydraulische pompen voor montage op luchtcompressor bij motor D28 Toerentalcoëfficiënt 1,15
Hydraulische pomp Hydraulische pomp Hydraulische tandempomp
Volume per omwenteling in cm³
Druk bij constant gebruik in bar
25 + 11
210
32
210
Bij 6-cilindermotoren van de D20/D26-serie (series TGA, TGS en TGX) met eencilinder-luchtcompressor is het mogelijk om hydraulische pompen via een flens rechtstreeks op het voorste uiteinde van de luchtcompressor te monteren. Hiervoor is een luchtcompressor met een tweede uitgaande as nodig. De tweede uitgaande as kan niet achteraf worden gemonteerd. Bij een montage achteraf moet de luchtcompressor worden vervangen. Een voorbereiding voor het achteraf monteren van pompen aan de luchtcompressor is mogelijk. 12 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
MAN kan af fabriek verschillende hydraulische pompen monteren op het voorste uiteinde van de luchtcompressor. Voor meer informatie over het verkoopprogramma in uw land kunt u contact opnemen met de MAN-verkoper of de MAN-vestiging (zie het adres hierboven onder „Uitgever“). Tabel 03: Motortype D20 und D26
Technische gegevens van hydraulische pompen voor montage op luchtcompressor bij motor D20/D26 Toerentalcoëfficiënt
1,194
Hydraulische pomp Hydraulische pomp Hydraulische tandempomp
Volume per omwenteling in cm³ 32 22,5 11 22,5 + 32 11 + 22,5
Druk bij constant gebruik in bar 250 230 280 230 230
De eencilinder-luchtcompressor levert het volgende koppel: •
Aftakplaats onderaan: max. 180 Nm
Opgelet: bij uitlevering van het voertuig zijn hydraulische pompen aan de luchtcompressor niet verbonden met de uitgaande as van de luchtcompressor. Daarvoor moeten eerst de meeneemschijven worden gebruikt die zich in de cabine bevinden. Op die manier wordt een droogloop van de pomp en een eventueel daaruit resulterende beschadiging vermeden. In optie is bij MAN een hydraulische installatie met dubbel circuit (bijv. voor gebruik van een sneeuwploeg en strooier) verkrijgbaar. Bij voertuigen met MAN HydroDrive is aan de onderste uitgaande as de voedingspomp voor de hydrostatische aandrijving gemonteerd. Het monteren van een extra hydraulische pomp is in dat geval niet mogelijk. Bij voertuigen die zijn uitgerust met Air Pressure Management (APM) - dus met automatische uitschakeling van de luchtcompressor - is momenteel het monteren van PTO‘s aan de luchtcompressor niet mogelijk. Voor eventuele wijzigingen verwijzen we naar onze verkoopsystemen.
3.1.3
PTO op nokkenas, PTO aan vliegwielzijde (SSNA)
Het aftakpunt bevindt zich aan het achterste uiteinde van de motor. Deze PTO‘s zijn niet schakelbaar. Het opbouwbedrijf kan echter wel een elektromagnetische koppeling in het cardanassysteem monteren. De PTO op nokkenas is leverbaar voor motoren met code D28 (series F2000, E2000 en TGA tot bouwjaar 2003). De SSNA is leverbaar voor de nieuwe 6-cilinder motoren met code D20/D26 (series TGA, TGS/TGX) en D08 (series TGL en TGM). Achteraf monteren van de SSNA is niet mogelijk. Voor de D20/D26-motoren is een voorbereiding voor de SSNA verkrijgbaar. De bijbehorende adapters voor aansluiting op de cardanas of voor rechtstreekse montage van de pomp kunnen dan eenvoudig achteraf worden gemonteerd. Bij de opbouw van aggregaten (bijv. hydraulische pompen) aan de SSNA is een maximaal gewichtsmoment van 30 Nm zonder ondersteuning toegelaten. Aggregaten met een hoger gewichtsmoment moeten op gepaste wijze worden ondersteund. De pomp op de versnellingsbak ondersteunen is niet toegestaan.
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
13
Gegevens van een PTO op nokkenas bij motor D28 (zie afbeelding 08): • • • • • •
Flens Ø 100 6-gats 8 mm Toerental = 1,075 x motortoerental Draairichting als draairichting motor, in rijrichting gezien linksom Motortoerental ≥ 800 1/min bij belaste nokkenasaftakking Maximaal nominaal koppel ≤ 600 Nm bij continu gebruik Maximaal piekkoppel ≤ 720 Nm bij kortstondig gebruik (kortstondig gebruik is gedefinieerd als max. 3 min per bedrijfsuur).
