M+P - raadgevende ingenieurs Müller-BBM groep geluid trillingen lucht bouwfysica
Wolfskamerweg 47, Vught Postbus 2094 5260 CB Vught T 073-658 9050 F 073-658 9051
[email protected] www.mp.nl
LUCHTKWALITEIT IPL-PROEFTUIN Metingen Optimalisatie Geluidschermen Eerste en tweede meetsessie
Opdrachtgever Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart Postbus 5044 2600 GA DELFT
Rapportnummer M+P.DWW.06.16.10
Auteurs ir. J. Hooghwerff drs. ing. C.C. Tollenaar
Revisie 4 Datum 12 november 2009
Opdrachtnummer Contract DWW-2999B
Pagina 1 van 73
© M+P - raadgevende ingenieurs Niets van deze rapportage mag worden gebruikt voor andere doeleinden dan is overeengekomen tussen de opdrachtgever en M+P (DNR 2005 Artikel 46).
Vestigingen Aalsmeer en Vught Lid ONRI ISO 9001
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
Samenvatting Voor het project "Proeftuin schermen" van het Innovatieprogramma Luchtkwaliteit zijn door M+P in een proeftuin de effecten van een vijftal schermen onderzocht op de concentraties NO2, NOX, PM10 en PM2.5 achter het scherm. De schermen zijn ter hoogte van strand Nulde langs de A28 geplaatst. De metingen zijn uitgevoerd in twee meetperiodes van circa drie maanden. Deze liepen van eind juli tot eind oktober 2007 en van begin december 2007 tot half maart 2008. Bruikbare uurwaarden voor het onderzoek zijn de uurwaarden tijdens droge perioden met een stabiele (zuid)oostelijke wind. In de eerste meetsessie zijn circa 150 goede uurwaarden vastgesteld, in de tweede meetsessie zijn dat er ruim 100 meer. De gemiddelde onzekerheid in het bepaalde schermeffect is in de eerste periode daardoor groter dan in de tweede periode. De metingen achter de verschillende schermen zijn uitgezet tegen de metingen in de 0-situatie zonder scherm. De gevonden verhoudingen geven, met een bepaalde betrouwbaarheid, de schermeffecten op de verschillende meetpunten weer. Aan de in het meetplan geschatte onzekerheden, blijkt in de praktijk voor de PM-metingen niet te worden voldaan. Een gevolg is dat voor PM het niet mogelijk is om significante verschillen tussen de diverse schermen aan te tonen. Uit de analyse van de meetdata kan worden opgemaakt dat: Schermeffecten op NO2 zijn op 5 meter achter het scherm in de orde grootte 10 tot 20 %. Op grotere afstand zijn de effecten veelal lager of zelfs negatief. Schermeffecten op NOX zijn op 5 meter achter het scherm rond de 30%. Op grotere afstand achter het scherm zijn de schermeffecten in de orde grootte 0 tot 20%. Schermeffecten op PM laten veel negatieve waarden zien. Verder valt op dat de spreiding in de resultaten groot is. In de tweede meetperiode zijn de schermeffecten door het hogere aantal meeturen met een hogere nauwkeurigheid bepaald.
2
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
Summary For the Air Quality Innovation programme (IPL) the effects of noise barriers on the concentrations of nitrogen oxides (NO2, NOx) and fine dust particles (PM10 and PM2.5) behind the barrier have been tested by M+P at the IPL barrier test site. Five different barriers have been placed at this test site near the A28 motorway near the Nulde beach recreation area. Measurements have been performed in two stages of three months each, from the end of July to the end of October 2007 and from the beginning of December 2007 to the first half of March 2008. Hourly values were measured of which only those obtained during dry periods with stable (south) eastern wind are useful. During the first phase app. 150 meaningful values were obtained, in the second phase there were over 100 more. The average uncertainty of the assessed barrier effects is therefore larger for the first phase than for the second. The measurement results behind the different barriers have been compared to the "0-situation" without any barrier. The relative amounts give, within an uncertainty interval, the effects of the barriers at the measurement positions. The uncertainty intervals for PMx have turned out to be larger in practice than estimated in the original measurement plan. As a consequence, significant differences between effects of barriers on PMx concentrations could not be established. From analysis of the measurement data it can be shown that: Barrier effects on NO2 at 5 meters behind the barrier are in the order of 10% to 20%. At larger distances, the effects are mostly lower or even negative. Barrier effects on NOx at 5 meters behind the barrier are in the order of 30%. At larger distances behind the barrier effects range from 0 to 20%. Barrier effects on PM are mostly negative. The spread of values is large.
3
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
Inhoud
SAMENVATTING
2
SUMMARY
3
1
INLEIDING
6
2 2.1 2.2 2.3
MEETOMGEVING Locatie Wegeigenschappen Geluidschermen
7 7 8 8
3 3.1 3.2 3.3
MEETSYSTEMATIEK Meetprincipe Uitgangspunten metingen Relatie met voorschriften
9 9 9 10
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
MEETAPPARATUUR PM-metingen NOx-metingen O3-metingen Verkeerstellingen Meteogegevens Meetopstelling Meetvoorwaarden
11 11 12 13 14 14 15 16
5
BEPROEFDE SCHERMEN
17
6 6.1 6.2 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3
DATAVERZAMELING EN –ANALYSE Communicatie en dataverzameling Kwaliteitsborging Analyse Selectie goede meeturen Dataverwerking NOX Dataverwerking PM
20 20 20 20 21 21 22
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.5.1 7.5.2
MEETRESULTATEN Meetperiode Meteo Verkeer Datacorrectie Analyse Vergelijk met TEOM-FDMS en referentieapparatuur Verhouding PM10 en PM2.5 concentraties
23 23 23 25 26 28 28 29 4
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
7.5.3 7.5.4 7.5.5 7.6 7.7
Representativiteit M1 en M13 Effect van verschillende windhoeken op meetresultaat Ozon en instraling Onzekerheid in schermeffecten Eindresultaat
30 32 33 35 37
8
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
40
9
LITERATUUR
41
BIJLAGE A Scatterplots NO2 eerste meetperiode
42
BIJLAGE B Scatterplots NO2 tweede meetperiode
46
BIJLAGE C Scatterplots NOX eerste meetperiode
50
BIJLAGE D Scatterplots NOX tweede meetperiode
54
BIJLAGE E Scatterplots PM10 eerste meetperiode
58
BIJLAGE F Scatterplots PM10 tweede meetperiode
62
BIJLAGE G Scatterplots PM2.5 eerste meetperiode
66
BIJLAGE H Scatterplots PM2.5 tweede meetperiode
70
5
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
1
Inleiding Het Innovatieprogramma Luchtkwaliteit (IPL) werkt aan innovatieve oplossingen om de luchtkwaliteit rond rijkswegen te verbeteren. Onderdeel van het programma is een studie naar de mogelijkheden om geluidschermen te optimaliseren voor luchtkwaliteit. Uit een eerdere fase van het project is gebleken dat geluidschermen een significant effect kunnen hebben op de verdunning achter het scherm [1] [2]. Het IPL is in 2006 gestart met het "afromen van de markt", waarbij ideeën voor dergelijke optimalisaties de mogelijkheid kregen om beproefd te worden. Daarnaast is in mei 2007 een prijsvraag op de markt gekomen om partijen te prikkelen met nieuwe ideeën te komen. Een aantal ideeën is in 2007 en 2008 in een "proeftuin" onderzocht. Deze proeftuin is een locatie waar naast een autosnelweg tijdelijk geluidschermen geplaatst zijn en metingen uitgevoerd kunnen worden. Het onderzoek is opgedeeld in vier meetperioden van drie maanden waarin steeds andere schermen worden onderzocht. Het IPL heeft M+P - raadgevende ingenieurs opdracht gegeven om de metingen in de proeftuin voor te bereiden, uit te voeren en te analyseren. In dit rapport worden de meetresultaten van meetperiode 1 en 2 gepresenteerd. Bij het tot stand komen van het rapport is dankbaar gebruik gemaakt van het commentaar en de suggesties vanuit de begeleidingsgroep, waarin deskundigen participeren vanuit Rijkswaterstaat, RIVM, TNO, KEMA en DCMR. Informatie rapport vierde revisie In de vierde revisie van het rapport is de data-analysemethode herzien. Vanaf de derde meetperiode is er met de begeleidingscommissie een gewijzigde methode geformuleerd welke nu alsnog in de rapportage van de eerste en tweede meetsessie is doorgevoerd. In deze versie zijn alleen de onzekerheden die volgen uit de regressieanalyse gepresenteerd. In het eindrapport worden de geschatte totale onzekerheden gepresenteerd waarin ook onzekerheden als gevolg van restspreiding en meetdoorsnede verschillen zijn opgenomen. Resultaten van schermeffecten kunnen hierdoor afwijken van eerder gepresenteerde resultaten van de eerste twee meetsessies.
6
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
2
Meetomgeving
2.1
Locatie De proeftuin is gelegen in de gemeente Putten aan de westzijde van de A28 tussen de afslagen "Strand Nulde" (afslag 10) en "Strand Horst" (afslag 11). Circa km 43,3 tot km 43,8. Deze locatie voldoet wat betreft de proeftuin aan een aantal relevante randvoorwaarden: geen bijzondere luchtproblemen, bijvoorbeeld door locale bronnen anders dan de weg, voldoende lage achtergrondconcentraties; mogelijkheid om tijdelijk schermen te plaatsen; een weg zonder verdiepingen, op- of afritten, kunstwerken; mogelijkheid om metingen uit te kunnen voeren op voldoende afstand achter het scherm; geen bomen of verstoringen (zoals schermen) aan de andere kant van de weg; gelijkmatige aanstroomrichting van de wind; voldoende bruikbare windrichtingen; een weg met voldoende voertuigbewegingen, zodat er een significante wegbijdrage te verwachten is. Een luchtfoto van de locatie is in de onderstaande figuur opgenomen.
figuur 1
Luchtfoto’s van de locatie
7
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
2.2
Wegeigenschappen De A28 tussen Nijkerk en Harderwijk betreft een tweebaans autosnelweg met per baan twee rijstroken en een vluchtstrook. De gemiddelde verkeersintensiteit is circa 65.000 motorvoertuigen per etmaal, waarvan ongeveer 16% vrachtverkeer. Tijdens de metingen worden verkeersgegevens verzameld met een automatische verkeersteller welke Rijkswaterstaat nabij de proeftuin heeft laten plaatsen.
