Gouda Restaureert
Inhoud Korte inleiding Wandelroute met beschrijving per monument Kaart binnenstad met route Verantwoording
pag. 1 pag. 1 t/m 23 pag. 15 pag. 24
Colofon "Gouda Restaureert" is een uitgave van de Stichting Open Monumentendag Gouda ter gelegenheid van de Open Monumentendag. - Redactie - Tekst - Foto's - Omslag
-
Kaart binnenstad Ingetekende route Lay-out en druk Verkrijgbaar bij Oplage
N. D. B. Habermehl en J. W s' Jacob N. D. B. Habermehl Gemeente Gouda, afdeling voorlichting; Streekarchief Hollands Midden, Gouda; Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist; Joop Dorst; Martin Droog. Bart Peizel, "Stadhuis in restauratie", olieverfschilderij 1952. Schenking van oudheidkundige kring "Die Goude" in 1984 aan de gemeente Gouda. Gemeente Gouda, afdeling landmeetkunde en kadaster. Tekenburo voor stedebouw en verkeer A. Feenstra, Gouda. Drukkerij Verzijl b.v., Gouda/Schoonhoven. VVV-Gouda, Markt 27, 2801 JJ Gouda. 1e druk, 1000 exemplaren (1989); 2e herziene druk, 1000 exemplaren (1991); 3e herziene druk, 1000 exemplaren (1991 ).
Niets uit deze uitgave mag worden openbaar gemaakt en/of vermenigvuldigd door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming van de Stichting Open Monumentendag Gouda. In deze reeks van uitgaven van de Stichting Open Monumentendag Gouda zijn verschenen: -
Gouda Gouda Gouda Gouda, Gouda:
Monumentaal (1e druk 1987; 2e druk 1988). Waterstad (1e druk 1988). Restaureert (1e druk 1989; 2e druk 1991; 3e druk 1991). het Tolhuis en zijn omgeving (1 e druk 1990; 2e druk 1990). stad van kerken, kapellen en torens (1 e druk 1991 ).
GOUDA RESTAUREERT Onder redactie van N.D.B. Habermehl en JW. s'Jacob Tekst: N.D.B. Habermehl Ook dit jaar is ten behoeve van de Open Monumentendag een wandelroute samengesteld. Het thema is restaureren. De route leidt langs 30 monumenten die (nog) niet gerestaureerd, in restauratie of gerestaureerd zijn. Per monument wordt een korte historische schets gegeven, terwijl bij de gerestaureerde monumenten tevens is ingegaan op de geschiedenis van de restauratie. Waar mogelijk wordt aan de hand van foto's de situatie voor en na de restauratie getoond. Alvorens hiertoe over te gaan eerst een enkel woord over de monumentenzorg te Gouda. Het gemeentelijk monumentenbeleid richt zich op de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch erfgoed, waarbij de beleving van de historische continuïteit van Gouda uitgangspunt is. Ten einde dit doel te bereiken, bedient de gemeente zich van verschillende middelen zoals een Monumentenverordening en een Monumentencommissie. De Monumentenverordening regelt onder meer het beschermen van en het wijzigen aan monumentale panden. Het College van Burgemeester en Wethouders wordt over de monumentenzorg geadviseerd door de Monumentencommissie. Met name adviseert deze commissie omtrent het plaatsen van objecten op de gemeentelijke monumentenlijst. Jaarlijks wordt door de gemeenteraad, los van het stadsvernieuwingsprogramma, een besluit genomen over het meerjarenprogramma restauratie monumenten. Alleen de op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatste panden komen voor subsidie in aanmerking. De beste manier om grote ingrijpende en derhalve kostbare restauraties te voorkomen, is het plegen van regelmatig onderhoud. Voor het plegen van onderhoud aan monumentale panden in gemeentelijk bezit wordt jaarlijks een bedrag uitgetrokken. Een belangrijke steun bij het vaststellen van het benodigde onderhoud is de Monumentenwacht. Deze in 1973 in het leven qeroepen stichting voert voor zijn abonnees een jaarlijkse inspectie uit waarbij tevens kleine gebreken worden verholpen. Van elke inspectie maken de monumentenwachters een rapport op dat aan de eigenaar van het gebouw wordt toegezonden. Om de belangstelling voor monumenten te vergroten, wordt jaarlijks in ons land een Open Monumentendag gehouden. Door het geven van voorlichting, maar bovenal door het gratis openstellen van zoveel mogelijk monumenten wordt inhoud aan deze dag gegeven. De eerste Open Monumentendag, waaraan ook Gouda deelnam, was een groot succes. Besloten werd het evenement jaarlijks te doen plaatsvinden. In Gouda staat daarbij telkens een ander onderwerp centraal. Dit jaar zijn de activiteiten geënt op het thema restaureren.
1. Agnietenkapel voor de restauratie
Uitgangspunt van de wandelroute is de Agnietenkapel (1). Gouda telde in de 15de eeuw tien kloosters, waaronder het Agnietenconvent dat rond 1450 werd gesticht. Aanvankelijk heeft dit vrouwenklooster zich nog enigszins uitgebreid, maar tot bloei is het nooit gekomen. Voortdurend kampte het convent met financiële problemen zoals in 1565 toen de overste zelfs tijdelijk beslag moest leggen op het geld van een der zusters. De overgang van de stad naar de Prins in 1572 had voor het "miserabel scamel convent", zoals het klooster wel werd genoemd, ingrijpende gevolgen. Na enkele woelige jaren waarin de zusters aan intimidatie van de geuzen blootstonden, werd het klooster in 1574 opgeheven. De gebouwen werden aan particulieren verkocht of verhuurd. Met name Vlaamse wevers vestigden zich in de voormalige kloostergebouwen. Zij kregen de Agnietenkapel als werkplaats toegewezen omdat daarin voldoende ruimte was om de grote weefgetouwen onder te brengen. Voor de kapel had dit een aanzienlijke verbouwing tot gevolg; onder meer werden grote zolders aangebracht. Een geheel andere bestemming kreeg het gebouw in 1653 toen het Bank van Lening werd. De grote vensters werden dichtgemetseld, waarna het gebouw werd voorzien van balklagen met vloeren.
Pieter Post voldeed volledig aan de hooggestelde verwachtingen door een robuust, geheel vrijstaand bouwwerk te ontwerpen. In maart 1668 vingen de grondwerkzaamheden aan, waarna in de zomermaanden in snel tempo de- muren werden opgemetseld en aan het eind van het jaar de kap werd geplaatst. Veel aandacht werd be-
1 . Agnietenkapel
na de restauratie
Per verdieping werd een aantal kleine kruisvensters aangebracht, terwijl de zolder dakkapellen kreeg. Met de opheffing van de Bank van Lening in 1924 kwam een einde aan een lange traditie. Nadien bood de voormalige kapel nog een aantal jaren onderdak aan een veelheid van instellingen totdat het gebouw vanwege instortingsgevaar moest worden ontruimd. Intensief werd gediscussieerd over de vraag: afbreken of restaureren. Een aanzienlijke gift gaf de doorslag; besloten werd tot restauratie over te gaan. Eind oktober 1972 werd een begin gemaakt met een ingrijpende restauratie die tot 1975 duurde. Op een aantal punten, zoals de raampartijen in de gevels, werd gekozen voor terugrestaureren naar een vroegere situatie. Hierdoor kreeg het gebouw een geheel ander aanzien.
Komend uit de kapel loopt u via Achter de Waag richting Markt. Daarbij houdt u de Waag (2) aan uw rechter- en het gebouw De Zalm aan uw linkerzijde. De 17de-eeuwse stadsbestuurders wilden kosten noch moeite sparen om van de nieuwe Waag die zij voornemens waren te laten bouwen een imposant bouwwerk te maken dat de vergelijking met soortgelijke gebouwen in andere steden glansrijk kon doorstaan. De bekende architect
2
2. Waag
steed aan het uiterlijk van de Waag. Niemand minder dan de internationale bekendheid genietende beeldhouwer Bartholomeus Eggers leverde de reliëfs en de wapenschilden van de burgemeesters. In de benedenverdieping hingen de balansen waarop werd gewogen; de bovenverdieping deed dienst als stadswapenkamer. Na verloop van tijd beperkte het gebruik van de Waag zich tot het wegen van kaas tot ook hieraan een einde kwam. Vermeldenswaard is het aanbrengen van een verflaag op de muren die in 1885 weer werd verwijderd. In de jaren vijftig van deze eeuw begon de fundering ernstige gebreken te vertonen zodat restauratie dringend was geboden. Van 1956 tot 1959 werden achtereenvolgens de fundamenten, de muren en het inwendige gerestaureerd.
Midden op de markt is het fraaie Stadhuis (3) gesitueerd.
