Kwaliteitsplan 2015 t/m 2018
datum: 29-4-2015
1
Inhoudsopgave pag. 1. Integrale kwaliteitsanalyse 1.1 Onderwijskwaliteit in beeld 1.2 Regio-analyse in relatie tot studiesucces 1.3 Ontwikkelingen in het onderwijs 1.4 Conclusies / aangrijpingspunten voor het kwaliteitsplan 1.5 Positionering en tot stand koming van het kwaliteitsplan
3 16 19 20 22
2. Kwaliteitsplan 2.1 Uitgangspunten 2.2 De thema’s en doelstellingen 2.3 Financiering 2.4 Studiesucces als overall doelstelling 2.5 Terugdringen van voortijdig schoolverlaten 2.6 Verbeteren onderwijsproces (didactiek en begeleiding) 2.7 Bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming 2.8 Intensivering taal en rekenonderwijs 2.9 Onderwijsontwikkeling: invoering nieuwe kwalificatiedossiers 2.10 Techniekonderwijs Zuid-Limburg (TOZL) 2.11 Professionalisering 2.12 Het afmaken van de PDCA cyclus
24 27 27 29 29 31 32 33 34 35 37 39
3. Excellentie 3.1 De Arcus visie op onderwijs en excellentie 3.2 De totaalbegroting van de Arcus excellentieprogramma’s 3.3 Plan van aanpak excellentieprogramma ‘Laborator’ 3.4 Plan van aanpak excellentieprogramma ‘Technisch vakman op niveau 2’ 3.5 Plan van aanpak excellentieprogramma ‘Skillswedstrijden Arcus’ 3.6 Plan van aanpak excellentieprogramma ‘Nieuwe honden’
41 42 43 50 54 58
2
1. Integrale kwaliteitsanalyse 1.1 Onderwijskwaliteit in beeld 1.1.1 Inleiding In de onderstaande paragrafen wordt de onderwijskwaliteit van Arcus in woord en getal in beeld gebracht. Vanuit de conclusie die de inspectie van het onderwijs in februari jongstleden trok met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs van Arcus en onze eigen visie daarop, wordt themagewijs ingezoomd op de stand van zaken. De conclusie van de inspectie luidt: “Zijn er mogelijke risico's voor de onderwijskwaliteit? We zien enkele risico's voor de onderwijskwaliteit. We hebben risico's vastgesteld voor de kwaliteit van de examens, het niveau van de opbrengsten, de tevredenheid van studenten, medewerkers en werkgevers en de stabiliteit van organisatie en management. We hebben geen tot geringe risico's vastgesteld voor de kwaliteit van het onderwijsproces en de financiële continuïteit. Wat is de stand van de kwaliteitsborging van de instelling? We concluderen dat de kwaliteitsborging op instellingsniveau bij Arcus College voldoende is. We gaan er op basis van deze conclusies van uit, dat de instelling voldoende zicht heeft op de risico's voor de onderwijskwaliteit en de geconstateerde tekortkomingen spoedig herstelt.” Visie Arcus Wij hebben in ons strategisch beleid 2011-2015 aangenomen, dat voldoende onderwijskwaliteit leidt tot voldoende rendement. Inmiddels hebben we – overigens bevestigd door de inspectie - de conclusie getrokken dat deze aanname niet klopt. We hebben ons tot doel gesteld, dat onze resultaten op het landelijk gemiddelde liggen. Voldoende onderwijskwaliteit is in onze situatie niet voldoende om deze resultaten te behalen. Wij hebben de conclusie getrokken dat we onze aandacht hiervoor vooral moeten richten op de kwaliteit van ons onderwijs en de kwaliteit van het leraarschap en de ondersteuning. Ons uitgangspunt is, dat ons onderwijs niet voldoende, maar goed moet zijn om de gewenste resultaten te behalen. Daarbij zullen de onderwijsteams en de docenten centraal moeten komen staan en de ondersteuning en de aansturing zal gericht moeten zijn op de verbetering van het onderwijs. Kader daarbij is onze onderwijsvisie verwoord in kapstok 3 waarbinnen de teams hun keuzes maken, gebaseerd op een gedegen analyse. Op basis van de onderstaande analyse proberen wij vat te krijgen op de ‘knoppen’ waaraan wij moeten draaien om onze resultaten te verbeteren.
3
1.1.2 Studiesucces
niv 1 niv 2 niv 3 niv 4 Totaal BBL BOL
Norm Inspectie
Gem. ROC score 2012
Arcus 2012
Gem. ROC score 2013
Arcus 2013
Arcus 2014
60,7% 56,5% 65,3% 64,2%
72,7% 70,8% 66,4% 69,7% 69,4% 67,5% 66,1%
57,9% 60,5% 66,0% 58,3% 60,7% 55,0% 64,3%
75,5% 72,2% 70,0% 72,6% 72,0% 70,4% 69,2%
59,7% 67,5% 68,5% 64,4% 65,8% 65,3% 65,7%
60,7% 67,5% 66,0% 65,7% 65,8%
Arcus 2014 t.o.v. norm + + + +
Arcus 2014 t.o.v. 2013
Arcus 2013 t.o.v. gem. ROC
+ 0 + 0
-
Jaarresultaat per leerweg en per niveau (meetperiode 1-10 tot 1-10)
• • • •
De jaarresultaten 2013 zijn t.o.v. 2012 sterk verbeterd, van 60,7% in 2012 naar 65,8 % in 2013 (vooral te danken aan BBL). De jaarresultaten 2014 zijn t.o.v. 2013 gelijk gebleven op 65,8 %. 2013-2014: de jaarresultaten van niveau 2,3 en 4 zijn boven de norm, het jaarresultaat van niveau 1 is op de norm. 2012-2013: Arcus blijft over de gehele linie zo’n 10% achter bij het landelijk gemiddelde.
Onvoldoende scorende doelgroepen (2012-2013) • Niveau 1: jaarresultaat: 14,5% lager dan MBO gemiddelde op niveau 1 - terugloop in jaarresultaat niveau 1 bij Arcus tussen 2010 en 2013 - stijging in jaarresultaat niveau 1 landelijk tussen 2010 en 2013. • Studenten boven 23 jaar: 9% lager dan MBO gemiddelde voor deze doelgroep • De ‘hoger opgeleiden’: - HAVO/VWO met diploma 11,4% beneden MBO gemiddelde - HAVO/VWO zonder diploma 16% beneden MBO gemiddelde mbt deze doelgroep. • Opleidingssector Techniek: 9,5% onder het MBO gemiddelde voor Techniek. Verschillen tussen Arcus en gemiddeld MBO • Arcus heeft een grotere ongediplomeerde doorstroom naar hoger niveau. • Studenten doen relatief lang over hun studie. • Bij Arcus is sprake van minder kwalificatiewinst (= het verschil tussen het behaalde diplomaniveau in het MBO en het niveau van de vooropleiding in het vo). • Bij Arcus is sprake van minder doorstroom niveau 4 naar HBO dan bij het gemiddeld MBO. Opmerking mbt studiesucces Wij constateren dat wij in de analyse van de resultaten nog niet scherp genoeg geweest zijn en dat derhalve scherpere analyses op teamniveau nodig zijn om de oorzaken van de achterblijvende jaarresultaten te ontdekken.
4
1.1.3 Voortijdig schoolverlaten 2005-2006
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
% vsv 9,3 % 11,8 %
% vsv 7,4 % 9,5 %
% vsv 6,9 % 9,4 %
% vsv 5,7 % 7,2 %
% vsv 5,25 % 6,08 %
Landelijk MBO Arcus
2013-2014 t.o.v. 2005-2006 % vermindering -43,55 % -48,48 %
Voortijdig schoolverlaten Arcus versus landelijk MBO
Opmerking: Het percentage vsv-ers is ten opzichte van 2005-2006 bij Arcus sterk gedaald. De daling is groter dan de gemiddelde landelijke daling. Arcus 2012-2013 definitieve cijfers
BBL niv 1 BBL niv 2 BBL niv 3 BBL niv 4 BOL niv 1 BOL niv 2 BOL niv 3 BOL niv 4 Totaal
studenten 9 201 252 93 236 1120 894 2412 5217
aantal vsv 7 24 11 0 66 119 46 105 378
% vsv 77,80% 11,90% 4,40% 0,00% 28,00% 10,60% 5,10% 4,40% 7,2 %
Arcus 2013-2014 voorlopige cijfers studenten 3 150 186 82 212 1107 1021 2453 5214
aantal vsv 1 21 12 2 71 106 32 72 317
% vsv 33,33% 14,00% 6,45% 2,44% 33,49% 9,58% 3,13% 2,94% 6,08%
landelijk gem % vsv 36,62% 9,47% 2,92% 2,76% 31,29% 9,28% 3,48% 2,79% 5,25%
vsv norm 2013-2014
Arcus tov norm
Arcus tov MBO
+ + + +
+ + + -
% vsv 27,50% 11,50% 3,50% 3,50% 27,50% 11,50% 3,50% 3,50%
Voortijdig schoolverlaten per leerweg en per niveau
Opmerking: In zijn totaliteit liggen de vsv-cijfers van Arcus zo’n 15% hoger dan landelijk gemiddeld. De vsv cijfers van Arcus in de BBL zijn hoger dan de norm en hoger dan het landelijk gemiddelde. De BOL cijfers van de niveaus 2 t/m 4 zijn binnen de norm en dichtbij de landelijke gemiddelden. Met andere woorden: niveau 1 BOL en niveau 2 t/m 4 BBL (t/m 23 jaar) zijn aandachtspunten. In zijn totaliteit liggen de vsv-cijfers van Arcus zo’n 15% hoger dan landelijk gemiddeld. Opmerking: ten opzichte van 2012-2013 heeft Arcus zich verbeterd in de BOL op niveau 2,3 en 4. Arcus heeft het minder goed gedaan dan vorig jaar op alle BBL niveaus en op BOL niveau 1. Opmerking: wat opvalt is dat de resultaten in de BBL sterk fluctueren. Zorgden deze cijfers in 20122013 nog voor een toename van het totale Arcus jaarresultaat, in 2013-2014 zijn de uitvalcijfers daar hoog. benchmark 2011 2012 2013
Arcus 79,2% 74,9% 79,0%
Gem. MBO 80,6% 80,8% 82,9%
Jaarresultaat eerste jaars studenten
5
verblijfsjaar 1 2 3 en hoger
vsv Arcus 6,17% 7,98% 5,03%
vsv gem. MBO 5,73% 6,71% 4,11%
Voortijdig schoolverlaten per verblijfsjaar, 2013-2014
verblijfsjaar 1
2
3 en hoger
Niv 1 Niv 2 Niv 3/4 Niv 1 Niv 2 Niv 3/4 Niv 1 Niv 2 Niv 3/4
studenten
Vsv’ers
vsv Arcus
131 371 956 49 433 809 35 453 1977
34 34 22 23 45 35 15 48 61
25,95% 9,16% 2,30% 46,94%% 10,39% 4,33% 42,86% 10,60% 3,09%
vsv gem. MBO 25,84% 6,69% 3,10% 42,89% 9,54% 4,10% 47,49% 12,44% 2,39%
Vsv norm 27,50% 11,50% 3,50% 27,50% 11,50% 3,50% 27,50% 11,50% 3,50%
Voortijdig schoolverlaten per verblijfsjaar, per niveau, 2013-2014
Opmerking: Uit bovenstaande tabellen komt naar voren dat Arcus qua jaarresultaten en vsv-cijfers in het eerste verblijfsjaar het iets minder goed doet dan het MBO gemiddelde, maar het verschil tussen Arcus en het gemiddelde MBO cijfer is in het eerste jaar niet groter dan in de volgende verblijfsjaren. Het voortijdig schoolverlaten blijkt vooral zorgelijk in het 2e en 3e verblijfjaar van niveau 1 en het 2e verblijfjaar van niveau 3 en 4. Dat is overigens in het hele land zo. Opmerking mbt voortijdig schoolverlaten Wij constateren dat wij in de analyse van de resultaten nog niet scherp genoeg geweest zijn en dat derhalve scherpere analyses op teamniveau nodig zijn om de oorzaken van de achterblijvende vsvcijfers te achterhalen.
1.1.4 Studenttevredenheid: jobmonitor 2014 De uitslagen van de JOB monitor over 2013 (= JOB 2014) laten een iets stijgende studenttevredenheid zien. • Rapportcijfer opleidingen: 6,8 6,9 (landelijk 7,0) • Rapportcijfer Arcus: 5,7 5,9 Aandachtspunten voor Arcus zijn: • Ontevredenheid van studenten over het onderdeel ‘lessen’1. Hieronder vallen: afwisseling zelfstandig werken en in groepen werken, uitval onderwijsactiviteiten, roosterwijzigingen op tijd doorgegeven, tevredenheid over docenten, tevredenheid over lesmateriaal, gebruik gekocht lesmateriaal en goed contact met docenten. En daar waar op de meeste andere
1
Lessen: Afwisseling zelfstandig werken en in groepen werken, uitval onderwijsactiviteiten, roosterwijzigingen op tijd doorgegeven, tevredenheid over docenten, tevredenheid over lesmateriaal, gebruik gekocht lesmateriaal, goed contact met docenten. 6
• • • • •
onderdelen verbetering te zien is ten opzichte van de resultaten van de job monitor 2012, is dat op dit item niet het geval. Geen positieve beoordeling van het onderdeel ‘studieloopbaanbegeleiding’, hoewel hier van enige verbetering sprake is ten opzichte van 2012. Negatief oordeel over klachtenbehandeling. Vrij negatief antwoord op de vraag: “Als je weer een school moet kiezen, zou je dan weer deze school kiezen?” BPV: verbetering nodig; vooral negatief oordeel over contact school met BPV. Info over opleiding (OER): verbetering nodig.
De studenten zijn over het algemeen tevreden over de toetsing bij Arcus. Punten in de Job monitor waarop (meerdere) Arcusafdelingen niet goed scoren (3.1 of minder) en waar dus de ruimte zit voor verbetering. De op die items beter scorende afdelingen (3.6 en hoger) zijn ook genoemd, zodat zij evt als good practices kunnen dienen. Vraag Wist je voor de start hoe je opleiding is opgebouwd? Ben je tevreden over de afwisseling tussen zelfstandig werken en in groepen werken? Vind je dat roosterwijzigingen op tijd worden doorgegeven? Vind je het lesmateriaal goed? Worden boeken en lesmaterialen die je moet kopen ook gebruikt? Hoe vind je de begeleiding bij je opleiding? Ben je tevreden over de begeleiding tijdens het zelfstandig werken? Kun je op school ergens rustig studeren? Vind je dat je voldoende leert op school? Sluit wat je op school leert voldoende aan bij wat je moet kunnen op je stage/bpv? Ben je tevreden over de begeleiding door de school tijdens je stage/bpv? Vind je dat jouw begeleider op school en jouw stagebegeleider voldoende contact hebben? Sluit wat je op school leert voldoende aan bij wat je moet kunnen op je werkplek? (BBL) Vind je dat de school en jouw leerbedrijf voldoende contact hebben? (BBL) Word je goed geholpen bij het maken van keuzes tijdens je studie? Heb je duidelijkheid over de mogelijkheden om verder te studeren? Ben je tevreden over de begeleiding bij beroepskeuze of keuze voor vervolgopleiding? Ben je goed geïnformeerd over je rechten en plichten? Houdt de school zich aan zijn eigen regels? Ben je tevreden over de wijze waarop op school wordt omgegaan met klachten van studenten? Heb je last van je beperking(en) in je opleiding?
Onvoldoende scorende afdelingen EAO, GW1, GW2, GZO, HAN, HFD, WEI WEI
Goed scorende afdelingen
Bijna alle afdelingen onder 2.5 GW2, HFD, GZO, HAN, ICT, WEI Bijna alle afdelingen onder 3.0
Boven de 3.0: VT1, VT2, KTM VT1, KTM VT1, VT2
GW1, WEI GW2, WEI
VT1, HBB, KTM VT1, TBW, KTM, HBB
GAG, GZO, GW2, HFD GW2, HAN, HFD, WEI GW2, HAN, HFD, ICT, WEI
VT1, ICT GAG, HLT, KTM, TBW, TPR GAG, GZO, HLT, KTM, VT1
HAN, HFD, WEI
VT1
GW1, GW2, GZO, HAN, HFD, HLT, ICT, TBW, TMV, WEI GW2, HHO, WEI
VT1 TBW
GW2, HHO, TMV, WEI
-
HAN, WEI
HBB, KTM, VT1
GAG, GW1, GW2, HAN, HFD, HLT, GAG, GW1, GW2, HAN, HFD, WEI GW2, HAN, HFD, HHO, HLT, TBW, TMV, TPR, WEI GW2, HFD, WEI Bijna alle afdelingen scoren 3.0 of minder Bijna alle afdelingen scoren 3.1 of minder
KTM
HBB, KTM, TWB, KTM,
HBB, KTM, KTM HBB, KTM, VT1 Boven 3.0: HBB, KTM, VT1 Geen afdeling boven 3.5
7
Ben je tevreden over de hoeveelheid aandacht die je van docenten krijgt voor jouw beperking? Ben je tevreden over de beschikbare hulpmiddelen en aanpassingen die er op school zijn voor jouw beperking? Vindt de school jouw mening belangrijk? Zou je zelf actief willen meedenken over het beleid op school? Als je weer een opleiding moest kiezen, zou je dan weer deze opleiding kiezen? Als je weer een school moest kiezen, zou je dan weer deze school kiezen?