2.3
Geluidschermen De schermen en metingen zijn uitgevoerd aan de westzijde van de weg. Van zuid naar noord zijn eerst twee typen "geoptimaliseerde schermen" geplaatst, daarna een conventioneel scherm en vervolgens de nulsituatie waar geen scherm staat. De geluidschermen zijn zo dicht mogelijk bij de rijstroken geplaatst, circa 8 m uit rechter witte streep. Een dwarsdoorsnede van de weg is in de onderstaande figuur opgenomen.
S M1 R1 ≈ 3,5 ?
3,75 ≈ 11 m
figuur 2
R2
V
3,75
3,5
4,5 ?
≈8m
5
M3
M2
5
18,5 28,5 m
Dwarsdoorsnede van het wegprofiel nabij de proeftuin, westelijke rijbaan (R=rijstrook, V=vluchtstrook, S=geluidscherm, M=meetpositie)
8
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
3
Meetsystematiek
3.1
Meetprincipe Om het effect van de geluidschermen te bepalen, is zowel voor de 0-situatie als achter elk scherm op 3 verschillende posities de wegbijdrage bepaald. De wegbijdrage is, in situaties waarbij de wind van de andere zijde van de weg komt, het verschil tussen het meetpunt achter het scherm en het meetpunt aan de overzijde van de weg. Vergelijking van de wegbijdrage op een punt achter het scherm met de bijdrage op het punt ter plaatse van de 0-situatie levert het schermeffect. In onderstaande figuur zijn de meetpunten schematisch weergegeven.
M13
noord
achtergrondconcentratie
0-situatie
figuur 3
ref.scherm
geopt. scherm 1
geopt. scherm 2
M1 M2
M4 M5
M7 M8
M10 M11
M3
M6
M9
M12
Schematische weegave van de meetpunten
Op elke positie is zowel de concentratie NOx en NO2, als de PM10- en PM2.5-concentraties gemeten. Daarnaast is vanaf de tweede meetsessie op 3 punten de Ozonconcentratie en de lichtintensiteit gemeten. Op 8 meetpunten is meteo informatie geregistreerd. De precieze afstanden van de meetpunten zijn in figuur 2 opgenomen. Meetpunt 13 is in werkelijkheid noordelijker geplaatst ter hoogte van de zuidelijkste uitloper van parkeerplaats de Dasselaar. De afstand tot de rijbaan is (gespiegeld) gelijk aan meetpunt die van M2.
3.2
Uitgangspunten metingen Voor de fijn stof metingen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: op alle posities staan continue Osiris fijn stof meetsystemen; bij de 0-situatie (geen scherm) wordt (aan de westzijde van de weg) op basis van de referentiemethode PM10 en PM2.5 gemeten, waarmee de gemiddelde dagwaarden van de continue systemen "geijkt" worden; bij de 0-situatie wordt tevens met behulp van een TEOM-FDMS de continue PM10concentratie gemeten, om het (al dan niet correcte) verloop van de continue stofmonitoren te volgen en inzicht te hebben in de volatiele fractie (vervluchtigbare bestandsdelen) in de lucht;
9
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
vooraf en tussentijds (twee wekelijks) worden alle continue meetsystemen met elkaar vergeleken. Ten tijde van de vergelijkingen worden eventuele verschillen vastgelegd welke achteraf gebruikt kunnen worden voor de interpretatie van de resultaten.
Voor de NOx- en NO2-metingen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: op alle 13 posities (dus 0-situatie, referentiescherm, geoptimaliseerd scherm 1 en geoptimaliseerd scherm 2) wordt gewerkt met een continu NOx-meetsysteem van het type Airpointer; met deze continue systemen wordt gelijktijdig zowel NOx als NO2 gemeten. vooraf en tussentijds (twee wekelijks) worden alle continue meetsystemen gecontroleerd door ijkgas aan te bieden. Ten tijde van de vergelijking worden eventuele verschillen vastgelegd welke achteraf gebruikt kunnen worden voor de interpretatie van de resultaten. Voor de Ozon metingen worden de volgende uitganspunten gehanteerd: Op drie meetpunten wordt een O3 meetmodule aan de Airpointer toegevoegd waarmee continu de ozonconcentraties gemeten worden. Op circa acht posities wordt meteo-informatie ingewonnen: luchttemperatuur; luchtvochtigheid; windsnelheid; windrichting. Daarnaast wordt op één positie een regensensor geïnstalleerd, zodat bekend is in welke perioden het geregend heeft. Tevens wordt op één meetpositie een lichtintensiteit meter geplaatst zodat de ozonmetingen op de juiste manier geïnterpreteerd kunnen worden
3.3
Relatie met voorschriften De uitvoering van de metingen gebeurt zoveel mogelijk in aansluiting bij de (internationale) voorschriften. De belangrijkste reden daarvoor is dat daarmee de resultaten voor zo veel mogelijk doeleinden te gebruiken zijn. Voor dit onderzoek zijn de volgende voorschriften relevant: de aansluiting bij de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; de verwachte onnauwkeurigheden van de diverse meetapparatuur en meetmethoden in relatie met de genoemde regelgeving; voor zowel PM10 als PM2.5 wordt een koppeling gelegd met de van Europese "referentiemeetapparatuur" (NEN-EN 12341); alle NOx-modules werken conform EN 14211. Wat betreft gekozen afstanden achter het scherm en gekozen meethoogten is aansluiting gezocht bij de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
10
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
4
Meetapparatuur
4.1
PM-metingen Om invulling te geven aan de eisen en wensen met betrekking tot de metingen is de volgende meetapparatuur geselecteerd. Voor PM-metingen: 2 referentiemeetapparaten, zogenaamde Low Volume Samplers (LVS), van het merk Derenda voor het meten van PM10 en PM2.5. De LVS verzameld over een periode van 24 uur het stof op een filter, waarbij na weging in het laboratorium de gemiddelde concentratie over die 24 uur bepaald kan worden. Afhankelijk van de gekozen inlaatkop wordt PM10 of PM2.5 gemeten. 1 TEOM met FDMS van het merk Thermo (type 8500) (nauwkeurigheid vergelijkbaar met referentiemethode) voor het meten van continue PM10-concentratie. De TEOM-FDMS maakt gebruik van een oscillerend filter. Door het verzamelen van stof op het filter veranderd de eigen frequentie van het filter, waaruit de massaverandering bepaald kan worden en daarmee de concentratie. De TEOM-FDMS wordt uitgerust met een PM10 inlaat. 13 continue meetsystemen voor fijn stof van het merk Osiris. De Osiris is gebaseerd op lichtverstrooiing. Uit de hoek van buiging van de verstrooiing wordt de grootte van het deeltje ingeschat en de concentratie bepaald, zodat met de Osiris continu ook een verdeling van de gemeten stof naar grootte gedaan wordt. Achtergrondinformatie van de meetapparatuur is opgenomen in de bijlagen van het meetplan [3]. Een foto van de verschillende instrumenten is in de onderstaande figuur opgenomen.
figuur 4
Fijn stof meetapparatuur, achtereenvolgens LVS, Osiris en TEOM-FDMS
11
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
4.2
NOx-metingen Voor NOx en NO2: de NOx- en NO2-metingen zijn gedaan met 13 continue systemen gebaseerd op chemieluminescentie van het type Airpointer, die gemaakt worden door de Oostenrijkse fabrikant Recordum.
figuur 5
NOx-meetapparatuur: Airpointer
De Airpointer is een nieuw concept in de wereld van luchtkwaliteitsmetingen. Ontworpen voor "Hot Spot" metingen of voor metingen op plaatsen waar geen conventionele meetstations kunnen worden opgesteld. De Airpointer biedt dezelfde mogelijkheden als een traditioneel meetstation, maar dan in een kleine behuizing. De compacte vorm doet geen afbreuk aan de nauwkeurigheid omdat de meettechnieken voorgeschreven door de EU-regelgeving gebruikt worden. Zowel de geinstalleerde meetmodules als de "utilities" zoals Airco e.d. communiceren met de buitenwereld via een PC-platform en GPRS data-overdracht. Hoogwaardige Micro-processortechniek controleert alle parameters, zelfs het toerental van de ventilatoren. Deze gedetailleerde diagnostiek laat toe om op afstand de volledige functionaliteit te bewaken. De communicatie verloopt via een webbrowser.
12
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
Belangrijkste eigenschappen van de Airpointers: 13 Airpointers met een NOx-module conform EN 14211; alle Airpointers zijn voorzien van een koeling van de NOx-bank (interne Airco); de apparatuur die gebruikt wordt is de zeer recent vernieuwde versie van de Airpointer, met als belangrijkste verbeteringen: een interne NOx-bank van het merk Thermo (die gelijk is aan de NOx-banken in de meetapparatuur in veel vaste Nederlandse meetnetten); een verbeterde en meer gebruiksvriendelijke metalen kast; een interne airco met een lager energieverbruik. de Airpointer is vergeleken met andere beschikbare NOx-modules een zeer nauwkeurig instrument, door de interne automatische zero drift calibrator (waarbij dagelijks de zero drift gecalibreerd wordt); de uitgebalanceerde koelunit, wat de stabiliteit van het meetsignaal ten goede komt. Aanvullende achtergrondinformatie van de Airpointer is in het meetplan opgenomen. Een foto van de nieuwste versie van de Airpointer zoals die in de proeftuin gebruikt wordt, is in figuur 5 weergegeven.