3. Stadhuis voor de restauratie
In de zomer van 1438 legde een verwoestende brand vrijwel het gehele toenmalige stadje Gouda in de as. Het raadhuis liep daarbij ernstige schade op. Voor de stedelijke bestuurders vormde dit de aanleiding uit te zien naar een veiliger plaats voor het stadhuis. Het oog viel daarbij op het marktveld, een drassig veenterrein dat werd gebruikt als vuilstortplaats. In 1444 werd een aanvang gemaakt met het bouwrijp maken van de grond. Goten werden gegraven voor de drainage, waarna het terrein werd geëgaliseerd om vervolgens met zand en aarde te worden opgehoogd. De feitelijke bouw ging in 1448 van start met het aanleggen van de fundering, bestaande uit een "drijvend" rooster van balken. Hierop werden vervolgens de muren opgetrokken. In de loop van 1450 werd de bouw voltooid. Reeds in 1514 stond het gewelf van de achterste kelder, die dienst deed als vleeshal, op instorten. Dit had drie jaar later, in 1517, een ingrijpende verbouwing tot gevolg waarbij een nieuw gewelf werd aangebracht dat ruim een meter hoger lag dan het
3. Stadhuis na de restauratie
3
oorspronkelijke gewelf. De "prijs" die hiervoor moest worden betaald, was een "gebroken" vensterreeks in de zijgevels. In 1603 werd het oude gotische bordes vervangen door een nieuw bordes in renaissancestijl dat werd vervaardigd door de Goudse beeld- en steenhouwer Gregorius Cool. Een tweede ingrijpende verbouwing - modernisering zo men wil - vond plaats in de jaren 1692 tot 1695. De gotische bouwstijl met zijn voorkeur voor de vertikale lijn moest wijken voor nieuwe inzichten afkomstig uit Italië en Frankrijk, waarbij het accent op de horizontale lijn lag. Dit had een aantal "aanpassingen" tot gevolg in zowel het exterieur als het interieur die niet altijd even gelukkig waren. Twee jaar later, in 1697, werd het houten schavot vervangen door een schavot van natuursteen dat thans dienst doet als balkon. In 1876 verkeerde de voorgevel in een zodanig slechte staat dat restauratie dringend noodzakelijk was. Deze vond plaats in de jaren 1880 tot 1882. Gebrek aan financiële middelen had tot gevolg dat de restauratie van de achtergevel en de zijgevels niet plaatsvond. In 1939 werden opnieuw pogingen in het werk gesteld om de telkenmale uitgestelde restauratie van het stadhuis te doen plaatsvinden. Animator was de dat jaar benoernde.burqemeester K.F.O. James die zich tot taak had gesteld het kunstzinnige dat in de stad veelal was verwaarloosd opnieuw tot leven te brengen. Wederom ondervond de restauratie vertraging, nu door de Tweede Wereldoorlog. Kort na de bevrijding werd een bouwkundig onderzoek ingesteld. De uitkomst hiervan was de aanbeveling eerst de fundering van het gebouw aan te pakken ten einde verdere verzakking en derhalve scheurvorming te voorkomen. Vervolgens diende het muurwerk, de gewelven en de balken te worden aangepakt. Als laatste moest het interieur ter hand worden genomen. Eind maart 1947 werd van start gegaan met de werkzaamheden aan de fundering. Begin 1949 was men hiermee gereed en waren de gevels aan de beurt. Van de zijde van Monumentenzorg werd aangedrongen op verdeling van de werkzaamheden over een groter aantal jaren dan overeengekomen. Onderzoek toonde evenwel aan dat uitstel niet mogelijk was. De toestand van de muren en de balklagen was zodanig dat het stadhuis moest worden ontruimd. Ten einde zijn woorden kracht bij te zetten, nam burgemeester James een stuk vermolmde draagbalk in een jutezak mee naar Den Haag en deponeerde het staande de vergadering op tafel. Het resultaat van deze ongebruikelijke actie was dat goedkeuring werd verkregen om de restauratie versneld ter hand te nemen. Bij de verdere restauratie laaide een hevige discussie op over de vraag of de achtergevel moest worden teruggerestaureerd tot de oorspronkelijke trapgevel of dat de in de 17e eeuw aangebrachte tuitgevel gehandhaafd diende te blijven. Monumentenzorg sprak zich in weerwil van een eerdere beslissing uit voor het behoud van de tuit-
4
gevel, terwijl het gemeentebestuur vasthield aan het oorspronkelijke plan tot herstel van de trapgevel. De zaak liep zo hoog op dat de gemeenteraad met algemene stemmen besloot om aan een restauratie van de tuitgevel geen medewerking te verlenen. Als consequentie daarvan werd het werk aan de achtergevel eind augustus 1951 stilgelegd. Uiteindelijk viel de beslissing ten gunste van de trapgevel. Half maart 1952 werden de werkzaamheden hervat en enkele maanden later afgerond. Ten einde het gebouw van alle kanten te kunnen bewonderen, loopt u rondom het stadhuis. Daarbij passeert u onder meer het onlangs op fraaie wijze gerestaureerde winkelpand van kaashandel Hoogendoorn (Markt 70). Opmerkelijk is de in oude stijl teruggebrachte winkelpui, een voorbeeld dat navolging verdient. Komend vanaf de Markt loopt u via de Stoofsteeg, Cappenersteeg met haar vele - zij het niet altijd historisch verantwoord - gerestaureerde winkelpandjes en Rozendaal naar de Lange Tiendeweg, een van Gouda's oudste wegen. Hier aangekomen, ziet u aan uw linkerzijde de St.-Jorisdoelen( 4 ). In 1514 vestigden de verenigde hand- en voetboogschutters zich in een gebouw aan de Tiendeweg. Hier hadden zij hun ontmoetings- en vergaderruimte. Op de in de nabijheid gelegen schietbaan oefenden zij door op schijven of doelen te schieten. Daarnaast was het gebouw dat al spoedig de naam Doelen kreeg in gebruik als logement. In 1762 bleek het Doelengebouw zoveel gebreken te vertonen dat tot een grondige verbouwing werd besloten. Deze vond een jaar later plaats waarbij een geheel nieuwe voorgevel werd aangebracht. Nadat de schutterij in 1795 was opgeheven, bevolkten vele generaties leerlingen het gebouw. Achtereenvolgens waren dat de leerlingen van de Latijnse school, h.b.s.-ers, Kleischoolleerlingen en leerlingen van de Rijkslandbouwwinterschool. Daarnaast was er gedurende geruime tijd een afdeling van de nijverheidsorganisatie Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) gevestigd die was belast
4. St.-Jorisdoelen voor de restauratie
4. St.-Jorisdoelen
na de restauratie
met onderzoek en voorlichting ten behoeve van de klei- en aardewerkindustrie. 1 n 1967 vertrokken de laatste leerlingen waarna het gebouw nog enige tijd werd gebruikt door de Goudse fotoclub en enkele padvindersgroepen tot ook zij elders een onderkomen vonden. Gezien de hoge restauratiekosten besloot de gemeente in 1969 een sloopvergunning aan te vragen. Deze werd evenwel geweigerd. Enkele jaren later meldde C&A zich als gegadigde voor het gebouw met het doel tot afbraak over te gaan. Dit bracht in mei 1978 twaalf Gouwenaars ertoe de werkgroep Behoud Doelen Gouda in het leven te roepen. Met niet af latende ijver en vasthoudendheid hebben de leden van deze werkgroep en van de daaruit voortgekomen Vereniging Behoud Stadsschoon geijverd voor het behoud en de restauratie van de Doelen. Nadat C&A de voorkeur had gegeven aan een lokatie op de Kleiweg meldde zich de Amrobank als gegadigde. In 1981 vroeg de gemeente wederom een sloopvergunning aan die opnieuw werd geweigerd. Uiteindelijk zag ook de Amrobank van het voornemen tot sloop af. Omdat de toestand van het gebouw zienderogen verslechterde, trokken twee leden van Behoud Stadsschoon in 1983 80 uur uit om het dak waterdicht te maken. Wederom meldde zich een kandidaat, het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten. In tegenstelling tot eerdere belangstellenden was het Bouwfonds bereid de restauratieplicht op zich te nemen. Maar nog was de strijd voor de beijveraars van het behoud van de Doelen niet gestreden. Een overschrijding van de restauratiekosten als gevolg van tegenvallers deed het Bouwfonds besluiten de stucplafonds niet te laten restaureren. Langdurig overleg tussen Monumentenzorg, gemeente en Bouwfonds leidde ertoe dat de restauratiekosten van de plafonds gezamenlijk werden gedragen. Vervolgens ontbrandde een heftige strijd over de ramen in de voorgevel. Behoud Stadsschoon was voorstander van het terugrestaureren naar de 18deeeuwse situatie met de roedeverdeling van de kleine ruitjes, terwijl het Bouwfonds koos voor handhaving van de empire schuiframen zoals in
