Loopbaanbegeleiding voor volwassenen. Rapportage vooronderzoek PLW Euroguidance Nederland, 2008 Peter van Deursen, Ellen Hanselman
Inhoud Inleiding .............................................................................................................. 2 1 Aanbod van loopbaanbegeleiding.................................................................... 3 1.1
Beschrijving structuur loopbaanbegeleiding in Nederland ............................................ 3
1.2
Professionele structuur - loopbaanbegeleiders ........................................................... 4
1.3
Rol van de overheid ............................................................................................... 5
1.3.1
Projectdirectie Leren en Werken ........................................................................... 5
1.3.2
Denktank leven lang leren ................................................................................... 6
2 Dienstverlening ............................................................................................... 6 2.1
CWI & UWV........................................................................................................... 6
2.2
Reïntegratie- en loopbaanbureaus ............................................................................ 8
2.3
Sectorfondsen en sectorale initiatieven ..................................................................... 8
2.3.1
Sectorfondsen .................................................................................................... 8
2.3.2
Sectorale initiatieven .......................................................................................... 8
2.4
CAO’s .................................................................................................................. 10
3 Loopbaaninformatie ...................................................................................... 10 4 Relevante ontwikkelingen loopbaanbegeleiding in Nederland ...................... 11 4.1
Plan van aanpak projectdirectie Leren en Werken ..................................................... 11
4.2
Rapport Commissie Bakker .................................................................................... 11
4.3
Voortijdig schoolverlaters en aansluiting onderwijs arbeidsmarkt ................................ 11
4.4
EVC .................................................................................................................... 14
5 Conclusies ..................................................................................................... 16 5.1
OECD - Conclusies ................................................................................................ 16
5.2
Update conclusies ................................................................................................. 16
Literatuur .......................................................................................................... 17 Bijlage 1 - begripsbepaling ................................................................................ 19 Bijlage 2 – Beleidskaders .................................................................................. 21
Euroguidance, 2008
1
Inleiding Dit rapport is een onderzoek naar loopbaanbegeleiding voor volwassenen in Nederland. Het geeft de stand van zaken weer op het gebied van loopbaanoriëntatie en –begeleiding, bevat aanbevelingen vanuit internationaal perspectief en geeft weer hoe een en ander aansluit op recente nationale en internationale ontwikkelingen. Het rapport is de uitwerking van een literatuuronderzoek naar beleidsdocumenten die uitspraken doen over loopbaanoriëntatie en –begeleiding voor volwassenen. Aan de hand van deze uitwerking heeft John McCarthy, een internationale expert op het gebied van loopbaanbegeleiding, een analyse gemaakt van de stand van zaken in Nederland, Een van de uitgangspunten is het OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development) rapport van 2002 over loopbaanbegeleiding in Nederland. De relevante thema’s uit dat rapport zijn eruit gelicht en van een update voorzien. In dit vooronderzoek is de loopbaanbegeleiding waar mogelijk reeds bekeken vanuit het perspectief van het Europees referentiekader voor loopbaanbegeleiding1.
Levenslange begeleiding verwijst naar een hele reeks activiteiten die burgers van alle leeftijden en op elk willekeurig tijdstip in hun leven (levenslang) de kans geeft om hun capaciteiten, bekwaamheden en interesses te identificeren, om betekenisvolle beslissingen inzake onderwijs, opleiding en beroep te nemen en hun individuele levensroute inzake leren, werken en andere verbanden waarin deze capaciteiten en bekwaamheden worden aangeleerd en/of gebruikt (levensbreed) te beheren. Begeleiding wordt gegeven in een hele reeks verbanden: onderwijs, opleiding, bedrijfsleven, gemeenschap en privé2.
1
De beleidslijnen en systemen voor levenslange begeleiding verbeteren. Cedefop (2005). Vertaald
door Euroguidance Nederland http://www.cinop.nl/projecten/euroguidance/docs/A00343inhoud%20beleidslijnen%20en%20systemen.pdf 2
De definitie van begeleiding is de definitie van de Resolutie van de Raad inzake versterken van beleidslijnen, systemen en praktijken voor levenslange begeleiding (mei 2004).
Euroguidance, 2008
2
1 Aanbod van loopbaanbegeleiding In dit onderdeel wordt een beschrijving gegeven van de dienstverlening op het gebied van loopbaanbegeleiding in Nederland. Allereerst wordt er ingegaan op de structuur van de dienstverlening in Nederland waarna de landelijke systematiek en de rol van de overheid aan bod komen. De beschrijving is deels gebaseerd op onderzoek verricht door de OECD in 2002.
1.1
Beschrijving structuur loopbaanbegeleiding in Nederland
Onder andere door privatisering en decentralisatie is er in Nederland sprake van een verspreide aanbieding van loopbaanbegeleiding voor volwassenen. Volwassenen kunnen op diverse plekken terecht. In onderstaand schema vindt u een overzicht geven van de aanbieders van de dienstverlening en informatievoorziening op het gebied van loopbaanbegeleiding voor volwassenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de verschillende onderdelen van het schema in figuur 1.1 is te vinden in hoofdstuk 2 (dienstverlening) en hoofdstuk 3 (informatievoorziening). Figuur 1.1 Dienstverlening Competentie Test Centra
Aangeboden door
Vorm
Voor wie
Opmerkingen / hiaten3
CWI
Aanvullende
Met name
Transparantie voor burger is matig;
begeleiding na
werkzoekenden en
Kwaliteit en monitoring voldoende;
intake CWI, Testen
langdurig werklozen
Loopbaanbegeleiding staat in het
(CTC)
en gesprekken CWI/UWV
CWI/UWV
(arbeidsbemiddeling)
teken van plaatsing naar werk
De ‘algemene’
Werkzoekenden
dienstverlening van
Doorverwijzing naar CTC, reïntegratie- of loopbaanbureaus
CWI/UWV Locatie leren en werken
CWI/UWV
(LWI)
Wordt genoemd in
Onduidelijk
Eénloketgedachte
rapport Commissie Bakker
Reïntegratie/
Particuliere
Rechtstreeks of via
In principe iedere
Transparantie en kwaliteit zijn
loopbaanbureaus
instituten
CWI/UWV
burger
ondoorzichtig; monitoring
Sectorale initiatieven
Sociale partners
Rechtstreeks of via
Alléén werknemers
Kwaliteit en monitoring is goed bij
sectoren
bedrijf
vallend onder CAO van
sommige trajecten , transparantie
betreffende sector
vanuit perspectief overheid
ontbreekt
ontbreekt. Uitstroomtrajecten
Sociale partners,
Begeleiding naar
Werknemers die
Nadruk ligt op plaatsing; soms ook
regionale partners
nieuw werk bij
ontslagen worden
loopbaanbegeleiding. Geen zicht op
CWI, UWV etc.
massaontslagen
Diverse partners
Reintegratietrajecte
Reintegrerenden,
Afhankelijk van traject.
n (CWI/UWV, maar
Laaggeschoolden,
Loopbaanbegeleiding kan hier deel
ook b.v.
inburgeraars,
van uitmaken.
kwaliteit, transparantie, monitoring etc.
Trajectbegeleiding
Euroguidance, 2008
3
inburgeringstrraject
vluchtelingen speciale
en etc.
doelgroepen
Informatie Leerwerkloketten
Regionale partners
Informatievoorzienin
In principe iedere
Geen loopbaanbegeleiding maar
(vaak ook CWI)
g . Gekoppeld aan
burger
informatievoorziening.
lerenenwerken.nl Lerenenwerken.nl
Transparantie en kwaliteit matig.
