M 200702
INTERNATIONALISERING VER WEG EN DICHTBIJ Voorlichting en advies volgt twee sporen
Maarten Overweel Sander Oudmaijer Zoetermeer, januari 2007
Voorlichting en Advies volgt twee sporen De visie van de Nederlandse voorlichtings- en advieswereld op het gebied van internationaal zaken doen volgt twee sporen. Een deel richt zich op vergaande globalisering van de internationale economie en een deel richt zich meer op een sterk Europa, zij spelen meer in op de directe wensen van hun doelgroep. Het exporterend MKB en de startende exporteur hebben meer behoefte aan voorlichting en advies over de buurlanden en Centraal- en Oost-Europa. Duidelijk is dat de overheid veel belang hecht aan de distributiefunctie van Nederland in Europa en verwacht dat deze functie bij een verdere globalisering van de economie aan belang gaat winnen. Op dit moment bestaat 47% van de Nederlandse export uit wederuitvoer en verwacht wordt dat dit aan belang zal winnen. Bij de ontwikkeling van een visie richt de Nederlandse overheid zich op de langere termijn, waarbij ook het belang van buitenlandse investeringen en de dienstensector een rol speelt. Intermediaire organisaties richten zich voornamelijk nog op handel binnen Europa. Het regionaal gerichte deel van de voorlichtings- en adviesstructuur is meer bezig met de dagelijkse gang van zaken gericht op nabijgelegen markten en dit ligt voor de hand gegeven hun doelgroepen en belangen. Door ieder wordt het belang van een goede samenwerking binnen de voorlichtings- en advieswereld onderschreven.
1
Inleiding
In de scenariostudie ‘Een blik op MKB en Ondernemerschap in 2015’, die EIM in 2006 heeft gepubliceerd, zijn vier scenario’s doordacht op hun gevolgen voor verschillende aspecten van MKB en Ondernemerschap, waaronder de internationalisering van het MKB1. De scenario’s zijn ontleend aan de CPB-studie van Huizinga, Free en Smid (2004), Vier vergezichten op Nederland, en zijn achtereenvolgens: − Regional Communities; − Strong Europe; − Transatlantic Market; − Global Economy2. Ieder van de scenario’s heeft gevolgen voor het internationaliseringsproces van het MKB en daarmee voor de behoefte aan advies en voorlichting van de ondernemingen die op één of andere manier betrokken zijn in het internationaliseringsproces. Op voorhand kan gesteld worden dat het eerste sce-
1
Prince, Y.M., S.J.A Hessels, P.H.M. van Hoesel en C.C. van de Graaff (2006), Een blik op MKB en Ondernemerschap in 2015, EIM, Zoetermeer.
2
Voor een korte beschrijving van de scenario’s zie de bijlage.
3
nario waarschijnlijk niet aan de orde zal zijn. Dit scenario zou betekenen dat de klok min of meer teruggezet moet worden. Hoewel ook in de toekomst het gros van de export van het MKB de ons direct omliggende landen als bestemming zal hebben, doet de vraag zich voor in hoeverre de voorlichtings- en adviesstructuur (V&A-structuur) van Nederland het MKB voorbereidt op de veranderingen die kunnen gaan plaatsvinden.
L ee sw i j ze r In deze minirapportage zal eerst worden ingegaan op de verwachte gevolgen van de vier verschillende scenario’s op de internationale activiteiten van het MKB. In het volgende hoofdstuk wordt de visie van de V&A-structuur rond internationaal opererende bedrijven weergegeven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de nationale, de intermediaire en de regionale instanties. Daarna wordt aan de orde gesteld hoe de verschillende instituties op de toekomstvisies inspelen. Ter illustratie worden in dit hoofdstuk een aantal voorbeeldinstrumenten opgevoerd.
2
De ontwikkelpaden
EIM heeft de scenariostudie van het CPB uit 2004 naar de mogelijke toekomstbeelden van Europa vertaald naar de mogelijke ontwikkelingen voor het MKB op termijn1. De verschillende toekomstbeelden hebben gevolgen voor de ontwikkelingen op internationaal gebied van Nederland en het MKB. Uitgaande van het eerste scenario (zie tabel 1) zijn de veranderingen beperkt, maar wanneer naar de andere scenario’s gekeken wordt, hebben de ontwikkelpaden wel degelijk invloed op de ontwikkeling van de internationalisering van het MKB. Dit houdt in dat de eisen aan het ondersteunend apparaat aan verandering onderhevig zijn. Anders gesteld: de voorlichtingsen advieswereld moet zich aanpassen aan de ophanden zijnde veranderingen. Om een voorbeeld te geven: het is best mogelijk dat wanneer de dienstverleningssector meer internationaal actief wordt er andere eisen aan de V&A-wereld worden gesteld dan wanneer de internationale handel meer op fysieke goederentransacties is gestoeld. Hoe het ook zij, voor het MKB blijven landen binnen Europa de belangrijkste handelspartners. De verschillende scenario’s hebben ook invloed op wat wederuitvoer wordt genoemd. Op dit moment bestaat bijna 50% van de Nederlandse uitvoer uit wederuitvoer. Er is sprake van wederuitvoer als goederen worden ingevoerd in Nederland, eigendom worden van een Nederlandse ingezetene en na een kleine bewerking Nederland weer verlaten. In Nederland is het volume van de wederuitvoer de laatste jaren sterk gestegen door onder meer de integratie van Europa en de toenemende globalisering. Dat Nederland sterk is
4
op dit gebied heeft onder andere te maken met de mainports Schiphol en Rotterdam. Tabel 1
Gevolgen scenario's voor de internationalisering van het MKB
scenario Regional Communities
effect op internationalisering MKB neemt af; het MKB zal zich nog meer danvoorheen op de buurlanden richten dan op de landen daarbuiten
Strong Europe
neemt sterk toe; de grotere interne markt biedt meer mogelijkheden voor het MKB, en Nederland wordt te klein voor het sterk gespecialiseerde MKB. Daarnaast groeit de exportbijdrage van de dienstensector (waarin veel MKB actief is). Ook andere vormen van internationalisering vinden hun weg binnen Europa op basis van comparatieve voordelen
Transatlantic Market
blijft min of meer stabiel; de internationaliseringskansen binnen de grootste traditionele afzetmarkt Europa nemen af, en die in de transatlantische markten nemen toe, met name ook door benutting van ICT. De samenstelling van de handelsstromen verandert echter flink.