1850 aangebracht. Na de nodige discussie ging het Bouwfonds · akkoord met de 18de-eeuwse roedeverdeling op voorwaarde dat Behoud Stadsschoon de meerkosten van fl. 33.000,- voor haar rekening zou nemen. Mede dankzij een unieke actie waarbij inwoners van Gouda voor fl. 10,- één van de in totaal 775 ruitjes konden kopen, werden de benodigde gelden bijeengebracht. Daarop wilde het Bouwfonds de roeden groen laten schilderen, terwijl Behoud Stadsschoon de voorkeur gaf aan wit overeenkomstig het gebruik 1n de 18de eeuw. Wederom volgde een heftige discussie met als uitkomst witte roeden. In 1987 werd het gerenoveerde Doelengebouw in gebruik genomen. De benedenverdieping herbergt een praktijk van fysiotherapeuten, op de eerste verdieping zijn kantoren gevestigd en op de tweede en derde verdieping zijn in totaal vijf appartementen gebouwd. U steekt de Lange Tiende weg over en vervolgt de route langs de Groeneweg. Bij de Koepoort aangekomen, slaat u deze linksaf in om via De Baan, Muilenpoort en wederom Groeneweg het karakteristieke complex Huize Groeneweg (5) van alle zijden te bewonderen. De oorsprong van Huize Groeneweg ligt in de late middeleeuwen toen de Cellebroeders op deze plaats een kapel bouwden, later gevolgd door de nodige uitbreidingen. Hieruit ontwikkelde zich een klooster dat in de loop van de 15de eeuw sterk in omvang toenam. In de 16de eeuw daarentegen ging het bergafwaarts met als absoluut dieptepunt het jaar 1572 toen Gouda in handen van de geuzen viel. Dat jaar werden alle kloosters gesloten en werd door het stadsbestuur gezocht naar een nieuwe bestemming voor de gebouwen. Zo werd in het Cellebroedersklooster de Latijnse school ondergebracht. Bijna drie eeuwen kregen hier de kinderen van vooraanstaande Gouwenaars onderricht in met name de Griekse en Latijnse taal. In de eerste helft van de 19de eeuw werd het onderwijs vernieuwd als gevolg
5. Huize Groeneweg
5
waarvan deze onderwijssoort in 1850 de naam gymnasium kreeg. Voor het gemeentebestuur was dit aanleiding naar een ander onderkomen te zoeken, hetgeen werd gevonden in het voormalige Doelengebouw. Het gebouw kreeg korte tijd later de bestemming van Werkinrichting tot Wering der Bedelarij. In de eerste periode van· haar bestaan werd bedelaars aldaar werk geboden tegen een geringe vergoeding en kosteloze maaltijden. Nadat de bezoekersaantallen in de voorafgaande jaren waren gedaald, terwijl de financiële positie was versterkt, werd er in 1863 toe overgegaan ook permanente bewoning mogelijk te maken. Uiteindelijk ontwikkelde de Werkinrichting zich tot een bejaardentehuis. Dit kwam ook tot uiting in de naamgeving; in 1954 werd de naam veranderd in Huize Groeneweg. In het begin van de jaren zeventig werd het gebouw afgekeurd als bejaardentehuis. Allerlei plannen werden ontwikkeld. Uiteindelijk werd in 1982 tot restauratie overgegaan, waarbij 20 appartementen werden ingebouwd. Het gerestaureerde complex werd in 1984 officieel in gebruik genomen. Vervolgens slaat u linksaf de Patersteeg in. U komt . uit op het Willem Vroesenplein waaraan zijn gelegen de Jeruzalemskapel (6), het voormalige Weeshuis
(7) en het Willem Vroesenhuis (8). Eind 15de eeuw maakte Gijsbert Raet, priester in de St.-Janskerk, een pelgrimstocht naar Jeruzalem. Uit dankbaarheid voor zijn behouden
6. Jeruzalemkapel
6
terugkeer in een tijd dat een dergelijke reis niet van gevaren was ontbloot, stichtte Raet de twaalfzijdige Jeruzalemskapel zoals wij die heden ten dage nog kennen. Niet alleen aan het exterieur, maar ook aan het interieur besteedde Raet veel aandacht. Hij droeg zorg voor alles wat nodig was ten behoeve van de eredienst zoals een altaar met drieluik, lîturgisch vaatwerk, een geschreven missaal en misgewaden. De kapel werd in 1504 gewijd en het jaar daarop overgedragen aan het naburige Collatiehuis. Raet overleed in 1516 en werd overeenkomstig zijn wens in de kapel begraven waarbij een fraaie steen zijn graf dekte. Eind 16de eeuw werd de Jeruzalemskapel toegewezen aan de aalmoezeniers of armmeesters. Hier hielden zij hun vergaderingen en verzorgden de uitdelingen. Momenteel heeft Kunstcentrum Burgvliet het gebouw in gebruik als expositieruimte. In de loop der eeuwen heeft met name het interieur van de kapel ernstig geleden. Van de oorspronkelijke rijkd.om is niets meer ter plaatse aanwezig. De kap van de kapel werd in 1977 hersteld, een eerste fase in het restauratieproces dat nog steeds op afronding wacht. Vanouds kende Gouda twee weeshuizen, het Heilige Geesthuis dat omstreeks 1495 een begin maakte met het opnemen van wezen en het eind 16de eeuw tot dat doel ingerichte Aalmoezeniershuis achter de Jeruzalemskapel langs de Patersteeg. Het Heilige Geesthuis verhuisde enkele jaren nadat Gouda in 1572 de zijde van de Prins had gekozen naar het Collatiehuis aan de Jeruzalemstraat. In 1642 bouwden de Aalmoezeniers een nieuw weeshuiscomplex op het terrein van het voormalige Margarethaklooster. Geldgebrek bracht de besturen van beide weeshuizen er in 1812 toe te gaan samenwerken. Omdat het Aalmoezeniersweeshuis de beste accommodatie had, werd het Verenigd Wees- en Aalmoezeniershuis in dit complex ondergebracht. De jaren dertig van de 20ste eeuw lieten een sterke terugloop van het aantal wezen zien. Als gevolg
7. Weeshuis voor de restauratie
8. Willem Vroesenhuis
7. Weeshuis na de restauratie
hiervan moesten delen van het complex aan derden worden verhuurd. Tijdens de oorlogsjaren namen Duitse soldaten bezit van het gebouw. De directrice en de nog aanwezige wezen verhuisden naar de Zoutmanstraat. Na de oorlog bleek de belangstelling zo gering dat in 1948 werd besloten de huisvesting van weeskinderen te beëindigen. Het weeshuiscomplex aan de Spieringstraat werd nog een aantal jaren voor diverse doeleinden gebruikt tot het leeg kwam te staan met als gevolg een snel intredend verval. In 1968 startte een grootscheepse restauratie die in 1973 succesvol werd afgerond. Momenteel zijn in het complex de Openbare Bibliotheek en de Streekarchiefdienst Hollands Midden gevestigd. In 1555 stelde Willem Vroesen een woning beschikbaar voor het huisvesten van twaalf onvermogende oude mannen. Het bestuur van het Oude Mannenhuis, zoals de instelling al spoedig werd genoemd, was in handen van drie, later vier regenten. Daarnaast zag een drietal regentessen toe op de huishoudelijke dienst. Uitdrukkelijk gold de bepaling dat slechts mannen mochten worden ingenomen. Ook bij echtparen hielden de regenten zich aan deze regel zodat opname van de man een feitelijke scheiding betekende. Het Oude Mannenhuis ontwikkelde zich voorspoedig en kreeg een goede naam. Vanwege de aanhoudende vraag om plaatsing werd in het
begin van de 17de eeuw een groter tehuis gebouwd waarin plaats was voor 25 mannen. In het begin van de 19de eeuw werd de voorgevel gemoderniseerd. De zijgevel aan de Spieringstraat daarentegen werd intact gelaten. Het gebouw bleek in de jaren zeventig van de 20ste eeuw dermate verouderd dat het niet langer mogelijk was nog aan de eisen te voldoen die, met name ten aanzien van de brandpreventie, aan een bejaardenhuis werden gesteld. Vandaar dat het bestuur in 1976 besloot geen nieuwe inwoners meer aan te nemen en voor de zittende bejaarden een ander onderkomen te zoeken. Gedacht werd aan appartementenbouw met behoud van het uiterlijk van het gebouw. Omdat de gemeente hiervoor aanzienlijk meer subsidie kon krijgen dan de Stichting Het Oude Mannenhuis, besloot het bestuur in 1980 het gebouw voor een symbolisch bedrag van één gulden aan de gemeente te verkopen. Korte tijd later werd met de restauratie begonnen. Alleen het casco en de verdiepingsvloeren bleven gehandhaafd. Daarbinnen werden dertien nieuwe woningen en vijf appartementen gebouwd. Alle woningen kregen de deur aan de binnentuin, die zoveel mogelijk intact werd gelaten. Hierdoor kreeg het complex het karakter van een hofje dat via een toegangspoort in de Spieringstraat en de ingang aan het Willem Vroesenplein is te bereiken. Tevens werd de kapel gerestaureerd. In 1982 werd het gerenoveerde complex in gebruik genomen.
