CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
CAO voor Internaten voor Kinderen van Binnenschippers en/of Kermisexploitanten 1 januari 2009 t/m 30 april 2009
tekst per 1 januari 2009 1
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Inhoud Adressen werkgevers- en werknemersorganisatie
Blz. 7
Werkgeversorganisatie
7
Werknemersorganisaties
7
Regiokantoren ABVAKABO
7
Regiokantoren CNV Publieke Zaak
9
RMU Werknemers
9
Secretariaten
10
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
11
Definities
11
Werkingssfeer
12
HOOFDSTUK II De arbeidsovereenkomst
14
HOOFDSTUK III Geneeskundig onderzoek voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst
16
HOOFDSTUK IV Algemene verplichtingen van de werknemer
17
HOOFDSTUK V Algemene verplichtingen van de werkgever
20
Formatieregeling
20
Gehandicapte werknemers
20
Pensioenvoorziening
21
HOOFDSTUK VI Medezeggenschap
22
HOOFDSTUK VI A Fusiegedragsregels
24
HOOFDSTUK VI B Faciliteiten werknemersorganisaties
26 2
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK VII Salariëring
27
Algemeen
27
3
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Inhoud
Blz.
Tijdens arbeidsongeschiktheid
27
Vakantietoeslag
29
Spaarregeling
29
Fietsenplan
30
Levensloopregeling
30
HOOFDSTUK VIII Arbeidsduur en werktijden
31
Arbeids- en rusttijden, toepassing Arbeidstijdenwet
31
Roosters
33
Overwerk
33
Onregelmatige dienst
33
Bereikbaarheidsdienst
34
Aanwezigheidsdienst of slaapdienst
34
Verlof
34
Buitengewoon verlof
34
Ouderschapsverlof
36
Vakantie- en compensatieverlof
36
HOOFDSTUK IX Vergoedingen
40
Verhuiskosten en tegemoetkoming woon/werkverkeer
40
Reis- en verblijfkostenvergoeding
40
Tegemoetkoming premie ziektekosten en ziektekostenvergoeding
40
Studiefaciliteiten
40
Faciliteiten kinderopvang
41
4
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Vervanging hogere functie
41
Jubileumgratificatie
41
EHBO - toelage
42
Ontslaguitkering
42
Kampweek
42
Voeding en Inwoning
42
Inhoud
Blz.
HOOFDSTUK X Schorsing
43
Op non-actief stelling
43
HOOFDSTUK XI Einde arbeidsovereenkomst
44
Wachtgeld
46
Overlijden van de werknemer
46
HOOFDSTUK XII Geschillenregeling
48
HOOFDSTUK XIII Sociaal plan
49
Werkingssfeer
49
Nadere regelen
49
Plichten van de werkgever en van de werknemer
49
Gehele of gedeeltelijke samenloop
49
Voorkoming van onbillijkheden
49
Artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek
49
Reorganisatieplan
50
Overgang van het dienstverband en detachering
50 5
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Vacaturevervulling door de gedetacheerde werknemer
50
Interne vacaturevervulling
51
Functiewijziging in verband met of als gevolg van de reorganisati
52
Ontslag in verband met en als gevolg van reorganisatie
52
Sollicitatie
52
Transferpunt
52
Salarisgarantieregeling
53
Toelagen
53
Diensttijd in verband met studiekosten
54
Verhuiskosten en tegemoetkoming woon-werkverkeer
54
Terugbetaling verhuiskosten
54
Inhoud HOOFDSTUK XIV Overgangs- en slotbepalingen
Blz. 55
Financiële bijdrage Arbeidsvoorwaardenoverleg en Bedrijfscommissie
55
Duur en wijziging 2003/2004
55
Eindejaarsuitkering
55
Model arbeidsovereenkomst
57
Model Arbeidsovereenkomst werkervaringsplaats-werknemer
59
Intentieverklaring
62
Protocollaire afspraken
63
Uitvoeringsregeling Salaris en Functieboek A (ex artikel 25)
65
Salarisschalen en Functieboek
67
Uitvoeringsregeling Overwerk B (ex artikel 30)
94 6
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Uitvoeringsregeling Toelage Onregelmatige Diensten C (ex artikel 31)
95
Uitvoeringsregeling Bereikbaarheidsdienst D (ex artikel 32)
96
Uitvoeringsregeling Verhuiskostenvergoeding en Tegemoetkoming Woon/Werkverkeer E (ex artikel 37)
97
Uitvoeringsregeling Reis- en Verblijfskostenvergoeding F (ex artikel 38)
103
Uitvoeringsregeling Tegemoetkoming Premie Ziektekostenverzekering G (vervallen) Uitvoeringsregeling Studiefaciliteiten I (ex artikel 40)
108
Uitvoeringsregeling Kampweek J (ex artikel 43)
110
Uitvoeringsregeling inhoudingen wegens Voeding en Inwoning K (ex artikel 44)
111
Inhoud Uitvoeringsregeling Wachtgeld L I (ex artikel 48 lid 1)
Blz. 113
Uitvoeringsregeling Wachtgeld L II (ex artikel 48 lid 2)
117
Reglement Commissie van Geschillen M (ex artikel 50)
119
Uitvoeringsregeling Aanwezigheidsdienst of Slaapdienst N (ex artikel 33)
121
Uitvoeringsregeling Reglement van de Ontsnappingsclausulecommissie P (ex artikel 50)
123
Uitvoeringsregeling Reglement van de Levensloopregeling Q (ex artikel 28c)
124
Bijlage inzake tegemoetkomings- en inhoudingsbedragen
130
7
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Bijlage ex artikel 22a lid 1 CAO
132
Bijlage bij circulaire C800080 30/SP/OBG-3089
133
8
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
ADRESSEN WERKGEVERS- EN WERKNEMERSORGANISATIES Werkgeversorganisatie Nederlandse Vereniging van Internaatsbesturen Schippersjeugd Zuideinde 80 2991 LK Barendrecht Tel: 0180-691420 Fax: 0180-691427
Werknemersorganisaties ABVAKABO FNV vakbond voor werknemers in dienst van overheid, onderwijs, instellingen voor gezondheidszorg en welzijnswerk, bejaardentehuizen, sociale werkvoorziening en nutsbedrijven in nv-vorm. Boerhaavelaan 1, Zoetermeer Postbus 3010 2700 KT Zoetermeer Ledenservice: 0900 - 22 825 22 Faxnummer: 079 35 21 226 Regiokantoren ABVAKABO FNV: Regio Noord:
Leonard Springerlaan 23 Postbus 11043 9700 CA Groningen 050-524 0101
Regio Oost:
Binnensingel 3 Postbus 538 7400 AM Deventer 0570-669 500
Regio Midden Ned.:
Oudenoord 170 Postbus 1555 3500 BN Utrecht 030-234 9666
Regio Noord-W.:
Gatwickstraat 33-39 7e etage Postbus 58077 1040 HB Amsterdam 020-581 8484
Regio Zuid-Holland N:
Ierlandlaan 29 Postbus 13 9
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
2700 AA Zoetermeer 079-329 3939 Regio Zuid-Holland Z:
Pegasusweg 200 3067 KX Rotterdam 010-233 5800
10
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Regio Zuid-West:
Jacob Obrechtlaan 3 4611 AP Bergen op Zoom 0164-274300
Regio Zuid-O.:
Noordkade 3 Postbus 540 6000 AM Weert 0495-454700
11
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
CNV Publieke Zaak Carnegielaan 1 Den Haag Postbus 84500 2508 AM Den Haag Tel: 070-4160 600 Fax: 070-4160 690 Regiokantoren CNV Publieke Zaak: Regio I
Friesland, Groningen, Drenthe
0592-390 100
Regiokantoor Assen Beilerstraat 10, 9401 PK Assen Postbus 10085, 9400 CB Assen fax: 0592-390 110 Regio II Gelderland en Overijssel
055-5264 200
Regiokantoor Apeldoorn Tutein Noltheniuslaan 2, 7316 BH Apeldoorn Postbus 10361, 7301 GJ Apeldoorn fax: 055-264 210 Regio III Noord-Holland, Utrecht en Flevoland
035-624 300
Regiokantoor Hilversum Minister Hartsenlaan 7, 1217 LR Hilversum Postbus 500, 1200 AM Hilversum fax: 035-6264 310 Regio IV Zuid-Holland Regiokantoor Rotterdam 010-4787 400 Heemraadsingel 163, 3022 CE Rotterdam fax: 010-4787410 Regio V Noord-Brabant, Limburg en Zeeland
040-2171 500
Regiokantoor Eindhoven Fazantlaan 3, 5613 CA Eindhoven Postbus 6190, 5600 HD Eindhoven fax: 040-2171 510
12
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
RMU Reformatorisch Maatschappelijke Unie Werknemers Plesmanstraat 68, Veenendaal Postbus 900 3900 AX Veenendaal Tel: 0318-543030 Fax: 0318-542522
13
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Secretariaten $ OAS Overleg Arbeidsvoorwaarden Schippersinternaten $ OCC Ontsnappingsclausulecommissie Schippersinternaten $ Commissie van Geschillen ex artikel 50 CAO Schippersinternaten
alle gevestigd bij: CAOP Lange Voorhout 13, Den Haag Postbus 556 2501 CN Den Haag Tel: 070-3765843 Fax: 070-3457528
14
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Definities In deze CAO wordt verstaan onder: a. arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek; b. werkgever: de rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 2 van deze CAO; c. 1. werknemer: degene die als werknemer in de zin van het Burgerlijk Wetboek een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan; 2. werkervaringsplaatswerknemer: degene die op grond van/in het kader van de Subsidieregeling Bevordering Arbeidsinpassing c.q. kaderregeling arbeidsinpassing, een arbeidsovereenkomst naar Burgerlijk Recht heeft gesloten met de werkgever (ingangdatum 1 oktober 1990); d. instelling/inrichting: het zelfstandig optredend organisatorisch samenwerkingsverband van werkgever, werknemer(s) en andere betrokkenen, dat zich ten doel stelt welzijnswerk te verrichten; e. Overleg Arbeidsvoorwaarden Internaten voor Schipperskinderen (OAS): het door de Vakbond voor werknemers in dienst van overheid, onderwijs, instellingen voor gezondheidszorg en welzijnswerk, bejaardentehuizen, sociale werkvoorziening en openbare nutsbedrijven in NV-vorm (ABVAKABO FNV), CNV Publieke Zaak en de Reformatorisch Maatschappelijke Unie Werknemers (RMU) enerzijds en de Nederlandse Vereniging van Internaatsbesturen Schippersjeugd (NEVIS) anderzijds in het leven geroepen overlegorgaan, onder meer bevoegd tot het doen van uitspraken als bedoeld in artikel 4; f. salaris: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maandloon, exclusief de in Hoofdstuk IX genoemde vergoedingen en/of toeslagen en exclusief de vakantietoeslag; g. arbeidsduur: de - met in achtneming van deze CAO - tussen werkgever en werknemer overeengekomen tijd waarin arbeid wordt verricht, waarbij inbegrepen de reis- en wachttijden die hun oorzaak vinden in de door de werkgever opgedragen werkzaamheden. Eveneens wordt onder arbeidsduur begrepen de reistijd verbonden aan werkzaamheden buiten de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied aan het begin en/of het einde van het werk, voor zover deze reistijden meer bedragen dan de gebruikelijke reistijden van het woon/werkverkeer; h. plaats van tewerkstelling: de plaats, waar de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht; i. werkgebied: het gebied, waar de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht en zoals dat is vastgelegd in de individuele arbeidsovereenkomst; j. relatie-partner: 15
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
k.
l.
m. n.
UITVOERINGSREGELING
een persoon met wie de ongehuwde werknemer een affectieve relatie heeft en met wie hij - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert; bloedverwanten van de werknemer tot en met de derde graad worden niet als relatiepartner aangemerkt; onder relatiepartner wordt tevens begrepen de persoon met wie de ongehuwde werknemer is geregistreerd overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de partnerregistratie (per 1 oktober 1998); kostwinner: de werknemer die met zijn uit dienstbetrekking verworven inkomen voor meer dan de helft voorziet in het onderhoud van het gezin c.q. samenlevingsverband, waartoe hij behoort; gezinsinkomen: het gezamenlijke bruto-inkomen van de tot het gezin c.q. samenlevingsverband behorende leden. Onder gezinsleden van de werknemer worden niet begrepen degenen die niet meer te zijnen laste komen; uurloon: het maandsalaris gedeeld door 156 uur (per 1 januari 1998); oproep- of invalkracht: diegene, die een overeenkomst met de werkgever heeft en zich beschikbaar heeft gesteld om op afroep van de werkgever op arbeidsovereenkomst te komen werken maar niet verplicht is om aan deze oproep gehoor te geven; alsmede diegene, die met de werkgever een zogenaamd nuluren-contract (arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht) heeft gesloten (per 1 oktober 1998).
Werkingssfeer Artikel 2. De CAO is van toepassing op: In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke instellingen, die een specifiek internaat voor kinderen van binnenschippers en/of kermisexploitanten beheren.
Artikel 2a (ingangsdatum: 1 oktober 1990). 1. De bepalingen van de CAO zijn onverkort van toepassing op een Werkervaringsplaats-werknemer, met uitzondering van: - artikel 9 - artikel 10 - artikel 23 - artikel 48 jo. Uitvoeringsregeling L I en L II 2. Bij de indiensttreding van een Werkervarings-plaatswerknemer dient de werkgever de volgende regels in acht nemen: 1. Bij de indiensttreding mag geen sprake zijn van verdringing van een reeds bestaande arbeidsplaats dan wel van invulling van een reeds voorziene arbeidsplaats. D.w.z. het moet gaan om een arbeidsplaats die zonder gebruikmaking van de Subsidieregeling Bevordering Arbeidsinpassing c.q. kaderregeling arbeidsinpassing niet tot stand zou zijn gekomen.
16
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
2. De werkervaringsplaats kan zowel een in de CAO geregelde, als hierin nietgeregelde, functie betreffen. 3. Met de Werkervaringsplaats-werknemer wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar afgesloten volgens de als bijlage bij deze CAO opgenomen modelarbeidsovereenkomst Werkervaringsplaatswerknemer. 4. De volgens de CAO geldende salariëring vindt onverkort toepassing ten aanzien van een Werkervaringsplaats werknemer. 5. De werkgever stelt een begeleidingsplan op dat waarborgen biedt voor een reële training en begeleiding van de Werkervaringsplaats-werknemer, ter bevordering van diens mogelijke doorstroming naar een reguliere arbeidsplaats. In dit plan wordt in ieder geval voorzien in de aanwijzing van een vaste begeleider die met de begeleiding van de Werkervaringsplaats-werknemer is belast. 6. De werkgever neemt de inspanningsverplichting op zich om de Werkervaringsplaats-werknemer bij voldoende geschiktheid, na het verstrijken van de hierboven onder 3 genoemde periode van een jaar, door te laten stromen naar een reguliere arbeidsplaats binnen zijn instelling, indien de personeelsformatie van de instelling dit toelaat.
Artikel 2b. vervallen
Artikel 3. vervallen
Artikel 4. De bepalingen van deze CAO kunnen door het OAS geheel of gedeeltelijk niet van toepassing worden verklaard op de arbeidsverhouding tussen een werkgever en al zijn werknemers dan wel een gedeelte van zijn werknemers, indien deze werkgever tevens onder de werkingssfeer van een andere CAO valt.
Artikel 5. 1. De bepalingen van de CAO die van toepassing zijn op de gehuwde werknemer, zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer met een relatiepartner als bedoeld in artikel 1 sub j, mits is voldaan aan het gestelde in het volgende lid en voor zover dat wettelijk mogelijk is. 2. De werknemer dient, hetzij bij indiensttreding, hetzij bij het ontstaan van de affectieve relatie, een door hem en zijn relatiepartner ondertekende schriftelijke verklaring aan de werkgever over te leggen, waaruit blijkt dat sprake is van een affectieve relatie als bedoeld in artikel 1 sub j, en dat zij op hetzelfde adres wonen. Desgevraagd dient de werknemer deze verklaring vergezeld te doen gaan van een uittreksel uit het bevolkingsregister. 3. Is aan het gestelde in lid 1 en lid 2 voldaan, dan wordt de relatiepartner voor de toepassing van deze CAO als echtgenoot/echtgenote aangemerkt en worden onder bloed- en aanverwanten mede begrepen bloed- en aanverwanten van de relatiepartner van de werknemer. 17
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 4.
UITVOERINGSREGELING
De werknemer dient het feit van beëindiging van de relatie binnen een maand -te rekenen vanaf de dag waarop de beëindiging heeft plaatsgevonden- schriftelijk aan de werkgever mede te delen.
Artikel 6. De bij deze CAO gevoegde uitvoeringsregelingen worden geacht met de artikelen van de CAO een geheel uit te maken.
Artikel 7. De met deze CAO en de uitvoeringsregelingen in strijd zijnde bepalingen in werkinstructie, huisregels of andere tussen partijen overeengekomen regelingen zijn nietig.
Artikel 8. 1. De werkgever is verplicht, binnen 1 kalendermaand na ondertekening, een gedrukt exemplaar van deze CAO in alle onderdelen van de instelling ter vrije inzage voor de werknemers te hebben, dan wel aan de werknemer, op diens verzoek, een exemplaar van de CAO in gedrukte dan wel in gedigitaliseerde vorm, en voor zover op hem van toepassing, te verstrekken. 2. Eveneens is hij verplicht de nadien aangebrachte wijzigingen in de CAO ter vrije inzage te hebben, dan wel aan de werknemer, op diens verzoek, te verstrekken, een en ander overeenkomstig het gestelde in lid 1. 3. De werkgever is verplicht tijdens de sollicitatieprocedure aan gerede kandida(a)t(en) een exemplaar van de CAO in gedrukte dan wel in gedigitaliseerde vorm ter inzage te verstrekken.
