CONCEPT CONVENANT UITVOERING BIBLIOTHEEKWERK 2015 t/m 2018 De gemeenten (Buren?), Geldermalsen, Culemborg, Druten, Lingewaal, Maasdriel, Neder Betuwe, Neerijnen, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de portefeuillehouders bibliotheekzaken, daartoe op grond van het bepaalde in artikel 171 Gemeentewet gemachtigd door hun burgemeester, handelend ter uitvoering van een besluit van het college van burgemeester en wethouders, hierna te noemen: ‘de gemeenten’, en De Stichting Openbare Bibliotheek Rivierenland, vertegenwoordigd door de directeur/bestuurder, hierna te noemen: ‘de bibliotheek’, gezamenlijk te noemen: ‘partijen’ overwegende dat:
Partijen kennis hebben genomen van (het wetsvoorstel inzake) de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen;
Partijen duurzaam willen samenwerken ten behoeve van de instandhouding van het bibliotheekwerk voor de inwoners van Rivierenland; De tussen de gemeenten opgestelde Samenwerkingsovereenkomst 2006 van kracht blijft tenzij in dit Convenant nadrukkelijk van de afspraken in genoemde Samenwerkingsovereenkomst wordt afgeweken; De gemeenten ieder individueel een subsidierelatie met de bibliotheek hebben, die tot uiting komt in een subsidiebeschikking en dat deze subsidierelatie is gebaseerd op de door de gemeenten vastgestelde Subsidieverordening Basisbibliotheek; Partijen een aantal overkoepelende afspraken willen maken over de wijze en de inhoud van de samenwerking; Partijen deze afspraken hebben vastgelegd in het ‘Convenant uitvoering bibliotheekwerk Rivierenland 2012 -2015’ met een looptijd tot 1 januari 2016; Partijen per 1 januari 2015 een aantal afspraken willen herijken per 1 januari 2015 en willen vastleggen in een nieuwe overeenkomst voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018, komen als volgt overeen: Artikel 1 Dienstverlening van de bibliotheek 1. De dienstverlening van de bibliotheek sluit aan op (het wetsvoorstel inzake) de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen en is specifiek voor Rivierenland vertaald naar de volgende vijf functies: a. Openbare schatkamer van informatie, lectuur, literatuur en cultuur;
b. Educatiepartner en open leercentrum/studieplaats; c. Maatschappelijk informatieknooppunt; d. ‘Public third place’ oftewel huiskamer vol activiteiten; e. Waardevrije en waardevolle ontmoetingsplaats. 2. De bibliotheek richt zich hiermee zowel op persoonlijke ontwikkeling en ontplooiing van de inwoners in haar werkgebied, als op maatschappelijke participatie en sociale cohesie in haar werkgebied. 3. De vijf functies als bedoeld in het eerste lid worden jaarlijks uitgewerkt in een Productenboek, waarin per functie de producten en diensten, doelen, doelgroepen, kwaliteitseisen/prestatie-indicatoren en kostprijs worden beschreven. Artikel 2 Het Productenboek 1. Het Productenboek bestaat uit twee onderdelen: a. Het basispakket bibliotheekwerk ten behoeve van alle inwoners van de regio, dat door alle gemeenten wordt afgenomen. Dit basispakket is een uitwerking van de functie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a van dit convenant en bestaat uit: i. het samenstellen van de fysieke en digitale collectie; ii. het laagdrempelig toegang bieden tot de collectie door een combinatie van lokale vestigingen, leespunten en haal- en brengpunten, en digitale ontsluiting van de collectie; iii. het geven van voorlichting over deze functie; b. Programma’s bestaande uit projecten en activiteiten gericht op specifieke doelen en doelgroepen, die naast het basispakket door gemeenten apart kunnen worden afgenomen en gesubsidieerd. De programma’s zijn een uitwerking van de functies als bedoeld in artikel 1 eerste lid, onderdeel b tot en met e van dit convenant. 2. Het Productenboek wordt samengesteld op basis van een inventarisatie van de vraag van gemeenten. 3. Ter illustratie is het Productenboek voor 2014 opgenomen in bijlage 1. Artikel 3 Subsidie 1. Iedere gemeente subsidieert jaarlijks het basispakket bibliotheekwerk, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a van dit convenant. 2. De hoogte van de subsidie voor het basispakket bedraagt vanaf 1 januari 2015 € 11,60 per inwoner, minus het bedrag dat door de Rijksoverheid ten behoeve van de 1 digitale bibliotheek uit het Gemeentefonds, wordt onttrokken. 3. Het bedrag van € 11,60 per inwoner is exclusief indexering, exclusief de kosten voor huisvesting en exclusief de subsidie voor af te nemen Programma’s. 4. Het bedrag per inwoner voor het basispakket zal jaarlijks geïndexeerd worden conform de volgende berekening: uit de septembercirculaire voorafgaande aan het subsidiejaar wordt een gemiddelde genomen van de index lonen en salarissen en de netto materiële consumptie. 5. Voor het aantal inwoners wordt de stand per 1 januari voorafgaande aan het subsidiejaar van de subsidie genomen (gegevens CBS). Artikel 4 Huisvesting 1. De kosten van de huisvesting van de bibliotheekvestigingen komen ten laste van de gemeente waar de bibliotheekvestiging(-en) is (zijn) gelegen, zoals vastgelegd in artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst 2006. 1
In mei 2014 komt er meer informatie over de kostenontwikkeling van de digitale bibliotheek. Tot 2015 worden deze kosten door de openbare bibliotheken opgebracht via de eigen branchevereniging (kosten 2014: € 0,35 per inwoner) en zijn verdisconteerd in het basispakket.
