Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected]
TenneT TSO de heer Den Otter Postbus 718 6800 AS ARNHEM
KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121
Inlichtingen bij Gerard Wijnsma tel 038 499 76 72 fax 038 425 75 00
[email protected]
Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Datum
04.06.2014 Kenmerk
2014/0133278 Pagina
1 Uw brief
Uw kenmerk
Zaaknummer Z-HZ_NB-2014003970
Geachte heer Den Otter, U heeft een aanvraag om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) bij ons ingediend. Deze hebben wij op 22 april 20141 ontvangen. De aanvraag betreft de afronding werkzaamheden 110kV verbinding Zwartsluis-Vollenhove. In deze brief geven wij onze beslissing weer.
Besluit Wij verlenen u een vergunning2 voor afronding werkzaamheden 110kV verbinding ZwartsluisVollenhove. De motivering hiervoor is in bijlage 1 weergegeven. De volgende stukken maken onderdeel uit van de vergunning: Tauw, 2014. Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 project ZwartsluisVollenhove. N006-1215584OUM-efm-V02-NL Tauw, 2014. Oplegnotitie bij „Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 project Zwartsluis-Vollenhove‟. N007-1215584IGO-cri-V01-NL De vergunning wordt verleend voor de periode vanaf vergunningverlening t/m 31 oktober 2014. Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: Algemeen 1.
Bijlagen
Datum verzending
Betrokken bedrijven en derden die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de uitvoering van dit project of enig onderdeel daarvan, dienen te handelen in overeenstemming met het in deze vergunning bepaalde. Genoemde partijen ontvangen hiertoe van de vergunninghouder (TenneT TSO) een afschrift van deze vergunning.
1
EDO-kenmerk 2014/0112499
2
Op basis van art. 19d
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
2.
De uitvoerder, dan wel aannemer van de werkzaamheden dient tijdens de werkzaamheden een afschrift van de vergunning op verzoek te kunnen tonen aan de daartoe bevoegde toezichthouder.
Uitvoering 3. Wijzigingen in de werkwijze en/of de periode van uitvoering dient de vergunninghouder direct te melden bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000gebied, de naam van het projecten en het nummer van de vergunning. Voor deze wijzigingen moeten opnieuw de effecten op de instandhoudingsdoelen van de betrokken Natura 2000-gebieden beoordeeld worden.
Datum
4.
De werkzaamheden in de Natura 2000-gebieden dienen plaats te vinden in de periode 26 mei – 20 juni 2014 (werkzaamheden in de mast) en 25 augustus – 31 oktober 2014 (overige werkzaamheden).
5.
Voorafgaand aan de werkzaamheden in het Natura 2000-gebied 'De Wieden', dienen de werkstrook, toegangsroutes en potentiële verstoringszone (afhankelijk van de soort: de grootste afstand is 300 m) te worden geïnspecteerd op kwalificerende broedvogels door een ter zake kundige ecoloog3. Bij de inspectie wordt onze toezichthouder in de gelegenheid gesteld de inspectie mede uit te voeren. De datum van de inspectie wordt voorafgaand gemeld bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23).
6.
De resultaten van de inspectie worden schriftelijk gerapporteerd aan de Provincie Overijssel, afdeling Publieke Dienstverlening, Postbus 10078, 8000GB Zwolle. Indien kwalificerende broedvogels worden aangetroffen, wordt in de rapportage aangegeven op welke wijze wordt gehandeld om verstoring te voorkomen. De werkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd nadat het rapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 2 Uw brief
Uw kenmerk
Leges U bent voor het in behandeling nemen van uw aanvraag leges verschuldigd4. De verschuldigde leges voor dit besluit bedragen €2.069,00. Voor betaling van dit bedrag ontvangt u een factuur. Op deze factuur staat tevens vermeld hoe u eventueel bezwaar kunt aantekenen tegen de hoogte van het legesbedrag en de gehanteerde grondslagen. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Gerard Wijnsma op telefoonnummer 038-499 76 72.
3
Onder een ter zake kundige wordt verstaan een persoon die op HBO, dan wel universitair niveau een
opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie en/of als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau dat is aangesloten bij het netwerk Groene Bureaus en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij de daarvoor in Nederland bestaande organisaties. 4
Belastingverordening Overijssel
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Steenwijkerland en Zwartewaterland, Natuurmonumenten en het ministerie van Economische Zaken. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Lars Wuijster, teamleider Vergunningverlening
Bijlagen: Bijlage 1
Overwegingen bij het besluit
04.06.2014
Bijlage 2a
Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Zwarte Meer’
Kenmerk
Bijlage 2b
Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘De Wieden’
2014/0133278
Bijlage 2c
Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht’
Pagina
Bijlage 2d
Instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Weerribben’
Datum
3 Uw brief
Uw kenmerk
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 - 499 93 05). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Datum
04.06.2014
U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op www.provincie.overijssel.nl/bezwaarschriften.
Kenmerk 2014/0133278
Pagina 4
Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld.
Uw brief
Uw kenmerk
Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Overwegingen bij het besluit
Bijlage 1
Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd:
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 5 Uw brief
Uw kenmerk
A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
Vergunningaanvraag
A1.1 A1.2 A1.3 A1.4 A1.5 A1.6
Projectomschrijving Doel project Periode Relevante ecologische onderzoeken Aanvullende gegevens Aanvraag en Natura 2000
A2
Bevoegdheid
A3
Procedure
A3.1 Relevante overige besluiten A3.2 Betrokkenheid andere provincie bij Natura 2000-gebied A4
Vergunningplicht
B
TOETSING
B1
Inhoudelijke beoordeling
B1.1 Relevante kwalificerende waarden B1.2 Inhoudelijke beoordeling project c.q. handeling B1.3 Cumulatieve effecten B2
Zienswijzen
B2.1 Bespreking van ingediende zienswijzen B2.2 Reactie van de provincie op zienswijzen C
SLOTCONCLUSIE
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
Vergunningaanvraag
A1.1
Projectomschrijving
De aanvrager TenneT TSO BV (hierna TenneT) wil de werkzaamheden aan de bestaande 110kV verbinding op het hoogspanningstracé Zwartsluis-Vollenhove afronden. De werkzaamheden aan het tracé zijn in 2013 gestart maar deze konden vanwege onvoorziene omstandigheden niet geheel worden afgerond. Het werk aan het ondergrondse deel van het tracé is echter wel afgerond in 2013, behalve de afwerking van het terrein. Dit betekent dat in 2014 nog aan het bovengrondse deel van het tracé gewerkt zal worden. Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 6 Uw brief
Uw kenmerk
Werkzaamheden vinden plaats aan masten 62 t/m 89. Hiervan liggen de masten 62 t/m 73 binnen Natura 2000-gebieden of op korte afstand daarvan (Natura 2000-gebieden „De Wieden‟ en „Zwarte Meer‟. Masten 74 t/m 89 liggen (ruim) buiten de Natura 2000-gebieden. De concrete werkzaamheden aan het tracé kunnen worden onderverdeeld in een viertal typen: 1. Werkzaamheden in de mast 2. Fundaties conserveren 3. Schilderen 4. Terreinen afwerken 1. Werkzaamheden in de mast Werkzaamheden in de mast bestaan uit diverse onderdelen: Uitwisselen schetsplaten in steun- en hoekmasten Gecorrodeerd staal uitwisselen In de wielen hangen van geleiders van het witte circuit en deze opnieuw inregelen tussen mast 72 en 64 Oplossen van een aantal restpunten, waaronder bouten vervangen, overtollige elementen verwijderen en kapotte kabel vervangen De start van de werkzaamheden is gepland voor 26 mei 2014 (week 22) en loopt door tot en met 20 juni 2014 (week 25). Werkzaamheden worden uitgevoerd door een team van acht personen die in de periode per mast tien keer een retour beweging maken met quad / handgereedschap / boormachines / klein aggregaat t.b.v. elektriciteit voorziening. Er wordt alleen gewerkt met elektrisch handgereedschap en een aggregaat voor de stroomvoorziening. 2. Fundaties conserveren Voor het conserveren van fundaties worden rondom de mastvoeten ontgraven tot 20 cm beneden maaiveld. Fundaties worden gestraald, kapot beton wordt verwijderd met een breekhamer waarna een nieuwe betonvoet wordt gestort. De werkzaamheden duren 6 weken. De start van de werkzaamheden is gepland voor 25 augustus 2014 (week 35) en loopt door tot en met 3 oktober 2014 (week 40).
