Versie 2 – Zefanja 1:4 t/m 12 – nr.1151
[Uitzending 1151: Zefanja 1:4 t/m 12]
In de vorige uitzending hebben we stilgestaan bij het dienen van de afgoden, door de Israëlieten, in Juda en Jeruzalem. De HERE kan het hinken op twee gedachten niet verdragen. Maar het is al een probleem vanaf het ontstaan van het volk Israël. Bij het afscheid van Jozua, in Jozua 24:14 t/m 18, moet Jozua tegen het volk zeggen: Heb daarom diep ontzag voor de HERE en dien Hem oprecht en trouw. Doe de afgodsbeelden die uw voorouders aan de Eufraat en in Egypte vereerden, voor altijd weg. Aanbid alleen de HERE. Maar als u de HERE niet wilt gehoorzamen, besluit dan vandaag nog wie u wel wilt gehoorzamen. Zullen dat de goden van uw voorouders aan de overzijde van de Eufraat zijn of de goden van de Amorieten in dit land? Maar ik en mijn gezin, wij zullen de HERE dienen. Het hele volk antwoordde: Wij zullen de HERE nooit verlaten om andere goden te gaan vereren! Want de HERE is onze God. Hij heeft onze voorouders uit de slavernij in Egypte bevrijd. Hij is de God die machtige wonderen heeft gedaan voor de ogen van Israël, toen wij door de woestijn trokken. Hij heeft ons ook beschermd tegen onze vijanden, toen wij door hun land reisden. De HERE verdreef de Amorieten en de andere volken uit dit land. Ja, wij kiezen voor de HERE, want alleen Hij is onze God.
Het zijn prachtige antwoorden die wij als reactie van het volk op de woorden van Jozua lezen, maar ook toen al moest Jozua hen zeggen wat we lezen in Jozua 24 vers 19 t/m 27: U kunt de HERE niet dienen, want Hij is heilig en wil u geheel en al, Hij zal uw opstandigheid en zonden niet vergeven. Als u Hem de rug toekeert en andere goden gaat vereren, zal Hij zich tegen u keren en u vernietigen, ook al heeft Hij al die tijd nog zo goed voor u gezorgd. Maar het volk verklaarde opnieuw: Wij kiezen voor de HERE! U hebt het uzelf horen zeggen, zei Jozua, u hebt ervoor gekozen de HERE te dienen. Ja, antwoordden zij, wij zijn er getuigen van. Goed, zei hij, dan moet u alle afgodsbeelden die u bezit, vernietigen en voortaan de HERE, de God van Israël, gehoorzamen. Het volk herhaalde opnieuw: Ja, wij zullen alleen de HERE dienen en gehoorzamen. Daarom sloot Jozua die dag bij Sichem een overeenkomst met hen, waarbij zij zich verbonden tot het TTB – NL – TWR – CW
1
Versie 2 – Zefanja 1:4 t/m 12 – nr.1151
houden van de wetten en rechten die Jozua vaststelde. Jozua schreef het antwoord van het volk in het wetboek van God, nam een grote steen als gedenkteken en plaatste die onder de eik die naast de tabernakel stond. Dit was een heilige plaats voor de HERE. Toen zei Jozua tegen het hele volk: Deze steen heeft alles gehoord wat de HERE zei, daarom zal hij tegen u getuigen als u uw woord niet houdt. Helaas heeft het volk zich niet aan de belofte, die zij de HERE hadden gedaan, gehouden. Zij zijn vaak gewaarschuwd, soms ging het ook een tijdje goed, maar steeds dwaalden zij van de HERE af en nu moet de HERE hen zeggen, door de mond van de profeet Zefanja: ‘Ik zal Juda en Jeruzalem onder mijn vuist verbrijzelen en de Baälvereerders tot de laatste man uitroeien. Ik zal alle afgodendienaars en hun priesters om het leven brengen, zodat zelfs de herinnering aan hen zal vergaan’ (Zef.1:4).