EAO, GAG, GW1, GW2, HLT, ICT, TPR, VT2, WEI Alle afdelingen scoren 3.2 of lager Bijna alle afdelingen scoren 3.1 of lager Alle afdelingen scoren 2.5 of lager HAN, HFD Bijna alle afdelingen scoren 3.2 of lager
KTM KTM GAG, GZO, HBB, HLT, KTM, TBW KTM
Arcus Job monitor 2014 (situatie 2013)
1.1.5 Inspectie: Staat van de Instelling (SVI) SVI 2012 De inspectie beoordeelt de kwaliteitsborging van Arcus als ‘goed’. “De kwaliteitsborging is goed en heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een robuust systeem waarmee het Arcus College in staat is op alle niveaus van de organisatie zicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. Daarbij zijn een centrale aansturing, een duidelijke visie en een incrementele beleidsvoering belangrijke pijlers die gebruikt worden om doelen te realiseren.” SVI 2015 “De kwaliteitsborging op instellingsniveau bij Arcus College beoordelen wij als voldoende. Aan alle aspecten is voldaan.” “We zien enkele risico's voor de onderwijskwaliteit. We hebben risico's vastgesteld voor de kwaliteit van de examens, het niveau van de opbrengsten, de tevredenheid van studenten, medewerkers en werkgevers en de stabiliteit van organisatie en management. We hebben geen tot geringe risico's vastgesteld voor de kwaliteit van het onderwijsproces en de financiële continuïteit.” “In het algemeen zijn wel alle ingrediënten voorhanden op basis van het kwaliteitszorgsysteem om adequate maatregelen te kunnen nemen, zoals voldoende managementinformatie, samenhangende plannen op alle niveaus en ook verbeterplannen naar aanleiding van evaluaties. Ook wordt de voortgang van (verbeter)plannen in de lijn besproken. Desondanks constateren wij dat de verbetering van de resultaten, zoals bijvoorbeeld de opbrengsten op instellingsniveau en de VSVcijfers, beperkt is.” “Hoewel het kwaliteitszorgsysteem voldoende mogelijkheden biedt voor borging van de onderwijskwaliteit, zijn er zwakke punten geconstateerd die tot gevolg hebben dat wij de kwaliteitsborging niet meer als goed kunnen beoordelen. Op basis van het onderzoek naar de Staat van de instelling in 2012, waarbij de kwaliteitsborging op instellingsniveau als goed werd beoordeeld, zou te verwachten zijn dat er nu duidelijke effecten zichtbaar zijn qua realisatie van doelstellingen.”
8
Door de inspectie genoemde positieve punten: • op instellingsniveau zijn meerjarenplannen en jaarplannen beschikbaar; • op afdelingsniveau zijn zelfevaluaties, jaarplannen, verbeterplannen beschikbaar; • er is voldoende managementinformatie beschikbaar; • de externe audits die sinds de vorige Staat van de instelling in 2012 aan het kwaliteitszorgsysteem zijn toegevoegd leveren relevante informatie op; • de onderwijsvisie is helder verwoord in het document ‘Kapstok 3’; • de doelen die worden nagestreefd zijn bekend in de teams en deze zijn afgestemd op zowel de gekozen onderwijsvisie als op nieuwe ontwikkelingen zoals Focus op vakmanschap en passend onderwijs; • er is overwegend voldoende zorg voor borging van de examenkwaliteit. Door de inspectie genoemde aandachtspunten: • doelen specifiek en meetbaar formuleren; • meer diepgang en opbrengstgerichtheid bij analyseren van de oorzaken; • consequentere en preciezere vastlegging van afspraken en tussenresultaten; • verbetermaatregelen nauwkeuriger monitoren; • zelfevaluaties zijn te mild van karakter zijn en missen een strakke normering; • didactisch handelen en studieloopbaanbegeleiding kunnen nog winnen aan kwaliteit; • ‘Arcus is nooit vol’: zijn de specifieke deskundigheden van de docenten toereikend om studenten op alle niveaus zo efficiënt mogelijk aan een diploma te helpen; • samenstelling examencommissies: kijk uit voor rolvermenging – zorg voor onafhankelijkheid en objectiviteit; • de stappen om de onderwijskwaliteit structureel met het bedrijfsleven te bespreken leiden op opleidingsniveau niet altijd tot voldoende betrokkenheid; daar kunnen de inspanningen nog meer op gericht worden; • sterkere focus op resultaten in (dialoog met) de teams; • het waarmaken van het adagium ‘De kwaliteit van het onderwijs van het Arcus College staat als een huis’, een van de doelstellingen in 2012, heeft meer tijd en verdere implementatie nodig. Reactie Arcus Arcus onderschrijft de achterblijvende rendementen en het vsv-risico. Arcus heeft de inspectie gevraagd om aanknopingspunten om via verbetering van het onderwijs tot betere resultaten te komen. De Inspectie beoordeelt de kwaliteit van het onderwijs bij Arcus College als voldoende. Tussen de rendementen en de kwaliteit van het onderwijs heeft de inspectie geen lineair verband geconstateerd.
1.1.6 Visie op onderwijs en onderwijsmodel Al sinds 2010 verwoordt Arcus haar onderwijsvisie, het onderwijsmodel en de manier waarop deze vertaald wordt in effectief onderwijs, in de zogenaamde ‘kapstokken’. Deze zijn steeds tot stand gekomen na participatie door de organisatie (docenten, stafdiensten en management).
9
In 2014 is de ‘BGO Kapstok 3’ verschenen, waarin de onderwijsontwikkelingen van de afgelopen jaren (consequenties Focus op Vakmanschap, Bestuursakkoord ‘Professionalisering’) zijn geïntegreerd. SVI 2015: “De onderwijsvisie is helder verwoord in het document ‘Kapstok 3’. Wij hebben geconstateerd dat de doelen die worden nagestreefd op de verschillende niveaus bekend zijn in de teams en dat deze zijn afgestemd op zowel de gekozen onderwijsvisie als op nieuwe ontwikkelingen zoals Focus op vakmanschap en passend onderwijs.” De inspectie constateert echter ook dat de kaders zoals gesteld in de kapstok 3, nog niet overal volledig worden toegepast.” Arcus constateert zelf ook dat het onderwijsmodel zoals beschreven in de kapstok, met Integrale Beroepsopdrachten als rode draad, met daarin kennis en vaardigheden ‘just in time’ geïntegreerd, nog niet (of niet meer) overal gemeengoed zijn terwijl deze kapstok wel het kader is voor de gewenste verbeteringen. In de volgende paragrafen worden de verschillende (proces)onderdelen van het Arcus onderwijsproces belicht. Dit zijn de thema’s waarop de onderwijskwaliteit verbeterd moet worden.
1.1.7 Overstap VO-MBO en intake Mede in het kader van het regionale programma voortijdig schoolverlaten is in de regio (Parkstad) door Arcus in samenwerking met de toeleverende scholen en de gemeente(s) in de afgelopen jaren aandacht besteed aan onderstaande activiteiten. Plan Verbeteren van de samenwerking in de regio Naar een samenhangend LOB traject VMBO-MBO (doorlopende LOB lijn rond de 5 loopbaancompetenties) Alle leerlingen in beeld in de overgang van vo naar MBO Implementatie van hierbij ondersteunend systeem (Intergrip) Veranderingen in toelating(straject) in relatie tot passend onderwijs en Focus op vakmanschap Centraliseren en verbeteren intakeproces Dekkende informatievoorziening door VO over studenten en adequaat gebruik van die informatie door MBO in het onderwijsproces
Nog niet gerealiseerd
Deels gerealiseerd
Gerealiseerd x
x x x x x x
Stand van zaken overstap VO-MBO en intake op basis van evaluatie en diverse bronnen Met name de realisatie van een dekkende informatievoorziening door VO over leerlingen en een adequaat gebruik van die informatie door mentoren en docenten in het MBO onderwijsproces behoeft aandacht. De beoogde implementatie van het Digitaal Doorstroom Dossier (Intergrip) zal hierbij proces ondersteunend werken.
10
1.1.8 Het onderwijsproces (onderwijs verzorgen en begeleiden) Plan Nieuw verzuimbeleid en verzuimprotocol Implementatie verzuimbeleid, presentie-absentie, duo meldingen Implementatie passend onderwijs in het onderwijsproces Verbeteren voorzieningen voor switchers Didactisch concept en begeleidingsconcept e Heringerichte 2 lijns ondersteuning Implementatie roostercriteria
Nog niet gerealiseerd
Deels gerealiseerd
Gerealiseerd x
x x x x x x
Stand van zaken ‘onderwijsproces’ op basis van evaluatie en diverse bronnen Uit de resultaten van de JOB-monitor van 2011-2012 en van 2013-2014 blijkt dat ruim een kwart van de studenten niet tevreden is over de aandacht van docenten voor hun beperking. Bijna 1/3 deel van de studenten is niet tevreden over de hulpmiddelen en aanpassingen die er zijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit een probleem is dat zich in gelijke mate bij de andere ROC’s voordoet. In het afgelopen jaar heeft Arcus vooral gefocust op onderwijsbedrijfsvoering en inhuizing/verhuizing. Ofschoon deze processen nog niet zijn afgerond, zou vanaf 2015 vol ingezet moeten worden op de kwaliteit van onderwijs (“in de klas”). Daar is, zoals uit deze analyse blijkt, voor Arcus nog veel ruimte voor verbetering.
1.1.9 Intensivering van het taal- en rekenonderwijs Aan Arcus is vanaf 2010 jaarlijks een bedrag van ongeveer € 800.000 per jaar beschikbaar gesteld om een inhaalslag in het taal- en rekenonderwijs te bewerkstellingen. Er is een implementatieplan gemaakt om deze inhaalslag te realiseren. Onderstaand is per activiteit de huidige stand van zaken weergegeven. Plan Drieslag taal en rekenen slag 1: 2 uur Nederlandse taal en 2 uur rekenen per week voor de BOL-opleidingen en 1 uur per week voor de BBL-opleidingen opgenomen in het rooster Drieslag taal en rekenen slag 2: taal en rekenen in vaklessen (in integrale beroepsopdrachten) en stage Drieslag taal en rekenen slag 3:persoonlijke oefening en remediëring bij taal of rekenachterstand; ondersteunende leerlijn 0- en vervolgmetingen om gedifferentieerd onderwijs te kunnen bieden Eén Arcusbrede methode voor taal en rekenen Inrichting en uitvoering pilot-examens taal en rekenen Voorbereiding en implementatie centrale examinering taal en rekenen: inrichting centraal examenbureau voor taal en rekenexamens
Nog niet gerealiseerd
Deels gerealiseerd
Gerealiseerd x
x x
x x x x
11
Scholing taal en rekenen docenten Volgens plan functionerende taal en rekencoaches Informeren van de organisatie door middel van ‘pitstop bijeenkomsten’ taal en rekenen Opsplitsing taal en rekenen in examenregeling in beroepsgericht en generiek volgens voorschrift Inzet van bevoegde taal en rekendocenten Implementatie dyslexiebeleid Implementatie dyscalculiebeleid (beleid is verwoord)
x x x x x x x
Stand van zaken taal- en rekenonderwijs op basis van evaluatie en diverse bronnen
Generieke eisen rekenen en Nederlandse taal (lezen/luisteren) Nederlandse taal 2F Nederlandse taal 3F Rekenen 2F Rekenen 3F
Totaal aantal studenten die deelnamen 441 1037 363 780
Aantal studenten score < 6 73 (16,6%) 486 (46,9%) 180 (49,6%) 562 (72,1%)
Resultaten pilotexamens taal en rekenen 2013-2014 Uit bovenstaande tabel blijkt dat de resultaten op de pilotexamens Nederlandse taal en rekenen voor Arcus reden zijn tot grote zorg. De resultaten van Arcus wijken overigens nauwelijks af van de landelijke resultaten. In het voorjaar 2015 zullen voor de eerste keer op niveau 4 landelijke examens Nederlandse taal plaatsvinden. Vanaf 2016 en/of 2017 zal dit voor rekenen niveau 4 en voor de niveaus 1, 2, 3 Nederlandse taal en rekenen het geval zijn. Gegeven de pilot resultaten lijkt vanaf 2015 een toename van voortijdig schoolverlaten in het laatste jaar van niveau 4 en een sterke daling van de jaarresultaten (bij ongewijzigd beleid) onvermijdelijk. Op de niveaus 1 en 2 zullen de tegenvallende resultaten vanaf 2016 een negatief effect op de doorstroom naar resp. niveau 2 en 3 hebben. Veel studenten zullen genoegen (moeten) nemen met het zogenaamde ‘vakdiploma’. Op niveau 3 zal vanaf 2016 voortijdig schoolverlaten toenemen en zullen de jaarresultaten dalen.
1.1.10 Bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming In de SVI zijn over de BPV geen kritische bewoordingen geuit. In de Job monitor wordt de stage bij Arcus exact even goed beoordeeld als het landelijk gemiddelde (3,6). Vraag Ben je door je school goed voorbereid op je stage/bpv? Had je moeite om een stage-/bpv-plaats te vinden? Helpt de school je bij het vinden van een stage-/bpv-plaats? Leer je op je stage-/bpv-plaats voldoende? Sluit wat je op school leert voldoende aan bij wat je moet kunnen op je stage/bpv? Ben je tevreden over de begeleiding door de school tijdens je stage/bpv?
Arcus 3.3 4.0 4.0 4.1 3.4 3.3
Gem. landelijk 3.4 3.7 3.6 4.1 3.4 3.3
12
Ben je tevreden over de begeleiding door het leerbedrijf tijdens je stage/bpv? Vind je dat jouw begeleider op school en jouw stagebegeleider voldoende contact hebben? Ben je tevreden over de manier van beoordeling van jouw stage/bpv?
3.9 3.1 3.7
3.9 3.1 3.8
Arcus Job monitor 2014 landelijke benchmark Aandachtspunten (want ruim onder het gemiddelde van 3.6) als het gaat om de BPV zijn: contact tussen school en stagebegeleider bedrijf begeleiding door de school tijdens de stage voorbereiding op de stage aansluiting van wat je op school leert bij wat je moet kunnen op de stage Enkele Arcus (sub)afdelingen zitten ruim onder het gemiddelde van 3.6. Het gaat om: Hout- en meubel, niveau 2 en 3 (2,8) Werktuigbouwkunde niveau 2 en 3 (3,2) Facilitaire dienstverlening (3,2) Elektrotechniek niveau 2 en 3 (3,2) Detailhandel en Internationale handel (3.3) Bouwkunde niveau 4 (3.3) Een aantal op de BPV zeer goed scorende Arcus onderdelen zijn: Transwork 2 (4.1) Tandartsassistent (4.2) Mediavormgever niveau 4 (4.3) Doktersassistent (4.0) De BPV is een belangrijk onderdeel van het leerproces. De praktijk is, mits aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan, een ideale leeromgeving. Het is dan ook met name voor de niveau 1- en 2-opleidingen een aderlating, dat door de intensivering van het onderwijs er minder ruimte voor BPV is. De organisatie en aanpak van de BPV verschilt bij Arcus nog per unit en zelfs per afdeling. Met de inrichting van een centraal BPV-bureau bij STIP in de komende jaren, zal de uniformiteit van de BPV bij Arcus verder vorm krijgen.
1.1.11 De onderwijsondersteunende processen De doelstellingen waren voor de direct aan het primaire proces gelieerde ondersteuning: • Inrichting centrale proces ondersteunende unit STIP en Facilitair bedrijf • Centralisatie en standaardisatie van onderwijsondersteunende processen • Procesherinrichting samen met de mensen die in de processen werkzaam zijn • Procesbeschrijving van concrete processen • Keuze van systemen passend bij processen • Kwaliteitszorg ‘ingebouwd’ in de processen • Goede interactie tussen klant en ondersteunend organisatieonderdeel
13
De processen die zijn ingericht en (deels) geïmplementeerd zijn: - intakeproces - verzuimproces - examineringsproces De processen die nog niet zijn ingericht en geïmplementeerd zijn: - bpv proces - begeleidingsproces Bij de herinrichting van de processen is met name het vraagstuk van processturing belangrijk. Dit omdat het bij processen gaat om series van activiteiten die horizontaal (afdeling overstijgend) door de organisatie lopen.
Procesverantwoordelijkheid
processturing
Opmerking In de lijnorganisatie wordt nog niet ten volle de door centralisering van de onderwijsondersteunende processen beoogde ‘ontlasting’ / ‘ontzorging’ gevoeld. Met name op het snijvlak (de overgangen) tussen onderwijsafdelingen en ondersteunende afdelingen, lopen de processen nog niet ‘soepel’ door en is derhalve sprake van wrijving tussen de partijen. Voor de overige ondersteunende diensten, ingericht als ‘stafafdelingen’, geldt dat Arcus nog zoekende is naar de juiste vorm van centralisatie versus decentralisatie: wat zijn de verantwoordelijkheden van de stafdiensten in relatie tot het Arcus uitgangspunt “teams in de lead” en op welke wijze ondersteunen deze diensten de teams optimaal.