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Werkzaamheden worden uitgevoerd door een team van vier personen die in de periode per mast acht keer een retour beweging maken met tractor met wagen bus / mobiel straal apparatuur / elektrische breekhamer / klein aggregaat ten behoeve van elektriciteit voorziening. 3. Schilderen De traversen en de mastlichamen worden geschilderd. Voorafgaand aan het schilderen wordt het oppervlak met een hogedrukreiniger met roterende spuitmond schoongemaakt. Planning voor deze werkzaamheden - Uitvoeren schilderwerk traversen zwarte circuit (zuidzijde t.o.v. hart lijnverbinding): periode van maandag 25 augustus 2014 (week 35) t/m vrijdag 12 september 2014 (week 37). - Uitvoeren schilderwerk traversen witte circuit (noordzijde t.o.v. hart lijnverbinding): periode van maandag 15 september 2014 (week 38) t/m vrijdag 3 oktober 2014 (week 40). - Uitvoeren schilderwerk mastlichamen: periode van maandag 6 oktober 2014 (week 41) t/m vrijdag 24 oktober 2014 (week 43). Datum
04.06.2014 Kenmerk
Voor zover de schilderwerkzaamheden plaatsvinden in dezelfde periode als het herstellen van fundaties, geldt dat deze niet tegelijkertijd plaatsvinden aan dezelfde mast.
2014/0133278
Pagina 7 Uw brief
Werkzaamheden worden uitgevoerd door een team van 12 personen die in de periode per mast 15 keer een retour beweging maken eventueel met een auto tot de mast en anders een quad / tractor met giertank met water t.b.v. hoge druk cleanen. Het aantal bewegingen is noodzakelijk in verband met het aantal werkzaamheden en verflagen (schoonmaken, drogen, 3 verflagen) dat moet worden aangebracht.
Uw kenmerk
4. Terreinen afwerken en opnieuw inzaaien De afwerking van de terreinen bestaat uit het aanvullen van teelaarde bij de mastlocatie (indien van toepassing) en het inzaaien. Werkzaamheden worden uitgevoerd door een team van 3 tot 4 personen die in de periode per mast een vooralsnog onbekend aantal retour bewegingen maken. Ingezet worden een hydraulische graafmachine / tractor met kipper. A1.2 Doel project ‘afronding werkzaamheden 110kV verbinding ZwartsluisVollenhove’ Het project heeft als doel de werkzaamheden aan de 110KV-verbinding af te ronden. A1.3 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor de periode 26 mei 2014 tot en met 31 oktober 2014. A1.4 Relevante ecologische onderzoeken Voor de beoordeling van de aanvraag zijn de volgende (ecologische) onderzoeken toegezonden: Tauw, 2014. Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 project ZwartsluisVollenhove. N006-1215584OUM-efm-V02-NL Tauw, 2014. Oplegnotitie bij „Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 project Zwartsluis-Vollenhove‟. N007-1215584IGO-cri-V01-NL Provincie Overijssel, 2013. Vergunning Natuurbeschermingswet 2013/0165696 E-mail‟s van 13-5-2014 met beantwoording vragen en toelichting (2014/0133766 en 2014/0133767)
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
A1.5 Aanvullende gegevens Er zijn geen aanvullende gegevens gevraagd. A1.6 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw project of handeling vindt plaats in of vlakbij de Natura 2000-gebieden „Zwarte Meer‟, „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟ en „De Wieden‟. Bij de beoordeling van de aanvraag zijn de doelstellingen in de aanwijzingsbesluiten van deze gebieden van belang. In bijlage 2 zijn de instandhoudingsdoelen per gebied weergegeven.
A2
Bevoegdheid
De Natura 2000-gebieden 'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht' en 'Weerribben' liggen volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag.
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina
De Natura 2000-gebieden gebied 'Zwarte Meer' en 'De Wieden' liggen gedeeltelijk in de provincie Overijssel en gedeeltelijk in de provincie Flevoland. De werkzaamheden van het project hebben uitsluitend effecten op die delen van de Natura 2000- die op het grondgebied van provincie Overijssel liggen, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag.
8
A3 Uw brief
Uw kenmerk
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1 Relevante overige besluiten Wij wijzen u erop, dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn (artikel 19ka, lid 1, Nbwet): Naam wet en van toepassing zijnde artikel
Bevoegd bestuursorgaan en adres
Flora- en faunawet, artikel 75
Website Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Postbus 93144, 2509 AC Den Haag
A3.2 Betrokkenheid andere provincie Het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht' ligt volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Er is geen sprake van een provinciegrens overschrijdend effect. De Natura 2000-gebieden gebied 'Zwarte Meer' en 'De Wieden' liggen gedeeltelijk in de provincie Overijssel en gedeeltelijk in de provincie Flevoland. De werkzaamheden van het project hebben uitsluitend effecten op die delen van de Natura 2000-gebieden 'De Wieden' en 'Zwarte Meer' die op het grondgebied van provincie Overijssel liggen. Er is geen sprake van een provinciegrens overschrijdend effect. Overeenstemming met een andere provincie is niet aan de orde.
