Kozijn
Pui
Frame
Lower
UDC 69.022.99
front
frame
RVblad 01-1 Houten onderpuien
Wooden lower frames Dr. H. Janse
De middeleeuwse houten huizen waren voor de woon- en werkvertrekken voorzien van zo veel mogelijk lichtopeningen. Dat betekende, dat zowel de onderpui aan de voorzijde als die aan de achterzijde van een groot aantal glas- en vensteropeningen was voorzien. De constructie was een houten stijl- en regelwerk, waarin men naar believen vakken met een houten beschieting, een luik of een paneel glas-in-lood kon vullen. Bovendien was er een deur nodig om in en uit te kunnen gaan. Als een vertrek weinig werd gebruikt, zoals de zogenaamde dode kamer in Noord-Holland’, waren er ten hoogste twee of vier smalle glasvlakken boven de deur. Wanneer er, zoals in de steden, meer gebruik werd gemaakt van het voorhuis, was vrijwel de gehele
bovenzone voorzien van glasin-lood. In de benedenzone konden luiken worden aangebracht, die ten dele naar boven konden klappen als een soort luifel en gedeeltelijk naar beneden om daarop eventueel koopwaar uit te stallen afb. 1. In andere gevallen werd op het kalf tussen boven- en onderzone een vaste luifel aangebracht, die werd opgehangen aan de geprofileerde puibalk boven de glasstrook afb. 2. Die puibalk draagt tegelijk ook de verdiepingvloer van het huis en is te beschouwen als de buitenste gebintbalk van het houtskelet. Ook toen de wanden van de huizen op last van de overheid, om het brandgevaar te verminderen, in baksteen werden uitgevoerd, werd het skelet nog lange tijd op de oude wijze uitgevoerd. Toen bij de stadshuizen rond het midden van de 17de eeuw het houtskelet verdween2 bleef in vele gevallen bij nieuwbouw de houten onderpui een gebruikelijk element. Zelfs belangrijke architecten, zoals Phi-
lip Vingboons, bedienden zich nog van dit element. Natuurlijk werden de puien in de 18de eeuw meermaals gemoderniseerd en ook in de eerste helft van de 19de eeuw zette deze ontwikkeling zich nog voort afb. 3. Vaak werd de houten pui in de 18de en 19de eeuw vervangen door een bakstenen ondergevel met een deur en twee schuiframen. De puibalk bleef meestal bewaard, omdat zij deel uitmaakte van de hoofdconstructie van het huis en dus niet gemist kon worden. Juist daaraan kan men bij onderzoek veel leren van de oorspronkelijke indeling. Meestal vindt men ongeveer ter weerszijden van het midden twee grote pengaten van de zware stijlen van de ingang. Daartussen is nog een kleiner gat van de tussenstijl, die veelal (in tegenstelling tot de hoofdstijlen) niet voorzien is van houten toognagels, maar geklemd zit tussen de puibalk en het zware kalf boven de deur. Ter weerszijden van de deurpartij zijn meestal
2. Zierikzee, Oude Haven 18, tweede helft 17de eeuw. Foto G.Th. Delemarre, RDMZ 1952. 1. Monnickendam, Noordeinde 26, “‘In de Bonten Os”, 1611. Foto G.J.Dukker RDMZ 1966. RDMZ RV 1989/17-16
Kozijn
RVblad 07-2
nog drie of vier glasvlakken, die vaak corresponderen met twee openingen eronder. In het geval van de drie glasvlakken betekent dit, dat de middenstijl beneden overeenkomt met het midden van het grasvlak erboven. De glas-in-loodvakken zitten in een zeer ondiepe sponning en werden bevestigd aan gesmede ijzeren bindroeden, die overeenkomen met iedere horizontale loodstrip. Het einde is uitgesmeed en vastgespijkerd aan de buitenzijde van de stijl. Op iedere kruising van de loodstrippen was rond de bindroeden een loodbandje vastgesoldeerd. Het vastbinden met twee in elkaar gedraaide loodbandjes is
vermoedelijk geen historische methode. In de geprofileerde bovendorpel is een heel kleine sponning opgenomen, waar het glas-in-lood is ingeschoven. De stijlen in het bovenste deel van een pui zijn vaak voorzien van de typerende profilering, die ook in de kruiskozijnen uit het eind van de 16de eeuw en de eerste helft van de 17de eeuw voorkomt (DOCblad Kozijn 01, OZ,03). In sommige streken is het gebruik de puibalk aan de bovenzijde binnen te profileren, gelijk dat bij de gekruiseerde kruiskozijnen het geval is. In Noordhollands Noorderkwartier en in West-Friesland was het in de eerste helft van de
17de eeuw zelfs gebruik deze versiering de vorm van een accoladeboog te geven, ook in achtergevels. De puibalk heeft aan de buitenzijde een eenvoudig kroonlijstprofiel (DOCblad Kozijn 01, 02 ) of is rond geprofileerd (gebombeerd) en voorzien een gestileerde ‘eierlijst versiering, die gespiegeld is ten opzichte van het midden van de puibalk (DOCblad Kozijn 04). In bepaalde streken van ons land staken de gevels tamelijk ver over de voorpui uit. Dan was het noodzakelijk consoles aan te brengen, die een aparte onderslagbalk onder de voorgevel droegen (afb. 4). Noten 1 H. Janse en S. de Jong, Houten huizen.
Zaltbommel 1970, 6de druk 1986, 63. 2 R. Meischke en H.J.Zantkuyl, Het Nederlandse woonhuis van 1300-1800.
Haarlem 1969, 119.
3. Middelburg, Londense kaai 9-11. Gevels 1785. Foto G.J.Dukker RDMZ 1962.
Kozijn
RVblad 01-3 Summary
Medieval wooden houses were designed in such a way that both living and working areas were supplied with the maximum number of openings to admit light. This meant that the lower frame at both the front and the back of a house had numerous sections with glass and windows. The construction consisted of a timber framed wall, the sections of which could be filled as desired with wooden panelling, a shutter or a panel of leaded glass.
4. Hoorn, Oude Doelenkade 17-19, 1616. Foto G.J.Dukker RDMZ 1962.
-
RDMZRV
1989/17-17
Kozijn,
raam-
Window-frame
Kruiskozijn Cross-barr
UDC 69.022.99.69.028.2
window
RVblad 01-1
Kruiskozijnen H. Janse Inleiding
r‘
In de ons omringende landen wordt al eeuwen bij het optrekken van een gebouw eerst de muur gemetseld, waarin gaten uitgespaard worden. Daarin wordt later in het bouwproces tijdens de zogenaamde afbouw een dun randhout aangebracht, waarin vaste en bewegende delen met glas worden bevestigd. De ruimte wordt hierdoor afgesloten van de buitenlucht maar daglicht kan toch binnentreden. In Nederland wordt in de traditionele bouw over het algemeen eerst het houten kozijn geplaatst en daarna de muur er omheen gemetseld. Deze typische Nederlandse bouwwijze vindt zijn oorsprong in de houtbouw en in het kruiskozijn, dat van de 14de tot in de 18de eeuw het aanzien van de Nederlandse burgerlijke bouwwerken heeft bepaald.
zijn, er kunnen luiken zijn om openingen af te sluiten. Het glas kan geplaatst zijn in een houten raamwerk, dat vast kan zijn aangebracht in het kozijn of horizontaal of verticaal kan draaien of schuiven. Dit raamwerk wordt raam genoemd. Recapitulerende gebruiken wij de volgende termen: venster voor een lichtopening in een buitenmuur, kozqn voor een steunconstructie in een venster, raam voor een raamwerk waarin glas gevat is.
1. J.Cz.Droochsloot, De Ganzenmarktte Utrecht. Centraal Museum Utrecht. Detail met houten gevels.
Terminologie P
P
Er heerst grote verwarring in het gebruik van de termen venster, kozijn en raam. Wij willen daarin eerst enige klaarheid brengen. Een opening in een buitenmuur, bedoeld om licht door naar binnen te laten treden, heet een venster. Die opening kan afgesloten worden met een luik. Dit luik werd vroeger ook aangeduid met de term ‘venster’. Als er glas in zat sprak men van een ‘glasvenster’. Het venster kan afgesloten worden met een lichtdoorlatend materiaal, meestal glas. Er kan een onderverdeling van steen of ijzer in aangebracht worden om het glas en de eventuele luiken in te vatten. Die verdeling wordt aangeduid met de term ‘harnas’. De opening kan gevuld worden met een houten raamwerk, dat steun verleent aan het omgevende muurwerk of deel uitmaakt van de omringende houtconstructie. Dat raamwerk wordt kozyn genoemd. In het kozijn kan glas aangebracht RDMZ
RV 19&7/10
- I,
Een kozijn, dat door een stijl en een horizontale regel in vier delen wordt verdeeld, wordt kruiskozijn genoemd (DOCblad Kozijn, raam02). De horizontale regel wordt thans als kalfaangeduid, doch vroeger als glashout. Een kozijn met boven en onder één opening heet kloosterkozijn (DOCblad Kozijn, raam- 03, 1.5). Wanneer er twee openingen naast elkaar zijn wordt het een tweelichtkozun genoemd, ock als bolkozijn aangeduid (DOCblad Kozijn, raam- 14). In dit artikel komen zowel het
t
Kozijn,
raam-
RVblad 01-2
kruiskozijn als de klooster- en bolkozijnen ter sprake. Houten kruiskozijnen, kloosterkozijnen en bolkozijnen
De rekeningen van de Grafelijkheid van Holland vermelden voor het Grafelijk Hof in Den Haag in 1317: ‘Item om balken, dar men de cassinen of sneet totten vinsteren’.