7
9. Lazaruspoortje
voor de verplaatsing
Komend vanaf het Willem Vroesenplein steekt u de Koorbrug over en vervolgt de route langs Achter de Kerk. Een interessant gebouw hier is het Tapijthuis dat herinnert aan de tijd dat Gouda veel tapijtweverijen telde. Het pand, dat onderdak biedt aan Galerie Menno Meyer, behoeft restauratie. Vervolgens treft u aan uw linkerzijde het Lazaruspoortje (9) en het Steenhouwershuis (10) aan en bevindt zich rechts van u de monumentale St.-Janskerk (11). Het Lazaruspoortje dat thans de fraaie entree vormt van de museumtuin gaf oorspronkelijk toegang tot een heel wat minder romantische omgeving: het Leprozenhuis, gelegen aan het Nonnenwater. In 1609 werd het poortje gebouwd en door Gregorius Cool van rijk beeldhouwwerk voorzien waarbij de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus is uitgebeeld. Lazarus wordt daarbij met de melaatsen geïndentificeerd. Het Leprozenhuis aan het Nonnenwater was niet het eerste gebouw van dien aard. Oorspronkelijk waren de melaatsen buiten de stadsmuren aan de Wachtelstraat gehuisvest. Vanwege de dreiging die in 1574 van de Spanjaarden uitging, kregen de regenten van dit Leprozenhuis de opdracht het huis te ontruimen en te laten slopen. Als tijdelijk onderkomen werd het vrijwel verlaten Maria Magdalenaklooster achter de Kleiweg aangewezen. Uiteindelijk werden de leprozen gehuisvest in het voormalige klooster St.-Marie op de
8
9. Lazaruspoortje na de verplaatsing
Gouwe. Aan het voornemen van het stadsbestuur de melaatsen weer als vanouds buiten de muren te huisvesten, is vanwege geldgebrek geen uitvoering gegeven. Nadat in het midden van de 17de eeuw de melaatsheid uit ons land was verdwenen, verlegde de zorg zich naar bejaarden die zich inkochten in ruil voor huisvesting en verzorging, de zogenaamde proveniers of kostkopers. Hiertoe vond in 1680 een ingrijpende verbouwing plaats waarvan de bouw van het Proveniershuis de belangrijkste was. Dit pand met zijn monumentale gevel viel in 1909 ten offer aan de elektrische centrale. In 1940 moest ook het Lazaruspoortje wijken voor het Gemeenschappelijk Energiebedrijf. De afbraak gebeurde zeer zorgvuldig, uitgaande van de gedachte aan herplaatsing. Een gelegenheid tot herbouw deed zich in 1964 voor als toegangspoort tot de museumtuin van het Catharinagasthuis. Op de plaats waar volgens overlevering de bekende 17de-eeuwse stadsbeeldhouwer Gregorius Cool zijn werkplaats had, werd rond 1800 het huidige Steenhouwershuis gebouwd. Het pand met zijn van voluten voorziene houten klokgevel is één van de laatst overgebleven houten huizen in Gouda. Na een periode van voorbereiding werd medio 1983 begonnen met een grondige restauratie van het gebouw. Als eerste werd de achtergevel aan de kant van de museumtuin,
1 0. Steenhouwershuis voor de restauratie (foto Goudsche Courant - Martin Droog)
die wèl van steen was, afgebroken en opnieuw opgemetseld. Vervolgens kwam het houten gedeelte aan de beurt. Tijdens de restauratie zette steenhouwer A. Roodbol, die in het pand zijn werkplaats heeft, de werkzaamheden voort. Hiertoe werd rond de steenzaag- en polijstmachine een grote container geïnstalleerd die een tijdelijk onderdak bood. De restauratie werd mede uitgevoerd door leerlingen van De Rietgors. Juni 1984 werd het geheel gerenoveerde bedrijfspand heropend.
stomp koor. Bij de stadsbrand van 1438 brandde de kerk geheel af. Opnieuw volgde herbouw waarbij de kerk werd voorzien van zijbeuken. De kerk werd vijf jaar later, in 1443, ingewijd. Met de bouw van een nieuw en groter koor werd in 1485 gestart; in 1510 kwam het gereed. Opnieuw sloeg het noodlot toe. Blikseminslag in de toren zorgde in 1552 voor een grote ravage, het koor uitgezonderd. De herbouw werd aangegrepen om eerst het transept en vervolgens de middelste hal te verhogen. Aldus ontstond de kerk zoals wij die heden ten dage nog kennen. De vensters werden in de tweede helft van de 16de eeuw voorzien van glas-in-loodramen, de zogenaamde Goudse Glazen. Hieraan ontleent de St.Jan zijn grootste bekendheid. In de eerste helft van deze eeuw werden de nodige herstelwerkzaamheden verricht. Dit was evenwel onvoldoende; een algehele grondige restauratie bleek nodig om het kerkgebouw voor de toekomst veilig te stellen. De werkzaamheden startten in 1964 waarbij in gelijke mate aandacht werd geschonken aan de toren, het kerkgebouw en de ramen. In 1980 was het immense karwei, dat ruim 25 miljoen gulden kostte, geklaard.
De geschiedenis van de St.-Janskerk wordt gekenmerkt door rampspoed. De eerste kerk, die uit de 13de eeuw stamde, werd bij de stadsbrand van 1361 zwaar beschadigd. Het herstel dat daarop plaatsvond was niet duurzaam, want reeds in 1404 moest de kerk wegens bouwvalligheid worden gesloopt. In 1410 werd de tweede kerk in gebruik genomen. Deze was voorzien van drie even hoge hallen met aan de oostzijde een
10. Steenhouwershuis na de restauratie
11. St.-Janskerk
9
Komend uit de Torenstraat slaat u linksaf de Dubbele Buurt in om vervolgens rechtsaf te slaan ten einde via de St.-Jansbrug op de Westhaven uit te komen. Vanaf de brug heeft u een goed uitzicht op Gouda's oudste waterbouwkundig monument, de Donkere
sluis (12).
12. Donkere sluis
De Donkere sluis was oorspronkelijk een keersluis in de Gouwe. Omdat alleen bij gelijke waterstand in de Gouwe en de Hollandsche IJssel - dat was viermaal per dag - kon worden geschut, zorgde dit bij het toenemende scheepvaartverkeer in de late middeleeuwen voor veel oponthoud. Vandaar dat in 1308 een tweede stel deuren werd aangebracht zodat een schutsluis ontstond die continue doorvaart mogelijk maakte. Later werden de Amsterdamsche- en de Havensluis gebouwd waarmee de Donkere sluis schutkolken vormde. Vanaf de t /deeeuw maakte de scheepvaart in toenemende mate gebruik van de route buitenom via de Mallegatsluis. Met het aanleggen van een duiker in 1954 in de monding van de Gouwe ter plaatse van de Havensluis behoorde de doorvaart via de binnenstad tot het verleden. Tegelijkertijd vond een grondige restauratie van de Donkere sluis plaats waarbij vijf nieuwe sluisdeuren werden geplaatst.
ertoe overging de naastgelegen woning te kopen waarna beide huizen werden samengevoegd. Dit zal ongetwijfeld ook de bedoeling zijn geweest van Jacob Snels, pensionaris van Gouda, die in 1760 het huis van zijn buurman aan de Westhaven kocht. Tot uitvoering van zijn plannen kwam Snels niet, want korte tijd later stierf hij. Beide huizen werden in 1763 aangekocht door Willem Decker, president-schepen, die ze tot één woonhuis liet verbouwen. Menigmaal wisselde het imposante grachtenhuis nog van eigenaar tot de gemeente Gouda in 1900 het pand aankocht om er de Stadsmuziekschool in onder te brengen. Na de opheffing van die school in 1938 verkocht de gemeente het gebouw aan het naburige Diaconessenhuis De Wijk. In 1970 verhuisde De Wijk naar het nieuw gebouwde Bleulandziekenhuis waarna het gebouw zijn oude bestemming als muziekschool herkreeg. Het pand met zijn monumentale trap en schitterende stucplatonds is in 1989 inwendig gerestaureerd. Bij de Nood-Godsbrug aangekomen, waarvan de naam herinnert aan een reeds lang verdwenen kapel, steekt u deze over en vervolgt de weg langs de Oosthaven, vanwaar u aan de overzijde van het water Gouda's meest imposante grachtenpand (Westhaven 52) ziet. In dit paleisje met zijn fraaie 18de-eeuwse
Langs de Westhaven lopend, passeert u onder meer de Muziekschool (13) en de Moriaan, een schitterend 17de-eeuws pand met een fraaie renaissance-gevel, waarin thans het Pijpen- en Aardewerkmuseum is gevestigd, terwijl u aan de de overkant het Catharinagasthuis, het andere Goudse museum, en het in 1989 gerestaureerde pand Oosthaven 15/16 ziet liggen. In de loop van de 18de eeuw werd het woonhuis in de stad een steeds belangrijker statussymbool voor de elite. Vandaar dat een aantal regenten
13. Muziekschool
14. Uiterste brug
interieur woonde C.J. de Lange van Wijngaerden
(1752-1820) die landelijk bekendheid kreeg doordat onder zijn verantwoordelijkheid in 1787 Wilhelmina van Pruisen bij Vlist door de patriotten werd tegengehouden hetgeen leidde tot een interventie van Pruisische zijde. Bij de Uiterste brug (14) aangekomen, steekt u deze over om wederom op de Westhaven uit te komen. De Uiterste brug heeft vele verschijningsvormen gekend. Van oorsprong naar alle waarschijnlijkheid een toogbrug, werd deze in 1633 vervangen door een ophaalbrug die in 1687 werd vernieuwd. In 1845 kwam er een draaibrug voor in de plaats die op haar beurt in 1880 plaatsmaakte voor een ijzeren basculebrug met twee onafhankelijk van elkaar bewegende kleppen. Het bewegingsmechnisme is in 1975 verwijderd. Mogelijk dat bij de restauratie de brug weer beweegbaar kan worden gemaakt.