2. Onder de huisvestingskosten worden alle kosten begrepen, die verband houden met de kapitaallasten van het gebouw in geval van eigendom gebouw (rente en afschrijving) of de huur, kapitaallasten inventaris (rente en afschrijving), onderhoud gebouwen, onderhoud inventaris, schoonmaak, energie, water, belastingen, verzekeringen, beveiliging, kleine aanschaffingen en ARBO-toepassingen. 3. Indien de gemeente de kosten van de huisvesting betaalt via subsidieverlening aan de bibliotheek, dan vindt deze subsidieverlening plaats op basis van de verwachte huisvestingslasten voor het betreffende jaar. 4. De subsidievaststelling vindt na elk jaar plaats op basis van de gerealiseerde lasten in desbetreffende jaarrekening, conform de planning & control cyclus zoals beschreven in artikel 6 van deze overeenkomst. 5. De kosten voor huisvesting van de directie en backoffice van de bibliotheek worden op basis van inwonersaantallen doorbelast aan de gemeenten. De directie en backoffice van de bibliotheek zijn gehuisvest in Tiel. Artikel 5 Kwaliteit van de bedrijfsvoering 1. De bibliotheek is gecertificeerd volgens het certificering systeem van de brancheorganisatie VOB, waarin kwaliteitseisen ten aanzien van de algemene bedrijfsvoering worden gesteld. 2. De bibliotheek informeert de gemeenten over de resultaten van de onafhankelijke audit die eens in de vier jaar in het kader van de certificering plaatsvindt. Artikel 6 Monitoring 1. Voor de monitoring van de dienstverlening en de financiën wordt gebruik gemaakt van het reguliere instrumentarium van rekening en verantwoording (subsidieaanvraag, tussentijdse rapportage, jaarrekening en jaarverslag). 2. De planning & control cyclus ziet er als volgt uit: a. Voor 1 april dient de bibliotheek bij de gemeente, conform de Subsidieverordening Basisbibliotheek, de subsidieaanvraag in voor het daaropvolgende jaar. b. Voor 1 september vindt een portefeuillehoudersoverleg plaats. Tijdens dit overleg: i. geeft de bibliotheek een tussentijdse presentatie aan de gemeenten over de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten (inhoud en financiën) op basis van de resultaten behaald in de eerste helft van het subsidiejaar; ii. presenteert de bibliotheek het Productenboek voor het daaropvolgende subsidiejaar; iii. meldt de bibliotheek bij de betreffende gemeente afwijkingen van gemaakte resultaatafspraken en financiële afwijkingen groter dan 10%. c. Voor 1 december overlegt de bibliotheek bij de gemeenten een uitvoeringsovereenkomst waarin de te subsidiëren activiteiten voor het daaropvolgende subsidiejaar nader worden uitgewerkt. d. Voor 1 januari ontvangt de bibliotheek, conform de Subsidieverordening Basisbibliotheek, van de gemeenten de subsidiebeschikking voor het daaropvolgende subsidiejaar. e. Voor 1 april dient de bibliotheek, conform Subsidieverordening Basisbibliotheek, bij de gemeenten een aanvraag tot subsidievaststelling in. f. De gemeente stelt binnen acht weken de subsidie vast. Artikel 7 Beëindiging van de subsidie 1. Indien een gemeente besluit om de subsidie voor het basispakket als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, te beëindigen, gelden hiervoor de afspraken zoals gemaakt in artikel 6 van de Samenwerkingsovereenkomst 2006. 2. In afwijking van het hierover gestelde in de samenwerkingsovereenkomst 2006 aangaande de termijn van de afbouwregeling, wordt deze voor de duur van dit Convenant beperkt tot een periode van drie jaar. Voorwaarde is dat het besluit tot geheel
3. 4. 5.
6.