Reedszeer vroeg maken we hier kennis met het woord kozijn, in het oud noordfrans cassin, oudfrans chassin, hetgeen omraming betekent. Het blijkt uit het voorgaande citaat, dat er in de vroege 14de eeuw al losse houten kozijnen werden gemaakt, die kennelijk geen deel uitmaakten van de constructie van de wand van een houten gebouw, zoals dat veelvuldig voorkwam. Natuurlijk was er een wisselwerking tussen de houtbouw en het bouwen in natuursteen en baksteen. Het kruiskozijn zou als het ware spontaan uit het houten huis zijn ontstaan, door het invullen van de rechthoekige wandvakken met glas-in-lood, houten luiken of een houten beschieting afb. 1. Het is moeilijk nauwkeurig te zeggen wanneer het houten kruiskozijn voor het eerst is opgetreden. Er zijn helaas maar zeer weinig houten huizen bewaard gebleven, zeker uit de vroegere middeleeuwse perioden. Er bestaat een in het Frans gesteld bestek voor het timmerwerk van het vrijwel geheel in hout opgetrokken stadhuis van Nijvel in BelgischBrabant, geschreven in 1386’. De omschrijving wekt de indruk, dat de vensters, aangeduid als ‘feniestres’, niet in de hoogterichting gedeeld zijn. Een aanduiding van glasvensters ontbreekt. De openingen werden met luiken gesloten. Een reconstructie van het in 1677 gesloopte gebouw doet vermoeden, dat er in de muren van het stenen basement spitsboogvensters met glas waren. In de middeleeuwen was het gebruik dat timmerwerk, metselwerk, lei- en loodwerk enzovoort in aparte bestekken omschreven werden. Daarom licht het ons overgeleverde timmerbe-
al de dueren ende veinsteren, die boven ende beneden toe behoren, zullen te makene van goede geheele tienvoet houte, wel bereed ende al ghewrocht in voormen van doornixken veinstren...’ (en alle deuren en
se vensters verstond men stenen kruisvensters, waarvan de horizontale verdeling (het ‘kalf’) boven de helft van de hoogte ligt*. Helaas werd het gebouw in 1798 afgebroken, zodat we niet meer exact de vorm kunnen nagaan, maar er is hier in ieder geval reeds sprake van een houten kruiskozijn. In hetzelfde bestek is ook sprake van ‘standveinstere’, een begrip, dat
luiken, die boven en onder (in de kozijnen) behoren, zullen gemaakt worden van planken van 3 m lang, goed gemaakt in de vorm van Doornike vensters). Onder Doornik-
2. Leidschendam, Veursche straatweg 1.56, ‘Dit is int Hemelrick’ (gesloopt 1961). Kruiskozijn met opklapbaar binnenluik. Foto G.Th. Delemarre RDMZ.
stek ons niet in over het stenen basement. Het bestek uit 1394 van het timmerwerk voor de kapel van het stadhuis van Sluis vermeldt: ‘...ende
-
Kozijn,
raam-
RVhlad 0 1-3
ook elders in deze streek in dezelfde tijd voorkomt. Men bedoelde er dakkapellen mee3. Reedsin de 15de eeuw tonen ons afbeeldingen naar boven opgeklapte luiken voor de bovengedeelten van de openingen, hangende aan een houten haak. Dergelijke luiken had de helaas gesloopte boerderij ‘Dit is int Hemelrick’ te Leidschendam-Veur (DOCbladKozijn, raam11). De haken waren van een speciale vorm, die bij het opklappen het luik meteen ving afb. 2. Om het luik neer te laten moest het even snel opgedrukt worden, zodat de haken, die rond uitgezaagd waren, even wegdraaiden en het luik kon zakken. Enige handigheid De 15de-eeuwse houten kruiskozijnen, die bij de afbraak van de Minnemastins te Leeuwarden werden aangetroffen op de begane grond, hadden grote glasvakken boven en kleine vakken beneden, gesloten met een luik aan de buitenzijde. Aan de binnenkant konden bovendien glasvensters of horren in een sponning worden geplaatst (DOCbladKozijn, raam02). Tussen de luiken en de glasvensters waren in ieder vak drie ronde diefijzers aangebracht. De bovenste vakken hadden afgeschuinde (‘gebiljoende’) stijlen en dorpels, waarvan het profiel bij de ontmoetingen gestopt was en op de overgang naar de uitholling een staafvormig elementje was gespaard.
P
In de middeleeuwse periode werd soms als profilering van de omraming van de glasvakken ook eenzelfde profiel toegepast als aan de ribben van een houten tongewelf in de kerkgebouwen, een halve peerkraal (DOCblad Kozijn, raam03). Het komt een enkele keer voor, dat in de raamstijlen een kolommetje met kapiteel en basement is uitgestoken (DOCblad Kozijn, raam- 04). Het maken van eenkruiskozijn was voor de timmerlieden een proefstuk om de meestergraad te kunnen bereiken. De gildebrief van het Amsterdamse Sint Jozefsgilde uit 1524 beschrijft: ‘Item de gene die RDMZ RV 1988/10
12
meesterve van huys-timmerluyden sal willen opsetten sal tot siin proef moeten maken van een balck van seven voeten die de Proefmeesters hem voorsien sullen ende daar men afmakenmach een Cruyskozijnmet dubbele sponden van binnen ende van buyten met gerooseerde veynsteren4. Geroseerd wil zeggen
dat de klampen zuivere vierkante panelen moesten vormen en dan cirkelvormig werden uitgehold. Die uithollingen moesten van rozetjes of andere versieringen worden voorzien. Ook bij deuren kwam dit motief voor afb. 3. De ‘gildebrieff of ordonnantie’ van de huistimmerlieden en kistemakers te Naarden van 1621 geeft precies dezelfde omschrijving van het proefstuk maar het gotische rozetmotief was toen alleen nog als traditie overgebleven, zonder dat iemand kennelijk de herkomst kende, want de gildebrief spreekt van ‘geresoorde vensteren’. Voor het maken van de kozijnen vermeldt het bestek voor het Huis te Rumpt uit 1553: ‘Noch twee cruysraempten in die sael mit een kloesterkazijn van X voet hooch ende twee voet wJt den dach, dye stijlen van IX duym ende vqftalven (= 4%) duym ende die dorpel van derselver dickt ind breyt, ind aerdich gescaeft, ende sullen weessen gespondt om gelaesraempten daerinnen te zetten’.
Het uitvoerige bestek van het Rijnlandshuis in Leiden uit 1597 vermeldt o.a.: ‘...daer in sullen staen twee cruyscasijnen die hooch sullen wesen die heele buytencan t omtrent XI voeten ende w@ de buytencant V voet de stijlen V15duym, ende X duym breet die glashouten breet XII duym ende VISduym dit lateye dit V15duym ende breet XIX duym de onderdreppels dit VP duym breet XIX duym...’ en ‘Noch over alle buyten casqnen met dick loot te overleggen breet acht duym tot behoudenis vant hou(t)werck ende over alle de glashouten met loot opte breete van vier duym te becleden’.
vermeldt dit bestek ook ‘twee bolcasijnen opte fliersolder’. Dit zijn kozijnen met twee openingen naast elkaar, meestal met een luik in het ene vak en een vast glas-inloodpaneel in het andere. Het woord kloosterkozijn kan in de 17de eeuw in onbruik zijn geraakt. Het bestek voor het Catshuis bij Den Haag uit 1652 spreekt van ‘halve kruyskasijnen’.
Bij een houten kruiskozijn moet zeer veel aandacht worden besteed aan de houtverbindingen en aan de waterdichtheid. De stijlen worden met een pen-en-gat in de boven- en onderdorpel verbonden. Om te voorkomen, dat er een opening aan de zijkanten ontstond liet men het hout van boven- en onderdorpel nog iets buiten de stijlen uitsteken, waardoor de zogenaamde oren ontstonden (DOCblad Kozijn, raam- 11). Om het afdruipende regenwater naar buiten te voeren werden vaak geprofileerde bovendorpels en kalven gemaakt. Somsis dat profiel één geheel met kalf en dorpel, soms is het een losse lat. Het kalf kan tussen de zij- en middenstijlen zijn aangebracht, maar soms is de middenstijl onderbroken voor het kalf. In een enkel geval is het kalf opgebouwd uit twee stukken hout boven elkaar (DOCblad Kozijn, raam- 04). In de regel werd een houten kruiskozijn zo geplaatst, dat de voorzijde ervan juist of nagenoeg overeenkomt met het gevelvlak.
Naast de gebruikelijke kruiskozijnen 3. Naarden, Grotekerk, detail van laat-15de-eeuwsedeur, ‘geraseerd’.Foto . 1 RDA4Z.
Kozijn,
raam-
RVblad 01-4
duimen, die met een gehakkelde punt in het kozijnhout zijn geslagen. In gesloten toestand werden de luiken meestal met een grendel vastgezet. Er werden ook fraaie knippen met een veer voor dit doel gebezigd (LIKblad IJzerwaren 21, 22). De glasvensters werden aan de binnenkant veelal met een eenvoudig houten werveltje vastgezet. In het zuiden, waar alles altijd iets overdadiger is uitgevoerd, werd ook voor dit doel
van knippen gebruik gemaakt, zelfs van dubbele om twee vensters in één keer te bedienen. Glasvensters en binnenluiken draaiden aan gehengen, die een uitgesmeed blad hadden, dat op het kozijn werd gespijkerd (DOCblad IJzerwaren OZ). In de periode, waarin het kruiskozijn en het kloosterkozijn gebruikelijk waren, kwamen ook nog andere houten kozijnvormen voor, verwant aan de beide vorige. Een enkele keer worden kozijnen aangetroffen met drie lichten naast elkaar (DOCblad Kozijn, raam- 12). Ook komt een kozijntype voor, waarbij naast het kruiskozijn aan de bovenzijde aan weerszijden nog een glasvak is toegevoegd. Dit zogenaamde ‘melkmeisje’ (de vorm doet denken aan een boerin met een emmerjuk op de schouders) komt in het zuidwesten van het land vrij regelmatig voor. In het Gravensteen te Zierikzee, in 1524 naar ontwerp van meester Herman van Aken uit Antwerpen gebouwd, zijn deze vensters in het achterste gedeelte van het gebouw in de zijgevel aangebracht. Ook in het pand Meelstraat 2, waar de graveur A.v.d. Willighe in 1619 zijn beroemde prent van de St.Lievensmonstertoren sneed,
5. Woerden, stadhuis. Foto G.]. Dukker, RDMZ 1980.
6. Leiden, Stadstimmerwerf. Foto Hoogendijk, RDMZ ca. 1930.
4. [an Storck, Het Spaarne te Haarlem. Collectie mr. Willem Russell, Amsterdam.
De oren van de boven- en onderdorpel blijven soms zichtbaar. De eventuele profilering van bovendorpel en kalf steken dan voor het gevelvlak uit. Anders is dit, als er boven het kozijn een boog is geslagen en het metselwerk onder deze boog terug ligt ten opzichte van het gevelvlak. Dan ligt het kozijn iets dieper in de gevel (DOCbladKozijn, raam- 12, 13). Ondanks deze laatste mogelijkheid was het beeld van een 17de eeuwse straatwand geheel anders dan thans het aanzien van een dergelijke gevelwand is. Alle kozijnen stonden vrijwel in het gevelvlak en als er houten onderpuien waren voegden die zich ook geheel in de straatwand afb.4. De ‘gaten’, die ons straatbeeld zo onrustig maken, ontbraken geheel. Wij bespraken reeds de gekoppelde natuurstenen kruiskozijnen, die steeds in de verdiepingsgevels voorkomen. In de voorgevel van het stadhuis van Woerden, , waarvan de onderbouw uit 1501 dateert en de bovenbouw uit 1614, bevindt zich op de verdieping een houten kozijn, dat de gehele breedte van de gevel inneemt. Het is een reeks van 12 luiken beneden en erboven glas-in-loodvakken boven een doorlopend kalf afb. 5. Ieder luik hangt aan twee eenvoudige gehengen, draaiende op
-.