Projectdirectie
Clustering van
i.s.m. Kennisnet
websites met
Iedere burger
Kwaliteit, transparantie en monitoring van de onderliggende
informatie over
bronnen is onduidelijk;
leren en werken Informatienummer
Projectdirectie
Gratis
i.s.m. Kennisnet
informatienummer
Ieder burger
Zie lerenwerken.nl
voor informatie over leren en werken . Gekoppeld aan de leerwerkloketten www.werk.nl
Website van de CWI
Studiekeuze123
HBO raad , Paepon,
Website met
(aanstaande)
Kwaliteit van de gegevens
VSNU,
vergelijking HO-
studenten
onduidelijk. Betrokkenheid van
studentenorganisati
instellingen
studenten(organisaties) is positief
es Roc.nl
Stichting Roc.nl
Website met
(aanstaande)
Kwaliteit van de gevens
opleidingsgegevens
studenten
onduidelijk. Is niet (meer) opgenomen in portal lerenenwerken.nl
Register erkende
Kenniscentrum evc
Register
aanbieders evc
1.2
Bedrijven/particulie
Gegevens worden door bedrijven
ren betrokken bij
zelf bijgehouden ; kwaliteit daarvan
evc-procedure
is daarom onduidelijk.
Professionele structuur - loopbaanbegeleiders
Om inzicht te krijgen in de kwaliteit van loopbaanbegeleiding in Nederland is het van belang om inzicht te krijgen in het het aanbod van opleidingen en trainingen voor loopbaanbegeleiding en in de organisatiegraad van loopbaanbegeleiders. In het algemeen kan gezegd worden dat het aanbod van loopbaanbegeleiders een diffuse markt is met een diffuse kwaliteit. In landen als Denemarken of Frankrijk zijn loopbaanbegeleiders –ook in het onderwijspsychologen met een universitaire scholing. In Nederland is dit zeker niet het geval. Het beroep loopbaanbegeleider is geen niet beschermd en er is geen verplichte (voor)opleiding om het beroep uit te oefenen. In de private markt houden een tweetal verenigingen voor loopbaanbegeleiders (NOBOL en NOLOC) zich bezig met het ontwikkelen van een professionele standaard voor de beroepsgroep (OECD: 2002). Deze verenigingen zijn aangesloten bij wereldwijde beroepsorganisaties en ondersteunen een op competenties gebaseerde certificerings methode (CMI) (onderdeel van International Board for Career Management Certification (IBCMC). CMI legt de nadruk op
Euroguidance, 2008
4
beroepservaring, wat betekent dat een loopbaanbegeleider zich moet ontwikkelen en na ongeveer 10 jaar ervaring in aanmerking komt voor een certificaat. Deze certificeringsmethode richt zich op ‘mastery’ in plaats van het ontwikkelen van een basis kwalificatie voor de praktijk. In 2002 waren er ongeveer 80 loopbaanbegeleiders CMI gekwalificeerd. Uit onderzoek van de OECD (2002) blijkt date en groot deel van de loopbaanbegeleiders zich echter niet heeft aangesloten bij het NOLOC / NOBOL of andere verenigingen voor loopbaanbegeleiders.
1.3
Rol van de overheid – OECD 2002
In dit onderdeel wordt de rol van de overheid beschreven. Basis voor deze beschrijving vormt het rapport van de OECD (2002). Als aanvulling op dit rapport zijn nieuwe ontwikkelingen opgenomen. In bijlage 2 is een overzicht te vinden van de beleidskaders waarin loopbaanbegeleiding een rol speelt. In het rapport van de OECD (2002) wordt beschreven dat decentralisatie en privatisering in het Nederlandse systeem van loopbaanbegeleiding en informatie een grote rol spelen. De OECD (2002) schrijft verder dat externe belanghebbenden vinden dat de rol van de overheid en het Nederlandse beleid op het gebied van loopbaanbegeleiding herzien moeten worden: De overheid moet een duidelijke en proactieve houding aannemen. Er wordt aanbevolen dat de overheid de volgende taken op zicht neemt: -
Aanpakken van onderdelen waar de marktwerking niet geslaagd is
-
Marktregulering en kwaliteitsgarantie van de service aan de eindgebruiker om consumentenvertrouwen te verhogen en het publieke belang te beschermen
-
Waar nodig de markt stimuleren om capaciteit te verhogen.
Daarnaast kun je je afvragen in hoeverre de koopkracht op dit moment in handen ligt van de consument: is er op dit moment wel sprake van een vraag gedreven aanbod of ligt de macht in handen van de aanbieders van loopbaanbegeleiding met hun eigen agenda’s en prioriteiten (OECD: 2002).
1.3.1
Projectdirectie Leren en Werken
In 2005 richtten bewindspersonen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en Werkgelegenheid de projectdirectie Leren & Werken op. Zij kreeg de taken mee: zorg ervoor dat er in twee jaar tijd meer werkenden en werkzoekenden van 23 jaar en ouder verder leren, zodat het opleidingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking omhoog gaat. Het project liep van 2005 tot 2007. Daarna is besloten om het project te verlengen voor de periode 2008-2011. Het decentrale beleid van de overheid zoals genoemd in het OECD rapport komt nadrukkelijk naar voren in de filosofie van de Projectdirectie Leren en Werken. Afspraken met regionale samenwerkingsverbanden worden gemaakt over kwantitatieve doelstellingen. Vanuit het
Euroguidance, 2008
5
perspectief van loopbaanbegeleiding betekent dit dat niet veel te zeggen is over transparantie en kwaliteit van loopbaanbegeleiding.
1.3.2
Denktank leven lang leren
Een ‘Denktank leven lang leren‘ zal worden gevormd. De denktank zal zich richten op het koppelen van onderzoek aan actuele beleidsvragen. In de denktank zitten deskundigen uit het ECBO (in oprichting), het Centraal Planbureau, de Open Universiteit, de RWI en Leren & Werken. De denktank zal zich bezig gaan houden met het onderzoeken van de wenselijkheid en effectiviteit van onder meer: •
Een Individuele Leerrekening (ILR), voucher, die doorleren financieel haalbaar maakt.
•
Het vastleggen van bepaalde rechten in cao’s, zoals recht op scholing, recht op EVC, recht
•
Scholingsplicht.
•
De mogelijkheden om naast de reeds bestaande bestedingsdoelen ook scholingskosten te
op scholingsverlof.
financieren uit de levensloopregeling. Bij dit onderzoek zal ook de levensloopregeling betrokken worden. De geopperde ideeën om het geld in te kunnen zetten voor professionele loopbaanbegeleiding zijn voor zover bekend nooit opgepakt en dit lijkt door de Denktank ook niet te worden opgepakt. Het idee van de Leerrekening komt wel weer terug in het advies van de Commissie Bakker in de vorm van een werkbudget. Maar ook hier lijkt de afstand tot loopbaanbegeleiding groot. Hier kan nog gezegd worden dat stimulering van de scholingsmarkt ook plaatsvindt via de sectorfondsen (zie 4.2) en door fiscale vergoedingen van scholingsinspanningen. Deze fiscale vergoedingen gelden echter niet specifiek voor loopbaanbegeleiding.
2 Dienstverlening In dit onderdeel wordt een beschrijving gegeven van de verschillende diensten die aangeboden worden op het gebied van loopbaanbegeleiding aan volwassenen door de verschillende aanbieders. Hierbij zal elk van de aanbieders waar mogelijk beoordeeld worden aan de hand van de criteria de transparantie, toegankelijkheid, kwaliteit & monitoring van de dienstverlening.