Global Economy
neemt toe; meer internationale kansen, zowel in Europa als wereldwijd, ook in China en India; ook doordat vrijhandel in diensten bevorderd wordt; echter voor groot deel van het MKB blijft Europa het belangrijkst
Bron: EIM, 2006.
3
Wat vinden de dienstverleners van de ontwikkelpaden?
3.1
Overheid De overheid laat zich bij de visievorming behalve door de scenariostudie van het CPB leiden door de visie die is neergelegd in het WRR-rapport: ‘Nederland Handelsland, het perspectief van de transactiekosten’ (2004). In dit rapport wordt het belang van Nederland als Gateway to Europe nog eens onderschreven.
T ra n sa c ti ek os te n be la ng r i jk Aan de orde wordt gesteld of Nederland ook in de toekomst zijn status als belangrijk handelsland kan behouden en aan welke voorwaarden dan zou
5
moeten worden voldaan. In het WRR-rapport worden twee belangrijke redenen aangevoerd waarom deze vraag gesteld moet worden: 1. de toenemende mondialisering en 2. de informatisering. Door mondialisering kan de concurrentie met Nederlandse handelaren toenemen, aan de andere kant biedt de mondialisering de Nederlandse handel ook kansen. De informatisering verlaagt de kosten van communicatie over grote afstanden sterk. Dit biedt mogelijkheden om handelsrelaties aan te knopen met nieuwe partners. Anderzijds schakelt de makkelijke en goedkope toegang tot informatiediensten de rol van allerlei intermediairs uit. Dit is een activiteit waar de Nederlandse handel in uitblinkt. Volgens het rapport zouden de door Nederland beheerste handelsstromen groter kunnen zijn dan dat ze tot nu toe zijn. Dit is een gevolg van het afnemen van belemmeringen, die je zou kunnen uitdrukken als transactiekosten. Deze kosten bevatten zaken als het leren van een vreemde taal, het vergaren van kennis, het wegnemen van ondoorzichtigheden in wet- en regelgeving en dergelijke. Een verlaging van deze kosten kan een aanzienlijke vergroting van de handelsstromen losmaken. Bestaande transacties worden goedkoper en nieuwe transacties kunnen tot stand gebracht worden.
A a n da c ht vo o r ink om end e b u it en la n ds e i nv es ter i n ge n De Nederlandse overheid wil inzetten op inkomende buitenlandse investeringen. ‘Global Economy’ lijkt voor de Nederlandse overheid op termijn het meest voor de hand liggende scenario. Het versterken van de handelsfunctie of sterker nog, de regievoering van de distributie in Europa, leidt in de optiek van de Nederlandse overheid ook tot een aanzuigende werking op inkomende buitenlandse investeringen. Het gaat hierbij niet alleen om de vestiging van distributiecentra, maar ook om andere investeringen, zoals de productie of de ontwikkeling van goederen of de vestiging van hoofdkantoren.
V e r st e rk ing ex po rt va n d i e nst en Hoe groter de globalisering, hoe groter de kansen voor de dienstverlening. Het scenario Global Economy biedt met name de dienstensector ruime mondiale ontplooiingsmogelijkheden. Juist de toegenomen informatisering en mogelijkheden tot communicatie maken het vooral voor kennisintensieve diensten sectoren relatief makkelijk om met het buitenland zaken te doen.
B u i te n la n ds e ve st i g ing en b e la n g r ij k v oo r d e wer k g e leg en he i d Inmiddels werkt een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in dienst van een buitenlandse onderneming. Volgens de overheid is het belangrijk dat nog meer dan voorheen wordt ingezet op het stimuleren van de vestiging van buitenlandse ondernemingen in Nederland. Hiervoor is wel nodig dat er aan een aantal gebieden meer aandacht wordt besteed, zoals potentiële investeerders uit nieuwe opkomende economieën en de verbetering van vestigingsfactoren. Dit is van belang omdat ook andere landen binnen Europa
6
het belang van buitenlandse investeringen hebben onderkend. Hierdoor wordt de strijd om de gunst van de buitenlandse investeerder verhevigd1.
