Luchtwachttorens Enige tijd geleden kwam ik in bezit van het prachtige boekje ‘Luchtwachttorens in Nederland. Industrieel erfgoed uit de Koude Oorlog’ van Hans Sakkers en Johan den Hollander. Het beschrijft een landelijk projekt van prefab-gebouwde luchtbewakingstorens in de vijftiger jaren. Over het projekt zelf kan men de nodige twijfels hebben, maar één ding is zeker: de weinige torens die er nog over zijn, zijn zeer zeker de moeite waard om als industrieel erfgoed bewaard te blijven. Het boekje is nog steeds verkrijgbaar door overmaking op rekeningnummer 18 08 100 ten name van B.Bouwman onder vermelding van ‘Luchtwachttorens’. Ik kan het u van harte aanbevelen. Hier volgt een samenvatting, met vriendelijke toestemming van de uitgever.
Luchtwachttoren 8-594, blik over de Waal, Fort Sint Andries.
Wellicht een van de meest merkwaardige projekten die ooit, naast de IJssellinie, in het kader van de Koude Oorlog zijn uitgevoerd, is het Luchtwachttoren-projekt in de jaren ’50. Het was ook de Nederlandse overheid na 1945 opgevallen, dat de ontwikkeling van de luchtvaart sinds de eerste wereldoorlog steeds meer in een stroomversnelling geraakt was. Werden in de eerste wereldoorlog vanuit een vliegtuig de bommen nog handmatig over boord gezet, in de Tweede was dat al vervolmaakt tot geavanceerde bommenwerpers zoals gevoelig aan den lijve was ondervonden. Na ’45 kwam de koude dreiging uit het oosten snel op, en was men op z’n hoede voor plotse aanvallen vanuit de lucht. In Duitsland had men daarvoor al een keten van radarposten geïnstalleerd, die aansnellende vliegtuigen al van verre konden signaleren. Enig nadeel was dat de radar nog geen laag vliegende objecten kon opvangen. In Nederland herinnerde men 1
zich dat in de slag om Engeland in 1940 door een keten van waarnemingsposten langs de kust tijdig voor de komst van vijandelijke vliegtuigen kon worden gewaarschuwd. En wellicht dat de inmiddels bevriende Duitsers wat minder alert zouden zijn ten opzichte van laagvliegende straaljagers met een grote rode ster op de flanken richting Kikkerlandje. Dus werd op 1 mei 1950 het Korps Luchtwachtdienst opgericht, een dienst waarvoor landelijk zo’n 5.200 mensen nodig zouden zijn. Het aanwerven van vrijwilligers bleek een probleem; de bevolking liep ondanks grote reclamecampagnes niet echt warm. Bovendien kwamen alleen mannen in aanmerking. Vrouwen werden geacht niet in weer en wind dit zeer bijzondere werk te Kloosterzande, de grootste kunnen doen; zij mochten echter wel binnen aan de plottafel zitten. In 1951 werd ook een werkbezoek gebracht aan de betreffende toenmalige Engelse afdeling, het Royal Observer Corps, om wat nieuwe ervaring uit de veertiger jaren op te doen.
een vijftal typen, de nr. 8-252, 8-594, 8-1506, 8-2418 en 8-3102, de twee rechtse typen met steunberen.
Dit resulteerde in het oprichten van een landelijk netwerk van waarnemingsposten, enerzijds op bestaande gebouwen, anderzijds door nieuwe toren te bouwen. De waarneming vond evenals in 1940 in Engeland plaats met de verrekijker, de doormelding via de telefoon. De torens op zich zijn bijzonder interessant. Ze werden vervaardigd van prefab-betonelementen, een soort raatwerken, en met stalen bouten onderling bevestigd. Voor prefab-elementen werd ook gekozen, met de gedachte om ze later na afbraak eventueel in de woningbouw te kunnen hergebruiken (het was de tijd van de wederopbouw); een nobele gedachte, maar met de typische Nederlandse zuinigheid had men er beter aan gedaan om dan ook de kwaliteit bestendiger te maken. De hoogte varieerde van 2 meter (nr. 8-252, links op de afbeelding hierboven, tot 25 meter (nr. 8-3102, rechts en foto blz.8). De doorsnede bedroeg 3,10 x 3,90 meter. De waarnemingsruimte boven was wat ruimer en mat 3,60 x 5,24 meter. Aan de zuidzijde bevond zich een overdekte schuilnis (de uitstulping links op de tekeningen hierboven) met een bank en een klaptafel om de waarnemingen te noteren. In tijd van oorlog konden rond de 2
borstwering zandzakken worden aangebracht. Torens boven de 19 meter werden bovendien voorzien van steunberen.