7.
of gedeeltelijke beëindiging van de subsidie als bedoeld in het vierde lid van dit artikel bekend is gemaakt voor 1 januari 2018. De ingangsdatum van de afbouwregeling is de eerste dag van het kalenderjaar (1 januari). Het besluit tot gehele of gedeeltelijke beëindiging van de subsidie wordt uiterlijk 12 maanden voorafgaande aan het tijdstip van de ingangsdatum van de afbouwregeling aan de bibliotheek kenbaar gemaakt. Er is derhalve een opzegtermijn van één jaar. De afbouwregeling is als volgt: a. In het eerste jaar verleent de gemeente 75% van de toegekende subsidie over het hieraan voorafgaande jaar (= jaar X) en maakt afspraken met de bibliotheek over een vermindering van de afname van producten en diensten van de bibliotheek, rekening houdende met frictiekosten en andere kosten die samenhangen met de afbouw van de dienstverlening; b. In het tweede jaar verleent de gemeente 50% van de toegekende subsidie in jaar X en maakt afspraken met de bibliotheek over een vermindering van de afname van producten en diensten van de bibliotheek, rekening houdende met frictiekosten en andere kosten die samenhangen met de afbouw van de dienstverlening; c. In het derde jaar verleent de gemeente 25% van de toegekende subsidie in jaar X en maakt afspraken met de bibliotheek over een vermindering van de afname van producten en diensten van de bibliotheek, rekening houdende met frictiekosten en andere kosten die samenhangen met de afbouw van de dienstverlening; d. In het vierde jaar is de subsidierelatie met de bibliotheek beëindigd. Inkoop van diensten en producten van de bibliotheek is voor de betreffende gemeente niet meer mogelijk. Voor (gedeeltelijke) beëindiging van de subsidie Programma’s en projecten als bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel b, (gedeeltelijk) geldt een opzegtermijn van één jaar. De termijn van één jaar als bedoeld in het vorige lid, geldt als een redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51 Awb.
Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden 1. Indien gemeenten worden getroffen door bezuinigingen van het Rijk of anderszins te maken krijgen met aanzienlijke dalingen in de inkomsten, en daardoor genoodzaakt zijn gemeentebreed te bezuinigen op subsidies, zal in het Portefeuillehouders Overleg worden besproken hoe deze bezuinigingen door gemeenten worden vertaald in een bezuiniging op de subsidie aan de bibliotheek. 2. De afzonderlijke gemeenten spannen zich samen met de bibliotheek in om waar mogelijk en redelijk de huisvestingskosten te reduceren, indien bezuinigingen noodzakelijk zijn. Artikel 9 Duur van het Convenant 1. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van vier jaren. 2. Dit Convenant treedt in werking op 1 januari 2015 en is van kracht tot 31 december 2018. 3. Partijen treden uiterlijk 1 april 2017 in overleg over voortzetting van dit Convenant. Artikel 10 1. Met de ondertekening van dit Convenant wordt het Convenant ‘Uitvoering bibliotheekwerk 2012-2015 door Stichting Openbare Bibliotheek Rivierenland in de gemeenten Rivierenland’ ingetrokken per 1 januari 2015; 2. Wederzijdse verplichtingen die tot 1 januari 2015 zijn aangegaan op basis van het convenant 2012-2015 blijven hun rechtskracht behouden, tenzij anders wordt overeen gekomen. Aldus in … voud opgemaakt en getekend te ………, d.d. …………………..
Bijlage 1
Ontwerp Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen
Bijlage 2
Brief VOB over Bibliotheekwet
Bijlage 3
Besparing per gemeente op Basispakket bij nieuw Convenant
Bijlage 4
Opbouw subsidiebedrag per inwoner voor Basispakket bij nieuw Convenant
Bijlage 5
Totaal door Bibliotheek Rivierenland gerealiseerde bezuinigingen
BIJLAGE 1 Ontwerp Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2013–2014
33 846
Vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen)
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wettelijke bepalingen ten aanzien van openbare bibliotheken te actualiseren en de landelijke digitale openbare bibliotheek vorm te geven; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedge-vonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsbepalingen 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Koninklijke Bibliotheek: Koninklijke Bibliotheek als bedoeld in artikel 1.5, tweede lid, van de WHW; b. landelijke digitale bibliotheek: plaats- en tijdonafhankelijke voor een ieder toegankelijke bibliotheekvoorziening; c. lokale bibliotheek: voor een ieder toegankelijke bibliotheekvoor-ziening die in overwegende mate door een of meer gemeenten dan wel de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba wordt gesubsidieerd of in stand gehouden; d. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; e. provinciale ondersteuningsinstelling: in overwegende mate door een of meer provincies gesubsidieerde of in stand gehouden voorziening die een pakket aan ondersteunende activiteiten biedt voor de lokale biblio-theken in de desbetreffende provincie of provincies; f. werk: exemplaar van een werk als bedoeld in artikel 10 van de Auteurswet; g. WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
kst-33846-2 ISSN 0921 - 7371
’s-Gravenhage 2014
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
1
2. Voor zover in deze wet over een lid van een openbare bibliotheekvoorziening wordt gesproken, wordt hieronder verstaan een voor die bibliotheekvoorziening geregistreerde gebruiker. Artikel 2. Reikwijdte Deze wet heeft betrekking op lokale bibliotheken, provinciale ondersteuningsinstellingen en de Koninklijke Bibliotheek, voor haar taken op grond van deze wet. Zij zijn in het kader van deze wet openbare bibliotheekvoorzieningen. Artikel 3. Toepasselijkheid op de BES Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met uitzondering van de artikelen 8, onderdelen a, b, c en e, 10, 11, eerste lid, 15 en 16. Artikel 4. Publieke waarden Een openbare bibliotheekvoorziening heeft een publieke taak die zij voor het algemene publiek vervult op basis van de waarden onafhanke-lijkheid, betrouwbaarheid, toegankelijkheid, pluriformiteit en authenti-citeit.