’
” I
Kozijn, raam-
RVblad 01-5
door 'Engelsche schuifcasijnen', maar
gestandt dampt mit spiegelen ofte gecruysseert..'. Aan kruiseren moet
in 1927 bracht men de oude kozijnvorm weer terug bij een grondige restauratie. Omstreeks 1965 bracht men de driedelige kozijnen terug in de uit 1626 daterende pastorie aan de noordzijde van de Grote of Sint Nicolaaskerk te Monnickendam. In de 19de eeuw waren ze vervangen door eenvoudige schuiframen.
de betekenis 'contramallen van de geprofileerde stijl tegen de geprofileerde bovendorpel' worden gegeven. In het bestek van de Schuttersdoelen te Gorinchem uit 1589 is behalve van 'gecruyseerde cruyskesijnen' ook sprake van 'gecruyseerde duercosi/nen' en in het bestek van het Rijnlandshuis te Leiden (1597) wordt vermeld een
(DOCblad Kozijn, raam- 05, 10). Niet overal werden de geprofileerde binnenzijden bij kruiskozijnen beschreven. Het bestek uit 1612 voor een Portugees Israëlitische huissynagoge aan de Lange Houtgracht (thans Waterlooplein) te Amsterdam, in het Portugees gesteld met enige technische termen in het Nederlands, geeft aan dat de kruiskozijnen 5 voet breed moesten zijn, in Amsterdam een vaste maat. In de synagogeruimte op de verdieping moest voor en achter spiegelglas komen in de kozijnen, beneden en op zolder gewoon glas. Alle binnenramen moesten van eikehout zijn, de luiken van wagenschot met goede hengsels en goed vertind (een vorm van roestwering). De ramen, luiken en deuren moesten aan de voorgevel buiten groen geschilderd worden en binnen rood, aan de achtergevel grijs-wit buiten en zwart van binnen. Het laatste kan
Er werden ook kozijnen gemaakt
'cruyscasyn ... ins gelicx gecruyseert.'
verband houden met het religieus
met drie glasvakken boven en eronder twee door luiken gesloten vakken. De beide middelste kozijnstijlen van het bovenste deel staan dus midden boven de openingen van de beide ondervakken. Voorbeelden hiervan zijn in Nederland zeldzaam, maar op schilderijen van de oude meesters komt de vorm meermalen voor, onder meer op het schilderij van Adriaan van Ostade 'Boeren rond het haardvuur', dat zich in het Rijksmuseum te Amsterdam bevindt. Ook op Jan Steen's Sint Nicolaasavond is een fragment van een dergelijk kozijn weergegeven.
Bij uitzondering wordt een profiel haaks uit de bovendorpel omgestoken (DOCblad Kozijn, raam- 08). Nog in de dertiger jaren van de 17de eeuw werden de gekruiseerde houten kruiskozijnen gemaakt, maar vrijwel uitsluitend in het gewest Holland. Bij wijze van uitzondering is de profilering ook aanwezig in de ondervakken van de vensters van de Mariënhoeve te Westmaas (Z.H.) (DOCblad Kozijn, raam- 73). De vlakke kant tussen de beide ronde profielen is hier benut als sponning voor naar binnen draaiende glasvensters. Als gebruikelijk werden de vakken aan de buitenzijde afgesloten met luiken. Meerdere malen komt het voor, dat de profilering alleen aan de stijlen van de bovenvakken voorkomt en niet aan de bovendorpel is aangebracht afb. 2. Dan is het profiel aan de boven- en onderzijde 'geschept', zoals dat
gebruik van de hoofdruimte5. Omtrent het hang- en sluitwerk licht ons het bestek van de verbouwing van de toren Engelenburg te Dordrecht uit 1647 uitvoerig in. De glasramen binnen moesten hangen aan zware 'kenieren en met een vertinde klinckneus rijkrans en ryngh geslooten'. De luiken aan de buitenkant moesten hangen aan zware 'duymhangers' en gesloten worden met een knipslot en kregen onder een grendel met een ijzeren handvat. Aan elk 'venster' kwam een haak om daarmee de openstaande vensters vast te zetten. Nog steeds hebben we gesproken over kruiskozijnen met glas-in-lood in de bovenvakken. Tegen het midden van de 17de eeuw begon men het glas in houten roeden te zetten. Dit was het gevolg van de verbeterde glasblaastechniek, waardoor uit het vlakglas grotere ruiten konden worden gesneden.
ook bij de gotische kozijnen het geval was (DOCblad Kozijn, raam09, 11). Eenvoudige afgeschuinde kanten, aan boven- en onderzijde gestopt, komen ook regelmatig voor
Die stonden dus in houten roeden, die zonder raamhout in de
bevindt zich een dergelijk kozijn in de achtergevel. In de voorgevel is eveneens een soortgelijk kozijn geweest. De woning van de stadstimmerman van Leiden, in 1612 aan het Galgewater opgetrokken, heeft eveneens in de voorgevel een 'melkmeisje' afb. 6. Kozijnen met boven en onder drie vakken naast elkaar komen ook voor, onder anderen aan het Landshuis in Deventer, dat in 1632 zijn huidige vorm kreeg. In 1770 verving men de oude kozijnen
In de laatste decennia van de 16de eeuw ging men er voornamelijk in Holland toe over bij de kruiskozijnen de stijlen van de beide bovenvakken en de bovendorpel van een profilering te voorzien, die nagenoeg overal hetzelfde is. Het profiel is meestal opgebouwd uit een flauw staand ojief aan de binnenzijde, gevolgd door een recht vlak en een rond profiel of wederom een ojief. De totale schuinte van de lijn is slechts ongeveer 20° (DOCblad Kozijn, RDMZ RV 1988/10 - 13
raam- 06, 07). Het profiel is bij de bovendorpel in verstek omgezet. Het bestek voor de bouw van het stadhuis van Oudewater van 1588 omschrijft de werkwijze als volgt: '....die cruysraempten in de corner zullen d'bovendorpel gecruseert worden'. De term 'gecruseert' heeft niets met een kruiskozijn te maken, want in het bestek voor het bouwen van het Huis te Rumpt van 1553 staat het volgende: 'Item die vensteren (de luiken) sullen weesen van half f wagenscott ende
bovenvakken van de kruiskozijnen werden aangebracht en elkaar haaks kruisten. Door de grote buigbaarheid van het lood was het
Kozijn,
raam-
RVblad 0 1-6
niet meer mogelijk de grotere ruiten, die door de nog gebrekkige fabricagemethoden verre van spanningsvrij waren, op de oude wijze te zetten. Het spreekt vanzelf, dat de grotere ruiten eerst in belangrijke bouwwerken werden toegepast, omdat ze kostbaarder waren. De Utrechtse bouwmeesters Ghijsbert Thönisz van Vianen en Peter Janszvan Cooten behoorden tot de eersten, die op grote schaal gebruik maakten van de moderne mogelijkheden6. In vergelijking met hun tijdgenoten, met name Pieter Post en Arent van ‘s-Gravezande, gaan zij vroeg over tot het toepassen van de grote ruiten, die in die tijd maximaal ongeveer 10 duim kunnen zijn. Wij vinden deze ruitmaat aan het kasteel Renswoude uit 1654. Voor de bouw van het Walenweeshuis aan de Vijzelgracht te Amsterdam nam in 1670 Albert Willemsz Smid aan 400 glasijzers te maken en zijn collega Egbert JacobszBos ook 400. De glazemakers Denijs Roodenburch en Hendrik Bulsing leverden de glazen. Zij ontvingen 2% stuiver voor spiegelglas van 7 duim en 1% stuiver voor gewoon glas. Duidelijk
blijkt hieruit, dat er nog glas-in-lood in de kruiskozijnen werd gezet7. Omstreeks 1685 doet het schuifraam zijn intrede in Nederland, maar nog zeer lang vermelden de bestekken kruiskozijnen. In 1716 wordt het weeshuis te Westzaan gebouwd met kruiskozijnen waarvan de buitenwerkse breedte 5 voet 3 duim is en de tussendorpel ‘accordeert’ met het kalf van het deurkozijn. Het Corvershof in Amsterdam, tot stand gekomen in 1721-‘23, is eveneens met kruiskozijnen gebouwd. Hoogst merkwaardig is de oplossing, die men gekozen heeft bij het Gemeenlandshuis van Zeeburg en Diemerdijk aan de Zuiderzeedijk onder Amsterdam. Daar staan in het bestek omschreven kruiskozijnen, met groeven, kokers en beleglijsten voor ‘opschuijframen’, elders Engelse ramen genoemd. Het bestek is zeer onoverzichtelijk geschreven en vermeldt onder meer ‘ysere roejen kruys weegs in malkanderen gewerkt dik 3/8 en breet 7/8 duym, van binnen met boute roejen aan de qsere vast te sluyten...’ en ‘de glaasen ... maaken van fijn Frans glas, ieder na den eysch van ‘t werk, de ruyten so groot ofte klijn met deugtsaam en
‘t swaarste loot met bequame banden gesoudeerd, als met stop-verf vast gemaakt...‘. Schijnbaar werd
glas-in-lood tussen de ijzeren en de houten roeden geklemd. Helaas is van de omschreven kozijnen in het bestaande gebouw niets meer terug te vinden. Wel geven 18de-eeuwse afbeeldingen inderdaad kruiskozijnen aan. Gevolg van het wegnemen van de kruisen uit de brede kozijnen is, dat alle bovendorpels zijn doorgebogen en het metselwerk erboven dientengevolge ook is weggezakt. Toen men de ramen van het Corvershof in Amsterdam wijzigde heeft men om dezelfde reden de middenstijlen gehandhaafd. In het complex van de Evangelische Broedergemeente in Zeist plaatste men in de periode tussen 1748 en 1765 alleen in de grootste panden schuiframen, in de tussenvleugels in deze eerste periode kruiskozijnen. Later bracht men ook in de dan nog te bouwen vleugels schuiframen aan, smaller dan de kruiskozijnen in verband met de hiervoor aangegeven moeilijkheden met de overspanning. De kruiskozijnen zijn ongeveer 1,80 m breed, de kozijnen van de schuiframen in de grote huizen 1,60 m en in de kleine 1,40 m 8 afb. 7. In 1752 werd het raadhuis van Geervliet gerestaureerd. Volgens het bestek moest de aannemer een aantal kruiskozijnen in de oude vorm vernieuwen, compleet met glas-in-lood. Ook een tweetal nieuwe kozijnen kreeg dezelfde vorm. De kozijnen werden aan de buitenzijde geschilderd in ‘Bentemer’ kleur (dus de kleur van Bentheimer zandsteen) en de luiken buiten en binnen verdund groen met Spaansgroen vermengd. De laatste vermelding van kruiskozijnen vonden wij in het bestek van het weeshuis van Oost-Zaandam uit 1777, dus bijna een eeuw nadat de eerste schuiframen in Nederland werden gemaakt. De omschrijving biedt weinig afwijking van de tot hier vermelde. Het 7. Zeist, Broederhuis. Foto RDMZ 1973.
Kozijn, raam-
RVblad 01-7
kozijnhout was 'goet hamburger balk hout (grenen), bequaam tot kosijns...'. De luiken waren van eiken. Boven het kalf moest onder
de glazen 'een schrood loot gelegd worden, boven op ieder kozijn 'een stuk middelslags loot'. Hiermede is het einde gekomen van een periode van meer dan vier eeuwen, waarin het kruiskozijn de Nederlandse architectuur heeft beheerst.
