Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
[Uitzending 1145: Habakuk 2:4 t/m 12]
In de vorige uitzending hebben we uitgebreid stilgestaan bij Habakuk 2:4, waar we lazen: Denk eraan: koppige mensen vertrouwen alleen zichzelf en gaan te gronde. Maar de mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven. Dit vers wordt in het NT in drie Bijbelboeken geciteerd, namelijk in: Romeinen 1(vs.17), Galaten 3 (vs.11) en Hebreeën 10 (vs.38). Vers 4 geeft de tekst van de woorden die de profeet Habakuk in opdracht van de HERE op een stenen plaat moet schrijven. Iedereen in de dagen van Habakuk moest de woorden lezen, omdat het beslissend en belangrijk is voor iedereen. Ook de citaten in het NT geven dat aan. Paulus schrijft in Rom.1 vers 17: Want in dat goede nieuws wordt de rechtvaardigheid van God bekendgemaakt. Dit betekent dat iedereen volkomen op Hem moet vertrouwen. De profeet Habakuk heeft immers geschreven: De mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven. En in Galaten 3:11 schrijft de apostel: Dat niemand het ooit met God in orde kan maken door de wet te houden, is volstrekt duidelijk. In de Boeken staat immers ook: De mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven. De schrijver van het Bijbelboek Hebreeën vult nog aan in Hebreeën 10 vers 38: De mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven. Maar als iemand God de rug toekeert, heeft God geen vreugde meer in hem. De woorden van de profeet Habakuk die hij namens de HERE op een bord moest schrijven zijn vandaag nog steeds actueel. Ook vandaag geldt: De mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven. De persoonlijke vraag die wij daarbij kunnen stellen is: Hoort u, hoor jij bij de mensen die rechtvaardig zijn? Wie zijn dat, de mensen die rechtvaardig zijn?
De apostel Paulus vertelt het ons in Romeinen 3:9 t/m 31: Wil ik hiermee zeggen dat wij als Joden beter zijn dan de andere volken? Nee, absoluut niet. Ik heb al eerder gezegd dat alle mensen, Jood of niet-Jood, schuldig zijn, ze worden allen beheerst door de zonde. Het staat zo in de Boeken: Voor God is niemand rechtvaardig, werkelijk niemand. Er is niemand verstandig. Er is niemand die echt zijn best doet om God te vinden.
TTB – NL – TWR – CW
1
Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
Alle mensen hebben zich van God afgekeerd, zij zijn met elkaar de verkeerde weg opgegaan! Niemand doet wat goed is, zelfs niet één. Wat uit hun mond komt, stinkt naar zonde en dood, zij gebruiken hun tong voor leugen en bedrog. Hun lippen spuwen dodelijk vergif. Hun mond is vol vervloekingen en hatelijkheden. Zij staan meteen klaar om te doden, waar zij geweest zijn, laten zij een spoor van verwoesting en ellende achter. Zij weten niet hoe zij in vrede moeten leven. Zij hebben geen enkel ontzag voor God, zij houden geen rekening met Hem. Het is duidelijk dat deze woorden in het bijzonder gelden voor de Joden, die Gods wet hebben. Zo wordt iedereen de mond gesnoerd en gaat niemand vrijuit. De hele wereld is schuldig tegenover God. Ook al houdt men zich aan de wet, dan nog gaat men voor God niet vrijuit. Het enige wat de wet doet, is de mens bewust maken van zijn zonde. Maar nu is aan het licht gekomen dat God de mens buiten de wet om vrijspraak wil geven. Daar is in de Boeken al op gewezen. Deze rechtvaardigheid voor God wordt bereikt door op Jezus Christus te vertrouwen. Dit geldt voor alle mensen die in Hem geloven, wie zij ook zijn. Alle mensen hebben gezondigd en missen daardoor Gods nabijheid. Maar God is zo goed en vergevend hen weer aan te nemen - zonder dat het hun iets kost en zonder dat zij het hebben verdiend - omdat Jezus Christus hen uit de greep van de zonde heeft bevrijd. God heeft Christus Jezus gegeven als verzoeningsoffer. Door zijn bloed zal de mens, wanneer hij gelooft, Gods rechtvaardigheid ontdekken. God gaat namelijk voorbij aan de zonden die eerder gepleegd waren, om uiteindelijk, in deze tijd, te laten zien hoe rechtvaardig Hij is. Dat doet Hij door iedereen die in Jezus gelooft, vrij te spreken. Waarop kunnen wij ons dan nog beroemen? Nergens op! Waarom niet? Omdat we niet met God in het reine kunnen komen door ons aan de wet te houden. Wij komen met God in het reine door op Jezus te vertrouwen en niet door stipt de wet na te leven. Is God alleen de God van de Joden? En niet ook de God van de andere volken? Natuurlijk, er is maar één God. Hij spreekt Joden en andere mensen vrij op voorwaarde dat zij in Jezus Christus geloven. Betekent het dan dat wij door ons geloof in Jezus Christus de wet buiten werking stellen? Nee, integendeel. Dan doen wij juist wat de wet
TTB – NL – TWR – CW
2
Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
zegt. Mensen die rechtvaardig zijn voor God, zijn mensen die met God in het reine zijn gekomen door op Jezus te vertrouwen. Hoort u, hoor jij daarbij?