Artikel 5. Bibliotheekfuncties Een voor een ieder toegankelijke openbare bibliotheekvoorziening omvat in ieder geval de volgende functies: a. ter beschikking stellen van kennis en informatie; b. bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en educatie; c. bevorderen van lezen en het laten kennismaken met literatuur; d. organiseren van ontmoeting en debat; en e. laten kennis maken met kunst en cultuur. Artikel 6. Netwerkverantwoordelijkheid 1. Onze Minister, de provinciebesturen, de gemeentebesturen en de besturen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een netwerk van openbare bibliotheekvoorzieningen. 2. Zij bevorderen dat een door hen gesubsidieerde of in stand gehouden openbare bibliotheekvoorziening aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8, voldoet. 3. Bij een voorgenomen besluit van een partij als bedoeld in het eerste lid dat tot gevolg heeft dat een openbare bibliotheekvoorziening ophoudt te bestaan of redelijkerwijs niet meer kan voldoen aan de verplichtingen in deze wet, overlegt zij eerst met de andere partijen op wie dit van invloed kan zijn. Zo nodig maken zij afspraken over de toegankelijkheid van een openbare bibliotheekvoorziening voor het betrokken algemene publiek.
HOOFDSTUK 2. HET BIBLIOTHEEKNETWERK Artikel 7. Netwerk en deelnemers De lokale bibliotheken, de provinciale ondersteuningsinstellingen en de Koninklijke Bibliotheek, voor wat betreft haar taak tot het in stand houden van de landelijke digitale bibliotheek, vormen één netwerk van openbare bibliotheekvoorzieningen als bedoeld in artikel 6.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
2
Artikel 8. Functioneren van het netwerk Een deelnemer aan het netwerk als bedoeld in artikel 7: a. maakt met de andere deelnemers gebruik van een gezamenlijke catalogus van beschikbare werken; b. is onderdeel van het interbibliothecaire leenverkeer, bedoeld in artikel 15; c. voert zijn collectiebeleid overeenkomstig het gezamenlijk collectie-plan, bedoeld in artikel 10; d. maakt gebruik van een op de andere deelnemers afgestemde digitale infrastructuur; e. stemt zijn administratie van leden en zijn algemene voorwaarden af op de andere deelnemers; en f. ondersteunt het onderwijs. Artikel 9. Taken Koninklijke Bibliotheek De Koninklijke Bibliotheek verricht in aanvulling op de taken, bedoeld in artikel 1.5, tweede lid, van de WHW, de volgende taken: a. aansturen van het netwerk van openbare bibliotheekvoorzieningen door: i. afstemming en coördinatie; ii. educatie, informatie en reflectie; en iii. vertegenwoordiging en promotie; b. in stand houden van de landelijke digitale bibliotheek; en c. verzorgen van een bibliotheekvoorziening van noodzakelijk omgezette werken voor personen met een handicap. Artikel 10. Collectieplan 1. De Koninklijke Bibliotheek stelt elke vier jaar voor de deelnemers aan het netwerk, bedoeld in artikel 7, een gezamenlijk collectieplan vast. 2. Het collectieplan heeft tot doel samenhang te bewerkstelligen tussen de fysieke en digitale collecties van de openbare bibliotheekvoorzie-ningen. Het biedt een kader voor het samenstellen en beheren van de collectie door een voorziening. 3. De Koninklijke Bibliotheek stelt het gezamenlijk collectieplan vast in overeenstemming met vertegenwoordigers van de lokale bibliotheken en provinciale ondersteuningsinstellingen. Artikel 11. Gegevenslevering 1. Ten behoeve van de gezamenlijke catalogus voor de landelijke digitale bibliotheek verstrekken lokale bibliotheken en provinciale ondersteuningsinstellingen gegevens over de collectie en de beschikbaarheid daarvan aan de Koninklijke Bibliotheek. 2. Ten behoeve van de beleidsontwikkeling verstrekken lokale biblio-theken, de provinciale ondersteuningsinstellingen en de Koninklijke Bibliotheek aan Onze Minister gegevens over de desbetreffende openbare bibliotheekvoorziening die niet tot de persoon herleidbare gegevens van gebruikers en personeel betreffen. 3. De Koninklijke Bibliotheek stelt de aard van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, nader vast en stelt regels over het tijdstip en de wijze waarop de gegevens worden verstrekt. 4. Onze Minister stelt de aard van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, nader vast en stelt regels over het tijdstip en de wijze waarop de gegevens worden verstrekt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
3