P os it i ev e e ff ec te n w e d er u it vo e r Volgens de overheid geeft het gestegen aandeel van de wederuitvoer aan dat het belang van Nederland als overslag-, distributie- en financieel centrum voor West-Europa is toegenomen2. Wederuitvoer is een belangrijke economische activiteit. Weliswaar is de toegevoegde waarde per eenheid product relatief klein: zij draagt voor slechts 2% bij aan het nationaal inkomen, maar de wederuitvoer heeft ook bijgedragen aan de groei van de dienstenexport. Daarnaast groeien ook tal van activiteiten die (in)direct aan de wederuitvoer gerelateerd zijn.
3.2
Intermediaire Instanties
V e r d er e i nt e rna t i ona l ise r i ng on on tk o om ba a r Volgens VNO-NCW, MKB-Nederland, de Fenedex en FME-CWM is de Nederlandse economie sterk afhankelijk van de mogelijke ontplooiing van Nederlandse bedrijven op buitenlandse markten. Een verdere internationalisering van markten is onomkeerbaar. Daarmee valt het scenario van de Regional Communities af. Ook de Global Economy is de komende tien jaar geen optie. Volgens met name VNO-NCW is er de laatste jaren sprake van steeds meer terugtrekkende beweging bij de grote, machtige handelsblokken zoals de VS en Frankrijk (waarschijnlijk uit angst voor landen als China en India). Dit scenario creëert volgens hen overigens wel de meeste welvaart, echter sociaal en maatschappelijk gezien zal het de eerste 10 jaar niet gebeuren dat dit scenario zich zal voltrekken. Strong Europe zal ook niet zo snel gebeuren. Binnen Europa voeren landen weer een meer protectionistisch, nationalistisch beleid. Dit betekent in hun ogen dat men binnen Europa ook nog niet weet welke kant het op gaat, wat men precies wil. Aan de andere kant zien ze van het scenario Transatlantic Markets het meeste terug. De laatste jaren is de interne marktwerking sterk toegenomen. Dit is een factor die van groot belang kan zijn. Verwacht wordt dat de internationale ontwikkeling de komende jaren het midden zal houden tussen de scenario’s. Men ziet een verdere globalisering als een uitdaging voor het bedrijfsleven. Gevestigde landen moeten af van de steeds meer overheersende defensieve houding tegenover globalisering. Globalisering vergroot op de lange termijn de welvaart voor iedereen. Ondernemers moeten zich goed voorbereiden op verdere globalisering door flexibel te zijn en een sterke concurrentiepositie proberen te veroveren t.o.v. (buitenlandse) concurrenten. De financiële dienstverleners hinken op twee gedachten. Enerzijds zien ze een trend naar een Strong Europe en anderzijds geloven ze in een trend naar iets dat het midden houdt tussen Transatlantic Markets en Global Eco-
1
Zie ook: Ministerie van Economische Zaken, 2006: In actie voor acquisitie, Hoe Nederland profiteert van buitenlandse investeringen, DGBEB en DBIN Den Haag.
2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 XIII, nr 24.
7
nomies. Blijkbaar zien ze Strong Europe als een fase in de verdere ontwikkeling. Dit terwijl een aantal kanttekeningen gezet worden bij de ontwikkeling naar een Strong Europe. Zij achten de kans niet groot dat Europa er in zal slagen de economische politiek van de lidstaten volledig te bundelen, omdat in hun ogen nationale (politieke) sentimenten altijd een rol zullen blijven spelen.
E xp o rt eu rs r i cht en v oo ra l a a nda ch t op E u ro pa Volgens de financiële dienstverleners richten Nederlandse exporteurs de ogen met name op Europa. Volgens hen heeft dit te maken met de Gateway to Europe-functie waarbij goederen afkomstig uit niet-Europese landen via Nederland gedistribueerd worden door geheel Europa. Gezien de twijfels aan Strong Europe staan de financiële dienstverleners huiverig ten opzichte van het eenzijdig omarmen van Nederland als logistiek centrum van Europa. Het maakt in hun ogen de economie kwetsbaar. Bovendien is de waarde die aan de wederuitvoer wordt toegevoegd slechts klein in vergelijking met in Nederland geproduceerde goederen. Volgens financiële dienstverleners moet men zich dan ook richten op ‘Made in Holland’. Aan de andere kant stellen ze ook dat uitgaande directe investeringen een belangrijk instrument voor het Nederlandse bedrijfsleven zijn om concurrerend te blijven. Bovendien is het door middel van directe uitgaande buitenlandse investeringen mogelijk om nieuwe markten aan te boren. Volgens de banken is het vooral voor dienstverleners zaak om dicht op de markt te zitten. Ze noemen in dit kader logistieke dienstverlening (opslag), maar ook de banken zelf, die door overnames greep op de buitenlandse markten kunnen krijgen.