Afbeelding 08:
PTO op nokkenas bij motor D28
15
A
A)
T_327_000006_0001_G
Midden krukas
Gegevens van SSNA bij motor D20 en D26 (zie afbeelding 09): Uitvoering met 650 Nm max. uitgangskoppel bij continu gebruik • • • • • • •
Flens Ø 100 6-gats 8 mm Toerental = 1,233 x motortoerental Draairichting als draairichting motor, in rijrichting gezien linksom Motortoerental ≥ 800 1/min bij belaste SSNA Tijdens het opbouwen van het toerental zijn kortstondig ook toerentallen < 800 1/min mogelijk. Daarbij moet erop worden gelet dat het maximaal toegelaten koppel niet door variaties in hoekverdraaiing wordt overschreden. Bij toepassingen met een stootfactor > 2 moet de door MAN aangeboden elastische flenskoppeling aan aggregaatzijde worden gemonteerd. Maximaal nominaal koppel ≤ 650 Nm bij continu gebruik Maximaal piekkoppel ≤ 720 Nm bij kortstondig gebruik (kortstondig gebruik is gedefinieerd als max. 3 min per bedrijfsuur).
14 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Uitvoering met 870 Nm max. uitgangskoppel bij continu gebruik • • • • • • •
Flens Ø 100 6-gats 8 mm Toerental = 1,233 x motortoerental Draairichting als draairichting motor, in rijrichting gezien linksom Motortoerental ≥ 800 1/min bij belaste SSNA Tijdens het opbouwen van het toerental zijn kortstondig ook toerentallen < 800 1/min mogelijk. Daarbij moet erop worden gelet dat het maximaal toegelaten koppel niet door variaties in hoekverdraaiing wordt overschreden. Het is van cruciaal belang dat de door MAN aangeboden elastische flenskoppeling aan aggregaatzijde wordt gemonteerd. Maximaal nominaal koppel ≤ 870 Nm bij continu gebruik Maximaal piekkoppel ≤ 950 Nm bij kortstondig gebruik (kortstondig gebruik is gedefinieerd als max. 3 min per bedrijfsuur).
Afbeelding 09:
SSNA bij motor D20 Doorsnede A-A
PTO aan vliegwielzijde voor D20-motor Vliegwielbehuizing
Flens voor versnellingsbak (achterzijde vliegwielbehuizing)
Midden krukas
Tot midden krukas= 336
Krukkast
T_327_000007_0001_G
Uitvoering voor rechtstreekse montage van een pomp volgens DIN ISO 14 met 400 Nm max. uitgangskoppel bij continu gebruik • • • • • • • •
Pompaansluiting, profiel met vertanding DIN ISO 14 - 8x32x36 Toerental = 1,233 x motortoerental Toegelaten gewichtsmoment van de hydraulische pomp max. 30 Nm Draairichting als draairichting motor, in rijrichting gezien linksom Motortoerental ≥ 800 1/min bij belaste SSNA Tijdens het opbouwen van het toerental zijn kortstondig ook toerentallen < 800 1/min mogelijk. Daarbij moet erop worden gelet dat het maximaal toegelaten koppel niet door variaties in hoekverdraaiing wordt overschreden. Maximaal nominaal koppel ≤ 400 Nm bij continu gebruik Maximaal piekkoppel ≤ 570 Nm bij kortstondig gebruik (kortstondig gebruik is gedefinieerd als max. 3 min per bedrijfsuur).
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
15
Uitvoering voor rechtstreekse montage van een pomp volgens SAE-A (2-gats) met 100 Nm max. uitgangskoppel bij continu gebruik • • • • • • •
Pompaansluiting, profiel met inwendige vertanding ANSI B92.1, 9T, 16/32 DP Toerental = 1,233 x motortoerental Draairichting als draairichting motor, in rijrichting gezien linksom Motortoerental ≥ 800 1/min bij belaste SSNA Tijdens het opbouwen van het toerental zijn kortstondig ook toerentallen < 800 1/min mogelijk. Daarbij moet erop worden gelet dat het maximaal toegelaten koppel niet door variaties in hoekverdraaiing wordt overschreden. Maximaal nominaal koppel ≤ 100 Nm bij continu gebruik Maximaal piekkoppel ≤ 140 Nm bij kortstondig gebruik (kortstondig gebruik is gedefinieerd als max. 3 min per bedrijfsuur).
Uitvoering voor rechtstreekse montage van een pomp volgens SAE-B (2-gats) met 300 Nm max. uitgangskoppel bij continu gebruik • • • • • • •
Pompaansluiting, profiel met inwendige vertanding ANSI B92.1, 13T, 16/32 DP Toerental = 1,233 x motortoerental Draairichting als draairichting motor, in rijrichting gezien linksom Motortoerental ≥ 800 1/min bij belaste SSNA Tijdens het opbouwen van het toerental zijn kortstondig ook toerentallen < 800 1/min mogelijk. Daarbij moet erop worden gelet dat het maximaal toegelaten koppel niet door variaties in hoekverdraaiing wordt overschreden. Maximaal nominaal koppel ≤ 300 Nm bij continu gebruik Maximaal piekkoppel ≤ 420 Nm bij kortstondig gebruik (kortstondig gebruik is gedefinieerd als max. 3 min per bedrijfsuur).
Gegevens SSNA bij motor D08 (zie afbeelding 3-1-6): De SSNA is bij de TGL/TGM-series enkel mogelijk met C-cabine of met dubbele cabine. Uitvoering tot Euro 4: • • • •
Flens Ø 100 6-gats 8 mm Toerental = 1,195 x motortoerental Draairichting als draairichting motor, in rijrichting gezien linksom Maximaal nominaal koppel ≤ 350 Nm bij continu gebruik.