14
1.1.12 Professionalisering In onderstaand schema zijn de activiteiten weergegeven die in het kader van professionalisering door Arcus ter hand zijn genomen. Plan Professionaliseringsbeleid MD-traject Strategische personeelsplanning Scholing (cursussen) examenfunctionarissen Scholing (cursussen) mentoraat Scholing LOB Scholing Bevoegd en Bekwaam voor het MBO Implementatie vernieuwde gesprekscyclus Vastgesteld beleid (regeling) LB /LC docent Implementatie LB / LC docent Begeleiding beginnende leraren Inrichting bekwaamheidsdossiers docenten Scholingsplannen per unit
Nog niet gerealiseerd x
Deels gerealiseerd
Gerealiseerd
x x x x x x x x x x x x
Stand van zaken professionalisering op basis van evaluatie en diverse bronnen In 2014 heeft bij Arcus een analyse plaatsgevonden, waarbij door middel van semi-gestructureerde interviews en desk-research gekeken is naar de inhoud en de kwaliteit van de huidige situatie betreffende professionalisering. In het kort zijn de resultaten van deze analyse: een gedragen visie en formeel professionaliseringsbeleid, in lijn met de landelijke professionaliseringsagenda, is nog onvoldoende tot stand gekomen en derhalve onvoldoende bekend bij de units en de medewerkers; informeel bestaan er uiteenlopende opvattingen over de professionalisering bij Arcus; kenmerk hiervan is wel dat vrijwel iedereen het belang hiervan onderschrijft; naast een centraal aanbod van ‘cursussen’, in lijn met de strategische doelstellingen van de organisatie, is de invulling van professionalisering per unit verschillend en krijgt naar eigen inzicht vorm en inhoud; er wordt geen gebruik gemaakt van de nieuwste inzichten en tools over leren binnen organisaties; de in de afgelopen jaren aan de untis toegekende budgetten voor professionaliering worden onderschreden; het afgelopen jaar zelfs met zo’n 50%; de aangeboden professionaliseringsactiviteiten bereiken maximaal zo’n 40% van de docentenpopulatie; er vindt bij Arcus geen systematische registratie en evaluatie van professionaliseringsactiviteiten plaats, waardoor een echte gedegen analyse van de stand van zaken lastig is. SVI 2015 “Er is voldoende aandacht voor scholing. Instellingsbreed zijn onderwerpen bepaald waarop moet worden geschoold, zoals bijvoorbeeld de scholing voor de leden van de examencommissies en 15
andere betrokkenen bij de examinering en trainingen in het kader van passend onderwijs. Binnen de meeste teams wordt op basis van functioneringsgesprekken gekeken naar de individuele scholingsbehoefte van medewerkers. Hier kan nog winst worden behaald door te kijken wat er op teamniveau nodig is aan deskundigheid, afgezet tegen wat er aan deskundigheid van het team als geheel aanwezig is.” Op korte termijn zal er een ‘scan’ worden gemaakt van de huidige situatie van het HR- en professionaliseringsbeleid aan de hand van het analysemodel ‘Weet, denk, doe’ een co-productie van een viertal ROC’s, De Argumentenfabriek (Frank Kalshoven en Anouk Mulder) en MBO15 (Iwan Basoski).
1.2 Regio-analyse in relatie tot studiesucces 1.2.1 De regio Parkstad getypeerd De regio geldt momenteel als een van de meest vergrijzende gebieden van Nederland. In 2006 is ongeveer 1 op de 4 inwoners ouder dan 65 jaar (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op grond van een CBS-prognose (CBS 2006) zal in 2025 ongeveer 1 op de 3 inwoners ouder zijn dan 65 jaar. (zie de grafiek Ontwikkeling bevolkingssamenstelling Pl 2006 - 2025). Voor Nederland ligt het gemiddelde in 2025 op circa 1 op de 4 mensen als 65-plusser (de situatie die in Parkstad Limburg reeds in 2006 ingetreden is). Naast de ontgroening (minder jongeren) en de vergrijzing (meer ouderen) is ook de sterke daling van de groep in de arbeidsproductieve leeftijd 20 tot 60 jaar opmerkelijk. Ook wat betreft de daling van de bevolking loopt de regio voor op de rest van Nederland. De CBSprognose (CBS 2006) gaat uit van een bevolkingsdaling van meer dan 30.000 inwoners in de periode 2006-2025. De daling van het inwonertal is in 1997 ingezet en heeft verstrekkende sociale en economische gevolgen voor de regio. Zie ook de grafiek 'Bevolkingsontwikkeling 2006 - 2025 per grootstedelijke agglomeratie'. Deze grafiek geeft de verwachte ontwikkeling per grootstedelijke agglomeratie weer. De grootstedelijke agglomeratie Heerlen bestaat op grond van de CBS-definitie uit de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Brunssum en omvat niet de gemeenten Simpelveld, Voerendaal en Onderbanken.
16
De arbeidsparticipatie en het opleidingsniveau van de beroepsbevolking in de regio is nog steeds de laagste van Nederland. Het aantal huishoudens met een uitkering is het hoogst van Nederland in het stadsgewest Heerlen (volgens de CBS-definitie van 'stadsgewest Heerlen' is dit het gebied van Parkstad Limburg inclusief Nuth). Ook het aantal mensen werkzaam in de sociale werkvoorziening is in de regio hoger dan elders. De reden hiervan is dat na de mijnsluiting veel oud-mijnwerkers in de sociale werkvoorziening zijn beland. Op de lange termijn blijft de ontwikkeling van de werkgelegenheid volgens de laatste prognose van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI 2006) (voor de periode 2006-2011) achter bij die van de rest van Nederland. Als oorzaak wordt door het CWI de bevolkingsdaling genoemd. Daarnaast heeft naast het lage opleidingsniveau van de beroepsbevolking de voortgaande sanering in de industrie een negatief effect op de economische ontwikkeling. Zuid-Limburg/Parkstad Limburg neemt als krimpgebied met een meer stedelijk karakter een bijzondere positie in Nederland in.
1.2.2 De studentenpopulatie van Arcus College in beeld
Het aantal inschrijvingen is ten opzichte van 2011-2012 met ongeveer 10% teruggelopen van 8024 naar 7244 op 1 oktober 2014. Landelijk (MBO gemiddelde) is de terugloop in dezelfde periode ongeveer 5%. Het aandeel BBL studenten is bij Arcus fors teruggelopen, van 31% in 2011-2012 naar 16,3% op 1 oktober 2014 (49% terugloop). Landelijk is er ook sprake van een terugloop: van 29,6% naar 21,5%, maar deze is met 27% veel kleiner dan de BBL terugloop bij Arcus. Arcus heeft relatief veel niveau 1 en niveau 2 studenten en relatief weinig niveau 3 en 4 studenten. Hierin heeft de laatste jaren wel een verschuiving plaatsgevonden ten faveure 17
van niveau 3 en 4, maar het ligt nog steeds hoger dan gemiddeld in het MBO. Zowel het aandeel als het absolute aantal niveau 1 en 2 studenten is bij Arcus (veel) groter dan bij het andere ROC in de regio Zuid-Limburg: 26,3% aandeel niveau 1 en 2 versus 15,5% aandeel niveau 1 en 2.
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3, 4
Arcus Gem. ROC’s Andere ROC Z-L Arcus Gem. ROC’s Andere ROC Z-L Arcus Gem. ROC’s Andere ROC Z-L
2011/12 7,6% 3,6% 3,0% 27,6% 23,3% 14,3% 64,9% 73,2% 82,7%
2012/13 6,6% 3,5% 2,0% 26,3% 22,6% 13,7% 67,1% 73,9% 84,3%
2013/14 5,2% 3,3% 1,9% 24,6% 21,4% 14,9% 70,2% 75,3% 83,3%
2014/15 3,3% 2,6% 1,8% 23,0% 20,3% 13,7% 73,7% 77,1% 84,5%
MBO instellingsrapportage, 2015
De scores uit de keuzegids VO van de scholen uit de regio Parkstad, die net als de Arcus scores in de keuzegids, eveneens fors lager liggen dan gemiddeld in Nederland, vormen een aanwijzing dat de populatie in de regio Parkstad daadwerkelijk verschilt van de gemiddelde populatie in Nederland. Het aandeel studenten met een hogere vooropleiding (havo/vwo al dan niet met diploma; VMBO gl, tl en kader met diploma) is bij Arcus in de afgelopen jaren meer gestegen dan het landelijk gemiddelde, maar is nog steeds lager dan gemiddeld. Op dit moment bedraagt dit aandeel bij Arcus 60,1% tegen landelijk 64,2%. Het aandeel doorstromers naar een hoger niveau (na behalen van diploma) is bij Arcus vooral het laatste jaar sterker toegenomen dan landelijk, maar is nog steeds lager dan gemiddeld. Bij Arcus bedraagt dit aandeel nu 37,5%, tegen landelijk 41,7%.
2.2.3 Studentenpopulatie in relatie tot studiesucces Uit recent onderzoek naar studentenpopulatie in relatie tot studiesucces (Neuvel, van der Meer, 2014), blijkt dat de aard van de studentenpopulatie in een regio invloed heeft op het studiesucces in een regio. Zo zijn de verschillen in studieresultaten in de roc’s uit de G4 ten opzichte van de studieresultaten in de overige roc’s hoofdzakelijk terug te voeren op verschillen in studentenpopulaties. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat in de roc’s uit de G4 de kwaliteit van het onderwijs structureel minder zou zijn dan in de overige roc’s. Er zijn aanwijzingen (zie hierboven) dat de studentenpopulatie in de Parkstad in Zuid-Limburg, evenals als in de G4, verschilt van de gemiddelde studentenpopulaties in Nederland. Arcus heeft te kampen met vergelijkbare grootstedelijke problemen van een relatief laag opgeleide beroepsbevolking en sociaaleconomische problemen. Dit zou ook bij Arcus gevolgen kunnen hebben voor het studiesucces (gemeten dmv ‘jaarresultaat). Het vergelijken van ROC’s op basis van 18
‘toegevoegde waarde’2 naast de vergelijking van jaar- en diplomaresultaten, zou hier meer inzicht in kunnen geven. Zo is voor acht instellingen in de Randstad al geconstateerd dat ze een laag jaarresultaat hebben en een hoge toegevoegde waarde. Uit de onderzoeken blijkt echter ook dat aandacht geven aan de kwaliteit van onderwijs en aan een adequate zorgstructuur, ook bij een meer problematische studentenpopulatie, positief werkt op het studiesucces. Nader onderzoek is nodig om meer precies te bepalen hoe de kwaliteit van het onderwijs bijdraagt aan betere studieresultaten.
1.2.4 De situatie van het techniekonderwijs in de regio Zuid-Limburg Het (voorbereidend) technisch middelbaar beroepsonderwijs in Zuid-Limburg wordt ernstig bedreigd. Er is sprake van ontgroening en dus van minder studenten. Dat merken VMBO en MBO op dit moment al heel concreet: de techniekopleidingen dreigen leeg te gaan lopen. Bovendien zijn techniekopleidingen kostbaar en is de overheidsbekostiging niet kostendekkend. Daarnaast heeft Zuid-Limburg zoals gezegd, te maken met een vergrijzing van de beroepsbevolking. Bijkomend probleem is dat we op dit moment wellicht jongeren opleiden voor beroepen die morgen niet meer bestaan. Onder invloed van de voortschrijdende technologie (second machine-age) ontstaat een vraag naar nieuwe competenties die ‘flexibele werknemers’ opleveren (zie bij 1.3 Het onderwijs van de toekomst). Onder invloed van de voortschrijdende technologie is er verder een toenemende behoefte aan ‘kenniswerkers’ en ‘mensen’ werkers, en een afnemende behoefte aan routinematige functies, zoals productiewerk. Binnen het bedrijfsleven in Zuid-Limburg is er tegelijkertijd sprake van een groei van het aantal technische functies. Er is kortom sprake van toekomstige personeelstekorten in de techniekbranche en als we niets doen, van (een toenemende) mismatch tussen vraag/behoefte en aanbod op de ZuidLimburgse arbeidsmarkt.
1.3 Ontwikkelingen in het onderwijs Onder invloed van de voortschrijdende technologie (second machine-age) ontstaat een vraag naar nieuwe competenties die ‘flexibele werknemers’ opleveren. Binnen alle functies zullen een aantal kerntaken in principe vergelijkbaar zijn en om andere, nieuwe competenties vragen. Dit pakket van vaardigheden, waarvan in de afgelopen jaren een deel reeds onder de term ‘competentiegericht onderwijs’ in het onderwijs is ingebracht en die voor dat deel ook in de Kapstok 3 zijn opgenomen, wordt ‘21st century skills’ genoemd. Naast taal en rekenen en de kernvakken, zijn de competenties 2
Met toegevoegde waarde wordt gedoeld op wat de school feitelijk toevoegt aan kennis, vaardigheden en gedrag bij de deelnemers, rekening houdend met het instroomniveau. Met andere woorden: het verschil tussen wat de student kan en weet bij aanvang van de opleiding in vergelijking met wat de student kan en weet na diplomering. 19
samenwerken, creativiteit, ict-geletterdheid, communiceren, probleemoplossend vermogen, kritisch denken, en sociale en culturele vaardigheden en een betrokken en ondernemende houding van belang. Uit onderzoek (zie NWO review, Kooman, 2012) is verder gebleken dat naast aandacht voor cognitieve vaardigheden aandacht geven op school aan ‘non-cognitieve’ vaardigheden (sociale en zelfregulerende competenties) voor studenten voordeel oplevert op de arbeidsmarkt en vooral in de maatschappij. Om de leeromgeving voor studenten goed toe te rusten voor de toekomst zijn de volgende zaken van belang: • studenten zijn zoveel mogelijk zelf eigenaar van hun eigen leerproces; • onderwijs speelt in op individuele verschillen; • digitalisering als belangrijke driver van meer gepersonaliseerd onderwijs; • onderwijs heeft hoge verwachtingen van studenten; • er is verbinding met partners in de buitenwereld (ouders, overheden, bedrijven); • er is ruimte voor samenwerkend leren; • studenten vormen met docenten een leergemeenschap; • er ruimte voor de brede opdracht van het onderwijs en de vormende rol van de docent; • 21e century skills en LOB worden geïntegreerd in het onderwijs.
1.4 Onderzoek en good practices Uit veel onderzoek (zie o.m. brief minister ‘Startkwalificatie met perspectief: voor iedereen een passende plek’, 4-3-2014) en good practices in den lande is vastgesteld dat de aangrijpingspunten om rendement te verbeteren, vsv te verlagen en studenttevredenheid te verbeteren liggen op het terrein van de ‘interactie’ met de student: ‘de student in beeld’. De uit onderzoek steeds naar voren komende aangrijpingspunten hiervoor zijn: • Kwaliteit van het onderwijs – didactiek, begeleiding • Overstap V(S)O-MBO en MBO-MBO, intake • Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) / keuzeproces • Verzuim aanpak • Aandacht voor taal en rekenonderwijs Daarbij blijkt ook de leraar-student relatie van groot belang. Uit internationaal onderzoek blijkt dat studenten beter presteren op school als ze een positieve relatie met hun leraar hebben. Leraar-studentrelaties zijn vooral belangrijk voor de betrokkenheid en prestaties van studenten uit hogere groepen of klassen en voor studenten uit een laag sociaaleconomisch milieu. Negatieve relaties met de leraar bleken verder een sterkere (ongunstige) impact te hebben op jongeren met leerproblemen dan op andere jongeren. Persoonlijke relaties zijn ook van belang voor docenten. Leerkrachten ontlenen voldoening en zingeving aan persoonlijke relaties met studenten, terwijl ongunstige relaties negatieve emoties
20
oproepen. Niet probleemgedrag in het algemeen, maar gedrag dat leidt tot een conflictueuze relatie met de leraar, draagt vermoedelijk vooral bij aan werkstress.
1.5 Conclusies / aangrijpingspunten voor het kwaliteitsplan Uit de bovenstaande integrale kwaliteitsanalyse tekent zich een beeld af dat als aangrijpingspunt voor het kwaliteitsplan dient.
Rendement Hoewel de jaarresultaten in de afgelopen jaren zijn gestegen en het percentage vsv-ers ten opzichte van 2005-2006 bij Arcus sterk is gedaald, blijven de jaarresultaten (10%) en percentages voortijdig schoolverlaten (15%) achter bij het landelijk gemiddelde. Vooral de resultaten op niveau 1 zijn zorgelijk. Dat is overigens in het hele land zo. Uit de cijfers blijkt dat langer dan 1 jaar doen over de niveau 1 opleiding, in veel gevallen toch niet leidt tot een succesvolle afsluiting van de opleiding. De BBL resultaten fluctueren over de jaren heen sterk en beïnvloeden de totaalresultaten in die zin behoorlijk. De BOL resultaten zijn door de jaren heen over het algemeen meer stabiel en licht stijgend. Arcus behaalt minder goede resultaten bij hoger opleiden (havo, vwo), heeft minder doorstroom van niveau 4 naar HBO en realiseert minder kwalificatiewinst dan het MBO gemiddelde. Onder invloed van de voortschrijdende technologie is er daarnaast echter een afnemende behoefte aan routinematige functies, zoals productiewerk. Dat betekent dat we moeten streven naar een zo hoog mogelijk opleidingsniveau voor iedereen. De resultaten van de Arcus sector Techniek, in combinatie met de problematiek in de regio rond techniek, vragen om een fundamentele herinrichting van het techniekonderwijs. Een speciaal punt van aandacht in relatie tot rendement en voortijdig schoolverlaten vormen de resultaten op de pilotexamens Nederlandse taal en rekenen. Deze zijn reden tot grote zorg. Vanaf 2015 zullen deze resultaten n.l. gevolgen hebben voor het studiesucces (jaarresultaten en vsv) en de doorstroom van niveau 1 naar 2 en van niveau 2 naar 3.