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
A4
Vergunningplicht
Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen hebben wij beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstellingen van dit Natura 2000-gebied. Wij hebben geconstateerd dat er geen sprake is van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, in overeenstemming met de wet. Het project kan wel gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen, maar er is geen sprake van significante effecten. Er is geen sprake van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik (art. 1 Nbwet). Daarmee is deze activiteit vergunningplichtig in het kader van art. 19d Nbwet. Uit de nadere afweging moet voor het voorliggende project blijken of een vergunning kan worden afgegeven. Datum
04.06.2014 Kenmerk
B
TOETSING
B1
Inhoudelijke beoordeling
2014/0133278
Pagina 9
Uw kenmerk
B1.1 Relevante kwalificerende waarden Het project „afronding werkzaamheden 110kV verbinding Zwartsluis-Vollenhove‟ is getoetst aan de effecten op de instandhoudingsdoelen van de kwalificerende vogelsoorten, habitatsoorten en habitattypen van de Natura 2000-gebieden „Zwarte Meer‟, „De Wieden‟, „Weerribben en „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟. De betreffende instandhoudingsdoelen zijn weergegeven in bijlage 2. Uit de omschrijving van de voorgenomen activiteiten en de toetsing daaraan blijkt dat op een beperkt aantal doelstellingen van de drie betrokken gebieden effecten te verwachten zijn. In tabel 1 is weergegeven welke effecten kunnen optreden. Het betreft alleen effecten van de afronding van de aanleg en de effecten van een aantal maatregelen in verband met achterstallig onderhoud. De overige effecten vallen onder de in 2013 verleende vergunning voor onbepaalde tijd.5 Tabel 1: potentiële effecten
Mogelijk effect Verstoring door geluid Optische verstoring Effecten door betreding
Aanlegfase
Uw brief
x x x
De effecten in bovenstaande tabel hebben niet op alle betrokken vogelsoorten, dier- en plantensoorten en plantengemeenschappen (habitattypen) een effect. In deze paragraaf 5
Provincie Overijssel, 2013. Vergunning Natuurbeschermingswet 2013/0165696
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
stellen we (per Natura 2000 gebied) vast voor welke instandhoudingsdoelen effecten kunnen optreden. In paragraaf B1.2 beschrijven we de effecten en beoordelen we of vergunningverlening mogelijk is. Habitattypen In „De Wieden‟ wordt alleen gewerkt in delen van de gebieden die als Vogelrichtlijngebied zijn aangewezen. De werkzaamheden in „Zwarte Meer‟ vinden plaats buiten de begrenzing van habitattypen. In de andere Natura 2000-gebieden vinden geen werkzaamheden plaats. Effecten op de habitattypen door betreding kunnen met zekerheid worden uitgesloten.
Datum
Habitatsoorten De werkzaamheden in „De Wieden‟ vinden plaats in een gedeelte dat alleen als vogelrichtlijngebied is aangewezen. Effecten op habitatsoorten kunnen worden uitgesloten. Er worden door de werkzaamheden in het „Zwarte Meer‟ geen sloten en wateren aangetast of verstoord. Hierdoor kunnen effecten op de leefgebieden van Grote modderkruiper, Kleine modderkruiper en Rivierdonderpad worden uitgesloten. Doordat overdag wordt gewerkt kunnen effecten op Meervleermuis worden uitgesloten.
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 10 Uw brief
Broedvogelsoorten Het gebied „Weerribben‟ is (gezien de afstand) alleen relevant in verband met mogelijk foeragerende Purperreigers, effecten op het leefgebied van andere voor dit gebied relevante soorten zijn uitgesloten. Aangezien in het gebied „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟ geen werkzaamheden plaatsvinden tijdens de broedperiode van de betrokken soorten treden geen effecten op.
Uw kenmerk
De leefgebieden van de voor het gebied „Zwarte Meer‟ relevante broedvogelsoorten bestaan uit riet- en moerasgebieden. Deze gebieden bevinden zich op meer dan 300 m van de enige mast in het gebied. Hierdoor kunnen effecten worden uitgesloten. De werkzaamheden in 'De Wieden' vinden alleen plaats in een (potentieel) geschikt broedgebied voor de soorten Watersnip, Paapje en Kwartelkoning. Het broedgebied van de andere broedvogelsoorten (Aalscholver en Purperreiger) worden niet verstoord. Mogelijk kan Purperreiger foerageren in/rond het plangebied. De broed- en leefgebieden van de andere kwalificerende broedvogelsoorten liggen op een zodanig grote afstand van de werkzaamheden dat verstorende effecten kunnen worden uitgesloten. Niet-broedvogelsoorten De werkzaamheden vinden gedeeltelijk plaats in het najaar, tot en met oktober. Enkele soorten zijn tijdens de werkzaamheden nog niet aanwezig in de gebieden. Dit betreft: Kleine Zwaan, Toendrarietgans, Nonnetje, Kolgans (met uitzondering van Kolgans in 'De Wieden') en Grote Zaagbek. Doordat er geen overlap is in tijd tussen de werkzaamheden en de aanwezigheid van bovenstaande soorten wordt het leefgebied van deze soorten niet verstoord.
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Conclusie effectbepaling Op grond van bovenstaande kunnen (significant) negatieve effecten op de volgende soorten en habitattypen, genoemd in tabel 2, niet worden uitgesloten. Tabel 2: samenvatting instandhoudingsdoelen voor effectbeoordeling Gebied
Instandhoudingsdoel broedvogels
Weerribben
Purperreiger (foerageerfunctie)
Gebied
Instandhoudingsdoel niet broedvogels
Datum
Uiterwaarden Zwarte water
Smient
en Vecht
Pijlstaart
04.06.2014
Slobeend
Kenmerk
Meerkoet Grutto
2014/0133278
Pagina 11
Gebied Uw brief
Uw kenmerk
Zwarte Meer
Instandhoudingsdoel
Instandhoudingsdoel
broedvogels
niet broedvogels
Purperreiger
Aalscholver
(foerageerfunctie) Fuut Grutto Krakeend Kuifeend Lepelaar Meerkoet Pijlstaart Slobeend Tafeleend Wintertaling Zwarte Stern Grauwe Gans Smient
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Gebied
De Wieden
Instandhoudingsdoel
Instandhoudingsdoel
broedvogels
niet broedvogels
Kwartelkoning
Aalscholver
Paapje
Kolgans
Watersnip
Grauwe Gans Smient
Purperreiger
Krakeend
(foerageerfunctie) Tafeleend Kuifeend Visarend
Datum
Onder B1.2 wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de Natuurbeschermingswet en de aanwijzingsbesluiten van de betrokken Natura 2000gebieden.
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 12 Uw brief
Uw kenmerk
B1.2 Beoordeling aangevraagd project c.q. handeling In deze paragraaf gaan we per Natura 2000-gebied in op de effecten op de soorten uit tabel 2. Als effecten met maatregelen voorkomen kunnen worden, leggen we dat vast in voorschriften in de vergunning. Dit wordt in onderstaande tekst gemotiveerd. Zwarte Meer Werkzaamheden die verstorend werken voor niet-broedvogels in het „Zwarte Meer‟ zijn het conserveren van fundaties, schilderen en het afwerken van het terrein. Gezien het ingezette materieel, kan veel lawaai worden verwacht bij het conserveren van fundaties en het schilderen. De verstoring bij het afwerken van het terrein zijn naar verwachting beperkt doordat de werkzaamheden in uitvoering vergelijkbaar zijn met agrarische werkzaamheden. De werkzaamheden in het „Zwarte Meer‟ zijn beperkt tot één mast (mast 73). De niet-broedvogelsoorten Fuut, Aalscholver, Krakeend, Wintertaling, Pijlstaart, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Meerkoet zijn tijdens het foerageren gebonden aan open wateren en/of wateren met oever- en waterbegroeiing. De soorten slapen vooral op het water van het Zwarte Meer. Afhankelijk van de soort foerageren zij in diepe of ondiepe voedselrijke wateren. De afstand vanaf de mast tot de oever en het water is 350 m. Door de beschutting van de rietkraag op de oever is er geen direct zicht op de werkzaamheden. Door de grote afstand en de afscherming zullen de werkzaamheden niet tot verstoring leiden van het foerageergebied of het rustgebied. Het gebied heeft alleen een functie als slaapplaats voor Grutto. Deze soort slaapt staand in ondiep water. Rondom het werkgebied is geen geschikt (foerageer- of slaap)biotoop aanwezig. De werkzaamheden zijn bovendien van tijdelijke aard en vinden overdag plaats. Binnen het Natura 2000-gebied „Zwarte Meer‟ is voldoende alternatief leefgebied aanwezig. Effecten door verstoring op de draagkracht van het gebied voor genoemde soorten kan worden uitgesloten. De niet-broedvogelsoort Smient is een grasetende vogel die overdag rust op beschutte wateren. Het dichtstbijzijnde voor Smient geschikte water bevindt zich op aan de oever van het Zwarte Meer op meer dan 350 m afstand. Effecten door verstoring op de draagkracht van het gebied voor de slaapfunctie van Smient kunnen worden uitgesloten.