Mogelijk dat iemand vraagt: En wat moet ik met al deze gebeurtenissen? Misschien dat u zich nog herinnert wat de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 10:6 t/m 14 schreef, over de les voor ons uit de geschiedenis van Israël. Paulus schreef: Die gebeurtenissen zijn een les voor ons, wij moeten niet naar slechte dingen verlangen zoals zij. Loop ook niet achter andere goden aan, zoals sommigen van hen deden. In de Boeken staat: Zij gingen zitten om te eten en te drinken en ze stonden op om losbandig te dansen. Pas daarvoor op. Laten wij ook geen ontucht plegen, zoals sommigen van hen, want daardoor stierven er op één dag 23000 van hen. Wij moeten het geduld van de HERE niet op de proef stellen, zoals sommigen van hen deden, want daardoor stierven zij aan slangenbeten. En mopper niet tegen God, zoals sommigen van hen, want daardoor trof hun de dood. Dat is allemaal met hen gebeurd om een voorbeeld te stellen. En het is opgeschreven als waarschuwing voor ons, die in het einde van de tijd leven. Als u denkt dat u nooit zover zult gaan, moet u oppassen om niet te zondigen. De beproevingen die u hebt ondergaan, zijn niet ongewoon. God is trouw, Hij zal ervoor zorgen dat de beproevingen u niet te veel worden. Hij zal ook een uitweg uit de beproevingen geven, zodat u ertegen opgewassen bent. Houd u daarom, lieve vrienden, ver van de verering van afgoden. TTB – NL – TWR – CW
2
Versie 2 – Zefanja 1:4 t/m 12 – nr.1151
Zefanja 1 vers 5: Ook hen die op hun platte daken klimmen en zich daar buigen voor de zon, de maan en de sterren. En ook hen zal Ik vernietigen die zogenaamd de HERE volgen, maar tegelijkertijd Milkom vereren! Er zijn Israëlieten die op het dak van hun huis zon, maan en sterren aanbidden, een dienen van afgoden die zij van de volken uit het oosten hebben overgenomen. Anderen zweren bij de god Milkom. Met die naam kan een koning zijn bedoeld, maar ook die gewoonte hebben de Israëlieten dan van de omringende heidense volken overgenomen. Vele heidense volken zagen hun koningen als zonen van de goden en vereerden hen dan ook als zodanig. In de Hebreeuwse tekst lezen we voor Milkom het woord ‘Malkam’ wat letterlijk ‘hun koning’ betekent. Semitische goden werden vaak met de titel ‘koning’ aangeduid. Zo noemden deze vereerders ook hun Baäl, hun koning. Een aantal Bijbeluitleggers schrijven bij de medeklinkers andere klinkers en lezen dan in plaats van ‘Malkam’ de naam Milkom, de god van de Amonnieten (1Kon.11:5). ‘Malkam’ kunnen we ook lezen als 'Moloch', en dan gaat het over de gruwelijke afgod die tevreden gesteld moet worden met kinderoffers. In het tweede gedeelte van vers 5 lezen we de woorden: En ook hen zal Ik vernietigen die zogenaamd de HERE volgen, maar tegelijkertijd Milkom vereren! Te midden van alle afgoderij wordt ineens de naam van de HERE genoemd. Maar dat is modern in Jeruzalem en Juda en het is vooral mode in de dagen van de hervormingen van koning Josia. Josia had toch opgeroepen om de HERE weer een plaats te geven in het persoonlijke en maatschappelijke leven? Nou, dan krijgt de HERE een plaats, naast en bij de andere goden. Maar zo had Josia het toch niet bedoeld? In ieder geval ziet de HERE het als geestelijk overspel en kan een praktijk van hinken op twee gedachten Zijn goedkeuring niet wegdragen. Bij het hinken op twee gedachten denken we aan de gebeurtenis met Elia op de berg Karmel. Nadat er een aantal jaren geen regen was gevallen en koning Achab overal naar de profeet Elia had gezocht, tot in het buitenland toe, komt het moment waarop de HERE zal laten zien dat Hij God is. Op de Karmel richt de profeet Elia het woord tot het volk, de koning en alle profeten, hij vraagt in 1Kon.18 vers 21: Hoelang blijft u nog op twee gedachten hinken? Als de HERE uw God is, volg Hem dan. Maar als Baäl god is, moet u die volgen! En wat is dan de reactie van het volk? TTB – NL – TWR – CW
