Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Loopbanen van geowetenschappers Midden 2004 is een grootschalig onderzoek naar de loopbanen van geowetenschappers afgerond. Dit onderzoek is uitgevoerd op initiatief en onder begeleiding van GAIA, het netwerk voor vrouwen met een geowetenschappelijke achtergrond. KNAG en KNGMG ondersteunden het initiatief. Het onderzoek is betaald door UU, VU, TUD, KNGMG, TNO, WL | Delft Hydraulics, NIOZ, KNMI, RIZA, NAM en SHELL. NWO en KNAG droegen bij in natura. Fugro en Grontmij participeerden in delen van het onderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van enquêtes en interviews en vragenlijsten binnen organisaties. Binnen het onderzoek is veel aandacht besteed aan de loopbaanontwikkeling van zowel vrouwelijke als mannelijke geowetenschappers, waardoor het veel gegevens heeft opgeleverd die zowel voor mannen als voor vrouwen interessant zijn. Bijvoorbeeld over de beroepssectoren waar geowetenschappers terecht komen, en waarin deze verschillen. Deze meer algemene gegevens worden hier besproken. Het loopbaanonderzoek concentreerde zich op de verschillen in de loopbaanontwikkeling tussen mannen en vrouwen, hiervoor wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage (Van Doorne-Huiskes, et al, 2004) en de samenvatting van het onderzoek (GAIA, 2004). Het onderzoek concentreerde zich op de personen die tussen 1980 en 2002 zijn afgestudeerd. In deze periode bedraagt het aantal afgestudeerden ongeveer 1100 vrouwen en 4200 mannen. Via de alumnibureaus zijn enquêtes verstuurd aan 750 vrouwen en 750 mannen. De respons was ca. 30 %. De respondentengroep bestaat uit 309 vrouwen en 191 mannen (circa 30 % resp. 5 % van de totale populatie). Dit is een voldoende grote steekproef om uitspraken zowel over de populatie mannen als over de populatie vrouwen te doen. De resultaten die hier zijn weergegeven zijn de resultaten voor alle respondenten samen, waarin de antwoorden van de vrouwen dus relatief sterk meewegen. De resultaten voor mannen en vrouwen apart per beroepsgroep zijn weergegeven in de onderzoeksrapportage (op. cit.). De respondenten zijn in drie cohorten onderverdeeld op basis van tijd na afstuderen; een junior, een medior en een senior cohort, zie tabel 1. De belangrijkste afstudeerrichtingen in deze cohorten zijn fysische geografie en geologie. mannen totaal respondent enquête
vrouwen totaal respondent enquête
junior (98-02)
703
52 (7 %)
326
103 (30 %)
medior (92-97)
1131
64 (6 %)
425
133 (30 %)
senior (80-91)
2352
75 (3 %)
355
69 (18 %)
totaal (8002)
4186
191 (5 %)
1109
305 (28 %)
Tabel 1. Samenstelling afstudeerpopulatie en respondenten per cohort. In de cijfers zijn de afstudeerjaren 2001-2002 en 2002-2003 niet opgenomen. De aantallen voor afstudeerjaren 1991-1992 en 1995-1996 zijn geschat, want deze waren niet bekend bij CBS. CBS afstudeerjaar 1997-1998 is bij het kalenderjaar 1998 geteld.
Het merendeel van de geowetenschappers werkt in het eigen vakgebied Ongeveer 80 % van de geowetenschappers werken in hun vakgebied of in een functie waarin de geowetenschappelijke opleiding van belang is. In de eerste baan is voor de helft van de respondenten hun geowetenschappelijke opleiding onmisbaar, en voor 30 % praktisch, maar niet noodzakelijk. Deze percentages nemen iets af gedurende de loopbaan. Dit geldt vooral voor de sectoren overheid en geo-adviesbureaus. In bijlage 1 is per beroepssector een overzicht gegeven van de noodzaak van het hebben van een geowetenschappelijke opleiding voor het uitoefenen van een functie. In de sectoren olie & gas, GTI’ s (inclusief TNO) en universiteit is en blijft de geowetenschappelijke vooropleiding veelal onmisbaar. Bij overheidsfuncties wordt de geo-opleiding gedurende de loopbaan steeds meer ‘ praktisch, maar niet noodzakelijk’ .
Loopbanen van mannelijke en vrouwelijke geowetenschappers - Samenvatting
1
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004 Bij de geo-adviesbureaus is voor de helft van de respondenten de geo-opleiding onmisbaar, en voor 40 % praktisch maar niet noodzakelijk.