Habakuk 2 vers 5: Trouwens, die Chaldeeën worden bedrogen, de wijn bedwelmt hen, want die is heel verraderlijk. In hun hebzucht hebben zij talrijke volken rondom zich verzameld, maar net als de dood en het dodenrijk hebben zij nooit genoeg. Zij zijn onverzadigbaar. In het tweede gedeelte van Habakuk 2 gaat de HERE verder met antwoord te geven op de vragen die Habakuk in het eerste hoofdstuk heeft gesteld. Want de profeet heeft niet alleen gevraagd hoe het de rechtvaardigen zal vergaan temidden van zoveel goddeloos geweld. Hij heeft ook gevraagd of de goddelozen en onrechtvaardigen ongestraft hun gang kunnen gaan. In het visioen heeft de HERE al laten merken, dat Hij terdege ziet wat er aan de hand is. Maar of God ingrijpt en hoe Hij dat gaat doen, is nog in het vage gebleven. Habakuk 2:5 t/m 20 laat op een ondubbelzinnige wijze zien, dat de HERE een levende God is en dat Hij de schuldige niet voor onschuldig houdt. In Habakuk 1:11b lazen we over de Chaldeeën: Als een wervelwind gaan zij verder en verdwijnen uit het gezicht, maar hun schuld is groot, want zij maken van hun kracht hun god. In vers 5 en vers 6a lezen wij een soort inleiding. Daar wordt ‘de goddeloze’ getekend als een onbetrouwbare, hoogmoedige dronkaard die net als de dood nooit genoeg heeft en niet rust voordat hij alles en iedereen in zijn greep heeft. ‘De goddeloze’ is in eerste instantie de koning van Babel en staat voor al de Chaldeeën. De koning is dronken van een onverzadigbaar verlangen naar macht. Eigenlijk moet de tekening van de Chaldeeën, die de HERE in vers 5 geeft, al voldoende zijn voor Habakuk om te beseffen dat de heilige God dit niet blijvend zal toelaten. De HERE moet wel ingrijpen en dat gaan we lezen in de verzen die nu volgen. In een soort spreuk gaat de HERE het Habakuk verklaren. Tot vijfmaal toe klinkt in de verzen 6 t/m 20, uit Gods mond: het 'Wee hun'. Het zijn woorden die verschillende betekenissen kunnen hebben, maar in de oren van de Israëlieten klinken ze allereerst als een rouwklacht. Een klacht die wordt ingezet als iemand is gestorven. We lezen de woorden ‘Wee hun’ in Habakuk 2:6, 9, 12, 15 en 19. TTB – NL – TWR – CW
3
Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
De eerste aanklacht is dat ‘de wijn hen bedwelmt’ De Chaldeeën zijn eropuit gegaan en hebben vele volken veroverd en hun rijkdommen geroofd. Ze waren nooit tevreden, maar bleven volk na volk aanvallen, zo verzamelden zij buit en gevangenen. Zo werd Babylon een grote wereldmacht. Zij wilden de hele wereld beheersen en bemoeiden zich overal mee. Ze waren hoogmoedig, hebzuchtig en onverzadigbaar. Opvallend is dat in vers 5 de zonde van dronkenschap wordt genoemd. Een onderwerp dat ook bij verschillende andere profeten aan de orde komt, namelijk bij de profeten: Amos, Joël, Nahum, en nu ook bij Habakuk. Nahum maakte duidelijk dat dronkenschap één van de zaken was die het koninkrijk Assyrië ten val bracht. Amos vertelt dat dronkenschap ook één van de zaken was waarom de HERE het Tienstammenrijk Israël in ballingschap stuurde. Nu zegt de profeet Habakuk dat dronkenschap ook voor Babylon een aanleiding is voor haar vernietiging. Lees bv. Daniël 5, waar wordt vertelt over de ondergang van Babylon tijdens de regering van koning Belsassar. Ze voelden zich volkomen veilig en waren van mening dat hen niets kon overkomen in hun verstevigde stad, maar het was schijn en Babylon werd ingenomen. In Daniël 5:30 lezen we: Nog diezelfde nacht stierf Belsassar, de koning van de Chaldeeën.