Artikel 12. Lidmaatschap 1. Een ieder die als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen, of in een basisadministratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisadminis-traties persoonsgegevens BES kan lid worden van de openbare biblio-theek. 2. Het lidmaatschap bij de openbare bibliotheek kan het gebruik van een fysieke voorziening, de digitale voorziening of beide voorzieningen omvatten. 3. Een fysieke voorziening is een lokale bibliotheek, de digitale voorziening is de landelijke digitale bibliotheek. 4. Onze Minister of het college van burgemeester en wethouders of bestuurscollege kan bepalen dat ook andere groepen natuurlijke personen lid van de landelijke digitale bibliotheek onderscheidenlijk een lokale bibliotheek kunnen worden. Artikel 13. Contributievrijstelling jeugd lokale bibliotheken 1. Voor het uitlenen van gedrukte werken door lokale bibliotheken aan personen beneden de leeftijd van achttien jaren wordt geen contributie of andere geldelijke bijdrage geheven, tenzij het college van burgemeester en wethouders of het bestuurscollege heeft besloten dat een geldelijke bijdrage wordt geheven. De contributie of andere geldelijke bijdrage bedraagt ten hoogste de helft van de contributie of andere geldelijke bijdrage die wordt geheven van personen die achttien jaren of ouder zijn. 2. Voor het uitlenen van overige werken door lokale bibliotheken aan personen beneden de leeftijd van achttien jaren wordt ten hoogste de helft van de contributie of andere geldelijke bijdrage geheven van die geldt voor personen van boven de achttien jaren. Artikel 14. Tarieven landelijke digitale bibliotheek De Koninklijke Bibliotheek kan na overleg met vertegenwoordigers van de lokale bibliotheken tarieven vaststellen voor de toegang tot digitale werken of het gebruik van digitale diensten of bronnen.
HOOFDSTUK 3. DE FYSIEKE OPENBARE BIBLIOTHEEK Artikel 15. Interbibliothecair leenverkeer 1. Alle lokale bibliotheken en provinciale ondersteuningsinstellingen nemen deel aan het interbibliothecaire leenverkeer. 2. Deelname aan het interbibliothecaire leenverkeer houdt in ieder geval in: a. op verzoek van een lokale bibliotheek ter beschikking stellen van fysieke werken ten behoeve van gebruikers van die bibliotheek; b. op verzoek van een gebruiker doen van een verzoek als bedoeld in onderdeel a aan de daarvoor in aanmerking komende bibliotheek; en c. distributie van fysieke werken door provinciale ondersteuningsinstellingen. Artikel 16. Provinciale ondersteuningstaken 1. Een provinciale ondersteuningsinstelling is verantwoordelijk voor de distributie van fysieke werken door middel van het interbibliothecaire leenverkeer binnen de provincie of provincies waardoor zij wordt gesubsidieerd of in stand gehouden. 2. De provinciale ondersteuningsinstellingen zijn gezamenlijk verant-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
4
woordelijk voor: a. distributie van fysieke werken door middel van het interbibliothecaire leenverkeer tussen de provincies; en b. ontwikkeling van innovaties ten behoeve van de lokale bibliotheken, in overeenstemming met de Koninklijke Bibliotheek in verband met haar coördinerende taak.
HOOFDSTUK 4. DE LANDELIJKE DIGITALE BIBLIOTHEEK Artikel 17. Uitvoering en beheerplan 1. Het in stand houden van de landelijke digitale bibliotheek door de Koninklijke Bibliotheek houdt in ieder geval in: a. ontwikkelen en beheren van de digitale infrastructuur; b. beheren en van context voorzien van de digitale collectie en de afstemming met de collectie digitale werken van de Koninklijke Biblio-theek op grond van artikel 1.5, tweede lid, van de WHW; c. opstellen van een reglement voor de toegang tot digitale werken; d. bereiken van verschillende doelgroepen; en e. samenwerken met andere publieke aanbieders van digitale werken. 2. De Koninklijke Bibliotheek gaat in een apart onderdeel van het instellingsplan, bedoeld in artikel 2.2a van de WHW, in op de wijze waarop zij de landelijke digitale bibliotheek in stand houdt. Zij gaat daarbij specifiek in op de onderdelen, bedoeld in het eerste lid. Dit onderdeel van het instellingsplan heet beheerplan. Artikel 18. Inkoop digitale werken 1. De Koninklijke Bibliotheek verricht namens de Staat der Nederlanden het inkopen van werken voor de landelijke digitale bibliotheek. 2. Onze Minister stelt jaarlijks aan de Koninklijke Bibliotheek een bedrag ter beschikking voor het inkopen van werken. 3. De inkoop wordt uitsluitend verricht op voordracht van vertegenwoordigers van de lokale bibliotheken, welke is afgestemd op het bedrag, bedoeld in het tweede lid.