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
De instandhoudingsdoelstelling voor de soorten Lepelaar en Zwarte Stern heeft betrekking op de functie als foerageergebied. Beide soorten komen in de zomerperiode voor. Lepelaar foerageert in ondiep water. Zwarte Stern jaagt op vis op diverse wateren. Negatieve effecten op deze soorten kunnen volgens de natuurtoets worden uitgesloten omdat rondom de planlocatie geen geschikt habitat aanwezig is. Wateren die wel geschikt zijn als foerageergebied liggen op grotere afstand en worden niet aangetast of verstoord. Ons oordeel Wij onderschrijven deze conclusies uit de natuurtoets. Weerribben, De Wieden en Zwarte Meer De belangrijkste foerageergebieden van Purperreiger liggen niet alleen in maar ook rondom de Natura 2000-gebieden. Het potentiële foerageergebied voor Purperreiger bestaat rondom het plangebied alleen uit een kleine lengte slootoevers binnen de verstoringszone van 300 m rond het werkgebied. Purperreiger heeft in de omgeving binnen en buiten het Natura 2000-gebied ruim voldoende alternatief foerageergebied6. Datum
04.06.2014 Kenmerk
Ons oordeel Wij onderschrijven deze conclusie uit de natuurtoets.
2014/0133278
Pagina 13 Uw brief
Uw kenmerk
Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht Werkzaamheden die verstorend werken voor niet-broedvogels in „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟ zijn het afwerken van enkele terreindelen. De verstoring is naar verwachting beperkt doordat de werkzaamheden in uitvoering vergelijkbaar zijn met agrarische werkzaamheden. De voor „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟ aangewezen niet-broedvogelsoorten Pijlstaart, Slobeend en Meerkoet zijn gebonden aan grotere wateren met oever- en waterbegroeiing tijdens het foerageren. Ze foerageren veelal in diepe en ondiepe voedselrijke wateren. Deze soorten zijn het gehele jaar present in het Natura 2000-gebied. De voor „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟ aangewezen niet-broedvogelsoort Grutto is tijdens het foerageren gebonden aan wateren met oever- en waterbegroeiing. De Grutto foerageert op de droogvallende delen langs de oever. Deze wateren en oevers worden niet aangetast door de herstelwerkzaamheden aangezien deze alleen in het veld plaatsvinden. Bij verstoring hebben de soorten ruim voldoende alternatieve foerageermogelijkheden. De werkzaamheden zijn bovendien tijdelijk (week 44). Hierdoor worden (significant) negatieve effecten op deze soorten met zekerheid uitgesloten. De voor „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟ aangewezen niet-broedvogelsoort Smient is gebonden aan grasland als foerageergebied en wateren met een rijke oever- en waterbegroeiing) tijdens het foerageren. De Smient slaapt overdag op het water. De verstorende werkzaamheden vinden (overdag) plaats wanneer de Smient rust. Deze wateren worden niet fysiek aangetast en zelfs van zichtverstoring is geen sprake, gezien de omranding van deze wateren met dijken en omliggende hoge vegetatie. Verder is ruim voldoende alternatief (vergelijkbaar) foerageer- en rustbiotoop aanwezig in de rest van het Natura 2000-gebied. (Significant) negatieve effecten op de Smient door de terreinwerkzaamheden worden met zekerheid uitgesloten.
6
Zie o.a. kaart 3.2 in Van der Winden et al, 2004. Leefgebieden van moerasvogels in agrarisch gebied.
Rapport Bureau Waardenburg,
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Ons oordeel Wij onderschrijven deze conclusies uit de natuurtoets. De Wieden Broedvogels Werkzaamheden die verstorend kunnen werken voor broedvogels zijn de diverse werkzaamheden in de mast die gedeeltelijk tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd. Doordat gewerkt wordt met elektrisch gereedschap en een aggregaat, wordt weinig lawaai veroorzaakt. De verstoring is beperkt tot verstoring door de transportbewegingen, het geluid van het aggregaat en zichtverstoring.
Datum
De verstoring leidt niet tot een afname van de draagkracht van het gebied. De verstoring vindt gedurende een korte periode in één seizoen plaats. De geschiktheid neemt niet af. Omdat de polder slechts een klein oppervlak van het gehele Natura 2000-gebied betreft, kan volgens de natuurtoets worden geconcludeerd dat significant negatieve effecten op de draagkracht voor kunnen worden uitgesloten.
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 14
In de aanvraag is daarnaast aangegeven dat voorafgaand aan de werkzaamheden door een ecoloog een broedvogelcheck uitgevoerd. Deze broedvogelcheck wordt op gezette tijden (één keer per twee weken tijdens de werkzaamheden) herhaald. Bij eerdere broedvogelcontroles ten behoeve van de vervanging van het circuit in 2013 werden de soorten met instandhoudingsdoelen (Paapje, Kwartelkoning en Watersnip) niet aangetroffen.
Uw brief
Uw kenmerk
Ons oordeel Wij kunnen ons vinden in de conclusies in de natuurtoets over de tijdelijke effecten op de instandhoudingsdoelen. Het potentiële effect is niet het wegnemen van geschikt habitat, maar het betreft verstoring (aan het einde van) het broedseizoen. In het ergste geval kan een broedsel verloren gaan doordat de ouders de jongen niet meer voeren. Voor deze soorten, waarvan het voortbestaan al onder druk staat, kan dat sterk negatief doorwerken. Het is daarom van belang, voorafgaand aan de werkzaamheden, vast te stellen of de broedvogels aanwezig zijn in de werkstrook en/of de verstoringszone. Voor die terreindelen waar de soorten worden vastgesteld, is dan een aanpassing in de uitvoering noodzakelijk om verstoring te voorkomen. Wij nemen daarom een voorschrift in de vergunning op waarin wordt geregeld dat een ecoloog de werkstrook en de verstoringszone vooraf moet inspecteren. De maximale afstand waarop verstoring kan plaatsvinden is 300 m (verstoringszone Watersnip is 100-300 m7). Daarbij moeten onze handhaver in de gelegenheid worden gesteld aanwezig te kunnen zijn. De resultaten van de inspectie moet worden weergegeven in een rapport. Als de soorten worden waargenomen moet in de rapportage worden aangegeven op welke wijze de werkzaamheden worden aangepast. Het rapport behoeft onze instemming als bij de inspectie géén handhaver van ons aanwezig was. De herhalingen van de broedvogelcheck kunnen worden gebruikt om te monitoren of de aanpassing van de werkzaamheden voldoende is. Door deze voorschreven benadering kunnen mogelijke negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor broedvogelsoorten van 'De Wieden' worden uitgesloten.