Lopend langs de Westhaven passeert u het pand
Endenburg (15) en ziet u aan uw linkerhand het Tolhuis (16) en de bijbehorende sluiswachterswoning liggen. Het pand Westhaven 65 - Endenburg - is één van de weinige niet-openbare gebouwen te Gouda met gotische stijlkenmerken. M.J.A. Endenburg die een zeilmakerij en scheepstuigerij op de Veerstal bezat, breidde zijn bedrijf uit waartoe hij in 1910 dit pand aankocht. Hij was niet de eerste eigenaar die daarin het ambacht van zeilmaker uitoefende. Reeds vanaf 1585 waren er zeilmakers werkzaam geweest. In 1935 ging het bedrijf over in handen van L.H. van der Molen, een schoonzoon van Endenburg. Onder Van der Molen werd de gevel van het pand in 1953 vakkundig gerestaureerd.
15. Endenburg
Reeds in een zeer vroeg stadium van de stedelijke ontwikkeling hieven de graven van Holland tol op de schepen die de Gouwe bevoeren. Hiertoe werd aanvankelijk een bescheiden kantoor ingericht dat tevens dienst deed als woonhuis van de tolgaarder. Mag het eerste Tolhuis op zich niet zo indrukwekkend zijn geweest, het op de achtergrond gelegen kasteel was dat wel. 1 n 1577 werd het slot door de Goudse bevolking afgebroken waarna een groter Tolhuis noodzakelijk werd. Over het Tolhuis dat aan het huidige voorafging, zijn wij slechts sporadisch geïnformeerd. Dat er van een voor die tijd representatief gebouw sprake was, valt af te leiden uit het feit dat in 1611 Hugo de Groot, in zijn functie van advocaatfiscaal van het Hof van Holland, met zijn gevolg meermalen in het Tolhuis te gast was bij Pieter Cornelisz de Langhe, de toenmalige tolgaarder. Van De Langhe weten wij bovendien dat hij samen met zijn vrouw, zes kinderen en een dienstbode het Tolhuis bewoonde hetgeen ongetwijfeld de nodige ruimte vroeg. In 1623 werd de naast het Tolhuis gelegen poort geheel vernieuwd. Blijkens een rekening uit 1631 kreeg de Goudse timmerman Lendert Harmansz een be-
11
16. Tolhuis na de afsluiting van de Haven
16. Tolhuis voor de afsluiting van de Haven (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg)
drag betaald van 3900 pond vanwege geleverd materiaal en arbeidsloon ten behoeve van de verbouwing van het Tolhuis. Gezien het bedrag dat hiermee gemoeid was, moet het om een aanzienlijke verbouwing zijn gegaan. Een uit 1631 daterende gevelsteen met het wapen van Holland getuigt hiervan. Korte tijd nadien werd nog een sluiswachterswoning aan de IJsselzijde tegen het Tolhuis aangebouwd. Aan een dergelijke woning was behoefte omdat in 1615 een sluis in de Haven was gebouwd om dichtslibben te voorkomen. Gedurende een lange reeks van jaren woonde de tolgaarder die, nadat in 1581 de Staten van Holland in de grafelijke rechten waren getreden, een provinciaal ambtenaar was geworden in het Tolhuis en oefende daar zijn functie uit tot in 1795 hieraan een einde kwam. Met het opheffen van de grafelijkheidstollen in laatstgenoemd jaar werd het Tolhuis door het Rijk verhuurd. In 1837 kwam het huis in bezit van de hervormde predikant G. van Warmelo die hier met zijn gezin tot 1850 woonde. Het Tolhuis dreigde in 1938 ten offer te vallen aan het verkeer. Krachtige pleidooien voor behoud van het karakteristieke pand van onder meer het toenmalige bestuur van de Oudheidkundige Kring Die Goude deed het gemeentebestuur van dit voornemen afzien. De sluiswachterswoning bood jarenlang onderdak aan de havenmeester van Gouda. In 1957 veranderde de situatie doordat een w_eg voor het Tolhuis en de sluswachterswoninq werd aange-
12
legd waarbij de Havensluis werd vervangen door een duiker. Dit betekende het einde van de Gouwe als doorvaartroute naar de Hollandsche IJssel. Nu de Gouwe een dode arm was geworden, raakten het Tolhuis en de sluiswachterswoning langzaam maar zeker in verval. Gelukkig voor Gouda kwam hieraan een einde toen eerst eind 1987 het Tolhuis en vervolgens begin 1988 de sluiswachterswoning werd aangekocht door het schildersbedrijf Prévoo BV met als doel de panden in te richten als kantoor. De restauratieplannen werden met voortvarendheid ter hand genomen zodat in het voorjaar van 1989 de werkzaamheden van start konden gaan. Het betrof een uiterst gecompliceerde restauratie. Een ingesteld onderzoek wees uit dat veel stijlen uit verschillende eeuwen door elkaar liepen. Zo waren er twee kamers uit 1631, een kamer uit 1850 en diverse beschilderde plafonds uit de 17de eeuw. September 1990 is het geheel gerenoveerde gebouw in gebruik genomen;een aanwinst voor de binnenstad. Het direct naast de sluis gelegen kantoortje is intact gelaten om dienst te kunnen doen als bedieningsruimte voor de sluisdeuren zodra deze weer in werking worden gesteld. Tot die tijd is deze ruimte ter beschikking gesteld van de initiatiefgroep Gouda Havenstad, die zich ten doel stelt weer een open vaarverbinding tussen Gouwe en Hollandsche IJssel tot stand te brengen.
Bij de Veerstal aangekomen, eertijds het koopcentrum voor de schippers, slaat u rechtsaf om bij de Peperstraat opnieuw rechtsaf te slaan. Aan uw linkerhand ziet u eerst het pand In Haestrecht (17), daarna het
voormalige Koetshuis (18) en vervolgens het pand Peperstraat 94 waarin wijnkoperij Van de Velde & Hàlewijn is gevestigd.
het pand een oudijzerhandel gevestigd. Afgezien van de voorgevel waarvan het uiterlijk is aangetast door het aanbrengen van een grote pakhuisdeur en enkele stukken van de kap, is het gebouw van deze eeuw. Het naburige pand Stolwijk daarentegen heeft een voorgevel uit deze eeuw, maar een nog redelijk authentiek binnenwerk. Uitgaande van de bouwkundige informatie die aan beide gebouwen kan worden ontleend, is restauratie van één of zelfs van beide panden een mogelijkheid die serieuze bestudering verdient. Gouda kan het zich niet veroorloven nog meer monumenten te verliezen.
17. In Haestrecht
Een van de aardigste, nog niet gerestaureerde panden die Gouda kent, is het voormalige woonhuis, thans pakhuis In Haestrecht (Peperstraat 142). Het gebouw dat zijn naam ontleent aan de gevelsteen die hoog in de voorgevel is aangebracht, dateert uit de 17de eeuw. De eerste maal dat het huis met name wordt genoemd, is 1675. In dat jaar bezat mr. Gerard Doncker twee huizen in de Peperstraat, te weten Haestrecht (thans nummer 142) en Stolwijk (thans nummer 140). Vermoedelijk waren beide huizen identiek. In Haestrecht heeft een gewijzigde trapgevel, een geprofileerde puibalk en natuurstenen banden. Oorspronkelijk sierden twee maskers de voorgevel. Eén masker is in bezit van Gemeentewerken, terwijl de verblijfplaats van het andere masker onbekend is. Tot 1851 deed het pand dienst als woonhuis; daarna als bedrijfspand. Van ongeveer 1880 tot na 1900 was bakkerij De Korenbloem in het gebouw gehuisvest; daarna bood het onderdak aan een loodgieter. Tot voor kort was in
18. Koetshuis
In de eerste helft van de 18de eeuw liet de toenmalige bewoner van het patriciërshuis Westhaven 52 het schuin achter zijn tuin gelegen pand aan de Peperstraat, hoek Zwaansgat verbouwen tot een koetshuis. Aangezien de Peperstraat erg smal was, liet de architect de benedengevel terugbrengen zodat de koetsen ter plaatse konden draaien. De bovengevel, die ongewijzigd bleef, werd opgevangen door een zware geprofileerde balk. In de loop van de 19de eeuw verloor het gebouw zijn functie van koetshuis. Jarenlang deed het pand onder meer dienst als kaaspakhuis en werkplaats. Na een restauratie die in het midden van de jaren tachtig plaatsvond, is de begane grond in gebruik genomen door de Monumentenwacht Zuid-Holland. Op de verdiepingen zijn kleine woningen en ateliers gebouwd.
13
U slaat linksaf de Kuiperstraat in. Hier treft u vier recentelijk gerestaureerde woonhuizen aan ( de nummers 22 tot en met 28) waarin tot voor kort het postsorteercentrum was gevestigd. Aan het eind van de straat bevindt zich de Barbaratoren (19).