Dit gedeelte in Habakuk herinnert aan de Openbaring van Johannes en heeft daarom ook een apocalyptische trek. Het gaat hier niet alleen over de Chaldeeën en het Babel uit de tijd van de koningen Nebukadnessar en Belsassar, maar ook over het Babylon van alle tijden, dat als de stad van de wereld tegen de HERE en Zijn volk opstaat. Het Babylon dat de grote tegenspeler is van het nieuwe Jeruzalem de stad van God, die uit de hemel neerdaalt (Openb.21). Wat Habakuk hier in opdracht van de HERE moet profeteren, vindt zijn diepste vervulling in Openbaring 18, waar het Babylon van de eindtijd, zetel van de Antichrist, ten onder gaat en waar het 'wee' opnieuw klinkt als een rouwklacht over een wereld die ondergaat in dood en verderf. In Openbaring 18:10 en 11 lezen we: Uit angst voor de pijniging die zij ondergaat, blijven zij – de koningen van de aarde, uit vers 9 - van een afstand toekijken en ze roepen: Och, Babylon! Och, grote en machtige stad, in één uur is uw vonnis voltrokken! Over de hele wereld zullen handelaars huilen en jammeren omdat er niemand meer over is om hun handelswaar TTB – NL – TWR – CW
4
Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
te kopen. En in Openbaring 18:19 lezen we: Ze – alle kapiteins, stuurlui en matrozen, allen die op zee de kost verdienen, uit vers 17 – wierpen stof over hun hoofd, als teken van hun verdriet en rouw, en schreeuwden: Och, grote stad! Eerst maakte zij alle scheepseigenaren rijk door haar welvaart, nu ligt zij er binnen een uur ontredderd bij. Hier loopt het op uit, het is de toekomst van allen die de HERE niet de eer hebben gegeven waarop Hij als Schepper van hemel en aarde recht heeft. Omdat zij niet hebben geloofd, geen vertrouwen hebben gehad in de naam van Gods enige Zoon, Jezus Christus (Joh.3:18). De woorden uit Johannes 3 zijn woorden van de Here Jezus Zelf.
Aan het slot van Hab.2:5, alsook in de verzen 6 t/m 8 worden heel concreet de zonden van de goddeloze Chaldeeën genoemd. In vers 5 wordt de hebzucht genoemd, waardoor de Chaldeeën zich schandelijk hebben verrijkt ten koste van anderen. Habakuk 2 vers 6: De tijd nadert waarop al hun gevangenen hen zullen uitlachen en bespotten. Wee hun die zich verrijken ten koste van anderen! zullen zij zeggen. Hoelang zal dit nog duren? Ja, wee hun die ons uitbuiten! De straf over de Chaldeeën blijft niet uit. Dan zijn de verhoudingen omgedraaid en zullen dezelfde volken die de Chaldeeën eerst hadden veroverd en leeggeplunderd, een spotlied over hen zingen. Al de gevangen genomen Chaldeeën worden dan uitgelachen en bespot. En wat zal er spottend worden gezongen? Wee hun die zich verrijken ten koste van anderen! Ja, wee hun die ons uitbuiten!