Uitvoering vanaf Euro 5: • • • • • • •
Flens Ø 100 6-gats 8 mm Toerental = 1,219 x motortoerental Draairichting als draairichting motor, in rijrichting gezien linksom Motortoerental ≥ 800 1/min bij belaste SSNA Tijdens het opbouwen van het toerental zijn kortstondig ook toerentallen < 800 1/min mogelijk. Daarbij moet erop worden gelet dat het maximaal toegelaten koppel niet door variaties in hoekverdraaiing wordt overschreden. Bij toepassingen met een stootfactor >2 moet de door MAN aangeboden elastische flenskoppeling aan aggregaatzijde worden gemonteerd. Maximaal nominaal koppel ≤ 600 Nm bij continu gebruik Maximaal piekkoppel ≤ 720 Nm bij kortstondig gebruik (kortstondig gebruik is gedefinieerd als max. 3 min per bedrijfsuur).
16 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Afbeelding 10:
Gegevens SSNA bij 6-cilinder motor D08
PTO aan vliegwielzijde voor D08-motor 0
Ø 57h8
Tot midden krukas = 330
Midden krukas
Ø 84 ±0.1
9
Ø 8.1
PTO
±0.15
(6x)
276.9
87.4
Flens voorversnellingsbak (achterzijde vliegwielbehuizing)
T_327_000024_0001_G Er moet beslist worden gelet op de maximaal toegelaten buighoek van de cardanas van 7° (zie ook paragraaf „Cardanasaansluiting op PTO“) en op een schok- en trillingsvrij bedrijf. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om individuele dwarsbalken aan te passen om een geleiding van de cardanas in een toegelaten hoek te garanderen. MAN biedt hiervoor eigen oplossingen aan. Wanneer geen van deze oplossingen in aanmerking komt, moeten de voorziene maatregelen vooraf door MAN (zie het adres hierboven onder „Uitgever“) worden goedgekeurd. Bij MAN zijn op de SSNA passende elastische dubbele flenskoppelingen verkrijgbaar. Bij de aandrijving van aggregaten met een hoge stootfactor Mmax / Mmin ≥ 2 moeten deze beslist worden ingebouwd. Verder wordt deze flenskoppeling aanbevolen voor alle andere opbouwsystemen om geluiden, resonanties en overbelasting tegen te gaan. De dubbele flenskoppeling moet tussen de PTO en het aan te drijven aggregaat (aan aggregaatzijde) worden gemonteerd.
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
17
3.1.4
PTO op tussenbak
Bij de tweegangs-uitvoering van de tussenbak (met schakelbare terreinoverbrenging) kan in aanvulling op de aftakplaatsen voor voor- en achterassen een flens voor een PTO worden gemonteerd. Raadpleeg tabel 04+05. voor tussenbakken waarop een PTO mogelijk is. De aftakplaats ligt aan de achterzijde van de tussenbak (zie afbeelding 11+12). De PTO is schakelbaar, onafhankelijk van de schakeling van de versnellingsbak en de extra terreinoverbrenging in de tussenbak. De PTO op de tussenbak kan ook worden gebruikt wanneer het voertuig stilstaat. Daarvoor moet een versnelling worden ingeschakeld en moet op de tussenbak de neutrale stand worden gekozen. Bij voertuigen met een ZF TipMatic-versnellingsbak echter kan een PTO op de tussenbak momenteel niet worden gebruikt wanneer het voertuig stilstaat. Het gebruik van een PTO op de tussenbak in achterwaartse versnelling terwijl het voertuig stilstaat is niet toegestaan. De oliepomp van de tussenbak levert enkel olie bij gebruik van de voorwaartse versnellingen. Bij gebruik van de PTO in achterwaartse versnelling is geen toevoer van olie gegarandeerd, waardoor de tussenbak kan worden beschadigd. Momenteel wordt bij de keuze van een PTO op de tussenbak automatisch een extern koelpakket voor de koeling van de versnellingsbakolie gemonteerd. Onafhankelijk van het gebruik geldt het volgende: • •
De PTO draait alleen als een versnelling is ingeschakeld. De draairichting van de PTO is afhankelijk van de ingeschakelde versnelling: → vooruit = draairichting linksom, in rijrichting gezien
Tabel 04:
PTO op tussenbak voor series die niet langer worden gebouwd, technische gegevens
Tussenbak
Serie
Montagetekening
G1000-2
L2000, M2000L/M
81.37000.8132
1,061
1,607
81.37000.8118 81.37000.8170
1,007
1,652
81.37000.8124 81.37000.8170
0,981
1,583
G1700-2 G173 G2500-2 G253
F2000, E2000 / TGA
F2000, E2000 / TGA
OverOverbrenging brenging weg terrein
Toerentalcoëfficiënt PTO
1,0
Toegelaten koppel PTO [Nm]
≤ 8000
Flens Ø [mm]
Kruisvertanding Ø 155 4-gats M12x1, 5x45
18 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Afbeelding 11:
PTO op tussenbak 1
2
4
5
3
6 7
9
T_327_000008_0001_G
8
1) Indicatieschakelaar PTO (PTO ingeschakeld, contact gesloten) (maakcontact) 2) Persluchtaansluiting IV M12x1.5/16 diep 3) Stuurbekrachtigingspomp 4) Indicatieschakelaar neutrale stand (bij neutrale stand gesloten) (maakcontact) 5) Indicatieschakelaar terreinversnelling (in terreinversnelling contact geopend) (verbreekcontact) 6) PTO 7) Aansluiting snelheidsmeter (bajonet aansluiting achteras) 8) Olieaftapopening SW 22 9) Olievulopening en oliepeilcontrole SW 22 Tabel 05:
PTO op tussenbak voor huidige series, technische gegevens
Tussenbak
Serie
Montagetekening
G173
TGS
81.37000.8163
G253
TGS
81.3700.8168
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Overbrenging weg
Overbrenging terrein
1,007
1,652
0,981
1,583
Editie 2014 V1.0
Toerentalcoëfficiënt PTO
1,0
Toegelaten koppel PTO [Nm]
≤ 8000
Flens Ø [mm] Kruisvertanding Ø 155 4-gats M12x1, 5x45
19
Afbeelding 12:
NPTO op tussenbak
1
3
2
4
1) Ingang 2) PTO 3) Aftakking naar vooras 4) Aftakking naar achteras
T_327_000009_0001_G
De MAN-PTO op de tussenbak is: • •
afhankelijk van de versnellingsbak afhankelijk van de afgelegde afstand
1. Versnellingsbakafhankelijke toepassing: Wanneer de PTO op de tussenbak moet worden gebruikt terwijl het voertuig stilstaat, moet de tussenbak in de neutrale stand worden geschakeld. De overbrengingsverhouding bij stilstaand voertuig wordt bepaald door de ingeschakelde versnelling in de versnellingsbak. De PTO-overbrenging bij stilstaand voertuig komt dus overeen met de betreffende overbrenging van de versnellingsbak. 2. Afstandsafhankelijke toepassing: Opbouwaggregaten die afhankelijk van de afgelegde afstand een bepaald aantal omwentelingen nodig hebben, moeten door een wegafhankelijke PTO worden aangedreven. Omdat met de tussenbak zowel de groepen voor de weg- als de terreinversnellingen worden weergegeven, kunnen dus met de afstandsafhankelijke PTO twee verschillende overbrengingen worden gekozen. De afstandsafhankelijke toepassing van de PTO is afhankelijk van: • • •
de tussenbakoverbrenging (de gekozen weg- of terreinversnelling) de overbrenging van de aandrijfas(sen) en de bandenmaat.
Een maat voor de overbrenging is de opgave van het aantal PTO-omwentelingen per meter afgelegde afstand of als omgekeerde waarde de afgelegde afstand in meter per PTO-omwenteling. De versnellingsbak of het motortoerental heeft bij de afstandsafhankelijke toepassing geen oorzakelijk verband met de PTO-overbrenging.
20 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
3.2
PTO‘s op de versnellingsbak
3.2.1 Onderscheid PTO‘s kunnen onderscheiden worden op basis van: •
de gebruiksduur - kortstondig gebruik < 30 min - kortstondig gebruik < 60 min - continu gebruik >= 60 min.
•
de afhankelijkheid van de krachtstroom - koppelingsafhankelijke PTO - motorafhankelijke PTO.
3.2.2
Koppelingsafhankelijke PTO‘s
Via de hoofdas (ook wel de ingaande as van de versnellingsbak) wordt bij draaiende motor en ingeschakelde koppeling al een tandwielpaar van de versnellingsbak aangedreven. Daardoor draait de secundaire as van de versnellingsbak mee. Wanneer de koppeling wordt ingetrapt, blijft door de inwendige weerstand van de versnellingsbak de secundaire as staan. In deze bedrijfstoestand kan de PTO worden ingeschakeld. De overbrengingsverhouding tussen motor en versnellingsbak wordt bepaald door de overbrenging van het tandwielpaar „hoofdas naar secundaire as“. Wanneer PTO‘s met dezelfde constructie op verschillende versnellingsbakken zijn gemonteerd, dan hebben die door de verschillende basisoverbrengingen van de versnellingsbakken verschillende toerentalcoëfficiënten (f). Koppelingsafhankelijke PTO‘s die aan het uiteinde van de versnellingsbak zijn gemonteerd kunnen - wanneer de bijbehorende elektrische voorbereiding aanwezig is - achteraf worden aangebouwd. Zonder de elektrische voorbereiding is de bekabeling achteraf veel lastiger. Voor gedetailleerde informatie over de uit te voeren werken en de kosten moet u contact opnemen met de MAN-service. Voor vragen over de configuratie van de PTO kunt u contact opnemen met MAN (zie het adres hierboven onder „Uitgever“). Afbeelding 13:
Voorbeeld: versnellingsbak koppelingsafhankelijke ZF-PTO
1
5
4
2
1) Motor 2) Versnellingsbak 3) Voertuigaandrijving 4) Pomp 5) PTO NH/1 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
3
T_327_000010_0001_G
Editie 2014 V1.0
21
Schakeling: De PTO‘s worden pneumatisch geschakeld door een schakelklep en een persluchtcilinder met druk aan één zijde, die in de PTO-behuizing is ondergebracht. Afbeelding 14:
Schakeling ZF-PTO‘s
I
O
I
1
O
6
1 2
5
7
3 4
T_327_000011_0001_G
1) Sensor „I/O“ 2) Perslucht 3) PTO-uitgang 4) Luchtketel 5) Schakelklep 6) AAN - bepaling over Veerkracht 7) UIT - bevestiging over Perslucht Gebruik: De PTO‘s kunnen zowel bij stilstaand (rijkoppeling gesloten) als bij rijdend voertuig worden gebruikt. Het in- en uitschakelen moet gebeuren terwijl het voertuig stilstaat. Wanneer koppelingsafhankelijke PTO‘s tijdens het rijden worden gebruikt, mogen geen schakelacties worden uitgevoerd.