De Barbaratoren is een overblijfsel van de gelijknamige kapel die in de eerste helft van de 16de eeuw werd gebouwd. Verder was er naar alle waarschijnlijkheid een gasthuis aanwezig. In 1581 werden de gebouwen - met uitzondering van de toren - door de stad verkocht en daarna gedeeltelijk afgebroken. Naast de toren was er in 1714 alleen nog het koor van de kapel over dat dienst deed als paardestal. Het tussenliggende gedeelte van de kapel had plaats gemaakt voor drie woningen. Later viel ook het koor onder de slopershamer. Wat restte was de ranke toren, opgetrokken van baksteen met blinde vensters en voorzien van een vierkante spits. Opmerkelijk is het uurwerk van de toren dat slechts één wijzer kent. Hieraan ontleent de toren zijn bijnaam van Malletoren. In 1988 werd de Barbaratoren grondig gerestaureerd. Het herstelde metselwerk werd daarbij met opzet duidelijk zichtbaar gelaten en niet meer zoals vroeger gebruikelijk was op kleur gebracht. Een spectaculair onderdeel van de restauratie was het verwijderen van de ruim drie ton zware en negen meter hoge spits die werd neergezet in de middenberm van de Raam. Hier werd het verrotte hout aan de binnenzijde vervangen waarna de spits weer op zijn plaats werd gezet. 20. Molen De Roode Leeuw
Bij de Raam, een van Gouda's gedempte grachten, slaat u rechtsaf om vervolgens linksaf de Regulierenhof in te slaan. Voor u doemt een rijzige korenmolen op, genaamd De Roode Leeuw (20).
19. Barbaratoren
14
De oudste vermelding van De Roode Leeuw dateert uit 1619 toen molenaar Jan Vrancken toestemming kreeg om een wipmolen aan de Vest te bouwen. In 1727 werd deze molen vervangen door een stenen stellingmolen met zeven verdiepingen. Getuige het jaartal 1771 dat op de baard van de molen staat vermeld, heeft dat jaar waarschijnlijk een grondige restauratie van de kap plaatsgevonden. In de tweede helft van de 19de eeuw nam het belang van de molen af vanwege het toenemende gebruik van stoomenergie. De teloorgang van de molen werd nog versneld door de blikseminslag op zaterdag 15 december 1894. Hoewel een begin van brand kon worden geblust, vertoonden de muren overal gaten en scheuren. Desondanks bleef de molen nog bewoond tot 1912. Daarna werd De Roode Leeuw vrijwel niet meer gebruikt. Op voorwaarde dat zij de molen niet als graanmaalderij zou gebruiken, kocht de gemeente in 1926 De Roode Leeuw, daartoe in staat gesteld door een bijdrage
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Agnietenkapel(c) Waag (c) Stadhuis (c) St.-Jorisdoelen (c) Huize Groeneweg (c) Jeruzalemskapel (a) Weeshuis (c) Willem Vroesenhuis (c) Lazaruspoortje (c) Steenhouwershuis (c)
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
St.-Janskerk (c) Donkere sluis (c) Muziekschool (c) Uiterste brug (a) Endenburg (c) Tolhuis (c) In Haestrecht (a) Koetshuis (c) Barbaratoren (c) Molen De Roode Leeuw (c)
21 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
Asschuur (c) Portaalgebouw Rem. kerk (a) Visbank (c) lutherse kerk (c) Crabethbrug (b) Amsterdamsche sluis (b) Trappenbrug (c) Steenhouwersgildehuis(c) Poortje van Jongkind (c) Kazernegebouw (c)
a = (nog) niet gerestaureerd b = in restauratie c = gerestaureerd
15
van enige belangstellende Gouwenaars. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd al het houtwerk door de omwonenden uit de molen gesloopt om als brandstof dienst te doen. In 1980 stelde de gemeente plannen op om de molen te restaureren. Deze plannen werden in de jaren 1983 tot 1985 ten uitvoer gebracht. Begin 1986 vestigde molenaar M. Koop zich met zijn vrouw in De Roode Leeuw waar zij een ambachtelijk molenaarsbedrijf begonnen. Vanaf die tijd is het suizen van de wieken weer een vertrouwd geluid geworden.
Bij de molen slaat u rechtsaf en vervolgt de weg langs de Vest waarbij u de Asschuur (21) passeert.
De uit gele ijsselstenen opgetrokken Asschuur, van origine bestemd om haardas in op te slaan, is gebouwd in opdracht van de gemeente. Nadat de werkzaamheden in 1841 door meester-timmerman A. Oudijk waren beëindigd, werd het gebouw verpacht. Haardas had toentertijd waarde als grondstof voor de voorbereiding van loog ten behoeve van de fabricage van glas en zeep. Het toenemend gebruik van steenkool deed de kwaliteit van de haardas verminderen, terwijl als gevolg van de ontwikkeling van de sodafabricage de vraag terugliep. Vandaar dat er sedert 1876 geen belangstelling meer bestond voor haardas. Inmiddels was de pachter van haardas tevens pachter geworden van het puin en vuilnis waaraan later nog de baggerspecie werd toegevoegd. In navolging van de haardas kregen ook het vuilnis en de baggerspecie minder waarde. Vanaf 1888 viel er geen brood meer mee te verdienen. Integendeel, de stadsreiniging ging geld kosten. Als gevolg hiervan maakte de pachter plaats voor de aannemer. Omdat laatstgenoemde functionaris niet altijd naar behoren zijn werk verrichtte, besloot het gemeentebestuur de reiniging per 1 januari 1915 in eigen beheer te nemen. De Asschuur werd nu ingericht als paardestal en opslagplaats voor het reinigingsmateriaal. In de bovenwoning, die dienst deed als woonhuis van de directeur, werd voorlopig het
21 . Asschuur voor de restauratie
16
21 . Asschuur na de restauratie
kantoor gevestigd. De Gemeentelijke Reinigingsdienst bleef tot aan het eind van de jaren zestig in de Asschuur gehuisvest. Nadat het gebouw enige tijd leeg had gestaan, ging de Asschuur in 1970 onderdak bieden aan de jongerensociëteit So What. In 1985 onderging het gebouw een grondige restauratie. Dit was niet alleen noodzakelijk vanwege de staat waarin het gebouw verkeerde, maar ook vanwege de voorgenomen woningbouw in de onmiddellijke nabijheid van de Asschuur met het oog op te verwachten geluidsoverlast. Alle ramen en overbodige deuren werden dichtgemetseld, waarna een dikke laag isolatiemateriaal werd aangebracht. Vrijwilligers van So What zorgden voor een nieuwe inrichting van het gebouw. Begin 1986 vond de heropening plaats van de zowel uitwendig als inwendig geheel gerenoveerde Asschuur. Daarmee was So What een fraai onderkomen en Gouda een karakteristiek monument rijker. Links van u, aan de overzijde van het water, ligt de Garenspinnerij. In dit gebouw werd eertijds op machinale wijze garen gesponnen. Na een drastische inkrimping van het bedrijf werden de gebouwen in 1975 door de gemeente aangekocht. Van 1983 tot 1985 vond restauratie plaats. Sedertdien doet de Garenspinnerij dienst als sociaal-cultureel centrum. Bij de Vlamingstraat aangekomen, slaat u rechtsaf richting Raam om vervolgens via de Aaltje Bakstraat uit te komen op de Hoge Gouwe. Hier slaat u rechtsaf en passeert achtereenvolgens het winkelpand van Huisman met zijn door de etalageruit duidelijk waarneembare 18de-eeuwse stucplafond, het fraaie pand waarin de loge van vrijmetselaren is gevestigd en het op de hoek van de Keizerstraat gelegen Portaalgebouw van de Remonstrantse kerk (22). Nadat voor de Remonstrantse Gemeente de rust enigszins was teruggekeerd, werd in 1629 voor een bedrag van fl. 3.500,= een woning aangekocht op de hoek Hoge Gouwe/Keizerstraat. Het achterste deel van het gebouw, gelegen aan de Raam, werd tot kerk ingericht, terwijl het voorhuis een bestemming kreeg als predikantswoning. Na
lopige monumentenlijst werd geplaatst. Acties zijn inmiddels gestart om de benodigde gelden voor restauratie bijeen te brengen. Het streven is het portaalgebouwtje na restauratie in te richten voor onder meer culturele doeleinden. Herstel van de voorliggende tuin maakt eveneens deel uit van dit voor Gouda unieke project.
De weg langs de Hoge Gouwe volgend, passeert u de in het begin van deze eeuw gebouwde neo-gotische Gouwekerk. Sedert 1979 wordt dit voormalige rooms-katholieke kerkgebouw, dat binnenkort zal worden gerestaureerd, gebruikt door de Stichting Johan Maasbach Wereldzending. Bij de Hoornbrug aangekomen, steekt u deze over en slaat meteen linksaf om de route langs de Lage Gouwe te vervolgen waarbij u de weer naar de oorspronkelijke situatie teruggerestaureerde winkelpanden van Gillis de Jonge passeert. Bij de Visbank (23) slaat u rechtsaf de Vissteeg in.