Staat van de Instelling (Inspectie) en JOB monitor De uitslagen van de JOB monitor over 2013 (= JOB 2014) laten een iets stijgende studenttevredenheid zien. De onderdelen waarover de studenten bij veel afdelingen van Arcus minder tevreden zijn, zijn de informatievoorziening, de ‘lessen’ en (elementen van) de begeleiding. Hoewel het kwaliteitszorgsysteem op orde is, trof de inspectie nog te weinig de effecten hiervan aan, in de zin van verbeterde resultaten. Hoewel een lineair verband tussen kwaliteit van onderwijs en studiesucces door de inspectie niet concreet gelegd kon worden, doet de inspectie in dit verband de volgende aanbevelingen:
21
• • • • • •
doelen specifiek en meetbaar formuleren; sterkere focus op resultaten in (dialoog met) de teams. meer diepgang, scherpte en opbrengstgerichtheid bij analyseren van de oorzaken, vooral door de teams zelf; verbetermaatregelen nauwkeuriger monitoren; didactisch handelen en studieloopbaanbegeleiding kunnen nog winnen aan kwaliteit; besteed aandacht aan deskundigheden van de docenten, zeker in relatie tot het strategische uitgangspunt ‘Arcus is nooit vol’.
Relatie tussen onderwijskwaliteit en rendement Voldoende onderwijskwaliteit leidt niet vanzelf tot voldoende rendement. Wellicht dat ook de studentenpopulatie in de Parkstad in Zuid-Limburg hier voor een deel debet aan is. Uit onderzoeken blijkt echter ook dat in dat geval meer aandacht geven aan de kwaliteit van onderwijs en aan een adequate zorgstructuur, bij een meer problematische studentenpopulatie, een positief effect kan hebben op het studiesucces. Nader onderzoek is nodig om meer precies te bepalen hoe de kwaliteit van het onderwijs bijdraagt aan betere studieresultaten. Uit onderzoek en good practices komt naar voren dat kritische succesfactoren om rendement te verbeteren, vsv te verlagen en studenttevredenheid te verbeteren liggen op het terrein van de ‘interactie’ met de student: ‘de student in beeld’ en de student-leraar relatie. Dat staat in directe relatie met de kwaliteit van het leraarschap. Ook uit onze eigen analyse komt naar voren dat hier voor Arcus aandachtspunten liggen. Daarnaast blijkt dat in de afgelopen jaren door Arcus gemaakte plannen voor verbetering nog onvoldoende gerealiseerd zijn. Dat wordt mede veroorzaakt door het geconstateerde gebrek aan (scherp) monitoren van verbetermaatregelen. De kapstok 3 is nog niet in de volle breedte geïmplementereerd. Hoewel professionalisering in de jaarplannen van Arcus prioriteit heeft en er zeker wel aandacht gegeven is aan scholing (losse cursussen), is van een gerichte en gedragen aanpak, op basis van de in het bestuursakkoord professionalisering gegeven doelstellingen, nog onvoldoende sprake. Daarnaast zal Arcus zich, om het studiesucces en het succes in de maatschappij van haar studenten te waarborgen, zich rekenschap moeten geven van de toekomstige ontwikkelingen in de maatschappij die consequenties hebben voor het onderwijs. De onderwijsvisie en het onderwijsconcept met Integrale beroepsopdrachten als rode draad biedt hiervoor een stevige basis. Integrale beroepsopdrachten zijn bij uitstek geschikt voor gepersonaliseerd onderwijs en integratie van ‘21e century skills’.
1.6 Positionering en tot stand koming van het kwaliteitsplan Het kwaliteitsplan vormt de eerste stap van een traject naar het strategisch beleid voor de jaren 2016-2020. Het kwaliteitsplan is tot stand gekomen met input die vanuit studenten, docenten, 22
management, stakeholders en inspectie in het afgelopen jaar geleverd is ten aanzien van de kwaliteit van onderwijs en de discussies die daarover in het afgelopen jaar met deze partijen zijn gevoerd. Naar aanleiding van een eigen gecombineerde eerdere analyse van de jaarresultaten, vsv-cijfers en studenttevredenheid (in juni 2014), was reeds een analyse in de teams in gang gezet. De resultaten hiervan zijn eveneens als input gebruikt voor de totstandkoming van dit kwaliteitsplan. In het Arcus jaarplan 2015 is reeds verwoord waar de focus voor de komende jaren ligt: “Het gaat (…) om het echt uitvoeren van bekende succesfactoren: we plaatsen je meteen goed als je afwezig bent missen we je we kennen je we laten je niet los” In het concrete proces van de tot stand koming van dit kwaliteitsplan in de afgelopen maanden, zijn de volgende partijen betrokken: Klankbordgroep kwaliteitsplan met afvaardiging uit elke unit Het Arcus Managementteam STIP (STudenten Informatie Punt) De dienst P&O De Expertisegroep Onderwijs (EOS) De Studentenraad De Ondernemingsraad MBO in bedrijf De Onderwijscommissie van de Raad van Toezicht Het College van Bestuur In het vervolgtraject (de implementatie van dit plan), is het College van Bestuur gestart met bezoeken aan alle onderwijsteams om met hen de dialoog te voeren over de uitvoering van het kwaliteitsplan en de rol van de teams daarin. Verder zijn er in de maanden april en mei 2015 acht ‘dialoogsessies’ gepland waarin het CvB de organisatie uitnodigt met hen en met elkaar in dialoog te gaan over de kwaliteit van ons onderwijs.
23
2. Kwaliteitsplan 2.1 Uitgangspunten Op basis van de (conclusies uit de) integrale kwaliteitsanalyse, de regioanalyse en de toekomstige ontwikkelingen kunnen de onderwijsdoelstellingen voor de komende vier jaar worden bepaald. De ‘overall’ doelstelling voor de komende vier jaar is het realiseren van een verbetering van het studiesucces en het verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten, zodanig dat de resultaten van Arcus in lijn komen met het landelijke gemiddelde. De analyse van Arcus is dat voldoende onderwijskwaliteit niet vanzelf leidt tot voldoende rendement. Ook door de inspectie kon een lineair verband tussen kwaliteit van onderwijs en studiesucces niet concreet gelegd worden. Voldoende onderwijskwaliteit is wellicht in onze situatie niet voldoende om resultaten op het landelijk gemiddelde te behalen. Gegeven de regionale problematiek in combinatie met de maatschappelijke functie die Arcus voor zichzelf ziet, betekent dit dat er hoge eisen worden gesteld aan de deskundigheid van de onderwijsteams. De specifieke deskundigheden van de docenten zullen toereikend moeten zijn om studenten op alle niveaus zo efficiënt mogelijk aan een diploma te helpen. Naar onze mening is het nodig om de door ons geformuleerde doelstellingen m.b.t. rendement en VSV te realiseren, dat de gehele organisatie meer in stelling wordt gebracht om de kwaliteit van ons onderwijs te verbeteren. De sleutel daartoe ligt bij de onderwijsteams en de kwaliteit van de Arcusmedewerkers. De kwaliteitszorg is bij Arcus voldoende ontwikkeld en ook de kwaliteit van de examinering is voldoende. Wij willen op deze terreinen die voldoende beoordeling graag vasthouden, maar zijn van mening dat om de rendementen te verbeteren, de focus in de komende jaren moet liggen op de kwaliteit van het onderwijs. Dus moeten wij echt werk maken van het “in the lead” zetten van de docententeams. Wij maken dat zichtbaar door de organisatie te kantelen via het volgende beeld.
24
In het plaatje willen wij tot uiting brengen dat College, management en staf moeten denken en handelen vanuit het belang van het onderwijs en de facilitering en ontlasting van de onderwijsteams. Wij willen het management toerusten om de teams mede in positie te brengen en wij zullen van de stafdiensten vragen om zich bij alles wat zij doen te vraag te stellen: ”waarom is dit goed voor het onderwijs?” Wij gaan de dialoog aan met de teams en we faciliteren via hulp bij de zelfevaluatie, een teamscan en een professionaliseringsaanbod dat aansluit bij de vragen van de teams en resultaten van de externe audits. Dit met het doel om de teams en dus het onderwijs de gewenste resultaten te laten behalen. De onderwijsteams hebben de ruimte om aan te geven hoe zij de gestelde onderwijsdoelen gaan realiseren. Zij zijn daarbij begrensd door de wettelijke kaders en door onze gezamenlijke onderwijsvisie, vastgelegd in ‘kapstok 3’. Wij verwachten daarbij van de teams een scherpe zelfevaluatie, duidelijke (meetbare) en evalueerbare teamdoelstellingen en daaraan gerelateerd, een werkverdeling, die de basis legt voor onderwijskwaliteit en een scholingsplan, dat past bij de teamdoelen. De doelstellingen op het niveau van rendement, voortijdig schoolverlaten en studenttevredenheid zijn leidend. De gezamenlijke kaders voor goed onderwijs zijn verwoord in de kapstok 3. De doelstellingen en activiteiten en te zetten stappen die in het vervolg van dit kwaliteitsplan bij de verschillende onderdelen staan en die helpen om deze leidende doelstellingen te bereiken, vormen een keuzemenu waaruit de teams op basis van hun analyse keuzes maken en hun prioritering aanbrengen. De keuzes zijn niet vrijblijvend, zij moeten gebaseerd zijn op de zelfevaluaties en leggen derhalve de relatie met de verbetering van de onderwijskwaliteit. We monitoren de ontwikkeling van rendementen en voortijdig schoolverlaten en we willen van de teams zien, dat ze hun plannen uitvoeren (‘afmaken van de PDCA cyclus). Het kwaliteitsplan is niet vrijblijvend. In het plaatje op de volgende pagina is in beeld gebracht waar onze focus in de komende jaren ligt.
25
regio problematiek DE SITUATIE
WAT
resultaten blijven achter
de toekomst stelt eisen
VSV
jaarresultaat
teams in the lead
HOE
interactie met leerlingen
uitvoering PDCA cyclus
professionaliseren
RESULTAAT
faciliteren
Goed onderwijs Verbeterde resultaten
verbetering onderwijskwaliteit in beeld
26
2.2 De thema’s en doelstellingen Onderstaand zijn de Arcus doelstellingen op de overall thema’s studiesucces, voortijdig schoolverlaten en studenttevredenheid geformuleerd. Vervolgens zijn de Arcus doelstellingen weergegeven op die thema’s waaraan wij willen werken om het studiesucces te verbeteren. Hiervoor zijn de kapstok 3 en met name de voorgaande analyse van de kwaliteit van onderwijs als uitgangspunt genomen. Op basis van de zelfevaluatie op onderstaande thema’s naar de mate waarin een team de doelstellingen reeds heeft gerealiseerd, bepaalt het team de prioriteiten en de manier waarop het team de doelstellingen (binnen de gegeven kaders) wil gaan bereiken. Dat resulteert in een jaarplan per team, waarin de doelstellingen voor dat team voor het komende jaar zijn opgenomen. De mate waarin de resultaten behaald zijn, wordt gemonitord. De manier waarop dat gebeurt is onderstaand, onder het thema ‘Verbetering uitvoering PDCA cyclus’ opgenomen.
2.3 Financiering De inspanningen die Arcus levert om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, worden door het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) ondersteund met een investeringsbudget (en een resultaatafhankelijk budget). Deze aanvulling op de bekostiging die voor het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs is bedoeld, betreft een nieuw beleidsinstrument. De aanvulling op de (reguliere) bekostiging wordt ingezet om de onderwijskwaliteit verder te verhogen aan de hand van een aantal landelijk vastgestelde beleidsthema’s: professionalisering (ook van examenfunctionarissen), taal en rekenen, kwaliteit van de beroepspraktijkvorming (bpv), excellentie, voortijdig schoolverlaten (vsv), waaronder de kwetsbare jongeren vallen, en studiesucces. Omdat in de afgelopen jaren ook al (op andere manieren) door de minister geïnvesteerd is in het MBO (taal en rekengelden, stageboxgelden, vsv middelen, professionaliseringsgelden) is deze aanvulling op de bekostiging ten opzichte van de totale ontvangen middelen van de afgelopen jaren, voor een groot deel (€ 1.900.000) niet echt extra, maar anders gerubriceerd geld door de minister. Bij Arcus is een deel van de ‘extra middelen’ door middel van het interne allocatiemodel in 2015 bewust al in de ‘reguliere’ begroting meegenomen, zodat de onderwijsteams goed worden gefaciliteerd ten behoeve van het kunnen realiseren van onderwijskwaliteit. Arcus hanteert allocatieregels waarbij (op basis van het aantal bekostigbare studenten) de teams naar de aard van hun studentenpopulatie en problematiek, gefaciliteerd worden via de (interne) allocatie van middelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar niveau van de opleiding, eerste leerjaar versus volgende leerjaren, benodigde inzet voor onderwijstijd, voor BPV-begeleiding en mentoraat.
27
Sommige opleidingen krijgen intern een hogere factor omdat er een grote praktijkcomponent is, dan wel sprake is van extra begeleiding. Zo wordt bijvoorbeeld In de (interne) bekostigingsfactor voor teams (afdelingen) uitgegaan van een gemiddelde groepsgrootte van 15 studenten op niveau 1, 18 studenten op niveau 2 en 24 studenten op niveau 3 en 4. Voor taken als Taal & Rekenen, Passend Onderwijs en Professionalisering, zijn daarnaast in de lopende begroting 2015 extra gelden ingezet als vervolg op de in vorige jaren gestarte kwaliteitsslag en de in dit kader opgestelde implementatieplannen. Het Arcus allocatiemodel zal in de komende jaren worden voortgezet. Hiermee worden zoals gezegd de teams naar de aard van hun studentenpopulatie en problematiek, gefaciliteerd om goed onderwijs te kunnen geven, inclusief de mentoraatfunctie en de bpv-begeleiding. In dit kwaliteitsplan is gekozen voor het uitgangspunt dat de onderwijsteams de ruimte hebben om aan te geven hoe zij de gestelde doelen op het gebied van rendement, voortijdig schoolverlaten en studenttevredenheid gaan realiseren en welke facilitering zij daarvoor nodig hebben. Hiertoe stellen de onderwijsteams zelf analyses op (in de zelfevaluatie) en jaarplannen met concrete meetbare doelen op de eerder genoemde thema’s. Deze analyses en jaarplannen zijn de basis voor de verdeling van de beschikbare extra financiële middelen, te besteden in 2016 en latere jaren. Dit kan betekenen dat de besteding en verdeling van de beschikbare extra middelen, ook de taal en rekengelden, de gelden voor passend onderwijs en de nog beschikbare professionaliseringsgelden, anders geschiedt dan in 2015. In de voortgangsrapportages zal hieromtrent verantwoording worden afgelegd. De gelden voor excellentie (voor Arcus maximaal € 360.000) worden (hier bovenop) toegekend aan de ingediende projecten als deze worden goedgekeurd. Naast het hier genoemde investeringsbudget en resultaatafhankelijk budget dat door de minister wordt toegekend, worden in 2015 en 2016 nog de z.g. Regionale Programmagelden VSV en de Plusgelden beschikbaar gesteld, ten behoeve van het verder terugdringen van vsv in de regio. Dit op basis van een door VO, MBO en gemeentes getekend ‘VSV-convenant’ met de minister. Voor de regio Parkstad (VO en MBO) is inclusief de plusgelden in 2015 en 2016 jaarlijks een bedrag van € 600.000 beschikbaar. Waarschijnlijk worden deze gelden na 2016 ook nog beschikbaar gesteld.
28
2.4 Studiesucces als overall doelstelling Verbeteren van het rendement, terugdringen van voortijdig schoolverlaten en verbeteren van de studenttevredenheid zijn de leidende doelstellingen bij Arcus (het ‘wat’). Arcus heeft zich tot doel gesteld op deze terreinen op het landelijk gemiddelde te scoren. Vooralsnog zijn hiertoe de onderstaande doelen gesteld. Overall thema: Studiesucces, voortijdig schoolverlaten en studenttevredenheid Deelonderwerp Jaarresultaat VSV-cijfer Rapportcijfer (opleiding)
Doelstelling/resultaat (van 65,8 % naar) 72 % (van 6,08 % naar) 5,2 % (van 6,9 naar) 7,1
Stappen/activiteiten Zie hieronder Zie hieronder Zie hieronder
Periode 2015 t/m 2018 2015 t/m 2018 2015 t/m 2018
Van de doelstellingen en activiteiten en te zetten stappen die bij de onderstaande thema’s staan en die helpen om deze leidende doelstellingen te bereiken, zijn enkele activiteiten gebaseerd op Arcusbrede keuzes en prioritering, maar vormt het merendeel een keuzemenu waaruit de teams op basis van hun analyse (de zelfevaluatie) keuzes maken en hun prioritering aanbrengen. Om die reden zijn in de meeste gevallen geen prioritering, periode en kosten per deelonderwerp weergegeven.