I nk o p en g esc h ie d en mon d ia a l Op het gebied van inkopen wordt wel gekeken door een soort Global Economy-bril. Hoewel beleden wordt dat landen als China en India grote markten kunnen zijn, worden er vrijwel alleen inkopen gedaan, of men gaat over tot outsourcing in die landen.
3.3
Regionale instanties
E xp o rt eu rs z oe k e n ech t d ic ht b i j De regionale voorlichters en adviseurs zoals de adviseurs van de Kamers van Koophandel denken eerder aan een Strong Europe. Dit wordt ingegeven door de aard van de dienstverlening die ze geven en door de aard van de doelgroep die ze bedienen. Deze bestaat vooral uit exporterend MKB en startende exporteurs. Dit soort bedrijven richten zich bijna per definitie op landen in de nabije omgeving van Nederland met weinig grote culturele verschillen en andere barrières. Verder zijn deze regionale dienstverleners eerder op bedrijven uit de stuwende sectoren gericht dan op dienstverleners, waarvoor Europa een belangrijke afzetmarkt is en blijft. Afgaande op het schema in tabel 1 zou met name de dienstverlening tot een grotere ontplooiing kunnen komen naarmate de economie mondialiseert. Bij sommige regionaal georiënteerde dienstverleners is wel sprake van de gang naar andere werelddelen, maar dan op kousenvoeten.
8
4
Hoe spelen de dienstverleners op de verschillende ontwikkelpaden in?
4.1
Overheid B ew ust ma k in g se ct or d ie ns tv e r le n ing o p k a ns en v e rd e ra f g e le g en ma rk te n Vooralsnog handhaaft de overheid het postennetwerk in het buitenland. In verre kansrijke economieën wordt gekeken naar het handhaven of oprichten van Netherlands Business Support Offices. Daarnaast wordt gewerkt aan het bewustmaken van de sector dienstverlening voor de kansen op de buitenlandse markten. Dat betekent ook dat men werkt aan het imago van Nederland en de Nederlandse dienstverlening. Het eigene van de dienstverlening, of althans voor een deel van de dienstverlening is dat niet, zoals in de stuwende sector, een product getoond kan worden. Heel vaak gaat het om min of meer ongrijpbare ‘producten’. De vertrouwensfactor moet dus heel groot zijn alvorens een succesvolle transactie kan worden afgesloten. In dit kader zou ook meer aandacht besteed kunnen worden aan inkomende missies, zoals bijvoorbeeld afgelopen jaar met het bezoek van hoogwaardigheidsbekleders uit het getroffen gebied rond New Orleans, die de Nederlandse waterwerken kwam bezoeken. Daarentegen heeft de dienstensector als voordeel dat de transactiekosten relatief laag zijn, waardoor zij verderaf gelegen markten in het vizier krijgen. Ook zullen de statistieken op het gebied van de dienstverlening, met name gericht op het buitenland, worden verbeterd. Op het gebied van de registratie van de inkomende en uitgaande transacties van de dienstverlening zijn slechts cijfers op een vrij hoog aggregatieniveau beschikbaar. Gezien het gegeven dat de Nederlandse economie in toenemende mate gedomineerd wordt door de handel en de dienstverlening, is dit van belang. Er maken een aantal kansrijke, kennisintensieve sectoren deel uit van de dienstverlening.
Box 2g@there
2g@there is een nieuwe aanpak van de EVD die zich richt op ondernemers die gezamenlijk internationaal zaken willen doen. Samenwerkende bedrijven krijgen bij dit instrument de garantie dat bepaalde activiteiten door de overheid voor meerdere jaren gefinancierd zullen worden. Het kan gaan om instrumenten binnen de financiële programma’s zoals het Programma Starters op Buitenlandse Markten (PSB) of het Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP), niet-financiële programma’s als spreekdagen, individuele marktbewerking en economische diplomatie, steun op internationaal gebied door Senter/Novem (innovatie vouchers) en de inzet van het netwerk van de overheid zoals de NBSO’s. Het gaat hierbij om ondernemers die zich óf op opkomende markten richten óf ondernemers uit kansrijke sectoren. Bron: www.evd.nl
9
U i tb ou we n re g i efu nc ti e va n Ne d er la nd Één van de kenmerken van de Nederlandse economie is dat van oudsher Nederland een ‘stapelmarkt’ is geweest. Een stapelmarkt is een plaats waar producten van over de hele wereld naartoe vervoerd worden om te worden doorgevoerd of voor een bepaalde tijd te worden opgeslagen. De toenemende globalisering van de economie leidt ertoe dat Nederland zijn functie als ‘Gateway to Europe’ zou kunnen uitbouwen. De globalisering zorgt ervoor dat de vraag naar logistieke dienstverlening op wereldniveau vergroot wordt. Dit betekent dat de handelsbarrières afgebroken moeten worden. Global Sourcing1 ontstaat, fabrikanten vestigen zich of hebben zich gevestigd in lagelonenlanden, of hebben daar outsourced. Dit betekent dat een deel van de productie uit West-Europa verdwijnt. Daartegenover staat dat met name de globaal werkende bedrijven behoefte hebben aan distributienetwerken, en die zijn vaak op het westen gefocust. Vaak worden op de westerse markten componenten verenigd tot een compleet product. Het managen van het Pan-Europese distributienetwerk zou een zaak van Nederland kunnen zijn, dit ondanks het feit dat de arbeidskosten hier relatief hoog zijn. Er spelen daarentegen ook andere kostencomponenten een rol en daar zou Nederland een voordeel op kunnen bereiken. Het Pan-Europese netwerk heeft regie nodig. De introductie van nieuwe goederen door de hele EG bijvoorbeeld, heeft centrale sturing nodig. Die regierol lijkt op het lijf van Nederland geschreven. De ligging als Mainport van Europa, de ervaring en de voorsprong op het gebied van value added logistics kunnen hierbij uitgespeeld worden.