18
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK II DE ARBEIDSOVEREENKOMST Artikel 9. 1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd. De werkgever draagt zorg dat beide partijen binnen twee weken na het sluiten of wijzigen van de overeenkomst een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangen van de arbeidsovereenkomst of de wijziging daarvan. 2. De schriftelijke overeenkomst vermeldt: a. naam, vestigingsplaats en adres van de werkgever, alsmede naam van degene(n), die statutair bevoegd is (zijn), hem ten deze te vertegenwoordigen; b. naam, voornamen, geboorteplaats, geboortedatum, woonplaats en nationaliteit van de werknemer; c. vermelding van het adres waar of van waaruit bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werkzaamheden worden verricht en/of het werkgebied; d. de verplichting tot verhuizing of ontheffing daarvan; e. datum van het aangaan van de dienstbetrekking; f. vermelding of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde dan wel voor bepaalde tijd is ingegaan. In het laatste geval wordt uitdrukkelijk de grond vermeld; g. proeftijd in de zin van het Burgerlijk Wetboek artikel 7:652 van maximaal twee maanden, indien zulk een proeftijd is overeengekomen; h. functie, welke door de werknemer zal worden vervuld; i. arbeidsduur bij het aangaan van de dienstbetrekking; j. aanvangssalaris en de salarisschaal conform uitvoeringsregeling A; k. de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging; l. aantal uren vakantieverlof per jaar bij het aangaan van de dienstbetrekking (1 januari 1998); m. nevenfuncties als bedoeld in artikel 16 lid 1 en lid 5 bij indiensttreding; n. eventuele bijzondere bepalingen en regelingen, welke toepasselijk zullen zijn; o. toepasselijkheidsverklaring van de CAO en de verklaring van de werknemer daarmee bekend te zijn en accoord te gaan; p. verklaring van de werknemer van de ontvangst van een exemplaar van de CAO en de op hem van toepassing zijnde uitvoeringsregelingen en aangebrachte wijzigingen, dan wel een verklaring van de werknemer dat hij van deze CAO kennis kan dragen; q. verklaring van de werknemer van de ontvangst van een exemplaar van het pensioenreglement, voor zover dit op hem van toepassing is; r. verklaring van de werknemer van de ontvangst - op een daartoe strekkend verzoek van hem - van de statuten en het huishoudelijk reglement van de werkgever; s. verklaring van de buitenlandse werknemer van de ontvangst - op een daartoe strekkend verzoek van hem - van een arbeidsovereenkomst in zijn landstaal; t. de wijze waarop de werktijden zijn geregeld; u. de wederzijdse opzegtermijn, voorzover afwijkend van artikel 47 lid 1. v. of de arbeidsovereenkomst een uitzendovereenkomst is als bedoeld in artikel 690 BW (per 1 januari 1999). 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid onder g kan in afwijking van het bepaalde in artikel 7:652, vierde lid onder a en vijfde lid, van het Burgerlijk 19
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Wetboek in geval van het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd van minder dan twee jaar dan wel van het aangaan van een arbeidsovereen-komst voor bepaalde tijd zonder dat het einde van die arbeidsovereenkomst op een kalenderdatum is gesteld, een proeftijd van meer dan één maand overeengekomen worden.
Artikel 10. 1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. 2. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag niet langer dan voor maximaal een jaar worden aangegaan, tenzij sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in het geval van tijdelijke vervanging wegens ziekte dan wel in het geval de werkzaamheden een tijdelijk karakter dragen. 3. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in het geval van tijdelijke vervanging wegens ziekte bedraagt de duur maximaal 2,5 jaar. 4. Indien sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan, tenzij de werkgever of de werknemer uiterlijk 6 weken voordat de bepaalde tijd is verstreken schriftelijk te kennen geeft, dat hij de arbeidsovereen-komst niet wenst voort te zetten, dan wel dat beide partijen deze overeenkomst voor bepaalde tijd voortzetten met dien verstande dat de duur van de eerst gesloten arbeidsovereenkomst en de voortgezette arbeidsovereenkomst(en) tezamen maximaal 1 jaar bedraagt tenzij sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in het geval de werkzaamheden een tijdelijk karakter dragen dan wel in het geval sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in lid 3 van dit artikel. In het geval, bedoeld in lid 3 mag de duur van de eerst gesloten arbeidsovereenkomst en de voortgezette arbeidsovereenkomst(en) de termijn van 2,5 jaar niet overschrijden. 5. In tegenstelling tot het bepaalde in lid 4 geldt de termijn van 6 weken niet bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ter vervanging wegens ziekte dan wel ter vervanging wegens vakantie.
Artikel 10a. 1. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten, die elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden opvolgen, eindigen van rechtswege zonder dat daartoe opzegging is vereist, mits de totale duur van de arbeidsovereenkomsten tezamen, tussenpozen van niet meer dan drie maanden meegerekend, de termijn van 36 maanden niet overschrijdt. Op het moment dat een opvolgende arbeidsovereenkomst 36 maanden overschrijdt, ontstaat op dat moment een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt alleen indien de werknemer een schriftelijk verzoek heeft gedaan het eerste lid op diens arbeidsverhouding van toepassing te laten zijn. Indien de werkgever hiermee instemt wordt in de arbeidsovereenkomst opgenomen dat artikel 10a van toepassing is. Indien een dergelijke bepaling niet in de arbeidsovereenkomst is opgenomen geldt met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 van deze CAO, artikel 7:668a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
20
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Toelichting Artikel 10a beoogt tegemoet te komen aan de wens van een werknemer om een dienstverband voor bepaalde tijd aan te gaan zonder dat daaruit een dienstverband voor onbepaalde tijd voortvloeit. Artikel 10a schept de mogelijkheid om in een periode van 36 maanden een ongelimiteerd aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan, mits aan de voorwaarden in het tweede lid voldaan is. In de overige gevallen gelden de wettelijke beperkingen voor het aangaan van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd onverkort.
21
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK III GENEESKUNDIG ONDERZOEK VOOR HET AANGAAN VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST Artikel 11. 1. De werkgever kan de werknemer verplichten zich voor zijn indiensttreding te onderwerpen aan een aanstellingskeuring, indien en voorzover dit voor de uitoefening van de functie vereist is, zulks met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de medische keuringen. Op een aanstellingskeuring is het “Protocol aanstellingskeuringen” van toepassing, zoals ontwikkeld door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). 2. Het gestelde in het voorgaande lid is niet van toepassing ten aanzien van de werknemer waarmede ten gevolge van fusie of wijziging van de privaatrechtelijke status van de werkgever opnieuw een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan. 3. De kosten van de in lid 1 bedoelde keuring komen ten laste van de werkgever. Onder deze kosten worden tevens de reis- en verblijfkosten van de werknemer verstaan. Deze worden vergoed overeenkomstig Uitvoeringsregeling F, Reis en verblijfkostenvergoeding. Datum van inwerkingtreding: 1 oktober 1998.
22
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK IV ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER Artikel 12. 1. De werknemer is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. 2. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar zijn beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen door of vanwege de werkgever gegeven, zulks met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de instelling. 3. Binnen redelijke grenzen en voorzover zulks uit het belang van het werk of de instelling voortvloeit is de werknemer - na overleg - verplicht in te stemmen met: a. het voor korte tijd verrichten van andere werkzaamheden, welke in redelijke mate aansluiten bij zijn functie; b. tijdelijke wijzigingen in de regeling van zijn arbeidsduur en werktijden; c. tijdelijke wijzigingen in de plaats van tewerkstelling en/of werkgebied.
Artikel 13. 1. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie en beroep ter kennis is gekomen, voorzover die verplichting uit de aard der zaak volgt dan wel hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband. 2. De in lid 1 bedoelde verplichting bestaat niet tegenover hen, die delen in de verant-woordelijkheid voor een goede vervulling van de functie van de werknemer noch ook tegenover hen, wier medewerking tot die vervulling noodzakelijk is te achten, indien en voor zover deze zelf tot geheimhouding verplicht zijn of zich dienen te verplichten.
Artikel 14. Indien de werknemer verhinderd is wegens ziekte of wegens andere oorzaak zijn werkzaamheden te verrichten, is hij verplicht daarvan, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk mededeling te doen of te laten doen aan de werkgever op een door de werkgever te bepalen wijze. Zodra het tijdstip bekend is, waarop hervatting van de werkzaamheden mogelijk zal zijn dient hij de werkgever daarvan in kennis te stellen.
Artikel 15. 1. De werknemer is verplicht te wonen in of nabij de plaats van tewerkstelling, of in het werkgebied indien zo'n werkgebied is aangewezen. 2. Aan de werknemer kan al dan niet op eigen verzoek schriftelijk ontheffing worden verleend van de in lid 1 genoemde verplichting. 3. Een verleende ontheffing kan - na overleg met de werknemer en met inachtneming een goede uitoefening van de functie zulks vereist.
Artikel 16.
23
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 1.
2.
3.
4.
5.
UITVOERINGSREGELING
De werknemer is gehouden de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen gehonoreerde nevenfuncties te gaan verrichten en van uitbreiding in bestaande gehonoreerde nevenfuncties. Binnen 1 maand na ontvangst van de kennisgeving als bedoeld in lid 1 geeft de werkgever schriftelijk aan de werknemer te kennen dat deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan geoorloofd is, dan wel dat de werkzaamheden of uitbreiding daarvan niet geoorloofd is. In laatst bedoelde situatie dient de werkgever zijn besluit te motiveren. Het verrichten van gehonoreerde nevenfuncties of uitbreiding daarvan zijn uitsluitend ongeoorloofd, indien de verrichting of uitbreiding als strijdig met of schadelijk voor de vervulling van de functie van de werknemer kunnen worden beschouwd. Voordat de werkgever een beslissing neemt over het al of niet toestaan van het verrichten van de werkzaamheden in verband met een gehonoreerde nevenfunctie of een uitbreiding daarvan, is hij verplicht de werknemer ter zake te horen. De werknemer is gehouden de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen niet gehonoreerde nevenfuncties te gaan verrichten bij een instelling /inrichting vallende onder de werkingssfeer van deze CAO. Indien door de werkgever kan worden aangetoond, dat het verrichten van een niet gehonoreerde nevenfunctie strijdig is met of schadelijk is voor de vervulling van de functie, kan hij de werknemer - met inachtneming van een redelijke termijn opdragen deze nevenfunctie te beëindigen.
Artikel 17. 1. Het is de werknemer verboden middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan ten behoeve van de werkgever uit te voeren aannemingen of leveringen dan wel middellijk of onmiddellijk geschenken, beloningen of provisie aan te nemen of te vorderen, dan wel erfenissen of legaten te aanvaarden van personen, met wie hij uitsluitend uit hoofde van zijn functie in aanraking komt. 2. Tenzij door de werkgever uitdrukkelijk toestemming is verleend, is het de werknemer verboden: a. geld of goed toebehorend aan cliënten/pupillen als geschenk of in bruikleen te aanvaarden, te kopen, te verkopen, te doen verkopen of te belenen; b. geld of goed toebehorend aan de werknemer ter beschikking te stellen van of te verkopen aan pupillen dan wel borgtocht aan pupillen te verlenen; c. persoonlijke diensten te doen verrichten door pupillen en personen in dienst van de werkgever en goederen toebehorende aan de werkgever te gebruiken voor persoonlijke doeleinden.
Artikel 18. 1. De werknemer is verplicht de goederen, welke door de werkgever aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, zorgvuldig te beheren. 2. De werknemer kan slechts worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de werkgever geleden schade, voorzover deze is ontstaan door opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid van de werknemer. 3. De verplichting, als bedoeld in lid 2 kan niet worden opgelegd dan nadat de werknemer ter zake is gehoord, waarbij hij zich kan laten bijstaan door een raadsman. 24
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Artikel 19. 1. De werkgever kan de werknemer verplichten zich te onderwerpen aan een röntgenologisch beeldschermonderzoek van de borstkas. 2. De werkgever kan indien hij dit nodig oordeelt de werknemer verplichten zich eenmaal per twee jaar te onderwerpen aan een algemeen geneeskundig onderzoek. 3. De kosten, verbonden aan het onderzoek als bedoeld in lid 1 en lid 2 komen voor rekening van de werkgever.
Artikel 20. 1. De werknemer is verplicht die bijscholingsactiviteiten te volgen die voor uitoefening van de functie noodzakelijk worden geacht en die als zodanig in overleg tussen werkgever en werknemer worden aangewezen. Deze bijscholingsactiviteiten worden beschouwd als opgedragen werkzaamheden en mitsdien komen de eraan verbonden kosten voor rekening van de werkgever. 2. De in het vorige lid bedoelde bijscholingsactiviteiten kunnen in beginsel niet leiden tot overwerk.
25
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK V ALGEMENE VERPLICHTING VAN DE WERKGEVER Artikel 21. 1. De werkgever is verplicht de werknemer in staat te stellen de overeengekomen werkzaamheden naar diens beste vermogen te verrichten en daarbij aanwijzingen te geven met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de instelling en al datgene te doen en na te laten, wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. 2. De werkgever is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem met betrekking tot de persoon van de werknemer uit hoofde van zijn functie als werkgever bekend is, tenzij de werknemer tot het verstrekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens toestemming geeft.
Artikel 22. 1. De werkgever verplicht zich voor de wettelijke werkgevers- en werknemersaansprakelijkheid een genoegzame verzekering af te sluiten. 2. De werkgever is verplicht de schade van de werknemer te vergoeden, welke deze heeft opgelopen tijdens de uitoefening van de dienstbetrekking, tenzij er sprake is van grove schuld en/of ernstige nalatigheid van de werknemer. 3. Indien de werknemer tegenover derden rechten kan doen gelden m.b.t. de geleden schade verliest hij het recht op schadevergoeding door de werkgever, tenzij hij de rechten die hij jegens genoemde derden heeft aan de werkgever cedeert. De kosten van invordering zijn in het laatste geval voor rekening van de werkgever.
Formatieregeling Artikel 22a. 1. Bij het vaststellen van de personeelsformatie voor de instelling geldt als uitgangspunt het per 1 augustus 1980 vastgesteld formatieniveau voor die instelling, als vervat in de formatieregeling voor personeel van internaten voor kinderen van Binnenschippers en/of Kermisexploitanten, (800070, kenmerk BO/SP/OBG/3089), zie bijlage inzake tekst formatieregeling. 2. De werkgever kan een, op zijn instelling toegespitste formatieregeling, vaststellen, die voor ten hoogste 10% van het per 1 augustus 1980 vastgestelde formatieniveau afwijkt; deze vaststelling mag niet worden gerealiseerd door middel van gedwongen ontslag van één of meer werknemers.
Gehandicapte werknemers Artikel 22b. 1. De werkgever dient te bevorderen dat gehandicapte werknemers gelijke kansen hebben als niet gehandicapte werknemers voor wat betreft de deelname aan het arbeidsproces.
26
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 2. 3.
4.
UITVOERINGSREGELING
De werkgever dient de nodige voorzieningen te treffen die gericht zijn op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers. De werkgever zal bij zijn aanstellings- en plaatsingsbeleid bijzondere aandacht besteden aan de mogelijkheden tot indienstneming van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. Indien de werkgever ten behoeve van de gehandicapte werknemer een voorziening in het kader de WAO, c.q. de AAW zal de werkgever deze voorziening voorfinancieren op het moment dat zekerheid is verkregen dat de aanvraag zal worden gehonoreerd. Datum van inwerkingtreding: 1 oktober 1998.
27
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Pensioenvoorziening (per 1 januari 2006) Artikel 23. 1. De internaten, welke niet vallen onder de werkingssfeer van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, zijn aangesloten bij het Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (PGGM). 2. De werknemers nemen deel in het PGGM voor zover de statuten en reglementen van het PGGM dit toelaten. 3. a. De door de werkgever en werknemer verschuldigde premies voor penisoen en arbeidsongeschiktheid ten behoeve van de werknemer die deelneemt in het PGGM worden door het PGGM vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement. b. De door het PGGM vastgestelde premie voor het ouderdomspensioen wordt als volgt vastgesteld: De pensioenpremie verhoging komt voor rekening van de werkgever, de pensioenpremie verlaging ten gunste van de werknemer. Deze afspraak blijft onverminderd van kracht tot het moment dat het niveau van de CAO-Jeugdzorg wordt bereikt. Overige PGGM-premies zijn volledig voor rekening van de werkgever. 4. Gedurende de periode waarin de werknemer gebruik maakt van het wettelijk recht op onbetaald ouderschapsverlof van maximaal een half jaar, is de werkgever verplicht ten gunste van die werknemer de volledige premies voor pensioen en arbeids-ongeschiktheid aan het PGGM te voldoen, als ware de werknemer gedurende die periode op reguliere wijze in de instelling werkzaam geweest (per 1 oktober 1998).
28
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK VI MEDEZEGGENSCHAP Artikel 24. 1. De werkgever is verplicht een ondernemingsraad in te stellen, indien er 35 of meer werknemers op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. 2. De in het eerste lid bedoelde werkgever dient van de instelling van de ondernemings-raad schriftelijk mededeling te doen aan de Bedrijfscommissie voor de Welzijnssector. 3. Indien op grond van het gestelde in lid 1 de verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad niet bestaat, is de werkgever verplicht - onverkort het bepaalde in artikel 35c leden 2 tot en met 4 WOR - tijdig met een werknemersvertegenwoor-diging in overleg te treden over de volgende onderwerpen: a. belangrijke inkrimping, uitbreiding, beëindiging, reorganisatie, fusie, het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met andere instellingen of andere belangrijke wijziging van de werkzaamheden; b. de vaststelling van maatregelen op het gebied van opleiding, bijscholing, werktijden en vakantieregelingen; c. wijzigingen in de statuten en het huishoudelijk reglement van de werkgever; d. vaststelling en wijziging van het beleid ten aanzien van de detachering. 4. De werkgever is verplicht aan de ondernemingsraad of de werknemersvertegenwoordiging alle informatie te verstrekken die hij voor de vervulling van zijn functie nodig heeft. 5. Wanneer de vacature van een werknemer belast met de hoogste dagelijkse leiding in de instelling moet worden vervuld, stelt de werkgever de ondernemingsraad - of bij ontbreken daarvan, de werknemersvertegenwoordiging - in de gelegenheid een gesprek te voeren met de gerede kandida(a)t(en) voor de vervulling van deze vacature. Het oordeel van de ondernemingsraad, of bij het ontbreken daarvan de werknemersvertegenwoordiging, over deze kandida(a)t(en) zal voor de standpuntbepaling van de werkgever zwaar wegen. Indien de werkgever van dit oordeel zou willen afwijken dient hij dit gemotiveerd mee te delen aan de ondernemingsraad of werknemersvertegenwoordiging. 6. De werkgever is verplicht de ondernemingsraad of de werknemersvertegenwoordiging in kennis te stellen van een voorgenomen onvrijwillig ontslag van een werknemer als bedoeld in lid 6. 7. De leden van de ondernemingsraad hebben het recht per jaar 100 uren tijdens werktijd te besteden aan werkzaamheden verband houdende met de raad, anders dan voor het bijwonen van de vergaderingen van de raad en van de vergaderingen van de door de raad ingestelde commissies (per 1 oktober 1998). 8. Voor werknemers met een niet volledig dienstverband wordt het aantal uren, als bedoeld in lid 8 en lid 9, naar evenredigheid vastgesteld, met dien verstande dat het aantal uren minimaal 60 bedraagt. 9. De werkgever verstrekt per kwartaal aan de ondernemingsraad of bij het ontbreken daarvan aan de werknemersvertegenwoordiging een overzicht van het aantal uren verrichte overwerk. 10. De werkgever inventariseert welke functies er in de instelling worden uitgeoefend en welke van deze functies in beginsel in deeltijd kunnen worden vervuld. Alvorens zijn beleid met betrekking tot het in deeltijd kunnen uitoefenen van 29
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
11.