Het loopbaanverloop in relatie tot beroepssectoren In figuur 1 is het loopbaanverloop voor het senior cohort weergegeven (zie tabel 1 voor toelichting cohorten). De relatief lange loopbanen van de senior groep zijn bekeken om inzicht te krijgen in het gemiddelde verloop van de loopbanen van geowetenschappers. Gedurende de loopbaan werkt een groot deel van de respondenten bij de universiteiten (10-20 %), de overheid (10-35 %) en de advies/consultancy wereld (20-40 %). In de olie- en gassector werkt ca. 5 % van de respondenten, bij de onderzoeksinstellingen en GTI’ s is dit eveneens ca. 5 %. In de sectoren onderwijs en overig geowetenschappelijk bedrijfsleven zijn enkele procenten van de respondenten werkzaam. Iets groter is de groep die in het niet-geowetenschappelijke bedrijfsleven werkt (10-15 %). Binnen de senior groep valt op dat vrouwen naarmate de loopbaan vordert meer bij de overheid gaan werken, van 9 % net na afstuderen tot 36 % 11 jaar na afstuderen. De deelname van mannen binnen de overheid neemt ook toe, maar slechts van 10 % tot 20 % (11 jaar na afstuderen). Hoewel meer vrouwen dan mannen hun loopbanen op de universiteiten beginnen zijn er na verloop van tijd steeds minder vrouwen daadwerkelijk werkzaam. Hun participatie in de Nederlandse universitaire wereld neemt af van 19 naar 7 %, van de mannen werkt ongeveer 6 % na 11 jaar nog bij een universiteit. Bij de mannen valt op dat hun participatie in de consultancy sector toeneemt van 24 tot 36 %, terwijl het percentage vrouwen in de consultancy rond de 20 % blijft. In bijlage 2 is een overzicht gegeven van het werkveld waarin de respondenten werken bij de verschillende beroepssectoren. Hierin zijn geen grote verrassingen zichtbaar: bij de geo-adviesbureaus worden vooral consultancy werkzaamheden gedaan; bij de GTI's ook, maar hier is toegepast onderzoek ook een belangrijk werkveld. Bij de overheid zijn beleidsfuncties het belangrijkst, en bij de Figuur 1. Loopbaanverloop van het senior cohort universiteiten wordt met name wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Bij de meeste sectoren zijn de verschuivingen in het werkveld gedurende de loopbaan klein; alleen het uitvoeren van toegepast en wetenschappelijk onderzoek neemt af bij de olie&gas industrie, de geoadviesbureaus en de overheden. Bij de universiteit neemt het werken in het onderwijs toe.
Functieverwerving Functies worden op verschillende manieren verworven; sollicitatie op een vacature, open sollicitatie, via stage, via netwerken, door rechtstreeks gevraagd te worden of door te groeien in een organisatie In figuur 2 is dat voor de hele respondentengroep weergegeven, verdeeld over mannen en vrouwen, en in bijlage 3 voor de beroepssectoren. Sollicitatie op een vacature blijkt gemiddeld genomen slechts in 20-30 % tot een functie te leiden. Dit verschilt sterk per beroepssector. Bij de overheid is voor meer dan de helft van de functies formeel gesolliciteerd. Bij universiteiten geldt dit voor minder dan 30 % van de functies. Open sollicitaties zijn binnen de olie&gas sector vooral in het begin van de loopbaan belangrijk. In het begin van de loopbaan speelt verder functieverwerving via stage nog een zeer kleine rol.
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
2
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004 Gemiddeld genomen levert netwerken of gevraagd worden het merendeel van de functies op. Ook hier zijn er grote verschillen per beroepssector. Bij de overheid is dit minder dan 20 %. Bij universiteiten is dit juist wel heel belangrijk, hier heeft 80 % van de mannen de functie via netwerken verkregen of is rechtstreeks gevraagd, voor vrouwen is dit ongeveer de helft. Naarmate de loopbaan vordert zijn nieuwe functies ook vaak een logische vervolgstap binnen dezelfde organisatie.
Figuur 2. Functieverwerving
Leidinggeven In bijlage 4 is een overzicht gegeven van de percentages van de respondenten die een leidinggevende functie hebben per beroepssector. Hier is te zien dat met name bij de geoadviesbureaus gedurende de loopbaan door steeds meer respondenten een leidinggevende functie wordt verworven: 12 jaar na afstuderen geeft meer dan de helft leiding. Bij de GTI's en de overheid heeft na 12 jaar slechts ca. 20 % een leidinggevende functie.
Functieniveau In bijlage 5 is per beroepssector een overzicht gegeven van het functieniveau dat de respondenten hebben gedurende de loopbaan. Met name bij geo-adviesbureaus en de overheid komen de respondenten wat sneller op medior en senior niveau terecht. Bij de universiteiten blijven de respondenten lang op junior niveau 'hangen'.