A a n tr ek k en b u it en la n dse in ve st e er d er s Een ander punt zijn de directe buitenlandse investeringen (inkomend). De distributiefunctie van Nederland kan leiden tot inkomende buitenlandse investeringen van meestal multinationale ondernemingen. Al eerder is gesignaleerd dat het volgens de Nederlandse overheid noodzakelijk is om beleid gericht op het aantrekken van buitenlandse investeerders uit te stippelen. Het gaat daarbij om het centraal stellen in wervingsacties van sterktes van de Nederlandse economie op het gebied van kansrijke sectoren en technologieën (bijvoorbeeld de creative industrie, farmacie, logistiek, agri-food, financiële instellingen). Daarnaast wil men een offensief richten op het aantrekken van buitenlandse R&D-investeringen. Verder gaat men zich richten op buitenlandse bedrijven die al eerder hun weg naar Nederland hebben gevonden met als doel hen verder en breder (uitbreidingsinvesteringen) te integreren in de Nederlandse economie. Daarnaast wil men deze bedrijven inzetten bij de werving van andere buitenlandse investeerders. Ook worden deze bedrijven ingezet bij een monitoring van het Nederlandse vestigingsklimaat. De instrumenten die hier verder bij worden ingezet, zijn onder andere bedrijfsbezoeken, conferenties en nieuwsbrieven.
S a m en w erk i ng pa rt i j en b i nn en d e V& A Ook het Nederlandse acquisitienetwerk wordt uitgebreid en daarnaast worden ook andere onderdelen van het buitenlandse-postennetwerk (ambassades, NBSO’s, handelsnetwerk LNV) meer ingezet op de promotie van Neder-
1
10
NEA (2006), Freight flows in an enlarging Europe, from Facts to Visuals, Rijswijk.
land als investeringsland. Verder worden onder de vlag van de Dutch Trade Board missies georganiseerd die naast het verkopen van het Nederlandse product of de Nederlandse dienst ook acquisitie als doel hebben.
Dutch Trade Board In 2005 is de DTB in het leven geroepen. De DTB is opgericht teneide de positie en de concurrentiekracht van Nederlandse ondernemingen in het buitenland te versterken door een optimale publiek-private samenwerking. De DTB richt zich op ondernemers die internationaal actief zijn of dat willen worden op alle facetten van internationaal ondernemen. Bron: www.internationaalondernemen.nl
In het verlengde van het voorgaande zullen de handels- en acquisitiemissies gecoördineerd worden uitgevoerd. De missies waar de overheid bij betrokken is worden gecoördineerd dan wel uitgevoerd onder de vlag van de NCH. Dit om verdere wildgroei te voorkomen, zoals die in het verleden tot verlies van promotiekracht heeft geleid1.
4.2
Intermediaire instanties
S a m en w erk i ng va n d oor s la gg ev en d b e la ng Zo goed als de overheid probeert de krachten te bundelen, doen ook de brancheorganisaties, werkgeversverenigingen en intermediaire organisaties en financiële dienstverleners dit. Zo is recentelijk een overeenkomst gesloten tussen MKB-Nederland en VNO-NCW aan de ene kant en de Fenedex, NCH en FME-CWM anderzijds om dienstverlening aan internationaal opererende bedrijven te optimaliseren. Dit wil zeggen dat de bevorderende en adviesgevende instanties complementair ten opzichte van elkaar zullen zijn. Bijvoorbeeld, de Fenedex richt zich op het geven van opleidingen en trainingen en de NCH richt zich vooral op handelsmissies. Zowel overheid als de werkgeversverenigingen zijn het erover eens dat de handelsmissies beter georganiseerd moeten worden. Ook het bedrijfsleven ziet in dat te veel organisaties zonder voldoende overleg de missies organiseren. Vandaar dat in de toekomst de NCH van werkgeverszijde de organisatie ter hand neemt en in samenspraak met de overheid zoals de EVD, maar ook het ministerie van Buitenlandse Zaken (postennetwerk) missies organiseert.
1
Zie Telegraaf 5-10-2006.
11
Fenedex checklists internationaal zaken doen Deze checklists zijn inzetbaar in de dagelijkse praktijk van internationaal actieve bedrijven. Er zijn checklists die ofwel de commerciële (2) ofwel de technische (4) ofwel de juridische aspecten (7) van exporteren/internationaliseren belichten. Ze zijn alle tot stand gekomen met behulp van de input van Fenedex-leden en specialisten uit het eigen netwerk.