UITVOERINGSREGELING
functies definitief vast te stellen, pleegt hij overleg met de ondernemingsraad met betrekking tot het vast te stellen beleid. Wijzigingen in het beleid worden eveneens na overleg met de ondernemingsraad door de werkgever definitief vastgesteld (ingangsdatum: 1 mei 1992). a. De werkgever is verplicht met de ondernemingsraad in overleg te treden over de concrete bestemming van de financiële middelen, door de werkgever ontvangen van het Pensioenfonds PGGM, welke middelen zijn gerestitueerd aan de werkgever als gevolg van de door hem te veel betaalde pensioenpremie in de periode 1974 tot en met 1981. b. De sub a genoemde middelen dienen te worden aangewend ten behoeve van arbeidsvoorwaarden van de werknemers van de instelling. c. Op het overleg tussen de werkgever en de ondernemingsraad is artikel 27 WOR van toepassing (ingangsdatum 1 januari 1992).
30
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK VI A FUSIEGEDRAGSREGELS Artikel 24a. 1. Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op instellingen die gaan fuseren waarbij in de regel: a. 35 of meer werknemers op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in iedere instelling afzonderlijk; danwel b. minder dan 35 werknemers op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in iedere instelling afzonderlijk, van wie één of meer lid is (zijn) van een werknemersorganisatie, partij bij de CAO. 2. In het kader van dit artikel wordt met fusie gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van een) instelling aan een andere rechtspersoon en/ of het aangaan van elke vorm van samenvoeging van twee of meer instellingen binnen een rechtspersoon. 3. a. Indien een werkgever het voornemen heeft tot fusie over te gaan en hiertoe concrete plannen ontwikkelt, dient hij dit te melden aan de werknemersorganisatie, partij bij deze CAO. b. Hij dient daarbij melding te maken van: - de rechtsvorm van de betrokken instellingen; - de aard en de vestigingsplaats van de betrokken instellingen; - de omvang van de personeelsbestanden; - de motieven voor het streven naar een fusie. c. Deze informatie aan de werknemersorganisaties wordt verstrekt onder geheimhoudingsplicht zolang de ondernemingsraad, dan wel de werknemersvertegenwoordiging, van de plannen tot fusie niet op de hoogte is gesteld. Deze geheimhoudingsplicht wordt opgeheven op het moment dat de ondernemingsraad dan wel de werknemersvertegenwoordiging geïnformeerd is door de werkgever, dan wel dat blijkt dat de betrokken werknemers op andere wijze bekend zijn geworden met het voornemen van (het bestuur van) de instelling om tot fusie over te gaan. d. Het bestuur van een betrokken instelling voert desgevraagd besprekingen met de werknemersorganisaties over zijn fusieplannen en verstrekt daaromtrent desgevraagd nadere informatie. e. De werkgever houdt de werknemersorganisaties voortdurend op de hoogte van de ontwikkeling van de contacten welke hij ter zake van de voorgenomen fusie met andere werkgevers heeft gelegd. 4. a. Zodra duidelijk is welke werkgevers de potentiële fusiepartners zijn, wordt een fusie-overlegorgaan ingesteld, bestaande uit door deze werkgevers aangewezen vertegenwoordigers enerzijds en vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties anderzijds. In dit fusie-overlegorgaan wordt overleg gevoerd met betrekking tot de rechtspositie, arbeidsomstandigheden en medezeggenschap van de betrokken werknemers. Zodra de zeggenschap over de fuserende instellingen dan wel een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk is overgedragen aan een nieuwe rechtspersoon dient deze rechtspersoon in het fusie-overleg vertegenwoordigd te zijn.
31
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
5.
6.
UITVOERINGSREGELING
b. Werknemers welke in dienst zijn van een bij de fusie betrokken instelling kunnen door de werknemersorganisaties niet als vertegenwoordiger in het fusie-overlegorgaan worden aangewezen. c. Alvorens een definitief besluit over het aangaan van een fusie wordt genomen, moet in dit orgaan het overleg afgerond zijn over: - de arbeidsrechtelijke positie van de werknemers, met name indien een B3instelling of een overheidsinstelling bij de fusie betrokken is; - de rechtspositieregeling van de nieuwe rechtspersoon en regels met betrekking tot de rechtspositie gedurende de overgangssituatie; - de werkgelegenheid, de arbeidsomstandigheden en de personeelsopbouw; - de wijze waarop het bestuur wordt samengesteld. d. In het overlegorgaan worden afspraken gemaakt over het tijdstip waarop met de betrokken ondernemingsraden het krachtens de WOR vereiste overleg zal worden gevoerd alsmede over het tijdstip en de wijze waarop de werknemers zullen worden ingelicht. a. Wanneer de besprekingen in het 4.a. bedoelde overlegorgaan over de in 4.c. genoemde onderwerpen zijn afgerond wordt/worden het gezamenlijke standpunt dan wel de verschillende standpunten over de in 4.c. genoemde onderwerpen schriftelijk vastgelegd en meegezonden naar het in de WOR voorgeschreven overleg, waar de verdere totstandkoming van de feitelijke fusie geregeld wordt. b. Zodra de nieuwe rechtspersoon bestaat, dient op de kortst mogelijke termijn op grond van de WOR een vertegenwoordiging van alle in de door de nieuwe rechtspersoon in stand gehouden instelling(en) werkzame personen te worden ingesteld. Zolang dat niet gebeurd is voeren de gezamenlijke bestaande ondernemingsraden als zodanig het overleg met de vertegenwoordiger van de nieuwe rechtspersoon. a. Het overlegorgaan genoemd in 4.a. ziet toe op naleving van de in dat orgaan gemaakte afspraken en wordt daartoe voortdurend op de hoogte gehouden van de voortgang van het onder 5.a. genoemde overleg; b. Als de gang van zaken bij de totstandkoming van de feitelijke fusie daar aanleiding toe geeft, kan het overlegorgaan zijn besprekingen hervatten om tot wijziging danwel aanvulling te komen van de afspraken over de bij punt 4.c. genoemde onderwerpen. Het hervatten van de besprekingen vindt plaats op verzoek van de werknemersorganisaties of op verzoek van het bestuur van (één van) de betrokken instellingen. c. Het overlegorgaan kan slechts worden opgeheven nadat daarover tussen de in dit orgaan vertegenwoordigde instellingen/organisaties overeenstemming is bereikt.
32
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK VI B FACILITEITEN WERKNEMERSORGANISATIES Artikel 24b. 1. Partijen bij deze CAO willen bevorderen, dat er binnen de instelling mogelijkheden worden geboden tot het geven van faciliteiten aan leden en kaderleden van werknemersorganisaties. 2. Onder kaderleden worden verstaan: die leden die door werknemersorganisaties zijn aangewezen voor het verrichten van vertegenwoordigende werkzaamheden en aan de directie van de instelling als zodanig bekend zijn gemaakt. 3. Deze faciliteiten dienen tenminste de volgende te zijn: a. het toestaan van het gebruik van publicatieborden waarop informatie wordt verstrekt en aankondigingen van werknemersorganisaties kunnen worden bekend gemaakt; b. het beschikbaar stellen van ruimten van de instelling ten behoeve van bijeenkomsten van de werknemersorganisaties; c. het gebruik van de telefoon voor het leggen van contacten door kaderleden van de werknemersorganisaties; d. kaderleden zullen in beperkte mate in staat worden gesteld persoonlijke contacten te leggen met de binnen de instelling werkzame leden. Artikel 24c. 1. Indien de georganiseerde werknemer daarom verzoekt zal de werkgever de verschuldigde vakbondscontributie inhouden op het salaris van de werknemer. Een en ander conform de richtlijnen van de Belastingdienst. 2. De inhouding vindt jaarlijks plaats op het salaris van de maand december. 3. Indien de werknemer gebruik wenst te maken van het bepaalde in lid 1, dan dient hij zulks voor 1 oktober van het kalenderjaar schriftelijk aan de werkgever kenbaar te maken. Het verzoek dient te worden vergezeld van het jaarbedrag van de contributie, de naam van de werknemersorganisatie en het rekeningnummer van begunstigde.
33
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK VII SALARIËRING Algemeen Artikel 25. 1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld op grond van uitvoeringsregeling A. 2. Een wijziging in het salaris wordt aan de werknemer terstond gespecificeerd en schriftelijk medegedeeld. 3. De werknemer dient uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand of salarisperiode over zijn salaris en uiterlijk in de tweede maand volgend op het ontstaan van een aanspraak op een toeslag op het salaris, hierover te kunnen beschikken. 4. Geen salaris is verschuldigd over de tijd, gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten. Dit wordt de werknemer schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld. 5. In afwijking van het gestelde in lid 3 kan aan de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een wisselend aantal uren per week, een voorschot ten bedrage van tenminste 75% van het te verwachten salaris worden betaald.
Tijdens arbeidsongeschiktheid. (Per 1 januari 2006) Artikel 26 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder laatstgenoten salaris: a. Het salaris dat de werknemer ontvangt op het moment dat de in lid 2 genoemde verhindering wegens ziekte, zwangerschap of bevalling is ontstaan. b. Overige loonbestanddelen volgens de dagloonregelen van de ZW en de WAO of de WIA1. De hoogte van deze loonbestanddelen wordt op maandbasis gemeten over een periode van drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de in lid 2 genoemde verhindering wegens ziekte, zwangerschap of bevalling is ontstaan. Bijstelling van het laatstgenoten salaris vindt plaats als het maandsalaris verandert door toepassing van Salarisregeling (Hoofdstuk I en IV) of door aanpassing van het maandsalaris aan de algemene loonontwikkeling van de CAO. 2. De werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid tengevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, heeft voor de duur hiervan en zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt gedurende 52 weken aanspraak op doorbetaling van 100% van zijn laatstgenoten brutosalaris als bedoeld in lid 1. 3. Na afloop van de in lid 2 genoemde periode heeft de werknemer gedurende de daarop volgende 52 weken recht op doorbetaling van 70% van zijn laatstgenoten brutosalaris als bedoeld in lid 1, tenzij er sprake is van de omstandigheden als bedoeld in de volgende leden. 1
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Stb. 2005, 481).
34
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
UITVOERINGSREGELING
De werknemer heeft voor de duur van de in lid 2 bedoelde verhindering wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, recht op doorbetaling van zijn laatstgenoten salaris tot een percentage van 85% tijdens de dertiende tot en met de vierentwintigste maand indien hij een van de volgende activiteiten verricht: - het uitvoeren van op reïntegratie gerichte werkzaamheden in het kader van een reïntegratieplan; - het volgen van scholing en/of training gericht op werkhervatting; - het tijdelijk aanvaarden van een lager gesalarieerde functie (al dan niet bij de eigen werkgever), tenzij het salaris behorend bij deze functie hoger is dan de hiervoor in dit lid bedoelde loondoorbetaling tijdens de dertiende tot en met vierentwintigste maand. Bij de toepassing van de leden 2, 3 en 4 worden periodes waarin de werknemer verhinderd is werkzaamheden te verrichten samengeteld, indien die periodes elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Wanneer de werknemer gedurende de in de leden 2, 3 en 4 genoemde periodes recht heeft op een wettelijke uitkering en deze uitkering de in de leden 2, 3 en 4 genoemde loondoorbetaling overstijgt, ontvangt de werknemer deze uitkering. De periode waarin de vrouwelijke werknemer zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet telt niet mee voor de bepaling van de in lid 2 en 3 genoemde tijdvakken. Als de vrouwelijke werknemer een uitkering overeenkomstig artikel 3.7 lid 1 van de Wet arbeid en zorg (Stb. 2001, 567) ontvangt, betaalt de werkgever, indien deze uitkering lager is dan het laatstgenoten salaris een aanvulling tot 100% van het laatstgenoten salaris. De werknemer heeft gedurende de in de leden 2, 3, 4 en 7 genoemde periode recht op vakantietoeslag onder aftrek van eventueel uit andere bron(nen) ontvangen vakantietoeslag. De in de leden 2, 3 en 4 genoemde doorbetaling wordt verminderd met door de werknemer buiten zijn arbeidsovereenkomst ontvangen inkomsten voor tijdens de in lid 1 bedoelde verhindering wegens ziekte, zwangerschap of bevalling verrichte werkzaamheden voor zover deze werkzaamheden zijn gestart na de datum waarop de verhindering ontstond. De werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling: a. indien de arbeidsongeschiktheid opzettelijk door de werknemer is veroorzaakt; b. indien de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een gebrek dat de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst opzettelijk heeft verzwegen of waarover hij de werkgever opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt; c. voor de tijd dat zijn genezing langer duurt doordat de werknemer zijn genezing belemmert of vertraagt; d. voor de tijd, gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke gronden weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door de werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid als bedoeld in artikel 7:658a lid 3 BW te verrichten; e. voor de tijd, gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een 35
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
11.
12.
13.
UITVOERINGSREGELING
plan van aanpak als bedoeld in artikel 7: 658a lid 1 BW. De werkgever moet de werknemer van het vervallen van het recht op loondoorbetaling direct schriftelijk in kennis stellen. a. De werkgever kan het recht op loondoorbetaling of aanvulling opschorten voor de tijd dat de werknemer de meldingsverplichting van artikel 15 niet nakomt of zich niet houdt aan andere door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften betreffende het verstrekken van informatie die de werkgever nodig heeft om het recht vast te stellen. b. De werkgever moet de werknemer van het besluit opschorten direct schriftelijk in kennis stellen. Indien de werknemer in dit kader een verklaring van een door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) benoemde deskundige arts, als bedoeld in artikel 7:629a BW, dient te overleggen, heeft de werknemer het recht op een second opinion van een andere deskundige arts. Indien de werknemer gedurende het tweede ziektejaar zijn pensioendeel volledig blijft betalen, wordt de pensioengrondslag gehandhaafd op het salarisniveau van het eerste ziektejaar. De werkgever zal in dit geval de werkgeversbijdrage voor zijn rekening nemen.
Ontslagbescherming gedeeltelijk arbeidsongeschikten Artikel 26a De werknemer die in het kader van de WIA minder dan 35% loonverlies heeft, wordt na ommekomst van de in artikel 30 genoemde periode niet ontslagen. De werkgever en de werknemer spannen zich tot het uiterste in om een passende functie te vinden voor de werknemer binnen of buiten de organisatie.
Vakantietoeslag. Artikel 28. 1. De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag voor iedere maand of ieder deel van een maand waarin hij salaris vermeerderd met de onregelmatigheidstoelage, vastgesteld conform Uitvoeringsregeling Toelage Onregelmatige Diensten C dan wel een uitkering krachtens artikel 26 heeft genoten. 2. Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, bedraagt de vakantietoeslag per kalendermaand 8% van het bedrag dat de betrokken werknemer in die maand aan salaris vermeerderd met de onregelmatigheidstoelage vastgesteld conform Uitvoeringsregeling Toelage Onregelmatige Diensten C of uitkering als bedoeld in lid 1 heeft genoten. 3. a. Voor de werknemer met een volledig dienstverband die in de in het eerste lid bedoelde maand 21 jaar of ouder is, bedraagt de vakantietoeslag: per 1 januari 2006 : minimaal € 139,18 per maand. per 1 januari 2007 : minimaal € 140,57 per maand. b. Voor de werknemer die in de in het eerste lid bedoelde maand jonger is dan 21 jaar geldt dat het minimum bedrag per maand als genoemd in lid 3 sub a, uitgaande van een volledig dienstverband, zal worden gekort met 7.5% per leeftijdsjaar beneden de 21 jaar. 36
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 4.
5.
UITVOERINGSREGELING
a. Heeft de werknemer als bedoeld in lid 3 in een maand of een gedeelte daarvan een niet volledig dienstverband, dan wordt de vakantietoeslag als bedoeld in lid 3 naar evenredigheid verminderd. b. Eveneens wordt voor de werknemer als bedoeld in lid 3 de vakantietoeslag als bedoeld in lid 3 in evenredigheid verminderd over de maanden of delen daarvan, waarin de werknemer slechts zijn gedeeltelijk salaris heeft genoten, met dien verstande dat bij deze berekening wordt uitgegaan van het aantal kalenderdagen van de desbetreffende maand. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar berekend over het tijdvak van twaalf maanden, aangevangen met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar. De uitbetaling van de vakantietoeslag kan ten hoogste tweemaal per jaar plaatsvinden, doch uiterlijk 31 mei van het betreffende jaar. Ingeval van ontslag voor het einde van die periode geschiedt de uitbetaling over de periode, gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover vakantietoeslag werd betaald en de datum van het ontslag. Ingeval van indiensttreding na het begin van de periode waarover vakantietoeslag wordt uitbetaald, geschiedt de uitbetaling over de tijd gelegen tussen de datum van indiensttreding en het einde van die periode.