4.3
O3-metingen De gebruikte Airpointers van Recordum bieden ruimte voor verschillende meetmodulen. Voor de Ozonmetingen geldt: drie Airpointers zijn tevens uitgerust met een Ozon meetbank van het merk Recordum. op één meetpunt is een pyranometer type SKS 1110 van Skye geplaatst welke de lichtintensiteit meet zodat de ozonconcentraties goed geïnterpreteerd kunnen worden.
figuur 6
Airpointer met NOx en Ozon meetbank (bovenste "meetlade") en pyranometer (rechts)
13
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
4.4
Verkeerstellingen Verkeersgegevens worden verzameld met een RTMS (Remote Traffic Microwave Sensor) van EIS Traffic solutions. Voor de verkeerstellingen geldt: met behulp van radartechnologie wordt het aantal voertuigen gemeten; de verkeersintensiteit wordt per rijstrook bepaald; er wordt onderscheid gemaakt in de voertuigcategorieën "lichte motorvoertuigen", "middelzware motorvoertuigen" en "zware motorvoertuigen"; meetdata wordt in een computer ter plaatse verzameld en vervolgens in de meetdatabase opgeslagen.
figuur 7
RTMS (links) en Schematische weergave meetbereik (rechts) (bron: EIS)
4.5
Meteogegevens Meteo-informatie wordt op meerdere manieren ingewonnen: op circa 8 meetposities in de meetopstelling (zie figuur 8) worden (op circa 2 m hoogte) gerichte locale metingen uitgevoerd. Het betreft: luchttemperatuur; luchtvochtigheid windrichting; windsnelheid; regengebeurtenis en -intenisiteit (op 1 positie). lichtintensiteit (op 1 positie) gedetailleerde meteo-informatie wordt verkregen van een meteodienst, deze informatie wordt gebruikt als controle voor de locatiespecifieke gegevens die zelf in gewonnen worden; nabij de meetlocatie (afslag Strand Nulde) is een meetpunt van Rijkswaterstaat in het kader van het gladheidsmeldsysteem. Op deze locatie wordt ten minste windsnelheid en windrichting gemeten op circa 4m boven de weg. Nagegaan wordt of deze meetgegevens eveneens gebruikt kunnen worden voor vergelijking met eigen meetgegevens. De metingen worden continu uitgevoerd.
14
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
4.6
Meetopstelling In overleg met Rijkswaterstaat en de begeleidingscommissie zijn de onderstaande uitgangspunten voor de meetopstelling opgesteld: schermen aan de westzijde van de weg; meethoogte: 1,5m; afstand eerste rij instrumenten: 5m achter het scherm; afstand tweede rij instrumenten: 10m achter het scherm; afstand derde rij instrumenten: 28,5m achter het scherm; alle posities in het midden achter het betreffende scherm; meetpositie achtergrondconcentratie: "bovenwinds", westzijde van de weg ter plaatse van de 0-situatie. Aan de afstand van de derde rij instrumenten ligt geen theoretische onderbouwing ten grondslag maar is ingegeven door praktische beperkingen ter plaatse. Het meetpunt aan de andere zijde van de weg staat op een gelijke afstand als de tweede rij instrumenten achter het scherm. Een schematisch overzicht van de meetpunten en de apparatuur die op die locaties geplaatst wordt, is opgenomen in de onderstaande figuur.
figuur 8
Meetopstelling met locaties en geplande apparatuur
15
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
4.7
Meetvoorwaarden De metingen zullen gedurende de meetperiode continu uitgevoerd worden. Echter voor de bruikbaarheid van de metingen moet rekening gehouden worden met een aantal voorwaarden. Om een wegbijdrage te kunnen meten dient er voldoende verkeer op de weg te zijn. Daarnaast is de windsnelheid, windrichting en windstabiliteit van belang. Aan de windgegevens zijn de volgende randvoorwaarden gesteld: windrichting: naar proeftuin gericht (oostenwind, totale windhoek van circa 120°); windsnelheid tussen 1 m/s en 10 m/s; stabiele windrichting in een uur, maximale standaarddeviatie in het gemiddelde is 15°. Ten slotte, voor "goede" meetwaarden moet het tijdens de metingen droog zijn. Om voldoende meeturen in een meetperiode te kunnen verzamelen zijn droge "mooi weer" perioden gunstig omdat deze in Nederland vaak gepaard gaan met oostenwind.
16
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
5
Beproefde schermen Gedurende de eerste meetperiode (juli tot oktober 2007) zijn de volgende schermen beproefd (van zuid naar noord): • scherm 1: 7m hoog standaard scherm; • scherm 2: 4m hoog scherm van houtvezelbeton met Titaandioxide coating; • scherm 3: 4m hoog scherm (referentiescherm, materiaal van het scherm is glas). Gedurende de tweede meetperiode (december 2007 tot maart 2008) zijn de volgende schermen beproefd (van zuid naar noord): • scherm 1: 4m hoog scherm met T-top; • scherm 2: 4m hoog scherm met vegetatie; • scherm 3: 4m hoog scherm (referentiescherm, materiaal van het scherm is glas). Een overzicht en indicatie van deze schermen is gegeven in de onderstaande figuren.
Eerste meetsessie: 7 meter hoog scherm, 96 meter lang
Eerste meetsessie : 4 meter hoog (katalytisch) scherm, 102 meter lang
Tweede meetsessie : 4 meter hoog scherm met T-top, 102 meter lang
Tweede meetsessie : 4 meter hoog scherm met vegetatie, 102 meter lang
Afstanden tussen schermen: Eerste ronde: 10,70 meter Tweede ronder: 4,70 meter
figuur 9
Eerste en tweede meetsessie: glazen referentiescherm, 4 meter hoog, 102 meter lang
Afstanden tussen schermen: Eerste en tweede ronde: 67,75 meter
Overzicht van de schermen zoals ze in de eerste en tweede meetsessie gemeten zijn
17
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
figuur 10
Maquette van proeftuin en voorbeeldschermen, gezien vanuit noordelijke naar zuidelijke richting (foto: Maquette Studio Stens)
18
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
figuur 11
Foto’s van het referentiescherm, het T-top scherm, het vegetatiescherm en het houtvezelbeton scherm
19
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
6
Dataverzameling en –analyse
6.1
Communicatie en dataverzameling Alle meetapparatuur in de proeftuin is voorzien van GPRS-datacommunicatie mogelijkheden. Dit betekent dat de meetapparaten een aantal keer per dag de ruwe meetdata via GPRS naar de databaseserver van AQ sturen. Dit is een databaseserver in Engeland waarop een groot aantal Europese monitoringsprojecten zijn aangesloten en die werkt via een goed gestandaardiseerd format. De (ruwe) data die op de databaseserver is opgeslagen blijft continu beschikbaar en wordt zeer betrouwbaar bewaard (3-voudige veiligheid: hoofdserver, backupserver en fysieke tapes). De AQ software maakt het mogelijk op ieder moment specifieke selecties te maken en deze te exporteren voor verdere verwerking.
6.2
Kwaliteitsborging Om de kwaliteit van de metingen te kunnen waarborgen zijn een aantal acties geformuleerd: Bij de start van de metingen wordt alle apparatuur gekalibreerd en met elkaar vergeleken om inzicht te hebben in de vergelijkbaarheid van de beginsituatie. Met deze gegevens kunnen de initiële waarden aan elkaar getuned worden; Alle meetgegevens worden dagelijks in de database gebracht en zijn daardoor direct beschikbaar voor controle. Dagelijks worden databeoordelingen uitgevoerd; De Airpointers worden tweewekelijks geverifieerd door ze NO-ijkgas aan te bieden en de meetwaarden te registreren. Tweewekelijkse vergelijking van de Osisris-apparatuur bleek in de praktijk niet zinvol, de uurwaarde van de externe Osiris waarmee vergeleken wordt, is onvoldoende stabiel voor een goede vergelijking. Daarom wordt aanvullend aan de verificatie ook een vergelijking gemaakt op het moment dat de wind uit het westen komt en op alle apparatuur een (vrijwel) gelijke achtergrondconcentratie gemeten zou moeten worden. De resultaten daarvan worden bij de analyse en interpretatie gebruikt.
6.3
Analyse In de reguliere sessies met de begeleidingscommissie is in een aantal stappen gewerkt aan een zo correct mogelijke data analysemethode. Deze is beschreven in het meetplan voor de derde en vierde meetsessie [4]. Er zijn twee methoden vastgesteld: één voor NOx en één voor PM. De methoden zijn erop gericht fouten in de data als gevolg van apparatuur stroringen, drift van apparatuur of systematische verschillen tussen meetapparaten te herkennen en er voor te corrigeren. In de volgende paragrafen worden deze methoden beschreven.