2.5 Terugdringen van voortijdig schoolverlaten / aanpak kwetsbare jongeren Thema: Voortijdig schoolverlaten / kwetsbare jongeren Deelonderwerp Overstap V(S)O-MBO en MBO-MBO
Doelstelling/resultaat Alle studenten in beeld in de overgang van VO naar MBO en MBO-MBO
Stappen/activiteiten Uitvoering (regionaal) project “Elke student in beeld” (mbv Intergrip) module ‘Overstap VOMBO’ en module ‘Digitaal Doorstroom
Prioriteit Periode Arcus 2015 2016 2017
Kosten € 480.000 Parkstad € 160.000 per jaar Financiering uit 29
Dossier’ en module ‘MBO-MBO’
Aantoonbaar gebruik van de VO en intake informatie over studenten in het onderwijsproces. Interne overstap LOB leerlijn VO-MBO
Verzuimaanpak
Ongediplomeerden
Alle studenten in beeld in de overgang van MBO-MBO intern Realisatie van een doorlopende LOB leerlijn van VO naar MBO in de regio Parkstad op basis van de 5 loopbaancompetenties
100% signalering: elke student is aanwezig bij alle onderwijsactiviteiten; iedere afwijking hierop wordt geregistreerd (in Eduarte) 100% opvolging op basis van signalering binnen 2 dagen 100% melding en inhoudelijk correct bij DUO waar dat vereist is Alle ongediplomeerden op een voor hen passende (vervolg)plek.
Digitaal beschikbaar maken van de informatie in Eduarte; de mentor gebruikt de informatie in de mentorgesprekken en deelt de informatie met het docententeam. Herinrichting van dit proces en consequente uitvoering van het proces door betrokkenen Uitvoering (regionaal) project “Doorlopende LOB leerlijn”
Regionale Programmagelden VSV Parkstad
Arcus
2015 2016
€ 260.000 Parkstad € 130.000 per jaar Financiering uit Regionale Programmagelden VSV Parkstad
Arcus
2015 2016
Financiering (deels) uit Regionale Plusgelden Parkstad
Uitvoering absentiesignalering en registratie in de ‘klas’; de docent is verantwoordelijk voor signalering en registratie Uitvoering ‘lik op stuk’ beleid; nabellen bij afwezigheid; opvolging is verantwoordelijkheid van de mentor Melding is de verantwoordelijkheid van de mentor; STIP ondersteunt. Inrichting en implementatie gezamenlijke trajecten V(S)O, PRO en MBO mbt ‘Voordeel’ en Entree opleiding en toeleiding naar werk. Inrichting en implementatie gezamenlijke trajecten gemeente(s) en MBO voor
30
BBL
Terugdringen vsv en verbeteren jaarresultaten bij BBL; stabilisering vsv en jaarresultaten BBL
‘voortraject’ en Entree en toeleiding naar werk. Duidelijkheid over wens diplomering vooraf; herinrichting intakeproces BBL, duidelijke afspraken met bedrijven, vangnet als bedrijf ‘ermee stopt’ en monitoring voortgang.
2.6 Verbeteren onderwijsproces (didactiek, begeleiding) Thema: Verbeteren onderwijsproces (didactiek en begeleiding) Deelonderwerp Didactiek en klassenmanagement
LOB
Doelstelling/resultaat Aantoonbaar verbeterde didactiek en klassenmanagement in de klas bij alle soorten onderwijs (IBO’s, lintlessen, LOB) Studenten tevreden (JOB, panel, …) LOB (5 loopbaancompetenties) geïntegreerd in het onderwijsproces Studenten tevreden (JOB, panel,…)
21e century skills
21e century skills geïntegreerd in het onderwijsproces
Passend onderwijs / differentiatie
Passend onderwijs geïmplementeerd; omgaan met verschillen in de klas
Stappen/activiteiten Programma van eisen / didactisch ‘model’ 0-meting huidige situatie Implementatie didactisch ‘model’ Inzet professionaliseringstrajecten waar nodig Monitoring en verbetertrajecten (zie PDCA) Programma van eisen / LOB ‘handvatten’ 0-meting huidige situatie Inzet professionaliseringstrajecten waar nodig Monitoring en verbetertrajecten (zie PDCA) Programma van eisen/handvatten/richtlijnen Inzet professionaliseringstrajecten Monitoring en verbetertrajecten (zie PDCA) Programma van eisen/handvatten/richtlijnen Inzet professionaliseringstrajecten
Prioriteit Periode
Kosten
31
Roostering
hanteerbaar voor docenten; studenten 90% tevreden over aanpassingen (JOB, panel,…) Het rooster voldoet (aantoonbaar) aan de eisen zoals verwoord in de Kapstok 3 en de vastgestelde roostercriteria. Studenten zijn tevreden over roostering Arcus (JOB, panel…)
Monitoring en verbetertrajecten (zie PDCA)
Meting/audit huidige stand van zaken Inzetten verbetertrajecten (zie PDCA) Monitoren verbetertrajecten
2.7 Bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming Thema: Bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming Deelonderwerp Voorbereiding stage
Doelstelling/resultaat Studenttevredenheid (JOB) van 3.3 naar 3.5
Begeleiding door school
Studenttevredenheid (JOB) van 3.3 naar 3.5
Aansluiting stageschool (curriculum)
Studenttevredenheid (JOB) van 3.4 naar 3.5
Contact schoolstagebedrijf
Studenttevredenheid (JOB) van 3.1 naar 3.5
Stappen/activiteiten 0-meting huidige stand van zaken/audit Beschrijving, herinrichting en verbeterde uitvoering proces voorbereiding stage 0-meting huidige stand van zaken/audit Beschrijving, herinrichting en verbeterde uitvoering proces begeleiding door school 0-meting huidige stand van zaken/audit Beschrijving, herinrichting en verbeterde uitvoering proces aansluiting stage-school 0-meting huidige stand van zaken/audit Beschrijving, herinrichting en verbeterde uitvoering contact school-stagebedrijf
Prioriteit Periode
Kosten
32
Bureau werk en stage
Ingericht centraal bureau werk en stage (STIP) naar voorbeeld van ‘bureau werk en stage’ techniek
Opdracht aan STIP tot inrichting BPV bureau; procesbeschrijving; functionele verdeling taken onderwijsteams en taken STIP in dit kader.
2.8 Intensivering van het taal- en rekenonderwijs Thema: : Intensivering taal- en rekenonderwijs Deelonderwerp Overall
3-slag: slag 1
3-slag: slag 2 3-slag: slag 3
Taal en rekencoaches
Scholing
Doelstelling/resultaat Geen uitval door niet halen taal- en reken examen; verbetering resultaten tov pilotexamens Taal en rekenen als lintlessen: minimaal 1,5 klokuur/wk in de BOL en minimaal 1 klokuur/wk in de BBL Taal en rekenen geïntegreerd in Integrale beroepsopdrachten (IBO’s) Geïmplementeerde persoonlijke oefening en remediëring taal en rekenen (voor studenten met taal en rekenachterstand) Volgens plan functionerende taal en rekencoaches Alle taal en reken coaches en
Stappen/activiteiten Adequate voorbereiding: zie hieronder
Prioriteit Periode
Kosten
In het rooster opnemen en bemensen met bevoegde docenten van taal en rekenlessen. Taal en rekenopdrachten ontwikkelen / inkopen en inpassen binnen de IBO’s Inrichten en uitvoeren van taal en rekenonderwijs voor studenten met taal en rekenachterstand. 0-meting stand van zaken Definiëren ist-soll Verbetertraject inzetten en monitoren Ontwikkeling / inkoop scholingstrajecten
33
Bevoegde taal en rekendocenten Dyslexie en dyscalculie beleid
docenten taal en rekenen hebben (bij) scholing gevolgd Inzet van (voor het vak dat ze geven) bevoegde taal- en rekendocenten Geïmplementeerd dyslexie en dyscalculiebeleid Studenten zijn er tevreden over
Uitvoering scholingstrajecten 0-meting huidige stand van zaken Definiëren ist-soll Verbetertraject inzetten en monitoren Inrichten processen en uitvoeren processen Informatievoorziening aan docenten en studenten Monitoren voortgang implementatie
2.9 Onderwijsontwikkeling: invoering nieuwe kwalificatiedossiers Thema: Invoering nieuwe Kwalificatiedossiers Deelonderwerp Nieuwe KD’s 1e jaar
Doelstelling/resultaat Curricula 1e jaar gereed en geïmplementeerd, volgens onderwijsmodel Kapstok (IBO’s) en LOB geïntegreerd
Stappen/activiteiten Curriculumontwikkeling grofontwerpen hele opleiding en fijnontwerpen 1e jaar (incl definiëren keuzedelen per opleiding)
Prioriteit Periode Arcus 2015
Nieuwe KD’s 2e jaar
Curricula 2e jaar gereed en geïmplementeerd, volgens onderwijsmodel Kapstok (IBO’s) en LOB geïntegreerd Keuzedelen 2e jaar voor alle opleidingen zijn gereed en
Curriculumontwikkeling fijnontwerpen 2e jaar
Arcus
2016
Ontwikkeling keuzedelen 2e jaar
Arcus
2016
Keuzedelen 2e jaar
Kosten Financiering uit reguliere begroting en extra middelen onderwijsontwikkeling Financiering uit reguliere begroting en extra middelen onderwijsontwikkeling
34
e
Nieuwe KD’s 3 jaar
Keuzedelen 3e jaar
geïmplementeerd Curricula 3e jaar gereed en geïmplementeerd, volgens onderwijsmodel Kapstok (IBO’s) en LOB geïntegreerd Keuzedelen 3e jaar voor alle opleidingen zijn gereed en geïmplementeerd
Curriculumontwikkeling fijnontwerpen 3e jaar
Arcus
2017
Ontwikkeling keuzedelen 3e jaar
Arcus
2017
Financiering uit reguliere begroting en extra middelen onderwijsontwikkeling
2.10 Herinrichting techniekonderwijs Toelichting: Het (voorbereidend) technisch middelbaar beroepsonderwijs in Zuid-Limburg wordt ernstig bedreigd. Er is sprake van krimp in studenten. Dat merken vmbo en mbo op dit moment al heel concreet: de techniekopleidingen dreigen leeg te gaan lopen. Bovendien zijn techniekopleidingen kostbaar en is de overheidsbekostiging niet kostendekkend. Daarnaast heeft Zuid-Limburg te maken met een vergrijzing van de beroepsbevolking. Terwijl er sprake is van een groei van het aantal technische functies bij het bedrijfsleven. Er is kortom sprake van toekomstige personeelstekorten in de techniekbranche en van (een toenemende) mismatch op de Zuid-Limburgse arbeidsmarkt. Bijkomend probleem is dat we op dit moment wellicht jongeren opleiden voor beroepen die morgen niet meer bestaan. Onder invloed van de voortschrijdende technologie (second machine-age) ontstaat een vraag naar nieuwe competenties die ‘flexibele werknemers’ opleveren en er is verder een toenemende behoefte aan ‘kenniswerkers’ en ‘mensen’ werkers, en een afnemende behoefte aan routinematige functies, zoals productiewerk. Samenwerking en afstemming tussen de roc’s op Zuid-Limburgse schaal (horizontaal) en tussen de vo-scholen, roc’s en het hbo (verticaal) én het bedrijfsleven, waarbij opleidingen in toenemende mate als instrument voor mobiliteit en duurzame inzetbaarheid dienen, is noodzakelijk om dit tij te keren.
35
Door de onderwijsinstellingen in Zuid-Limburg is een besluit genomen over de gezamenlijke inrichting van het technisch beroepsonderwijs in twee doorlopende vmbo-mbo leerlijnen: de vakmanschapsroute en de technologieroute. Deze onderwijsroutes worden in geheel Zuid-Limburg op een gelijkvormige wijze opgezet en ingericht in de drie deelregio’s Sittard-Geleen, Parkstad en Maastricht. Het doel is de realisatie van kwalitatief hoogwaardige, innovatieve (toekomstbestendige) techniekopleidingen, optimaal afgestemd op het regionale bedrijfsleven, die in een situatie van krimp en afnemende belangstelling voor techniek meer jongeren voor het techniekonderwijs trekken en een hoog diplomarendement opleveren.
Thema: Herinrichting techniekonderwijs in de regio Deelonderwerp Opleidingenaanbod
Instroom
Doorstroom beroepskolom
Aansluiting onderwijsbedrijfsleven
Doelstelling/resultaat In stand houden van een breed aanbod van technische opleidingen, financieel verantwoord, met de best mogelijke voorzieningen om over de volle breedte goed technisch beroepsonderwijs te realiseren. Verhoging van de instroom van nieuwe studenten naar het technisch onderwijs in de regio. Het gaat zowel om instroom van jongeren als zijinstroom. Een verbetering van de kwaliteit en de doorstroommogelijkheden in de beroepskolom van het technisch onderwijs (VMBO-MBO-HBO). Een verbetering van aansluiting van het onderwijsaanbod op de vraag
Stappen/activiteiten Curriculumontwikkeling vakmanschapsroute en technologieroute samen met vmbo en mbo in de regio Zuid-Limburg
Prioriteit Periode Arcus 2015 2016 2017 2018
Ontwikkelen van toeleidingstrajecten en zijinstroomprogramma’s naar techniekonderwijs (vakmanschaps- en technologieroute)
Arcus
2015 2016 2017 2018
Doorlopende leerlijnen door inrichting en implementatie vakmanschapsroute en technologieroute
Arcus
Betrekken bedrijfsleven bij onderwijsontwikkeling (en uitvoering)
Arcus
2015 2016 2017 2018 2015 2016
Kosten Financiering uit reguliere begroting, extra middelen vanuit deelnemende onderwijsinstellingen, Zuid-Limburgs bedrijfsleven en vanuit subsidie (bv RIF, TIB, provincie)
36
vanuit het bedrijfsleven in zowel bol als bbl.
vakmanschaps- en technologieroute.
2017 2018
2.11 Professionalisering en facilitering Professionaliseringdoelen gegeven door ministerie OCW vergroten professionalisering bestuur en vergroten professionele cultuur; vergroten kwaliteitsontwikkeling onderwijsteams versterking onderwijskundig leiderschap de (professionaliserings)basis op orde brengen versterken van de professionaliteit van de (individuele) medewerker Thema: Professionalisering Deelonderwerp Doelstelling/resultaat Professionaliseringbeleid Beeld van stand van zaken adhv ‘Weet, denk, doe’ (Snel professionaliseren in het MBO) Gedragen professionaliseringsbeleid Volgende fase van professionalisering
Bereiken van volgende fase van professionalisering
Bekwaamheidsdossiers (lerarenregister)
Elke medewerker heeft een bekwaamheidsdossier
Stappen/activiteiten Uitvoeren 0-meting en ontwikkeling (in welke fase bevindt Arcus zich mbt professionalisering?) Professionaliseringsbeleid op basis daarvan ontwikkelen. Beschrijven interventies en uitvoering interventies om in volgende fase te komen.
Prioriteit Periode Arcus 2015 2016
Arcus
Kosten
2015 2016 2017
Opstellen format bekwaamheidsdossier en Arcus eisen voor permanente educatie Invoering bekwaamheidsdossier
37
Opleidingsplannen per unit
Elke unit heeft een opleidingsplan gelieerd aan strategische doelen Arcus
Ist (0-meting) en soll beschrijven Opleidingsplan op basis daarvan Uitvoering opleidingsplan (monitoring)
Strategisch personeelsbeleid en planning MD-traject
Er is een strategische personeelsplanning voor de komende 5 jaar. MD-traject wordt uitgevoerd voor alle managementlagen
Ontwikkelen van strategische personeelsplanning voor de komende 5 jaar.
Arcus
2015 2016
Uitvoering MD traject
Arcus
2015 2016 2017 2018
Regeling LB/LC docent
Geïmplementeerde regeling LB/LC docent Alle beginnende docenten worden volgens plan begeleid.
Implementatie en uitvoering regeling LB/LC docent Ontwikkelen begeleidingstraject beginnende docenten Uitvoeren begeleidingstraject beginnende docenten
Doelstelling/resultaat Verbetering ondersteuning Gevoelde ‘ontlasting’ en ‘ontzorging’ bij onderwijsteams
Stappen/activiteiten Definiëren wat de verantwoordelijkheden van de stafdiensten in relatie tot het Arcus uitgangspunt “teams in de lead” zijn en op welke wijze deze diensten de teams optimaal ondersteunen in het belang van de student.