Habakuk 2 vers 7: Plotseling zullen uw schuldeisers ontwaken en u zult zich geen raad weten van angst, zij zullen u helemaal leegplunderen. Vers 7 verwoordt dat de volken tegen de Chaldeeën in opstand zullen komen. De volken die eerst aan de Chaldeeën waren onderworpen zullen ontwaken uit hun machteloosheid en de onderdrukker aanvallen en leegplunderen. De eens zo trotse Chaldeeën weten niet meer waar zij het moeten zoeken, zij weten zich geen raad van angst en nu worden de Chaldeeën van hun spullen en rijkdommen beroofd. We lazen: zij zullen u helemaal leegplunderen.
Habakuk 2 vers 8: Vele volken hebt u geplunderd, nu zullen de rollen worTTB – NL – TWR – CW
5
Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
den omgekeerd en bent u zelf het slachtoffer. Want u hebt gemoord en gewelddaden begaan tegen mensen in alle landen en steden. De Chaldeeën hebben vele volken geplunderd en nu ontvangen zij hun verdiende loon, of zo u wilt: een koekje van eigen deeg. De Chaldeeën zijn nu zelf het slachtoffer en dat wat zij anderen hebben aangedaan overkomt hen nu zelf. We lazen in vers 8: Want u hebt gemoord en gewelddaden begaan tegen mensen in alle landen en steden.
De Chaldeeën en Babyloniërs stonden bekend als wrede overheersers. We lezen een paar voorbeelden uit het Bijbelboek Jeremia. In Jeremia 38 geeft de profeet Jeremia – namens de HERE – de koning van Juda de opdracht: zich over te geven aan de koning van Babel. In Jeremia 38:18 lezen we: Maar als u weigert u over te geven, zal deze stad door het Babylonische leger in lichterlaaie worden gezet en u zult niet ontsnappen. Als we verder lezen in vanaf vers 21, lezen we: Maar als u weigert u over te geven, zegt de HERE, zullen alle vrouwen die in uw paleis zijn, naar buiten worden gebracht en aan de Babylonische officieren worden gegeven. En verderop in vers 23: Al uw vrouwen en kinderen zullen aan de Babyloniërs worden uitgeleverd en ook u zult niet kunnen ontsnappen. De koning van Babel zal u gevangennemen en de stad zal worden platgebrand. In Jeremia 39 lezen we, als Jeruzalem door Nebukadnessar is veroverd, in Jeremia 39 vers 6: De koning van Babel dwong Sedekia toe te kijken terwijl zijn kinderen en de vooraanstaande burgers van Juda werden gedood. Daarna stak hij Sedekia de ogen uit, boeide hem met ijzeren ketens en zond hem naar Babel. Intussen stak het leger het paleis en de huizen in brand en haalde de muren van Jeruzalem omver. Daarna deporteerde Nebuzaradan, het hoofd van de lijfwacht, en zijn mannen de rest van de bevolking en de overlopers naar Babel.
Habakuk 2 vers 9 t/m 11: Wee hun die rijk worden ten koste van anderen en denken veilig te zijn. Doordat u vele volken hebt uitgemoord, hebt u uw eigen naam te schande gemaakt en uw leven verknoeid. Zelfs de stenen uit de muren van uw huizen roepen dit en de balken in het plafond beamen hun woorden. Nadat in de verzen 6 t/m 8 concreet de zonden TTB – NL – TWR – CW
6
Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
van de Chaldeeën zijn opgenoemd, waarbij hebzucht en moordpartijen eruit springen, wordt in de volgende verzen duidelijk dat de Chaldeeën zich op een schandelijke manier hebben verrijkt, ten kostte van anderen. Zij hebben de mensen beroofd en het bloed van deze mensen kleeft aan hun vingers. Daarbij wordt uit het vervolg duidelijk dat zij zich op die manier proberen veilig te stellen tegen alle dreigingen van buitenaf. Maar in vers 12 wordt de wreedheid en het moorden als misdaad ontmaskerd. Als het fundament van het rijk, dat de Chaldeeën hebben opgebouwd, gegrond is op roof en moord dan kan zo’n natie niet blijvend bestaan en hebben de Chaldeeën hun eigen naam te schande gemaakt en hun leven verknoeid. Alles wat de Chaldeeën tot stand hebben gebracht voor hun veiligheid en grootheid is één machtige aanklacht tegen hen! Alle getuigen die het kunnen beamen zijn allemaal dood, gevlucht of gevangengenomen, maar de stille getuigen – als zij konden praten – zouden het bevestigen. Zelfs de stenen uit de muren van uw huizen roepen dit en de balken in het plafond beamen hun woorden.