7
Bron: Profieldocument Watersnip. Ministerie van EZ. http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Niet broedvogels De instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten Fuut, Aalscholver, Krakeend, Tafeleend, Kuifeend hebben betrekking op foerageergebied en rustplaats (alleen Aalscholver). De soorten zijn sterk gebonden aan grotere wateren tijdens het foerageren, al kan Aalscholver ook incidenteel worden aangetroffen in kleinere wateren. Rustplaatsen voor Aalscholver en foerageergebied voor deze soorten in de vorm van grote wateren zijn op ruime afstand van het plangebied gelegen (450 of meer) en worden door de werkzaamheden niet verstoord. (Significant) negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. Het gebied heeft voor Visarend een functie als foerageergebied. Deze soort is sterk gebonden aan de grotere visrijke wateren tijdens het foerageren. Deze wateren worden met zekerheid niet aangetast, omdat zij op geruime afstand van het plangebied gelegen zijn. (Significant) negatieve effecten door de werkzaamheden kunnen worden uitgesloten.
Datum
04.06.2014 Kenmerk
De instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten Kolgans, Grauwe Gans en Smient hebben betrekking op de functie als foerageergebied en slaapplaats. Effecten op grasetende soorten kunnen optreden indien er zodanige verstoring optreedt dat deze niet meer voldoende kunnen foerageren. Als aan alle masten tegelijk wordt gewerkt en bij een verstoringsafstand van 300 meter wordt in 'De Wieden' ca 196,5 ha tijdelijk verstoord.
2014/0133278
Pagina 15 Uw brief
Uw kenmerk
In de natuurtoets is verwezen naar de ten behoeve van de aanvraag 2013 uitgevoerde cijfermatige benadering. Hierin is de volgende (worst case) benadering uitgevoerd welke oppervlakte (ruimte) de aanwezig op gras foeragerende soorten per dag nodig hebben om te foerageren Dit betreft een benadering van de dagelijks te gebruiken ruimte in verband met een tijdelijke verstoring zoals deze door de werkzaamheden optreedt, het is geen maat voor de draagkracht van het Natura 2000-gebied. Op basis van de aantallen uit de instandhoudingsdoelstellingen en een dichtheid van een groep grazende vogels van 2 ganzen / 3 smienten per m2 is een oppervlakte van 2.620 m2 nodig. Wanneer wordt aangenomen dat per minuut een halve hectare wordt begraasd, dan hebben de gezamenlijke instandhoudingsdoelstellingen per uur 7,86 hectare nodig (60 * 0,262/2). De Barsbeker Binnenpolder is 487 ha, waarvan een gebied van 290,5 ha onverstoord blijft. Alleen al in de Barsbeker Binnenpolder blijft een oppervlakte beschikbaar die niet in een dag kan worden begraasd (37 uur ; 290,5/7,86). Daarnaast kan door de ganzen en smienten nog naar ander beschikbaar foerageergebied binnen 'De Wieden' worden uitgeweken. Binnen het Vogelrichtlijngebied 'De Wieden' is hiervoor voldoende oppervlakte foerageergebied voorhanden (grasland, rietmoeras, akkers). De verstoring treedt bovendien alleen op in periode tot eind oktober (overlap van 4-5 weken). Kolgans begint in oktober in het gebied te verblijven met grote aantallen tussen november en maart. Grauwe gans verblijft in jaarrond in het gebied met een piek in de maanden oktober – februari. Smient verblijft voornamelijk van oktober – maart in het gebied. Rustgebieden in de vorm van grotere wateren zijn op ruime afstand van het plangebied gelegen (450 of meer) en worden door de werkzaamheden niet verstoord. Kleinere rustplaatsen in de vorm van brede sloten of weteringen kunnen wel worden verstoord, maar binnen het Natura 2000-gebied bevindt zich genoeg alternatief rustgebied om deze tijdelijke verstoring op te vangen. Aangezien volgens de berekening voor Kolgans, Grauwe Gans en Smient binnen het Natura 2000-gebied ruim voldoende oppervlakte foerageergebied is om bij een tijdelijke verstoring naar uit te wijken, wordt een (significant) negatief effect uitgesloten. De draagkracht van het gebied wordt door de tijdelijke verstoring niet aangetast.
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Ons oordeel Wij onderschrijven de conclusies op basis van de natuurtoets. De verstoring is van tijdelijke aard, overlapt maar beperkt met de aanwezigheid van de betreffende soorten en er is voldoende ruimte om naar uit te wijken bij een tijdelijke verstoring. Eindconclusie Uit de beoordeling van de effecten blijkt dat er de werkzaamheden zodanig worden uitgevoerd dat significant negatieve effecten op leefgebieden van soorten of habitattypen worden voorkomen. Het project leidt niet tot significant negatieve effecten op één van de instandhoudingsdoelen. De gevraagde vergunning kan worden verleend. Aan de vergunning worden voorschriften verbonden om de uitvoering van maatregelen (beperking resteffecten) te borgen.
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 16 Uw brief
Uw kenmerk
B1.3
Cumulatieve effecten
Tijdens de uitvoering van het project zijn beperkt negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen te verwachten. Effecten op broedvogels worden voorkomen door volgens de voorschriften te werken. Effecten op grasetende soorten in het najaar zijn niet significant en van tijdelijke en plaatselijke aard. De effecten kunnen geheel worden ondervangen in het deelgebied waar de activiteit plaatsvindt. Er is door ons vergunning verleend8 voor het project Ombouw N331 Zwartsluis-Vollenhove dat momenteel in uitvoering is. Dit project kan door habitatverlies, verstoring door geluid en optische verstoring effecten hebben op dezelfde doelstellingen als waarop de afronding van de werkzaamheden aan de 110kV verbinding effecten heeft. Er is geen cumulatie van verstorende effecten voor niet-broedvogels. Bij de toetsing van de werkzaamheden voor de aanpassing van de N331 blijkt dat dit project in het geheel geen verstorend effect heeft op niet-broedvogels. De N331 heeft een effect op de beschikbaarheid van foerageergebied (graslanden) in het „Zwarte Meer‟. De afronding van de werkzaamheden aan de 110kV verbinding heeft op grasetende niet-broedvogels in „Zwarte Meer‟ verwaarloosbare effecten omdat de omgeving van mast 73 (de enige mast in het gebied) marginaal geschikt foerageergebied is (bestaande verstoring door ligging aan de dijk en direct naast de N331). In de uitvoeringsperiode van het project worden verder projecten uitgevoerd zoals baggerwerkzaamheden en natuurontwikkelingsprojecten die tot een niet-significante verstoring kunnen leiden. Deze projecten vinden niet plaats in de betreffende deelgebieden waar het project plaatsvindt. Er is daardoor geen sprake van cumulatieve effecten.
8
Edo-kenmerk 2014/0093800
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
B2
Zienswijzen
B2.1 Bespreking van ingediende zienswijzen De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Steenwijkerland en Zwartewaterland is acht weken9 de gelegenheid geboden om over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. De gemeente Zwartewaterland heeft op 12 mei 201410 schriftelijk aangegeven geen zienswijze te hebben op deze aanvraag. De gemeente Steenwijkerland heeft op 28 mei 201411 schriftelijk aangegeven geen zienswijze te hebben over deze aanvraag. Er is een reactie ontvangen van de Vereniging Natuurmonumenten12. In deze reactie vraag Natuurmonumenten aandacht voor de ook in het gebied voorkomende Watersnip. Daarnaast vraagt Natuurmonumenten aandacht voor de vele andere weidevogels, waarvan de jongen bij de start van het project nog niet vliegvlug zullen zijn. Volgens Natuurmonumenten zou het beter zijn het project enkele weken later uit te voeren. Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 17 Uw brief
B2.2 Reactie van de provincie op zienswijzen Voorafgaand aan de werkzaamheden moet een inspectie worden naar de aanwezige broedgevallen van soorten met een instandhoudingsdoel, waaronder Watersnip. Indien broedgevallen van deze soorten worden aangetroffen is het noodzakelijk de wijze van uitvoering hierop aan te passen. Dit hebben wij vastgelegd in een voorschrift. De overige soorten zijn geen instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
Uw kenmerk
C
Slotconclusie
Het project brengt de instandhoudingsdoelen voor het betrokken Natura 2000-gebieden niet in gevaar. Vergunning in het kader van de Nbwet kan, onder voorwaarden, worden verleend.