Noten A. Brulé en P. Saintenoy, 'L'ancien
Httel-de-ville de Nivelles au XlVe sihcle', Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archeologie 1926, 125-136.
H. Janse, Vensters. Nijmegen 1971, 2de druk Schiedam 1977, 36. L.Devliegher en M.Goossens, Vensters in West-VIaanderen. Tielt 1980, 15.
Bulletin N.O.B. 7 (1905), 37.
J. Vriese, 'Vensters', Ons Amsterdam 11 (1959), 271.
Maandblad Amstelodamum 1970, 199. P.H.N. Briët, 'Ghijsbert Thöniszoon van Vianen en Peter Janszoon van Cooten, een vrijwel vergeten bouwmeesterscombinatie uit onze Gouden Eeuw', Bouwkundig Weekblad 1953, 33^7.
Maandblad Amstelodamum 1971, 74. M.A. Schimmel en C.L. Temminck Groll, 'Het Zusterplein en het Broederplein van de Evangelische Broedergemeente te Zeist', Bulletin K.N.O.B. 1970, 1-12.
RDMZ KV 1988/10 - 14
Summary In the surroundig countries of the Netherlands for centuries walls are constructed in which openings are saved. At the end of the buildingprocess a thin border of timber is placed in which fixed and moving parts are fastened as a closing of the room, through which daylight can enter. In the Netherlands in traditional building construction in general at first a wooden windowframe is placed and after that the wall is made around the framing. This typical Dutch way of construction found lts origin in timber-framing and in the cross-bar windowframe, that gives the aspect to the Dutch civil buildings from the 14th up to the 18th century.
Kozijn,
raam-
Window,
frame
Kruiskozijn
UDC 69.022.99:69.028.2
Cross- bar window
RVblad 02-1
De oorspronkelijke kruiskozijnen van kasteel Amerongen The original cross-bar windows of the castel of Amerongen Ir. G. Berends Geschiedenis van het kasteel
In 1286 ‘timmerden’ Hendrik en Diederic Borre van Amerongen het ‘huis’ te Amerongen l. Hoe het kasteel zich in de loop der eeuwen ontwikkeld had is vooral bekend door twee, vermoedelijk uit 1647 daterende tekeningen van Roelant Roghman (1627-1692) 2. Blijkens twee andere tekeningen 3 moet de noordvleugel van het kasteel kort nadien zijn verhoogd en oostwaarts verlengd. In februari 1673 werd het gebouw door de Fransen in brand gestoken en verwoest 4. De eigenaren, Godard Adriaan van Reede en zijn echtgenote Margaretha Turnor, maakten al spoedig plannen voor de sloop van de ruïne en de bouw van een nieuw kasteel. Hierbij heeft de Amsterdammer Henderick Geurtsz Schut (1622-1695), kistemaker, meester-timmerman en architect, een belangrijke rol gespeeld 5.Vermoedelijk is men in het voorjaar van 1675 met de nieuwbouw begonnen en in het najaar van 1676 kwam het gebouw onder de kap. De kozijnen
De vensters van het nieuwe kasteel werden voorzien van ‘kruyscosynP Ontwerptekeningen van de oosten zuidgevel 7 laten op de beletage en de eerste verdieping zesdelige kruiskozijnen zien (dat wil zeggen kozijnen met één middenstijl en twee kalven) en op de tweede verdieping gewone (vierdelige) kruiskozijnen. Over de detaillering geven deze tekeningen echter geen uitsluitsel. Op een niet precies bekend moment in de 18de eeuw werd het kasteel van schuiframen voorzien, die in de noord-, oost- en 1. KasteelAmerongen, voorgevel en noordelijke zygevel. RDMZRV
1991/22
- 29
zuidgevel nog aanwezig zijn afb. 1, maar in de westgevel in de 19de eeuw vervangen zijn door schuiframen met grotere ruiten. Een niet gedateerde tekening, aanwezig op het kasteel, die het gebouw weergeeft uit het zuidoosten 8, laat op de beletage en een deel van de eerste verdieping de nieuwe schuiframen zien, maar voor het overige nog de kruiskozijnen. Jan de Beyer tekende het kasteel twee maal in 1745 9; hij tekende overal schuiframen, echter met een te wijde roede-indeling. Vondsten
In 1990 is de eerste fase van de restauratie van het kasteel gereed gekomen, die vooral het bouwkundige herstel inhield van de buitenmuren, goten, kapvoet, daken, dakkapellen, schoorstenen en de toegangsbrug l”. Bij het vooronderzoek was reeds gebleken, dat op
de verdieping in de zuidgevel achter de aftimmering van een van de schuifraamkozijnen de oorspronkelijke kruiskozijnstijlen nog aanwezig waren ll. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kwamen van tien vensters, verspreid over alle vier gevels, overblijfselen van de oorspronkelijke kruiskozijnen aan het licht, bij de meeste aan de buitenzijde, bij een viertal ook aan de binnenzijde. De balcondeuren boven de hoofdtoegang bleken - hoewel gewijzigd - nog de oorspronkelijke te zijn, evenals het kozijn, dat aan de binnenzijde nog altijd in het zicht is. Ten behoeve van de schuiframen heeft men in de 18de eeuw nieuwe grenen kozijnen geplaatst binnen de oude, na verwijdering van de middenstijlen en de kalven. Door aftimmering aan buiten- en binnenzijde verdwenen de oude
Kozijn, raam-
RVblad 02-2
2. Kozijndetails. Boven: details van het derde vensterkozijn van rechts in de zuidgevel op de tweede verdieping; v.l.n.r. gedeeltelijk aanzicht van de linker kruiskozijnstijl na verwijdering van de aftimmering (schaal l : 10), horizontale doorsnede van de linker
kozijnstijlen (bestaande toestand, schaal l : 4) en doorsnede bovendorpel en aanzicht linker kozi/nstijl van het oorspronkelijke kruiskozijn (met weglating van de latere onderdelen,
pel van het oorspronkelijke kruiskozijn van het meest westelijke venster in de noordgevel op de beletage (schaal l : 4). Rechts onder: horizontale doorsnede van de rechter kozijnstijlen van het venster
schaal l : 4). Links onder: doorsnede van de onderdor-
links van de hoofdtoegang (bestaande toestand, schaal l : 4).
RVblad 02-3
kozijnen geheel uit het zicht afb. 2. Vaak zijn de dagkanten van de eiken kozijnstijlen en bovendorpels afgehakt om ruimte te winnen voor het nieuwe kozijn. De onderdorpels waren overal verdwenen, behalve bij het meest westelijke venster van de beletage in de noordgevel; onder de kozijnstijlen was deze nog in volle omvang aanwezig, de oren incluis en daartussen in afgehakte vorm, maar wel zodanig dat het pengat voor de middenstijl nog herkenbaar was. Ook in de vrijgelegde bovendorpels werd steeds het pengat voor de middenstijl aangetroffen. In de kozijnstijlen werden de pengaten van de kalven gevonden. De pennen van de kalven staken door de stijlen heen en waren vastgezet met een houten spie door de pen heen (de zogenaamde ankerbalkverbinding). Op verscheidene plaatsen waren die doorstekende pennen met spie nog juist zichtbaar in de naad tussen kozijnstijl en aansluitend metselwerk. Toognagels bleken alleen aanwezig te zijn in de verbindingen van de kozijn(zij)stijlen met onder- en bovendorpels. In de niet afgehakte stijlen en bovendorpels werden de glassponningen aangetroffen en daarnaast op de stijlen de sporen van verdwenen bindroeden, in de vorm van spijkergaten en verfranden afb. 2, 3. De bovenste twee respectievelijk vier ‘lichten’ van de vier- respectievelijk zesdelige kozijnen zijn dus met glas-in-lood gedicht geweest. In de bovendorpels staken de glaspanelen in een kloostersponning; de boveneinden van de sponningen in de stijlen verdiepten zich om aan te sluiten op die kloostersponning. Uit de sporen van de bindroeden blijkt, dat er bij de beletage-kozijnen zes ruitjes boven elkaar waren en bij de kozijnen van beide verdiepingen vijf. Aanwijzingen voor het aantal ruitjes in de breedte ontbreken; waarschijnlijk waren dat er vijf voor de smallere en zes voor de bredere kozijnen. De ruitjes waren dan ongeveer 16% 15 en RDMZ RV 1991122
- 30
3. Detail van het derde venster van rechts in de zuidgevel op de tweede verdieping. Na verwijdering van de ofiimmering is de eiken stijl van het oorspronkelijke kruiskozijn tevoorschijn gekomen met de glassponning, de moeten van de bindroeden, het restant van de loodstrip en de keep waarin het kalf gezeten heefi.
Kozijn,
raam-
RVblad 02-4
14% cm hoog (respectievelijk beletage, eerste en tweede verdieping) en 11% tot 14 cm breed. Waar de kalven op de kozijnstijlen hebben aangesloten, zijn op de stijlen stukjes lood of resten daarvan aangetroffen van 6.7-723 cm hoogte en 3,5-5,4 cm breedte. Zij waren daarop gespijkerd in zeer ondiepe schuine kepen, boven ca. 2 mm diep, onder gelijk met de voorkant van het kozijn. Zij staken deels boven het kalf uit. Ongeveer ter plaatse van de bovenrand van deze stukjes
lood was steeds de onderste bindroede op de kozijnstijl gespijkerd. Bij het bewaarde kalf boven de balcondeuren in de voorgevel (= oostgevel) gaat de onderzijde van dat lood over het kalf door als scheiding tussen blank hout (dat dus kennelijk met lood bedekt is geweest) en geverfd hout daaronder afb. 4. De glas-in-lood-panelen zijn dus blijkbaar aan de onderrand van een loodslabbe voorzien geweest, die het kalf deels afdekte en daarmee inwatering voorkwam.
4. Detail van het kozJn van de balcondeuren boven de hoofdtoegang na verwijdering van de jongere aftimmering en het bovenraam. Op het kalf en de stijl is het blanke hout zichtbaar, dat oorspronkelijk door een loodstrip werd bedekt. Boven het kalf is in de kozJnstij1 een raamsponning gehakt, waardoor de glassponning verdween, maar de moeten van enkele bindroeden nog juist zichtbaar bleven.