Spaarregeling Ingangsdatum : 1 januari 1994 Artikel 28a. 1. De werkgever stelt een spaarloonregeling vast die voldoet aan de eisen van de per 1 januari 1994 in werking getreden Wet Vermeend/Vreugdenhil (Wetsvoorstel 20291) en die voldoen aan het overigens bepaalde in dit artikel. 2. Over het tussen de werkgever en de werknemer afgesproken spaarloon, dat wordt ingehouden op het brutoloon van de werknemer overeenkomstig de spaarloonregeling, zijn geen dan wel minder werkgeverslasten verschuldigd. 3. De werkgever dient de spaarloonregeling ter instemming aan de ondernemingsraad voor te leggen. Artikel 27 WOR is van toepassing op deze regelingen. 4. Een door de werkgever met de instemming van de ondernemingsraad vastgestelde spaarloonregeling op instellingsniveau, welke - in voor de werknemers gunstiger zin - afwijkt van de spaarregeling krachtens deze CAO en die overigens voldoet aan de eisen van de Wet Vermeend/Vreugdenhil, blijft gehandhaafd.
Regeling financiering fietsenplan Ingangsdatum: 1 januari 2006
Artikel 28b 1. In het kader van een fietsenplan kan de werknemer onder bepaalde voorwaarden afstand doen van een deel van toekomstig verlofaanspraken in ruil voor de verstrekking van een fiets voor woon/werkverkeer. Dit tot een maximale waarde van *.
37
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 2.
3.
UITVOERINGSREGELING
Voor deze verstrekking is een vrijstellingsbedrag van * vastgesteld. Indien de cataloguswaarde van de fiets hoger ligt dan het vrijstellingsbedrag ad * dient de werknemer het meerdere bij aflevering van de fiets netto af te rekenen. Op de regeling in lid 1. zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. de fiets wordt gebruikt voor woon/werkverkeer; b. de werknemer woont binnen een straal van 15 kilometer van de standplaats, of de werknemer fietst t.b.v. het woon/werkverkeer naar een opstapplaats Openbaar Vervoer; c. de werknemer wordt eigenaar van de fiets; d. de werknemer levert verlofaanspraken in; e. in het kader van het fietsenplan CAO-Schippersinternaten kan maximaal eenmaal per drie jaar een fiets worden aangeschaft.
Voor de hoogte van het bedrag van de tegemoetkoming en de eigen bijdrage wordt verwezen naar de bijlage inzake tegemoetkomings- en inhoudingsbedragen achterin deze tekstuitgave.
Levensloopregeling (Ingangsdatum : 1 januari 2006) Artikel 28c. 1. De werkgever stelt de werknemer in staat deel te nemen aan een levensloopregeling, conform uitvoeringsregeling Q.
38
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK VIII Arbeidsduur en werktijden Artikel 29. (per 1 januari 1998) 1. De arbeidsduur bedraagt met ingang van 1 januari 1998 voor de werknemer met een volledig dienstverband gemiddeld 36 uur per week, behoudens het bepaalde in lid 2. 2. Voor de werknemer met een volledig dienstverband kan, in verband met het opbouwen van compensatieverlof als bedoeld in artikel 36b, de arbeidstijd worden verhoogd, echter tot maximaal 39,6 uur per week. 3. Ten aanzien van de werknemer met een niet volledig dienstverband wordt de arbeidsduur naar evenredigheid vastgesteld op basis van de arbeidsduur van lid 1 of lid 2. 4. a. De werkgever met een niet volledig dienstverband, die op 31 december 1997 in dienst is van de werkgever, dient aan de werkgever kenbaar te maken of hij gebruik maakt van het recht om het overeengekomen aantal arbeidsuren, zoals dat zal gaan luiden per 1 januari 1998, te verhogen met maximaal 3,7%. b. De werknemer dient voor 1 december 1997 aan de werkgever kenbaar te maken dat hij gebruik maakt van het onder a genoemde opplusrecht. 5. a. De werkgever treedt in overleg met de ondernemingsraad over de wijze waarop de 36-urige werkweek wordt vorm gegeven in de instelling. b. De werkgever en de ondernemingsraad maken afspraken over de herbezetting van de arbeidsuren die zijn vrijgekomen door de invoering van de 36-urige werkweek. Indien de werkgever en de ondernemingsraad niet tot overeenstemming komen over het herbezettingspercentage, vindt een herbezetting van 100% plaats. 6. Het houden van spreekbeurten en het noodzakelijk bijwonen van de direct uit de werkzaamheden voortvloeiende vergaderingen, daaronder begrepen het bijwonen van vergaderingen van de ondernemingsraad en de vergaderingen van de door de OR ingestelde commissies, worden als arbeidsduur aangemerkt. 7. a. De werktijden van de werknemer worden, na overleg, door de werkgever vastgesteld met inachtneming van de eisen die door de normale gang van de werkzaamheden of door het optreden van bijzondere omstandigheden worden gesteld. b. Bij de regeling van de werktijden wordt, voor wat betreft het verrichten van werk op zondag, zoveel mogelijk rekening gehouden met levensbeschouwelijke opvattingen van de werknemer en wordt hem zondag en op de voor hem geldende kerkelijke feestdagen gelegenheid gegeven zijn kerk te bezoeken. c. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op die werknemer voor wie de zevende dag van de week in verband met zijn godsdienstige opvattingen geldt als wekelijkse rustdag. d. Bijscholing, als bedoeld in artikel 20, wordt als arbeidsduur beschouwd. f. De regeling van werktijden of roosters wordt door de werkgever tenminste tien etmalen voor de aanvang van de periode waarop zij betrekking hebben ter kennis van de betrokken werknemers gebracht. 8. a. De werknemer kan worden verplicht wegens opvoedkundige redenen deel te nemen aan maaltijden met aan zijn pedagogische zorg toevertrouwde bewoners van een internaat. 39
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
b. De verplichting van de werknemer tot deelname aan de maaltijden wordt schriftelijk vastgelegd door de werkgever. c. Deze maaltijden worden als arbeidsduur beschouwd.
Arbeids- en rusttijden, toepassing Arbeidstijdenwet. Artikel 29a. 1. Voor wat betreft de toepassing van het bepaalde in de Arbeidstijdenwet (ATW) gelden bij de inrichting van de werktijden van de werknemer van 18 jaar en ouder de navolgende bepalingen:
40
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
a. Minimum rusttijden: wekelijkse rust: $ hetzij 36 uur per periode van 7x 24 uur; $ hetzij 60 uur per periode van 9x 24 uur (1 x per 5 weken in te korten tot 32 uur); dagelijkse rust: $ 11 uur per 24 uur (1x per periode van 7x 24 uur in te korten tot 8 uur en 1x per periode van 7x 24 uur in te korten tot 10 uur). b. Zondagsarbeid: op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij: het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit; de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de ondernemingsraad of bij het ontbreken daarvan de belanghebbende werknemer, daarmee instemt. In geval van arbeid op zondag ten minste 14 vrije zondagen per 52 weken. c. Maximum arbeidstijden (structureel): - arbeidstijd per dienst: 10 uur; - arbeidstijd per week: 45 uur; - arbeidstijd per 13 weken: gemiddeld 40 uur per week (520). d. Aanvullende regels indien er sprake is van nachtdiensten (arbeid tussen 00:00 en 06:00 uur): - minimum rust na een nachtdienst die eindigt na 02:00 uur: 14 uur; - minimum rust na een reeks nachtdiensten: 48 uur; - maximum arbeidstijd per nachtdienst: 8 uur; - maximum arbeidstijd per 13 weken: - ; - maximum aantal nachtdiensten: 10 per 4 weken en 25 per 13 weken (16 per 4 weken, indien de nachtdiensten voor of op 02:00 uur eindigen); - maximum aantal achtereenvolgende nachtdiensten: 5 (6 indien de nachtdiensten voor of op 02:00 uur eindigen). e. Maximum arbeidstijden bij overwerk (incidenteel): arbeid per dienst: 12 uur. g. Pauze (tijdsruimte van minimaal 1/4 uur): arbeidstijd per dienst > 5,5 uur: 0,5 uur (op te splitsen in 2x 1/4 uur); arbeidstijd per dienst > 8 uur: 3/4 uur, waarvan 0,5 uur aaneengesloten; arbeidstijd per dienst > 10 uur: 1 uur, waarvan 0,5 uur aaneengesloten. h. Aanwezigheidsdienst (slaapdienst, afwijking rusttijd en pauze): aantal aanwezigheidsdiensten per week: ten hoogste 3x in elke aaneengesloten tijdruimte van 7x 24 uur; maximum aantal aanwezigheidsdiensten per 13 weken: 26 per 13 achtereenvolgende weken; aanwezigheidsdienst voor of na een nachtdienst: niet toegestaan; 41
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
-
2.
3.
4.
maximum arbeidstijd per 24 uur: 13 uur; maximum arbeidstijd per week: 60 uur; maximum arbeidstijd per 13 weken: gemiddeld 45 uur per week (585 uur); maximum arbeidstijd per 13 weken indien de aanwezigheidsdienst geheel of gedeeltelijk de periode tussen 00:00 uur en 06:00 uur omvat: gemiddeld 40 uur per week (520 uur); minimum arbeidstijd bij oproep in aanwezigheidsdienst: 0,5 uur. Indien binnen een half uur na het beëindigen van de arbeid die uit de oproep voortvloeit opnieuw een oproep plaatsvindt, wordt de tussenliggende tijd als arbeidstijd aangemerkt. Waar in dit artikel het begrip “dienst” wordt gehanteerd wordt hiermee bedoeld hetgeen de Arbeidstijdenwet daaronder verstaat: een aaneengesloten tijdruimte waarin arbeid wordt verricht en die gelegen is tussen twee op grond van deze wet geldende opeenvolgende onafgebroken rusttijden. Waar in dit artikel het begrip "aanwezigheidsdienst” wordt gehanteerd wordt hiermee bedoeld hetgeen de Arbeidstijdenwet daaronder verstaat: een aaneengesloten tijdruimte van ten hoogste 24 uren, waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, consignatie wordt opgelegd, waarbij die werknemer verplicht is om in verband met zijn bereikbaarheid op de arbeidsplaats aanwezig te zijn. Uren die slapend worden doorgebracht in de aanwezigheidsdienst gelden voor de toepassing van de Arbeidstijdenwet als rusttijd.
Roosters Artikel 29b. (per 1 mei 2002) 1. Met inachtneming van de belangen van de organisatie, kinderen, ouders en op basis van criteria zoals geformuleerd door de directie van de organisatie met inachtneming van art. 27 van de WOR, wordt de bevoegdheid tot het vaststellen van dienstroosters en het inrichten van de basisroosters zo laag mogelijk in de organisatie, op team-niveau, vastgelegd. 2. Slechts in geval van dringende, organisatorische redenen kan hiervan door de werkgever worden afgeweken. 3. Indien op teamniveau geen overeenstemming wordt bereikt, worden de dienstroosters vastgesteld door het hoofd pedagogische afdelingen of directie.
Overwerk Artikel 30. 1. Indien een werkgever het noodzakelijk oordeelt dat aan een werknemer werkzaamheden worden opgedragen boven de bij regeling of rooster vastgestelde werktijden, dan wordt een vergoeding toegekend op grond van de Uitvoeringsregeling Overwerk B.
42
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 2.
UITVOERINGSREGELING
De werkzaamheden boven bij rooster vastgestelde werktijden als bedoeld in vorig artikellid zijn onvoorzien van aard en hebben betrekking op het oplossen van zich voordoende calamiteiten in de instelling (ingangsdatum: 1 januari 1999).
Onregelmatige dienst Artikel 31. Indien een werkgever het noodzakelijk oordeelt dat volgens rooster regelmatig werkzaam-heden worden verricht buiten de uren gelegen tussen 07:00 uur en 18:00 uur op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag, of op zaterdag, zon- en feestdagen, wordt de werknemer een vergoeding toegekend op grond van de Uitvoeringsregeling Onregelmatige dienst C.
43
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Bereikbaarheidsdienst Artikel 32. Indien een werkgever het noodzakelijk oordeelt dat de werknemer bereikbaar is, dan wordt voor hem een vergoeding vastgesteld op grond van de Uitvoeringsregeling Bereikbaarheidsdienst D. Aanwezigheidsdienst of slaapdienst Artikel 33. Indien een werkgever het noodzakelijk oordeelt dat er slaapdiensten worden verricht, dan wordt een vergoeding toegekend op grond van de Uitvoeringsregeling Aanwezigheidsdienst of slaapdienst N.
Verlof Artikel 34. (per 1 januari 1998) 1. De werknemer heeft recht op 2 dagen verlof per week, in de regel op zaterdag en zondag. 2. Bovendien heeft de werknemer recht op verlof met behoud van salaris op de navolgende dagen van maximaal 7,2 uur, voor zover deze niet op een zaterdag of zondag vallen en, ten aanzien van de werknemer die op grond van het bepaalde in artikel 29 lid 2 of artikel 36b recht heeft op compensatieverlof, voor zover deze dagen niet in de schoolvakanties vallen: Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, 1e en 2e Kerstdag, Koninginnedag, de als zodanig door de rijksoverheid erkende feest- en gedenkdagen, alsmede twee extra dagen van maximaal 7,2 uur per kalenderjaar, welk in overleg tussen de werkgever, de ondernemingsraad en - bij het ontbreken daarvan - tussen de werkgever en werknemer worden vastgesteld. 3. Aan de werknemer kan op zijn verzoek recht op verlof met behoud van zijn salaris worden gegeven op andere voor hem van belang zijnde godsdienstige en/of levensbeschouwelijke dagen in plaats van de in lid 2 genoemde christelijke feestof gedenkdagen. 4. Indien het belang van het werk en de normale voortgang van de werkzaamheden in strijd zijn met toekenning van deze verlofdagen dan worden de gewerkte uren op die dagen gecompenseerd door middel van het toekennen van extra vrije uren, met dien verstande dat dit niet geldt voor degenen die in gehele dan wel gedeeltelijke wisselende dienst werkzaam zijn. 5. a. De werknemer, die in een kalenderjaar in gehele of gedeeltelijke wisselende dienst werkzaam is, heeft recht op vervangende verlofuren, indien hij tot het verrichten van werkzaamheden is verplicht op één der dagen als bedoeld in leden 1 en 2 van dit artikel. b. Deze aanspraak bestaat eveneens indien de werknemer volgens rooster vrij was van het verrichten van werkzaamheden dan wel uit hoofde van arbeidsongeschikt-heid deze werkzaamheden niet kon verrichten.
44
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Buitengewoon verlof Artikel 35. 1. Onverlet het bepaalde in de Wet Arbeid en Zorg heeft de werknemer, tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten heeft de werknemer recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris in de hierna te noemen gevallen: a. voor de uitoefening van het kiesrecht en het voldoen aan een wettelijke verplichting, voorzover dit niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van dienst mogelijk is; b. bij zijn verhuizing: 2 dagen per kalenderjaar; c. bij zijn ondertrouw: 1 dag; d. bij zijn huwelijk of ter gelegenheid van zijn/haar partnerregistratie : 4 dagen; e. tot het bijwonen van een huwelijk van bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad dan wel bloedverwanten van de relatiepartner; 1 dag, indien dit huwelijk wordt gesloten in zijn woonplaats of plaats van tewerkstelling ten hoogste 2 dagen, indien dit huwelijk wordt gesloten buiten zijn woonplaats of plaats van tewerkstelling/werk gebied; f. bij ernstige ziekte van echtgenoot, echtgenote, relatiepartner, ouders, stiefouders, schoonouders, ouders van de relatiepartner, pleegouders, kinderen, stief- en pleeg- of aangehuwde kinderen, kinderen van de relatiepartner, voor een duur ter beoordeling van de werkgever; d. bij overlijden van bloed- en of aanverwanten voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd, doch minimaal 4 dagen bij overlijden van de onder f bedoelde verwanten in de eerste en tweede graad en ten hoogste een dag bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde of vierde graad; Is de werknemer evenwel belast met de regeling van de begrafenis, crematie en/of nalatenschap, dan worden ten minste 4 dagen verleend; h. bij bevalling van zijn echtgenote of zijn relatiepartner: 5 dagen; i. bij het 12,5-, 25- en 40-jarige dienstjubileum: 1 dag; j. bij het 25-, 40- en 50-jarige huwelijksjubileum van de werknemer en bij het 25, 40-, 50- en 60-jarige huwelijksjubileum van zijn ouders, stief-, pleeg- of schoonouders of ouders van de relatiepartner: 1 dag; k. bij zijn kerkelijke bevestiging en Eerste Heilige Communie en bij andere vergelijkbare godsdienstige en levensbeschouwelijke gebeurtenissen en bij die van zijn echtgenote, kinderen, pleeg- of stiefkinderen: 1 dag; l. voor het hier te lande verrichten van bezigheden verband houdende met adoptie: ten hoogste 5 dagen per kind. In het geval sprake is van een adoptie van een buitenlands kind zal naast het bepaalde in de vorige zin, desgevraagd buitengewoon verlof met behoud van salaris worden verleend, wanneer verlof noodzakelijk is om betrokkene in staat te stellen in het desbetreffende land het nodige te verrichten. Dit verlof kan per geval van adoptie éénmaal worden verleend voor de duur van de noodzakelijke reis- en verblijftijd met een maximum van een maand. De werkgever kan op gemotiveerd verzoek afwijken van de hiervoor gestelde gestelde maxima, ten gunste van de werknemer; m. aan de werknemer die de leeftijd van 40 jaren (of ouder) heeft bereikt, en die met het oog op zijn carrière overweegt zelf ontslag te nemen, in verband met
45
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
2.
3.
4.