9
artikel 44, lid 3, Nbwet
10
Edo-kenmerk 2014/0131698
11
Edo-kenmerk 2014/0149386
12
Edo-kenmerk 2014/0135179
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Bijlage 2 Natura 2000-gebied ‘Zwarte Meer’ Gebiedsbeschrijving Het Zwarte Meer ligt in de voormalige IJsseldelta tussen de Noordoostpolder en het Kampereiland. Het is een groot, ondiep randmeer dat grotendeels bestaat uit open water met lokaal watervegetaties van voedselrijke milieus. Aan de zuidkant ligt een groot rietmoeras, in het oostelijk deel een kunstmatig eiland (het Vogeleiland) en enkele restanten van biezenvelden. Langs de oevers zijn brede rietkragen en moerasvegetaties aanwezig. Plaatselijk komen grote zeggenmoerassen van voedselrijke milieus voor. De graslanden bestaan voor een groot deel uit typen van (matig) voedselrijke standplaatsen, overstromingsgraslanden met kievietsbloemen, kamgrasweiden en glanshaverhooilanden. Verder komen op de oevers struwelen, (hakhout)bosjes en natuurlijke en gegraven kolken voor.
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 18 Uw brief
Doelstellingen In onderstaande tabellen zijn de doelstellingen voor de habitattypen, soorten en vogels weergegeven. Zij hebben gezamenlijk de begrenzing van dit Natura 2000-gebied bepaald. De doelstellingen zijn gericht op de leefgebieden van plantengemeenschappen (habitattypen) en soorten. Op basis van de regels vanuit Europa, vertaalt in de Nederlandse wetgeving, mag er geen verslechtering optreden van leefgebieden van soorten en/of plantengemeenschappen. Dat wordt beoordeeld ten opzichte van de datum waarop dit gebied onder de bescherming werd gebracht van de Europese Vogelrichtlijn (18 juli 1995) danwel de Europese Habitatrichtlijn (7 december 2004). Voor zover er sprake is van een behoudsdoelstelling moet dit gezien worden als een minimumeis.
Uw kenmerk
H3150 H6430A H6510B
meren met krabbenscheer en fonteinkruiden ruigten en zomen (moerasspirea) Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart)
Toelichting symbolen: SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)
=
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
Doelstellingen voor habitatsoorten
+ --
> = >
> = >
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
instandhouding
Landelijke staat van
Doelstellingen voor habitattypen
H1145 H1149 H1163 H1318
grote modderkruiper kleine modderkruiper rivierdonderpad meervleermuis
+ -
Toelichting symbolen:
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 2 Uw brief
Uw kenmerk
SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)
=
Behoudsdoelstelling
= = = =
= = = =
= = = =
populatie
Doelstelling
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
instandhouding
Landelijke staat van
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
A021 A029 A119 A292 A295 A298
aantal broedparen13
Draagkracht voor
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
kwaliteit
6 20 7 50 270 40
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
A005 A017 A034 A037 A039 A041 A043 A050 A051 A052 A054 A056 A059 A061 13
14
fuut aalscholver lepelaar kleine zwaan toendrarietgans kolgans grauwe gans smient krakeend wintertaling pijlstaart slobeend tafeleend kuifeend
+ + + + + + + + --
= = = = = = = = = = = = = =
= = = = = = = = = = = = = =
Functie gebied
Uw kenmerk
aantal vogels14
Uw brief
Draagkracht voor
Doelstellingen voor niet-broedvogels
kwaliteit
3
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig
=
Doelstelling
Pagina
SVI
oppervlakte
2014/0133278
> > > > = >
Toelichting symbolen:
Doelstelling
Kenmerk
> > > > = >
instandhouding
04.06.2014
------
Landelijke staat van
Datum
roerdomp purperreiger porseleinhoen snor rietzanger grote karekiet
instandhouding
Landelijke staat van
Doelstellingen voor broedvogels
170 f 300 f 3 f 2 f/s Behoud s 740 f/s 630 f/s 1300 s 90 f 470 f 10 f 10 f 240 f 1700 f
Het betreft een „ten minste‟ doelstelling en is het minimum dat aanwezig moet zijn Aantallen betreffen een seizoensgemiddelde m.u.v. Visarend. Voor deze soort betreft het een seizoensmaximum. Het seizoensgemiddelde is het gemiddelde aantal in een gebied aanwezige vogels over het gehele seizoen, berekend aan de hand van maandelijks uitgevoerde tellingen over een reeks seizoenen (1999/2000-2003/2004).
A125 A156 A197
meerkoet grutto zwarte stern
---
Toelichting symbolen:
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 4 Uw brief
Uw kenmerk
SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)
=
Behoudsdoelstelling
s
betreft slaapplaatsfunctie
f
betreft foerageerfunctie
= = =
= = =
Functie gebied
aantal vogels14
Draagkracht voor
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
instandhouding
Landelijke staat van
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
1800 f behoud s 10 f
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Natura 2000-gebied ‘De Wieden’ Gebiedsbeschrijving Het gebied De Wieden is een uitgestrekt laagveenmoeras met meren en kanalen met daartussen natte graslanden, natte heiden, trilvenen, galigaanmoerassen, rietland en moerasbos. Het gebied is een restant van het laagveengebied dat zich ooit van Zwolle tot ver in Fryslân uitstrekte. Een groot deel bestaat uit uitgeveende petgaten. Alle successiestadia van open water tot en met moerasheide en veenbos zijn aanwezig. Het gebied De Wieden is beïnvloed door het oude rivierstelsel van de Overijsselse Vecht. Er komen ondiepe kleiafzettingen voor. Door vervening, met bredere petgaten, zijn de grote meren ontstaan. Het Giethoornse- en Duiningermeer zijn natuurlijke meren.
Doelstellingen voor habitattypen
H3140 H3150 H4010B H6410 H6430A H7140A H7140B H7210 H91D0
kranswierwateren meren met krabbenscheer en fonteinkruiden vochtige heiden (laagveengebied) blauwgraslanden ruigten en zomen (moerasspirea) overgangs- en trilvenen (trilvenen) overgangs- en trilvenen (veenmosrietland) *galigaanmoerassen * hoogveenbossen
Toelichting symbolen: SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)
=
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
Doelstellingen voor habitatsoorten
--+ --
> > > > = > = > =
> > > > = = = > >
kwaliteit
Uw kenmerk
Doelstelling
Uw brief
oppervlakte
5
Doelstelling
Pagina
instandhouding
Kenmerk 2014/0133278
Landelijke staat van
Datum
04.06.2014
Doelstellingen In onderstaande tabellen zijn de doelstellingen voor de habitattypen, soorten en vogels weergegeven. Zij hebben gezamenlijk de begrenzing van dit Natura 2000-gebied bepaald. De doelstellingen zijn gericht op de leefgebieden van plantengemeenschappen (habitattypen) en soorten. Op basis van de regels vanuit Europa, vertaalt in de Nederlandse wetgeving, mag er geen verslechtering optreden van leefgebieden van soorten en/of plantengemeenschappen. Dat wordt beoordeeld ten opzichte van de datum waarop dit gebied onder de bescherming werd gebracht van de Europese Vogelrichtlijn (24 maart 2000) danwel de Europese Habitatrichtlijn (7 december 2004). Voor zover er sprake is van een behoudsdoelstelling moet dit gezien worden als een minimumeis.