Hebzucht was een zonde van de Chaldeeën samen met dronkenschap. Zij eigenden zich toe wat hen niet toebehoorde. Het is een bevel dat de HERE aan Zijn eigen volk gaf in het tweede gedeelte van de wet, bij de wetgeving op de Sinaï. We lezen in Exodus 20 vers 12 t/m 17: Heb eerbied voor uw vader en uw moeder, dan krijgt u een lang en goed leven in het land dat de HERE, uw God, u zal geven. U mag niemand doodslaan. U mag geen overspel plegen. U mag niet stelen. Beschuldig niemand op valse gronden. U mag het huis van uw naaste niet begeren en ook zijn vrouw niet, zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund en zijn ezel of iets anders dat het eigendom is van uw naaste. De wet wordt niet aan Israël gegeven als een voorwaarde voor de bevrijding uit de slavernij. Eerst betoont de HERE Zijn genade aan de Israëlieten en daarna ontvangen zij de wet. Dit kan ook worden betrokken op de christelijke gemeente: net zoals Israël kan een christen de bevrijding niet verdienen door de wet te houden. Gods genade gaat aan alles vooraf. Het feit dat de wet geplaatst is ná de bevrijding uit Egypte en na de verbondssluiting, betekent dat de Israëlieten middelen krijgen, om de ontvangen vrijheid te behouden. Dit mogen zij gaan doen, wanneer zij het beloofde land binnentrek-
TTB – NL – TWR – CW
7
Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
ken. Daarin is een parallel aanwijsbaar met de positie van een christen. De Here komt eerst met Zijn bevrijding – die tot stand is gebracht op Golgotha. Vervolgens roept Hij de gelovige op tot een nieuwe gehoorzaamheid en levenswandel (Rom.6:4). De OT wet is na het apostelconvent in Hand.15 niet meer volledig geldig voor de NT gemeente uit de volken. De wet was een middel voor Israël om Gods genade te laten zien, maar niet iets, waaraan de kerk of de gemeente van Christus zich in alle bijzonderheden dient te houden.
Maar, dat neemt niet weg dat de opdracht om de HERE zichtbaar te maken aan de hele schepping nog steeds geldend is! De schepping verlangt er zelfs naar (Rom.8:19). De gemeente van Christus heeft in die zin dezelfde opdracht als het volk Israël. Zij heeft ook dezelfde uitgangspositie als het oude Israël: zij is bevrijd van onderdrukking en slavernij. In de kern van de zaak heeft zij dezelfde wetten, waarmee zij Gods karakter kan laten zien: de liefde voor God en voor de naaste en Zijn verlangen naar onze wederliefde (Math.22 :37-39). Hetzelfde heeft de HERE van het volk Israël gevraagd. De wet als heilsweg, om het weer in orde te maken met God, heeft afgedaan, daarvoor is de Here Jezus Christus gekomen. Maar de wet als leefregel van dankbaarheid is nog volop actueel.
Ook vandaag geldt wat de Here Jezus zegt in Mattheüs 22 vers 37 t/m 40: Heb de HERE, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit gebod is het eerste en het belangrijkste. Het tweede gebod komt op hetzelfde neer: Heb uw naaste net zo lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de basis van de hele wet en de profeten. Dat geldt voor alle volken, Israëlieten, Chaldeeën, alsook voor NT christenen.
Laten we deze uitzending beëindigen met woorden uit Psalm 2:1 t/m 5, waar we lezen: Wat zijn de ongelovige volken toch dwaas om tegen de HERE op te staan! Het is onbegrijpelijk dat deze mensen proberen God te slim af te zijn! De machthebbers van deze wereld hebben hun hoofden bijeengestoken en de leiders spannen samen tegen de HERE en Zijn Gezalfde. Kom op, zeggen zij, laten wij onze boeien verbreken en onszelf bevrijden uit deze slavernij van God. Maar God in de hemel lacht wanTTB – NL – TWR – CW
8
Versie 2 – Habakuk 2:4 t/m 12 – nr.1145
neer Hij hen hoort. De Here bespot hun dwaze plannen. God zal hen in Zijn toorn aanspreken. Zij zullen voor Hem van angst ineenkrimpen.
In de volgende uitzending lezen we Hab.2:12 t/m 20.
TTB – NL – TWR – CW
9