Begeleiding beginnende docenten
Thema: Facilitering Deelonderwerp Overall: ondersteuning door stafdiensten en STIP
Prioriteit Periode
Kosten
38
Samenwerking tussen teams en ondersteunende afdelingen Ondersteuning door teamscan
Ondersteuning bij zelfevaluatie en aanbod en uitvoering van externe audits Ondersteuning door scholingsaanbod
Verbeterde processen en samenwerking op het snijvlak (de overgangen) tussen onderwijsafdelingen en ondersteunende afdelingen Teamscan is gereed om uitgevoerd te worden; teams worden naar tevredenheid begeleid bij uitvoering teamscan Organisatie en uitvoering externe audits naar tevredenheid van de organisatie. Ondersteuning bij verscherping zelfevaluatie. Scholingsaanbod is ontwikkeld en beschikbaar voor uitvoering.
Processen op die punten onder de loep nemen en verbeteren.
Ontwikkelen teamscan; Uitvoering teamscan; in kaart brengen van de resultaten en ist-soll situatie. Verbeteren (verscherpen) externe audits Organiseren en uitvoeren externe audits
Ontwikkelen en toegankelijk maken van scholingsaanbod.
2.12 Verbetering uitvoering PDCA cyclus In de afgelopen jaren zijn door Arcus gemaakte plannen voor verbetering nog onvoldoende gerealiseerd. Dat wordt mede veroorzaakt door het geconstateerde gebrek aan (scherp) monitoren van verbetermaatregelen. De inspectie constateert op dit punt de volgende aandachtspunten: • doelen specifiek en meetbaar formuleren; • sterkere focus op resultaten in (dialoog met) de teams; • meer diepgang, scherpte en opbrengstgerichtheid bij analyseren van de oorzaken, vooral door de teams zelf; • verbetermaatregelen nauwkeuriger monitoren.
39
Om op dit punt verbetering te realiseren beginnen wij met in ieder geval de in dit kwaliteitsplan opgenomen doelen specifieker en meetbaarder te formuleren en de verbetermaatregelen nauwkeurig te monitoren. Met betrekking tot de in dit kwaliteitsplan genoemde thema’s zullen in het kader van de verbetering van de uitvoering van de PDCA-cyclus de onderstaande stappen worden gezet. Thema: Verbetering uitvoering PDCA cyclus Deelonderwerp Professionalisering Voortijdig schoolverlaten / kwetsbare jongeren Verbeteren onderwijsproces (didactiek en begeleiding) Bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming Intensivering taal- en rekenonderwijs Invoering nieuwe Kwalificatiedossiers Herinrichting techniekonderwijs in de regio
Stappen/activiteiten -Inrichten monitoring (audit; kwantitatieve gegevens) doel: vaststellen of doelen per thema bereikt zijn -Momenten en wijze van monitoring vaststellen per thema -Monitoring uitvoeren -Resultaten bespreken in AMT en in teams -SMART verbeterplannen door teams -Audit op de kwaliteit van de verbeterplannen -Uitvoering verbeterplannen -Monitoring op resultaten verbeterplannen
Uitvoering Kapstok 3
Ontwikkeling en inzet van een ‘monitor’ waarmee gemeten kan worden in hoeverre/in welke mate Kapstok 3 is ingevoerd.
Prioriteit Periode Arcus 2015 2016 2017 2018
Kosten
2015 2016
40
3. Excellentie 3.1 De Arcus visie op onderwijs en excellentie Het beroepsonderwijs bevindt zich in een maatschappelijk veranderingsproces waarbij de betekenis van een diploma verandert van een vaste waarde voor ‘een leven lang werken’ naar generieke waarden om te kunnen participeren in een dynamische samenleving. Dat betekent dat het in het onderwijs van nu niet alleen moet gaan om het leren maken van producten of het leveren van diensten maar ook om het kunnen anticiperen op een arbeidssituatie en/of maatschappelijke situatie. Een situatie waarin naast vakbekwaamheid ook gevraagd wordt samen te werken, creatief te zijn, kritisch te zijn, goed te communiceren en verantwoordelijkheid te dragen voor de fysieke en sociale omgeving. Dat vraagt om een onderwijsleerproces dat uitgaat van integraal handelen in de context van een beroepssituatie en/of maatschappelijke situatie. Arcus heeft deze ‘integraliteit’ van het onderwijs al jaren hoog in het vaandel. Zo wordt bij Arcus al sinds 2010 gewerkt met een curriculum, gebaseerd op (authentieke) integrale beroepsopdrachten waarin kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd in de context van een beroepssituatie en/of maatschappelijke situatie worden aangeboden. Arcus is van mening dat studenten in het beroepsonderwijs moeten worden opgeleid met het besef dat ze zich in hun latere beroepsuitoefening voortdurend zullen moeten blijven ontwikkelen (‘leven lang leren’). Dit om in te kunnen spelen op de snel veranderende werkelijkheid, zowel in beroep als in het maatschappelijk leven. Arcus ziet excellentie dan ook als het vermogen om te kunnen participeren in zo’n dynamische samenleving. De ingediende excellentieprogramma’s zijn gebaseerd op deze visie en gaan uit van situaties waarbij studenten dit integraal handelen in de context van een beroeps- en/of in een maatschappelijke situatie optimaal laten zien. Excellentie in deze vorm stelt hoge eisen aan de docenten die de studenten binnen deze excellentieprogramma’s begeleiden. Van alle excellentieprogramma’s van Arcus neemt derhalve de professionalisering van de bij de excellentieprogramma’s betrokken docenten een belangrijke plaats in. Voor alle excellentieprogramma’s geldt dat onderzocht wordt of het concept toepasbaar is bij meerdere / andere opleidingen van Arcus, zodat het aantal excellentieprogramma’s zich in de komende jaren uitbreidt. Voorwaarde is vanzelfsprekend wel dat het te financieren is en blijft.
41
3.2 Totale begroting Excellentieprogramma’s Arcus Looptijd 2015 t/m 2018 Programma Excellentieprogramma ‘Laborator’ Excellentieprogramma ‘Technisch vakman op niveau 2’ Excellentieprogramma ‘Arcus Heroes en Skillswedstrijden’ Excellentieprogramma ‘Nieuwe Honden’ Totaal Gemiddeld per jaar
kosten € 280.000 € 390.000 € 503.684 € 300.000 € 1.473.684 € 368.421
42
3.3 Plan van aanpak excellentieprogramma ‘Laborator’
3.3.1 Achtergrond: Herinrichting Techniekonderwijs Zuid-Limburg (TOZL) Het (voorbereidend) technisch middelbaar beroepsonderwijs in Zuid-Limburg wordt ernstig bedreigd. Er is sprake van krimp in studenten. Dat merken vmbo en mbo op dit moment al heel concreet: de techniekopleidingen dreigen leeg te gaan lopen. Bovendien zijn techniekopleidingen kostbaar en is de overheidsbekostiging niet kostendekkend. Daarnaast heeft Zuid-Limburg te maken met een vergrijzing van de beroepsbevolking. Terwijl er sprake is van een groei van het aantal technische functies bij het bedrijfsleven. Er is kortom sprake van toekomstige personeelstekorten in de techniekbranche en van (een toenemende) mismatch op de Zuid-Limburgse arbeidsmarkt. Bijkomend probleem is dat we op dit moment wellicht jongeren opleiden voor beroepen die morgen niet meer bestaan. Onder invloed van de voortschrijdende technologie (second machine-age) ontstaat een vraag naar nieuwe competenties die ‘flexibele werknemers’ opleveren en er is verder een toenemende behoefte aan ‘kenniswerkers’ en ‘mensen’ werkers, en een afnemende behoefte aan routinematige functies, zoals productiewerk. Samenwerking en afstemming tussen de roc’s op Zuid-Limburgse schaal (horizontaal) en tussen de vo-scholen, roc’s en het hbo (verticaal) én het bedrijfsleven, waarbij opleidingen in toenemende mate als instrument voor mobiliteit en duurzame inzetbaarheid dienen, is noodzakelijk om dit tij te keren. Door de onderwijsinstellingen in Zuid-Limburg is dan ook een besluit genomen over de gezamenlijke inrichting van het technisch beroepsonderwijs in twee doorlopende vmbo-mbo leerlijnen: de vakmanschapsroute en de technologieroute. Deze onderwijsroutes worden in geheel Zuid-Limburg op een gelijkvormige wijze opgezet en ingericht in de drie deelregio’s Sittard-Geleen, Parkstad en Maastricht. Het doel is de realisatie van kwalitatief hoogwaardige, innovatieve (toekomstbestendige) techniekopleidingen, optimaal afgestemd op het regionale bedrijfsleven, die in een situatie van krimp
43
en afnemende belangstelling voor techniek meer jongeren voor het techniekonderwijs trekken en een hoog diplomarendement opleveren. Het technisch beroepsonderwijs zoals dat op dit moment in Zuid-Limburg wordt ontwikkeld in twee doorlopende vmbo-mbo(-hbo) leerlijnen: de vakmanschapsroute en de technologieroute, volgens één onderwijsmodel voor heel Zuid-Limburg, is bedoeld om excellentie op allerlei manieren een plaats te bieden. De Technologieroute is bedoeld om het techniekonderwijs de status, uitstraling en de uitdaging te bieden, die voor de ambitieuze vmbo tl en gl leerlingen en zeker ook voor havisten, een uitdagend perspectief biedt. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijk alternatief voor doorstroom van vmbo tl en gl naar havo en doorstroom van havo direct naar hbo, voor die leerlingen die in de aanleg meer op ‘doen’ gericht zijn. Dit alles wordt vormgegeven in zeer nauwe samenwerking met het Zuid-Limburgse bedrijfsleven. Twee initiatieven die hiertoe ondermeer zijn / worden opgestart, zijn het CIV CHILL en de PPS Tech2Create. Binnen deze trajecten worden in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven onderwijs(modulen) ontwikkeld en wordt gewerkt met en aan authentieke opdrachten vanuit het bedrijfsleven. Tegen deze achtergrond wordt als onderdeel van de Technologieroute Zuid-Limburg, in het kader van de regeling ‘stimuleren van excellentie’ de opleiding tot ‘laborator’ vormgegeven.
3.3.2 Analyse van de beginsituatie CHILL en TOZL Het excellentieprogramma ‘Laborator’ wordt als een onderdeel van Chemelot Innovation and Learning Labs (CHILL) vormgegeven. CHILL is een samenwerking tussen SABIC, DSM, Leeuwenborgh Opleidingen, Arcus College, Zuyd Hogeschool en Universiteit Maastricht en is gevestigd op de Brightland (was Chemelot) Campus in Geleen. Chemie is een van de topsectoren van de overheid. Deze sector levert een grote bijdrage aan de economische ontwikkeling en kracht van Nederland. Zuid-Limburg loopt voorop in innovatieve procestechnologie en life & material sciences. En CHILL, exponent van het topsectorenbeleid van de Nederlandse overheid, heeft daarbinnen een duidelijke opdracht: innovatieve leer-, werk- en onderzoeksomgeving beschikbaar maken, waar onderwijs (van MBO tot en met WO) en bedrijfsleven (van MKB’er tot en met Multinational) samenwerken aan de ontwikkeling van kennis en nieuwe producten. Binnen CHILL werken ze in teams, in een professionele werkomgeving aan concrete (innovatieve) opdrachten en projecten. Dat doen ze samen met specialisten uit onderwijs en bedrijfsleven. Hier wordt niet alleen hard gewerkt, maar ook genetwerkt, nieuwe contacten gelegd, een toekomst in de chemie voorzien van een nog steviger fundament. In deze inspirerende en creatieve omgeving worden waardevolle en concrete projecten uitgevoerd. Projecten die leiden tot producten die bijdragen aan een duurzame, veilige en schone wereld.
44
Deze opdrachten en projecten maken, voor wat het mbo onderwijs betreft, deel uit van de opleiding Procestechniek niveau 4 (Operator C: crebo 25303) en de opleiding Analist niveau 4 (Biomedisch analist, crebo 25045 en Chemisch fysisch analist, crebo 25046). CHILL voldoet hiertoe al in vele opzichten aan de eisen die leeromgevingen van de toekomst stellen: het is ingericht als een leergemeenschap van docenten, bedrijfsleven en studenten (van mbo, hbo en universiteiten), waarbinnen authentieke onderzoeksopdrachten voor het bedrijfsleven worden uitgevoerd als onderdeel van het onderwijs. Leerlingen zijn zelf eigenaar van hun eigen leerproces en er is veel ruimte voor ontwikkeling van advanced skills en zelfregulatie. De ontwikkeling van het excellentieprogramma ‘laborator’ past derhalve in de excellentieontwikkeling binnen het techniekonderwijs Zuid-Limburg. De opleidingen die worden aangeboden en dichter bij elkaar worden gebracht, maken op dit moment deel uit van het opleidingenportfolio van Arcus en/of Leeuwenborgh. Het excellentieprogramma loopt hiermee vooruit op de samensmelting die tussen de Techniekunits van de beide ROC’s ophanden is. Ook de overige, door Leeuwenborgh en Arcus uit te voeren excellentieprogramma’s binnen de techniek, maken over enige tijd deel uit van het gezamenlijke Techniek Onderwijs Zuid-Limburg: TOZL. De basiskwaliteit van de betreffende opleidingen De resultaten van de techniekopleidingen blijven (landelijk) achter bij andere sectoren. Voor techniek Zuid-Limburg is dat eveneens het geval. De resultaten van de opleidingen tot procesoperator en laborant steken in dat verband positief af. Verder is het juist de bedoeling om met de herinrichting van het techniekonderwijs Zuid-Limburg de kwaliteit van het techniekonderwijs sterk te verbeteren. De opleidingen tot procesoperator zijn in het afgelopen jaar onderworpen aan een externe audit, vanwege de samenvoeging tussen Arcus en Leeuwenborgh en aan een Inspectieonderzoek. Op basis van de externe audit is een verbeterprogramma / plan van aanpak gemaakt en uitgevoerd. De rendementen van de opleiding procestechniek niveau 4 zijn in de afgelopen 2 jaar gestegen, tot praktisch op de norm. De rendementen van de opleiding tot analist zijn van dezelfde orde. De studenttevredenheid (JOB monitor) is mbt de opleidingen laboratoriumtechniek in de afgelopen jaren sterk toegenomen (rapportcijfer 7.5). Voor de procestechniekopleidingen is het rapportcijfer in 2014 een 6.7. De opleiding tot Procesoperator De procesoperator bewaakt, controleert en beheerst vooral (bio)chemische en fysische processen. Deze processen zijn vaak onzichtbaar. Ze spelen zich af in gesloten systemen en de procesoperator moet dan ook een gedegen kennis hebben van het proces, om zich precies te kunnen voorstellen wat er in de fabriek gebeurt. De procesoperator moet abstract kunnen denken om juist te kunnen ingrijpen of bijsturen. Een procesoperator laat stoffen van aard veranderen. Zo is het maken van bier bijvoorbeeld het werk van een procesoperator. 45
De machines worden meestal op afstand bediend vanuit een speciale ruimte, de regelkamer. Daar wordt het proces gevolgd via beeldschermen. Als er iets misgaat, wordt het proces bijgestuurd met de computer of andere apparatuur of soms aan het toetsen- of knoppenbord van de machine zelf. Daarnaast worden inspectierondes langs de machine(s) gemaakt om de integriteit en het functioneren van de installaties te monitoren. Het werk van de procesoperator speelt zich vaak af in een risicovolle omgeving. Het is heel belangrijk dat de procesoperator zijn werk veilig kan doen. Daarom worden er hoge veiligheidseisen gesteld, zoals het dragen van beschermende kleding, speciale schoenen, een helm, een veiligheidsbril of een gasmasker en werken conform specifieke veiligheidsprocedures. De opleiding tot Laborant De laborant onderzoekt grondstoffen en producten. Hij kijkt bijvoorbeeld of de kunststofkorrels wel sterk genoeg zijn om er plastic flessen van te maken. En of de kwaliteit van de frisdrank goed genoeg is. En hoe lang die houdbaar is. Hiervoor doet de laborant allerlei testen: hij maakt de stoffen heel heet of juist koud, doet er andere stoffen bij (alcohol bijvoorbeeld) om te kijken wat er dan gebeurt. De laborant werkt met heel nauwkeurige apparaten, zoals speciale computers en microscopen. De laborant werkt op een laboratorium of in een fabriek, waar hij onderzoek doet dat kan leiden tot nieuwe producten of ervoor zorgt dat een product sneller of makkelijker gemaakt kan worden. Het kan ook zijn dat hij de kwaliteit van een product analyseert. Zo zorg hij ervoor dat de klanten alleen het beste krijgen. Afhankelijk van het bedrijf waar hij werkt kom hij in aanraking met verf, voedingsmiddelen, geneesmiddelen, bloed, etc. Als laborant zijn er verschillende specialismen, namelijk: chemische, biologisch, medisch en materiaal technologie. In bijna elk bedrijf in de procesindustrie vind je wel een laboratorium of een speciale testruimte. Een testruimte is een soort fabriek in het klein. Hier doet de laborant zijn werk. Vaak werkt de laborant met apparaten waarmee je heel voorzichtig moet omgaan. Soms werkt hij met gevaarlijke stoffen. Dan moet een veiligheidsbril of handschoenen gedragen worden. De meeste laboranten dragen een witte jas tijdens hun werk.