20
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
6.3.1
Selectie goede meeturen In de eerste en tweede meetperiode is voor ieder uur de windrichting en windsnelheid bepaald. Op basis van deze informatie is vastgesteld welke uren in de meetperioden voldoen aan de gestelde criteria. Betrouwbare uurwaarden zijn op de volgende manier bepaald: 1 Alle minuutwaarden worden verwerkt naar uurgemiddelden; 2 Dagen waar aantoonbaar verstoringen (maaien, storing apparatuur, reparaties, calibraties apparatuur) geweest zijn, daarvan is de data verwijderd; 3 Keuze van betrouwbare uurwaarden: windrichting 45 – 165 ° (t.o.v. Noord=0°), windsnelheid > 1 m/s, windstabiliteit: standaarddeviatie van 10-minuutsgemiddelde in een uurgemiddelde mag maximaal 15° zijn; 4 Binnen de "goede" uurwaarden mag er geen neerslag vallen. Voordat de meetdata gebruiksklaar is voor verdere analyse dient een bewerkingsslag gemaakt te worden waarbij de meetdata opgeschoond wordt voor eventuele apparatuureffecten. In onderstaande paragrafen is deze bewerkingslag voor NOx (NO2 en NOx) en PM (PM10 en PM2.5) weergegeven.
6.3.2
Dataverwerking NOX 1
Voor de verdere databewerking van de NOx meetdata, gemeten door de Airpointer, wordt gebruik gemaakt van drie bronnen: a monitoring van achtergrondconcentraties om instrumenten te vergelijken, dat betekent op momenten dat er geen wegbronnen meespelen (selectie van goede windrichtingen: 210 – 360°, nachturen tussen 23 uur en 5 uur) b de inzichten die beschikbaar zijn uit de geschiedenis van de instrumenten: i calibraties; ii verificatiemomenten; iii logboek van storingen, reparaties, etc. c analyses en beoordeling van de correlatiefiguren van dicht bij elkaar gelegen meetpunten, in geval van grote spreiding zijn in een aantal gevallen meerdere reeksen in één figuur te vinden, die te herleiden zijn tot apparatuurtechnische oorzaken 2 Voor elk meetinstrument wordt op basis van de beschreven bronnen nagegaan of databewerking mogelijk, noodzakelijk en verantwoord is. 3 Uiteindelijk worden er in twee stappen soorten correcties doorgevoerd: a stap 1: correctie bij een bepaald meetinstrument voor een bepaalde tijdperiode (fouten vanwege technische aard, en eventueel instrumentafhankelijke drift) b stap 2: correctie voor de totale meetperiode om te corrigeren voor (gemiddelde) systematische verschillen tussen de instrumenten (gevolg van gewijzigde inzichten m.b.t. calibratie). De correctie wordt bepaald op het gemiddelde van de verificatiewaarden. Deze aanpak is geschikt voor zowel NOx als NO2. Een samenvatting van de aanpassingen is opgenomen in tabel V (meetperiode 1) en tabel VI (meetperiode 2). (zie paragraaf 7.4)
21
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
6.3.3
Dataverwerking PM 1
Voor de verdere databewerking van PM meetdata, gemeten door de Osiris, wordt gebruik gemaakt van drie bronnen: a monitoring van achtergrondconcentraties om instrumenten te vergelijken, dat betekent op momenten dat er geen wegbronnen meespelen (selectie van goede windrichtingen: 225 – 345°) i omdat er geen vaste referentie voor handen is wordt een stabiel station bepaald en vastgesteld als referentie voor station M1 t/m M12, in deze periode is dat M6; ii per station, per periode wordt een correctiewaarde bepaald t.o.v. de "referentie"; iii voor meetpunt 13 is een correctie bepaald op basis van een vergelijking tussen de Osiris van M13 en M1 over een langere periode waarbij de Osiris van M13 op M1 is geplaatst. b de inzichten die beschikbaar zijn uit de geschiedenis van de instrumenten: i logboek van storingen, reparaties, etc. ii vergelijkingen c analyses en beoordeling van de correlatiefiguren van dicht bij elkaar gelegen meetpunten, in geval van grote spreiding zijn in een aantal gevallen meerdere reeksen in één figuur te vinden, die te herleiden zijn tot apparatuurtechnische oorzaken 2 Voor elk meetinstrument wordt op basis van de beschreven bronnen nagegaan of databewerking mogelijk, noodzakelijk en verantwoord is. 3 Uiteindelijk worden er in twee stappen soorten correcties doorgevoerd: a stap 1: correctie bij een bepaald meetinstrument voor een bepaalde tijdperiode (fouten vanwege technische aard); b stap 2: correctie op basis van afwijking bij westenwind t.o.v. de referentie per meetperiode om te corrigeren voor (gemiddelde) systematische verschillen tussen de instrumenten. Deze aanpak is geschikt voor zowel PM10 als PM2.5. Een samenvatting van de aanpassingen is opgenomen in tabel VII. De gepresenteerde factor geeft de vastgestelde afwijking van het meetpunt ten opzichte van de referentie weer. (zie paragraaf 7.4)
22
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
7
Meetresultaten
7.1
Meetperiode De in dit rapport gepresenteerde meetperiodes hadden een doorlooptijd van circa drie maanden en liepen van eind juli tot eind oktober 2007 en van begin december 2007 tot half maart 2008.
7.2
Meteo In de tweede meetsessie is onder andere op meetpunt M1 windrichting en windsnelheid gemeten. In onderstaande figuur is de windroos van zowel de eerste (links) als de tweede (rechts) meetsessie weergegeven. Uit de figuren blijkt dat voor zowel de gemiddelde windsnelheid als de gemiddelde windrichting duidelijke verschillen tussen de meetsessies zichtbaar zijn.
figuur 12
Windroos van meetsessie 1 (links) en meetsessie 2 (rechts)
In tabel I is het aantal uurwaarden NOx weergegeven wat na het uitvoeren van de correctiestappen beschikbaar is voor het bepalen van de wegbijdragen op de verschillende meetpunten.
23
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
tabel I
Aantal bruikbare uurwaarden NOx uit de eerste en tweede meetsessie meetpunt
Aantal uurwaarden na correctiestappen periode 1
Aantal uurwaarden na correctiestappen periode 2
M1
145
270
M2
179
269
M3
179
270
M4
143
270
M5
158
270
M6
179
182
M7
133
269
M8
158
269
M9
124
270
M10
179
270
M11
179
269
M12
174
270
M13
145
270
In tabel II is het aantal uurwaarden PM weergegeven wat na het uitvoeren van de correctiestappen beschikbaar is voor het bepalen van de wegbijdragen op de verschillende meetpunten.
tabel II
Aantal bruikbare uurwaarden PM vanuit de eerste en tweede meetsessie meetpunt
Aantal uurwaarden na correctiestappen periode 1
Aantal uurwaarden na correctiestappen periode 2
M1
178
262
M2
178
213
M3
126
188
M4
179
262
M5
179
262
M6
179
212
M7
118
262
M8
156
262
M9
179
262
24
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
meetpunt
7.3
Aantal uurwaarden na correctiestappen periode 1
Aantal uurwaarden na correctiestappen periode 2
M10
110
262
M11
175
262
M12
178
262
M13
178
262
Verkeer Verkeersintensiteitgegevens zijn met behulp van een verkeersteller verzameld. De verkeersteller is begin december 2007 geïnstalleerd en is na een periode van experimenteren in januari 2008 in gebruik genomen. De verkeersteller onderscheidt per rijstrook de verschillende voertuigcategorieën. In tabel III zijn de resultaten van de verkeerstellingen weergegeven.
tabel III
Gemiddelde etmaalintensiteit over de periode januari – juni 2008 per rijrichting en per voertuigcategorie, gemeten door de verkeersteller in de proeftuin A28 Rijbaan
lichte motorvoertuigen
middelzware motorvoertuigen
zware motorvoertuigen
totaal
HRL (ri Utrecht)
17.262
1.558
1.701
20.522
HRR (ri Zwolle)
10.588
1.097
2.166
13.852
Totaal
27.851
2.655
3.868
34.374
Uit een tussentijdse analyse van de verkeersteller data is gebleken dat de verkeersteller niet correct heeft gefunctioneerd en dat de werkelijke intensiteit wordt onderschat [9]. Aan de hand van deze verkeerstellerdata is het niet mogelijk een betrouwbare relatie tussen wegbijdrage en verkeersintensiteit te kunnen bepalen. Uit databestanden van Rijkswaterstaat voor geluidonderzoek kan de verkeersintensiteit ter plaatse worden opgevraagd. In tabel IV zijn de gegevens uit deze database weergegeven.
25
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
tabel IV
Etmaal intensiteiten op de A28 ter hoogte van de proeftuin over het jaar 2006 (bron: RWS databestand voor geluidonderzoek) Rijbaan
7.4
lichte motorvoertuigen
middelzware motorvoertuigen
zware motorvoertuigen
totaal
HRL (ri Utrecht)
29.920
1.944
2.588
34.452
HRR (ri Zwolle)
29.892
1.948
2.628
34.468
Totaal
59.812
3.892
5.216
68.920
Datacorrectie De meetdata is aan de hand van de in paragraaf 6.3 beschreven methode verwerkt. in tabel V en tabel VI zijn de resultaten van deze verwerking voor NOx weergegeven. In tabel VII zijn de resultaten van deze verwerking voor PM weergegeven.