UITVOERINGSREGELING
het verrichten van sollicitatiegesprekken : maximaal 5 dagen per kalenderjaar (ingangsdatum 1 mei 1991). a. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten heeft de werknemer - met behoud van zijn gehele of gedeeltelijke salaris recht op buitengewoon verlof, voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges, waarin de werknemer is benoemd of verkozen en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges. Een en ander voor zover zulks niet in de vrije tijd kan geschieden. b. De werkgever kan de werknemer verlof zonder behoud van salaris verlenen bij aanvaarding van de functie van lid van Gedeputeerde Staten van een provincie, van wethouder van een gemeente, of lid van een Gewestraad, dan wel een stadsdeelraad. a. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten, heeft de werknemer die lid is van een vakorganisatie, partij bij deze CAO, op een daartoe strekkend verzoek van deze organisatie, recht op maximaal 26 dagen buitengewoon verlof met behoud van salaris voor het deelnemen aan die werkzaamheden/bijeenkomsten, die door kaderleden van de vakorganisatie, die het betreffende verzoek heeft ingediend, in het algemeen worden verricht en bijgewoond. Ten aanzien van de werknemer die tevens lid is van een ondernemingsraad wordt de tijd besteed aan werkzaamheden in het kader van de raad als bedoeld in artikel 24 lid 8 en 9 op het bovengenoemde aantal dagen in mindering gebracht. b. Onder het sub a genoemde aantal dagen worden eveneens begrepen de dagen voor het bijwonen van de door de werknemersorganisaties georganiseerde vormings- en scholingsdagen alsmede vormings- en scholingsdagen voor ondernemingsraadsleden. c. Aan de werknemer met een niet volledig dienstverband worden deze dagen naar evenredigheid toegekend. In alle bijzondere gevallen, waarin de werkgever oordeelt dat hiertoe aanleiding bestaat, kan hij verlof toestaan voor een geval tot geval te bepalen beperkte tijdsduur.
Ouderschapsverlof Artikel 35a. (per 1 januari 2003*) Over de uren waarop de werknemer volgens de Wet Arbeid en Zorg, artikel 6:1 ouderschapsverlof is verleend, heeft een uitbetaling plaats van 70% van het wettelijk minimum (jeugd)loon. (*Uiterste ingangsdatum is 1 januari 2003 of zoveel eerder als mogelijk ingeval de uitkomsten van het onderzoek naar de kinderopvangregeling voordien bekend zijn.)
Vakantie- en compensatieverlof
46
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Artikel 36a. (per 1 januari 1998) Het opbouwen van vakantiedagen. 1. 2. 3.
4.
5.
Onverlet het bepaalde in artikel 7:635 van het Burgerlijk Wetboek wordt aan de werknemer in elk kalenderjaar vakantie met behoud van salaris verleend. De werknemer heeft recht op 172,8 uren vakantieverlof per jaar. a. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, heeft aanspraak op uren vakantieverlof in verhouding tot dat gedeelte van het jaar. Het aantal uren vakantieverlof wordt naar boven afgerond op halve of hele uren. b. De werknemer die tijdens het kalenderjaar gebruik maakt van het wettelijk recht op onbetaald ouderschapsverlof gedurende een periode van maximaal een half jaar heeft geen aanspraak op uren vakantieverlof in verhouding tot die periode (ingangsdatum 1 oktober 1998). Bij een niet volledig dienstverband wordt het aantal uren vakantieverlof naar evenredigheid vastgesteld. Het aantal aldus toegekende uren vakantieverlof wordt naar boven afgerond op halve of hele uren. Het in lid 2 genoemde aantal uren vakantieverlof wordt, afhankelijk van de leeftijd die de betreffende werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, verhoogd overeenkomstig de hierna volgende tabel: Leeftijd 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 tot en met 29 jaar 30 tot en met 39 jaar 40 tot en met 44 jaar 45 tot en met 49 jaar 50 tot en met 54 jaar 55 tot en met 59 jaar 60 jaar en ouder
6.
Verhoging is m.i.v. 1 januari 1998 21,6 uren 14,4 uren 7,2 uren 0,0 uren 7,2 uren 21,6 uren 28,8 uren 50,4 uren 86,4 uren 86,4 uren
Het bepaalde in artikel 36d leden 3 en 4 van dit artikel, alsmede het bepaalde in artikel 36d leden 1, 2 en 5 is van overeenkomstige toepassing. a. De werkgever voert overleg met de ondernemingsraad over de wijze waarop de leeftijdsuren worden opgenomen, waarbij in ieder geval als uitgangspunt zal worden genomen dat een zekere spreiding van op te nemen leeftijdsuren over het kalenderjaar dient plaats te vinden. b. Op het overleg is artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden van toepassing.
Artikel 36b. Het opbouwen van compensatieuren (per 1 januari 1998).
47
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 1.
2.
3.
UITVOERINGSREGELING
Benevens de opgebouwde uren vakantieverlof ingevolge artikel 36a, heeft de werknemer, die op grond van artikel 29 lid 2 en lid 3 een verhoogde arbeidsduur heeft, recht op compensatie van de per week dan wel per vier weken extra gewerkte uren. De ingevolge artikel 29 lid 2 extra gewerkte uren per week dan wel per vier weken worden op jaarbasis getotaliseerd. Aldus ontstaat het aantal compensatieuren op jaarbasis. Bij een niet volledig dienstverband wordt het aantal compensatieuren naar evenredig-heid vastgesteld. Het aantal aldus berekende compensatieuren wordt naar boven afgerond op halve of hele uren.
Artikel 36c. (per 1 januari 1998) Het opnemen van uren vakantieverlof en compensatieverlof. 1.
2.
3.
4. 5.
6.
De werkgever stelt tijdig, voor de aanvang van het kalenderjaar in overleg met de ondernemingsraad een jaarrooster op, waarin in ieder geval is vastgelegd gedurende welke perioden het internaat in verband met de schoolvakanties van de pupillen is gesloten. De werknemer neemt zijn uren vakantieverlof en compensatieuren op in de perioden waarin de pupillen schoolvakantie hebben, met dien verstande dat van iedere schoolvakantie enige dagen besteed kunnen worden aan de voorbereiding en/of afwikkeling van de werkzaamheden ten gevolge van de vakantie van de pupillen. De dagen die besteed worden aan de in lid 2 genoemde voorbereiding of afwikkeling dienen zo te worden gepland dat de werknemer in de maanden juli en augustus minimaal 25 aaneengesloten werkdagen uren vakantieverlof en/of compensatieuren geniet. Buiten de perioden van de schoolvakanties van de pupillen heeft de werknemer alleen recht op verlof ingevolge het bepaalde in de artikelen 34, 35 en 36a lid 5. De tijdstippen van aanvang en einde van de uren vakantieverlof en compensatieuren dienen door de werkgever tijdig na overleg met de werknemer te worden bepaald. Aan de werknemer, die ten gevolge van het gebruik maken van onbetaald ouderschapsverlof niet dan wel in onvoldoende mate uren vakantieverlof en/of compensatieverlofuren heeft opgebouwd voor opname van verlof als bedoeld in lid 2, wordt gedurende de schoolvakantieperioden vrij gegeven (ingangsdatum 1 oktober 1998).
Artikel 36d. (per 1 januari 1998) Uren vakantieverlof en compensatieuren bij ziekte en bij beëindiging van het dienstverband.
48
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 1.
2.
3.
4.
5.
UITVOERINGSREGELING
In afwijking van het bepaalde in artikel 7:635 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek bouwt de werknemer die geheel dan wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, ook over zijn niet gewerkte arbeidstijd, dan wel over het niet gewerkte deel van zijn arbeidstijd, uren vakantieverlof op, e.e.a. met een maximum aanspraak over het tijdvak van de laatste 12 maanden waarin de arbeid wegens de arbeidsongeschiktheid niet werd verricht. Ter bepaling van de 12 maanden worden tijdvakken samengeteld als zij elkaar met onderbreking van minder dan een maand opvolgen. Indien de werknemer gedurende het eerste jaar van ziekte niet in de gelegenheid is het vastgestelde vakantieverlof op te nemen, wordt, indien hij de werkgever overeenkomstig artikel 14 zo spoedig mogelijk op de hoogte heeft gesteld of laten stellen en de feiten ten genoegen van de werkgever kan aantonen, alsnog vervangend vakantieverlof toegekend. Indien de werknemer gedurende het eerste jaar van ziekte niet in de gelegenheid is het vastgestelde compensatieverlof op te nemen, wordt geen vervangend compensatieverlof toegekend. a. Niet opgenomen compensatieuren vervallen aan het einde van het kalenderjaar. b. Bij beëindiging van het dienstverband wordt ten aanzien van door de werknemer in het lopende kalenderjaar opgebouwde, doch nog niet opgenomen compensatieverlofuren als volgt gehandeld: de werkgever bepaalt, na overleg met de werknemer, of die compensatieverlofuren alsnog moeten worden opgenomen voordat het dienstverband is beëindigd, dan wel of de nog niet opgenomen compensatieverlofuren bij het einde van het dienstverband worden uitbetaald. Bij de beëindiging van het dienstverband worden teveel genoten uren vakantieverlof en/of compensatieuren niet in rekening gebracht aan de werknemer.
Artikel 36e. (per 1 januari 1998) 1.
2. 3. 4.
5.
6.
De werkgever kan, na tijdig overleg met de werknemer, besluiten, in incidentele situaties, indien de voortgang van de werkzaamheden van het internaat dit vordert, de in artikel 36a, 36b, 36c en 36d vervatte regeling buiten toepassing te laten. De opbouw en opname van uren vakantieverlof en leeftijduren wordt dan vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in de navolgende leden. Aan de werknemer wordt in elk kalenderjaar vakantie met behoud van salaris verleend. De werknemer heeft recht op 172,8 uren vakantieverlof per jaar. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is heeft aanspraak op uren vakantieverlof in verhouding tot dat gedeelte van het jaar. Het aantal aldus berekende uren vakantieverlof wordt naar boven afgerond op halve of hele uren. Bij een niet volledig dienstverband wordt het aantal uren vakantieverlof naar evenredigheid vastgesteld. Het aantal uren vakantieverlof wordt naar boven afgerond op halve of hele uren. De vakantie dient bij voorkeur in het betreffende vakantiejaar te worden opgenomen tenzij werkgever en werknemer in overleg besluiten daarvan af te wijken. 49
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 7.
8.
9.
10.
11.
UITVOERINGSREGELING
De tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie dienen door de werkgever tijdig na overleg met de werknemer te worden bepaald, met dien verstande dat tenminste 10 werkdagen aaneengesloten dienen te worden opgenomen. In enig kalenderjaar niet genoten uren vakantieverlof worden zoveel mogelijk in een volgend kalenderjaar door de werknemer opgenomen, met dien verstande dat de werknemer in geen kalenderjaar meer kan opnemen dan 1,5 maal het hem volgens lid 3 toekomende aantal. Indien de werknemer in het eerste jaar van ziekte niet in de gelegenheid is zijn vakantie geheel of gedeeltelijk te genieten, worden, indien hij de werkgever overeenkomstig artikel 14 zo spoedig mogelijk op de hoogte heeft gesteld of laten stellen en de feiten ten genoegen van de werkgever kan aantonen, alsnog vervangende uren vakantieverlof toegekend. Het in lid 3 genoemde aantal uren vakantieverlof wordt, afhankelijk van de leeftijd die de betreffende werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, verhoogd overeenkomstig de hierna volgende tabel van leeftijdsuren: Leeftijd
Verhoging m.i.v. 1 januari 1998
18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 tot en met 29 jaar 30 tot en met 39 jaar 40 tot en met 44 jaar 45 tot en met 49 jaar 50 tot en met 54 jaar 55 tot en met 59 jaar 60 jaar en ouder
21,6 uren 14,4 uren 7,2 uren 0,0 uren 7,2 uren 21,6 uren 28,8 uren 50,4 uren 86,4 uren 86,4 uren
Het bepaalde in de leden 4 en 5 van dit artikel, alsmede het bepaalde in artikel 36d leden 1, 2 en 5 is van overeenkomstige toepassing. a. De werknemer die tijdens het kalenderjaar gebruik maakt van het wettelijk recht op onbetaald ouderschapsverlof gedurende een periode van maximaal een half jaar heeft geen aanspraak op uren vakantieverlof in verhouding tot die periode. b. Aan de werknemer, die ten gevolge van het gebruik maken van onbetaald ouderschapsverlof niet dan wel in onvoldoende mate uren vakantieverlof en/of compensatieverlofuren heeft opgebouwd voor opname van verlof als bedoeld in lid 2, wordt gedurende de schoolvakantieperioden vrij gegeven. Ingangsdatum: 1 oktober 1998
50
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK IX VERGOEDINGEN Verhuiskosten en tegemoetkoming woon/werkverkeer Artikel 37. 1. De werknemer die op grond van artikel 15 verplicht is te verhuizen of verplicht is de dienstwoning te verlaten dan wel op grond van medische noodzaak - blijkende uit een verklaring van een door de werkgever aangewezen geneeskundige verhuist, heeft recht op tegemoetkoming op grond van de Uitvoeringsregeling Verhuiskostenvergoeding en Tegemoetkoming woon/werkverkeer E. 2. De werknemer aan wie ontheffing van de in lid 1 genoemde verplichting is verleend, of die verplicht is om te verhuizen, heeft recht op een tegemoetkoming in de reiskosten op grond van de Uitvoeringsregeling Verhuiskostenvergoeding en Tegemoetkoming woon/werkverkeer E.
Reis- en verblijfkostenvergoeding Artikel 38. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden reis- en verblijfkosten moet maken, worden deze kosten vergoed op grond van de Uitvoeringsregeling Reis- en Verblijfkostenvergoeding F.
Tegemoetkoming premie ziektekosten en ziektekostenvergoeding Artikel 39. (ingangsdatum: 1 januari 2006) 1. Per 1 januari 2006 verstrekt de werkgever aan de werknemer (naast de wettelijk verplichte vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage) enkel en alleen een bijdrage in de kosten voor de basis aanvullende regeling van de Collectieve Ziektekostenregeling. 2. De hoogte van de werkgeversbijdrage wordt vastgesteld door partijen bij deze CAO en bedraagt € 10,-- bruto per maand. Studiefaciliteiten Artikel 40. 1. Aan de werknemer, die een opleiding volgt welke naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk en/of de werksoort is en voortvloeit uit zijn functie en/of te verwachten functies binnen de instelling, kan een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van de Uitvoeringsregeling Studiefaciliteiten I worden toegekend. 2. Voor het volgen van een opleiding, als bedoeld in lid 1, wordt buitengewoon verlof verleend op grond van de Uitvoeringsregeling Studiefaciliteiten I.
51
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Faciliteiten kinderopvang Artikel 40a (ingangsdatum 1 januari 1992). 1. De werkgever bevordert dat voor de werknemers die zulks wensen kinderopvang beschikbaar is. Daartoe wordt door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad dan wel de werknemersvertegenwoordiging geïnventariseerd welke kinderopvangfaciliteiten aan de werknemers ter beschikking zullen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht kan worden aan: - het realiseren van een kinderdagverblijf verbonden aan de instelling; - het huren van kindplaatsen in een extern kinderdagverblijf; - het verstrekken van een financiële tegemoetkoming in de kosten van door de werknemer zelf geregelde kinderopvang. 2. Ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 heeft de werkgever per jaar 0,25 % van de loonsom van zijn instelling beschikbaar. 3. Indien uit de in lid 1 bedoelde inventarisatie blijkt dat de 0,25 % in enig jaar niet (volledig) besteed kan worden aan het ter beschikking stellen van kinderopvangfaciliteiten aan werknemers, kan de werkgever in overleg met de ondernemingsraad dan wel de werknemersvertegenwoordiging (het restant van) de 0,25 % voor dat jaar besteden aan een ander doel dan kinderopvang. 4. Met het oog op de toepassing van lid 2 is voor het bepalen van de loonsom de van de instelling in enig jaar de post van 80 % van het budget van het lopende jaar doorslaggevend.
Vervanging hogere functie Artikel 41. 1. Aan de werknemer, met wie is overeengekomen dat hij tijdelijk een hogere bezoldigde functie van een andere werknemer geheel of nagenoeg geheel waarneemt, anders dan bij verlof wegens vakantie, wordt op het tijdstip dat de waarneming 30 dagen heeft geduurd met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de waarneming aanving een toelage toegekend tot het bedrag van het salaris dat hij zou ontvangen wanneer hij in de nieuwe functie zou worden ingeschaald. 2. Door de werkgever kunnen niet meer dan 2 werknemers met de waarneming, als bedoeld in lid 1, worden belast. 3. Wanneer door de werkgever de waarneming van een hoger bezoldigde functie, als bedoeld in lid 1, is opgedragen aan 2 werknemers, wordt aan deze werknemers met terugwerkende kracht aan salaris, als bedoeld in lid 1, toegekend voor het door de werkgever voorafgestelde percentage van de waarneming.
Jubileumgratificatie (ingangsdatum 1 januari 1990). Artikel 42. 1. De werknemer, die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van één of meer instellingen, die onder de werkingssfeer van deze CAO vallen, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 12,5, 25 of 40 jaar en wel bij : 12,5 dienstjaren : 25 % van het maandsalaris, 52
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
25 dienstjaren : 70 % van het maandsalaris, 40 dienstjaren : 100 % van het maandsalaris. 2. Onder maandsalaris wordt begrepen: a. het bruto maandsalaris vermeerderd met b. vakantietoeslag over een maand en c. het bedrag dat in de 3 maanden voorafgaande aan het jubileum aan onregelmatigheidstoeslag is genoten gemiddeld per maand, afgerond op (een veelvoud) van € 2,27. EHBO - toelage Artikel 42a. 1. Aan de werknemer die, naast de overeengekomen werkzaamheden, door de werkgever is belast met het verrichten van Eerste Hulp Bij Ongelukken - diensten, wordt een vergoeding toegekend van * per maand.
Voor de hoogte van het bedrag van de tegemoetkoming wordt verwezen naar de bijlage inzake tegemoetkomings- en inhoudingsbedragen achterin deze tekstuitgave.
53
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 2.
UITVOERINGSREGELING
De in het eerste lid bedoelde werknemer beschikt over het geldig EHBO-diploma.
Ontslaguitkering. Artikel 42b. (ingangsdatum 1 januari 1991). 1. De werknemer die na een diensttijd van 10 jaar of meer volledig wordt ontslagen: . op grond van blijvende arbeidsongeschiktheid uit hoofde van ziekte of gebrek; . aan wie op diens verzoek ontslag wordt verleend met recht op een overbruggingsregeling van het PGGM; . die wordt ontslagen op grond van reorganisatie of mindering van werkzaamheden van de instelling of het vervallen van de functie; ontvangt een ontslaguitkering gelijk aan een proportioneel deel van de diensttijd jubileumgratificatie indien een dergelijke gratificatie bij continuering van het dienstverband binnen een termijn van: - 2,5 jaar voor de diensttijd jubileumgratificatie van 12,5 jaar zou zijn toegekend; - 5 jaar voor de diensttijd jubileumgratificatie van 25 en 40 jaar zou zijn toegekend. 2. Bij uitbetaling van een diensttijd jubileumgratificatie na een hernieuwde indiensttreding zal een eventueel uitbetaalde ontslaguitkering worden verrekend met de uit de betalen diensttijd jubileumgratificatie.