2.1
CWI & UWV
Het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen) is het trefpunt voor werkzoekenden en werkgevers. Samen met ketenpartners UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en de gemeentelijke sociale dienst vormt het CWI de keten voor werk en inkomen. CWI ondersteunt en begeleid mensen in het vinden van een baan (www.werk.nl). Naast deze ‘algemene’ dienstverlening van het CWI zijn er in samenwerking van de Projectdirectie Leren en Werken , CWI’s en regionale partners zijn 45 leerwerkloketten gerealiseerd. Vanuit deze leerwerkloketten worden volwassenen (maar ook jongeren) geïnformeerd over banen, beroepen, opleidingen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt. De loketten worden bemand door
Euroguidance, 2008
6
(jongeren)adviseurs en medewerkers die competentietests kunnen afnemen. Soms zijn de loketten versterkt met collega's van ROC's, KBB's en gemeenten. Ambitie voor 2008 is dat 70% van alle CWI-vestigingen betrokken is bij een leerwerkloket. In 2007 heeft het CWI sterk ingezet op de competenties van de werkzoekenden. Dit was het eerste jaar dat alle CWI vestigingen konden beschikken over een Competentie Test Centrum (CTC). Bij competentietests wordt samen met de werkzoekende uitgezocht wat zijn vaardigheden, attitude en persoonlijkheidskenmerken zijn. Meer dan 400 adviseurs (185 fte) zijn getraind om met de klant een verband te leggen tussen de testresultaten en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. In 2007 zijn ruim 49.000 werkzoekenden getest op hun competenties. Vestigingen zetten testen op competenties in voor de nieuwe klantinstroom, maar in overleg met UWV en gemeenten ook voor cliënten die al langer werkloos zijn. Inhoud begeleiding De CWI’s zijn traditioneel gericht op snelle toeleiding naar werk. Met de introductie van de Competentie Test Centra is er een verschuiving naar meer inhoudelijke loopbaanbegeleiding. Vooral in de vorm van testen, waarbij ruimte is om met een adviseur over de resultaten ervan van gedachten te wisselen. Tevens is er een verschuiving waarneembaar in kwalificering (scholing, diplomering, EVC) als middel voor duurzame plaatsing. Voor diepgaande (loopbaan)begeleiding is bij de CWI’s geen plaats, daarvoor moet de burger naar private organisaties zoals reïntegratiebureaus en loopbaanbureaus. Transparantie Vanuit het gezichtpunt van de burger is niet veel te zeggen over de transparantie van dienstverlening. Dat het CWI, UWV of LWI het aanspreekpunt is voor mensen die werk zoeken is zal wellicht duidelijk zijn. Dat men loopbaanbegeleiding kan krijgen en wat dan de aard daarvan is zal doorgaans pas duidelijk worden als men noodgedwongen met het CWI of UWV in aanraking is gekomen. Verder zijn de leerwerkloketten niet alleen voor werkzoekenden bedoeld, maar hebben deze nadrukkelijk ook een functie voor werkenden. De vraag is of werkenden gebruik maken van deze dienstverlening (of überhaupt welke doelgroepen deze dienstverlening gebruiken). In het rapport van de commissie Bakker worden de LWI’s genoemd : Locatie Leren en Werken. Hier lijkt een éénloketgedachte achter te zitten voor alle diensten die in het kader van CWI/UWV worden aangeboden. Het gedachtegoed van de Commissie Bakker is vooralsnog echter nog een ambitie zonder bijbehorende financiering. Monitoring De CWI heeft een monitoring op het aantal klanten dat van hun dienstverlening gebruik maakt, ook van de Competentie Test Centra. De waardering van de clienten van de CTC wordt eveneens gemonitord, deze is hoog. De duale en EVC trajecten van de Projectdirectie zijn eveneens gemonitord. Een leerervaring voor landelijke beleidsmakers is dat de intentieverklaringen onvoldoende garanties bieden voor duurzaamheid en dat samenwerking instabiel blijft.
Euroguidance, 2008
7
2.2
Reïntegratie- en loopbaanbureaus
Om aan de vraag naar loopbaanbegeleiding te kunnen voldoen zijn er in de private sector diverse aanbieders van loopbaanbegeleiding actief. Het gaat hier om een verschillende organisaties en kleine zelfstandigen waarbij sommigen zich alleen focussen op loopbaanbegeleiding terwijl het bij anderen onderdeel is van een groter aanbod op het gebied van HRD (OECD:2002). Een paar grote werkgevers hebben mobiliteitscentra voor hun werknemers opgezet. In deze centra werken vaak human resource development (hrd) medewerkers die worden ondersteund door externe consultants. De meerderheid van deze centra is voornamelijk gericht op interne mogelijkheden voor medewerkers maar soms is het mogelijk voor werknemers om ook te kijken naar externe mogelijkheden (OECD: 2002). Verder hebben veel organisaties het beleid om regelmatig ontwikkelingsgesprekken te houden. Dit wordt ondersteund met het door de overheid gesubsidieerde Investors in People (IiP) programma. Dit programma biedt een kwaliteitscertificaat voor bedrijven die investeren in ‘employability’ van hun werknemers en die loopbaan adviseurs gebruiken.
2.3
Sectorfondsen en sectorale initiatieven
In deze paragraaf wordt sectorale loopbaanbegeleiding besproken. Er wordt gekeken naar loopbaanbegeleiding vanuit sectorfondsen en diverse sectorale initiatieven in de private sector worden besproken. 2.3.1
Sectorfondsen
Sectorfondsen zijn stichtingen die door sociale partners worden bestuurd en die tot doel hebben de werking van de sectorale arbeidsmarkten te optimaliseren. Het zijn private organisaties. Voor een deel zijn de doelstellingen van de sectorfondsen nauw gerelateerd aan loopbaanbegeleiding, bijvoorbeeld scholing, het bevorderen van de intersectorale mobiliteit of het stimuleren van het behoud van personeel. Een meerderheid van de sectorfondsen geeft aan activiteiten te ontwikkelen op het gebied van loopbaanontwikkelingen. Wat dit concreet inhoudt is echter niet duidelijk en of loopbaanbegeleiding in de een of andere vorm hier deel van uitmaakt is eveneens onbekend. De fondsen geven aan dat het voor hen heel moeilijk is vast te stellen, waarop de activiteiten in praktijk gericht zijn.
2.3.2
Sectorale initiatieven
In de private sector zijn enkele goede voorbeelden van de sectorale aanpak rond loopbaantransities. Bij het Sociaal Fonds Parket bestaat de mogelijkheid om een extern loopbaanadvies te laten financieren. Bij het Rijk bestaat een reductiedoelstelling van 15.000 ambtenaren. Daarbij mogen geen gedwongen ontslagen vallen. Het A+O Fonds Rijk heeft veel geïnvesteerd in (intersectorale) mobiliteit van rijksambtenaren, zoals het in beeld brengen van loopbaanpaden, het experimenteren met een digitaal instrument, functiegericht onderzoek, onderzoek naar fuikfuncties, onderzoek naar regionale netwerken en samenwerking in de keten, onderzoek om gebruik van de digitale
Euroguidance, 2008
8
mobiliteitsbank te stimuleren, uitgave boekje met testimonials, enzovoort.Of actieve loopbaanbegeleiding hier deel van kan uitmaken is niet bekend.. Gedurende 2004-2005 werd in de bouw- en infrasector een project uitgevoerd waar loopbaanontwikkeling en scholing per sector aan elkaar werden gekoppeld. Doel van het project was de preventie van uitval en de ontwikkeling van werknemers. Het project werd gedragen door werkgevers en werknemers. De koppeling werd vormgegeven door speciaal daartoe opgeleide trajectadviseurs. Deze werkten vanuit ‘loketten’ binnen verschillende regio’s. Inmiddels is het project omgezet naar een regeling die in de CAO is opgenomen. Hoewel het hier dus een sectoraal initiatief betrof, geldt het toch als voorbeeld voor intersectorale mobiliteit. De bouwsector kent immers uiteenlopende onderdelen als utiliteitsbouw, weg- en waterbouw, steigerbouw enzovoort. Uitstroom naar een ander onderdeel van de branche heeft daardoor vaak impact als uitstroom naar een baan buiten de sector. Bovendien werd in de aanpak ook uitdrukkelijk de mogelijkheid van uitstroom naar een andere sector meegenomen. De schildersbranche is de tweede sector die op een dergelijke manier loopbaanbegeleiding aanbiedt. In ander sectoren (zorg, dakdekkers, penitentiaire inrichtingen, ziekenhuizen) worden projecten ontwikkeld. In een traject speelt inhoudelijke loopbaanbegeleiding een grote rol, niet alleen de toeleiding naar werk of een testbatterij. De trajectbegeleiders zijn hiervoor speciaal opgeleid en hebben tevens de rol van intermediair tussen werknemers, bedrijven en de arbeidsmarkt. De overheid zou dergelijke sectorale initiatieven kunnen stimuleren en doet dit ook in beperkte mate. De overheid zou met nadruk een rol kunnen spelen bij het wegnemen van wettelijke belemmeringen bij intersectorale loopbaantransities. De aandacht voor intersectorale mobiliteit is er wel getuige het rapport ‘loopbanen zonder grenzen’ dat het bureau Astri in opdracht van het Ministerie van SZW heeft uitgevoerd., en waarin een twaalftal pilots wordt gekeken. De pilots laten onder andere zien dat veel werknemers zich niet bewust zijn van hun mobiliteitskansen in het algemeen, en van een overstap naar een andere sector in het bijzonder. De verantwoordelijkheid voor het denken over de eigen loopbaan is veelal gering, mede door een gebrek aan kennis over de beschikbaarheid en toepassing van loopbaaninstrumenten. Het ministerie van SZW heeft aandacht voor werk-naar werk trajecten met name bij massaontslagen. Het Mobiliteitscentrum Automotive (MCA) , het uitstroomtraject van Nedcar heeft als voorbeeldproject hiervoor gefungeerd. In dit project waren het CWI en UWV de trekkers. De aandacht blijkt uit een notitie van Donner uit 2007. Onduidelijk is echter hoe het Ministerie van SZW haar rol in dit soort projecten ziet, of in loopbaanbegeleiding hierin.