3
Versie 2 – Zefanja 1:4 t/m 12 – nr.1151
Die is typerend en kenmerkend, want er staat aan het slot van 1Kon.18 vers 21: Maar het volk zweeg. En hoe was het dan in de tijd van Zefanja? Zo aan de buitenkant lijkt hun geloofsleven heel wat, de mensen zweren bij de HERE. Daarmee erkennen zij formeel dat God Getuige is van wat zij zeggen en doen, en dat Hij machtig is om in hun leven in te grijpen. Maar vervolgens keren zij Hem de rug toe. Zij zoeken God niet en vragen niet naar Hem. Dat heeft zoiets als van: wij noemen wel de naam van God, maar gaan gewoon onze eigen gang. Het lijkt op de woorden die de Here Jezus sprak in Mattheüs 23 tegen de mensen en Zijn leerlingen: De Bijbelgeleerden en de Farizeeën moeten de wet van Mozes handhaven. U moet precies doen wat zij zeggen. Maar hun voorbeeld mag u beslist niet volgen. Ze doen zelf niet wat zij zeggen. Ze leggen de mensen enorme lasten op, maar steken zelf geen vinger uit om die te verlichten. Alles wat zij doen, is om op te vallen. Ze binden hun gebedsriemen, met wetteksten erin, op hun linkerarm en hun voorhoofd. Om heilig te lijken, maken ze die extra breed. En de kwasten aan hun kleren, die aan Gods geboden herinneren, maken ze extra lang. Zij vinden het heerlijk om bij de maaltijden aan het hoofd van de tafel te zitten. Zij genieten ervan als zij in de synagoge de voornaamste plaatsen krijgen en voelen zich gevleid als ze op straat eerbiedig worden gegroet, als men hen met rabbi of meester aanspreekt (Matth.23:1-7). De Here Jezus heeft het niet over mensen die van God niet willen weten of over hen, die radicaal met God en Zijn geboden hebben gebroken. Nee, de Here Jezus heeft het over de geestelijke leiders van Israël. Wij zouden zeggen het gaat over mensen van de kerk, mensen die zeggen te geloven. Maar waar kun je aan hen zien dat het echt is en geen surrogaat?
Heel wat mensen hebben aan de lijve ondervonden dat gelovigen, de kerk of iemand die leiding geeft in een kerk, niet altijd zo lief en aardig zijn als ze zelf willen doen voorkomen. Voorgangers en andere geestelijke werkers hebben mensen op het hart getrapt, pijn gedaan of werden beschuldigd van de meest verschrikkelijke dingen, terwijl zij in een aantal gevallen niet eens werden geloofd of er werd geprobeerd de gebeurtenis in de doofpot te stoppen of te bagatelliseren. Hoe het ook gelopen is, wat er ook voor verzachtende omstandigheden kunnen worden aangevoerd, het staat als een paal boven water dat TTB – NL – TWR – CW
4
Versie 2 – Zefanja 1:4 t/m 12 – nr.1151
de kerk, ook vandaag, mensen om vergeving moet vragen voor dingen die in de naam van het geloof, de kerk of zelfs van God zijn gedaan of gezegd waar de Here God niets mee te maken wil hebben. Voor hen geldt Jer.14:14, zij vertellen in Mijn naam leugens. Ik heb ze niet gestuurd en ook geen opdracht gegeven te spreken of ze een boodschap toevertrouwd. Luisteraar, als de Here Jezus Christus voor u niet uw persoonlijke Heiland en Verlosser is, dan hoort u of jij nog steeds bij de mensen die door Christus verlost moeten worden. U mag Hem om die verlossing vragen, door middel van een eenvoudig gebed. Als in Handelingen 16 Paulus en Silas in de gevangenis zitten en er een aardbeving plaatsvindt dan is de cipier bang dat alle gevangen zijn ontsnapt. In Hand.16:27 lezen we dat hij zijn zwaard trekt en een einde aan zijn leven wil maken. Maar Paulus schreeuwt naar de cipier: Doe uzelf geen kwaad! Wij zijn allemaal nog hier! Als de gevangen waren ontsnapt had hij het met zijn leven moeten bekopen, maar het is anders gelopen. In Hand.16:30 vraagt hij: Heren, wat moet ik doen om gered te worden? Het antwoord is: Geloof in de Here Jezus, dan zult u gered worden en al uw huisgenoten ook. Dat zou u of jij vandaag ook kunnen doen!