De onderste twee openingen van kruiskozijnen plegen afsluitbaar te zijn door naar buiten draaiende luiken en soms ook door naar binnen draaiende glasramen. Hier was dat niet het geval, aangezien de sponningen daarvoor ontbreken in de kozijnstijlen en de onderdorpel. Bij het venster links van de hoofdtoegang bleek aan de binnenzijde nog een oorspronkelijke aftimmerlat aanwezig te zijn, die nog opgaat tot de hoogte van het verdwenen bovenste kalf; het bovenstuk is afgebroken. Deze lat vertoont een bollijstje halverwege de zijkant afb. 2. Een tweede bijzonderheid is een reeks gaatjes, geboord in de kozijnstijl, 5 mm in doorsnede en 3,8-4,3 cm diep, op onderlinge afstanden van 16%17% cm, tussen vensterbank en het verdwenen onderste kalf. Door het afhakken van de kozijnstijl zijn de meeste van die gaatjes nog maar half aanwezig afb. 2. Dergelijke gaatjes zijn ook aangetroffen bij het zuidelijkste kozijn op de verdieping in de westgevel. De derde aan de binnenzijde vrijgelegde kozijnstijl, op de tweede verdieping in de zuidgevel, vertoonde deze gaatjes niet; bij de vierde, rechts van de hoofdtoegang, waren zij door afhakking geheel verdwenen. De reeds genoemde enige teruggevonden onderdorpel is breder dan de kozijnstijlen; op het aan de binnenzijde uitstekende gedeelte heeft hij aan de bovenzijde een bollijstje, dat correspondeert met het bollijstje op de bovengenoemde aftimmerlat afb. 2, 5. Conclusie
Al deze verschijnselen maken het aannemelijk, dat de onderste vensteropeningen werden afgesloten door opschuifbare ramen, met sleuven in de zijstijlen en onderregel die de bollijstjes omsloten. De gaatjes moeten bestemd zijn geweest om door middel van ingestoken pennen het opgeschoven raam op te houden. Een reconstructie van de zesdelige kruiskozijnen van de beletage is weergegeven op DOCblad Kozijn,
Kozijn,
raam-
RVblad 02-5
5. Restant van de oorspronkelijke onderdorpel van het meest westeloke venster in de noordgevel op de beletage. Zichtbaar zfln de twee pengaten voor de kozqnstyl evenals de geringe indrukking welke die stijl veroorzaakt heer?. Rechts daarnaast het bollijstje en de sleuf, waarin het opschuifbare raam opgesloten zat.
r‘
raam- 26-1 t/m 3. Uiteraard is de precieze detaillering van middenstijl, ramen en aftimmerlatten onzeker. Kleuren De kozijnen zijn aan de buitenzijde geschilderd in een vuile zandsteenkleur op een rode grondlaag. Aan de binnenzijde zijn de kozijnen op de beletage paarsrood geschilderd, de opgetimmerde lat incluis. De binnenzijden van de vrijgelegde kozijnstijlen op de verdiepingen zijn over de eerste rode kleur in een lichtere kleur overgeschilderd.
/-
Verspreiding Zesdelige houten kruiskozijnen komen voor zover bekend in Nederland niet meer voor. Het huis Herengracht 450 in Amsterdam, in 1663 gebouwd door Philip Vingboons, heeft ze op de beletage bezeten ‘*. Kruiskozijnen met opschuifbare ramen in de RDMZ RV 1991/22
- 31
onderste vensteropeningen zijn ook al zeldzaam. Een vroeg voorbeeld is de boerenwoning Veursestraatweg 217 te Leidschendam (1683). Hier schuiven de ramen in sponningen, afgedekt met belegstukken 13.In Vlaanderen zijn ze talrijker, zij het blijkbaar meestal uit de 18de eeuw 14.In Frankrijk komen ze echter al kort na het midden van de 17de eeuw voor; de vroegst gedateerde is uit 1660, in Troyes (Aube) 15. De kruiskozijnen van kasteel Amerongen zijn dan ook zeer uitzonderlijk geweest. Zij waren modern voor wat betreft de opschuifbare ramen, maar ouderwets in de toepassing van glas-in-lood; houten roeden waren immers al meer dan twintig jaar bekend 16.Wie de ontwerper is geweest is niet bekend: mogelijk was het Henderick Geurtsz Schut.
’ A.W.J. Mulder en D.F. Slothouwer, Het kasteel Amerongen en zOn bewoners.
Maastricht 1949, 12. ’ H.W.M. van der Wyck, W. Th. Kloek en J.W. Niemeijer, De kasteeltekeningen van Roelant Roghman 1.Alphen aan den Rijn 1989, XV (noot 13), 4, 11, 35, 36 en 11./ Idem 1990, 115, 132, 134. 3 H.M.J. Tromp en B. Zijlstra, Kasteel Amerongen,Nederlandse Kastelen Stichting 1985, 17,49. 4 Mulder, a.w. (noot 1). 52-53. 5 I.H. van Eeghen, Henderick Geurtsz Schut (1622-1695), houtkoper-kistemaker-timmerman-architect, Jaarboek Amstelodamum 1971, 87-103.
6 Mulder, a.w. (noot l), 67. 7 Archief kasteel Amerongen, afgebeeld in Mulder, a.w. (noot l), 159, in W.A. Braasem en 0. Meeter, Sulcken hecht werck het is...’ Het Huis te Amerongen. ‘s-Gravenhage 1981, 21 en in
Tromp en Zijlstra, a.w. (noot 3), 20, 21. 8 Afgebeeld door Tromp en Zijlstra, a.w. (noot 3) op de omslag. 9 H. Romers. 1. de Beyer oeuvre-catalogus. ‘s-Gravenhage 1969.49 (nr. 47), aravure in Het Verheerlykt Nederland
$eeI 9. Amsterdam 1774, nr. 2051208; een andere tekening van J. de Beyer afgebeeld in A. Jordens, Museumboek voor Utrecht. Baarn 1980,43 en in H. Tromp, Kasteel Amerongen, Nederlandse Kastelenstichting en Kon. Ned. Toeristenbond ANWB 1978, 28. *’ De restauratie (nov. 1988-mei 1990) werd gedirigeerd door architectenbureau Ir. T. van Hoogevest b.i. te Amersfoort en uitgevoerd door aannemingsbedrijf H.J. Jurriëns b.v. te Utrecht. Dankzij de inzet en de hulp van de hoofdopzichter, de heer C.J. de Jong, was het mogelijk de waarnemingen te doen die de aanleiding waren tot het schrijven van dit artikel. l1 Vriendelijke mededeling van Prof. Dr. Ir. C.L. Temminck Groll. l2 J.G. Wattjes, Amsterdams bouwkunst en stadsschoon 1306-1942. Amsterdam 1948, 231; P. Vingboons, De gronden afbeeldingen en beschryvmgen der (...) gebouwen (...) die door Philippus Vingboons binnen Amsterdam (...) geordonneerd zyn. Leiden 1715, 7 en fig. 55. *’ Gedocumenteerd door W.J. Berghuis, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, 1959, gerestaureerd 1960/61. Zie H.J. Louw, The origin of the sash-window, Architectural History
Volume 26 1983, 49-72 (m.n. 56 en pl. 30a) en voor de datering Boerderijen in Zuid-Holland, aquarellen van J. Verheul
Kozijn, raam-
RVblad 02-6 Dzn. Zutphen 1989, 48. 14
L. Devliegher en M. Goossens, Vensters in West-Vlaanderen.
Tielt/Bussum 1980, 25, 28, 29 en afb. 122, 126, 127, 129, 136. 15 H.J. Louw, a.w. (noot 13), 51.
Summary The original cross-bar windows at Amerongen Castle (Province of Utrecht)
16
De vroegst bekende toepassing is in de kruiskozijnen van het huis Zorgvliet bij Den Haag (1652), zie H. fanse, Vensters. Schiedam 19772, 54.
Herkomst afbeeldingen 1. Foto RDMZ, A.H.C. Schollen, 1980. 2. RDMZ, opmeting en tekening auteur. 3. 4. Foto RDMZ, A.J. van der Wal, 1989. 5. Foto RDMZ, P. van Galen, 1989.
Shortly after the destruction of the medieval castle by the French in 1673, an entirely new castle was built. This was fitted with cross-bar windows, with six lights on the ground and first floors (i.e. with one middle-post and two transoms) and four lights on the second floor. Around the middle of the 18th century these were replaced by sash windows, most of which have survived to this day. When the exterior of the castle was being restored in 1988-90 it was discovered that rnuch of the original oak window frames was still visible behind the pine frames of the sash windows. The stanchions, the lintel and remains of the sill, containing the mortises which once held the middle-post and transoms, were all uncovered. The transom above the balcony doors in the front elevation has also survived. In many cases the original window frames had been cut down in size to accommodate the new sash window frames. Where this had not occurred, grooves for the glass and traces of saddle bars were found, showing that the top four lights of the six-light windows and top two lights of the four-light windows had contained leaded glass. The lower lights were evidently not fitted with shutters which opened outwards and glass windows which opened inwards, because there were no grooves which would have been reguired. From the curved rim on one surviving piece of the wooden finish and on the remains of the sill, and from a series of small holes 5 mm in diameter in some of the stanchions of the frames, it must be concluded that there were once sash windows on the inside which could be held in place with pegs stuck into these small holes. A reconstruction of the window frames on the ground floor is
shown on DOCblad Kozijn, raam26-7, 2, 3. Six-light wooden cross-bar windows were always rare in the Netherlands and none has survived to the present day. Cross-bar frames with sash windows are also rare: a restored example dating from 1683 is to be found in Leidschendam (Province of South Holland). The cross-bar frames in Amerongen Castle were therefore highly unusual. They were modern in that they had sash windows, but old-fashioned in the use of leaded glass. They may have been designed by Henderick Geurtsz Schut, master joiner and architect from Amsterdam, who played an important part in the construction of the castle.
Kozijn, raam-
UDC 69.022.99:69.028.2
Window frame
RVblad 03-1
Van kruiskozijn tot schuifraam
Toen men tenslotte ook het kalf achterwege liet, ontstond het type schuifraam, dat voor de 18de eeuw zo typerend zou worden: een vast of naar beneden schuifbaar bovenraam en een opschuifbaar benedenraam, dat door tegenwich-
Historische bijzonderheden Verscheidene van de genoemde vroegste schuiframen zijn tot stand gekomen in de kring van stadhouder Willem III, sedert 1688 ook koning van Engeland. Zelf kocht hij in 1684 het goed Het Loo bij
Voor de dagverlichting van woon-
ten in de kozijnstijlen in elke
Apeldoorn, waar hij in 1685 - '86
en andere ruimten zijn in de middeleeuwen en daarna vensters met kruis-, klooster- en bolkozijnen algemeen gebruikelijk geweest, afgesloten door glaspanelen, naar buiten draaiende luiken en soms ook door naar binnen draaiende glasramen. De glaspanelen werden uitgevoerd in glas-in-lood ]. In de 17de eeuw kwam hierin verandering. Toen men grotere rechthoekige glasruiten kon maken, stapte men over van loden strippen op houten roeden als verbindende elementen. Het eerst bekende voorbeeld daarvan waren de kruiskozijnen van het huis
gewenste opgeschoven stand kon blijven staan (of beter: hangen) 5 . Niet duidelijk is of W. Goeree in 1681 ook al op het schuifraam doelde toen hij schreef: In veel grootze en statige gebouwen heeft men onlangs begonnen, weinige, maar tamelijke groote vensterlichten te inventeren: waar van men t' Amsterdam en elders voorbeelden ziet6. Terwijl in de 18de eeuw het gebruikelijk werd de kokergaten voor de gewichten in de kozijnstijlen uit te hakken, zijn bij de oudste voorbeelden de kozijnstijlen steeds samengesteld uit vier vrij platte stukken hout rondom de gewichtkoker. Dit is (of was) het geval bij kastelen en huizen bij of in Apeldoorn, Zeist, De Steeg, Houten, Eefde, Warnsveld, Ommen en Nijmegen tabel I.
een nieuw jachtslot liet bouwen
De oudste schuifraamkozijnen The oldest sash window casements
Ir. G. Berends
Zorgvliet bij Den Haag (1652)2.