de boutbevestigingen
De kosten per toren bedroegen in 1951 f. 5.200,- tot f. 15.000, waar de kosten voor de fundering nog bij kwamen, f. 1.500,- tot f. 4.000,-, totaal begroot f. 1.400.000. Tot medio 1955 zouden er over geheel Nederland totaal zo’n 140 stuks gebouwd worden. Het bouwprojekt ving op 6 Maart 1951 aan, maar stuitte al direct op de gebruikelijke typisch Nederlandse weerstand: het bouwvergunningentrajekt inclusief bezwaarprocedures enz. Diverse gemeenten maakten bezwaar tegen de in hun ogen foeilelijke constructies. Met de ‘Belemmeringswet Landsverdediging’ in de hand gelastte de Minister van Oorlog op 22 Juli 1951 om, vergunning of geen vergunning, onverwijld door te gaan met bouwen.
waarnemingsruimte Warfhuizen, bovenste rij is verdwenen, rechts de balustrade van de trap; ook de vloer is weg
zijaanzicht schuilnis op de tekening
De torens staken schril af in het vlakke landschap, een ideale schietschijf; bovendien wierpen ze van boven gezien een enorme slagschaduw. Men besloot de torens te camoufleren met klimop, en de beton dof grijs-bruin te verven; dit kostte nog eens f. 70.000,- extra. Of het systeem ooit adekwaat zouden kunnen functioneren? Er was wel het een en ander veranderd sinds 1940. Het straalvliegtuig was al lang en breed uitgevonden, evenals trouwens 3
verbeterde radar. Tegen de tijd dat de melding van een naderend vijandelijk vliegtuig de commandopost bereikt zou hebben, zou het vliegtuig z’n opdracht al lang hebben volbracht.
toren op Fort Sint Andries tussen Maas en Waal
blik omhoog
Misschien verkeerde de ambtelijke top nog in de overtuiging, dat de Russen met wat oude Messerschmitt’s en Stuka’s uit hun buitvoorraad zouden aanvallen, en uitgerekend op ons, op internationaal niveau, strategisch belangrijkste land in Europa. Maar het functioneerde blijkbaar wel naar behoren: er is wel degelijk één Sovjet-toestel gesignaleerd (door de toren van Linne). De meldingen kwamen centraal binnen in de villabunker Caesar in Driebergen. Deze bunker was in 1943 door de Duitsers gebouwd als commandobunker in de achtertuin van huize Bornia. Na de oorlog wilde men het gevaarte als kwade herinnering zo gauw mogelijk opblazen. De eigenaar van huize Bornia, een zekere jonkheer Clifford van Breugel, verzette zich daar met succes hevig tegen, uit angst dat zijn pas fraai herstelde woning schade zou oplopen. De bunker werd door hem vervolgens gebruikt voor de opslag van aardappelen, fruit en het kweken van champignons. Na twee jaar kwam defensie tot de conclusie dat ze de bunker toch eigenlijk wel goed konden gebruiken, en zo werd deze in 1950 botweg onteigend. In 1952 werd hij in dienst genomen als Sector Operations Centre, en wel voor de luchtverdedigingssektor. De jonkheer kreeg als kleine genoegdoening een fraaie bakstenen gevel langs de betonnen buitenzijde met echte valse ramen en geschilderde gordijnen. In 1964 werd het Korps Luchtwachtdienst opgeheven; Een aantal torens werd overgedragen aan de BB, de Bescherming Bevolking; bij een aantal torens werd vervolgens nog een kleine 4-persoons schuilplaats – verblijfsruimte van ca 2 x 4 meter, met daarnaast klimschacht en filterruimte - gebouwd, beveiligd tegen radio-aktieve neerslag. Wat men zich hiervan voor moest stellen is onduidelijk. In 1980 werd hun taak bij de BB in 1980 afgestoten. Daarna werden de torens overgedragen aan wie ze maar hebben wou. De kwaliteit van de beton was echter slecht, de dekking van de wapening te gering. Al snel trad betonrot op, zodat de torens alleen met veel geld te onderhouden waren. De meeste zijn dan ook in de loop der jaren gesloopt, of van pure ellende in elkaar gezakt.. Een paar torens zijn gelukkig nog bewaard gebleven als monument, onder andere een hele fraaie te Aldemardum, een nr. 8-1050; een zonder binnenwerk te Warfhuizen, voorts een te Eede, Koewacht. Het besef begint door te dringen dat we toch te maken hebben met een stuk schitterend cultureel erfgoed. Want laten we eerlijk zijn, bijzonder, én fraai zijn ze wel.