22. Portaalgebouw Remonstrantse kerk
verloop van tijd werd de pastorie gesloopt zodat de kerk een ruime toegang kreeg. In 1870 werd de kerk afgebroken waarna op dezelfde plaats een nieuw gebouw verrees met een karakteristiek portaalgebouwtje. Aan de zijde van de Keizerstraat werd een rijk bewerkt hek geplaatst dat de scheiding vormde tussen de openbare weg en een langwerpige tuin die de toegang tot de kerk vormde. De Remonstrantse Gemeente stond in 1967 voor de moeilijke keus: behoud van een predikantsplaats of van het kerkgebouw. Gekozen werd voor de predikantsplaats. Nadat het waardevolle interieur uit de kerk was gehaald, werd het gebouw ingericht als garage. Het portaalgebouwtje deed daarbij dienst als opslagplaats voor banden. Dat het pand sterk aan belang inboette, bewijst het feit dat deze voormalige kerk in 1975 van de monumentenlijst werd afgevoerd. Het gebouw raakte volledig in de vergetelheid tot de eigenaar in 1988 besloot het te verkopen aan de gemeente Gouda die ter plaatse nieuwbouw wilde realiseren. Niet alleen het voormalige kerkgebouw, maar ook het monumentale voorportaal dreigde hiermee uit het stadsbeeld te verdwijnen. Gezien de historische en architectonische waarde van het portaalgebouwtje besloot de Goudse architect H. Verwey tot actie voor behoud ervan over te gaan, daarbij gesteund door de Oudheidkundige Kring Die Goude. Dit leidde ertoe dat het portaalgebouwtje op de voor-
Reeds in de 15de eeuw was aan weerszijden van de Gouwe een vismarkt gevestigd. Op de Lage Gouwe stonden de visverkopers die ingezetenen van Gouda waren, terwijl aan de overzijde de vishandelaren van elders hun waar te koop aanboden. De huidige - overdekte - hallen stammen vermoedelijk uit 1587. In het begin van de 17de eeuw werd een brug gebouwd die beide vishallen met elkaar verbond. Deze brug, toepasselijk de Vischbrug genaamd, werd in 1676 vernieuwd waarbij tevens de hallen onder handen werden genomen. Zo werd de leibedekking geheel vernieuwd. Dertig jaar later, in 1706; trok het stadsbestuur wederom geld uit voor herstel van de vishallen. Ditmaal werden nieuwe basementen onder de kolommen aangebracht. Aangezien de Vischbrug in toenemende mate een obstakel vormde voor de scheepvaart, werd deze in het midden van de 19de eeuw afgebroken.
23. Visbank
17
De vermeende bouwvalligheid van één der hallen bracht een drietal inwoners van Gouda ertoe in 1902 het gemeentebestuur te verzoeken tot afbraak van de gebouwtjes over te gaan. De besturen van de Nederlandsche Oudheidkundige Bond en de Maatschappij ter Bevordering van de Bouwkunst tekenden hiertegen protest aan. Zij waren van mening dat afbraak van de hallen het stadsbeeld ernstig zou schaden. Het stadsbestuur deelde de mening van deze organisaties en ging dientengevolge niet op het verzoek in. Bij de herstelwerkzaamheden aan de walmuren in 1955 bleek dat de Korenbeurs en de Visbank, die voor een deel op deze muren zijn gefundeerd, waren verzakt en ontzet. Besloten werd om, aansluitend op de werkzaamheden aan de walmuren, tot restauratie van beide hallen en het uit de 18de eeuw daterende commissarissenhuisje over te gaan. De uitvoering van deze plannen vond plaats in 1956. Komend uit de Vissteeg slaat u linksaf nadat u eerst even hebt stilgestaan bij het aan uw rechterzijde gelegen pand Achter de Vismarkt 19/21, de voormalige uit 1897 stammende telefooncentrale van Gouda. Dit karakteristieke pand is recentelijk gerestaureerd en doet thans dienst als woonhuis. De weg volgend, komt u weer uit op de Lage Gouwe die u rechtsaf inslaat. Bij de lutherse kerk (24) aangekomen, steekt u de
St.-Joostbrug over, slaat rechtsaf en vervolgt de weg langs de Hoge Gouwe tot de Crabethbrug (25) waarbij u de fraai gerestaureerde gebouwen van de Oudkatholieke kerk passeert.
24. Luthersekerk circa 1860
18
24. lutherse kerk 1989
Na de nodige omzwervingen wist de lutherse Gemeente in 1680 beslag te leggen op de voormalige St.-Joostkapel, met uitzondering van de toren die eigendom van de stad bleef. Een jaar later werden ook de belendende panden aangekocht. De kapel en het daarachter gelegen gasthuis dateerden uit de 15de eeuw en waren evenals alle andere kerkelijke bezittingen in 1574 eigendom van de stad geworden. In de jaren tot 1680 werd het gebouw gebruikt als opslagplaats voor turf, brandemmers en ladders. Een grondige, twee jaar durende restauratie was nodig alvorens de eerste eredienst op 18 oktober 1682 kon plaatsvinden. Nog vele malen moest in het kerkgebouw worden geïnvesteerd. In 1806 bijvoorbeeld werd het dak vernieuwd. Rampzalig was de restauratie van 1838 toen door het aanbrengen van grotere vensters het kerkgebouw werd verknoeid. Ten einde de financiering rond te krijgen, besloot de kerkeraad tot overmaat van ramp de gebrandschilderde glas-in-loodramen van de Goudse glasschilder Willem Tombergius te verkopen. De restauratie van 1869 bracht eveneens de nodige veranderingen. Zo werd de toren afgebroken waarna aan de voorgevel een pinakelversiering werd aangebracht. Daarnaast werden de buitenmuren van pleisterwerk voor-
25. Crabethbrug
zien. Het interieur onderging in 1926 een ingrijpende wijziging. De laatste restauratie - in 1957 - is wel de meest grondige geweest. Bijna de gehele kerk is toen afgebroken en vervolgens weer opgebouwd. De voorgevel kreeg een geheel ander aanzien. Het blinde langgerekte raam duidt erop dat daar eens een toren heeft gestaan. Nieuw is het torentje dat de top van de gevel bekroont. De Crabethbrug is de laatste 19de-eeuwse gietijzeren (halve) draaibrug die Gouda nog rijk is. Deze in 1867 door ijzergieterij De Prins van Oranje gebouwde brug ontleent haar naam aan de ligging tegenover het huis waarin de bekende Goudse glazenier Dirk Crabeth heeft gewoond (thans Hoge Gouwe 153). Jarenlang is de brug voor het verkeer gesloten geweest vanwege de slechte toestand waarin het brugdek verkeerde. Bovendien werd de brug vastgezet toen de Gouwe als doorvaartroute van de IJssel werd afgesloten. Nadat op het brugdek een laagje beton was gestort, later overdekt met asfalt, volgde aan het eind van de jaren zestig openstelling voor fietsers en voetgangers.· Thans wordt de brug grondig gerestaureerd.
26. Amsterdamsche sluis
buiten werking gesteld. Gebrek aan onderhoud had tot gevolg dat de sluisdeuren wegrotten, de houten remmingen vergingen en de kademuren verzakten. Om het monument van de ondergang te redden, heeft de gemeente een restauratieplan opgesteld dat in fases zal worden uitgevoerd. In 1990 is hiermee beqonnen. Eerst worden de kademuren en de landhoofden hersteld. Vervolgens worden nieuwe sluisdeuren en remmingen aangebracht. Tot slot volgt herstel van de Crabethbrug en de Turfbrug. Over enige jaren zal hiermee een uniek waterbouwkundig complex zijn hersteld. Lopend langs de Turfmarkt passeert u het Admiraalshuis (nummer 142), eertijds de woning van de viceadmiraals Johan de Haen en Roemer Vlacq. Bij de Trappenbrug (27) aangekomen, steekt u deze over om via de Geertje den Bultsteeg, Looierspoort met een concentratie kleine 18de-eeuwse huisjes waarin destijds grote gezinnen woonden, en Lange Groenendaal uit te komen op de Naaierstraat met haar fraaie
U steekt de brug over richting Turfmarkt. Vanaf de brug heeft u een goed uitzicht op de Amsterdamsche sluis (26). De Amsterdamsche sluis is een keersluis in de Gouwe die in 1436 werd gebouwd op kosten van een aantal Hollandse steden. In combinatie met de Donkere sluis werd hiermee een grote schutkolk gevormd van 380 meter. Hierdoor konden meerdere schepen tegelijk worden geschut hetgeen de wachttijd aanzienlijk bekortte. In 1954 werd, nadat de doorvaart van de Gouwe naar de IJssel onmogelijk was geworden, de sluis
27. Trappenbrug
19
28. Steenhouwersgilde voor de restauratie (foto Rijksdienst voor de monumentenzorg,
Zeist)