Vervolgens verving men de naar binnen draaiende ramen door opschuifbare ramen. De oudst bekende voorbeelden daarvan zijn de kruiskozijnen van Kasteel Amerongen (1675/76)3 en de boerenwoning Veursestraatweg 217 te Leidschendam (1683). Van laatst genoemd huis is in 1959 het kruiskozijn naast de voordeur gedocumenteerd door W.J. Berghuis (zie DOCblad Kozijn, raam- 29). Het voordeurkozijn, met gedateerd kalf, was toen reeds lang verdwenen,
maar nog door J. Verheul Dzn in 1925 op zijn aquarel weergegeven. Bij de restauratie (1960 - '61) is de gevel in zijn vroegere staat teruggebracht, echter met de initialen van de eigenares op het deurkalf in plaats van het jaartal. Bij de volgende stap liet men de middenstijl achterwege en maakte men een glasraam over de volle breedte, dat achter het kalf omhoog kon worden geschoven. Boven het kalf maakte men een vast raam of plaatste men de roeden en het glas
Vroege voorbeelden van schuifraamkozijnen met in de massieve kozijnstijlen uitgehakte kokergaten zijn die van het huis Groeneveld te Baarn (ca. 1710) 16, het huis Schuylenburg, Lange Vijverberg 8
in Den Haag (1716)17 en het huis
Duivenvoorde bij Voorschoten (1717)18.
die in 1689 als stadhouderlijk architect werd aangesteld. In dezelfde jaren liet zijn achterneef Willem van Nassau-Odijk het Slot Zeist bouwen, waarin men ook de hand van Jacob Roman herkent 20 . Roman maakte ook het ontwerp voor de grootscheepse verbouwing van het middeleeuwse kasteel Middachten voor Godard van Reede en Ginkel, een succesvol veldheer van de koning-stadhouder, die hem in 1692 had verheven tot
graaf van Athlone; de uitvoerende architect was echter Steven Vennekool21. Arnold Joost van Keppel, die in 1697 door Willem III tot graaf van Albemarie werd
verheven, liet het huis De Voorst bouwen en het huis Het Velde verbouwen; waarschijnlijk trad Jacob Roman daarbij op als leidende bouwmeester22. De eigenaar (sedert 1680) van het kasteel Heemstede, Diderick van Velthuysen, behoorde niet tot de kring van de koning-stadhouder; hij bekleedde diverse belangrijke functies in de stad en provincie Utrecht. In het interieur van dit
Tabel 1. Schuifraamkozijnen met samengestelde kozijnstijlen.
Plaats
object
datering
Apeldoorn Zeist Apeldoorn
Paleis Het Loo, Corps de logis Slot Zeist
1685-'86 7 1685 - '86 8 1692 9
De Steeg Houten
rechtstreeks in het kozijn. Voorbeelden van dit kozijntype toont de
Eefde Warnsveld
diakenkamer van de Zuider- of SintPancraskerk in Enkhuizen, die uit 1686 dateert afb. l4.
Ommen Nijmegen
RDMZ RV 1993/31 -
door Jacob Roman (1640 -1716) 19 ,
Paleis Het Loo, binnenste zijpaviljoens Kasteel Middachten Huis De Voorst
1695 - '97 lo ca. 1695 - '98 " ca. 1696 12
Huis Het Velde Kasteel Eerde
ca. 1697 " 1715 "
Oude Koningstraat 24/26
onbekend 15
Kasteel Heemstede
Kozijn,
raam-
RVblad 03-2
kasteeltje wordt echter de hand van Daniël Marot (1661 - 1752) herkend 23,die ook interieurs voor Het Loo ontwierp, evenals waarschijnlijk voor het slot Zeist en het huis De Voorst. Hij ontwierp ook de gevel van het huis Schuylenburg in Den Haag 24.Van kasteel Eerde was misschien Lubbert Hagen uit Gildehaus de ontwerper, die ook betrokken was bij de bouw van het huis De Voorst 25;de bouwheer, Johan Werner van Pallandt, was luitenantgeneraal in ‘s lands dienst. Het lijkt erop, dat Jacob Roman een rol heeft gespeeld bij de verspreiding van het schuifraam in ons land. Bekend is, dat Willem 111voor zijn jachtslot Het Loo een ontwerp liet maken door de Franse Académie Royale d’Architecture 26. Hoewel het schuifraam in Frankrijk geen gemeen goed is geworden, komen daar sedert 1660 of nog wat eerder al verticaal schuivende ramen voor 27.Het is niet onmogelijk, dat JacobRoman een Frans idee in ons land gestalte heeft gegeven. Over de makers van de kozijnen is alleen bij kasteel Middachten iets bekend. Daar nam meester-timmerman Christiaen Driesen in mei 1695 het timmerwerk aan, waaronder de kozijnen en ramen. Toen al voor twintig kozijnen het hout was klaar gemaakt, liet Steven Vennekool de kasienen daer de schuijf ramen in komen veranderen, wat aan extra werk f 125.-.-kostte 28. Wat die verandering inhield is niet bekend. Constructieve bijzonderheden Bezien we nu de kozijnen van Het Loo, Zeist, Middachten en Heemstede, die tijdens restauratiewerkzaamheden of anderszins aan een onderzoek onderworpen konden worden, eens van dichterbij. De vier delen waaruit de kozijnstijlen zijn samengesteld noemen we buitenplatstuk (zichtbaar aan de buitenzijde), dagstuk, (waar de ramen tegen sluiten), birmenplatstuk en rugstuk (niet in het zicht, tegen het metselwerk). De rugstukken zijn meestal van grenehout
A
en de andere stukken van eikehout. Alleen het onderzochte kozijn in het oostelijke zijpaviljoen van Het Loo was geheel van eiken en de meeste kozijnen van Heemstede geheel van grenen. De buitenplatstukken steken (of staken) aan de dagzijde iets voor de dagstukken uit om een sponning te vormen voor het bovenraam. De dagstukken hebben in hun boveneinde één of twee sleuven, waarin in enkele gevallen nog de oorspronkelijke pok?houten raamschijf zat waarover het koord liep. Voor de as van die schijf was een gat geboord overlangs door het dagstuk heen. Zijn de vier onderdelen vast tegen elkaar gespijkerd, dan is een zeer hecht geheel ontstaan (Middachten afb. 9, Heemstede afb. 10 en Het Velde DOCblad Kozijn, raam- 16). Om het kokergat bereikbaar te houden zijn in de binnenplatstukken openingen uitgezaagd, afsluitbaar door luikjes met schuine dagkanten, die met werveltjes op hun plaats worden gehouden. In andere gevallen is er een open sleuf tussen dagstuk en binnenplatstuk, die alleen aan elkaar verbonden zijn aan de boven- en onderzijde en
1. Enkhuizen, Diakenkamer (1686) op de noordwesthoek van de Zuiderkerk. Vensterkozijnen met achter een vast kalf opschuifbare ramen. Foto G.J.Dukker, RDMZ, 1980.
halverwege door een tussenregeltje (Het Loo afb. 2, 4, 6, 8), of bestaat het binnenplatstuk uit twee door een sleuf gescheiden onderdelen (Zeist afb. 7). De kozijnstijl is dan een minder hecht geheel, wat men heeft gecompenseerd door het rugstuk dikker te maken, zodat dat als het ware de ruggegraat van de stijl is. De verticale sleuf wordt dan afgedekt met een ingelaten of opgespijkerde lat. De onder- en bovendorpel zijn in Zeist en soms in Heemstede van één stuk hout (eiken), maar overigens meestal samengesteld uit drie delen: een kern ter dikte van het rugstuk, aan binnen- en buitenzijde bekleed met planken ter dikte van de binnen- en buitenplatstukken. De houtverbindingen van de dorpels met de onderdelen van de stijlen zijn gecompliceerd en alleen bij demontage geheel te doorgronden.
-
Kozijn,
raam-
RVblad 03-3 De oorspronkelijke ramen zijn overal in de loop der tijden vervangen door andere; alleen bij Heemstede zijn aan de oostzijde een aantal ramen mogelijk nog de oorspronkelijke. Het bovenraam was meestal een vast raam; uit de hoogte van de daaronder in de sponning gespijkerde latten (of de resterende moeten en spijkergaten daarvan) bleek dat de wisseldorpel zich steedsop de halve hoogte van het kozijn bevond. Alleen in Middachten kon het bovenraam naar beneden schuiven; de plaats van de wisseldorpel kon daar dan ook niet vastgesteld worden. Het onderraam schoof steedszonder tussenlat langs het vaste bovenraam; het was uitneembaar door de latten aan de binnenzijde te verwijderen, latten die in Het Loo met belegschroeven waren bevestigd. In een aantal gevallen (Zeist afb. 7, Het Loo, verdieping Corps de logis afb. 4 en zijpaviljoen afb. 8) bevinden zich in de dagstukken achter het vaste bovenraam niet één maar twee raamschijfsleuven. Hier waren dus twee schuivende onderramen, waartussen latten op de dagstukken met spijkers of met belegschroeven (Het Loo, verdieping Corps de logis) waren bevestigd. In Het Loo zijn de kokergaten in de kozijnstijlen door schotjesin tweeën gedeeld: het buitenste van de twee gewichten was daardoor niet bereikbaar. Het hoe en waarom van die twee schuivende ramen is raadselachtig. In 1687 reisde de Zweedse architect Nicodemus Tessin Jr. door ons land en bezocht onder andere Het Loo, waarvan hij de toen nog zeer nieuwe vensters beschreef, echter juist niet die van de verdieping. Hij beschreef de vensters van de toenmalige tweede verdieping en vervolgens die van de beletage, aldus: Sonsten wahren an den Zn gantzen Estagen vom hauss keine Creutzhöltzer in den FensterCarmen, in den Mezzanilien [= halfvensters] wahr ein mittelholtz herunter, welchtes ich bezeichnet habe, undt zur unterrichtung der anderen whdt dienen können. RDMZRV1993/31
-9
4 2. Apeldoorn, Paleis Het Loo, Corps de logis, beletage, schuifraamkozijn (1685 ‘86) na ontmanteling; verticale doorsnede schaal 1 : 25 en horizontale doorsneden stijl schaal 1 : 10. De verdwenen onderde len zijn met onderbroken lijnen getekend en gearceerd, de verfranden op de kozijnstijl met stippellijnen. Opmeting 1978, tekening 1990.
horizontale doorsnede hoog
v 3. Apeldoorn, Paleis Het Loo, Corps de logis, beletage, bovenhoek van een schuifraamkozijn (1685 - ‘86) na ontmanteling, 21 - 4 - 1978. In de hoek is te zien hoeveel er van de bovendorpel is afgehakt: ook het buitenplatstuk is afgehakt, tot het vlak van het dagstuk. In het dagstuk de raamschijfsleuf en een plaatje voor een belegschroef.
horizontale doorsnede laag
10 -. 0
2Ocm 5Ocm
Das oberste Fenster von 5 grossen rauten hoch undt breit stunde allzeit still, dass un terste, welches eben so gross ist, gehet allzeijt auf undt nieder mit stricken daran gewichte hengen, so oben über kleure poulicen [=katrollen] lauffen, undt auf den beijden seiten des untersten fensters in kleine hacken, in der mitten von der högde des fensters, seijndt gefästiget, so dass die stricke sich nicht schaben, und doch nicht gesehen werden. Die beijden gewichter seijndt porportioniret nach der schwerde des fensters, seijndt von bleij, platt
undt fast wie eine kleine handt gross, oben seijndt löcher, da die stricke in gefästiget seijndt am bleij: hierbeij ist auch zu observiren, das an allen fensterkarmen zweij platte höltzer immer werden angeschraubet, die den Canal auf der einen seiten vom fenster formiren, diese schraubet man ab, alle mahl dassman die gantze fenster heraus nimpt, undt rein macht. Die grosse franscke glässer sitzen alle im holtzernen eijchernen Chassis,undt werden sic ohne bleij mit einer gewissen materie gefestiget 2v.