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 6
H1016 H1042 H1060 H1082 H1134 H1145 H1149 H1163 H1318 H1393 H1903 H4056
---+ ---
= > > > = = = = = > > =
populatie
Doelstelling
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
= > > > = = = = = > > =
= > > > = = = = = > > =
Toelichting symbolen: SVI
Uw brief
zeggekorfslak gevlekte witsnuitlibel grote vuurvlinder gestreepte waterroofkever bittervoorn grote modderkruiper kleine modderkruiper rivierdonderpad meervleermuis geel schorpioenmos groenknolorchis platte schijfhoren
instandhouding
Landelijke staat van
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig
=
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
Uw kenmerk
A017 A021 A029 A081 A119 A122 A153 A197 A229 A275 A292 A295 A298
aalscholver roerdomp purperreiger bruine kiekendief porseleinhoen kwartelkoning watersnip zwarte stern ijsvogel paapje snor rietzanger grote karekiet
+ --+ -------
= = = = = > = > = > = = >
= = = = = > = > = > = = >
aantal broedparen15
Draagkracht voor
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
instandhouding
Landelijke staat van
Doelstellingen voor broedvogels
1000 30 65 19 19 13 150 200 10 6 300 2000 20
Toelichting symbolen: 15
Het betreft een „ten minste‟ doelstelling en is het minimum dat aanwezig moet zijn
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig
=
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
A005 A017 A037 A041 A043 A050 A051 A059 A061 A068 A070 A094
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 7 Uw brief
Uw kenmerk
fuut aalscholver kleine zwaan kolgans grauwe gans smient krakeend tafeleend kuifeend nonnetje grote zaagbek visarend
+ + + + + --+
= = = = = = = = = = = =
= = = = = = = = = = = =
Functie gebied
aantal vogels16
Draagkracht voor
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
instandhouding
Landelijke staat van
Doelstellingen voor niet-broedvogels
110 f behoud s
8 3800 1100 500 150 210 430 30 20 2
f/s f/s f/s f/s f f f f f f
Toelichting symbolen: SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)
=
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
s
betreft slaapplaatsfunctie
f
betreft foerageerfunctie
16
Aantallen betreffen een seizoensgemiddelde m.u.v. Visarend. Voor deze soort betreft het een seizoensmaximum. Het seizoensgemiddelde is het gemiddelde aantal in een gebied aanwezige vogels over het gehele seizoen, berekend aan de hand van maandelijks uitgevoerde tellingen over een reeks seizoenen (1999/2000-2003/2004).
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht’
Datum
Gebiedsbeschrijving De uiterwaarden Zwarte Water en Vecht betreffen het geheel aan uiterwaarden ten noorden van Zwolle waar de Overijsselse Vecht samenstroomt met het Zwarte Water. De Vecht is een regenrivier die in Duitsland ontspringt. Het gedeelte van de Vecht, dat in dit gebied is opgenomen, kronkelt sterk door het landschap. Een deel van de uiterwaarden wordt soms tot laat in het voorjaar onregelmatig overstroomd. Op de met steenslag beschermde oevers van de zomerdijk groeit vaak riet, ruigte of wilgenstruweel. De uiterwaarden bestaan uit buitendijkse graslanden, waarin strangen, kolken, rivierduinen en hakhoutbosjes voorkomen. Langs het Zwarte Water komen nattere graslanden voor. Dit gebied herbergt veel kievitsbloemgraslanden. Het betreft hier één van de topgebieden in Europa voor kievitsbloemhooilanden (behorend tot H6510, subtype B).Daarnaast komt in het gebied een aantal hardhoutooibosjes voor. Ook komen relicten van blauwgraslanden voor. Op hoger liggende zandige ruggen en langs en op de dijken komen lokaal goed ontwikkelde glanshaverhooilanden voor. Lokaal zijn abelen-iepenbossen aanwezig.
04.06.2014
H3150 H6120 H6410 H6430A H6510A H6510B H91F0
meren met krabbenscheer en fonteinkruiden *stroomdalgraslanden blauwgraslanden ruigten en zomen (moerasspirea) glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver) glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) droge hardhoutooibossen
Toelichting symbolen: SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig
=
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
-
--
> = = = = >
> = = = = =
--
>
>
+
kwaliteit
Doelstellingen voor habitattypen
Doelstelling
Uw kenmerk
oppervlakte
Uw brief
Doelstelling
8
instandhouding
Pagina
Doelstellingen In onderstaande tabellen zijn de doelstellingen voor de habitattypen, soorten en vogels weergegeven. Zij hebben gezamenlijk de begrenzing van dit Natura 2000-gebied bepaald. De doelstellingen zijn gericht op de leefgebieden van plantengemeenschappen (habitattypen) en soorten. Op basis van de regels vanuit Europa, vertaalt in de Nederlandse wetgeving, mag er geen verslechtering optreden van leefgebieden van soorten en/of plantengemeenschappen. Dat wordt beoordeeld ten opzichte van de datum waarop dit gebied onder de bescherming werd gebracht van de Europese Vogelrichtlijn (24 maart 2000) danwel de Europese Habitatrichtlijn (7 december 2004). Voor zover er sprake is van een behoudsdoelstelling moet dit gezien worden als een minimumeis.
Landelijke staat van
Kenmerk 2014/0133278
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
H1134 H1149
bittervoorn kleine modderkruiper
+
= =
= =
populatie
Doelstelling
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
instandhouding
Landelijke staat van
Doelstellingen voor habitatsoorten
= =
Toelichting symbolen: SVI
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
Uw kenmerk
A021 A119 A122 A197 A298
roerdomp porseleinhoen kwartelkoning zwarte Stern grote karekiet18
-----
= = = > >
= = = > >
aantal broedparen17
Draagkracht voor
kwaliteit
Uw brief
Doelstelling
9
oppervlakte
Pagina
Doelstelling
Kenmerk 2014/0133278
instandhouding
Doelstellingen voor broedvogels Landelijke staat van
Datum
04.06.2014
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig
=
1 10 5 60 2
Toelichting symbolen: SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig
=
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
Doelstellingen voor niet-broedvogels
17
18
Betreft een „ten minste‟ omschrijving en is het minimum dat aanwezig moet zijn. In het definitieve aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟ wordt in het besluit aangegeven dat de Grote karekiet is aangewezen als niet-broedvogel. Ook in hoofdstuk 4 van de Nota toelichting van het besluit wordt dit zo aangegeven. Echter, in hoofdstuk 5 (Instandhoudingsdoelen) van de Nota van toelichting wordt de Grote karekiet als broedvogel aangeduid. De Grote karekiet is uitsluitend in de zomer in Nederland aanwezig om hier te broeden (profieldocument Grote karekiet, Ministerie LNV 2009). Hij overwintert in Afrika. De aanwijzing van deze soort in het besluit als niet-broedvogel duidt dus op een verschrijving. Wij gaan daarom in onze beoordeling uit van aanwijzing van deze soort als broedvogel.