22 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Bij TipMatic-versnellingsbakken staan bij ingeschakelde PTO de versnellingen ter beschikking die in de volgende tabel worden opgegeven. De versnellingen kunnen enkel worden geschakeld terwijl het voertuig stilstaat. Schakelen tijdens het rijden is niet mogelijk. Tabel 06:
Beschikbare versnellingen bij TipMatic-versnellingsbakken en actieve PTO‘s
Type versnellingsbak
Vooruit
OD-versnellingsbakken (Overdrive)
2, 4
DD-versnellingsbakken (DirectDrive)
Rijrichting
1, 3, 5
Achteruit 1 2
De volgende veiligheidsvoorschriften moeten in acht worden genomen: • • •
De PTO mag enkel bij geopende koppeling (handgeschakelde versnellingsbakken) of bij rijbereikschakelaar in neutrale stand (TipMatic versnellingsbakken) worden in- of uitgeschakeld! Het ontkoppelen moet gebeuren wanneer de motor stationair draait. De PTO mag pas worden ingeschakeld wanneer de secundaire as stilstaat. Wanneer de secundaire as niet stilstaat, is er een ratelend geluid te horen bij het inschakelen van de PTO.
Uitlooptijden variëren afhankelijk van de bedrijfstoestand en kunnen bij handgeschakelde versnellingsbakken door kort te synchroniseren, bij voorkeur in de 1ste versnelling, worden verkort. Bij TipMatic-versnellingsbakken kan het, afhankelijk van het systeem, enkele seconden duren voordat de PTO na het commando wordt geactiveerd. Opgelet: als het voertuig stilstaat, valt de luchtdruk in het systeem weg. Hierdoor wordt de klauwkoppeling via de drukveer die in de schakelcilinder is ingebouwd, ontkoppeld. Zodra de luchtdruk na het starten van de motor weer stijgt, wordt er opnieuw automatisch ontkoppeld. Bij draaiende motor leidt dit tot schade aan de schakelvertanding en daardoor tot een kortere levensduur van de PTO. Daarom moet de PTO altijd worden uitgeschakeld wanneer het voertuig langere tijd niet wordt gebruikt (bijv. ‚s nachts). PTO-code: De laatste positie van de PTO-code, dus de letter „b“ of „c“, geeft het type PTO aan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: •
Uitvoering „b“
•
Basisuitvoering voor cardanasaandrijving, flens volgens DIN ISO 7646.
•
Uitvoering „c“
Eenvoudigste en meest gebruikelijke type voor directe montage van pompen. Het aansluiten van de pomp gebeurt volgens ISO 7653 resp. BNA NF, R17-102 (bijv. Meiller axiale plunjerpomp). Afhankelijk van de constructie van de PTO kan uitvoering „c“ worden omgebouwd tot uitvoering „b“ en omgekeerd. Voor meer informatie over de uitvoerbaarheid en de nodige werken kunt u contact opnemen met MAN (zie het adres hierboven onder „Uitgever“).
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
23
Afbeelding 15:
PTO aansluitvarianten
017517 023827 a
023827 b
017518
T_327_000012_0001_G
Bij de directe montage van pompen (uitvoering “c) moet het opbouwbedrijf ervoor zorgen dat het maximale gewichtsmoment van een direct gemonteerde pomp plus montagedelen (bijv. slangen) niet wordt overschreden. Voor gewichtsmomenten moet u hoofdstuk 3.2.8 PTO’s aan ZF-versnellingsbakken resp. 3.2.9 PTO’s aan EATON-versnellingsbakken raadplegen. De afdichting tussen de pomp en de PTO moet gebeuren met twee radiale dichtingsringen (D1 + D2) en een ontluchting (E1) tussen de dichtingsringen. De ontluchting moet ervoor zorgen dat geen versnellingsbakolie wordt onttrokken en dat geen hydrauliekolie in de versnellingsbak kan komen. De dichtingen moeten hittebestendig tot 120 °C zijn. De dichtring aan PTO-zijde (D1) moet de versnellingsbak met de door MAN /ZF goedgekeurde olie afdichten.