Kozijn, raam-
RVblad 03-4
Nadere beschouwingen Paleis Het Loo, Corps de logis, beletage Verscheidene kozijnen van het oudste deel van het Paleis konden tijdens de restauratie na ontmanteling bestudeerd worden (februariapril 1978). Op de beletage waren dat kozijnen in de voorgevel afb. 2, 3, een kozijn in de linker zijmuur, dat later veranderd was tot een deurkozijn, en het kozijn van een blindvenster in de rechter zijmuur. De bovendorpels waren afgehakt
horizontale doorsnede hoog
ter diepte van de sponningen van de vouwblinden. Ook de buitenplatstukken waren overal afgehakt, ter diepte van de sponning die zij gevormd hadden met de dagstukken. In tegenstelling tot elders waren hier de buitenplatstukken van de bovendorpels gepend in de buitenplatstukken van de kozijnstijlen. Spijkergaten en verfmoeten op de dagstukken gaven de maat aan van de verdwenen sponninglatten. De binnenplatstukken zijn halverwege de hoogte met terugliggende regeltjes verbonden met de dagstukken; ingelaten afdeklatten dichten de kokergaten af. Het
horizontale doorsnede laag
kozijn in de linker zijgevel bleek echter opgelegde afdeklatten te hebben gehad.
Paleis Het Loo, Corps de logis, eerste verdieping Ook hier waren de buitenplatstukken vlak gehakt gelijk met de dagstukken afb. 4, 5. De vaste bovenramen bleken deels in sponningen in de buitenplatstukken gezeten te hebben. In enkele kozijnen, in de rechter zijgevel, waren de oorspronkelijke raamschijven, naar verluidt van koper, nog aanwezig. Slijtsporen duidden erop dat zij beide gebruikt zijn. De latten tussen de twee schuivende onderramen, binnen de binnenste onderramen en ter afdichting van de kokergaten waren alle met belegschroeven bevestigd. Naast het getekende kozijn (middenrisaliet; Audiëntiezaal) afb. 4 zijn er ook kozijnen met in de boven- en onderdorpel sponningen voor de vouwblinden
4. Apeldoorn, Paleis Het Loo, Corps de logis, eerste verdieping, schuifraamkozijn
Audiëntiezaal (1685 - '86) na ontmanteling; binnenaanzicht stijl en verticale doorsnede schaal l : 25 en horizontale doorsneden stijl schaal l : 10. De verdwenen onderdelen zijn met onderbroken lijnen getekend en gearceerd, de verfranden op de kozijnstijl met stippellijnen. Opmeting 1978, tekening 1990.
(rechts van de middenrisaliet; slaapkamer koningin Mary) afb. 5.
Paleis Het Loo, Corps de logis, tweede verdieping Bij de verhoging in 1911 - '14 werden de kozijnen van de tweede verdieping, of althans een aantal daarvan, opnieuw gebruikt in de nieuwe derde verdieping. Toen die verdieping bij de recente restauratie weer werd verwijderd, kwamen die kozijnen vrij; een aantal stijlen
en een bovendorpel konden onderzocht worden afb. 6. Het waren lage kozijnen met een middenstijl, vaste bovenramen en opschuifbare onderramen. De buitenplatstukken van de stijlen en de bovendorpel waren afgehakt tot het vlak van de dagkanten, zodat de sponningen voor het vaste bovenraam waren verdwenen. De lengte van de sponninglat bleek uit een strook ongeverfd hout met spijkergaten. Daaruit volgde, dat de
Kozijn,
raam-
RVblad 03-5 4 5. Apeldoorn, Paleis Het Loo, Corps de logis, eerste verdieping, bovenhoek van een schuifraamkozijn (1685 - ‘86) van het slaapvertrek van koningin Mary na ontmanteling, 21 - 4 - 1978. Het buitenplatstuk is afgehakt tot het vlak van het dagstuk en de bovendorpel ter breedte van de sponning voor de vouwblinden. In het dagstuk zijn zichtbaar: het plaatje voor een belegschroef, verfranden van de daarop bevestigde lat, de twee raamschijfsleuven (met slijtsporen van de koorden) en spijkergaten van de verdwenen lat daartussen.
c__..-._I
V6. Apeldoorn, Paleis Het Loo, Corps de logis, tweede verdieping, onderdelen schuifraamkozijn (1685 - ‘86); aanzichten bovendorpel en kozijnstijl schaal 1 : 25 en doorsneden schaal 1 : 10. De verdwenen onderdelen zijn met onderbroken lijnen getekend en gearceerd, de verfranden met stippellijnen. Opmen’ng en tekening 1978.
0 0 buitenzijde L--lI
Slot Zeist
onderzijde
kozijnstijl
binnenzijde
doorsnede
hoog
doorsnede
buitenzijde
binnenzijde
dagzijde
RDMZ RV 1993/31
wisseldorpels iets boven het midden hebben gezeten. Door de aanwezigheid van 4 cm brede sleuven in de bovendorpel konden de onderramen toch hoog opgeschoven worden. De ene onderzochte bovendorpel was samengesteld uit vier eiken delen van 3,4 - 4,7 cm dikte; er waren echter ook bovendorpels uit één stuk hout, waarin de sleuven voor de opschuivende ramen waren uitgehakt 30. In de raamschijfsleuf van één van de kozijnstijlen was het oorspronkelijke houten wieltje nog aanwezig. De middenstijl kan niet breed genoeg geweest zijn om een kokergat voor één, laat staan twee gewichten te bevatten; de ramen hadden dus elk maar één gewicht en zullen dus niet erg soepel schuifbaar zijn geweest. De oudste kleur op sommige stijlen en bovendorpel was rood, wellicht de grondkleur; daarop volgden, althans aan de binnenzijde, groen en wit of crème. Bij andere stijlen leek echter (grijs)groen de oudste kleur te zijn.
- 10
ach terzijde
0 ti- 1 0
laag
,2Ocm
10 .d
50 cm
Tijdens de restauratie waren in januari-februari 1964 verscheidene kozijnen op de beletage in de voorgevel na ontmanteling voor onderzoek bereikbaar afb. 7. De oorspronkelijke latten in de sponning, gevormd door buitenplatstuk en dagstuk, zijn van eiken, in enkele gevallen echter van grenen. Zij geven de hoogte van de oorspronkelijke wisseldorpel aan, te halver hoogte van de kozijnen. De ruitgrootte en daarmee de ruitindeling van de ramen, 5 x 5 ruiten, bleek uit één oorspronkelijk raam, dat op de (lage) tweede verdieping bewaard gebleven was in de zuidoostgevel; dit raam, dat nu binnen bewaard wordt, heeft vijf ruiten in de breedte en vier in de hoogte. De regels van de vouwblinden (binnenluiken) stroken met roeden of de wisseldorpel van de ramen; de blinden vouwen echter niet in vijven, maar in vieren. Uit latere verlengstukken op de genoemde sponninglatten blijkt dat de ramen twee keer zijn ver-
Kozijn, raam-
RVblad 03-6
nieuwd, waarbij de wisseldorpel steeds omhoog ging, eerst voor ramen met (4+3) x 4 ruiten (waarvan aan de achterzijde van het slot nog enkele exemplaren bewaard waren gebleven) en vervolgens voor de empire-ramen met (3+1) x 2
ruiten. Voor de onderramen daarvan werden rolsloten aangebracht in de buitenste schijfsleuven, die daarvoor moesten worden vergroot; op enkele plaatsen waren van de oorspronkelijke sleuven echter nog twee hoeken terug te
horizontale doorsnede hoog
vinden. Sommige kozijnen kregen geen vast, maar een schuifbaar empire-bovenraam, waarvoor extra rolsloten moesten worden aangebracht. De boven- en onderdorpels hebben sponningen voor de blinden; in de onderdorpel zitten bovendien sponningen voor de twee oorspronkelijke schuivende ramen en in de bovendorpel één voor het vaste bovenraam en een tweede met een minder duidelijk doel. De dagstukken waren achtereenvolgens eerst rood en lichtgroen geschilderd; later werden zij donkergroen.
Paleis Het Loo, zijpaviljoen In 1964 is een van de vensterkozijnen op de eerste verdieping van het rechter zijpaviljoen, in de bibliotheek of spiegelkamer, ontmanteld en onderzocht afb. 8. De buitenplatstukken waren afgehakt tot in het vlak van de dagstukken, zodat de sponningen verdwenen waren. Het oorspronkelijke vaste bovenraam had trouwens gedeeltelijk in een sponning in het buitenplatstuk gezeten. Moeten en spijkergaten in de
horizontale doorsnede laag
20 cm 50 cm
10
20 cm 50 cm
ongeverfde dagstukken duidden op latten aan weerszijden van het buitenste oorspronkelijke onderraam; de binnenlatten voor het binnenste onderraam waren met belegschroeven bevestigd. Gezien de vergelijkbare afmetingen van de door Nicodemus Tessin beschreven vensters van het corps de logis en van de vensters van het Slot Zeist, zullen de boven- en onderramen vijf ruiten hoog en breed zijn geweest. De paneelindeling van de vouwblinden strookt daar echter niet mee.
Kasteel Middachten 7. Zeist, Slot, schuifraamkozijn (1685 - '86) na ontmanteling; verticale doorsnede schaal l : 25 en horizontale doorsnede stijl schaal l : 10.
De verfranden op de kozijnstijl zijn met
8. Apeldoorn, Paleis Het Loo, rechter zijpaviljoen, schuifraamkozijn Spiegelkamer (1692) na ontmanteling; verticale doorsnede schaal l : 25 en horizontale doorsneden stijl schaal l : 10. De verdwe-
van Gemeentewerken Zeist (1962) en
nen onderdelen zijn met onderbroken lijnen getekend en gearceerd, de moeten
eigen waarnemingen (1964) getekend 1977/1993.
op het ongeverfde hout van de kozijnstijl met stippellijnen. Opmeting 1964,
stippellijnen aangegeven. Naar opmeting
tekening 1977/1993.