Vaste en tijdelijke functies In bijlage 6 is aangegeven per beroepssector de mate aangegeven waarin respondenten een tijdelijke of juist vaste functie bekleden. Opvallend is dat bij de olie- en gasindustrie en bij de geoadviesbureaus relatief weinig tijdelijke functies zijn. Bij de GTI’ s en de overheid worden met name in de eerste vier jaar nog wel tijdelijke functies bekleed. Bij de universiteiten valt het grote aantal tijdelijke functies op. Pas na 10 jaar heeft ongeveer de helft van de respondenten een vaste functie.
Waarom is de functie verlaten? De belangrijkste reden om een functie te verlaten is dat een logische vervolgstap wordt gemaakt naar een andere functie, of dat er een mogelijkheid was voor positieverbetering. Bij de universiteit is de beëindiging van het arbeidscontract de belangrijkste reden. Deze laatste reden wordt opvallend weinig genoemd bij de geo-adviesbureaus. Hier worden wel, evenals bij de overheid, regelmatig functieinhoudelijke redenen genoemd. Arbeidsconflicten vormen bij alle beroepssectoren maar enkele procenten van de vertrekredenen. Zie bijlage 7.
Ambities De huidige loopbaanambities zijn voor de mannen en vrouwen uit de respondentengroep ongeveer gelijk: 70 % zegt inhoudelijk interessant werk te ambiëren, een kwart ambieert tevens een (zware) projectleidersfunctie, eveneens een kwart ambieert een leidinggevende functie op middelmanagement niveau en 20 % ambieert een hoge leidinggevende positie. Meer mannen (17 %) dan vrouwen (9 %) ambiëren een baan op topniveau.
Oordeel over de functie De waardering voor een 20-tal functieaspecten, gecategoriseerd naar inhoud, salaris, carrièrekansen, ontwikkeling, cultuur en werktijden, verschilt per beroepssector, zie bijlage 8. Voor een overzicht van de functiekenmerken die als 'goed' worden gewaardeerd per sector, zie figuur 3.
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
3
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
De inhoud van de functie wordt met name binnen de ‘ geo-sectoren’(olie/gas, GTI’ s en universiteiten) zeer gewaardeerd. Carrièrekansen worden het laagst gewaardeerd binnen de universiteit. De bedrijfscultuur scoort vooral laag bij universiteit en overheid. Mogelijkheden om in deeltijd of met flexibele werktijden te werken worden binnen overheid en GTI’ s het meest gewaardeerd, en het minst in de olie- en gassector. functiekenmerken scores 'goed' 100 inho ud functie
80
salaris
60
carrierekansen o ndersteuning lo o pbaan cultuur
40 20
deeltijd
Overheid
Universiteit
GTI's
Geo-advies
Olie en gas
0
Figuur 3. Waardering functiekenmerken uitgedrukt in het percentage respondenten dat ‘ goed’gescoord heeft.
De waardering voor bepaalde functieaspecten hangt ook af van de soort functies die gedurende een loopbaan vervuld zijn. Als er tijdens de loopbaan vooral leidinggevende en voltijds functies vervuld zijn is de tevredenheid over werktijden kleiner, maar de tevredenheid over carrièrekansen hoger. Een loopbaan waarin vooral inhoudelijke, zgn. 'geo-functies' vervuld zijn, levert meer tevredenheid op over de inhoud en het niveau van het werk. Het vervullen van senior functies gedurende de loopbaan levert tevredenheid op met betrekking tot zelfstandigheid, externe contacten en status van de functie.
Werkweek De meeste mannen werken 36 uur of meer (zie figuur 4). Dit geldt ook (al is het in iets mindere mate) voor de vrouwen. Het grootste deel van de junior en medior vrouwen werkt meer dan 36 uur, bij de senior vrouwen is dit nog ca. een derde. Nog eens ruim 10 % van de mannen en ruim 20 % van de vrouwen werkt 32 uur of meer. 100
100 90
90
m a nne n
vrouwen
80
80
co ho rt 1980-1991
70
60
co ho rt 1992-1997
60
co ho rt na 1997
50 40
percentage
70
cohort 1980-1991 cohort 1992-1997 cohort na 1997
50 40
30
30
20
20
10
10 0
0 >36 uur
32-35 uur 28-31 uur 24-27 uur
<24 uur
>36 uur
32-35 uur 28-31 uur 24-27 uur
duur we rk we e k
<24 uur
duur werkweek
Figuur 4. Duur werkweek van mannen en vrouwen voor verschillende cohorten.
Het gezin Een belangrijke reden voor het verschil in arbeidsduur tussen mannen en vrouwen is de verzorging van kinderen (zie figuur 5). Kinderen worden meestal 5 tot 10 jaar na het afstuderen geboren. Senior
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
4
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004 mannen met kinderen werken veel minder in deeltijd (< 32 uur) dan vrouwen; deze verschillen worden kleiner bij de medior groep.