24 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
De dichtring aan pompzijde (D2) moet de pomp met hydrauliekolie afdichten. De ontluchtingsopening moet steeds optimaal functioneren (niet overschilderen, afsluiten of door vuil laten verstoppen). Bij een olielek aan (E1) moet onmiddellijk het volledige systeem worden gecontroleerd. Afbeelding 16:
Afdichting tussen pomp en PTO
D2 D1
E1
T_327_000013_0001_G
D1 = Dichtring aan PTO-zijde D2 = Dicthring aan pompzijde E1 = ontluchtingsopening
Afbeelding 17:
Maximaal gewichtsmoment van pompen bij directe montage
1
a [m] FG [N]
T_327_000014_0001_G
1) Zwaartepunt Formule 01:
Maximaal gewichtsmoment op PTO
MG = a • FG Hierin: MG a FG
= = =
maximaal gewichtsmoment bij directe montage van de pomp in [Nm] afstand tussen zwaartepunt van de pomp en pompflensvlak in [m] pompgewicht inclusief alle op de pomp gemonteerde appendages in [N]
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
25
3.2.3
Motorafhankelijke PTO‘s
Motorafhankelijk zijn de PTO‘s met typeaanduiding „NMV“. Deze PTO‘s zijn rechtstreeks verbonden met de krukas van de motor; zie afbeelding 18. Ze zijn speciaal ontworpen voor een continu gebruik en voor grote vermogens. De schakeling gebeurt door een ingebouwde, hydraulisch bediende lamellenkoppeling. Hierdoor kan de aftakplaats van de NMV onder belasting worden in- en uitgeschakeld. Een zware schokbelasting kan leiden tot schade aan de lamellenkoppeling van de NMV en aan de rijkoppeling, en tot onherstelbare schade aan de PTO! De werking van de NMV is dan wel onafhankelijk van de rijkoppeling, maar schokken werken via het aandrijvingssysteem op de gesloten rijkoppeling door. Ook hierdoor kan schade ontstaan. De opgegeven uitgangstoerentallen zijn richtwaarden voor ongelijkvormigheidsgraad 1, d.w.z. voor een schok- en trillingsvrije werking. Bij kritische toepassingen (bijv. bij houthakkers) is de voorafgaande toestemming van MAN vereist (zie het adres hierboven onder „Uitgever“). Wanneer het risico op overbelasting van de PTO door een te groot opgenomen vermogen aanwezig is, kan het motorkoppel d.m.v. parameterinstellingen worden begrensd. Door het aanwezige sleepkoppel van de lamellenkoppeling draait de aftakflens van den NMV ook in uitgeschakelde toestand. Dit restkoppel bedraagt bij een motortoerental van 1300 1/min en een bedrijfstemperatuur van 40° ongeveer 10 Nm. Een stilstand is gegarandeerd wanneer het tegenkoppel van het aan te drijven aggregaat > 10 Nm is. Hiermee moet vooral rekening worden gehouden bij het aandrijven van lichtlopende aggregaten (bijv. bij brandweer-centrifugaalpompen). Momenteel wordt bij de keuze van de NMV automatisch een warmtewisselaar gemonteerd die de versnellingsbakolie via het koelwater van de motor koelt. Voor veeleisende toepassingen en een permanent hoog opgenomen vermogen is een externe koelinstallatie met afzonderlijke warmtewisselaar voor de versnellingsbakolie verkrijgbaar. Afbeelding 18:
ZF-PTO‘s schematische voorstelling van de versnellingsbak NMV
1
4
3 2
T_327_000015_0001_G
1) Motor 2) Koppeling 3) Versnellingsbak 4) Aftakflens NMV221
26 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
• • •
De NMV kan zowel bij stilstaand als bij rijdend voertuig worden gebruikt. Zodra de motor draait, is de NMV klaar voor gebruik, maar hij kan pas vanaf 800 1/min worden ingeschakeld. De krachtoverbrenging naar de PTO gebeurt volledig onafhankelijk van de rijkoppeling.
Er zijn twee basistypes: NMV130E bij de ZF-Ecomid-versnellingsbak 16S109 (serie M2000L/M) en NMV221 bij de ZF-Ecosplit-versnellingsbakken ≥ 16S…. Beide zijn met twee verschillende overbrengingen leverbaar: NMV130E:
Toerentalcoëfficiënt f Toerentalcoëfficiënt f
= =
1,03 • nmot, waarbij 1400 Nm max. koppel 1,47 • nmot, waarbij 1400 Nm max. koppel
= =
0,98 • nmot, waarbij 2000 Nm max. koppel 1,55 • nmot, waarbij 1.300 Nm max. koppel
NMV221:
Toerentalcoëfficiënt f Toerentalcoëfficiënt f
Belangrijke opmerking met betrekking tot minimaal toerental tijdens gebruik: Bij PTO‘s onder belasting is een toerental van de motor onder 800 1/min niet toegelaten. Bij een te lage oliedruk kan de koppeling slippen. Door de warmte die daardoor ontstaat kan de koppeling worden beschadigd. Voor een toerental van 800 1/min tot 1200 1/min is een roterende massa van het aggregaat (massatraagheidsmoment) op de PTO nodig van > 0,4 kgm2. Wanneer de roterende massa van het aggregaat / het massatraagheidsmoment van het aggregaat niet bekend bij het opbouwbedrijf, moet voor de PTO een toerental van > 1.200 1/min worden gekozen zodat het toerental boven het resonantietoerental ligt. Ideaal is het gebruik in het gebied van of boven de ontkoppelingsgrens; zie afbeelding 19.