In de jaren 1965 en '67 waren tijdens herstelwerkzaamheden aan het kasteel een aantal vensterkozijnen van de oostelijke zijrisaliet na ontmanteling voor onderzoek bereikbaar afb. 9. Zowel op de beletage als op de verdieping bevinden zich hierachter de vloeren van oorspronkelijke russenverdiepingen, respectievelijk iets
Kozijn, raam-
RVblad 03-7
sleuven per dagstuk en de sponninglatten waren nog aanwezig. Ook in de andere kozijnstijlen waren van meet af aan twee raamschijfsleuven: zowel de onderals de bovenramen konden schui-
boven en ter hoogte van het midden van de kozijnen. In het blindvenster in de smalle zuidgevel bleek een kozijn te zitten, dat nooit heeft gefunctioneerd; de twee oorspronkelijke raamschijf-
Doorsnede C - D
ven, blijkbaar om ook op de tussenverdiepingen te kunnen luchten. Spijkergaten en verfmoeten duiden op de vroegere aanwezigheid van latten tussen de beide schuivende ramen. De onderdorpels waren niet meer gaaf aanwezig, maar te reconstrueren door verfmoeten op enkele dagstukken. Gezien de hoogte van de kozijnen zullen de ramen van de beletage twaalf ruiten in de hoogte hebben gehad en die van de verdieping tien. Uit de lengte van de sponninglatten blijkt, dat alle bovenramen over een hoogte van slechts twee ruiten omlaag konden schuiven als de wisseldorpels op halve hoogte hebben gezeten; mogelijk zaten die dorpels dus één ruit hoger. De ramen in de lange gevels zullen vijf ruiten breed zijn geweest en die in de korte gevels vier. Elders in het kasteel zijn ook kozijnen aanwezig met ramen ter breedte van drie en zes ruiten. De indeling van de vouwblinden strookt meestal niet met de ruitindeling van de ramen.
Kasteel Heemstede
Doorsnede A - B
O ts
O
10
20 cm S5j
50 cm
9. De Steeg, kasteel Middachten, schuifraamkozijnen oostelijke zijrisaliet (1695 - '97) na ontmanteling; verticale doorsneden (links beletage, rechts verdieping) schaal l : 25 en horizontale doorsneden stijlen schaal l : 10. De verdwenen onderdelen zijn met onderbroken lijnen getekend en gearceerd, de verfranden op de kozijnstijl met stippellijnen. Opmeting 1965- '67, tekening 1992. RDMZRV 1993/31 -11
Sedert de restauratie van 1919 vertoonde kasteel Heemstede aan alle zijden op de hoofdverdiepingen schuiframen met een laat-17de-eeuwse roedeverdeling. Voordien waren er aan de west- en zuidzijde vensters met Empireramen, alleen aan de oost- en noordzijde ramen met kleine ruiten. Die laatste ramen kunnen nog de oorspronkelijke zijn geweest. Bij de brand van 10 januari 1987 bleven er daarvan een aantal bewaard; ook enkele halfverbrande kozijnen aan de zuidzijde konden worden onderzocht afb. 10 -12. Uit onderlinge verschillen in maatvoering en details mag misschien worden geconcludeerd, dat ze in meer dan één bouwcampagne tot stand zijn gekomen. De paneelindeling van de vouwblinden strookt niet met roeden van de ramen.
Slotsom
De oudste volledige schuiframen, dat wil zeggen in kozijnen zonder
Kozijn,
raamh
RVblad
03-8
A--
Doorsnede C - D
Doorsnede A - B ,-
0 I 0
10 ‘,
20 cm 1 50 cm
ll. Houten, kasteel Heemstede, kozijn met schuifraam (ca. 1695 - ‘98) op de beletage van de zuidoostelijke hoektoren, 14 - 8 - 1990.
detaillering verantwoordelijk waren. (1685 - ‘86). De bijbehorende kozijnstijlen zijn van een nog altijd verrassend modern type, namelijk samengesteld uit losse onderdelen rondom de koker voor de tegenwichten van de schuivende ramen. De jongst bekende van dit soort
speelde Jacob Roman een rol; misschien was hij de inspirator voor deze constructie. De vele detailverschillen tussen de bewaarde exemplaren zullen erop duiden dat de verschillende timmerlieden, die de werken aannamen, zelf voor de
Herkomst afbeeldingen
? Voor zover niet anders vermeld zijn de tekeningen en foto’s vervaardigd door de auteur.
Kozijn,
raam-
RVblad 03-9 4 Zie ook Restauratievademecum DOCblad Kozijn, raam- 24, 1 t/m 3. 5 Zie ook: H.J. Zantkuyl, Bouwen in Amsterdam 11,afl. 24 (1980), Het raam in het stadswoonhuis 2, 210 e.v. 6 W. Goeree, Inleiding tot d’algemene Bouwkunde, volgens d’an tjjke en hedensdaagze manier, Amsterdam 1681, 166. ’ A.C. Kranenburg-Vos, Het Loo, bouw, bewoning en restauratie, Amersfoort 1986, 17 - 18.
l8 H. ranse, Vensters (noot 1). 59; E.A. Canneman en L.J.van der Klooster, De geschiedenis van het Kasteel Duivenvoorde en zijn bewoners, ‘s-Gravenhage 1967, 37 - 42.
* R. Meischke, Het Slot te Zeist, Bulletin K.N.O.B. 1961, 33 - 56.
l9 J. Terwen-de Loos, Jacob Roman, Bouw 1960, 704 - 709.
9 Kranenburg-Vos, a.w. (noot 7). 23 - 24.
2oZie noot 8.
l” J. Hollestelle, Uit de bouwrekening van Middachten, De stenen droom, opstellen over bouwkunst en monumentenzorg opgedragen aan Coenraad Liebrech t Temminck Groll, Zutphen 1988, 187 191.
*’ Zie noot 10.
” L.B. Wevers, Heemstede, architectonisch onderzoek van een zeventiende eeuwse buitenplaats in de provincie Utrecht, Delft 1991, 50 - 52, 59,233. ‘* H.W.M. van der Wyck, De Voorst, Bulletin K.N.O.B. 1963, 153 - 154 en C.A. Baart de la Faille, De geschiedenis en de restauratie van het huis De Voorst, Bulletin K.N.O.B. 1963, 178.
12. Houten, kasteel Heemstede, detail van kozijn met schuifraam (ca. 1695 - ‘98) op de beletage in de zuidoostelijke hoektoren, de zg. kapel, 14 - 8 - 1990. In het binnenplatstuk is de opening naar het kokergat zichtbaar: de vouwblinden zijn verwijderd, maar de plaats van een van de scharnieren is herkenbaar.
l3 Baart de la Faille, a.w. (noot 12), 168 en H. ranse, Vensters (noot l), 58 59; Restauratievademecum DOCblad Kozijn, raam- 16.
Noten
l4 Baart de la Faille, a.w. (noot 12). 178.
’ H. Janse, Kruiskozijnen, Restauratievademecum RVblad Kozijn, raam- 01, 1 t/m 7 (1988): H. ranse, Glas-inlood patronen, Restauratievademecum RVblad Glas-in-lood 01, 1 t/m 8 (1987); H. ranse, Vensters, Schiedam 19772.
l5 De vier kozijnen op de verdieping, voor de restauratie ca. 1980. Vriendelijke mededeling van D.J.K. Zweers, bouwhistoricus te Amsterdam, destijds verbonden aan het bureau van architect D. Wijma te Velp (Gld.), die de restauratie leidde.
* ranse, Vensters (noot l), 54. 3 C. Berends, De oorspronkelijke kruiskozijnen van kasteel Amerongen, Restauratievademecum RVblad Kozijn, raam- 02, 1 t/m 6 (1991). DOCblad Kozijn, raam- 26, 1 t/m 3. RDMZ RV 1993/31
12
l7 Blijkens opmetingstekeningen van H.J. Botti in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Het Huis Schuylenburch te ‘s-Gravenhage. Ein kunsthistorisches Juwel und Seine Geschich te als deutsche diplomatische Vertretung in den Niederlanden. Festschrift zur Einweihung am 6. Juni 1968, ‘s-Gravenhage 1968.
If>L.H. Boot, De verschillende types schuiframen van het huis “Groeneveld” te Baarn, Bulletin K.N.O.B. 1981, 30 - 37; Restauratievademecum DOCblad Kozijn, raam- 27, 1 t/m 4.
” Van der Wyck, a.w. (noot 12), 152 153; Baart de la Faille, a.w. (noot 12) 168 en L.H.M. Olde Meierink in Jaarboek Monumentenzorg, Zwolle/Zeist 1991, 146, 148. 23M.D. Ozinga, Daniel Marot, de schepper van den Hollandschen Lodewijk XIV stijl, Amsterdam 1938. 24Het Huis Schuylenburch (noot 17). 14. 25L.H.M. Olde Meierink in Jaarboek Monumentenzorg, Zwolle/Zeist 1991, 152 - 153. *6 Kranenburg-Vos, a.w. (noot 7). 17; J.B.van Asbeck en A.M.L.E. Erkelens, De restauratie van de lusthof Het Loo, Bulletin K.N.O.B. 1976, 119. ” H.J. Louw, The origin of the sashwindow, Architectural History 26 (1983). 49 - 72; zie ook noot 5. ZRHollestelle, a.w. (noot 10) 191. 29Oud Holland 1900, 123 - 124. 3oZie halfjaarlijks rapport afl. 1, september 1977, Architectenbureau ir. J.B. Baron van Asbeck te Driebergen.
Kozijn, raam-
RVblad 03-10 Summary
At the end of the 17th century, the sash window casement replaced the medieval cross-bar window via several intermediate stages. The sash window usually consisted of two windows of equal size across the width of the casement: a lower window that could be pushed upward and a stationary upper window (some of these could be moved downward). The glass window panes were encased in wooden mullions. The oldest known examples are the sash window casements of Palace Het Loo near Apeldoorn and the Castle at Zeist (both 1685 - '86). The movable windows had counterweights in the casements posts made of separate wooden parts surrounding the sash pocket. Somewhat later it became the fashion to cut away the sash pockets into massive casement posts. The oldest known example of this is the house 'Groeneveld' in Baarn, dating from about 1710. The compound casement posts are found in eight objects, of which the youngest dates from 1715. Most of these came about in the circle of stadholder Willem III, who was also the king of England from 1688. Jacob Roman was his architect of choice. For the design of palace Het Loo, Willem III first commissioned the French Académie Royale d'Architecture; vertically sliding windows had already begun appearing in France since 1660 at the very latest. It is possible that Jacob Roman gave form to a French idea in the Netherlands. The detail work of the documented examples show a number of differences; apparently the carpenters who did the building were personally responsible for the detail.