HOOFDSTUK 5. FINANCIËLE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN Artikel 19. Bekostiging en overige voorschriften Koninklijke Bibliotheek 1. De Koninklijke Bibliotheek ontvangt voor de vervulling van haar taken, bedoeld in artikel 9, een aanvulling op haar rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.6a van de WHW. 2. Op de aanvulling is artikel 2.6a van de WHW van overeenkomstige toepassing. 3. De Koninklijke Bibliotheek geeft invulling aan en legt beleidsmatig en financieel verantwoording af over de vervulling van haar taken, bedoeld in artikel 9, in een daartoe apart opgenomen onderdeel van: a. het instellingsplan, bedoeld in artikel 2.2a van de WHW; b. de begroting, bedoeld in artikel 2.8 van de WHW, waarin een allocatie van middelen is opgenomen die overeenstemt met het instellingsplan; en c. in de jaarverslaglegging, bedoeld in artikel 2.9 van de WHW. 4. De hoofdstukken 2, 3, 4, 13, 14 en 15 van de WHW, zijn voor zover zij betrekking hebben op de Koninklijke Bibliotheek, van overeenkomstige toepassing op haar taakvervulling op grond van deze wet.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
5
Artikel 20. Subsidieverstrekking Koninklijke Bibliotheek 1. Ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 9, kan de Koninklijke Bibliotheek subsidie verstrekken. 2. Indien de Koninklijke Bibliotheek subsidie verstrekt stelt het algemeen bestuur een reglement vast waarin in ieder geval wordt vastgelegd de werkwijze, de procedures en de criteria die het bestuur bij het verstrekken van subsidies hanteert, alsmede de verplichtingen die aan de subsidieont-vanger worden opgelegd. 3. In een reglement kunnen ook regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling van een subsidieplafond en de wijze van verdeling daarvan, de betaling en terugvordering van de subsidie alsmede de verlening van voorschotten op de subsidie. Onze Minister kan met betrekking tot genoemde onderwerpen het algemeen bestuur voorschrijven ter zake een reglement te wijzigen. 4. Een besluit tot vaststelling van een reglement of een wijziging daarvan treedt slechts in werking na goedkeuring door Onze Minister. Goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. 5. Het niet tijdig bekendmaken van een besluit omtrent goedkeuring of een besluit tot verdaging van de beslissing omtrent goedkeuring heeft niet tot gevolg dat een besluit tot goedkeuring geacht wordt te zijn genomen.
Artikel 21. Subsidieverstrekking Minister 1. Onze Minister kan ten behoeve van het netwerk van openbare bibliotheekvoorzieningen in bijzondere gevallen subsidie verstrekken. 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor het verstrekken van subsidie. Artikel 22. Intellectuele eigendomsrechten 1. Bij het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 9, streeft de Koninklijke Bibliotheek er naar de eigendom of een overdraagbaar gebruiksrecht te verkrijgen van bij die uitvoering gevestigde intellectuele eigendomsrechten. 2. Op verzoek van Onze Minister werkt de Koninklijke Bibliotheek mee aan het tot stand komen van een overeenkomst tot het overdragen aan de Staat der Nederlanden van de rechten, bedoeld in het eerste lid. Voor zover wettelijk mogelijk, doet zij afstand van persoonlijkheidsrechten als bedoeld in de Auteurswet die haar of haar personeel toebehoren. Artikel 23. Toezicht ministeriële subsidies 1. Met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die van toepassing zijn op een subsidieontvanger bij verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 21, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aange-wezen personen. 2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. 3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. 4. Aan door Onze Minister verstrekte subsidies is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
6
HOOFDSTUK 6. WIJZIGING ANDERE WETTEN Artikel 24. Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1.5, tweede lid, tweede volzin, wordt «In elk geval draagt zij zorg voor» vervangen door: In dat kader draagt zij in elk geval zorg voor. B Na artikel 1.16 wordt een artikel ingevoegd dat luidt: Artikel 1.16a. Kaderwet zelfstandige bestuursorganen De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op de Koninklijke Bibliotheek, met uitzondering van artikel 15 van die wet. C Artikel 1.17, eerste lid, komt te luiden: De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen heeft aanspraak op een bijdrage uit ’s Rijks kas ten behoeve van het vervullen van haar bij deze wet opgedragen werkzaamheden. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de Koninklijke Bibliotheek, onverminderd haar aanspraak op een bijdrage op grond van artikel 9 van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. D Aan artikel 2.9 wordt een lid toegevoegd dat luidt: 6. In afwijking van het eerste lid dient het algemeen bestuur van de Koninklijke Bibliotheek jaarlijks voor 15 maart het verslag in bij Onze minister. E Artikel 13.4 vervalt. F Artikel 13.6, derde lid, vervalt. G Aan artikel 13.9 wordt een lid toegevoegd dat luidt: 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bestuursrechtelijke besluiten van het algemeen bestuur van de Koninklijke Bibliotheek. Hierop is artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing.