Datum
04.06.2014 Kenmerk 2014/0133278
Pagina 10
+ + + --
= = = = = = =
4 2100 570 20 10 320 80
f f s/f f f f s/f
gebied
Draagkracht voor
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
= = (<) = (<) = = = =
Functie van het
kleine zwaan20 kolgans smient pijlstaart slobeend meerkoet grutto
aantal vogels19
A037 A041 A050 A054 A056 A125 A156
instandhouding
Landelijke staat van
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Toelichting symbolen: SVI
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)
=
Behoudsdoelstelling
>
Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
=(<)
doel heeft 'ten gunste van' formulering
s
betreft slaapplaatsfunctie
f
betreft foerageerfunctie
Uw brief
Uw kenmerk
Binnen het juridische kader van de Habitatrichtlijn is verslechtering van aanwezige waarden niet toegestaan. In aanwijzingsbesluiten wordt met een “ten gunste formulering” een uitzondering gemaakt als er uitbreiding moet plaatsvinden van een in ongunstige staat verkerend habitattype of soort én die uitbreiding alleen kan plaatsvinden ter plekke van een reeds aanwezig ander habitattype of leefgebied van een soort en het geen uitstel duldt (Natura 2000 doelendocument). Het aanwijzingsbesluit voor dit Natura 2000-gebied kent de bepaling dat het foerageergebied van de kolgans (A041) en de smient (A050) mag afnemen ten behoeve van de habitattypen glanshaver- en vossenstaarthooiland, type grote vossenstaart (H6510B) of droge hardhoutooibossen (H91F0). Er moeten maatregelen genomen worden om de oppervlakten van deze habitattypen te vergroten. Het is hierbij toegestaan dat dit deels ten koste gaat van het foerageergebied van de kolgans en de smient.
19
20
Aantallen zijn een seizoensgemiddelde m.u.v. Visarend. Voor deze soort betreft het een seizoensmaximum. Het seizoensgemiddelde is het gemiddelde aantal in een gebied aanwezige vogels over het gehele seizoen, berekend aan de hand van maandelijks uitgevoerde tellingen over een reeks seizoenen (1999/2000-2003/2004). In het definitieve aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied „Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht‟ wordt in het besluit aangegeven dat de Kleine zwaan is aangewezen als broedvogel. Ook in hoofdstuk 4 van de Nota toelichting van het besluit wordt dit zo aangegeven. In hoofdstuk 5 (Instandhoudingsdoelen) van de Nota van toelichting wordt de Kleine zwaan als niet-broedvogel aangeduid. De Kleine zwaan is in Nederland alleen in de winter aanwezig. De soort arriveert in oktober in ons land en trekt, afhankelijk van weersomstandigheden, deels door naar Engeland. In Nederland worden de hoogste aantallen in november-januari aangetroffen. In februari/maart trekt de Kleine zwaan weer weg naar het noorden (Profieldocument Klein zwaan, Ministerie van LNV 2009). Voor deze soort geldt dat hij in de broedperiode niet in Nederland voorkomt en dat hier kan worden uitgegaan van een verschrijving bij de aanwijzing van deze soort als broedvogel. Wij gaan voor de Kleine zwaan daarom in onze beoordeling uit van aanwijzing als niet-broedvogel.
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Natura 2000-gebied ‘Weerribben’ Gebiedsbeschrijving Het gebied Weerribben is een ten dele vergraven veengebied in de kop van Overijssel. Het bestaat uit uitgeveende trekgaten, onvergraven legakkers van wisselende breedte, grotere percelen niet-vergraven veen, verlandend water, trilveen rietlanden, graslanden, ruigteterreinen en moerasbossen. Alle successiestadia van open water tot en met moerasheide en veenbos zijn aanwezig. Mede door de betrekkelijk late vervening weerspiegelen ze nog veel van de oorspronkelijke gebiedsopbouw. Het huidige landschap met een karakteristiek patroon van petgaten en legakkers is ontstaan door het afgraven van veen voor de turfwinning. Toen rond 1920 de turfwinning niet meer rendabel was, schakelde de lokale bevolking geleidelijk over op rietteelt. In 1919 werd het Stroink gemaal bij Blokzijl gebouwd om het waterpeil in Noordwest Overijssel onder controle te krijgen. Hierdoor werden de rietlanden minder nat, waardoor het verlandingsproces versnelde en het riet doorgroeid raakte met ruigtekruiden.
11 Uw brief
Uw kenmerk
Doelstellingen voor habitattypen
H3140 kranswierwateren H3150 meren met krabbenscheer en fonteinkruiden H4010B vochtige heiden (laagveengebied) H6410 blauwgraslanden H6430A ruigten en zomen (moerasspirea) H7140A overgangs- en trilvenen (trilvenen) H7140B overgangs- en trilvenen (veenmosrietland) H7210 *galigaanmoerassen H91D0 * hoogveenbossen Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
Doelstelling kwaliteit
Pagina
Doelstelling oppervlakte
Kenmerk 2014/0133278
Doelstellingen In onderstaande tabellen zijn de doelstellingen voor de habitattypen, soorten en vogels weergegeven. Zij hebben gezamenlijk de begrenzing van dit Natura 2000-gebied bepaald. De doelstellingen zijn gericht op de leefgebieden van plantengemeenschappen (habitattypen) en soorten. Op basis van de regels vanuit Europa, vertaalt in de Nederlandse wetgeving, mag er geen verslechtering optreden van leefgebieden van soorten en/of plantengemeenschappen. Dat wordt beoordeeld ten opzichte van de datum waarop dit gebied onder de bescherming werd gebracht van de Europese Vogelrichtlijn (aanwijzing van 29 oktober 1986, op grond van jurisprudentie wordt dan 10 juni 1994 aangehouden) danwel de Europese Habitatrichtlijn (7 december 2004). Voor zover er sprake is van een behoudsdoelstelling moet dit gezien worden als een minimumeis. Landelijke staat van instandhouding
Datum
04.06.2014
--+ --
> > > = = > = > =
> > = > = > = > >
Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning
Uw brief
Doelstelling kwaliteit
Doelstelling populatie
Doelstellingen voor broedvogels
Uw kenmerk
A021 roerdomp -A029 purperreiger -A119 porseleinhoen -A153 watersnip -A197 zwarte stern -A292 snor -A295 rietzanger A298 grote karekiet -Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
21
Draagkracht voor aantal broedparen21
12
= > > > = = = = = = =
Doelstelling kwaliteit
Pagina
= > > > = = = = = = =
Doelstelling oppervlakte
Kenmerk 2014/0133278
H1016 zeggekorfslak = H1042 gevlekte witsnuitlibel -> H1060 grote vuurvlinder -> H1082 gestreepte waterroofkever -> H1134 bittervoorn = H1145 grote modderkruiper = H1149 kleine modderkruiper + = H1163 rivierdonderpad = H1318 meervleermuis = H1903 groenknolorchis -= H4056 platte schijfhoren = Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
Landelijke staat van instandhouding
Datum
04.06.2014
Doelstelling oppervlakte
Landelijke staat van instandhouding
Doelstellingen voor habitatsoorten
> > > = > > = >
> > > = > > = >
14 20 30 160 40 100 900 20
gunstig
Het betreft een „ten minste‟ doelstelling en is het minimum dat aanwezig moet zijn