Zefanja 1 vers 6: En allen die vroeger de HERE vereerden, maar er nu niet meer van willen weten, en zij die Hem nooit hebben aanbeden en het ook niet wilden, zullen hetzelfde lot ondergaan. Opvallend dat er ook in de tijd van Zefanja al mensen waren die vroeger de HERE vereerden, maar er nu niet meer van willen weten. We hebben het net al gehad over de pijn die een mens kan beleven aan de kerk en christelijke leiders. Maar het kan ook langzaam zijn weggeëbd. Als u bij deze groep hoort of uzelf erbij indeelt en ik zou vragen: Is er een reden of een oorzaak aan te wijzen, dat u vroeger de HERE vereerde, maar nu niet meer? Misschien moet je als mens wel toegeven, dat je het niet weet. Toen je nog thuis was ging het mogelijk min of meer vanzelf. Iedereen ging naar de kerk, dus jij ook. Maar toen kwam er een tijd van studeren, uit huis gaan, naar een andere stad en op je zelf gaan wonen. Toen is er langzaam maar zeker de klad in gekomen. Je ging nog weleens naar de kerk, deed in het begin ook nog mee met de Bijbelstudies, maar toen werd het steeds minder. Tja, waar is het nu precies van gekomen? Daar kun je een tijd over nadenken en ik denk dat je dat ook moet doen. TTB – NL – TWR – CW
5
Versie 2 – Zefanja 1:4 t/m 12 – nr.1151
Maar daarna komt de vraag: Wat ga je nu doen? Pak je de draad weer op of ga je op dezelfde voet door? Hoe je de draad weer op kunt pakken? Ga op onderzoek uit en informeer bij een kerk, of lees het in een krant of op internet, of er bij u of jouw in de buurt een Alpha-cursus wordt gehouden. Heb je er 10 avonden en een weekend voor over om een nieuwe start te maken met het geloof in God? Natuurlijk kun je ook contact opnemen met de kerk waar je vroeger altijd naar toe ging. En denk nu niet dat die mensen je zullen zien aankomen. En laat je niet ontmoedigen als er een paar de indruk wekken en denken: Gunst, daar heb je hem ook weer, dat is een tijd geleden! De meesten zullen blij zijn met jouw komst en als je niet alleen durft, ga samen met een goede vriend of vriendin.
Zefanja 1 vers 7: Wees stil in de aanwezigheid van de Oppermachtige HERE. Want de dag van de HERE breekt snel aan. Hij heeft voorbereidingen getroffen voor de grote slachting van zijn volk en hen die dat zullen uitvoeren, al uitgekozen. Vers 7 bepaalt ons weer bij de boodschap van het komen van de Grote dag van de HERE. Die dag kan geen mens ontlopen en voor mensen die niets met God te maken wilden hebben zal het een vreselijke dag worden. Maar juist om dat te voorkomen stuurt de HERE Zijn boodschappers erop uit om de mensen de reddingsboei van Zijn genade toe te werpen. Die reddingsboei is de Here Jezus Christus, een ieder die in Hem gelooft zal niet verloren gaan, maar heeft eeuwig leven (Jes.53; Joh.3:16). Luister eerbiedig naar de boodschap van God. Denk niet: dat zie ik dan wel weer!
Zefanja 1 vers 8: Op die dag van de grote slachting, zegt de HERE, zal Ik de leiders en de prinsen van Juda en iedereen die buitenlandse kleding draagt, straffen. In de verzen 8 t/m 13 moet Zefanja hoog bezoek aankondigen aan de inwoners van Jeruzalem: De HERE komt op bezoek. Er kan geen enkel misverstand over bestaan. Het zal ook zeker gebeuren. Alle lagen van de bevolking zullen met dit bezoek geconfronteerd worden: het koningshuis, ambtenaren, de handelaren en de mensen die zich bezig houden met geldzaken, ook de gewone man en de mensen die zich gezien hun vermogen het één en ander kunnen veroorloven. Het is ook niet onduidelijk welke stad de HERE zal bezoeken, namelijk: Jeruzalem. TTB – NL – TWR – CW
6
Versie 2 – Zefanja 1:4 t/m 12 – nr.1151
Zefanja noemt een paar plaatsen in de stad, die iedere inwoner wel kent.