Het lijkt erop dat de verantwoordelijkheid voor loopbaanbegeleiding bij de regionale samenwerkingverbanden wordt gelegd, in lijn met de filosofie die bijvoorbeeld in de notitie Van Werk naar Werk wordt verwoord : De verantwoording [voor van Werk naar Werk Trajecten] ligt bij werkgevers en werknemers in bedrijven en instellingen. Werkgevers- en werknemersorganisaties op landelijk, sectoraal en regionaal niveau kunnen daarbij een ondersteunende en faciliterende rol spelen. Begeleiding is dus niet voor werknemers in alle sectoren toegankelijk en transparant.
Euroguidance, 2008
9
2.4
CAO’s
In een aantal CAO’s waaronder de schilders en de CAO voor bibliotheek medewerkers is een paragraaf opgenomen waarin het recht op loopbaanbegeleiding is opgenomen (OECD:2002). Vakbonden, bijvoorbeeld het CNV en FNV bieden voor hun leden diensten aan op het gebeid van loopbaanbegeleiding. Ook hier is onduidelijk om wat voor soort loopbaanbegeleiding het dan gaat en wat de kwaliteit ervan is.
3 Loopbaaninformatie In 1992 hebben de ministeries van onderwijs en werkgelegenheid hun informatie en materietaalontwikkeling activiteiten overgedragen aan het LDC. In eerste instantie werd LDC volledig gesubsidieerd maar in de loop van de tijd is de hoogte van deze subsidies verminderd om in 2002 volledig tot nul te worden gereduceerd. (OECD:2002) De rol van het LDC als informatievoorziener zoals in het OECD rapport genoemd is afgebouwd. De LDC is indirect nog wel leverancier van gegevens aan het CWI en daardoor ook van de gegevens zoals ze in de lerenenwerken portal zijn opgenomen. Dit is niet transparant. Inmiddels heeft de overheid een deel van de informatievoorziening weer gecentraliseerd: De overheid heeft de informatie over werk en opleidingen gebundeld in de portal lerenenwerken.nl. De bedoeling van deze portal is alle informatie over opleidingen en beroepen samen te brengen. De portal biedt oriëntatie op opleiding en werk en is gemaakt in opdracht van de landelijke overheid. Initiatiefnemers zijn de directie BVE van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Taskforce Jeugdwerkloosheid en de Projectdirectie Leren & Werken. In de portal worden bestaande informatiebronnen geïntegreerd: delen van www.werk.nl (CWI), studiekeuze123.nl etc. De portal wil zich profileren door een telefonische helpdesk en informatieverspreiding via de leerwerkloketten. Het model is naar de Britse Learndirect model. Echter wel met aanzienlijk beperkter middelen en communicatiebudgetten. Op de website www.studiekeuze123.nl kunnen opleidingen binnen het hoger onderwijs met elkaar vergeleken worden op basis van 90 criteria, uiteenlopend van de kwaliteit van de opleiding, studentenoordelen over docenten, bruto startsalaris tot de gemiddelde kamerhuur per studentenstad of het aantal kroegen. Op de website van het Kenniscentrum EVC is een Register van Erkende aanbieders EVC te vinden. De bedrijven die in dit register zijn opgenomen hebben zich verbonden te werken volgens de Kwaliteitscode EVC.
Transparantie Niet echt duidelijk is welke bronnen onderliggend zijn aan de portals. Als de site www.werk.nl van het CWI is opgenomen, welke onderdelen dan precies?
Euroguidance, 2008
10
Eveneens is niet duidelijk wat de overlap is tussen de verschillende onderliggende websites of wat de lacunes zijn. Voor het onderdeel opleidingen wordt niet gekeken naar bedrijfsopleidingen, nonformele opleidingen etc. Is deze focus duidelijk voor bezoekers? Doordat de site uit verschillende websites is opgebouwd zal dit altijd een aandachtspunt zijn, een geïntegreerd en dekkend systeem dat voor burgers gemakkelijk te begrijpen is zoals bijvoorbeeld het Amerikaanse O*Net (www.onetknowledgesite.com) zal dit nooit kunnen zijn.
Kwaliteit De kwaliteit van de gegevens is niet duidelijk. Het lijkt erop dat de instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor het correct bijhouden van hun gegevens. Verder is niet duidelijk wat de effecten zijn van de diverse websites. Is de geboden informatie ook dat waar de burger / student behoefte aan heeft? In de portal lerenenwerken bijvoorbeeld ontbreekt vooralsnog informatie over non-formele opleidingen, bedrijfsopleidingen terwijl dit in het kader van een leven lang leren informatie zou kunnen zijn waar de burger behoefte aan heeft.
4 Relevante ontwikkelingen loopbaanbegeleiding in Nederland In dit onderdeel is een overzicht opgenomen van de huidige ontwikkelingen in Nederland waarin loopbaanbegeleiding een belangrijke rol zou kunnen spelen / speelt.