Kampweek Artikel 43. Aan de werknemer die door de werkgever in het kader van de instelling is belast met de leiding of begeleiding van een kampweek wordt een vergoeding toegekend op grond van uitvoeringsregeling Kampweek J.
Voeding en Inwoning Artikel 44. 1. De inhoudingen op het salaris van de werknemer aan wie door de werkgever voeding en/of inwoning wordt verstrekt worden bepaald op grond van uitvoeringsregeling Inhoudingen wegens voeding en inwoning K. 2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde vindt in het geval dat de werknemer vanwege pedagogische en/of therapeutische redenen verplicht is om tijdens werktijd met de pupillen in de groep aan de maaltijden deel te nemen, voor het gebruik van deze maaltijden geen inhouding wegens voeding plaats.
54
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK X SCHORSING Artikel 45. 1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste 14 kalenderdagen schorsen, indien het vermoeden bestaat, dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 BW aanwezig is om een werknemer op staande voet te ontslaan en schorsing naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk dringend gevorderd wordt. Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met 14 dagen worden verlengd. 2. Het besluit tot schorsing, alsmede het besluit tot verlenging ervan, worden door de werkgever terstond aan de werknemer medegedeeld, onder vermelding van de duur van de schorsing en de redenen, welke tot schorsing c.q. de verlenging ervan, aanleiding hebben gegeven. Een dergelijk besluit dient zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk en gemotiveerd door de werkgever aan de werknemer bevestigd te worden. 3. Omtrent het voornemen tot schorsing zal de werkgever alvorens daartoe over te gaan de werknemer horen of doen horen, althans daartoe behoorlijk oproepen. De werknemer heeft het recht zich te doen bijstaan door een raadsman. 4. Gedurende de schorsing behoudt de werknemer het recht op salaris. 5. Blijkt de schorsing ongegrond te zijn, dan zal de werknemer door de werkgever worden gerehabiliteerd hetgeen schriftelijk aan de werknemer zal worden medegedeeld of bevestigd. In deze situatie wordt het salaris van de werknemer alsnog vermeerderd met de toeslag(en) welke de werknemer zou hebben genoten, indien hij de overeengekomen werkzaamheden zou hebben verricht in de periode van schorsing. De hoogte van deze toeslag(en) wordt op maandbasis gemeten over een periode van drie maanden, voorafgaand aan de maand waarin de schorsing heeft plaatsgevonden. Wanneer de werknemer zich heeft laten bijstaan door een raadsman dan komen de daaraan verbonden kosten voor rekening van de werkgever. 6. De werknemer kan de werkgever verplichten het bepaalde in lid 5 eerste volzin van dit artikel ook ten aanzien van derden die door de werkgever op de hoogte zijn gesteld, van toepassing te verklaren. 7. Het niet rehabiliteren van de werknemer en het niet tijdig schriftelijk mededelen of bevestigen van zijn rehabilitatie indien het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid, niet juist blijkt te zijn kunnen voor de werknemer gronden voor onmiddellijke beëindiging, als bedoeld in artikel 7:679 van het BW opleveren.
Op non-actief stelling Artikel 46. 1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste 2 weken op non-actief stellen, indien de voortgang van de werkzaamheden - door welke oorzaak dan ook - ernstig wordt belemmerd. Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met dezelfde periode worden verlengd. 2. Het besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlenging ervan worden door de werkgever zo spoedig mogelijk aan de werknemer meegedeeld
55
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
3. 4.
5. 6.
UITVOERINGSREGELING
onder vermelding van de redenen waarom de voortgang der werkzaamheden deze maatregel vereist. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van salaris. De werkgever is gehouden gedurende de periode van op non actiefstelling die voorzieningen te treffen die mogelijk zijn om de werkzaamheden wederom voortgang te doen vinden. Na het verstrijken van de periode van 2 weken c.q. 4 weken is de werknemer gerechtigd zijn werkzaamheden te hervatten. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt.
56
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK XI EINDE VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST Artikel 47. 1. Het dienstverband eindigt: a. met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip; b. door het verstrijken van de termijn, waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan; c. door opzegging door de werkgever of de werknemer met inachtneming van een opzegtermijn voor beide partijen van twee maanden, tenzij voor de werkgever op grond van artikel 7:672, tweede lid sub c en d, van het Burgerlijk Wetboek een andere opzegtermijn geldt; d. door éénzijdige beëindiging tijdens de proeftijd als bedoeld in artikel 7:652 BW; e. door ontslag op staande voet wegens dringende redenen voor werkgever of werknemer volgens de bepalingen van artikel 7:678 en 7:679 BW; f. met de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel op het tijdstip waarop van het recht op Overbruggingsuitkering ingevolge de pensionering van het PGGM wordt gebruik gemaakt; g. door overlijden van de werknemer; h. door ontbinding door de rechter op grond van artikel 7:685 of 7:686 BW vanwege gewichtige redenen dan wel vanwege wanprestatie. 2. a. Opzegging dient schriftelijk en onder opgave van redenen te geschieden; b. de opzegtermijn gaat in op de 1e dag van de kalendermaand. 3. a. 1. Wanneer sprake is van een zodanige vermindering of beëindiging van de werkzaamheden dan wel reorganisatie van de instelling, dat één of meer werknemers moeten worden ontslagen - dit te baseren op de formatieregeling per 1 augustus 1980, in verhouding tot de op het moment van ontslag geldende formatie naar de laatste aanpassing volgens de 10% regeling ex artikel 22a - dient voor het vaststellen van de te vervallen werkzaamheden uitgangspunt te zijn dat ook in de naaste toekomst de dienstverlening door de instelling /inrichting, met inachtneming van de subsidievoorwaarden, zoveel mogelijk gehandhaafd zal kunnen worden. In die gevallen waarin de subsidiërende overheid dwingend bepaalt welke formatieplaats(en) komt(komen) te vervallen, wordt voor de toepassing van de navolgende bepalingen ervan uitgegaan dat aan de voorwaarde als vermeld in de eerste volzin is voldaan. 2. Dit artikellid is niet van toepassing ingeval van wijziging van de werkzaamheden uitsluitend een gevolg is van de jaarlijkse wijziging van het aantal pupillen in de instelling. 3. Binnen het kader van dit artikellid wordt met ontslag gelijkgesteld ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 BW wegens de in lid 3 onder a.1., 1e volzin vermelde omstandigheden. 4. Hetgeen in het navolgende is bepaald ten aanzien van de ondernemingsraad, is van overeenkomstige toepassing op de werknemersvertegenwoordiging in een instelling waarin een ondernemingsraad ontbreekt.
57
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
b. 1. Indien sprake is van de in lid 3 onder a.1. bedoelde omstandigheden, dient de werkgever, met inachtneming van de in lid 3 onder a.1. vermelde doelstelling, in een reorganisatieplan tenminste aan te geven: - op welke wijze de continuiteit in de dienstverlening zal worden gewaarborgd; - op welke wijze (tijdsbestek, fasen) de reorganisatie zal worden geëffectueerd; - welke van de binnen de instelling voorkomende en eventueel nieuw te creëren functies als inwisselbaar worden aangemerkt. 2. De werkgever dient voorts een globale indicatie te geven van het aantal arbeidsplaatsen dat verloren zal gaan als gevolg van een eventuele effectuering van het onder lid 3 b.1. bedoelde reorganisatieplan.
58
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
c. 1. Indien en voorzover op (onderdelen van) het in lid 3 onder b bedoelde reorganisatieplan het bepaalde in de artikelen 25 lid 1 sub c en d WOR niet van toepassing is, dient de werkgever de ondernemingsraad in de gelegenheid te stellen op voet van het gestelde in de navolgende bepalingen advies uit te brengen met betrekking tot (de betreffende onderdelen van) het reorganisatieplan. 2. Het advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de definitieve vaststelling van het reorganisatieplan. 3. Het advies wordt schriftelijk uitgebracht binnen 14 dagen na het tijdstip waarop het advies is gevraagd. 4. Binnen 14 dagen nadat het advies is uitgebracht, wordt daaromtrent tenminste eenmaal overleg gevoerd in een overlegvergadering waaraan wordt deelge-nomen door de bestuurder in de zin van de WOR en de ondernemingsraad. 5. Ten aanzien van de onderhavige adviesprocedure zijn de bepalingen van de Wet op de Ondernemingsraden niet van toepassing, zulks met uitzondering van het bepaalde in artikel 36 lid 3 WOR. d. 1. Nadat het overleg als bedoeld in lid 3 onder c.4. is gevoerd, stelt de werkgever (de betreffende onderdelen van) het reorganisatieplan definitief vast en brengt dit ter kennis van de ondernemingsraad. 2. Vervolgens stelt de werkgever op basis van het in lid 3 onder d.1. bedoelde reorganisatieplan een uitvoeringsplan vast, waarin wordt aangegeven welke (delen van) functiegebieden en daarbij behorende functies worden opgeheven. 3. Indien effectuering van het reorganisatieplan gepaard gaat met opheffing van functies welke dezelfde of inwisselbaar zijn dan wel met opheffing van een functie welke inwisselbaar is met een of meer andere functies binnen de instelling, dienen de daarbij betrokken werknemers in lid 3 sub f vermelde volgorde voor ontslag in aanmerking te worden gebracht. 4. Doet de situatie als bedoeld lid 3 onder d.3. zich niet voor, dan komt toepassing van de in lid 3 sub f bedoelde ontslagvolgorde niet aan de orde. e. 1. Als inwisselbare functies worden aangemerkt functies in een instelling /inrichting welke als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat de verrichte werkzaamheden en handelingen worden verricht op grond van een - in generale zin - gelijke opdracht (taakstelling) en zijn gericht op globaal eenzelfde resultaat. De doelgroep waarop de werkzaamheden zich richten is daarbij niet van belang. 2. Functies welke vallen onder de omschrijving als vermeld in lid 3 onder e.1. worden evenwel niet als inwisselbaar aangemerkt, indien zij worden uitgeoefend in verschillende onder beheer van de werkgever staande organisatorische verbanden, welke in de maatschappij als zelfstandige eenheden optreden dan wel worden uitgeoefend in een andere organisatorische werkeenheid van de werkgever welke zodanig is gelegen, dat bij aanvaarding van deze functie door de werknemer een zodanige afstand van diens oude plaats van tewerkstelling tot de nieuwe plaats van tewerkstelling zou ontstaan dat de ter overbrugging van deze afstand noodzakelijk te maken reiskosten woon/werkverkeer bij gebruikmaken van
59
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
f.
g.
h.
i.
UITVOERINGSREGELING
een openbaar middel van vervoer het in artikel 3 lid 2 uitvoeringsregeling E bedoelde bedrag per maand te boven zouden gaan. De ontslagvolgorde wordt als volgt samengesteld: 1. Zij die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd; 2. Zij die het kortst in dienst zijn van de betrokken werkgever, met dien verstande dat -bij gelijke diensttijd- jongeren in leeftijd voor ouderen gaan. 1. Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid kan van de volgorde als bedoeld in lid 3 sub f worden afgeweken; 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:670 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek is opzegging gedurende de tijd, dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, altijd mogelijk in de situatie dat evenbedoelde werknemer als gevolg van zijn plaats op de afvloeiingslijst, opgesteld op grond van lid 3 sub f, voor ontslagaanzegging in aanmerking komt (ingangsdatum 1 oktober 1990). De ontslagaanzeggingen welke voortvloeien uit de effectuering van het reorganisatieplan dienen schriftelijk te worden beargumenteerd aan de hand van het reorganisatieplan en het hiervoor in sub f en/of g bepaalde. Na de effectuering van het reorganisatieplan stelt de werkgever de ondernemings-raad schriftelijk in kennis van het nieuwe organisatieschema en een kwalitatief en kwantitatief overzicht van de formatieplaatsen die in vergelijking met het oude organisatieschema zijn komen te vervallen.
Wachtgeld Artikel 48. 1. Aan de werknemer, die wordt ontslagen in verband met beëindiging van de subsidiëring van zijn functie, of door terugloop van het aantal kinderen, wordt een wachtgeld toegekend op grond van de uitvoeringsregeling Wachtgeld LI. 2. Aan de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en die wordt ontslagen wegens reorganisatie dan wel fusie van de instelling, dan wel wegens onbekwaamheid, welke niet aan zijn schuld of toedoen is te wijten, wordt met ingang van de dag dat het ontslag ingaat, door de werkgever een wachtgeld toegekend overeenkomstig Uitvoeringsregeling Wachtgeld LII.
Overlijden van de werknemer Artikel 49. 1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris tot en met de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering ineens gelijk aan twee maanden salaris toegekend aan de langstlevende der echtgenoten, indien de overledene gehuwd was en niet duurzaam gescheiden van de andere echtgenoot leefde, of, indien deze echtgenoot reeds overleden is, aan de minderjarige wettige, pleeg- of natuurlijke kinderen gezamenlijk. 2. Indien er geen belanghebbenden zijn, als bedoeld in lid 1, wordt de uitkering toegekend aan degene voor wie de overleden werknemer kostwinner was. 60
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 3.
4.
UITVOERINGSREGELING
Wanneer er geen belanghebbenden zijn als bedoeld in lid 1 en 2 kan in bijzondere gevallen de in lid 1 bedoelde uitkering worden uitbetaald aan de persoon of personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever naar billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen. De overlijdensuitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt verminderd met een bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering.
61
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK XII GESCHILLENREGELING Artikel 50. 1. Indien de werkgever of de werknemer van mening is, dat zich een geschil voordoet, voortvloeiend uit de dienstbetrekking kan hij dit geschil voorleggen aan de Commissie van Geschillen. 2. Indien het geschil een ontslagprocedure betreft waarvoor een ontslagvergunning van de Centrale Organisatie werk en inkomen (CWI) is vereist en die nog niet is overgegaan tot afgifte van een ontslagvergunning is de partij, door wie aan de CWI een ontslagvergunning is aangevraagd verplicht direct na bevestiging van de ontvangst van het verzoekschrift door of vanwege de Commissie van Geschillen om opschorting van de behandeling van de aanvraag aan de CWI te verzoeken. 3. a. Indien het geschil een ontslagprocedure betreft, als bedoeld in het voorgaande lid en deze ontslagvergunning reeds is afgegeven op het tijdstip waarop het verzoekschrift door de Commissie van Geschillen is ontvangen wordt de werkgever of de werknemer die zich tot de Commissie heeft gewend, niet ontvankelijk verklaard. b. Het verzoekschrift wordt eveneens niet ontvankelijk verklaard, indien het geschil voordat het is aangemeld bij de Commissie van Geschillen bij de rechter aanhangig is gemaakt. 4. Indien tijdens de behandeling van het geschil door de Commissie van Geschillen één der partijen of beide partijen het geschil aanhangig maakt (maken) bij de rechter, ziet de Commissie van Geschillen af van verdere behandeling. 5. Werkgever en werknemer zijn verplicht alle gevraagde medewerking aan de Commissie van Geschillen te verlenen. 6. De samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van de Commissie zijn geregeld in de uitvoeringsregeling Reglement Commissie van Geschillen M.
62
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK XIII SOCIAAL PLAN Werkingssfeer Artikel 51. Dit Sociaal Plan is van toepassing op de instelling vallende onder de werkingssfeer van de CAO die in het kader van overheidswege opgelegde maatregelen, dient over te gaan tot gehele of gedeeltelijke fusie en/of reorganisatie en/of sluiting van de instelling.
Nadere regelen Artikel 52. De individuele werkgever vallende onder de werkingssfeer van het Sociaal Plan en de werknemersorganisaties ABVAKABO FNV, CNV Publieke Zaak en RMU kunnen nadere maatregelen treffen voorzover deze niet in strijd zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.
Plichten van de werkgever en van de werknemer Artikel 53. De werkgever en de werknemer, op wie dit Sociaal Plan van toepassing is, zijn gehouden volledige medewerking te verlenen aan de uitvoering van dit Sociaal Plan.
Gehele of gedeeltelijke samenloop Artikel 54. Ingeval van fusie en/of dusdanige reorganisatie of beëindiging van de werkzaamheden van de instelling dat één of verschillende werknemers moeten worden ontslagen, worden de fusiegedragsregels ex artikel 24a en/of de bepalingen vervat in artikel 47 lid 3 van de CAO (mede) in acht genomen.
Voorkoming van onbillijkheden Artikel 55. 1. In gevallen, waarin de toepassing van een of verschillende bepalingen krachtens dit hoofdstuk leidt tot een onbillijke situatie voor de werknemer, kunnen partijen bij de CAO op verzoek van de werkgever of de werknemer, een voor de werknemer in gunstiger zin van de Sociaal Plan afwijkende regeling vaststellen. 2. Een verzoek als bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij het Overleg Arbeidsvoorwaarden Schippersinternaten.
Artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek
63
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Artikel 56. De bepalingen van dit Sociaal Plan laten onverlet de verplichtingen en rechten van de nieuwe werkgever voortvloeiende uit de toepassing van artikel 7:662 en verder van het Burgerlijk Wetboek.
64
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Reorganisatieplan Artikel 57. De werkgever die als gevolg van overheidswege gegeven maatregelen overgaat tot gehele of gedeeltelijk fusie, reorganisatie en/of sluiting van de instelling, dient een reorganisatie-plan op te stellen conform de bepalingen van artikel 47 lid 3.