tabel V
Correcties op ruwe data, samenvatting van de twee correctiestappen voor de eerste meetperiode meetpunt
correctiestap 1
correctiestap 2
M1
Data tot 6-8 verwijderd (meetbank kapot), na 22-10 met 7% verhogen (drift, 2 keer gecheckt met ijkgas)
0
M2
-
-5%
M3
-
-3%
M4
Data tot 6-8 verwijderd (airco kapot)
-3%
M5
-
-1%
M6
-
-1%
M7
-
-18%
M8
Data tot 14 augustus, verlaagd met 25% (start calibratie niet correct)
+6%
M9
Data 14 augustus tot 4 september verwijderd, calibratiefout en kapotte printplaat (data wijkt 70% af)
+5%
M10
-
+1%
M11
-
-8%
M12
Data tot 2-9 tot 10-9 verwijderd
-2%
M13
-
-5%
26
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
tabel VI
Correcties op ruwe data, samenvatting van de twee correctiestappen voor de tweede meetperiode meetpunt
tabel VII
correctiestap 1
correctiestap 2
M1
Data 19-2-2008 tot einde -17% n.a.v. reparatie
+4%
M2
-
-
M3
-
+4%
M4
-
+4%
M5
-
-2%
M6
-
-1%
M7
-
-
M8
Data 26-2-2008 tot einde 18% n.a.v reparatie
-2%
M9
-
+1%
M10
-
+2%
M11
-
-1%
M12
-
-
M13
-
+2%
Correcties op ruwe data PM op basis van afwijking bij westenwind t.o.v. de referentie meetpunt
correctiefactor periode 1, PM10
correctiefactor periode 1, PM2.5
correctiefactor periode 2, PM10
correctiefactor periode 2, PM2.5
M1
0,99 x
1,05 x -0,3
0,96 x
1,1 x -0,61
M2
0,86 x
1,02 x
0,95 x -1,26
0,96 x -0,43
M3
1,32 x
0,89 x -0,57
1,07 x -2,33
0,94 x
M4
0,97 x
0,87 x
1,03 x
0,97 x -0,3
M5
1,13 x -0,85
1x
1,01 x
0,99 x
M6
1x
1x
1x
1x
M7
1,14 x
1,02 x + 0,13
1,02 x
1,14 x -0,64
M8
1,01 x
0,97 x
0,8 x
0,98 x
M9
1x
1,02 x
0,99 x
1x
M10
1,02 x
0,97 x
0,97 x
1,03 x
M11
1,03 x
1,01 x
0,96 x
1x
M12
1,21 x -0,9
0,89 x -0,18
1,02 x
0,94 x -0,5
M13
0,99 x
1,05 x -0,3
0,96 x
1,1 x -0,61
27
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
7.5
Analyse
7.5.1
Vergelijk met TEOM-FDMS en referentieapparatuur Op meetpunt 1 is naast de Osiris ook met behulp van referentieapparatuur (LVS) PM10 en PM2.5 en met een TEOM met FDMS PM10 gemeten. Analyse van de meetresultaten maakt het mogelijk op dagniveau een uitspraak te kunnen doen over de verschillen tussen de onderlinge apparaten.
verhouding tussen de PM10 monitors [%]
De referentieapparatuur geeft etmaalgemiddelde resultaten. Op basis van de gemiddelde etmaalconcentraties is een vergelijking tussen de verschillende fijn stof monitoren gemaakt. In figuur 13 is het resultaat van deze vergelijking weergegeven. In meetperiode 1 en 2 zijn op basis van de LVS 129 etmaalconcentraties bepaald.
100 80 60 40 20
TEOM-FDMS / LVS OSIRIS / LVS OSIRIS / TEOM-FDMS
0 PM10
figuur 13
PM2.5
Vergelijking tussen de etmaalconcentraties PM10 en PM2.5 gemeten door de LVS, TEOM-FDMS en Osiris op Meetpunt 1 waarbij de verhouding en het 95% betrouwbaarheidinterval is weergegeven
Uit de analyse blijkt dat de Osiris zowel voor PM10 als PM2.5 de werkelijke concentraties onderschat. Tevens blijkt ook de TEOM met FDMS een onderschatting van de concentraties PM10 te geven ten opzichte van de LVS. De onderschatting van de TEOM-FDMS ten opzichte van de referentie is bekend. Rapportage van het RIVM laat zien dat de correctie factoren ten opzichte van de referentie per type apparaat, per locatie en per seizoen kunnen verschillen. De oorzaak is onder andere te vinden in het verwarmen van de aangezogen lucht waarbij vluchtige bestandsdelen worden verdampt en zodanig niet mee gemeten [11]. Bedacht moet worden dat de bepaalde concentraties door de gebruikte meetapparatuur wordt onderschat. De resultaten van het onderzoek naar de effectiviteit van de schermen wordt hierdoor slechts verwaarloosbaar beïnvloed. Immers, bij alle onderlinge vergelijkingen moet rekening gehouden worden met een identieke correctiefactor.
28
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
7.5.2
Verhouding PM10 en PM2.5 concentraties Ter controle van de LVS referentieapparaten hebben beide apparaten een aantal perioden PM10 concentraties gemeten. Het resultaat van deze metingen is weergegeven in figuur 14 waarbij 24-uurs gemiddelde concentraties tegen elkaar zijn uitgezet. Uit de figuur kan worden opgemaakt dat de gemeten concentraties vergelijkbaar zijn. 80
LVS 1
60
40
20 y = 1.00x + 0.63 R2 = 1.00 0 0
20
40
60
80
LVS 2
figuur 14
24-uurs gemiddelde PM10 concentraties gemeten met beide LVS referentieapparaten op M1
In figuur 15 is de verhouding tussen de concentraties PM10 en PM2.5 op meetpunt M1 weergegeven. De linker grafiek geeft de 24-uurs gemiddelde concentraties van de LVS weer en de rechter grafiek de uurwaarden van de Osiris. Beide meetmethoden laten een vergelijkbaar beeld zien. Geconcludeerd kan worden dat het aandeel PM2.5 in de PM10 concentratie groot is.
29
100
100
80
80
PM2.5 [µg/m3]
PM2.5 [µg/m3]
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
60
40
20
60
40
20
y = 0.84x - 2.91 0
y = 0.85x - 6.72
0
0
20
40
60 3
PM10 [µg/m ]
80
100
0
20
40
60
80
100
3
PM10 [µg/m ]
figuur 15
Verhouding tussen de concentraties PM10 en PM2.5 gemeten op Meetpunt 1 door de referentieapparatuur (24-uursgemiddelden, links) en de Osiris (uurwaarden, rechts)
7.5.3
Representativiteit M1 en M13 Om wegbijdrages vast te kunnen stellen is het van belang dat meetpunt 1 en 13 representatief zijn voor situaties van westen- en/of oostenwind. Meetpunt 1 en meetpunt 13 zijn redelijk symmetrisch ten opzichte van de weg gepositioneerd. In theorie zou de wegbijdrage bij westenwind op meetpunt 13 en bij oostenwind op meetpunt 1 ongeveer gelijk moeten zijn. Om na te gaan of beide wegbijdrages bij de respectievelijke windrichtingen vergelijkbaar zijn, is onderzocht hoe de wegbijdrages op meetpunt 1 en 13 zich verhouden. In figuur 16 is de gemiddelde wegbijdrage NO2 en PM10 bij oosten- en westenwind weergegeven op respectievelijk meetpunt 1 en 13 van circa 300 meeturen per windrichting uit de eerste en tweede meetperiode.
30
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
Gemiddelde w egbijdrage NO2
35 25 15 5 -5
Gemiddelde w egbijdrage PM10
10 5 0 -5 -10 -15
w estenw ind
figuur 16
15
wegbijdrage [µg/m 3]
wegbijdrage [µg/m 3]
45
oostenw ind
w estenw ind
oostenw ind
Gemiddelde wegbijdrage NO2 en PM10 bij oosten- en westenwind op respectievelijk meetpunt 1 en meetpunt 13 en het 67% betrouwbaarheidsinterval (+/- de standaarddeviatie)
De gemiddelde wegbijdrage NO2 is zowel bij oosten- als westenwind 20 µg/m3 . Voor PM10 geldt dat er grotere verschillen zichtbaar zijn dan bij NO2. De gemiddelde wegbijdragen op meetpunt 1 en 13 bij respectievelijk oosten- en westenwind verschillen binnen de betrouwbaarheid niet significant van elkaar. De aanname wordt daarmee gedaan dat de "meetdoorsnede M1 - M13" bruikbaar is voor het bepalen van de wegbijdrage in de buurt van deze meetdoorsnede. Het is niet bekend in hoeverre deze wegbijdrage representatief is voor de meetdoorsneden die verder van deze doorsnede afliggen, de schermen bij meetpunten 8 en 11. Daarnaast is getoetst hoe de gemiddelde achtergrondconcentraties in de twee meetsessies zich verhouden met de gemiddelde jaarlijkse achtergrondconcentraties. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie (recentste publicatie MNP) bij de proeftuin was in 2006: 23,1 µg/m3 voor PM10; 19,6 µg/m3 voor NO2. De uurgemiddelde achtergrondconcentraties kunnen gedurende de dag en door het jaar heen sterk variëren. Om hiervan een indruk te krijgen wordt verwezen naar de informatie uit het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM (zie [12]). Een indicatie van de variatie van de achtergrondconcentratie PM10 is tussen circa 10 µg/m3 en orde grootte 80 µg/m3. Voor de variatie van de achtergrondconcentratie NO2 ligt de schatting tussen circa 10 µg/m3 en orde grootte 60 µg/m3. Metingen in de eerste en tweede meetperiode laten variaties in de achtergrondconcentraties zien in de orde grootte van: 0 tot 75 µg/m3 met een gemiddelde van 16 µg/m3 voor NO2; 0 tot 100 µg/m3 met een gemiddelde van 20 µg/m3 voor NOx; 0 tot 60 µg/m3 met een gemiddelde van 19 µg/m3 voor PM10; 0 tot 40 µg/m3 met een gemiddelde van 10 µg/m3 voor PM2.5.