Bron:www.fenedex.nl
De werkgeversorganisaties inventariseren met enige regelmaat de behoeften van de leden, zodat vraag en aanbod van de dienstverlening op internationaal vlak, goed op elkaar aansluiten.
O ok on de rn e me rs sa men na a r he t bu it en la nd Volgens de organisaties moeten ondernemers meer samen het buitenland opzoeken. In dat kader zouden ze strategische allianties kunnen sluiten. Een andere aanpak is clustervorming ofwel fysieke concentratie van bedrijven in het buitenland, waardoor kennis en kosten gedeeld kunnen worden. Hiervan kunnen volgens de banken met name MKB-bedrijven in kennisintensieve sectoren profiteren.
Checklist ABN-AMRO De Checklist ’Internationaal Ondernemen’ is vooral bedoeld voor ondernemers die al exporteren en/of importeren. Met de uitkomsten van deze scan kan worden nagegaan of het bedrijf voldoet aan een aantal randvoorwaarden om succesvol internationaal zaken te doen. De scan bestaat uit een aantal stellingen en vragen die online beantwoord kunnen worden. Direct na het beantwoorden van de vragen ontvangt de ondernemer email met inloggegevens voor een persoonlijke internetpagina. Daarop staat een rapportage en analyse van de antwoorden, afgezet tegen die van collegaondernemers. De antwoorden worden continu vergeleken met de antwoorden van collega-ondernemers. Daardoor kunnen nieuwe inzichten ontstaan die van invloed zijn op de resultaten. Als dit laatste aan de orde is wordt daarover een email verzonden. Op deze manier blijft men voortdurend op de hoogte. In feite is er sprake van een benchmark. Bron: www.abnamro.nl.
I nd ust r i e k a n n i et zon de r o uts ou rc i ng De meeste organisaties zijn gericht op import en export. De Koninklijke Metaalunie is ook gefocust op de kansen en de mogelijkheden die outsourcing biedt. Ze zijn daarbij getriggerd door de vergroting van de EU, maar ook zien zij de mogelijkheden die het Verre Oosten biedt. Daarbij gaan ze niet voorbij aan de mogelijke bedreiging die dit voor Nederlandse toeleveranciers kan betekenen. Aan de andere kant kan outsourcing of offshoring on-
12
vermijdelijk zijn. In het kader hiervan heeft de Koninklijke Metaalunie in samenwerking met PKM, de Kamer van Koophandel Rotterdam en de Haagse Hogeschool de outsourcescan ontwikkeld
De outsourcescan bestaat uit een vragenlijst die na invulling aangeeft in hoeverre het voor een toeleverancier zinvol kan zijn om (een deel van) de productie (internationaal) uit te besteden. In de scan moet de ondernemer een aantal vragen beantwoorden (29). De vragen zijn verdeeld over een viertal strategisch belangrijke velden en per veld volgt een uitleg op de uitslag van de scan. Aangegeven wordt in hoeverre het zinvol dan wel noodzakelijk is veranderingen door te voeren, welke alternatieven er zijn en of het bedrijf en het product geschikt zijn om outsourcing te overwegen. Bron: www.outsourcescan.nl
I nno va t i e op g e b ie d va n f ina nc i e ri ng Een probleem dat veel bedrijven die exportplannen hebben, ondervinden is het vinden van financiering. Doorgaans wordt die vooral in Nederland gezocht. Toch zijn er netwerken, waar ook Nederlandse financiële adviseurs aan deelnemen, die zoeken naar alternatieve vormen van financiering. Het gaat dan vaak om goederen die een bepaalde strategische waarde hebben, bijvoorbeeld hoog-kennisintensieve innovatieve producten of producten/ diensten die door de overheden van de bestemmingslanden als noodzakelijk beschouwd worden. Bij dit type producten/diensten kan vaak financiering in het buitenland gezocht worden. Er zijn financiële dienstverleners die zich daarop richten.
4.3
Regionale instanties O ok in t o ek o mst b l i jv e n d e me es te s ta r t er s n a a r he t d ich tb i j ge l e g e n bu it en la nd ga a n In het algemeen is het zo dat de Kamers en andere regionaal georiënteerde dienstverleners nauwelijks noodzaak zien om het beleid en het instrumentarium te veranderen met het oog op zakendoen met het buitenland. De cliënten die zij bedienen zijn meestal tot het midden- en kleinbedrijf behorende (beginnende) exporteurs, die in het algemeen hun pijlen richten op nabije markten, en waar globalisering, althans in de ogen van de Kamers, meestal nauwelijks enige rol speelt. Opvallend in dit verband is echter dat een aantal Kamers instrumenten hanteren die in aangrijping en effect juist wel degelijk gericht zijn op, of geschikt voor het ontwikkelingspad Global Economy. We wijzen hierbij op de al eerder geïllustreerde outsourcescan, waarbij voor de ontwikkeling de Kamer van Koophandel Rotterdam betrokken was, en op Exportconnection (zie box). Exportconnection is een initiatief van de Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland en is ontwikkeld in samenwerking met de CMBO, de WEVD, Syntens, Skillcity, de NEC en ICToffice met financiële steun van de Europese Commissie.