Artikel 25. Wet op het specifiek cultuurbeleid De Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
7
A Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdelen d en e vervallen. 2. Onderdeel f wordt geletterd tot onderdeel d. B Artikel 1a komt te luiden: Artikel 1a Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. C Hoofdstuk IVA vervalt. Artikel 26. Wet op de vaste boekenprijs Artikel 1, onderdeel i, van de Wet op de vaste boekenprijs komt te luiden: i. lokale bibliotheek: lokale bibliotheek als bedoeld in artikel 1 van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen;. Artikel 27. Auteurswet Artikel 15c, derde lid, van de Auteurswet komt te luiden: 3. Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten, provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 15i omgezette werken aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap, vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 28. Wet op de naburige rechten De artikelen 2, vijfde lid, 6, vijfde lid, 7a, vijfde lid, en 8, vijfde lid, van de Wet op de naburige rechten komen te luiden: 5. Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten, provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap, vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN Artikel 29. Evaluatie Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
8
Artikel 30. Inwerkingtreding Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Artikel 31. Citeertitel Deze wet wordt aangehaald als: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 846, nr. 2
9
BIJLAGE 2 Brief VOB over Bibliotheekwet
Aan: de griffier van de Gemeenteraad College van B&W
datum
ons kenmerk
contactpersoon
14-04-2014
7410-00/14-00701/AdV/FvB/pm
Francien van Bohemen
Uw kenmerk
onderwerp
doorkiesnummer
e-mail
Bibliotheekwet
070-3090540
[email protected]
Geachte leden van de Raad, Geacht college van B&W, De openbare bibliotheek in uw gemeente is uw partner in leesbevordering en de bestrijding van laaggeletterdheid, media-educatie en ondersteuning van persoonlijke ontwikkeling van uw burgers, jong en oud. De bibliotheek geeft dit vorm in samenwerking met het onderwijs en andere maatschappelijke organisaties. Ook in het kader van de decentralisaties op het terrein van zorg en werk kan de openbare bibliotheek u ondersteunen met taken op het gebied van informatievoorziening, preventie en participatie. Met het oog op de lopende of recente vorming van een nieuw college binnen uw gemeente, brengen wij u graag op de hoogte van de nieuwe bibliotheekwet – beoogde ingangsdatum 1 januari 2015. Op 20 maart jl. heeft de minister van OCW in schriftelijke antwoorden aan de Tweede Kamer over het wetsontwerp bibliotheekwet (WSOB) nogmaals aangegeven dat zij groot belang hecht aan een goede borging van de lokale bibliotheekvoorziening; iedere gemeente heeft daarbij een verantwoordelijkheid. Ze spreekt vertrouwen uit in de samenwerking van gemeenten, provincies, rijksoverheid en openbare bibliotheken, die gezamenlijk het bibliotheeknetwerk vormgeven dat laagdrempelig toegang biedt tot alle beschikbare kennis en informatie voor alle burgers. Vijf kernfuncties van de openbare bibliotheek In de bibliotheekwet zijn vijf kernfuncties opgenomen om de maatschappelijke waarde en toekomstvastheid van de openbare bibliotheek te vergroten: ‘leesbevordering & bestrijding laaggeletterdheid, leren, informeren, ontmoeting & debat, en toegang tot kunst & cultuur’. Bibliotheken kunnen deze kernfuncties aanbieden op het niveau van hun totale werkorganisatie; niet per se in elke vestiging afzonderlijk. Deze uitleg van de minister past bij het decentrale karakter van het openbare bibliotheeknetwerk en doet recht aan de rol die de openbare bibliotheek in de samenleving vervult. Het biedt tevens voldoende ruimte voor specifiek lokale invullingen.