4
trappehuis, toren Aldemardum
nr. 8-822, Horst
Dat het oorspronkelijke doel van de torens vrijwel vergeten is, bewijst wel de topografische atlas van de ANWB, schaal 1:50.000. De toren te Aldemardum (Oudemirdum) staat weliswaar keurig aangegeven (coördinaten 164-540), maar de cartograaf heeft er zich blijkbaar geen raad mee geweten (of is door de lokale inboorlingen op het verkeerde been gezet), en het objekt de vermelding ‘brandtoren’ meegegeven. Op ‘Google maps’ staat overigens een zeer fraaie panorama foto van de toren, dit maal wél onder de juiste benaming. Ten aanzien van het luchtbewakingsprojekt moet wellicht als verzachtende omstandigheid vermeld worden dat Nederland in de vijftiger jaren nogal sterk, met name door Amerika, onder druk werd gezet, om maatregelen te nemen tegen het vermeende gevaar uit het oosten, althans – heikel punt daar geld aan te spanderen. En men moet ook toen al politiek correct gedacht hebben ‘het maakt niet uit wat je doet, zolang je maar wat doet’.
waakzame blik over de Waal naar het oosten, waar blijven nu die Russen?….
5
Niet alleen Engeland bewaakte zijn luchtruim in de veertiger jaren met mankracht. Op internet is een foto te vinden van een vergelijkbare Finse luchtbewakingspost uit de oorlogsjaren. Het onderschrift op het origineel ‘Lottia Ilmavalvontatehtävissä’ spreekt voor zich. Deze tekst onder de foto lijkt onuitspreekbaar, maar dat valt bij enige nadere analyse wel mee; ‘ilma’ is lucht’, ‘valvonta’ is ‘bewaking’ en ‘tehtävä’ betekent niets anders dan ‘taak’ (‘issa’ is een naamvalsverbuiging, de ‘inessivus’ voor de classici onder u), dus gewoon ‘Lotta’s bij hun luchtbewakingstaak’. Een Fin zal over ons woord ‘Luchtbewakingsdiensttoren’ ongetwijfeld eenzelfde tongbrekende idee hebben, moet u maar denken. Anders dan de Nederlandse torens, heeft men in Finland de uitkijkposten eenvoudig van hout vervaardigd. Het voordeel daarvan is dat er geen betonrot kan optreden. In tegenstelling tot de mening over die arme vrouwen in onze zwaar verkokerde Nederlandse samenleving van de vijftiger (?) jaren, vond men de luchtbewaking in Finland een typisch vrouwelijke bezigheid. Ter info, het klimaat is in Finland wat extremer dan hier, maar misschien dat daar toen échte kerels waren, die een mening over de vrouwen hadden.
Lottia Ilmavalvontatehtävissä
De ‘Lotta Svärd’ was een in 1920 opgerichte vrouwelijke vrijwillige hulpdienst. De naam is ontleend aan een gedicht van Johan Ludvig Runeberg in het boek Verhalen van Ensign Stål. De betreffende dames werden aangeduid met ‘Lotta’s’. Bronnen: Tekeningen en informatie: Hans Sakkers en Johan den Hollander. ‘Luchtwachttorens in Nederland’. Industrieel erfgoed uit de Koude Oorlog. Kees Volkers. Geheim landschap, 200 jaar militairen op de Heuvelrug. Foto’s: Hans Sakkers en Johan den Hollander, voorts internet onder ’ Luchtwachttorens’, en eigen archief.
6