13
Exportconnection Exportconnection is een toolkit gericht op (beginnende) exporteurs in de standaardmaatwerksoftware en de (cross)mediaproductie. Het doel is deze producenten bij elkaar te brengen zodat ze van elkaars ervaringen kunnen leren. Binnen de toolkit is aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: keuze voor export, distributiekanalen, innovatie, juridische zaken, producteisen, fiscale zaken, financiële zaken, verzekeringen en marketing.
De toolkit is ontworpen omdat veel softwareproducenten in de praktijk technisch gedreven zijn. Het blijkt dat de producenten behoefte hebben aan commerciële kennis en vaardigheden om producten af te kunnen zetten. De meeste exportmarketingcursussen in Nederland richten zich op producenten van goederen. En zoals al eerder gesteld, zijn goederen tastbaar, er kan een monster getoond worden. Bij software ligt dit anders. Software biedt oplossingen, maar moet vaak specifiek ontworpen dan wel aangepast worden. Ook is de prijs niet zo transparant als bij de meeste goederen. Daarom vereist de verkoop van software (in het buitenland) specifieke eisen aan de verkoper. Bron: www.exportconnection.nl
R e g io na le eco no m isc he s t ruc tuu r b ep a l en d vo or de in z et va n i ns t rum en te n Eén van de belangrijkste redenen dat juist de Kamer van Koophandel Rotterdam en de Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland betrokken zijn bij, dan wel het initiatief hebben genomen voor de totstandkoming van deze instrumenten heeft te maken met de specifieke samenstelling van het bedrijfsleven in het Kamergebied. In de Kamerregio Gooi- en Eemland is sprake van een grote vertegenwoordiging van dienstverleners op software- en mediagebied. In de Rotterdamse Kamerregio is sprake van een grote vertegenwoordiging van metaalverwerkende bedrijven. In beginsel hebben de Kamers met hun initiatieven op dit gebied dus gereageerd op de specifieke wensen of problematiek van bedrijven uit de regio. Hoewel er geen sprake van was dat het scenario Global Economy een rol speelde bij de totstandkoming van Export Connection en de Outsourcescan, zijn beide instrumenten goed bruikbaar in het geval van het bewaarheid worden van dat scenario. Immers, de outsourcescan gaat er niet van uit dat het outsourcen of offshoren specifiek in Europa plaats moet vinden. Bij Exportconnection is zelfs sprake van een instrument dat waarschijnlijk uitermate geschikt is bij globalisering van de economie omdat in dat geval juist de dienstverlening op bijvoorbeeld ICT-gebied wereldwijd kansvol wordt. De Kamers in de grensregio’s werken met het oog op het verstevigen van de regionale economie hoe langer hoe meer samen met hun buitenlandse tegenhangers. Zo zie je in de grensregio’s allerlei initiatieven ontstaan waardoor het uitwisselen van bijvoorbeeld arbeid makkelijker wordt.
14
5
Resumé
5.1
Overheid − De overheid gaat uit van verder toenemende globalisering en Global Economy − De export van diensten wordt belangrijker en moet worden ondersteund − De overheid zet in op inkomende buitenlandse investeringen − Wederuitvoor wordt steeds belangrijker − Versterking distributiefunctie van Nederland (regiefunctie) − Voorlichting en advies moeten meer samenwerken
5.2
Intermediaire instanties − Veel gericht op import en export − Voorlopig uitgaan van Strong Europe en Transatlantic Markets − Samenwerking met overheid − Inzetten op het Nederlandse product − Bedrijfsleven en banken zien veel in samenwerking tussen bedrijven − Outsourcen, buitenlandse investeringen vanuit Nederland onder ogen zien als goede mogelijkheid
5.3
Regionale instanties − Vooral diensten verlenen aan starters en MKB-exporteurs − Gaan uit van Strong (nabijgelegen) Europe − Met name informatieverstrekking dichtbij gelegen markten − Maatvoering naar samenstelling regionale economie
15
BIJLAGE I Vier vergezichten R e g io na l C omm un it i e s: s t i ls ta n d l e id t t ot ' in s la p e n' va n M KB , en m i nd e r k a ns en vo o r O nd e rn e me rs cha p In het scenario Regional Communities waarin de nationale soevereiniteit en het collectivisme overheersen krijgt MKB en Ondernemerschap te maken met stilstand. Ondernemers raken langzamerhand ingedut door een gebrek aan prikkels, uitdagingen en concurrentie. Het MKB verandert dan ook weinig van aard en samenstelling. Het aantal starters alsmede de diversiteit van de starters neemt af. Er is sprake van weinig vernieuwing en dynamiek en er bestaat veel zekerheid onder zowel bedrijven als werknemers. Internationaal verliezen we de nodige concurrentiekracht. We raken ingedut en weinig alert.
