Lokale detailhandel in drugs in Antwerpen Een exploratief onderzoek Drugmonitor 2012 - 2013 Tom Decorte | Eline D’Huyvetter
Eerste druk: 2013 Gepubliceerd door Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen
[email protected] – www.antwerpen.be Ontwerp: Sarah Thienpont, OCMW Antwerpen © 2013, Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen, Antwerpen (België) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze: elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 978-90-817108-2-4 D/2013/5244/2 Verantwoordelijke uitgever: Marc De Bens, Lange Gasthuisstraat 33, 2000 Antwerpen
2
Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen Het Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen (SODA) is de stedelijke dienst die, inhoudelijk aangestuurd door OCMW Antwerpen, het drugbeleid van de stad Antwerpen vorm geeft en opvolgt via het organiseren van overleg tussen alle betrokken partners (hulpverlening, preventie, parket, politie, stedelijk beleid, bevolking, gebruikers). SODA heeft als doel in de stad Antwerpen: (1) het opstellen en opvolgen van beheersovereenkomsten en uitvoeringscontracten met projectuitvoerders; (2) het opzetten en aanjagen van overlegstructuren die de realisatie van de doelstellingen schragen; (3) het faciliteren en ontsluiten van gedeelde registratie en monitoring van drugsbeleidsgegevens; (4) het capteren van signalen uit het werkveld en de brede samenleving en ze omzetten in beleidsvoorbereidend werk voor lokale en bovenlokale overheden; en (5) het evalueren van uitgevoerde acties en projecten, desgevallend het bijsturen en formuleren van beleidsadviezen. Meer informatie over SODA en het drugbeleid van de stad Antwerpen is te vinden op: www.antwerpen.be/soda.
Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek Het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek (ISD) werd in 2002 opgericht en maakt deel uit van de Vakgroep Strafrecht en Criminologie van de Faculteit Rechten van de Universiteit Gent. Deze onderzoeksgroep streeft naar het verwerven en overdragen van kennis omtrent de sociaalepidemiologische aspecten van roesmiddelengebruik, -beleid en handel in roesmiddelen. Dat gebeurt vanuit een sociaalwetenschappelijke oriëntatie. Niet dus vanuit het klassieke strafrechtelijke of medische interpretatiekader, omdat criminalisering en pathologisering al te vaak tot ernstige tekortkomingen in de constructie van kennis leiden. Via het opzetten, uitvoeren en coördineren van kwalitatief en kwantitatief empirisch onderzoek op een methodologisch en theoretisch hoog niveau, streeft het ISD naar een verwetenschappelijking van het onderzoeksterrein 'drugs' en een beter inzicht in de complexiteit van roesmiddelengebruik. Het perspectief van de roesmiddelengebruiker zelf (the insider's view) krijgt daarbij de aandacht die het verdient.
Auteurs Tom Decorte is hoogleraar aan de Universiteit Gent in het vakgebied criminologie en coördinator van het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek (ISD). Hij publiceerde verscheidene boeken en vele artikelen omtrent roesmiddelengebruik. Eline D’Huyvetter is master in de criminologische wetenschappen. Zij is als wetenschappelijk medewerkster verbonden aan het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek.
Doelpubliek Dit rapport richt zich tot eenieder die geïnteresseerd is in de actuele ontwikkelingen en trends van het drugfenomeen in Antwerpen: beleidsmakers, hulpverleners, preventiewerkers, jongerenbegeleiders, straathoekwerkers, buurtregisseurs, politiemensen, magistraten én burgers.