3.3.3 De ‘Laborator’: functie van de toekomst… Er is sprake van een toenemend belang van ‘kenniskapitaal’. Kennis is een bron van innovatie als door ‘kenniscirculatie’ nieuwe verbindingen en combinaties mee worden gelegd. Het is derhalve van belang om kenniscirculatie te stimuleren. Ook de procesindustrie van de toekomst is veel meer geïntegreerd met zijn directe omgeving en wordt daarbij o.a. gekenmerkt door kleinschaliger installaties dankzij toepassing van bijvoorbeeld microreactoren en hybride apparaten. En uiteraard speelt biotechnologie een belangrijke rol. Tegelijkertijd wordt van de laborant grover werk gevraagd op z.g. pilot plants. Pilot plants zijn proeffabrieken voor de chemische industrie die klant specifiek worden gebouwd. Dat kan voor 46
verschillende soorten industrie zijn, bijvoorbeeld voor de traditionele chemie, de fijn chemie, de farmaceutische industrie, de polymerenindustrie of voor de petrochemie. De procesoperator en de laborant werken beide aan de besturing van processen en vaak in de chemie. Het verschil tussen beide functies is de schaalgrootte van het werk. Het werk van de laborant is fijn technisch, het gaat om gedetailleerde processen op een schaal van grammen tot nanogram. Het werk van de procesoperator is grover, het vindt vaak plaats op een productieschaal van kilogrammen tot tonnen per uur. Als gevolg van de toekomstige ontwikkelingen groeien de beide vakgebieden verder naar elkaar toe. Daarbij is het combineren van kennisterreinen nodig voor het genereren van nieuwe oplossingen in producten en productietechnologieën. De ‘laborator’ vormt de verbinding tussen de functies van procesoperator en laborant en speelt zo in op bovengenoemde toekomstige ontwikkelingen. De kennis en vaardigheden en houding (competenties) van beide functies worden aan elkaar gekoppeld. Belangrijke R&D centra van DSM voor materiaalkunde, biotechnologie en procestechnologie zijn in Zuid-Limburg gevestigd. Het perspectief om bij te kunnen dragen aan oplossingen voor de echte uitdagingen van de 21ste eeuw, kan een enorme motivatie zijn voor jonge mensen om in deze industrie te gaan werken.
3.3.4 Doelstelling Doel van dit excellentieprogramma is de ontwikkeling en uitvoering van een ‘opleiding’ tot ‘laborator’, een cross-over tussen de opleiding tot procesoperator en de opleiding tot laborant/analist, met als resultaat breder inzetbare, excellente studenten, die zijn toegerust om mee te bewegen met de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor procesoperators en laboranten. Omdat de opleiding procesoperator op dit moment door Arcus wordt aangeboden en de opleiding tot analist door Leeuwenborgh, is er eveneens sprake van een ‘cross-over’ tussen de beide ROC’s (in relatie tot de herinrichting van het Techniek Onderwijs Zuid-Limburg: TOZL).
3.3.5 Inhoud van het programma De ‘opleiding’ tot ‘laborator’ wordt gecreëerd door aan de opleiding tot procesoperator een module (van 240 klokuren) uit de opleiding tot analist toe te voegen en aan de opleiding tot analist een module (van 240 klokuren) uit de opleiding tot procesoperator. Binnen deze modules zal er naast aandacht voor de specifieke vak gerelateerde kennis en vaardigheden, aandacht zijn voor het bij elkaar brengen van de cultuurverschillen die er tussen de beide opleidingen en beroepen zijn. De modules die nauwe samenwerking met het bedrijfsleven worden ontwikkeld, zullen een plek krijgen bovenop de opleiding tot procesoperator resp. laborant. Er is hierbij sprake van een verzwaring van de opleiding van 240 klokuren. Op het diploma zal melding worden gemaakt van het 47
volgen van deze module en het behalen van het bijbehorende certificaat. Hiermee wordt de meerwaarde zichtbaar voor het afnemend werkveld en het vervolgonderwijs.
3.3.6 Op te leveren resultaten
Ontwikkeld programma tot ‘laborator’: 2 modulen van elk 240 klokuren Ontwikkeld passend didactisch en begeleidingsmodel Ontwikkeld passend stagemodel Professionalisering van bij het excellentieprogramma betrokken docenten Gerealiseerd voorlichtingsmateriaal en communicatie over het programma Ontwikkeld Meester-gezel traject tot ‘laborator’ (optioneel) Geïmplementeerd en geborgd excellentieprogramma tot ‘laborator’ Excellente, breed inzetbare werknemers, die zijn toegerust om mee te bewegen met de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
3.3.7 Populatie In eerste instantie worden de onderwijsmodulen ontwikkeld voor BOL studenten en zullen zij een plek krijgen bovenop de BOL niveau 4 opleidingen tot laborant en procesoperator: Operator C, BOL niveau 4: crebo 25303, Analist, BOL niveau 4 (Biomedisch analist en Chemisch fysisch analist): crebo 25045 en 25046. Naar verwachting zal 15 tot 20% van de huidige BOL niveau 4 laborant en procestechniek studenten de module tot ‘laborator’ gaan volgen. Dat betekent vooralsnog een omvang op Zuid-Limburgs niveau van 20 tot 25 studenten per jaar (cohort). Op termijn is het de bedoeling dat de modules ook breder beschikbaar komen, voor BBL opleidingen en als bedrijfsopleidingen. De module tot laborant kan ten behoeve van de (oudere) procesoperators een rol gaan spelen in leeftijdsbewust personeelsbeleid, omdat er voor de laborant meer mogelijkheden zijn om in dagdienst te werken.
3.3.8. Draagvlak belanghebbenden De opdracht van CHILL is een innovatieve leer-, werk- en onderzoeksomgeving beschikbaar maken, waar onderwijs en bedrijfsleven samenwerken aan de ontwikkeling van kennis en nieuwe producten. Binnen CHILL wordt in teams gewerkt, samen met specialisten uit onderwijs en bedrijfsleven, in een professionele werkomgeving aan concrete (innovatieve) oplossingen. De cross-over tussen de beide mbo opleidingen binnen CHILL, waar reeds samen aan opdrachten wordt gewerkt, kan rekenen op een groot draagvlak bij zowel het bij CHILL betrokken onderwijs als het bij CHILL betrokken bedrijfsleven.
3.3.9 Tijdpad en begroting Looptijd: 1 juni 2015 – 1 januari 2019
48
periode juni 2015 – aug 2016
aug 2016 – aug 2017
aug 2017 – aug 2018 aug 2018 – dec 2018
activiteit Ontwikkeling programma: 2 modulen van elk 240 klokuren Ontwikkeling passend didactisch en begeleidingsmodel Ontwikkeling passend stagemodel Professionalisering docenten Communicatie over het programma Implementatie programma tot ‘laborator’ Evaluatie en verbeterplan Doorontwikkeling tot meester-gezel traject (optioneel) Implementeren verbeteringen en meester gezel traject Borging binnen CHILL en Techniekonderwijs Zuid-Limburg
kosten € 90.000
€ 90.000
€ 70.000 € 30.000 € 280.000
49
3.4 Plan van aanpak excellentieprogramma ‘Technisch vakman op niveau 2’
3.4.1 Achtergrond: Herinrichting Techniekonderwijs Zuid-Limburg (TOZL) Het (voorbereidend) technisch middelbaar beroepsonderwijs in Zuid-Limburg wordt ernstig bedreigd. Er is sprake van krimp in studenten. Dat merken vmbo en mbo op dit moment al heel concreet: de techniekopleidingen dreigen leeg te gaan lopen. Bovendien zijn techniekopleidingen kostbaar en is de overheidsbekostiging niet kostendekkend. Daarnaast heeft Zuid-Limburg te maken met een vergrijzing van de beroepsbevolking. Terwijl er sprake is van een groei van het aantal technische functies bij het bedrijfsleven. Er is kortom sprake van toekomstige personeelstekorten in de techniekbranche en van (een toenemende) mismatch op de Zuid-Limburgse arbeidsmarkt. Bijkomend probleem is dat we op dit moment wellicht jongeren opleiden voor beroepen die morgen niet meer bestaan. Onder invloed van de voortschrijdende technologie (second machine-age) ontstaat een vraag naar nieuwe competenties die ‘flexibele werknemers’ opleveren en er is verder een toenemende behoefte aan ‘kenniswerkers’ en ‘mensen’ werkers, en een afnemende behoefte aan routinematige functies, zoals productiewerk. Samenwerking en afstemming tussen de roc’s op Zuid-Limburgse schaal (horizontaal) en tussen de vo-scholen, roc’s en het hbo (verticaal) én het bedrijfsleven, waarbij opleidingen in toenemende mate als instrument voor mobiliteit en duurzame inzetbaarheid dienen, is noodzakelijk om dit tij te keren. Door de onderwijsinstellingen in Zuid-Limburg is dan ook een besluit genomen over de gezamenlijke inrichting van het technisch beroepsonderwijs in twee doorlopende vmbo-mbo leerlijnen: de vakmanschapsroute en de technologieroute. Deze onderwijsroutes worden in geheel Zuid-Limburg op een gelijkvormige wijze opgezet en ingericht in de drie deelregio’s Sittard-Geleen, Parkstad en Maastricht. Het doel is de realisatie van kwalitatief hoogwaardige, innovatieve (toekomstbestendige) techniekopleidingen, optimaal afgestemd op het regionale bedrijfsleven, die in een situatie van krimp
50
en afnemende belangstelling voor techniek meer jongeren voor het techniekonderwijs trekken en een hoog diplomarendement opleveren. Tegen deze achtergrond worden als onderdeel van de Vakmanschapsroute Zuid-Limburg, in het kader van de regeling ‘stimuleren van excellentie’ de modulen ‘Technisch vakman op niveau 2’ vormgegeven.
3.4.2 Analyse van de beginsituatie en toekomstige ontwikkelingen Ambachtelijk en specialistisch vakmanschap is verschoven van de hoofdstroom in onze economie naar de periferie. Die ontwikkeling zie je terug in onze beroepsopleidingen. Brede kwalificaties en flexibel inzetbare mensen zijn steekwoorden die steeds terugkomen. In het bedrijfsleven in Zuid-Limburg wordt onderstreept dat ook in de toekomst de huidige ambachten, zoals metselaar en timmerman, nodig zijn. Alleen in veel mindere mate. Het zullen echte ambachten worden. Binnen het programma van de Vakmanschapsroute dat in het kader van TOZL wordt ontwikkeld zal de intersectorale, regionale mobiliteit worden bevorderd door de opleidingen te starten met een brede basis (met vergelijkbare vaardigheden in alle technische branches), waarbinnen de ‘21st century skills’ een belangrijke plek krijgen. De ‘21st century skills’ zijn sectoronafhankelijk en zeer belangrijk voor de flexibilisering van personeel. Dat betekent dat de niveau 2 opleidingen binnen de vakmanschapsroute in de techniek in zijn geheel een breed karakter gaan krijgen. Na deze brede basis zal op niveau 3 aandacht besteed worden aan de specialisaties (keuzedelen) ten behoeve van de afzonderlijke bedrijven en/of branches in de regio. Voor de binnen TOZL aan te bieden niveau 2 opleidingen in de techniek wordt gedacht aan 2 tot maximaal 4 brede opleidingen (crebo’s). Het zal in ieder geval gaan om de volgende opleidingen: KD 23010 Onderhoud en verbouwbedrijf; Kwalificatie 25024 Servicemedewerker gebouwen (niveau 2); KD 23122 Service en onderhoudstechniek; Kwalificatie 25308 Monteur Service en onderhoud installaties en systemen (niveau 2).
3.4.3 Doelstelling Doel van dit excellentieprogramma is de ontwikkeling en uitvoering van een viertal modulen die elk opleiden tot (een ander soort) ‘technisch vakman op niveau 2’, afgestemd op de vraag van het ZuidLimburgse bedrijfsleven. De excellentie bestaat er uit dat voor die studenten op niveau 2, voor wie de overstap naar niveau 3 te hoog gegrepen is, maar die wel talent hebben op een bepaald vakgebied, op een aantal vakgebieden waarnaar binnen het Zuid-Limburgse bedrijfsleven vraag is, een excellentieprogramma wordt aangeboden, dat opleidt tot ‘vakman’ op niveau 2. Op termijn is doorgroei naar ‘meester-gezel trajecten’ mogelijk.
51
De modules die nauwe samenwerking met het bedrijfsleven worden ontwikkeld, zullen een plek krijgen bovenop de brede niveau 2 opleidingen. Er is hierbij sprake van een verzwaring van de opleiding van 240 klokuren per module. Op het diploma zal melding worden gemaakt van het volgen van deze module en het behalen van het bijbehorende certificaat. Hiermee wordt de meerwaarde zichtbaar voor het afnemend werkveld en het vervolgonderwijs.
3.4.4 Inhoud van het programma Het programma bestaat uit een viertal modulen van elk 240 klokuren. De modules krijgen een plek bovenop de brede niveau 2 opleidingen. Hoewel de modulen in samenspraak met het bedrijfsleven worden ontwikkeld gaan de gedachten uit naar vakgebieden als : ‘timmeren’, ‘metselen’, ‘procestechniek’, ‘signmaking’ en ‘motorvoertuigentechniek’. De modulen zullen voor een groot deel als ‘stage’c.q. als ‘leren in de praktijk’ in samenwerking met het Zuid-Limburgse bedrijfsleven worden aangeboden.
3.4.5 Op te leveren resultaten
Ontwikkelde vakmanschapsmodulen: 4 modulen van elk 240 klokuren Ontwikkeld passend didactisch en begeleidingsmodel Ontwikkeld passend stagedeel Professionalisering van bij het excellentieprogramma betrokken docenten Gerealiseerd voorlichtingsmateriaal en communicatie over het programma Ontwikkelde Meester-gezel trajecten (optioneel) Geïmplementeerd en geborgd excellentieprogramma ‘Technisch vakman niveau 2’
3.4.6 Populatie De onderwijsmodulen worden ontwikkeld voor BOL en BBL studenten niveau 2 techniek. De huidige niveau 2 populatie BOL en BBL techniek niveau 2 bestaat in Zuid-Limburg per jaar uit 225 BOL studenten en 325 BBL studenten. In totaal derhalve 550 studenten. Naar verwachting zullen op jaarbasis 10 tot 15 % van de BOL en 10 % van de BBL studenten een van de ‘vakmanschapsmodulen’ (kunnen) gaan volgen. Dat betekent dat op jaarbasis 10 tot 15 studenten per ‘vak’ worden opleid.
3.4.7 Draagvlak belanghebbenden In het kader van TOZL is in het afgelopen jaar uitgebreid met het Zuid-Limburgse bedrijfsleven gesproken over de bovenstaande ontwikkelingen. Er is draagvlak en medewerking van het ZuidLimburgse technische bedrijfsleven voor de brede niveau 2 opleidingen en de ontwikkeling van vakspecialistische modulen voor een selecte groep studenten.
52
3.4.8 Tijdpad en begroting Looptijd: 1 juni 2015 – 1 januari 2019 periode juni 2015 – aug 2016
aug 2016 – aug 2017
aug 2017 – aug 2018 aug 2018 – 1 jan 2019
activiteit Ontwikkeling programma: 4 modulen van elk 240 klokuren Ontwikkeling passend didactisch en begeleidingsmodel Ontwikkeling passend stagemodel Professionalisering docenten Communicatie over het programma Implementatie ‘vakspecialistische modulen’ Evaluatie en verbeterplan Doorontwikkeling tot meester-gezel traject (optioneel) Implementeren verbeteren en inzet als meester gezel trajecten Borging binnen Techniekonderwijs Zuid-Limburg (TOZL)
kosten € 140.000
€ 120.000
€ 90.000 € 40.000 € 390.000
53
3.5 Plan van aanpak excellentieprogramma ‘Skillswedstrijden en Arcus heroes’
3.5.1 Achtergrond vakwedstrijden in het mbo: toneel voor excellentie Het verhogen van de kwaliteit en de excellentie in het beroepsonderwijs kan niet zonder een uitdaging. Een uitdaging niet alleen voor studenten maar ook voor de docententeams zijn de vakwedstrijden zoals Skills Netherlands die al sinds jaar en dag samen met verschillende partners organiseert. Deze vakwedstrijden laten niet alleen het vakmanschap van de studenten zien maar ook van de docententeams en de stagebedrijven achter de studenten. Door de vakwedstrijden te organiseren op open dagen is het ook mogelijk om vmbo-leerlingen en hun ouders voor het beroep en de opleiding te interesseren (in het kader van Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding). Tot slot is het een uitdaging voor de branches zowel vanuit werkgevers als werknemers om na de landelijke finale de nationale winnaars te meten met de buurlanden. De hoeveelheid betrokken partijen; scholen met docententeams, studenten (en ouders), leerbedrijven met leermeesters, branches met werkgeversen werknemersorganisaties en het ministerie van OCW maakt de organisatie van vakwedstrijden een complexe zaak. Je hebt iedereen nodig om werkelijk uitdagende wedstrijden te organiseren waar studenten kunnen excelleren en de overige betrokkenen zich allemaal ‘eigenaar’ voelen en de wedstrijden gebruiken in de eigen (media) kanalen om te laten zien welke kwaliteit het beroepsonderwijs oplevert. Vakwedstrijden zijn dan met ieders medewerking het toneel waar studenten in het beroepsonderwijs hun excellentie kunnen laten zien. Gezamenlijke inzet om vanuit een breedte strategie meer te excelleren Dit alles overwegend hebben de mbo-scholen, verenigd in de MBO Raad besloten om in gezamenlijkheid een deel van het excellentiebudget te besteden aan de vakwedstrijden. De wedstrijden waren er wel maar in aantal beperkt (ongeveer 20) en een beperkt aantal scholen (ongeveer 40) en branches participeerden. Nu valt er met het tijdelijke excellentiebudget een stevige impuls te geven aan het breed uitrollen van de vakwedstrijden in het format van Skills Heroes. De mbo-scholen hopen hiermee ook alle mbo-branches met sociale partners zoveel als mogelijk te 54
betrekken bij de vakwedstrijden. Het voor vier jaar beschikbare excellentie budget is een ideale gelegenheid om op een structureel hoger niveau te komen: over de volle breedte van het mbo: de breedte strategie. Vanuit deze breedte kan er werkelijk geëxcelleerd worden en kan het beroepsonderwijs in Nederland op een hoger plan komen. We willen winnen toch; als student, docententeam, leerbedrijf, school en als branche?