Overgang van het dienstverband en detachering Artikel 58. 1. In het kader van de herstructurering als bedoeld in artikel 51 kan een overgang van het dienstverband van de werknemer van de ene naar de andere werkgever worden bewerkstelligd. Deze overgang is uitsluitend mogelijk, indien en zover de betrokken werknemer en werkgevers daarmede instemmen. De overgang vindt niet eerder plaats dan nadat het reorganisatieplan van het geheel danwel - bij gefaseerde uitvoering - van het betrokken gedeelte is vastgesteld. 2. In de voorbereidende fase van een fusie kan de werkgever de werknemer voor bepaalde tijd - doch uiterlijk tot het tijdstip waarop de fusie geheel is afgerond detacheren bij een andere werkgever die in het fusieproces is betrokken. Deze detachering wordt geregeld in de detacheringsovereenkomst. 3. Onder detacheringovereenkomst als genoemd in het vorige lid wordt verstaan: een overeenkomst, waarbij twee instellingen/inrichtingen vallende onder de werkingssfeer van de CAO zich verbinden om een werknemer, in dienst van de een, voor zover de arbeidsovereenkomst dat toelaat, op te nemen in het organisatorische geheel van de ander teneinde hem daarbij de functie te doen uitoefenen, met inachtneming van het bepaalde in de navolgende leden 4 t/m 8. 4. Een detachering kan uitsluitend worden aangegaan met instemming van de werknemer. 5. De instelling, waarbij detachering plaatsvindt, kan niet treden in de rechten en plichten van de instelling, waarmee de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten, tenzij zulks is geregeld in de detacheringsovereenkomst. 6. Een detacheringsovereenkomst kan uitsluitend schriftelijk worden aangegaan. 7. Een gewaarmerkt afschrift van de detacheringsovereenkomst dient aan de arbeidsovereenkomst van de werknemer te worden gehecht. 8. Ingeval van detachering wordt in de arbeidsvoorwaarden geen wijziging aangebracht, onverlet het bepaalde in artikel 41 van de CAO. De eventueel door de werknemer te maken kosten, direct verband houdende met de detachering, komen voor rekening van de werkgever.
Vacaturevervulling door de gedetacheerde werknemer Artikel 59. 1. De werkgever of de nieuwe werkgever die uit een fusie is ontstaan, en de werknemer die op basis van de detachering bij de werkgever een functie vervult, voeren overleg over het vervullen van de betreffende functie op basis van arbeidsovereenkomst.
65
CAO SCHIPPERSINTERNATEN 2.
UITVOERINGSREGELING
De in het vorige lid bedoelde werkgever kan de betreffende functie slechts aanmerken als een vacante functie, indien en voor zover dit overleg er niet toe heeft geleid dat de gedetacheerde werknemer deze functie op basis van arbeidsovereen-komst zal gaan vervullen.
66
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Interne vacaturevervulling Artikel 60. 1. Indien tijdens het proces van reorganisatie dan wel binnen een termijn van twee jaar na de daadwerkelijke effectuering van de reorganisatie een vacature ontstaat, neemt de werkgever de navolgende bepalingen in acht: a. de vacature wordt eerst intern aan de in de instelling werkzame werknemers bekend gemaakt, alsmede ter kennis gebracht van de voormalige werknemer, die gelet op de inhoud van de functie in aanmerking kan komen voor de vervulling ervan, en die tevens op het moment van ontslag in verband met de reorganisatie, aan de werkgever kenbaar heeft gemaakt dat hij op de hoogte wil blijven van het ontstaan van vacatures in de instelling; b. Indien binnen een termijn van vier weken de onder a genoemde vacaturestelling naar het oordeel van de werkgever geen geschikte kandidaten heeft opgeleverd, is de werkgever gerechtigd over te gaan tot externe werving. 2. Ten aanzien van de functies welke niet in de huidige formatie, doch wel in het reorganisatieplan voorkomen, geldt dat de werkgever de bij hem in dienst zijnde werknemer(s) bij voorrang voor de vervulling van deze functies in aanmerking laat komen, alvorens over te gaan tot externe werving. 3. Het bepaalde in lid 2 is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot die functies die in het reorganisatieplan op een hoger niveau liggen. De werknemer(s) die door middel van een tijdig voltooide om- of bijscholing of anderszins getoond heeft/hebben geschikt te zijn voor de te vervullen, hogere functie heeft/hebben in de procedure inzake vacaturevervulling voorrang boven niet-werknemers. 4. Indien aan de werknemer een functie wordt aangeboden, wordt door de werkgever de navolgende volgorde in acht genomen: a. het betreft eenzelfde functie, of b. het betreft een inwisselbare functie, als bedoeld in artikel 47, lid 3 sub e 1 van deze CAO, of c. het betreft een functie op een hoger niveau, waarvoor de werknemer binnen een redelijke tijd een om- of bijscholing voltooid heeft, danwel op een andere wijze heeft getoond geschikt te zijn voor de bekleding van die functie, of d. het betreft een functie op een lager niveau dan wel een andere functie, waarvoor de werknemer aan de benoembaarheidseisen voldoet.
Functiewijziging in verband met of als gevolg van de reorganisatie Artikel 61. 1. Zodra de werkgever overweegt over te gaan tot functiewijziging in verband met of als gevolg van de reorganisatie, pleegt hij in een zo vroeg mogelijk stadium overleg dienaangaande met de werknemer die de betreffende functie vervult. 2. Tijdig voor de inwerkingtreding van de beoogde functiewijziging ontvangt de werknemer een schriftelijke mededeling ter zake van de functiewijziging, onder vermelding van een omschrijving van de gewijzigde functie, alsmede van de consequenties voortvloeiende uit deze wijziging. 3. Ingeval de werkgever en de werknemer geen overeenstemming verkrijgen over de door de werkgever voorgestelde functiewijziging, neemt de werkgever eerst een voorlopig besluit. Dit voorlopige besluit wordt zo spoedig mogelijk ter kennis van 67
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
4.
5.
6.
7.
UITVOERINGSREGELING
de werknemer gebracht. De werknemer wordt drie weken bedenktijd geboden met betrekking tot het voorlopige besluit. Nadat de gestelde termijn van drie weken is verstreken neemt de werkgever een definitief besluit. Ingeval een functiewijziging tot stand komt draagt de werkgever er zorg voor dat de werknemer zoveel als mogelijk en nodig is, in zijn gewijzigde functie zal worden begeleid. Indien voor het vervullen van de gewijzigde functie naar het oordeel van de werkgever om- of bijscholing noodzakelijk is, komen de kosten in verband met deze om- of bijscholing voor rekening van de werkgever. Indien tengevolge van de toepassing van het reorganisatieplan de werknemer werkzaam is in een gewijzigde functie en indien binnen vier maanden na de aanvang van deze gewijzigde functievervulling blijkt, dat de werknemer buiten zijn schuld, niet geschikt blijkt voor deze functie, wordt hem voorzover mogelijk een nieuwe functie aangeboden. Het voorafgaande is eveneens van toepassing, indien de werknemer binnen de genoemde termijn van vier maanden aan de werkgever te kennen geeft, de gewijzigde functie niet te ambiëren. Bij een aanbod als bedoeld in dit artikellid is het bepaalde in artikel 60 lid 4 van toepassing. Geschillen betreffende de toepassing van artikel 61 lid 3 in verband met artikel 61 lid 6 worden aangemerkt als geschillen als bedoeld in artikel 50 van de CAO en kunnen derhalve ter behandeling worden voorgelegd aan de Commissie van Geschillen ex artikel 50.
Ontslag in verband met en als gevolg van reorganisatie Artikel 62. 1. Indien de werknemer op grond van het reorganisatieplan niet inpasbaar is, zal de werkgever dit gemotiveerd aan de werknemer mededelen. Vervolgens wordt door de werkgever overgegaan tot beëindiging van de dienstbetrekking, met inachtneming van de wettelijke en CAO-bepalingen. 2. Op de aldus beëindigde dienstbetrekking is het bepaalde in artikel 48 van de CAO van toepassing.
Sollicitatie Artikel 63. De werknemer, aan wie ontslag is aangezegd, dan wel de werknemer die met het oog op de reorganisatie overweegt zelf ontslag te nemen, wordt desgevraagd buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend in verband met sollicitatiegesprekken. De werknemer dient desgevraagd de oproep voor een sollicitatiegesprek te overleggen aan de werkgever.
Transferpunt Artikel 64. 1. Indien blijkt dat na effectuering van de reorganisatie vacatures binnen de instelling zullen bestaan, dient voor deze vacatures primair geworven te worden onder 68
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
2.
3.
4.
5.
UITVOERINGSREGELING
voor de betreffende functie gekwalificeerde - overeenkomstig lid 3 van dit artikel gemelde werknemers in dienst van een andere, onder de werkingssfeer van dit Sociaal Plan vallende werkgever, die ten gevolge van de herstructurering als bedoeld in artikel 51 tot gedwongen ontslag van werknemers dient over te gaan. Ter voldoening aan de in lid 1 vermelde verplichting dient de werkgever de betreffende vacature(s) te melden bij de Centrale Administratie Internaten Schippersjeugd. Bij deze melding dient opgave te worden gedaan van: - de aard van de vacante functie(code) (zoals omschreven in uitvoeringsregeling A van deze CAO) - de omvang van het dienstverband - het concrete takenpakket - de functie-eisen. De werkgever die als gevolg van herstructurering als bedoeld in artikel 51 tot gedwongen ontslag van werknemers dient over te gaan, dient van dit gedwongen ontslag - indien en voorzover de betrokken werknemers daartoe de wens kenbaar hebben gemaakt - tijdig melding te doen aan de Centrale Administratie Internaten Schippersjeugd; daarbij dient - in geanonimiseerde vormopgave te worden gedaan van: - het aantal betrokken werknemers; - de door hen uitgeoefende functies (concrete takenpakket); - de op hen van toepassing zijnde functie(code) (zoals omschreven in de uitvoeringsregeling A van de CAO; - de omvang van het dienstverband ; - de door hen genoten opleidingen ; - beroepservaring. De Centrale Administratie Internaten Schippersjeugd draagt ervoor zorg dat de hiervoor bedoelde gegevens tijdig ter kennis worden gebracht van werkgevers voor wie deze gegevens - gelet op de bestaande vacatures c.q. de noodzaak van gedwongen ontslag - van belang zijn te achten. De betrokken werkgevers zijn op hun beurt verplicht deze gegevens openbaar te maken ten behoeve van hun werknemers. De door de Centrale Administratie Internaten Schippersjeugd ontvangen gegevens als bedoeld in lid 2 en lid 3 worden periodiek ter controle en verantwoording overgelegd aan het Overleg Arbeidsvoorwaarden Schippersinternaten.
Salarisgarantieregeling Artikel 65. 1. De werknemer die binnen het kader van de in artikel 51 bedoelde herstructurering als een direct daaruit voortvloeiend gevolg bij de werkgever of de nieuwe werkgever, vallende onder de werkingssfeer van deze CAO, een andere functie aanvaardt, welke andere functie op een lager salarisniveau wordt ingedeeld dan de huidige functie, behoudt jegens de werkgever, op voet van het gestelde in de volgende bepalingen, aanspraak op het bruto salaris en de salarisuitloop (in de van toepassing zijnde schaal/schalen) waarop hij op het tijdstip van overgang bij de werkgever aanspraak kon maken. 2. De sub 1 bedoelde aanspraak omvat tevens de salarisuitloop welke de werknemer op grond van voltooiing van een opleiding welke hij op het tijdstip van de 69
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
3.
4. 5.
6.
UITVOERINGSREGELING
overgang reeds had aangevangen, rechtstreeks kon ontlenen aan de salarisregeling welke per laatst genoemd tijdstip op de werknemer van toepassing was. De sub 1 bedoelde aanspraak wordt berekend over ten hoogste de omvang van het dienstverband met de werkgever in de maand voorafgaande aan de uitdiensttreding/functieverandering. Indien de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de sub 1 bedoelde werkgever op enig tijdstip een kleiner aantal uren omvat dan het in het vorige volzin bedoelde dienstverband, wordt de aanspraak naar rato van dit kleinere aantal uren berekend. Het bruto salaris als bedoeld onder 1 wordt aangepast aan de loonontwikkelingen van deze CAO. Op de aanspraak jegens de werkgever wordt in mindering gebracht hetgeen de werknemer uit hoofde van zijn dienstverband met de in sub 1 bedoelde werkgever aan bruto inkomsten (inkomensvervangende uitkeringen daaronder begrepen) geniet. De sub 1 bedoelde aanspraak komt te vervallen - bij het (be)ëindigen van de arbeidsovereenkomst met de in sub 1 bedoelde werkgevers dan wel - indien de salariëring van de werknemer bij de in sub 1 bedoelde werkgevers het niveau van de in sub 1 bedoelde aanspraak overschrijdt.
Toelagen Artikel 66. Onverlet de verkregen rechten ex artikel 7:662 BW en verder zal aan de werknemer op wie een of ander systeem van toelagen van de werkgever van toepassing is, de toelage(n) nog gedurende een half jaar op dezelfde voet worden uitgekeerd, als de werknemer een functie heeft aanvaard waarbij geen of een lagere toelage van toepassing zal zijn. Na afloop van de gemelde termijn wordt de toelage aangepast aan de bestaande situatie.
Diensttijd in verband met studiekosten Artikel 67. Voor de toepassing van uitvoeringsregeling Studiefaciliteiten I van de CAO geldt dat bij de bepalingen van de lengte van het dienstverband bij de nieuwe werkgever, de diensttijd bij de voormalige werkgever wordt meegeteld.
Verhuiskosten en tegemoetkoming woon/werkverkeer Artikel 68. Indien op de werknemer op het moment van overgang van het dienstverband het bepaalde in de Uitvoeringsregeling Verhuiskostenvergoeding en Tegemoetkoming Woon/Werkverkeer E van deze CAO daadwerkelijk van toepassing is, behoudt de werknemer ten aanzien van de nieuwe werkgever de uit deze regeling voortvloeiende rechten. Indien de werknemer tengevolge van de overgang van het dienstverband gedwongen wordt te verhuizen, heeft de werknemer ten opzichte van de nieuwe 70
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
werkgever recht op de vergoedingen, genoemd in de Uitvoeringsregeling Verhuiskostenvergoeding en Tegemoetkoming Woon/Werkverkeer E van de CAO.
Terugbetaling verhuiskosten Artikel 69. Indien sprake is van een aangezegd ontslag als gevolg van de herstructurering als bedoeld in artikel 51, of van een door de werknemer in overleg met de werkgever genomen ontslag, verband houdende met de evengenoemde herstructurering wordt de werknemer ontheven van de verplichting, opgenomen in de verklaring, als bedoeld in artikel 3 lid 3, van de Uitvoeringsregeling Verhuiskostenvergoeding en Tegemoetkoming Woon/Werkverkeer E van de CAO Schippersinternaten.
71
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
HOOFDSTUK XIV OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 70. 1. Tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsvoorwaarden, welke op het moment van inwerkingtreding van de CAO per 15 november 1979 in voor de werknemer gunstige zin hiervan afwijken blijven gehandhaafd, tenzij sprake is van excessief beding. 2. Onder excessief beding wordt verstaan een tussen werkgever en werknemer overeengekomen regeling die zo sterk afwijkt van de voor werknemers onder gelijke omstandigheden geldende arbeidsvoorwaarden, dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze regeling gehandhaafd blijft. 3. Partijen bij de CAO zullen ter zake van excessieve bedingen een nadere afbouwregeling treffen.
Financiële bijdrage Arbeidsvoorwaardenoverleg en Bedrijfscommissie.
Artikel 70a. Ingangsdatum: 1 januari 1992. 1.
2. 3.
Per kalenderjaar is de werkgever aan het Centrum voor Arbeidsvoorwaarden een financiële bijdrage verschuldigd van 0,06% van de loongevoelige component van het budget. Deze financiële bijdrage dient bij wijze van vooruitbetaling te worden voldaan in twee gelijke termijnen in de maanden januari en juli van het kalenderjaar. De inning van de bijdrage geschiedt door tussenkomst van de werkgeversvereniging Nevis.
Artikel 70b, alsmede stuknummer OAS.94380JD.10.4 zijn per 1 mei 1998 komen te vervallen.
Duur en wijziging
Artikel 71. 1. Deze CAO wordt aangegaan voor de duur van 1 mei 2008 tot en met 31 december 2008. 2. Indien geen der partijen uiterlijk drie maanden voor de datum, waarop deze CAO eindigt, bij aangetekend schrijven het tegendeel verlangt, wordt de duur elk jaar met een kalenderjaar verlengd. 3. Partijen kunnen overeenkomen deze CAO tijdens de duur te wijzigen.
72
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Eindejaarsuitkering
Artikel 72. 1. Met ingang van het kalenderjaar 2008 heeft de werknemer jaarlijks recht op een eindejaarsuitkering van 3%. 2. De berekeningsgrondslag van de in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering is het door de werknemer in een kalenderjaar feitelijk verdiende brutosalaris, vermeerderd met de hierover opgebouwde vakantietoeslag en de in dat kalenderjaar uitbetaalde onregelmatigheidstoelage. 3. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december van het desbetreffende kalenderjaar uitgekeerd, ook aan degene waarvan de arbeidsovereenkomst met de werkgever in het lopende kalenderjaar is geëindigd.
73
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
MODEL ARBEIDSOVEREENKOMST De hierna te noemen de werkgever en De heer/mevrouw: (achternaam) :_____________________________ (voornaam) :_____________________________ geboren op :__________te:_________________ wonende te :_____________________________ adres :_____________________________ nationaliteit :_____________________________ hierna te noemen werknemer, verklaren een arbeidsovereenkomst te hebben aangegaan onder de volgende voorwaarden en bedingen: 1
De werknemer treedt in dienst met ingang van :_________________ in de functie van :_________________ de plaats van tewerkstelling is :_________________
2
De werknemer is aangesteld: (basis_____uur)
3
De arbeidsovereenkomst wordt (geacht te zijn) aangegaan voor:
a. in volledige dienst. b. voor_____uren per week.
a. onbepaalde tijd. b. bepaalde tijd en wel van: ____________tot___________ op grond van _________________________ De eerste twee maanden van het dienstverband zullen gelden als proeftijd in de zin van artikel 7:652 van het Burgerlijk Wetboek.
4
Op deze overeenkomst is van toepassing de collectieve arbeidsovereenkomst voor de internaten voor kinderen van binnenschippers en/of kermisexploitanten (verder te noemen CAO) zoals deze thans is vastgesteld, respectievelijk gedurende deze arbeidsovereenkomst zal worden gewijzigd, welke CAO geacht wordt met deze overeenkomst een geheel te maken.