4.1
Plan van aanpak projectdirectie Leren en Werken
4.2
Rapport Commissie Bakker
4.3
Voortijdig schoolverlaters en aansluiting onderwijs arbeidsmarkt
Voortijdig schoolverlaters In 2006 startte het kabinet de Aanval op de Uitval. Het huidige streven is niet meer dan 35.000 nieuwe schooluitvallers in 2010. In 2002 waren het er nog 71.000. Hiervoor heeft het kabinet in van 81 miljoen euro in 2006 tot 270 miljoen in 2010 beschikbaar gesteld. [NB: op dezelfde site staan 2 verschillende bedragen en ambities]. Scholen, gemeenten, RMC’s, zorginstellingen, de werkgevers, de rijksoverheid, CWI’s, politie, justitie, ouders en kinderen moeten gezamenlijk de schooluitval aanpakken. Inmiddels is de kwalificatieplicht ingevoerd, de registratie van schooluitval sterk verbeterd en zijn convenanten gesloten met de 14 RMC-regio’s met de hoogste uitval. Acties worden gedaan in samenwerking met de partners in de regio’s, aangezien zij weten wat er lokaal nodig is om de uitval verder terug te dringen. Het accent ligt op preventie: jongeren binnen de school houden en betere aansluiting bij de overgang van schooltypen. Speerpunten van de Aanval op Schooluitval zijn: extra aandacht voor een soepele overgang van vmbo naar mbo, betere loopbaanbegeleiding,
Euroguidance, 2008
11
betere zorg op school, meer aandacht voor ‘doe-scholieren’, maatwerk. Ook komen er nieuwe convenanten met alle RMC-regio’s. OCW onderkent dat scholen vaak niet in staat zijn goede loopbaanbegeleiding te bieden aan leerlingen, wat wel noodzakelijk is om uitval te voorkomen. OCW helpt, door samenwerking tussen scholen en bedrijfsleven te stimuleren, door verspreiding en verankering van goede voorbeelden, en professionalisering van begeleiders: zo wordt aan de branche zelf gevraagd kwaliteitskenmerken op te stellen. Om het verzuim (vaak een voorloper van uitval) goed in beeld te krijgen werken OCW en de IBgroep aan een digitaal loket: scholen melden hun verzuimgegevens straks bij één digitaal loket, dat vervolgens de juiste gemeente (RMC en Leerplicht) op de hoogte stelt; dat scheelt scholen veel werk én levert betrouwbare gegevens. Een aantal gemeenten en scholen testen het loket nu uit; bij positief resultaat gaat het digitaal loket vanaf schooljaar 2008/9 landelijk van start. In 2005 heeft het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven de mbo-bekostiging geëvalueerd. Dit heeft geleid tot de invoering van een tweede teldatum van leerlingen (per 1 februari 2008). Dat moet instellingen prikkelen tot het voorkomen van voortijdige, ongediplomeerde schooluitval. Daarnaast wordt onderzocht of het mogelijk is jongeren die langdurig verzuimen zonder geldige reden en dreigen uit te vallen bij de les te houden door ze te korten op hun studiefinanciering. (Uit: werken aan vakmanschap; strategische agenda BVE 20082011). Op de website www.voortijdigschoolverlaten.nl heeft de overheid de informatie over de aanval op voortijdig schoolverlaten gebundeld. Op deze site worden met name de plannen van OCW gepresenteerd en is hiermee niet geschikt voor (ouders van) eventueel uitvallende leerlingen. Op de website www.kennisnet.nl wordt enige aandacht besteed aan het onderwerp schooluitval; deze is wel gericht op ouders van schoolgaande leerlingen. Dus: kabinet heeft geld vrijgemaakt. Kwalificatieplicht is ingevoerd. Uitvoering van de aanval op uitval ligt op decentraal niveau. Loopbaanbegeleiding EU: In 2004 hebben de Europese onderwijsministers een resolutie ondertekend waarin het recht van elke burger op loopbaanbegeleiding wordt erkend. Zo krijgt LOB in toekomstig EU-programma een belangrijke plek. Dit omdat het de link vormt tussen onderwijs en arbeidsmarkt. DG Onderwijs en DG Arbeid van de EU trekken hierin samen op. De integrale visie sluit aan bij deze ontwikkelingen. (“LOB van curatief naar continue”) NL: Volgens de inmiddels opgeheven Taskforce Jeugdwerkloosheid heeft als belangrijkste knelpunt de tijd en begeleiding die leerlingen krijgen voor oriëntatie op beroep en opleiding genoemd. Dit krijgen zij veel te weinig. Tevens signaleert de Taskforce dat LOB (Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding) te geïsoleerd is binnen de instellingen. Volgens Meijers c.s. komt LOB niet goed van de grond en is doorgaans gericht op de eigen schoolorganisatie in plaats van op de loopbaan van de leerling. Om succesvol te zijn moeten scholen LOB in nauwe samenwerking met andere onderwijssectoren en bedrijfsleven organiseren. Hierbij moet de loopbaan van de leerling centraal staan. (“LOB van curatief naar continue”) Volgens de website www.voortijdigschoolverlaten.nl helpt OCW scholen om goede loopbaanbegeleiding te bieden. Dit door samenwerking tussen scholen en bedrijfsleven te
Euroguidance, 2008
12
stimuleren, door verspreiding en verankering van goede voorbeelden en professionalisering van begeleiders.
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt Goede doorstroom van onderwijs naar arbeidsmarkt vindt zijn oorsprong in de studiekeuze van leerlingen. Uit onderzoek van de Rekenkamer blijkt dat onderwijsinstellingen (MBO) leerlingen weinig informeren over het arbeidsmarktperspectief van een opleiding, terwijl relatief veel leerlingen zeggen dat zij hier wel informatie over zouden willen krijgen. (“BPV in het MBO”, pag 12) Volgens het ROA (“Voorlichting en begeleiding… maart 2008) speelt informatie over de latere mogelijkheden op de arbeidsmarkt geen rol bij het kiezen voor bepaalde vakken of profielen op havo en vwo. Wel blijkt goede informatie over kansen op werk positief samen te hangen met het veranderen van de profielkeuze gedurende de opleiding. Mogelijk is informatie van kansen op werk een reden om de profielkeuze aan te passen, maar komt deze informatie te laat beschikbaar. Ook bij de keuze voor een vervolgopleiding wordt weinig aandacht besteed aan de arbeidsmarktmogelijkheden. Een gebrekkige studie- of beroepskeuze is één van oorzaken van voortijdig schoolverlaten en voortijdig afhaken van studenten in het hoger onderwijs. Een keuze die niet aansluit bij de vraag op de arbeidsmarkt kan bovendien leiden tot problemen met het vinden van een baan of stage. Ook vanuit de vraagzijde van de arbeidsmarkt is er belang bij een goed doordachte studiekeuze. De arbeidsmarkt is krapper dan ooit; jonge mensen moeten zo snel mogelijk op het voor hen hoogst haalbare niveau worden opgeleid, in een richting die aansluit bij hun talenten en de vraag op de arbeidsmarkt. (‘Voor de keuze’ Voorstellen…”. RWI) Per 1 augustus 2007 is de kwalificatieplicht ingevoerd. Jongeren zijn volledig leerplichtig tot het einde van het schooljaar waarin ze 16 jaar worden. Daarna gaat de leerplicht door totdat een startkwalificatie is behaald. CWI zal met Ingrado zorgdragen voor een adequate uitvoering van deze regelgeving. In het voorjaar van 2008 hebben 29.000 jongeren onder de 27 jaar een bijstandsuitkering. 68% daarvan heeft geen startkwalificatie. Met de werkleerplicht wordt het recht op bijstand voor deze jongeren afgeschaft. In plaats daarvan komt er een afdwingbaar recht op een werk/leeraanbod. Het doel hiervan is het bevorderen van een duurzame arbeidsparticipatie van jongeren tot 27 jaar. Daarmee moet worden voorkomen dat jongeren een beroep moeten doen op bijstand of afhankelijk blijven van een uitkering. (Uit: werken aan vakmanschap; strategische agenda BVE 2008-2011).
CWI heeft een preventieve verantwoordelijkheid als het gaat om het voorkómen van werkloosheid. Het kiezen van een goede (beroeps)opleiding met perspectief op de arbeidsmarkt vindt plaats op school. CWI wil een rol spelen in de ondersteuning van scholen om de overgang tussen onderwijs en arbeidsmarkt te faciliteren. De ondersteuning van CWI aan scholen bestaat onder andere uit het aanbieden van lessen (solliciteren), het bieden van ondersteuning bij studie- en beroepskeuze (door het aanbieden van competentietests) en door het geven van informatie over de (regionale) arbeidsmarkt (ontwikkelingen en perspectieven). (CWI als schakel tussen onderwijs en arbeidsmarkt). Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verstevigen worden in samenwerking met de projectdirectie Leren en Werken in alle arbeidsmarktregio’s Leerwerkloketten ingericht in de frontoffices. In de Leerwerkloketten wordt de toegang georganiseerd naar duale trajecten en stageplaatsen. (CWI als schakel tussen onderwijs en arbeidsmarkt).