1/2 Muzentoren, Wijnhaven 6 • 2511 GA Den Haag • Postbus 16146 • 2500 BC Den Haag • T 070 309 05 00 •
[email protected] • www.debibliotheken.nl • Deutsche Bank NL51DEUT0519009223 • BIC DEUTNL2N • KVK Den Haag 40407381
Om onderdeel te kunnen zijn van het landelijke bibliotheeknetwerk – en daarmee te kunnen profiteren van de netwerkfaciliteiten – dienen openbare bibliotheken deel te nemen aan het interbibliothecair leenverkeer, het landelijk collectiebeleid en de in de wet gevraagde gegevenstoelevering. Conform een overeenkomst tussen de VNG en de VOB dienen bibliotheken gecertificeerd te zijn. In het verlengde hiervan, geeft de minister aan dat commerciële bedrijven alleen kunnen deelnemen aan het bibliotheeknetwerk, indien zij net als de bibliotheekorganisaties voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor een openbare bibliotheekvoorziening, zoals het bieden van de vijf kernfuncties en de hierboven genoemde criteria. Als zij niet voldoen aan de voorwaarden, hebben zij geen toegang tot de netwerkvoorzieningen als de digitale infrastructuur en de nationale bibliotheekcatalogus. Deze bedrijven vallen niet onder de leenrechtuitzondering voor openbare bibliotheken, zoals bepaald in de Auteurswet. Dat betekent dat zij niet zomaar boeken en andere geschriften en materialen kunnen uitlenen; daartoe zijn (prijs)afspraken nodig met alle uitgevers afzonderlijk. Daarnaast is de cao van openbare bibliotheken algemeen verbindend verklaard. Fysiek en digitaal werken aanvullend De minister geeft aan dat de fysieke, lokale bibliotheek niet vervangen kan worden door alleen de landelijk ontwikkelde digitale variant van de bibliotheek. De vijf kernfuncties kunnen volgens de minister zowel fysiek als digitaal worden vervuld, wat niet betekent dat ze daarmee inwisselbaar zijn. De minister erkent daarmee dat de fysieke en digitale dienstverlening van de openbare bibliotheek in elkaars verlengde liggen. Mocht u over bovenstaande ontwikkelingen nog vragen hebben, dan kunt u uiteraard contact met ons opnemen (
[email protected]) of met de directeur van uw lokale bibliotheekvoorziening.
Met vriendelijke groet,
Ap de Vries directeur
Bijlage : brochure De Bibliotheek waardevol, waardevrij
2/2
BIJLAGE 3 Besparing per gemeente op Basispakket bij nieuw Convenant
Neder Betuwe Culemborg Geldermalsen Neerijnen Zaltbommel Maasdriel West Maas & Waal Druten Lingewaal Tiel Totaal
Aantal Basissub. Basissub. inwoners 2014 * 2015 22.617 € 284.969 € 262.357 27.634 € 345.041 € 320.554 26.275 € 328.769 € 304.790 12.010 € 157.962 € 139.316 26.953 € 336.887 € 312.655 24.107 € 302.810 € 279.641 18.410 € 234.595 € 213.556 18.203 € 232.116 € 211.155 11.007 € 145.953 € 127.681 41.773 € 610.114 € 580.083 228.989 € 2.979.216 € 2.751.789 €
* Let op: in de basisbijdrage van 2014 zit de integratie ‐ uitkering van € 14.157 (deze verdwijnt structureel per 1 januari 2015) Bovenstaande subsidie is exclusief de bijdrage voor de plus / extra producten.
Verschil ‐€ 22.612 ‐€ 24.487 ‐€ 23.979 ‐€ 18.646 ‐€ 24.232 ‐€ 23.168 ‐€ 21.039 ‐€ 20.961 ‐€ 18.272 ‐€ 30.031 ‐227.427
Bijlage 4 Opbouw subsidiebedrag per inwoner voor Basispakket bij nieuw Convenant
Specificatie bedrag per inwoner voor nieuwe convenant Personeel Collectie en media Automatisering Administratie Bestuur en organisatie Transport
€ 7,10 € 2,30 € 1,20 € 0,44 € 0,39 € 0,17 € 11,60
Bijlage 5 Totaal door Bibliotheek Rivierenland gerealiseerde bezuinigingen
Incidentele bezuiniging in 2012 Aanpassing grondslagen ivm volgen richtlijn 640 Structurele bezuinigingen Daling in bijdrage conform convenant (besparing € 1,‐ per inwoner) Daling door (gedeeltelijk) verdwijnen integratiegelden Uittreden Buren Eventueel uittreden Druten (nog geen formeel besluit ontvangen dat ze niet bezuinigen) Bezuiniging nieuwe convenant Totale structurele bezuinigingen bibliotheek Rivierenland Basisbijdrage door gemeenten wordt in 2015
€
300.222
€ € €
253.354 100.779 302.554
€ 227.645 € 227.427 € 1.111.759 € 2.751.789