31
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
Het blijkt dat in de praktijk de PM-achtergrondconcentraties in de meetperiodes orde grootte gelijk zijn aan de jaargemiddelde concentraties in 2006. 7.5.4
Effect van verschillende windhoeken op meetresultaat Om het effect van de windrichting voor PM en NOx op de meetposities achter een scherm te bekijken, zijn figuren gemaakt waarbij meetwaarden per windhoek zijn weergegeven. Er is een indeling gemaakt naar drie groepen windhoeken: 1. 45 – 70 graden 2. 70 – 140 graden 3. 140 – 165 graden Er is een vergelijking gemaakt voor de meetpunten 7, 8 en 9, ten opzichte van de niet afgeschermde situatie. Uit de figuren blijkt dat de gemeten concentraties PM10 bij wind uit de verschillende windhoeken niet significant van elkaar verschillen. Dit geldt ook voor NOx. Zie figuur 17. Uit dit gegeven kunnen twee conclusies getrokken worden: voor de analyses naar het effect van de schermen kunnen de meetwaarden van verschillende "windhoeken" bij elkaar genomen worden; het effect van de schermen is niet sterk afhankelijk van de variatie in windrichting (mits de wind in de richting van de bron naar het scherm staat).
32
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
pm 10 10 m eter achter het scherm 40
30
30
M8 [µg/m3]
M7 [µg/m3]
pm 10 5 m eter achter het s cherm 40
20
10
20
10 70-140 45-70
70-140 45-70 140-165 0
140-165 0
0
10
20 M1 [µg/m 3]
30
40
0
10
20 M2 [µg/m 3]
30
40
pm10 28,5 m eter achte r het scherm 40
M9 [µg/m3]
30
20
10 70-140 45-70 140-165 0 0
10
20 M3 [µg/m 3]
30
40
figuur 17
Meetwaarden PM10 bij wind uit drie verschillende windhoeken op 5, 10 en 28,5 meter achter het scherm in een bepaalde periode
7.5.5
Ozon en instraling Om inzicht te krijgen in de invloed van Ozon en zon op het aandeel NO2 in de concentraties NOx is in de tweede meetperiode de ozonconcentratie en zoninstraling gemeten. In figuur 18 is de relatie van de concentraties NOx en NO2 met Ozon op meetpunt 1 weergegeven. Uit de figuur kan worden opgemaakt dat bij hogere concentraties ozon het aandeel NO2 in de concentratie NOx toeneemt. Dit is conform verwachting.
33
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
400 NO2 / Ozon NOx / Ozon NOX [µg/m3]
300
200
100
0 0
10
20
30
40
50
Ozon [µg/m 3]
figuur 18
NOX en NO2 in relatie met ozon op meetpunt M1
In figuur 19 is de relatie van de concentraties NOx en NO2 met de (intensiteit van de) instraling van de zon bij meetpunt 1 weergegeven. Het blijkt dat hele hoge concentraties NOx zich alleen voordoen bij weinig zoninstraling en daarmee lage Ozon-concentraties. Ook dit is confrom verwachting. 400 NOX NO2
NOX [µg/m3]
300
200
100
0 0
10
20
30
40
50
instraling [w att/m 2]
figuur 19
NOx en NO2 in relatie met instraling op meetpunt M1
34
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
7.6
Onzekerheid in schermeffecten Na het vaststellen van de definitieve meetdata (zie hoofdstuk 7.4) zijn de wegbijdrages bepaald. Aan de hand van de wegbijdrages zijn de effecten van de verschillende schermen ten opzichte van de situatie zonder scherm bepaald.
100
25
80
20
y = 0.94x 60
40
20
y = 0.97x 15
10
5
0 -5
0 0
20
40
60
80
wegbijdrage meetpunt x [µg/m3]
figuur 20
wegbijdrage meetpunt y [µg/m3]
wegbijdrage meetpunt y [µg/m3]
Bij de beschikbaarheid van een voldoende aantal meetwaarden kan met behulp van regressieanalyse een regressielijn bepaald worden. Op de ene as staat dan de wegbijdrage achter één scherm, terwijl op de andere as de wegbijdragen staan op de 0-situatie. De helling van de regressielijn is een maat voor het verschil tussen de beide meetresultaten. Zie bijvoorbeeld figuur 20. Dit voorbeeld (links) is gebaseerd op werkelijke meetdata van twee monitoren voor NO2. Voor dit voorbeeld blijkt dat de wegbijdrage op meetpunt y circa 6% (want richtingscoëfficiënt van de helling is 0,94) lager is dan de wegbijdrage op meetpunt x. Voor dit voorbeeld is de onzekerheid (helft van 95%-betrouwbaarheidsinterval) in deze schatting van de helling 2-procentpunten (dus het effect is 6% ± 2 %). Voor de regressieanalyse wordt gebruik gemaakt van orthogonale regressie, omdat de verwachte onzekerheid op de x-as en de y-as van vergelijkbare achtergrond en grootte is. De onzekerheid wordt gepresenteerd met een 95%-onzekerheidsinterval (ongeveer twee keer de standaarddeviatie), een waarde die voor deze analyses het meest gebruikt wordt.
100
0
5
10
15
20
25
-5 wegbijdrage meetpunt x [µg/m3]
Voorbeeld van de wegbijdragen op twee meetpunten voor NO2 (links) en PM10 (rechts)
Op basis van bovenstaand voorbeeld kan bepaald worden wat het effect is van het aantal uurwaarden op het 95% betrouwbaarheidsinterval van de helling. Het aantal meeturen is bepalend voor grootte van het 95% betrouwbaarheidinterval en daarmee bepalend voor de minimale verschillen in schermeffecten die aangetoond kunnen worden. Zie [3][4].
35
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
Uit de eerste meetperiode is, met name voor PM, een minder groot aantal goede uurwaarden beschikbaar dan uit de tweede meetperiode. In de resultaten is dit direct terug te vinden doordat de betrouwbaarheidintervallen in de tweede meetperiode kleiner zijn. Belangrijk is de wijze waarop wordt omgegaan met het al dan niet door nul dwingen van de regressielijn. Dit kan met name voor PM forse verschillen voor de richtingscoëfficiënt en daarmee het schermeffect opleveren. De begeleidingscommissie heeft in de vergadering van 11 december 2008 vastgesteld dat er als volgt te werk wordt gegaan: als het intercept niet significant is wordt de regressielijn door nul gedwongen; als het intercept wel significant is wordt de gemiddelde richtingscoëfficiënt bepaald met een "omhullende" onzekerheid. In figuur 21 is een voorbeeld gegeven van een dataset waarop regressieanalyse is toegepast. Er is zowel een regressielijn met intercept als een door nul gedwongen lijn weergegeven. In dit voorbeeld is er sprake van een significant intercept. Het intercept is significant als het groter is dan twee keer de onzekerheid van het intercept. In dit geval wordt op basis van de ‘gemiddelde’ regresielijn het schermeffect bepaald. In tabel VIII zijn de schermeffecten weergegeven die op basis van de losse en gecombineerde regressielijnen in dit voorbeeld bepaald zijn.
200 y = 1.03x
NOx_mp09 [ug/m3]
150
y = 0.97x + 5.11 100
50 regressie door nul regressielijn 0 0
figuur 21
50
100 NOx_mp03 [ug/m3]
150
200
Voorbeeld wel en niet door nul gedwongen regressieanalyse
36
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
tabel VIII
Schermeffecten bij het voorbeeld voor de verschillende regressielijnen
7.7
met intercept
door nul gedwongen
gemiddeld
schermeffect
3%
-3%
1%
onzekerheid
+/- 4%
+/- 2%
+/- 6%
Eindresultaat In bijlage A t/m H zijn de spreidingsdiagrammen van NO2, NOx, PM10 en PM2.5 weergegeven op basis waarvan de regressieanalyse is uitgevoerd. De helling van de orthogonale regressieanalyse geeft het schermeffect weer. In onderstaande figuren zijn de resultaten van de regressieanalyse weergegeven. Voor iedere meetperiode is voor NO2, NOx, PM10 en PM2.5 een figuur weergegeven waarin per locatie per scherm het schermeffect ten opzichte van de situatie zonder scherm is weergegeven. De foutbalken geven de 2-sigma onzekerheid (95% betrouwbaarheidinterval) weer. Een negatief schermeffect betekent een hogere concentratie achter het scherm. NO2 Meetsessie 1
NO2 Meetsessie 2
40
40
30
30 20 schermeffect [%]
schermeffect [%]
20 10 0 -10
0 -10 -20
4 M scherm Durisol 7 M scherm
-20
4 M scherm Mostert de Winter T-top
-30
-30
-40
5
10
15
20
afstand achter het scherm [m ]
figuur 22
10
28.5
5
10
15
20
28.5
afstand achter het scherm [m ]
Schermeffect op NO2 in de eerste (links) en tweede meetperiode (rechts)
37
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
NOx Meetsessie 2 40
30
30
20
20
schermeffect [%]
schermeffect [%]
NOx Meetsessie 1 40
10 0 4 M scherm Durisol 7 M scherm
-10
10 0 4 M scherm Mostret de Winter T-top
-10
-20
-20
5
10
15
20
28.5
5
afstand achter het scherm [m ]
figuur 23
10
15
20
28.5
afstand achter het scherm [m ]
Schermeffect op NOx in de eerste (links) en tweede meetperiode (rechts) PM 10 Meetsessie 1
PM 10 Meetsessie 2 60 40
40
20
0
0
schermeffect [%]
schermeffect [%]
80
-40 -80 -120
-60 4 M scherm Mostert de Winter T-top
-100
-200
-120
5
10
15
20
afstand achter het scherm [m ]
figuur 24
-40
-80
4 M scherm Durisol 7 M scherm
-160
-20
28.5
5
10
15
20
28.5
afstand achter het scherm [m ]
Schermeffect op PM10 in de eerste (links) en tweede meetperiode (rechts)
38
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
PM 2.5 Meetsessie 1
PM 2.5 Meetsessie 2
120
80
100
60
80 schermeffect [%]
schermeffect [%]
40
60 40 20 0 -20
20 0 -20 -40
-40
4 M scherm Durisol 7 M scherm
-60 -80
-80
5
10
15
20
afstand achter het scherm [m ]
figuur 25
4 M scherm Mostert de Winter T-top
-60
28.5
5
10
15
20
28.5
afstand achter het scherm [m ]
Schermeffect op PM2.5 in de eerste (links) en tweede meetperiode (rechts)
Uit bovenstaande figuren kunnen de volgende conclusies getrokken worden. Schermeffecten op NO2 zijn op 5 meter achter het scherm in de orde grootte 10 tot 20 %. Op grotere afstand zijn de effecten veelal lager of zelfs negatief. Schermeffecten op NOx zijn op 5 meter achter het scherm rond de 30%. Op grotere afstand achter het scherm zijn de schermeffecten in de orde grootte 0 tot 20%. Schermeffecten op PM laten veel negatieve waarden zien. Verder valt op dat de spreiding in de resultaten groot is. In de tweede meetperiode zijn de schermeffecten door het hogere aantal meeturen met een hogere nauwkeurigheid bepaald.