Euroguidance, 2008
13
In 2008 heeft de Commissie Arbeidsparticipatie (Commissie Bakker) een advies uitgebracht ten behoeve van het verhogen van de arbeidsparticipatie in Nederland. De commissie heeft hiertoe 42 voorstellen geformuleerd. Voorstel 38 heeft betrekking op de samenwerking loopbaancentra en LWI’s. Volgens de commissie zijn de loopbaanadviezen nog onvoldoende. Dit komt mede door de versnippering van voorzieningen: loopbaancentra zijn over het hele land verdeeld. Het advies van de commissie is zorgen voor een intensieve samenwerking tussen loopbaancentra en de uitvoerders van sociale zekerheid (LWI), zodat loopbaanadviezen en reïntegratie op elkaar aansluiten. Gevolg moet zijn dat werkzoekenden terecht komen op de plekken die echt bij hen passen en die voor hen de meeste perspectieven bieden. Visiedocument LOB [In rapport commissie bakker Introduceer bindende studieadviezen door scholen en borg dat zij meer investeren in een goede en structurele loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleiding van leerlingen. Hierdoor zullen minder leerlingen een studie kiezen die niet bij hen past of waarvoor de kansen op de arbeidsmarkt beperkt zijn en kan voortijdige schooluitval worden voorkomen. (Invoering mogelijk in 2010)] [Dit document is ook in het Engels beschikbaar]
4.4
EVC
EVC staat hoog op de agenda van PLW. EVC (Erkennen Verworven Competenties) beoogt de erkenning, waardering en ontwikkeling van wat een individu heeft geleerd op school, thuis of op het werk. Via een EVC-procedure kunnen mensen hun ervaring, kennis en vaardigheden helder in beeld brengen. EVC maakt talenten zichtbaar zodat deze beter benut kunnen worden. Het is een belangrijk middel om gestalte te geven aan een leven lang leren. Tot 2005 werd EVC op bescheiden schaal toegepast. Met de start van de PLW in dat jaar en haar doelstelling om in 2 jaar 20 duizend EVC trajecten te realiseren (is dit juist?), heeft EVC een vlucht genomen. Deze doelstelling is echter niet gehaald. In 2006 is een kwaliteitscode EVC ondertekend door het totale beroepsonderwijs, werkgevers en werknemers. Het doel van de kwaliteitscode is het bieden van een standaard voor aanbieders van EVC. In het ‘Register van Erkende EVC-aanbieders’ zijn erkende aanbieders opgenomen. Burgers en werkgevers hebben via internet inzage in deze aanbieders en kunnen zo zelf uitzoeken waar zij terecht kunnen voor een procedure op maat. In 2008 is een grote publiekscampagne voor EVC van start gegaan: “weet waar je staat met je ervaringscertificaat”. Doel is meer bekendheid aan EVC te geven. EVC breidt zich steeds verder uit. Zo gaat EVC ingezet worden voor vrijwilligers in vrijwilligersorganisaties; om de ontwikkelde competenties van vrijwilligers te waarderen. De Nationale Jeugdraad en EVC-expert Steunpunt Scouting Gelderland starten een project voor EVC in het vrijwilligerswerk. VWS en OCW ondersteunen dit project. EVC wordt in de toekomst niet alleen ingezet voor werknemers boven de 23 jaar. EVC zal ook worden ingezet voor werkende jongeren tussen de 18 en 23 jaar die geen startkwalificatie hebben en niet bezig zijn er een te halen. Er is een denktank met deskundigen gevormd die zich richt op bepaalde beleidsvragen. Eén van de thema’s die de denktank zal onderzoeken is of het wenselijk en effectief is om bepaalde rechten, zoals het recht op EVC, vast te leggen in cao’s. Dit komt voort uit het feit dat Leren en Werken zich nauwelijks heeft beziggehouden met het individu. Het idee achter het stimuleren van het individu is
Euroguidance, 2008
14
dat mensen zelf de verantwoordelijkheid nemen om zich te blijven ontwikkelen. De ILR (Individuele Leerrekening) zou hier een uitwerking van kunnen zijn.
EVC is een van de thema’s van de projectdirectie Leren en werken. Door middel van convenanten worden afspraken met regionale partners gemaakt over aantallen EVC-trajecten. De decentrale visie staat ook hier centraal, minstens zo belangrijk als de kwantitatieve opbrengst is dat in de regio’s een fundament is gelegd voor duurzame samenwerking tussen werkgevers, werknemers, werkzoekenden, scholen, uitkeringsinstanties en kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Dit blijkt nog een moeizaam proces te zijn (Westerhuis, 2008). Vanuit bestuurlijk perspectief constateert Westerhuis : “Het programma duale en EVC-trajecten kan als experiment worden zien dat de sterktes en zwaktes van de Nederlandse leven lang leren infrastructuur blootlegt. Sterk is dat in branche en regio partijen elkaar snel vinden. Er zijn veel initiatieven op het terrein van een leven lang leren. Door de veelheid van projecten en initiatieven kan ervaringsaccumulatie ontstaan; men komt immers nagenoeg altijd bij dezelfde partijen uit. Hier zit echter meteen ook de zwakte. Zwak is dat er een bestuurlijke laag op het terrein van een leven lang leren ontstaat die zich aan een veelheid aan initiatieven committeert maar niet actief stuurt op het vertalen van dat commitment in ’vaste routines van de eigen organisaties’4. Zowel op het niveau van samenwerkingsverbanden als op het niveau van organisaties wordt aan veel begonnen, maar slijpt weinig duurzaam in. “ Deze analyse is in feite van toepassing op loopbaanbegeleiding in zijn geheel. Overigens is onduidelijk in hoeverre in EVC procedures loopbaanbegeleiding een rol speelt. Voorzichtig zou gezegd kunnen worden dat diepgaande loopbaanbegeleiding van grote waarde zou kunnen zijn in EVC procedures maar dat daarvan in de praktijk niet of nauwelijks sprake is.
4
De term is van Olaf McDaniel en Bert Wanders.
Euroguidance, 2008
15
5 Conclusies 5.1
OECD - Conclusies
The potential strengths of the Dutch guidance system include: (a) The extent and quality both of labour market information and of consumer information, for use in guidance. (b) The formal affirmation within the vocational education system of the central importance of the student’s career path. (c) The emergent market in career guidance and information services created by the policy of decentralisation and marketisation: still limited and fragile, but with potential for development. (d) The network of Centres for Work and Income, alongside the werk.nl website and the proposed customer support centre. The potential weaknesses include: (a) The limited attention attached to career guidance, and particularly to contacts with the labour market, within the general education part of the education system. (b) More generally, the fragmented nature of the guidance system as a whole: arguably, it is not currently a system at all, in any meaningful sense, but a series of disconnected entities. (c) The lack of accountability, monitoring and quality assurance: this is particularly evident in relation to schools, but is an issue in all sectors. (d) The lack of clarity regarding the role of government within a decentralised and marketised system. 78. The aim of our various suggestions has been to reinforce these potential strengths and address these potential weaknesses.
5.2
Update conclusies
De structuur van loopbaanbeleid in Nederland is nog steeds gefragmenteerd. Wel zijn er sinds 2002 hoopvolle ontwikkelingen ingezet. De projectdirectie leren en werken, de competentie test centra. De aandacht voor loopbaanbegeleiding lijkt almaar groter te worden. Wat ontbreekt is een gezamenlijke begripsvorming en visie op wat loopbaanbegeleiding is en inhoudt. Daardoor is onduidelijk wat onder loopbaandiensten wordt verstaan. De indruk is dat het meestal gaat om het plaatsen van mensen naar werk, niet om begeleiding die mensen leert duurzame keuzes te maken. Verder is in Nederland geen structuur die de kwaliteit van loopbaanbegeleiders bewaakt. Met name in de private sector is hierin veel onduidelijkheid. Vanuit het perspectief van de burger ontbreekt ook het overzicht van waar je terecht moet en wat voor soort loopbaanbegeleiding je dan kunt verwachten. Het visiedocument van het Ministerie van OCW geeft een aanzet door de loopbaankeuze te vergelijken met een routekaart. Er is echter geen spoorboekje voor de routes die burgers kunnen volgen om bij adequate loopbaanbegeleiding te komen. Het visiedocument zou wel een aanknopingspunt kunnen zijn om loopbaanbegeleiding in het kader van een leven lang leren vorm te geven.