Figuur 5. Relatie duur werkweek en het hebben van kinderen
Taakinvulling Gemiddeld geven respondenten aan dat hun takenpakket voor 30 % door henzelf wordt bepaald, voor 45 % door hun leidinggevenden en door 25 % door hun collega’ s. Het uitvoeren van nieuwe, risicovolle en zichtbare taken, zogenaamde ‘ ontwikkelingstaken’ , is van belang voor het toekomstige functieniveau. De mate waarin ontwikkelingstaken onderdeel uitmaken van het werkpakket hangt samen met persoonlijkheidsfactoren als een positief zelfbeeld en ambitie, een op leren gerichte doeloriëntatie (versus een op prestatie gerichte doeloriëntatie) en met de motivatie om de eigen capaciteiten te laten zien (versus risico mijden). Hoewel vaak gedacht wordt dat mannen meer risico durven nemen en dat vrouwen onzekerder zijn, blijkt uit het onderzoek dat ze nauwelijks (niet significant) verschillen in deze persoonlijkheidskenmerken, en ook niet in de mate waarin ze ontwikkelingstaken aantrekkelijk vinden en uitvoeren.
Conclusies Geowetenschappers blijven veelal in hun vakgebied werken, vooral in de ‘ geo-sectoren’ , bij de overheid wordt de geowetenschappelijke opleiding gedurende de loopbaan steeds minder noodzakelijk.Geo-adviesbureaus en de overheid zijn de belangrijkste werkgevers, de eerste meer voor mannen, de tweede meer voor vrouwen. Bij de olie- en gasindustrie en de GTI’ s (inclusief TNO) werken ieder ongeveer 5 % van de respondenten. Functies worden vooral verworven door netwerken of door gevraagd worden, hoewel dit sterk verschilt per beroepssector. Bij de universiteit geldt dit het sterkst, terwijl bij de overheid de meeste functies wel door formele sollicitaties worden verworven. Geowetenschappers waarderen de inhoud van hun functie het meest bij de ‘ geo-sectoren’ . Carrièrekansen worden het hoogst gewaardeerd in de olie- en gassector. In deze sector is het echter moeilijk om in deeltijd te werken. De bedrijfscultuur wordt het minst gewaardeerd bij overheid en universiteit. Tevredenheid over de carrièrekansen in de loopbaan gaat samen met ontevredenheid over de mogelijkheid in deeltijd te werken. Mannen werken meestal 36 uur of meer, vrouwen meestal 32 uur of meer.
Literatuur Van Doorne-Huiskes, A., I.E. de Pater, A.E.M. van Vianen, M.L.M. Brouns, 2004. Loopbanen van vrouwelijke en mannelijke geowetenschappers. GAIA, 2004. Loopbanen van vrouwelijke en mannelijke geowetenschappers. Samenvatting.
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
5
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Bijlage 1: Belang van geowetenschappelijke opleiding voor uitoefenen functie
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
6
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Bijlage 2: Type werkveld waarin gewerkt wordt
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
7
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Bijlage 3: Wijze waarop functie verworven is
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
8
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Bijlage 4: Percentage respondenten dat een leidinggevende functie heeft
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
9
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Bijlage 5: Functieniveau gedurende de loopbaan
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
10
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Bijlage 6: Percentage respondenten dat een vaste of een tijdelijke functie heeft
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
11
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Bijlage 7: Reden waarom de functie verlaten is
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
12
Algemene informatie over loopbanen van geowetenschappers- samengevat door GAIA- 2004
Bijlage 8: Percentage respondenten met oordeel ‘goed’over verschillende functiekenmerken per beroepssector "inhoud en carriere" 100
percentage (%)
80
inhoud niveau
60
zelfstandigheid externe contacten
40
salaris carrierekansen
20
0
Olie en gas Geo-advies
GTI's
Universiteit
Overheid
'ontwikkeling' 100
80
percentage (%)
ondersteuning loopbaan ontplooiingsmogelijkheden
60
opleidingsmogelijkheden erkenning
40
relatie leidinggevende steun collega's
20
0
Olie en gas Geo-advies
GTI's
Universiteit
Overheid
'werksfeer en status' 100
percentage (%)
80
werksfeer 60
cultuur status bedrijf
40
status functie
20
0
Olie en gas Geo-advies
GTI's
Universiteit
Overheid
"werktijden" 100
percentage (%)
80
werktijden 60
deeltijd verlof
40
kinderopvang wonen-werken
20
0
Olie en gas Geo-advies
GTI's
Universiteit
Overheid
Loopbanen van geowetenschappers - Samenvatting
13