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
27
Afbeelding 19:
ZF-PTO NMV 221, invloed van de roterende massa van het aggregaat op het resonantietoerental
Het resonantiebereik moet in elk geval worden vermeden! 1600 1400
N = 0,98 x Nmot
1200
Toerental [ 1/min ]
1000 800 600 400
Resonantiebereik
200 0
J > 0,3 kgm2, Standaardtoepassing 0
0.2
0.4
0.6
0.8
1.0
1.2
1.4
1.6
1.8
1.6
1.8
Aggregaat massatraagheid [ kgm2 ]
1600 1400
N = 1,55 x Nmot
1200
Toerental [ 1/min ]
1000 800 600 400
Resonantiebereik
200 0
J > 0,3 kgm2, Standaardtoepassing 0
0.2
0.4
0.6
0.8
1.0
1.2
1.4
Aggregaat massatraagheid [ kgm ] 2
Resonantiebereik
Ontkoppelingsgrens
T_327_000016_0001_G
28 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Afbeelding 20:
ZF-PTO NMV inschakeltoerental boven massatraagheidsmoment aan aftakflens
NMV 130E Maximaal toegelaten schakelkoppel ca. 28000Nm Toegelaten inschakeltoerental bij maximaal 3 schakelingen/min
max. 2000
3.2.4
1800
1600
1600
1400
1400
nAb = 1,03
1200
nAb = 0,98
1200
1000
1000
800
nAb = 1,45
600
Toegelaten motortoerental [ min-1 ]
Toegelaten motortoerental [ min-1 ]
max. 1800
NMV 221 Maximaal toegelaten schakelkoppel ca. 60000Nm Toegelaten inschakeltoerental bij maximaal 3 schakelingen/min
0 2 4 6 Massatraagheidsmoment op aftakflens
8
10 max
800
nAb = 1,55
600
2
J [kgm ]
0 2 4 6 Massatraagheidsmoment op aftakflens
8
10
12
14
2
J [kgm ]
T_327_000017_0001_G
PTO‘s op versnellingsbak met WSK
Dankzij het gebruik van een Wandler-Schalt-Kupplung (WSK - koppelomvormer met koppelingsplaat) kan schokvrij worden gestart en op de centimeter nauwkeurig worden gemanoeuvreerd, ook bij hoge treingewichten en nagenoeg zonder slijtage. Dankzij de hydrodynamische koppelomvormer kan eenvoudig worden gestart bij hoge belasting. De omvormeroverbruggingskoppeling zorgt na het vragen van voertuigaandrijfkoppel voor een rechtstreekse mechanische verbinding tussen aandrijfzijde en aftakzijde en verhoogt op die manier het rendement van het aandrijvingssysteem. De opbouwtoestand voor PTO‘s op het uiteinde van de versnellingsbak wordt door het gebruik van een WSK niet gewijzigd. Doordat de WSK breder is, verschuift de opbouwpositie wel achteruit, in de richting van het uiteinde van het chassis. Koppelingsafhankelijke PTO‘s op versnellingsbakken met WSK verschillen qua functie, werking en gebruik van PTO‘s op versnellingsbakken zonder WSK. Tot ongeveer 1000 1/min is de omvormer „open“, d.w.z. er is geen mechanische verbinding tussen aandrijfzijde en aftakzijde. Wanneer op een versnellingsbak met WSK een koppelingsafhankelijke PTO wordt gemonteerd, moet er beslist rekening mee worden gehouden dat door het gebruik in het omvormerbereik er niet altijd sprake is van een constante overbrengingsverhouding. Door de werking van de hydrodynamische koppelomvormer kan ondanks gelijkblijvend motortoerental het teruggelopen PTO-toerental op grond van slip in de omvormer aan vrij grote variaties onderhevig zijn. Het PTO-toerental zou theoretisch zelfs tot nul kunnen teruglopen wanneer door de PTO-belasting de slip in de omvormer zo groot wordt dat er geen vermogen meer kan worden overgebracht. Bij stationair bedrijf van de PTO kan dit effect door de inbouw van een zogenaamde overbruggingsschakeling worden tegengegaan. Daarmee wordt na het inschakelen van de PTO de overbruggingskoppeling automatisch gesloten. Hierdoor is er een mechanische verbinding tussen de motor en de PTO gemaakt en is er sprake van een constante overbrengingsverhouding. De overbruggingsschakeling kan enkel worden ingebouwd in combinatie met een schakelblokkering van de versnellingsbak, die voorkomt dat bij ingeschakelde PTO per ongeluk een versnelling kan worden ingeschakeld. Bij instationair bedrijf van de PTO moet rekening worden gehouden met de slip in de omvormer en de daaruit resulterende variaties van het toerental en het uitgangskoppel. MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
29
3.2.5
PTO‘s op automatische versnellingsbak ZF HP