39
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
8
Samenvatting en conclusies Voor het project "Proeftuin schermen" van het Innovatieprogramma Luchtkwaliteit zijn door M+P in een proeftuin de effecten van een vijftal schermen onderzocht op de concentraties NO2, NOx, PM10 en PM2.5 achter het scherm. De schermen zijn ter hoogte van strand Nulde langs de A28 geplaatst. In een meetplan is het plan van aanpak beschreven waarin de te gebruiken meetapparatuur, de opstelling en de meetperiode is vastgelegd. Conform het meetplan is half 2007 de meetapparatuur geïnstalleerd. In de loop van de meetperiodes is, op initiatief van de partijen in de begeleidingscommissie, aanvullende apparatuur geplaatst. Op drie punten is een O3 meetbank geplaatst en op één punt een lichtintensiteitmeter. De metingen zijn uitgevoerd in twee meetperiodes van circa drie maanden. Deze liepen van eind juli tot eind oktober 2007 en van begin december 2007 tot half maart 2008. Bruikbare uurwaarden voor het onderzoek zijn de uurwaarden tijdens droge perioden met een stabiele (zuid)oostelijke wind. In de eerste meetsessie zijn circa 150 goede uurwaarden vastgesteld, in de tweede meetsessie zijn dat er ruim 100 meer. De gemiddelde onzekerheid in het bepaalde schermeffect is in de eerste periode daardoor groter dan in de tweede periode. Tussentijdse analyses zijn in een begeleidingscommissie besproken en hebben geleid tot verschillende analysemethodes voor de NOx en PM meetdata. De resultaten zoals in dit rapport gepresenteerd, zijn geanalyseerd volgens de definitieve analysemethode welke beschreven is in het meetplan voor de derde en vierde meetperiode. De metingen achter de verschillende schermen zijn uitgezet tegen de metingen in de 0-situatie. De gevonden verhoudingen geven, met een bepaalde betrouwbaarheid, de schermeffecten op de verschillende meetpunten weer. Aan de in het meetplan geschatte onzekerheden, blijkt in de praktijk voor de PM-metingen niet te worden voldaan. Een gevolg is dat voor PM het niet mogelijk is om significante verschillen tussen de diverse schermen aan te tonen. Aanbevolen wordt om op de belangrijkste meetposities aanvullende PM-metingen te doen met nauwkeuriger apparatuur, bijvoorbeeld met TEOM’s. Uit de analyse van de meetdata kan worden opgemaakt dat: Schermeffecten op NO2 zijn op 5 meter achter het scherm in de orde grootte 10 tot 20 %. Op grotere afstand zijn de effecten veelal lager of zelfs negatief. Schermeffecten op NOx zijn op 5 meter achter het scherm rond de 30%. Op grotere afstand achter het scherm zijn de schermeffecten in de orde grootte 0 tot 20%. Schermeffecten op PM laten veel negatieve waarden zien. Verder valt op dat de spreiding in de resultaten groot is. In de tweede meetperiode zijn de schermeffecten door het hogere aantal meeturen met een hogere nauwkeurigheid bepaald.
40
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
9
Literatuur
[1]
Optimalisatie van geluidsschermen voor verbetering van de luchtkwaliteit, P. Hofschreuder, F. Tonneijck, E. Hofschreuder, Agrotechnology & Food Innovations B.V., augustus 2005;
[2]
Luchtkwaliteit achter geluidschermen, Windtunnelonderzoek, Peutz, juni 2006;
[3]
Metingen Luchtkwaliteit Proeftuin, Meetplan, M+P.DWW.06.16.1, 16 juli 2007;
[4]
Metingen Luchtkwaliteit Proeftuin, Meetplan derde en vierde meetsessie, M+P.DWW.06.16.5, 30 juni 2008;
[5]
Meetrapport "Eerste resultaten metingen luchtkwaliteit proeftuin A28", M+P.DWW.06.16.1, 10 oktober 2007;
[6]
Bespreekmemo "Data-analyse metingen luchtkwaliteit proeftuin A28", M+P.DWW.06.16.2, 14 november 2007;
[7]
Bespreekmemo "Data-analyse metingen luchtkwaliteit proeftuin A28", M+P.DWW.06.16.3, 6 december 2007;
[8]
Bespreekmemo "Data-analyse metingen luchtkwaliteit proeftuin A28, tweede meetsessie", M+P.DWW.06.16.4, 14 maart 2008;
[9]
Bespreekmemo "Metingen luchtkwaliteit proeftuin A28, Tweede meetsessie: analysemethode en aanvullende data-analyse", M+P.DWW.06.16.6, 21 april 2008;
[10]
Notitie Verkeerstellingen Proeftuin A28, M+P, 18 juni, 2008;
[11]
Overzicht van onderzoek naar correctiefactoren voor automatische PM10 metingen in Nederland, RIVM rapport 680500002 / 2005;
[12]
Website van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, RIVM, http://www.lml.rivm.nl/;
[13]
Uncertainty of measurement -- Part 3: Guide to the expression of uncertainty in measurement, GUM:1995, ISO.
41
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
BIJLAGE A
Scatterplots NO2 eerste meetperiode
42
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
120
120
100
100 wegbijdrage M7 [µg/m3]
wegbijdrage M4 [µg/m3]
NO2 eerste meetperiode, 5 meter achter het scherm
80 60 40 20
80 60 40 20
0
0 0
20
40
60
80
100
120
0
w egbijdrage M1 [µg/m3]
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M1 [µg/m3]
wegbijdrage M10 [µg/m3]
120 100 80 60 40 20 0 0
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M1 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
17
5
Durisol scherm
20
5
7M scherm
12
2
43
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
120
120
100
100 wegbijdrage M8 [µg/m3]
wegbijdrage M5 [µg/m3]
NO2 eerste meetperiode, 10 meter achter het scherm
80 60 40 20
80 60 40 20
0
0 0
20
40
60
80
100
120
0
20
w egbijdrage M2 [µg/m3]
40
60
80
100
120
w egbijdrage M2 [µg/m3]
wegbijdrage M11 [µg/m3]
120 100 80 60 40 20 0 0
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M2 [µg/m3]
Scherm 4M scherm Durisol scherm 7M scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
1
8
-13
4
2
9
44
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
120
120
100
100 wegbijdrage M9 [µg/m3]
wegbijdrage M6 [µg/m3]
NO2 eerste meetperiode, 28,5 meter achter het scherm
80 60 40 20
80 60 40 20
0
0 0
20
40
60
80
100
120
0
w egbijdrage M3 [µg/m3]
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M3 [µg/m3]
wegbijdrage M12 [µg/m3]
120 100 80 60 40 20 0 0
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M3 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
1
2
Durisol scherm
-7
10
7M scherm
3
10
45
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
BIJLAGE B
Scatterplots NO2 tweede meetperiode
46
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
120
120
100
100 wegbijdrage M7 [µg/m3]
wegbijdrage M4 [µg/m3]
NO2 tweede meetperiode, 5 meter achter het scherm
80 60 40 20
80 60 40 20
0
0 0
20
40
60
80
100
120
0
w egbijdrage M1 [µg/m3]
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M1 [µg/m3]
wegbijdrage M10 [µg/m3]
120 100 80 60 40 20 0 0
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M1 [µg/m3]
Scherm 4M scherm Mostert de Winter scherm T-top scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
6
12
-12
12
4
10
47
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
120
120
100
100 wegbijdrage M8 [µg/m3]
wegbijdrage M5 [µg/m3]
NO2 tweede meetperiode, 10 meter achter het scherm
80 60 40 20
80 60 40 20
0
0 0
20
40
60
80
100
120
0
20
w egbijdrage M2 [µg/m3]
40
60
80
100
120
w egbijdrage M2 [µg/m3]
wegbijdrage M11 [µg/m3]
120 100 80 60 40 20 0 0
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M2 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
16
5
Mostert de Winter scherm
-9
8
T-top scherm
7
5
48
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
120
120
100
100 wegbijdrage M9 [µg/m3]
wegbijdrage M6 [µg/m3]
NO2 tweede meetperiode, 28,5 meter achter het scherm
80 60 40 20 0
80 60 40 20 0
0
20
40
60
80
100
120
0
w egbijdrage M3 [µg/m3]
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M3 [µg/m3]
wegbijdrage M12 [µg/m3]
120 100 80 60 40 20 0 0
20
40
60
80
100
120
w egbijdrage M3 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
17
2
Mostert de Winter scherm
-16
8
T-top scherm
-2
2
49
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
BIJLAGE C
Scatterplots NOX eerste meetperiode
50
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
350
350
300
300 wegbijdrage M7 [µg/m3]
wegbijdrage M4 [µg/m3]
NOX eerste meetperiode, 5 meter achter het scherm
250 200 150 100 50
250 200 150 100 50
0
0 0
50
100
150 200 250 300 350
0
50
w egbijdrage M1 [µg/m3]
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M1 [µg/m3]
350
wegbijdrage M10 [µg/m3]
300 250 200 150 100 50 0 0
50
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M1 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
30
1
Durisol scherm
27
2
7M scherm
34
1
51
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
350
350
300
300 wegbijdrage M8 [µg/m3]
wegbijdrage M5 [µg/m3]
NOX eerste meetperiode, 10 meter achter het scherm
250 200 150 100 50
250 200 150 100 50
0
0 0
50
100
150 200 250 300 350
0
50
w egbijdrage M2 [µg/m3]
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M2 [µg/m3]
350
wegbijdrage M11 [µg/m3]
300 250 200 150 100 50 0 0
50
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M2 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
16
1
Durisol scherm