S t r ong E u r op e : v e e l k a n se n vo or M KB , me t na m e i n E u ro pa , en r e d e l i jk e k a n se n v oo r O n d er ne m er scha p In het scenario Strong Europe, het enige scenario waarin Europa zowel economisch als politiek echt een succes wordt en er enige gerichte hervormingen in de sociale zekerheid plaatsvinden, liggen er veel kansen voor het MKB, met name binnen Europa dat van oudsher ook de belangrijkste afzetmarkt van het MKB is. Europa wordt een grote interne markt waarin wet- en regelgeving tot een minimum wordt beperkt. Binnen deze transparante, omvangrijke markt zal ruimte zijn voor (grotere) bedrijven die sterk op kosten concurreren en MKB-bedrijven die sterk specialiseren. Voor ondernemerschap biedt dit scenario ook de nodige ruimte in de dienstensector en in kleine delen van de zorgsector. De diversiteit van starters wordt groter; meer allochtone en oudere starters, en er ontstaan kansen voor starters die vanaf de start meteen Europees actief zijn ('born globals').
T ra n sa t la n t ic M a rk e t: on d er ne m en de sa me nl e vi n g l e id t to t v e e l va l l en e n op sta a n , zo we l v oo r M KB a ls O n de r ne m e rsc ha p In het scenario Transatlantic Market ontstaat een ondernemende samenleving waarin iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen; hetzij als werknemer, hetzij als ondernemer. De Nederlandse samenleving wordt kennisintensiever waarin pioniers veel kansen hebben; met name in de ICT, biotechnologie, zorg en welzijn. Handelspatronen wijzigen; Europa wordt minder een afzetmarkt maar veeleer een inkoopmarkt, terwijl de transatlantische markten zich ontpoppen als de belangrijkste afzetgebieden. De maatschappij kenmerkt zich door proberen, succesvol zijn, (hard) vallen, en opnieuw beginnen. Dit zorgt voor een grote turbulentie in het bedrijfsleven; veel starters en stoppers, veel groei en krimp, vaak wisselen van baan. Ook de diversiteit onder de starters neemt toe, en met name het aantal innovatieve starters krijgt een impuls. Vanwege de grote onzekerheid worden minder (lange termijn) investeringen gedaan.
17
oÉÖáçå~ä=`çããìåáíáÉë= oÉÖáçå~ä=`çããìåáíáÉë = − jh_=çåÇÉêîáåÇí=ïÉáåáÖ=îÉê~åÇÉêáåÖK= − ^~åí~ä=ëí~êíÉêë=Éå=ÇáîÉêëáíÉáí=ëí~êíÉêë=åÉÉãí=~ÑK= píêçåÖ=bìêçéÉ= píêçåÖ=bìêçéÉ = − jh_=ïçêÇí=ÖÉëéÉÅá~äáëÉÉêÇÉê=Éå=ÄáååÉå=bìêçé~=áåíÉêå~íáçå~äÉêK= − qçÉå~ãÉ=ÇáîÉêëáíÉáí=íóéÉ=ëí~êíÉêëW=ÖÉâäÉìêÇÉêI=çìÇÉê=Éå=DÄçêå=ÖäçÄ~äëDK= qê~åë~íä~åíáÅ=j~êâÉí= qê~åë~íä~åíáÅ=j~êâÉí = − jh_=îÉê~åÇÉêí=î~å=ë~ãÉåëíÉääáåÖW=âÉååáëáåíÉåëáÉîÉêI=~åÇÉêÉ=Ü~åÇÉäëëíêçãÉåK= − sÉÉä=íìêÄìäÉåíáÉ=Éå=ÖêçíÉ=ÇáîÉêëáíÉáí=ëí~êíÉêëK= däçÄ~ä=bÅçåçãó däçÄ~ä=bÅçåç ãó= ãó = − ^~åí~ä=EáåíÉêå~íáçå~~ä=çéÉêÉêÉåÇÉF=jh_JÄÉÇêáàîÉå=åÉÉãí=íçÉK= − qçÉå~ãÉ=~~åí~ä=Éå=ÇáîÉêëáíÉáí=íóéÉ=ëí~êíÉêëK= Bron: EIM, 2005.
G l ob a l E con om y: e en de e l va n h et M K B pr of i tee r t va n d ez e w er e l d ec ono m ie , vo or e en a nd e r d ee l is he t te v ee l va n h e t go ed e, e n e r i s v e e l ru i mt e v oo r ( i nno va t i ef ) on de r nem e rs cha p In Global Economy wordt de wereld het speelveld, zowel qua afzet als qua concurrentie. Dat betekent dat er voor sterk internationaal georiënteerde MKB-bedrijven kansen bijkomen, dat innovatie en efficiency afgedwongen worden door de markt, en dat minder-innovatieve bedrijven het moeilijk krijgen. Bedrijven zullen steeds meer gebruik moeten maken van verschillende netwerken en samenwerkingsverbanden om in de 'survival of the fittest' te overleven. Ook aan starters worden hoge eisen gesteld. Door de liberalisering van de wereldhandel, privatisering en groei van de economie neemt de ruimte voor zelfstandig ondernemerschap met name in de dienstverlening toe.
18