Euroguidance, 2008
16
Literatuur RWI (2008a). ‘Voor de keuze’ : Voorstellen voor een betere studie- en beroepskeuzebegeleiding Borghans, L., Coenen, J., Golsteyn, B., Huijgen, T., & Sieben, I. (2008). Voorlichting en begeleiding bij de studie- en beroepskeuze en de rol van arbeidsmarktinformatie. Maastricht : ROA Ministerie van OCW (2008a). Aanval op schooluitval. Uitvoeren en doorpakken Projectdirectie Leren en Werken (2008). Plan van aanpak Leren en werken 2008-2011 Ministerie van OCW (2008b) . Werken aan vakmanschap : strategische agenda beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2008-2011 CWI (2007). CWI als schakel tussen onderwijs en arbeidsmarkt CWI (2008). Jaarverslag 2007 Informatie werk-naar-werktrajecten bij massaontslagen. J.P.H. Donner. Ministerie van SZW. 31 aug 2007 Commissie Arbeidsparticipatie (2008). Naar een toekomst die werkt : Advies Commissie Arbeidsparticipatie, 2008 Raad voor Werk en Inkomen (2008c). Van Werk Naar Werk. Activiteiten voor met werkloosheid bedreigde werknemers, de rol van O&O-fondsen en intersectorale mobiliteit, Den Haag : RWI Werk op maat : Curatieve Van Werk Naar Werk-activiteiten in de praktijk, EIM 2008 Loopbanen zonder grenzen. Eindevaluatie projecten intersectorale mobiliteit en toekomstverkenning. Bureau Astri, 2007 Loopbaanoriëntatie en -begeleiding in de bve-sector. Over de beschikbaarheid en wenselijkheid van kwaliteitsindicatoren en een kwaliteitsstandaard of -keurmerk. CINOP, 2003 Visiedocument “LOB van curatief naar continue”. Ministerie van OCW, 2008 OECD (2004). Career Guidance and Public Policy : BRIDGING THE GAP. Paris : OECD OECD (2002). OECD Review of Career Guidance Policies : Netherlands Country Note. Paris : OECD OECD (2002). OECD Review of Career Guidance Policies : Netherlands National Questionnaire. Paris : OECD Ministerie van Economische Zaken (2005). Nationaal Hervormingsprogramma Nederland 20052008 in het kader van de Lissabonstrategie. Den Haag : Ministerie van EZ
Euroguidance, 2008
17
Onderwijsraad (2003). Werk maken van een leven lang leren. Advies. Den Haag : Onderwijsraad Westerhuis, A. (2008). Monitoring duale en EVC-trajecten PLW. Den Bosch : CINOP Eimers, T., Nieuwenhuis, L., & Westerhuis, A. (2004). Een leven lang leren: de leervraag centraal? : Jaarboek 2004, Den Bosch : CINOP Raad voor Werk en Inkomen (2008b). Een open en flexibele infrastructuur voor Leven lang leren. http://www.rwi.nl/CmsData/File/2008/Leven_lang_leren_feb_08_DEF.pdf. Donker van Heel, P., van Velden, J., Siegert, J., Groenendijk, R., de Kogel, M., Sincer, E. (2008). Hoe werken sectorfondsen. Rotterdam : Ecorys
English Translations: National reform Programme in the Netherlands 2005-2008 http://www.minez.nl/dsc?c=getobject&s=obj&objectid=143657&!dsname=EZInternet&isapidir=/gvisapi/ Progress Report 2006 on the National Reform Programme for the Netherlands 2005-2008 as part of the Lisbon Strategy http://www.lex.unict.it/eurolabor/documentazione/altridoc/pnr2006/Olanda06.pdf Contribution of the Dutch social partners to the 2005-2008 National Reform Programme in the context of the Lisbon strategy http://www.stvda.nl/_uploads/nota_20050900_engels.pdf Contribution of the Dutch social partners to the 2005-2008 National Reform Programme in the context of the Lisbon strategy (update 2005/2006) http://www.stvda.nl/_uploads/nota_20061000_engels.pdf A life long of learning: learners in focus? Year Book 2004 http://www.cinop.nl/expertisecentrum/docs/pdf/A00238.PDF Carrying on with Learning & Working. Plan of approach 2008–2011 First throw (Worp) Plan Working group Vision document (Visiedocument) “Career Orientation and Guidance (COG) (Loopbaanoriëntatie- en begeleiding, LOB) from curative to continuous” ‘Faced with a choice’ : Proposals for better educational and vocational guidance. Centre for Work and Income (Raad voor Werk en Inkomen). March 2008
Euroguidance, 2008
18
Bijlage 1 - begripsbepaling In het schematisch overzicht (figuur 1.1) wordt aangegeven wie de aanbieder is van de dienstverlening of informatievoorziening, in welke vorm het aangeboden wordt en voor wie de dienstverlening of informatievoorziening wordt aangeboden. Verder zijn er ook opmerkingen en hiaten opgenomen. Bij deze opmerkingen en hiaten wordt er gekeken naar de transparantie, toegankelijkheid, kwaliteit & monitoring van de dienstverlening of informatievoorziening. De betekenis van deze begrippen is ontleend aan Cedefop (2005)5. Onder transparantie wordt verstaan: “de aard van de aangeboden begeleidingsdienst(en) is onmiddellijk duidelijk voor de burger” Onder toegankelijk wordt verstaan: “de aangeboden begeleiding is toegankelijk, flexibel en gebruiksvriendelijk. Dit kan face-to-face zijn, telefonisch, per e-mail uitbreidend en is beschikbaar op de tijdstippen en plaatsen volgens de behoeften van de burgers”. Onder monitoring wordt verstaan de mate waarin er controle is op de dienstverlening. In de publicatie van Cedefop (2005) wordt beschreven dat het van belang is het kwaliteitsaanbod voor burgers te garanderen. Kwaliteit wordt onderverdeeld in 4 criteria: -
Geschiktheid van de begeleidingsmethoden
-
Voortdurende verbetering
-
Recht op herstel
-
Bekwaam personeel
In dit onderzoek ligt de focus voor kwaliteit op de bekwaamheid van personeel. Hierbij is het van belang dat het begeleidende personeel nationaal erkende bekwaamheden heeft om de behoeften van de burgers te identificeren en aan te pakken, en waar nodig om de burgers door te verwijzen naar een betere voorziening / dienst (Cedefop:2005). OECD 2002 mbt kwaliteit: If individuals, employers and/or the state are to be encouraged to invest in professional guidance services, whether through ILAs or in other ways, mechanisms need to be in place to assure the quality of such guidance. This will then create the consumer confidence necessary to grow the market. There are two aspects to such quality assurance. The first is to assure the competence of career guidance practitioners. There are a range of professional bodies in the field, and at least two registers of accredited practitioners (CMI and the Register Foundation established by the VBA) neither of which view the main training courses in the field as being adequate. We suggest that all the professional associations should be invited to come together to develop a common competency framework for the field as a whole, within which the similarities and differences between the various roles in the field
5
De beleidslijnen en systemen voor levenslange begeleiding verbeteren. Cedefop (2005). Vertaald
door Euroguidance Nederland http://www.cinop.nl/projecten/euroguidance/docs/A00343inhoud%20beleidslijnen%20en%20systemen.pdf
Euroguidance, 2008
19
could be clarified, and standards established for each of these roles in terms both of entry standards (the right to practise) and mastery standards, with a clear status for the available training provision. The second aspect of quality assurance is to assure the standards of service provision. This is an issue in all sectors, and again there could be merit in addressing it on a cross-sectoral basis. In addition, there is a need to develop a stronger evidence base for the field: this is especially important where a public interest is addressed through a decentralised and market-driven system. We have already suggested the need for stronger quantitative as well as qualitative data on the extent and quality of career education and guidance within the school system. Similarly, if – as we have argued – the private-sector provision is a matter of public concern, there is an urgent need to get a clearer picture of the range of organisations in this sector, the nature of the services they offer, and the scale of the services they deliver. In addition, there is a need for market research into individuals’ perceptions of their guidance needs and where and how far these are currently met. Finally, there is a need for outcome studies of the effectiveness of different kinds of guidance intervention, linked to the development of new tools and methods. To stimulate these and other studies, we suggest that a research programme and a university chair be established in career guidance. The chair would help to provide status and intellectual leadership for the field.