De automatische versnellingsbakken met omvormer ZF HP 500, ZF HP 590 en ZF HP 600 kunnen met maximaal 2 motortoerentalafhankelijke PTO‘s worden geleverd. PTO-uitvoeringen D01, D02 en D05 kunnen zowel links als rechts van de hoofdaftakflens worden gemonteerd. Uitvoering D05 met recht rondsel kan bovendien in een hoek alfa van 60°, 120° en 300° gedraaid worden gemonteerd. De draairichting is afhankelijk van de montageplaats (links of rechts van de hoofdas van de versnellingsbak). Daarbij moet erop worden gelet dat PTO‘s D01 en D02 die links van de hoofdaftakflens zijn gemonteerd (11 uurpositie) rechtsom draaien, en PTO‘s D01 en D02 die rechts van de hoofdaftakflens zijn gemonteerd (1 uur-positie) linksom draaien. Afbeelding 21:
Montageposities en draairichtingen voor PTO‘s D01 en D02
A
A B
B
T_327_000018_0001_G
„11 uur“ positie „1 uur“ positie
PTO D05 is voorzien van een recht rondsel. Daardoor draait de links van de hoofdaftakflens gemonteerde PTO linksom en de rechts van de hoofdaftakflens gemonteerde PTO rechtsom. Afbeelding 22:
PTO D05 met recht rondsel
T_327_000019_0001_G
30 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Om die reden wordt de montagepositie samen met de PTO-code genoemd. Bijvoorbeeld: „D02c links“ voor links van de hoofdas. Opgelet! Hiermee wordt de montagepositie op de versnellingsbak bedoeld, niet de draairichting. De PTO‘s op de HP-versnellingsbak kunnen onder belasting worden geschakeld en kunnen onafhankelijk van de schakelstand van de versnellingsbak worden gebruikt. PTO‘s kunnen zowel tijdens het rijden als bij stilstand worden geschakeld en gebruikt. Bij het inschakelen van de PTO moet rekening worden gehouden met de toegelaten schakeltoerentallen. Afbeelding 23:
Toegelaten schakeltoerental bij max. 3 schakelingen/min.
Toegelaten motortoerental n Mot [min -l]
1600
1400
1200
D01/02 nAb = 0,97 x nMot
1000
800 D05.4 nAb = 2,12 x nMot
600
0
D05.3 nAb = 1,43 x nMot
1
2
3
4
5
T_327_000020_0001_G
Roterende traagheid J [kg - m ] aan aftakflens 2
Bij alle door MAN ingebouwde HP-versnellingsbakken is het mogelijk om PTO‘s achteraf aan te bouwen.
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
31
3.2.6
PTO‘s en intarders
De ZF-intarder is een in de versnellingskast ingebouwde secundaire retarder (een hydrodynamische extra rem). De intarder is verkrijgbaar voor versnellingsbakken 12AS... en 16S... en heeft geen invloed op het gebruik van eventuele PTO‘s op het uiteinde van de versnellingsbak. Afbeelding 24:
TipMatic-versnellingsbak met intarder (IT3) 3 2 1
4
1) 2) 3) 4)
T_327_000021_0001_G
Besturing voor intarder 3 Intarder 3 TipMatic versnellingsbak Warmtewisselaar (RVS)
Voor veel PTO‘s die in combinatie met een intarder kunnen worden gemonteerd, is een adapterset nodig, of het gaat daarbij om speciale PTO‘s. Afbeelding 25:
PTO-uitvoering N221/10 met en zonder intarder
N221/10 (zonder intarder) N221/10 (met intarder)
T_327_000022_0001_G
32 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
3.2.7
PTO‘s bij MAN HydroDrive
Voor meer informatie over de combinaties die op dit moment mogelijk zijn tussen MAN HydroDrive en PTO‘s kunt u terecht in onze huidige verkoopsystemen. Een combinatie tussen MAN HydroDrive en PTO‘s aan de luchtcompressor is niet mogelijk omdat de aftakplaats aan de luchtcompressor al bezet is door de voedingspomp voor het HydroDrive systeem.
3.2.8
PTO‘s op ZF-versnellingsbak (technische gegevens en tabellen)
Download: www.manted.de
3.2.9
PTO‘s op EATON-versnellingsbak (technische gegevens en tabellen)
Download: www.manted.de
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
33
AANTEKENINGEN
34 Editie 2014 V1.0 MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
AANTEKENINGEN
MAN Opbouwrichtlijnen PTO's
Editie 2014 V1.0
35
MAN Truck & Bus AG Technical Sales Support Application Engineering Dachauer Str. 667 D - 80995 München E-Mail:
[email protected]
MAN Truck & Bus – Onderdeel van de MAN groep Wijzigingen als gevolg van technische ontwikkelingen voorbehouden.