gevelwand waarvan het Steenhouwersgildehuis (28) en Galerie Den Eijer, respectievelijk de nummers 6 en 12, het meest in het oog springen. De Trappenbrug is enig in haar soort zodat de soortnaam zonder dat het tot misverstanden leidde tot eigennaam kon worden verheven. Oorspronkelijk heette deze brug Vuilsteegbrug vanwege haar ligging tegenover de Vuilsteeg, thans Lange Dwarsstraat geheten. Reeds in 1507 was er op deze plaats sprake van een stenen brug. In 1988 is de Trappenbrug grondig gerestaureerd. Daarbij werd de brug geheel afgebroken. Vervolgens werd een paalfundering aangebracht waarna de brug weer in oude stijl werd opgebouwd met gebruikmaking van de oude zandstenen delen. Een van de oudste-woonhuizen te Gouda is het Steenhouwersgildehuis. Het pand ontleent zijn naam aan het fries onder de vensters van de bovenverdieping waarin zich vier voorstellingen uit het bouwbedrijf bevinden. Duidelijk herkenbaar zijn de metselaar en de steenhouwer. Aan laatstgenoemde voorstelling ontleent het pand zijn naam. Deze naamgeving is evenwel niet correct aangezien de woning nooit als gildehuis dienst heeft gedaan. Aangenomen wordt dat metselaar Cornelis Jacopsz, die in het eerste kwart van de 16de eeuw het pand bewoonde, de gevel-
20
28. Steenhouwersgilde na de restauratie (foto Joop Dorst, Gouda)
versiering heeft laten aanbrengen. In de tweede helft van de 17de eeuw heeft een ingrijpende verbouwing plaatsgevonden waarbij het pand een trapgevel kreeg. Ook het inwendige van het gebouw onderging de nodige wijzigingen. De kap werd in de 19de eeuw vervangen waarbij de topgevel zijn huidige vorm kreeg. Het huis is in 1929 aangekocht door de vereniging Hendrick de Keyser, die zich belast met het behoud van architectonisch of historisch belangrijke gebouwen. Vijf jaar later, in 1934, werd het pand voorlopig hersteld. De definitieve restauratie vond plaats in 1973 en 1974 waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt werd genomen. Komend uit de Naaierstraat loopt u de Vrouwesteeg in. Over de bebouwing van deze steeg is de afgelopen jaren veel te doen geweest. Uiteindelijk werd, zij het onder hevig protest, een groot deel van de kleine woningen aldaar afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Over het resultaat zijn de meningen verdeeld. Aan uw rechterhand ziet u het Poortje van Jongkind (29). Karakteristiek voor het 17de- en 18de-eeuwse Gouda waren de hofjes, kleine woningen geschaard rond een binnenplaats, waar onvermogende bejaarden gratis of tegen een geringe
29. Poortje van Jongkind
21
vergoeding werden gehuisvest. Zo telde de stad in 1750 het respectabele aantal van 21 hofjes met in totaal 160 woningen. Een van deze instellingen was het Hofje van Jongkind, gelegen aan de Zeugstraat. Het hofje ontleende zijn naam aan Adriaan Jongkind, notaris en procureur te Gouda, die in zijn testament de bepaling opnam dat fl. 9.000,- uit de nalatenschap bestemd moest worden voor het oprichten van een hofje. Na zijn overlijden in 1700 werd aan deze wilsbeschikking uitvoering gegeven. Aan de Zeugstraat werd een huis gekocht met enige daarachter gelegen woningen. Het geheel werd verbouwd tot twee huurwoningen die aan de straatzijde waren gelegen met in het midden een poort welke toegang gaf tot negen achterliggende huisjes. Veel bejaarden brachten hier de laatste dagen van hun leven door tot de sociale wetgeving deze vorm van liefdadigheid uit de tijd deed raken. In 1959 werd het complex verkocht aan de huurder van het voorhuis. Omdat het poortje in de weg stond, werd het afgebroken en opgeslagen in afwachting van een nieuwe bestemming. Deze kreeg het in 1988 met de plaatsing in de tuin van het Zuidhollands Verzetsmuseum waar replica van verzetsmonumenten staan opgesteld.
30. Kazernegebouw
22
U komt uit op de Nieuwehaven die u rechtsaf inslaat. Via de Kleiwegstraat komt u uit op de Kleiweg. Hier slaat u rechtsaf en vrijwel onmiddellijk daarna weer linksaf de Passage in. Deze weg leidt door het Ka-
zernegebouw (30). Het Kazernegebouw kent niet alleen een lange, maar bovenal roerige geschiedenis waarvan het begin in de late middeleeuwen ligt. Toentertijd maakte het zuidelijk deel van het gebouw deel uit van het Magdalenaklooster, het grootste convent dat Gouda heeft gekend. Rond 1500, de bloeiperiode, telde het klooster 200 zusters. Nadien liep de belangstelling voor het kloosterleven terug tot de komst van de geuzen te Gouda op 21 juni 1572 er een abrupt einde aan maakte. Gewapend met hellebaarden en messen trokken de geuzen het klooster binnen en bedreigden de zusters die daarop uitweken naar andere steden. Nadat gedurende een korte periode melaatsen een onderkomen in de gebouwen hadden gevonden, werd het complex in 1574 toegewezen aan de gasthuismeesteren van het Catharinagasthuis op voorwaarde dat zij een pesthuis zouden inrichten. Hieraan werd pas in 1613 voldaan. De eerste pestlijders werden in 1617
opgenomen en verpleegd. Met name in de jaren 1625 en 1635 sloeg de pest in alle hevigheid toe. Honderden patiënten werden die jaren verpleegd van wie meer dan de helft overleed. Met het verdwijnen van de pest aan het eind van de 17de eeuw raakte het pesthuis in verval. In het laatste kwart van de 18de eeuw werd het gebouw gerenoveerd ten behoeve van gewonde soldaten. Nadat in 1799 de laatste patiënten waren vertrokken, werd het gebouw ingericht tot kazerne. In de jaren 1841 tot 1842 werd het pand in noordelijke richting verlengd en kreeg daarmee zijn huidige omvang en uiterlijk. De kazerne deed als zodanig dienst tot 1922. Enkele jaren later werd in het gebouw het Veemarktrestaurant ondergebracht, een. voortvloeisel uit de verplaatsing van de veemarkt naar het Kazerneplein. In 1973 besloot het gemeentebestuur het gebied te bestemmen tot winkelcentrum. Dit had het verdwijnen van de veemarkt en in navolging daarvan van het Veemarktrestaurant tot gevolg. Uiteindelijk kwam het gebouw leeg te staan in afwachting van de slopershamer. Zover kwam het niet; besloten_ werd tot restauratie over te gaan. Nadat het niet mogelijk bleek een hotel in het Kazernegebouw onder te brengen, besloot de gemeente er 33 wooneenheden, een bioscoop met drie zalen, enkele winkeltjes en een overdekte fietsenstalling in te vestigen. Zonder problemen verliep de in 1985 gestarte restauratie niet. De gebreken aan de fundering bleken ernstiger dan verwacht, terwijl in maart 1987 de aannemer failliet ging. Besloten werd niet meer met een nieuwe aannemer in zee te gaan, maar de restauratie in eigen beheer af te ronden. Hiermee was Gouda weer een markant monument rijker. Komend uit de Passage slaat u rechtsaf. Voor u ziet u de Agnietenkapel, eerst het startpunt, nu het eindpunt van de wandeling.
23
Verantwoording De in deze bijdrage vermelde informatie over de monumenten is ontleend aan een groot aantal publicaties. Het meest geraadpleegd zijn: Bijdragen van de Oudheidkundige Kring "Die Goude" 5 (1947), 7 (1952); Bik, J.G.W.F., Vijf eeuwen medisch leven in een Hollandse stad (Assen 1955); Blom, Eric, Jan Hommels en Ed van Rossum, "So What". De geschiedenis van een 25-jarige sociëteit in Gouda (Gouda 1988); Geselschap, J., "Oude huizen te Gouda", Holland6 (1974) 170-189; Gouda ... Havenstad? Studie naar het herstel van de relatie Hollandsche IJssel-Gouda. Initiatiefgroep "Gouda Havenstad" (Gouda 1987); Gouda Monumentaal (Gouda 1987); Gouda Waterstad (Gouda 1988); Gouda zeven eeuwen stad. Hoofdstukken uit de geschiedenis van Gouda (Gouda 1972); Die Goude 1932-1982 (Alphen aan den Rijn 1982); Goudsche Courant,diverse jaargangen; Jong, Theo de en Walter Post, Goudse gevelstenen(z.p. 1977); Kooijman, G., Kroniek van Gouda. 1250 jaar Goudse geschiedenis in jaartallen (Alphen aan den Rijn 1984);Lange van Wijngaerden, C.J. de, Geschiedenis en beschrijving der stad van der Goude (3 dln.; Amsterdam en Den Haag, 1813 en 1817; Gouda 1879). Deel 3 bewerkt en vermeerderd door J.N. Scheltema; Mark-Hoevers, Suzan van der, Huize Groeneweg. De historie van een eeuwenoud gebouw in Gouda (Gouda 1986); Het Nieuwe Marktgebied te Gouda. Van kloostertuin tot winkelcentrum (Gouda 1988); Scheygrond, A., Goudsche straatnamen (2e druk; Alphen aan den Rijn 1979); Scheygrond, A., De namen der Goudse straten, wijken, bruggen, sluizen, waterlopen en poorten (Alphen aan den Rijn 1981 ); Schouten, J., "Het Lazaruspoortje te Gouda", Arts en auto (19 maart 1966); Sterenborg, T., De restauratie van de Sint-Janskerk te Gouda 1964-1980 (Gouda 1980); Taal, J., Hugo de Groot en Gouda (Gouda 1946); Taal, J., De Goudse kloosters in de middeleeuwen (Hilversum 1960); Walvis, 1., Beschrijving der stad Gouda (2 dln.; Gouda en Leiden 1714; herdruk Nieuwendijk 1972); Wielinga, R.J., "Het huis met de vier gekroonden in Gouda", Bulletin KNOB 1974, 152-155. Met dank aan J. du Pré voor zijn waardevolle adviezen bij de tot standkoming van deze routebeschrijving.
24