Euroguidance, 2008
20
Bijlage 2 – Beleidskaders In deze paragraaf worden de belangrijkste beleidskaders besproken die van invloed zijn op loopbaanbeleid of dat zouden moeten zijn. 5.2.1.1 Nationaal Hervormingsprogramma Nederland 2005-2008 Een belangrijk kader voor loopbaanbegeleiding wordt gevormd door het Nationaal Hervormingsprogramma Nederland 2005-2008 in het kader van de Lissabonstrategie van het Ministerie van Economische Zaken. Naast het Rijk zijn ook regionale en lokale partners betrokken geweest bij het samenstellen van dit programma. Het programma beschrijft 24 richtsnoeren verdeeld over macro-economisch beleid, microeconomisch beleid en werkgelegenheidbeleid. Loopbaanbeleid is het meest gerelateerd aan werkgelegenheidsbeleid. Verdeeld over diverse thema’s worden hieronder enkele relevante richtsnoeren genoemd: Richtsnoer n° 17 Ten uitvoer leggen van werkgelegenheidsbeleid dat gericht is op het bereiken van volledige werkgelegenheid, het verbeteren van de kwaliteit van het werk en de arbeidsproductiviteit en het versterken van de sociale samenhang Richtsnoer n° 18 Een benadering van het werk bevorderen die gebaseerd is op de levenscyclus Richtsnoer n° 19 Arbeidsmarkten creëren die integratie bevorderen, de aantrekkelijkheid van werken verhogen en werken financieel aantrekkelijk maken voor werkzoekenden, óók voor mensen met een achterstandspositie en mensen die niet actief zijn Richtsnoer n° 20 Beter inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt Richtsnoer n° 21 Flexibiliteit bevorderen zonder afbreuk te doen aan werkzekerheid en segmentering van de arbeidsmarkt verminderen, met de vereiste aandacht voor de rol van de sociale partners Richtsnoer n° 22 Erop toezien dat de arbeidskosten en de regelingen voor het vaststellen van de lonen zich ontwikkelen op een wijze die bevorderlijk is voor de werkgelegenheid Richtsnoer n° 23 Investeringen in menselijk kapitaal opvoeren en verbeteren Richtsnoer n° 24 Onderwijs- en opleidingsstelsels aanpassen aan de nieuwe behoeften op het gebied van vaardigheden Daarnaast geeft het programma specifieke maatregelen aan op het gebied van de aanpak van jeugdwerkloosheid en uitval , basisvaardigheden, de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt . Aandacht wordt besteed aan de rol van de sociale partners, het stimuleren van ondernemerschap en (werk)mobiliteit. Ministerie van Economische Zaken, 2005 [Dit rapport is ook in het Engels beschikbaar]. 5.2.1.2 Plan van aanpak Projectdirectie leren en werken 2008-2011 De interdepartementale projectdirectie Leren & Werken moet ervoor zorgen dat meer werkenden en werkzoekenden verder leren en dat het opleidingsniveau van de beroepsbevolking omhoog gaat. Activiteiten die in het actieplan 2008-2011 naar voren komen richten zich op het uitbreiden van de leerwerktrajecten (EVC en duaal), tekortsectoren, jongeren zonder startkwalificatie, moeilijk bemiddelbare werkzoekenden. Daarnaast moeten burgers en werkgevers beter bereikt worden door leerwerkloketten en de lerenenwerken portal.
Euroguidance, 2008
21
Projectdirectie Leren en Werken (2008).
5.2.1.3 Strategische agenda BVE De strategische agenda van Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie van OCW geeft het kader vanuit het middelbaar beroepsonderwijs. De thema’s van de agenda zijn : 1. Betere aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt 2. Verbeteren van de onderwijskwaliteit 3. Een betere aansluiting in de beroepskolom 4. Actieve en duurzame participatie aan onderwijs, arbeidsmarkt en samenleving 5. Meer samenhang in het educatiebeleid Met name de thema’s 1) 3) en 4) sluiten aan bij loopbaanbegeleiding en –beleid.
Ministerie van OCW (2008b)
5.2.1.4 Agenda ‘Een leven Lang Leren’ De dimensies en niveaus van de agenda van een leven lang leren (en daarmee ook van loopbaanbegeleiding) zijn hieronder in schema gezet:
Niveau van individu
Sociale dimensie
Economische dimensie
Sociale uitsluiting
Arbeidsmarktpositie, employability
Niveau van organisatie
Sociale innovatie (flexibiliteit,
Personeelsvoorziening,
HRM
innovatiekracht (lerende organisatie)
Niveau van samenleving
Sociale cohesie, bestrijding
Werkgelegenheid,
non-participatie, versterking
concurrentiekracht,
burgerschap
productiviteit
Eimers, T., Nieuwenhuis, L., & Westerhuis, A. (2004). [deze tekst is ook in het Engels beschikbaar]
5.2.1.5 Tweede leerweg (RWI) Een tweede leerweg moet voor meer werkenden en werkzoekenden een toegankelijke route voor (formele) kwalificatieverhoging en diplomering bieden. In Nederland ontbreekt het nog aan een samenhangende visie, beleid en acties met betrekking tot een tweede leerweg. Partijen willen hier meer werk van maken met gezamenlijke en afgestemde acties. Zij gaan werken aan een vanuit de regionale vraag naar kwalificaties geïnitieerde samenwerking waarin alle actoren, publiek en privaat, vanuit de eigen sterktes kunnen en willen bijdragen. De samenwerking is erop gericht om (regionaal) knelpunten in de arbeidsmarkt op te lossen en tegelijkertijd om mensen meer 'employable' te maken. De volgende ambities spelen een rol: •
de verdere ontwikkeling van de postinitiële onderwijsmarkt door ‘vraagsturing’;
•
de organisatie van maatwerktrajecten voor werkenden in het mbo en hbo;
•
de prikkeling tot maatwerk met postinitieel onderwijs;
Euroguidance, 2008
22
•
de verdere versterking van EVC.
Raad voor Werk en Inkomen (2008b) 5.2.1.6 Van Werk naar Werk (VWNW) (RWI) De RWI beschrijft activiteiten voor met werkloosheid bedreigde werknemers, de rol van O&O-fondsen hierin en intersectorale mobiliteit als oplossing. Deze activiteiten moeten ervoor zorgen dat werknemers zonder werkloos te worden (en dus zonder in een uitkeringssituatie terecht te komen) van baan naar baan gaan, als ze hun huidige werkkring gedwongen moeten verlaten of vrijwillig achter zich laten. Het rapport van de RWI wordt ondersteund door een onderzoek van de EIM. Het rapport wijst op preventieve en curatieve maatregelen die in dit kader genomen kunnen worden. Raad voor Werk en Inkomen (2008c)
5.2.1.7 Commissie Bakker Doel: kader: verwachte krapte op de arbeidsmarkt, iedereen moet meedoen. Recent verscheen het rapport van de Commissie Bakker over toekomstige arbeidsparticipatie. De commissie doet aantal aanbevelingen die op loopbaanbeleid betrekking hebben. Het is echter maar de vraag in hoeverre deze aanbevelingen door het kabinet overgenomen zullen worden. Eén knelpunt dat de Commissie signaleert is hoge voortijdige schooluitval en veel jongeren die van studie wisselen. Een belangrijke oorzaak hiervan is een verkeerde studiekeuze. Het onderwijsstelsel informeert jongeren onvoldoende over de inhoud en arbeidsmarktkansen van studies. Een ander knelpunt is dat Loopbaanadviezen nog onvoldoende zijn ; mede door de versnippering van voorzieningen: loopbaancentra zijn over het hele land verdeeld. Uit rapport commissie Bakker: Knelpunt: Loopbaanadviezen zijn nog onvoldoende; mede door de versnippering van voorzieningen: loopbaancentra zijn over het hele land verdeeld. Advies: Zorg voor een intensieve samenwerking tussen loopbaancentra en de uitvoerders sociale zekerheid (LWI), zodat loopbaanadviezen en reïntegratie op elkaar aansluiten. Effect: Werkzoekenden komen terecht op de plekken die echt bij hen passen en die voor hen de meeste perspectieven bieden.
Commissie Arbeidsparticipatie (2008) 5.2.1.8 Werk maken van een leven lang leren Dit advies van de Onderwijsraad richt zich op de verantwoordelijkheden die bij een leven lang leren spelen en op twee soorten maatregelen die voor de bevordering ervan van belang zijn: financiering van leeractiviteiten die tijdens de levensloop ondernomen worden en certificering van dergelijke activiteiten. De Onderwijsraad legt in dit advies de nadruk op het postinitieel leren. Een algemene boodschap is dat burgers zelf het initiatief voor hun leerproces in eigen handen moeten nemen, zij die dat niet kunnen (laaggeschoolden) moeten daarin worden begeleid. Onderwijsraad (2003).
Euroguidance, 2008
23