3
3
7M scherm
25
6
52
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
350
350
300
300 wegbijdrage M9 [µg/m3]
wegbijdrage M6 [µg/m3]
NOX eerste meetperiode, 28,5 meter achter het scherm
250 200 150 100 50
250 200 150 100 50
0
0 0
50
100
150 200 250 300 350
0
50
w egbijdrage M3 [µg/m3]
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M3 [µg/m3]
350
wegbijdrage M12 [µg/m3]
300 250 200 150 100 50 0 0
50
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M3 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
8
5
Durisol scherm
0
5
7M scherm
16
7
53
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
BIJLAGE D
Scatterplots NOX tweede meetperiode
54
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
350
350
300
300 wegbijdrage M7 [µg/m3]
wegbijdrage M4 [µg/m3]
NOX tweede meetperiode, 5 meter achter het scherm
250 200 150 100 50
250 200 150 100 50
0
0 0
50
100
150 200 250 300 350
0
50
w egbijdrage M1 [µg/m3]
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M1 [µg/m3]
350
wegbijdrage M10 [µg/m3]
300 250 200 150 100 50 0 0
50
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M1 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
28
2
Mostert de Winter scherm
-2
7
T-top scherm
18
3
55
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
350
350
300
300 wegbijdrage M8 [µg/m3]
wegbijdrage M5 [µg/m3]
NOX tweede meetperiode, 10 meter achter het scherm
250 200 150 100 50
250 200 150 100 50
0
0 0
50
100
150 200 250 300 350
0
50
w egbijdrage M2 [µg/m3]
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M2 [µg/m3]
350
wegbijdrage M11 [µg/m3]
300 250 200 150 100 50 0 0
50
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M2 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
22
2
Mostert de Winter scherm
2
4
T-top scherm
16
3
56
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
350
350
300
300 wegbijdrage M9 [µg/m3]
wegbijdrage M6 [µg/m3]
NOX tweede meetperiode, 28,5 meter achter het scherm
250 200 150 100 50
250 200 150 100 50
0
0 0
50
100
150 200 250 300 350
0
50
w egbijdrage M3 [µg/m3]
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M3 [µg/m3]
350
wegbijdrage M12 [µg/m3]
300 250 200 150 100 50 0 0
50
100
150 200 250 300 350
w egbijdrage M3 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
18
4
Mostert de Winter scherm
-2
3
T-top scherm
11
1
57
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
BIJLAGE E
Scatterplots PM10 eerste meetperiode
58
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
45
45
35
35
wegbijdrage M7 [µg/m3]
wegbijdrage M4 [µg/m3]
PM10 eerste meetperiode, 5 meter achter het scherm
25
15
5
-5
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
-5
w egbijdrage M1 [µg/m3]
5
15
25
35
45
w egbijdrage M1 [µg/m3]
wegbijdrage M10 [µg/m3]
45
35
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
w egbijdrage M1 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4
7
Durisol scherm
-21
10
7M scherm
13
34
4M scherm
59
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
45
45
35
35
wegbijdrage M8 [µg/m3]
wegbijdrage M5 [µg/m3]
PM10 eerste meetperiode, 10 meter achter het scherm
25
15
5
-5
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
-5
w egbijdrage M2 [µg/m3]
5
15
25
35
45
w egbijdrage M2 [µg/m3]
wegbijdrage M11 [µg/m3]
45
35
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
w egbijdrage M2 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
54
35
Durisol scherm
18
11
7M scherm
57
6
60
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
45
45
35
35
wegbijdrage M9 [µg/m3]
wegbijdrage M6 [µg/m3]
PM10 eerste meetperiode, 28,5 meter achter het scherm
25 15 5 -5
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
-5
w egbijdrage M3 [µg/m3]
5
15
25
35
45
w egbijdrage M3 [µg/m3]
wegbijdrage M12 [µg/m3]
45
35
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
w egbijdrage M3 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
-127
48
Durisol scherm
-111
85
7M scherm
-125
90
61
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
BIJLAGE F
Scatterplots PM10 tweede meetperiode
62
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
45
45
35
35
wegbijdrage M7 [µg/m3]
wegbijdrage M4 [µg/m3]
PM10 tweede meetperiode, 5 meter achter het scherm
25
15
5
-5
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
-5
w egbijdrage M1 [µg/m3]
5
15
25
35
45
w egbijdrage M1 [µg/m3]
wegbijdrage M10 [µg/m3]
45
35
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
w egbijdrage M1 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
38
8
Mostert de Winter scherm
-22
10
T-top scherm
19
11
63
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
45
45
35
35
wegbijdrage M8 [µg/m3]
wegbijdrage M5 [µg/m3]
PM10 tweede meetperiode, 10 meter achter het scherm
25
15
5
-5
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
-5
w egbijdrage M2 [µg/m3]
5
15
25
35
45
w egbijdrage M2 [µg/m3]
wegbijdrage M11 [µg/m3]
45
35
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
w egbijdrage M2 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
31
19
Mostert de Winter scherm
-48
66
T-top scherm
16
18
64
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
45
45
35
35
wegbijdrage M9 [µg/m3]
wegbijdrage M6 [µg/m3]
PM10 tweede meetperiode, 28,5 meter achter het scherm
25 15 5 -5
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
-5
w egbijdrage M3 [µg/m3]
5
15
25
35
45
w egbijdrage M3 [µg/m3]
wegbijdrage M12 [µg/m3]
45
35
25
15
5
-5 -5
5
15
25
35
45
w egbijdrage M3 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
-14
35
Mostert de Winter scherm
-44
40
T-top scherm
-12
42
65
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
BIJLAGE G
Scatterplots PM2.5 eerste meetperiode
66
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
15
15
10
10
wegbijdrage M7 [µg/m3]
wegbijdrage M4 [µg/m3]
PM2.5 eerste meetperiode, 5 meter achter het scherm
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
5
0
-5
-10 -10
w egbijdrage M1 [µg/m3]
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M1 [µg/m3]
wegbijdrage M10 [µg/m3]
15
10
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M1 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
17
7
Durisol scherm
-15
8
7M scherm
23
16
67
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
15
15
10
10
wegbijdrage M8 [µg/m3]
wegbijdrage M5 [µg/m3]
PM2.5 eerste meetperiode, 10 meter achter het scherm
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
5
0
-5
-10 -10
w egbijdrage M2 [µg/m3]
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M2 [µg/m3]
wegbijdrage M11 [µg/m3]
15
10
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M2 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
-9
14
Durisol scherm
-1
18
7M scherm
-3
15
68
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
15
15
10
10
wegbijdrage M9 [µg/m3]
wegbijdrage M6 [µg/m3]
PM2.5 eerste meetperiode, 28,5 meter achter het scherm
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
5
0
-5
-10 -10
w egbijdrage M3 [µg/m3]
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M3 [µg/m3]
wegbijdrage M12 [µg/m3]
15
10
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M3 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
58
19
Durisol scherm
45
15
7M scherm
-5
9
69
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
BIJLAGE H
Scatterplots PM2.5 tweede meetperiode
70
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
15
15
10
10
wegbijdrage M7 [µg/m3]
wegbijdrage M4 [µg/m3]
PM2.5 tweede meetperiode, 5 meter achter het scherm
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
5
0
-5
-10 -10
w egbijdrage M1 [µg/m3]
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M1 [µg/m3]
wegbijdrage M10 [µg/m3]
15
10
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M1 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
-2
15
Mostert de Winter scherm
-64
17
T-top scherm
10
16
71
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
15
15
10
10
wegbijdrage M8 [µg/m3]
wegbijdrage M5 [µg/m3]
PM2.5 tweede meetperiode, 10 meter achter het scherm
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
5
0
-5
-10 -10
w egbijdrage M2 [µg/m3]
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M2 [µg/m3]
wegbijdrage M11 [µg/m3]
15
10
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M2 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
61
8
Mostert de Winter scherm
18
11
T-top scherm
57
9
72
M+P.DWW.06.16.10, 12 november 2009
15
15
10
10
wegbijdrage M9 [µg/m3]
wegbijdrage M6 [µg/m3]
PM2.5 tweede meetperiode, 28,5 meter achter het scherm
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
5
0
-5
-10 -10
w egbijdrage M3 [µg/m3]
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M3 [µg/m3]
wegbijdrage M12 [µg/m3]
15
10
5
0
-5
-10 -10
-5
0
5
10
15
w egbijdrage M3 [µg/m3]
Scherm
schermeffect [%]
twee-sigma onzekerheid [%]
4M scherm
-6
14
Mostert de Winter scherm
-25
7
T-top scherm
-22
8
73