Zefanja 1 vers 9 en 10: Ja, Ik zal iedereen straffen die heidense gewoonten volgt en allen die het paleis van de koning vullen met wat ze verkregen hebben door geweld en bedrog. In die tijd, zegt de HERE, zal een luid geschreeuw opklinken uit de Vispoort in Jeruzalem, er zal een gehuil opstijgen uit de nieuwe wijk en opstandige geluiden zullen klinken vanaf de heuvels. De plaatsen die Zefanja noemt zijn voornamelijk plaatsen in het noorden van de stad, waar de stad het best te benaderen en te veroveren is. De Vispoort moeten we er ook zoeken. Het was de plaats waar vissers hun vangst de stad binnen brachten en aan de man probeerden te brengen. Er zijn in de verzen 8 en 9 een paar opvallende zaken in Jeruzalem die de boosheid van de HERE hebben opgewekt. Om te beginnen zal de HERE iedereen straffen die zich kleedt met vreemde of buitenlandse kleding.
Maar zal iemand vragen: Gaat het nu over het dragen van kleding? Ja, daar gaat het om. Of is dat een gebied waar de HERE niets over te zeggen heeft? Adeldom verplicht is een uitdrukking die o.a. duidelijk wil maken dat er bij bijzondere gelegenheden ook passende kleding hoort. Kleding zegt iets over de persoon die het draagt. Met bepaalde kleding kan iemand laten zien waar hij of zij graag bij wil horen. In de tijd van Zefanja waren er mensen die niet bij het volk van God wilden horen en dat lieten zij zien door hun kleding. Vaak had het te maken met welke goden zij vereerden. Als het Babylonische goden waren dat zagen zij eruit als een Babyloniër. Het is ook voor ons een punt om eens over na te denken. Laten we dit niet te snel als onbelangrijk aan de kant schuiven. Natuurlijk gaat het de HERE om het hart, maar verandering van het hart kan ook gevolgen hebben voor je kleding en uiterlijk. De HERE wil graag dat gelovigen in hun persoonlijke verzorging en onderlinge verhoudingen rekening houden met Zijn Woord.
Zefanja 1 vers 11: Huil maar, inwoners van de Vijzelbuurt, want al uw zakenlieden en geldhandelaren zullen omkomen. Waarschijnlijk gaat het bij het woord ‘Vijzelbuurt’ om een gedeelte van de stad. Het gedeelte zou dan mogelijk de vorm van een vijzel (komvormig) hebben gehad, doordat er huizen TTB – NL – TWR – CW
7
Versie 2 – Zefanja 1:4 t/m 12 – nr.1151
in de diepte lagen en huizen er omheen op de omringende hogere gedeelten. In de genoemde buurt woonden de meeste handelaren en kooplieden. Ook aan hen zal het oordeel niet voorbij gaan.
Zefanja 1 vers 12: Ik zal Jeruzalems donkerste hoeken met een lamp doorzoeken om alle mannen op te sporen die tevreden te midden van hun zonden leven en bij zichzelf denken: De HERE doet geen goed, maar ook geen kwaad. De meest aangrijpende woorden uit vers 12 zijn: Ik zal Jeruzalem… met een lamp doorzoeken. De profeet Zefanja heeft aan dit vers een soort ‘bijnaam’ overgehouden. Als hij wordt afgebeeld, wordt hij afgebeeld als een man met een lamp of een lantaarn. Zo laat de HERE Zefanja rondgaan in Jeruzalem: met een fel schijnende lamp, die schijnt in de donkerste hoeken en meest verborgen plaatsen. Natuurlijk heeft de HERE zo’n lamp helemaal niet nodig. De HERE wil er mee aangeven, dat Hem niets ontgaat en dat Hij weet wat er in het verborgene gebeurt. Niemand hoeft te denken: God ziet het toch niet. Een mens hoeft ook niet te denken: De HERE doet geen goed, maar ook geen kwaad. Ieder mens zal er achter komen, als hij of zij zich niet bekeert, dan is het oordeel onafwendbaar. Daar gaat het om in deze profetie! Maar zolang de HERE waarschuwt kan een mens nog bij Hem schuilen.
In de volgende uitzending lezen we Zefanja 1:12 t/m 2:2.
TTB – NL – TWR – CW
8