3.5.2 Analyse van de beginsituatie bij Arcus Sinds 2013 organiseert Arcus verkiezingen tot ‘Arcus hero van het jaar’ voor studenten met een speciaal talent, een persoonlijk verhaal of een uitzonderlijke prestatie. De Arcus hero strijdt vervolgens samen met andere mbo studenten in heel Nederland om de landelijke titel: MBOuitblinker van het jaar. Ook vóór 2013 organiseerde Arcus al verkiezingen voor uitblinkers: toen onder de naam van ‘de Arcus Jaarprijswinnaar’. Naast de jaarlijkse Arcus Heroes verkiezingen heeft Arcus student Jadey Herzberg vorig jaar deelgenomen aan de Skills Heroes en zij is zelfs doorgedrongen tot de Europese kampioenschappen voor vakmanschap Euroskills 2014 in Lille. Jadey nam deel aan de kampioenschappen in de categorie Social, Personal & Hospitality Services (schoonmaken). De kampioenschappen vonden plaats van 2 tot en met 5 oktober 2014. Jonge vakmensen uit heel Europa streden in Lille, in hun categorie, tegen elkaar. Arcus is voornemens om de Skills Heroes vakwedstrijden te koppelen aan de Arcus Heroes verkiezingen.
3.5.3 Doel, resultaat en werkwijze Doel: Participeren aan de Skills vakwedstrijden en koppelen van Arcus Heroes verkiezingen aan Skills Heroes programma. Dat betekent de organisatie van eigen schoolwedstrijden en vervolgens deelname aan regionale en landelijke wedstrijden. De eigen schoolwedstrijden zelf organiseren en bijdragen aan de organisatie van de regionale (en mogelijk) landelijke wedstrijden. In vier jaar tijd breed uitrollen binnen Arcus van dit concept (teams en regionale leerbedrijven). Resultaten: Over vier jaar in 2019 zijn er voor zoveel mogelijk beroepsopleidingen vakwedstrijden die met een landelijke manifestatie afsluiten. Arcus neemt vanaf 2017 met minstens één beroepsopleiding per unit deel aan de landelijke vakwedstrijden. Docenten (teams) en leerbedrijven zijn betrokken bij de ontwikkeling van wedstrijdopdrachten/schoolvakwedstrijden en bij excellentieontwikkeling studenten. De professionalisering bij docententeams wordt hierdoor gestimuleerd doordat ‘hun’ studenten zich meten met anderen. Het contact met het regionale bedrijfsleven intensiveert door de deelname van ‘hun’ studenten.
55
Vakwedstrijden stimuleren per branche de kennisontwikkeling en –uitwisseling op sectoraal niveau met andere scholen over excellentie, vakmanschap, talentontwikkeling en vakinhoud en –didactiek. Het is als ware een benchmark tussen de sectorale beroepsopleidingen. Vakwedstrijden maken het ook mogelijk door de Euro- en WorldSkills om per branche het niveau van het nationale beroepsonderwijs te vergelijken met het buitenland. Vakwedstrijden zijn ook uitstekend te benutten in de kader van LOB en de contacten met het toeleverend en aanpalend onderwijsveld kunnen hierdoor verdiepen en verbeteren Een verbetering het imago van beroepsonderwijs en excellent vakmanschap.
Rol Skills Netherlands en rol SBB De bovenstaande resultaten zijn alleen te bereiken in nauw overleg. Skills Netherlands is de ideale partij om dit overleg vorm te geven aangezien deze partij door het ministerie is aangewezen als de gedelegeerde voor de EuroSkills en WorldSkills. Hiertoe hebben de mbo-scholen ieder voor zich een afspraak met Skills Netherlands gemaakt. De school is zelf aan zet om de schoolwedstrijden te organiseren en samen met de collega-instellingen de regionale voorronden. Op landelijk niveau werken de scholen onder de regie van Skills Netherlands. Elke mbo-school krijgt de ondersteuning van en gebruikt de materialen en wedstrijd- en beoordelingssystematieken van Skills Netherlands en organiseert jaarlijks de eigen schoolvakwedstrijden. Van de branches met de sociale partners verwachten de mbo-scholen op den duur dat zij zich in zullen zetten voor de landelijke wedstrijden en vooral voor de internationale vakwedstrijden. Hier kunnen de sectorkamers van SBB dienen als overlegplatform tussen de partijen. Keuze van specifieke vakwedstrijden Arcus verplicht zich in ieder geval tot de volgende vakwedstrijden in 2015/2016: Deelname door 5 opleidingen; deze moeten nog worden bepaald.
3.5.4 Tijdpad en begroting Looptijd: 2015 t/m 2018 periode
activiteit
Heel 2015
Ontwikkelen en uitvoeren excellentieplannen vakwedstrijden + benoemen Arcus Skills coördinator + koppeling Arcus Heroes aan Skills Heroes School selectie wedstrijden; deelname 5 opleidingen; 100 studenten Kwalificatie wedstrijden Deelname aan nationale finales mbo-wedstrijden School selectie wedstrijden; deelname 10 opleidingen; 200 studenten Kwalificatie wedstrijden Deelname aan nationale finales mbo-wedstrijden School selectie wedstrijden; deelname 15 opleidingen; 300 studenten Kwalificatie wedstrijden
Aug-sept 2015 Nov-jan 2016 Mrt-apr 2016 Aug-sept 2016 Nov-jan 2017 Mrt-apr 2017 Aug-sept 2017 Nov-jan 2018
Bijdrage aan Skills
Eigen kosten
€ 54.696,02
€ 43.725
€ 54.696,02
€ 65.725
€ 54.696,02
€ 87.725
56
Mrt-apr 2018 Aug-sept 2018 Nov-jan 2019 Totaal Totaal
Deelname aan nationale finales mbo-wedstrijden School selectie wedstrijden; deelname 15 opleidingen; 400 studenten Kwalificatie wedstrijden Bijdrage aan Skills + eigen kosten school
€ 54.696,02
€ 87.725
€ 218.784,08 € 284.900 € 503.684,08
57
3.6 Plan van aanpak excellentieprogramma ‘Nieuwe honden 2.0’
3.6.1 Achtergrond en analyse van de beginsituatie “Nieuwe Honden in concert” is een jaarlijks mega onderwijsproject waarin alle 6 de opleidingen van de Arcus afdeling Kunst, Theater en Media (KTM) samenwerken met 5 andere opleidingen van Arcus. Het gaat hier derhalve om een unieke ‘cross-over’ tussen vele Arcus opleidingen. Het is een multimediaal theaterconcert waarbij de leiding in handen is van studenten, die worden begeleid door de docenten van de verschillende vakgroepen. Centraal staan Popmuziek en Drama en er wordt gewerkt met video als decor, net zoals bij ‘De vrienden van Amstel’. Er wordt gewerkt volgens het ‘Productiehuis principe’: de echte beroepssituatie wordt benaderd: de opleidingen Drama en Popmuziek treden op; de opleiding Podium techniek bouwt het podium op en bedient licht en geluid; de opleiding Audio Visueel legt de avond vast op foto’s en video; de opleiding Evenementen organisatie verzorgt de organisatie, pr en marketing. Aan “Nieuwe Honden in concert” werkten in de afgelopen jaren de volgende opleidingen mee: Zichtbaar vóór de schermen de opleidingen: - Artiest/Popmuzikant (niveau 4) verzorgt de livemuziek; - Artiest/Acteur (niveau 4), verzorgt de acts in diverse filmpjes en acts op podium en presenteren het Nieuwe Honden journaal; - Leisure (niveau 4), verzorgt het showballet; - Specialist AV productie video (niveau 4), verzorgt de Visuals, de tussenfilms, de videomapping, de commercials/trailers, de “making off” en het “Nieuwe Honden-journaal”, de vidiwallregistratie en de beeldregistratie van het concert; - Podiumtechniek geluidstechnicus en lichttechnicus (niveau 3 en 4), verzorgt het ontwerp en de opbouw van het podium, het ontwerp en realiseren van het lichtplan, het realiseren van faciliteiten voor videoprojectie en vidiwall, het ontwerp en realiseren van het geluidsplan,
58
het bedienen van de zaalversterking tijdens het concert, het bedienen van de monitormix tijdens het concert en de geluidsregistratie van het concert. En ondersteund door: - Medewerker evenementenorganisatie (niveau 4), zorgt voor de PR& Marketing, de afstemming met divisies beveiliging, facilitaire dienstverlening en koksopleiding de begeleiding tijdens de productie en de VIP-ontvangst en de artiestenbegeleiding; - Specialist AV productie Fotografie (niveau 4), zorgt voor foto’s voor PR, van de “making-off” en van het concert - Beveiliging, zorgt voor de beveiliging tijdens het concert; - Facilitaire Dienstverlening, zorgt voor de bediening aan de bar en van de VIP’s, voor de garderobe en voor parkeerbeheer; - Koksopleiding (niveau , verzorgt de crew-catering en de hapjes voor de VIP’s; - Kappersopleiding (niveau 3), zorgt voor kapsels en make-up van acteurs, dansers en popmuzikanten; Het gehele theaterconcert is gebaseerd op / opgebouwd uit de kerntaken en werkprocessen van de deelnemende opleidingen. In 2015 heeft de 4e editie plaatsgevonden en is het project toe aan een verdere ‘upgrading’. Deze upgrading heeft te maken met: Beschrijving en verantwoording van het project als Integrale Beroepsopdracht volgens het model dat hiertoe door Arcus wordt gehanteerd. Hiermee wordt de link naar de verschillende kerntaken en werkprocessen en leerdoelen steviger gelegd en het geeft houvast bij de inhoudelijke ontwikkeling van het jaarlijkse evenement. Dit laatste kost nu jaarlijks erg veel tijd omdat het in feite elk jaar opnieuw ‘bedacht’ moet worden. Professionalisering van de betrokken docenten. Het project vraagt een heel andere manier van begeleiden (coachend begeleiden). De begeleiding ligt nu nog bij een te klein groepje docenten. Hoewel er auditie gedaan moet worden voor de bands en de rollen is het uitgangspunt dat zoveel mogelijk studenten meedoen. Met behoud van dat uitgangspunt moet het ‘excellentie’ / talent gegeven er meer in verwerkt worden om het tot een echt excellentieprogramma om te vormen, met een vermelding op het diploma. Versterking van de relatie met het werkveld. De basiskwaliteit van de betreffende opleidingen De KTM opleidingen scoren al jaren zeer goed in de JOB monitor, de rendementen zijn in orde en de opleiding neemt tevens al enkele jaren de 1e plaats onder dit soort opleidingen in, in de Keuzegids mbo.
3.6.2 Doelstelling Het doel is en blijft dat studenten van alle opleidingen leren in een reële beroepssituatie. In het project bekleden studenten functies zoals die ook in de beroepspraktijk voorkomen: van (assistent)projectleider tot teamlid. Men werkt binnen die functie aan kerntaken en werkprocessen 59
van de verschillende opleidingen. Bij alle opleidingen worden reflectie en evaluatie-instrumenten ingezet. Projectleiders van alle opleidingen worden begeleid om samen te werken en moeten hun plannen en evaluaties voorleggen aan het projectmanagement dat bestaat uit de producer (OC) en een tweetal docenten (assistent-producers). Doorontwikkeling naar ‘Nieuwe Honden 2.0’: Doorontwikkeling van het concept naar een meer gedegen onderwijsmodule (Integrale beroepsopdracht) waarin de mogelijkheid vervat zit om toptalent te laten bovendrijven en de relatie met het werkveld versterkt wordt door de inbedding van masterclasses voor de beste ‘performers’.
3.6.3 Inhoud van het programma Om een indruk te krijgen van de aard van het project volgt hier een beschrijving van het programma van dit jaar. Het thema van de afgelopen productie is jaren 80 en er is een soort “Willem Ruis lotto show” achtig programma van gemaakt. Hierbij worden korte spelletjes gespeeld met mensen uit het publiek, net zoals destijds in het programma. En uiteraard ontbreekt ook het ballet, net als toen, niet. Bij de spelletjes gaan we ook de interactie aan met het publiek. Popmuziek gaat muziek spelen uit de jaren 80 (zoals Europe, Duran Duran en Queen) Zoals altijd, vindt alles plaats in een grootschalige audiovisuele en podium-technische setting. Voorafgaand aan het concert wordt er 10 weken lang een “Nieuwe Honden”-journaal uitgezonden op RTV-Parkstad. Deze uitzendingen worden ook op het Arcus-TV-youtube-kanaal, op de domeinpagina “creatieve industrie” van de Arcus website en op de “BRAVO-Events” website gezet. In principe wordt ook de registratie van het concert t.z.t. uitgezonden op RTV-Parkstad. De volgende elementen die zeer belangrijk zijn in het project, maken dat het project bij uitstek past in de visie op excellentie die Arcus heeft.
Docent is eind verantwoordelijk, begeleidt, stuurt en grijpt in als het nodig is. Projectleider is verantwoordelijk voor zijn divisie; dit zijn 4e jaars studenten Assistent projectleiders als ondersteuning; dit zijn 3e jaars studenten. solliciteren auditeren Oefenen, zowel in vak, als in samenwerking in proces Feedback geven en begeleiden Evalueren van werkprocessen en beroepshouding
3.6.5 Op te leveren resultaten
Ontwikkelde onderwijsmodule van het evenement volgens model Integrale Beroepsopdracht In samenwerking met werkveld ontwikkelde en geïmplementeerde masterclasses voor de beste performers Beoordelingscriteria voor de beste performers op verschillende onderdelen
60
Ontwikkeld passend didactisch en begeleidingsmodel Professionalisering van bij het excellentieprogramma betrokken docenten Gerealiseerd voorlichtingsmateriaal en communicatie over het programma Geïmplementeerd en geborgd excellentieprogramma ‘Nieuwe Honden 2.0’
3.6.6 Populatie Deelname aan het evenement: zo veel mogelijk studenten van diverse opleidingen Deelname aan specifieke rollen binnen het evenement (bv projectleider; hoofdrollen; solo’s etc) in het kader van excellentie: 30 studenten per jaar Deelname aan de masterclasses: 20 studenten per jaar
3.6.7 Draagvlak belanghebbenden Omdat het docententeam van de opleiding KTM voor een groot deel bestaat uit ‘mensen uit de praktijk’ en omdat het programma als enige jaren succesvol loopt, is groot draagvlak bij alle belanghebbenden aanwezig.
3.6.8 Tijdpad en begroting Looptijd: 1 juni 2015 – 1 januari 2019 periode juni 2015 – juni 2016
juni 2016 – juni 2017
juni 2017 – juni 2018
activiteit Evaluatie en analyse uitvoering Nieuwe Honden 1.0 Ontwikkeling onderwijsmodule als Integrale Beroepsopdracht Ontwikkeling programma (inhoud) binnen dat model Ontwikkeling masterclasses in samenwerking met werkveld Onderzoek naar mogelijke link met skillswedstrijden Ontwikkeling passend didactisch en begeleidingsmodel Professionalisering docenten Communicatie over het programma Uitvoering programma Nieuwe Honden 2.0 (eerste pilot) Uitvoering masterclasses (eerste pilot) Evaluatie en verbeterplan nav eerste pilot en masterclasses Ontwikkeling programma (inhoud) binnen het IBO model Ontwikkeling nieuwe (meer) masterclasses ism werkveld Uitvoeren link met / koppeling aan skillswedstrijden Uitvoering didactisch en begeleidingsmodel Verdere professionalisering docenten Communicatie over het programma Uitvoering programma Nieuwe Honden 2.0 (tweede pilot) Evaluatie en verbeterplan nav tweede pilot en masterclasses Ontwikkeling programma (inhoud) binnen het IBO model Ontwikkeling nieuwe (meer) masterclasses ism werkveld
kosten € 100.000
€ 75.000
€ 75.000
61
juni 2018 – 1 jan 2019
Uitvoeren link met / koppeling aan skillswedstrijden Uitvoering didactisch en begeleidingsmodel Verdere professionalisering docenten Communicatie over het programma Uitvoering programma Nieuwe Honden 2.0 (definitieve vorm) Eindevaluatie, verbeteringen doorvoeren en definitieve borging
€ 50.000 € 300.000
62