5
De werktijden zijn bepaald:
6
De werknemer wordt gesalarieerd volgens:
a. bij regeling of rooster. b. conform art. 29 lid 1 van de CAO tussen 8 en 18 uur.
schaal aantal periodieken
van de salarisregeling, behorende bij de in art. 4 van deze arbeidsovereenkomst bedoelde CAO zodat hij mitsdien bij aanvang van het 74
_______ _______
CAO SCHIPPERSINTERNATEN dienstverband een salaris ontvangt van: De eerstvolgende periodieke verhoging wordt toegekend op: 7
UITVOERINGSREGELING
€._____________per maand. _______________________
Het aantal uren vakantieverlof en compensatieverlofuren bedraagt bij aanvang van het dienstverband: a. op te nemen in samenhang met de schoolvakanties
uren per volledig schooljaar 1 b.________uren per kalenderjaar 1
8
De werknemer is verplicht te verhuizen naar of nabij de plaats van tewerkstelling. Aan de werknemer is ontheffing verleend van de verplichting tot verhuizing naar of nabij de plaats van tewerkstelling.
9
Bij aanvang van het dienstverband oefent de werknemer de volgende nevenfuncties uit:
10
De wederzijdse opzegtermijn, als bedoeld in art. 47 van de CAO bedraagt:
__________________________
: voor de werkgever__mnd : voor de werknemer__mnd
11
De werknemer verklaart kostenloos van de werkgever te hebben ontvangen een door beide partijen ondertekend afschrift van deze overeenkomst.
12
De werknemer verklaart toezegging te hebben verkregen van de werkgever te allen tijde een exemplaar van de CAO ter vrije inzage te krijgen. De werknemer verklaart kosteloos van de werkgever te hebben ontvangen een exemplaar van het pensioenreglement, voor zover op hem van toepassing 1.
13
De werknemer verklaart op zijn verzoek te hebben ontvangen: De statuten en het huishoudelijk reglement van de werkgever. Een exemplaar van de arbeidsovereenkomst in zijn landstaal.
14
Deze overeenkomst is een voortzetting van de op _______tussen werknemer en werkgever gesloten arbeidsovereenkomst. Voor de werknemer blijven op grond van artikel 70 van de CAO de navolgende rechten gehandhaafd :__________________________
Overige bepalingen: Indien de werknemer 17 jaar of jonger is, is onderstaand tevens de handtekening van zijn wettelijke vertegenwoordiger vereist. 75
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend te:
Plaats en datum:
Werkgever:
Werknemer:
_____________
____________
___________
________________________ 1 Doorhalen indien niet van toepassing
76
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Model Arbeidsovereenkomst Werkervaringsplaats-werknemer De vereniging/stichting1 te ten deze vertegenwoordigd door hierna te noemen de werkgever
adres
de heer/mevrouw (naam en voornamen) geboren op te wonende te van nationaliteit, hierna te noemen werknemer, verklaren een arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan onder de navolgende voorwaarden en bedingen: Artikel 1 De werknemer treedt in dienst (c.q. wordt geacht te zijn in dienst getreden) met ingang van in de functie van Artikel 2 De werknemer verricht zijn werkzaamheden in/vanuit1 in het werkgebied1 op basis van een tussen werkgever en gesloten detacheringsovereenkomst in Artikel 3 De werknemer is aangesteld in volledig dienstverband/voor uren_______per week1 Artikel 4 De arbeidsovereenkomst wordt (geacht te zijn) aangegaan voor bepaalde tijd en van_______tot en met_______op grond van de Subsidieregeling Bevordering Arbeidsinpassing. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan met de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging; deze tussentijdse beëindiging dient te geschieden met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. De eerste twee maanden van het dienstverband zullen gelden als proeftijd in de zin van artikel 7:652 van het burgerlijk wetboek1. Artikel 5 Op deze overeenkomst is van toepassing de collectieve arbeidsovereenkomst voor Internaten voor Kinderen van Binnenschippers en/of Kermisexploitanten (verder te 77
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
noemen CAO) zoals deze thans is vastgesteld, respectievelijk gedurende deze arbeidsovereenkomst zal worden gewijzigd; behoudens de uitzonderingen die worden genoemd in artikel 2a van de CAO. Artikel 6 De werktijden zijn als volgt bepaald:
78
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Artikel 7 De werknemer wordt gesalarieerd volgens de salarisregeling behorende bij de CAO volgens de nummers___________t/m__________in de tabel van salarisbedragen. De werknemer ontvangt bij aanvang van het dienstverband een salaris van i___________ per maand, overeenkomend met schaal nr.____/periodiek nr.___ in de tabel van salarisbedragen (op full-time basis). De eerstvolgende periodieke verhoging wordt toegekend op1: Artikel 8 Het aantal uren vakantieverlof per jaar bij de aanvang van het dienstverband bedraagt: Op grond van de leeftijd van werknemer wordt dit aantal overeenkomstig het bepaalde in artikel 36, 2e lid, sub b van de CAO met______uren verhoogd1. Artikel 9 De werknemer is verplicht te verhuizen naar of nabij de plaats van tewerkstelling c.q. werkgebied1. Aan de werknemer is ontheffing verleend van de verplichting tot verhuizing naar of nabij de plaats van tewerkstelling/werkgebied1. Artikel 10 Bij de aanvang van het dienstverband oefent de werknemer de volgende nevenfuncties uit: Artikel 11 Onverminderd het in artikel ___ van de CAO bepaalde zijn op deze arbeidsovereenkomst voorts de volgende regelingen en afspraken van toepassing. Artikel 12 De opzegtermijn als bedoeld in artikel 47 van de CAO is, behoudens in het geval van artikel 4, niet van toepassing op een niet verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Artikel 131 De detachering tussen werkgever en______________geschiedt onder de navolgende voorwaarden: De werknemer verklaart hierbij met deze voorwaarden bekend te zijn en daarmee akkoord te gaan 79
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Artikel 14 De werknemer verklaart kosteloos van de werkgever te hebben ontvangen een door beide partijen ondertekend afschrift van deze overeenkomst. Artikel 15 De werknemer verklaart bij de werkgever inzage te kunnen hebben in de CAO.
80
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Artikel 16 De werknemer verklaart op zijn verzoek te hebben ontvangen: De statuten en het huishoudelijk reglement van de werkgever1. Een exemplaar van de arbeidsovereenkomst in zijn landstaal1. Overige bepalingen: Indien de werknemer 17 jaar of jonger is, is onderstaand tevens de handtekening van zijn wettelijke vertegenwoordiger vereist.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend te de______________________20__.
De werkgever: (handtekening)
De werknemer: (handtekening)
___________________
___________________
______________________ 1 doorhalen indien niet van toepassing.
81
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Ingangsdatum: 1 januari 1992. INTENTIEVERKLARING De Nederlandse Vereniging van Internaatsbesturen Schippersjeugd enerzijds en ABVAKABO FNV en CNV Publieke Zaak anderzijds verklaren het navolgende : 1.
Partijen bij deze Collectieve Arbeidsovereenkomst wijzen ongelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen af zodat zowel vrouwen als mannen gelijke kansen hebben.
2.
Bij vacaturevervulling is het beleid gericht op een doelmatige personeelsbezetting van zo goed mogelijke kwaliteit. Criterium bij benoeming is dan ook primair de geschiktheid. Daarnaast streven zij naar het bereiken van een evenwichtige verdeling van het aantal mannelijke en vrouwelijke werknemers in alle functiecategorieën. Bij gelijke geschiktheid van kandidaten wordt daarom de voorkeur gegeven aan de kandidaat (man/vrouw) die in de betreffende functiegroep het minst is vertegenwoordigd.
3.
Werkgevers scheppen in overleg met de ondernemingsraad mogelijkheden voor doorstroming naar hogere functies en zullen opleiding en scholing daartoe zowel voor vrouwen als mannen zoveel mogelijk stimuleren.
4.
Om uitstroom van vrouwen tegen te gaan zullen degenen die in deeltijd wensen te (gaan) werken zoveel mogelijk daarin tegemoet worden gekomen. Daardoor dient evenwel de goede gang van zaken binnen de instelling niet in gevaar gebracht te worden. Deeltijdwerkers houden qua faciliteiten en ontplooiingsmogelijkheden in principe dezelfde rechten en plichten als voltijders.
5.
Werkgevers nemen de verplichting op zich het (her)intredingsproces en de doorstroming van vrouwen jaarlijks nauwlettend te volgen, door middel van een jaarlijks te houden peiling via het administratiekantoor voor Schippersinternaten rapportage ter zake aan het Overleg Arbeidsvoorwaarden Schippersinternaten.
en
82
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Protocollaire afspraken (per 1 februari 2007) Partijen bij de CAO voor Internaten voor Kinderen van Binnenschippers en/of Kermisexploitanten zijn het navolgende overeengekomen: Uitvoeringsregeling en Salaris en Functieboek Internaten voor Kinderen van Binnenschippers en/of Kermisexploitanten A (ex artikel 25) - per 1 juni 2003 wordt een nieuwe salarisregeling ingevoerd die is afgeleid van de salarisregeling en het functieboek uit de CAO Jeugdhulpverlening (JHV); - voor de invoering van de nieuwe salarisregeling wordt mede aangewend dat deel van de loonruimte dat tijdens het CAO-overleg 2002 voor dit doel is gereserveerd, zijnde 1%; - het streven van partijen is er op gericht de salarisschalen te doen toegroeien naar die van de CAO Jeugdhulpverlening en deze vervolgens structureel te volgen; - voor de functies Pedagogisch Medewerker I, II en III wordt gestreefd naar het salarisniveau Jeugdhulpverlening –1 salarisschaal, te weten schaal 5, 6 en 7; - partijen streven er naar jaarlijks met ingang van het jaar 2003 het verschil tussen de hoogste periodieken van de nog niet JHV-conforme salarisschalen en de JHV-salarisschalen te overbruggen met jaarlijkse extra verhogingen van eerstgenoemde bedragen met 1%. Daarbij is het streven om het salarisniveau Jeugdhulpverlening in het jaar 2011 bereikt te hebben; - partijen streven ernaar in de CAO Schippersinternaten de structurele salarisverhogingen van de CAO Jeugdhulpverlening te volgen op een jaarlijks in overleg vast te stellen ingangsdatum; - werkgevers hanteren bij het realiseren van bovenstaande doelstellingen als uitgangspunt de beschikbare financiële ruimte die zij jaarlijks van overheidswege ontvangen; - voor zover noodzakelijk wordt bij het realiseren van bovenstaande doelstellingen prioriteit gegeven aan een JHV-conforme salarisregeling boven de geleidelijke verhoging van de eindejaarsuitkering naar het niveau van de CAO Jeugdhulpverlening (in de CAO Jhv is afgesproken de eindejaarsuitkering als volgt te verhogen: in 2003 +1,55%, in 2004 +1,45%, in 2005 +1,35%, enz.). (Ingangsdatum: 1 mei 2003) - dat partijen naar elkaar de uitdrukkelijke intentie hebben uitgesproken om de Sector Internaten voor Kinderen van Binnenschippers en/of Kermisexploitanten per 1 januari 2009 onder te brengen in de CAO Jeugdzorg. Gedurende de resterende looptijd van de CAO Schippersinternaten zullen sociale partners in werkgroepverband bezien of de beoogde overgang naar de CAO Jeugdzorg geheel mogelijk is of dat op onderdelen afspraken gemaakt zullen moeten worden over overgangsmaatregelen. Het daadwerkelijke besluit voor overgang wordt genomen na de werkzaamheden van de werkgroep. Sociale partners vertrouwen er op dat in november de voorstellen van de werkgroep door alle partijen zullen worden overgenomen en dat de respectievelijke achterbannen zich kunnen uitspreken over dit voornemen. (per 1 mei 2008)
83
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Aanwezigheidsdienst of Slaapdienst (ex artikel 29a.) Vergoeding slaapdiensten Partijen komen overeen dat de slaapdienstvergoeding geen wijziging ondergaat. Eventueel te nemen maatregelen om te komen tot aanpassing van de regeling in verband met de ArbeidsTijdenWet/ ArbeidsTijdenBesluit zullen niet leiden tot een negatieve wijziging van het vergoedingenstelsel. Werkgevers garanderen dat werknemers geen financieel nadeel ondervinden van de aanpassingen in de wet. Afschaffing jeugdschalen Partijen komen overeen de afschaffing van de jeugdschalen te laten verlopen conform eerder gemaakte afspraken. Seniorenverlof Partijen spreken af om gezamenlijk te bezien of binnen de sector een levensfase bewust personeelsbeleid dient te worden geinitieerd en zullen hierbij rekening houden met het advies dat de Commissie Gelijke Behandeling in november 2006 zal uitbrengen. Modernisering CAO-tekst Hoewel CAO-partijen nog altijd de intentie hebben de CAO-tekst te moderniseren en duidelijker te maken, wordt deze afspraak aangehouden tot het moment dat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport schriftelijk heeft verklaard of de Sector Schippersinternaten zich wel of niet kan aansluiten bij de Sector Jeugdzorg.
84
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
Uitvoeringsregeling Salaris en Functieboek Internaten voor Kinderen van Binnenschippers en/of Kermisexploitanten A (ex artikel 25) (per 1 juni 2003) Hoofdstuk I salarisregeling Begripsbepalingen Artikel 1 In deze salarisregeling wordt verstaan onder: 1. Salarisschaal: een vaste oplopende reeks salarisbedragen/periodieken uit de in hoofdstuk II van deze salarisregeling opgenomen tabellen. 2. Salaris: het voor de werknemer geldende brutomaandbedrag, behorend bij een periodiek uit de op hem van toepassing zijnde salarisschaal. 3. Periodiek: een nummer dat voorkomt in de salaristabel van hoofdstuk II van deze salarisregeling waarbij een salarisbedrag behoort en dat onderdeel uitmaakt van een salarisschaal. 4. Opleidingsindicatie: het bij een functie aangegeven niveau van opleiding dat voor die functie gewenst is. Indien de werknemer ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst niet beschikt over ten minste het in de functiebeschrijving vermelde opleidingsniveau, dient de werkgever in overleg met de werknemer de noodzaak te bezien studiefaciliteiten te verlenen zoals bedoeld in artikel 40 algemeen gedeelte van deze CAO. Dit overleg dient plaats te vinden bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst dan wel op een bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst door werkgever en werknemer nader overeen te komen tijdstip. Algemene bepalingen inzake salarisvaststelling Artikel 2 1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende salarisschaal, zoals opgenomen in de salarisregeling van deze CAO. 2. Het salaris van de werknemer komt overeen met het bruto maandbedrag, genoemd in de voor de functie geldende salarisschaal en uitgedrukt in een periodiek, uit de in hoofdstuk II van deze salarisregeling opgenomen tabel van salarisbedragen per maand. 3. Het salaris van de werknemer die een deeltijddienstverband heeft, dan wel wiens dienstverband een gedeelte van de maand heeft geduurd, wordt vastgesteld naar evenredigheid van de overeengekomen arbeidsduur ten opzichte van een volledig dienstverband, dan wel naar evenredigheid van de in de desbetreffende maand gewerkte tijd. Inschaling bij indiensttreding (ingangsdatum 1 juni 2003) Artikel 3 lid 1. De in artikel 2 genoemde schalen zijn van toepassing. lid 2. Bij indiensttreding dient te worden uitgegaan van periodiek 0 van de functionele schaal, tenzij binnen de organisatie werknemers zijn ingeschaald in minperiodieken van een functionele schaal. In dat geval wordt het salaris bij indiensttreding vastgesteld op de laagste, in die organisatie, toegepaste min-periodiek van de functionele schaal. lid 3. De in lid 2 van dit artikel genoemde (min)periodiek (0) dient bij inschaling bij indiensttreding te worden verhoogd met het aantal jaren met voor de functie relevante ervaring, opgedaan na de1885
CAO SCHIPPERSINTERNATEN
UITVOERINGSREGELING
jarige leeftijd. lid 4. Indien bij een functie twee salarisschalen behoren dient bij inschaling te worden uitgegaan van de (min)periodiek (0) van de laagste schaal. lid 5. In afwijking van het bepaalde in de overige leden wordt het salaris bij inschaling bij indiensttreding niet lager vastgesteld dan het salaris in de vorige werkkring tot ten hoogste het maximum van de desbetreffende laagste schaal. lid 6. Indien de werknemer wordt aangesteld in de functie van adjunct-directeur worden de door hem opgedane ervaringsjaren in de functie van hoofdgroepsleider voor de helft meegeteld als relevante werkervaring bij de inschaling ingevolge de bepalingen van dit artikel.
Periodieke verhoging Artikel 4 1. Het salaris van de werknemer wordt jaarlijks verhoogd met één periodiek totdat het maximum van de voor zijn functie geldende salarisschaal is bereikt. 4. De in lid 1 bedoelde periodieke verhoging vindt plaats op 1 januari van elk jaar wanneer een werknemer tussen 1 januari en voor of op 30 juni in dienst is getreden. 5. De in lid 1 bedoelde periodieke verhoging vindt plaats op 1 juli van elk kalenderjaar wanneer een werknemer tussen 1 juli en voor of op 31 december in dienst is getreden.
Inschaling I/D-werknemer Artikel 5 (vervallen) Promotie Artikel 6 lid 1. Bij benoeming in een andere functie, waarop een hogere salarisschaal van toepassing is, vindt inschaling plaats op het naasthoger gelegen salarisbedrag in die schaal. Bij het ontbreken van een naasthoger gelegen salarisbedrag in die schaal vindt inschaling plaats in periodiek 0. lid 2. Het bepaalde in artikel 3, lid 7 van deze salarisregeling is van overeenkomstige toepassing.
Garantieregeling Artikel 7
Ontsnappingsclausulecommissie Artikel 8 In bijzondere individuele gevallen of gevallen waarin deze salarisregeling niet voorziet, kan op gemotiveerd van de werkgever en/of de werknemer een bijzondere regeling worden getroffen door een door NEVIS, ABVAKABO FNV, CNV Publieke Zaak en RMU Werknemers ingestelde OntsnappingsClausuleCommissie. De verdere samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden van deze commissie zijn in een afzonderlijk reglement vastgelegd. Dit reglement en de wijzigingen daarin behoeven de goedkeuring van de partijen. De getroffen voorzieningen hebben een incidentele werking
86