3
Inhoudstafel
Dankwoord
7
Woord vooraf
8
Inleiding
9
Hoofdstuk 1: Politionele vaststellingen – Een analyse van 144 processen-verbaal
11
1.1. Inleiding
11
1.2. Kenmerken van de politionele vaststellingen
12
1.2.1. Plaats van de vaststelling
12
1.2.2. Aanleiding van de vaststelling
13
1.2.3. Tijdstip van de vaststelling
15
1.2.4. Toepassing van de snelrechtprocedure
15
1.3. Profiel van de verdachte 1.3.1. Geslacht van de verdachte
16
1.3.2. Leeftijd van de verdachte
16
1.3.3. Woonplaats van de verdachte
17
1.3.4. Nationaliteit van de verdachte
17
1.3.5. Verblijfsstatus van de verdachte
18
1.3.6. Strafrechtelijk verleden van de verdachte
18
1.3.7. Enkele specifieke groepen
18
1.4. Verkochte producten
4
16
20
1.4.1. Producttypes
20
1.4.2. Hoeveelheden
21
1.4.3. Dosissen
22
1.5. Enkele analyses
22
1.5.1. Cash en telefonie
22
1.5.2. 2060 versus de andere buurten
22
1.5.3. Belgen versus niet-Belgen
23
1.5.4. Harddrugs- versus softdrugs
23
1.5.5. Nationaliteit versus drugtype
24
1.5.6. Ordedienst SATURN V versus andere vaststellingen
24
1.5.7. Drugtype versus buurt
25
1.6. Conclusies
Hoofdstuk 2: De justitiële aanpak van detailhandel – Een analyse van 31 parketdossiers
25
27
2.1. Inleiding
27
2.2. Het parketdossier onder de loep
28
2.3. De strafrechtelijke procedure
29
2.4. Doorlooptijd van het strafdossier
30
2.5. Toepassing voorlopige hechtenis
30
2.6. Verloop van het gerechtelijk onderzoek
31
2.7. Detailhandel en telefonie
32
2.8. Verklaring van de verdachte
33
2.9. Modi operandi
34
2.10. De straftoemeting
35
2.11. Conclusies
37
Hoofdstuk 3: Fenomeenanalyse van de detailhandel in Antwerpen 38 3.1. Inleiding
38
3.2. Geografische spreiding van de detailhandel
39
3.3. Toegankelijkheid van de detailhandel
40
3.4. Organisatiekenmerken van de detailhandel
42
3.4.1 Verschillende lokale drugsmarkten
42
3.4.2. Boven- en onderbouw
43
3.4.3. Locatiegebonden versus mobiel
45
3.4.4. Relaties tussen detailhandelaars onderling
45
3.4.5. Relatie verkoper - gebruiker
46
3.5. Enkele belangrijke evoluties
46
3.6. Profiel van de detailhandelaren
48
3.7. Impact van het fenomeen
51
3.8. Conclusies
52
5
Hoofdstuk 4: Aanpak van de Antwerpse detailhandel 4.1. Beleidsvisie en actoren
54
4.2. Criminaliteitsaanpak
56
4.3. Overlastaanpak
58
4.4. Migratiebeleid
60
4.5. Hulpverlening
61
4.6. Een evaluatie van het beleid
64
4.7. Het nieuwe bestuursakkoord: de beleidsintenties
66
4.7.1. Repressie
67
4.7.2. Curatieve aanpak
68
4.7.3. Preventie
70
4.8. Enkele kanttekeningen
71
4.9. Conclusies
73
Hoofdstuk 5: Algemeen besluit & aanbevelingen
6
54
75
5.1. Ter conclusie
75
5.2. Aanbevelingen
78
Eindnoten
85
Bijlage: Lijst respondenten
92
Bibliografie
93
Dankwoord
De auteurs betuigen graag hun dank aan de mensen en instellingen die deze uitgave mogelijk hebben gemaakt. Het onderzoek is uitgevoerd door het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek (ISD). De stad Antwerpen voorzag in de nodige fondsen om het onderzoek te kunnen voltooien. Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen (SODA) zorgde voor de inhoudelijke en praktische begeleiding. Het schrijven van dit rapport is mede mogelijk gemaakt door de hulp en steun van velen. Onze dank gaat uit naar Mevr. Sara De Meyer (coördinator, Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen), Mevr. Lieve Huijskens (consulent drugbeleid, Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen), Dhr. Luc Van Der Straeten (consulent drugbeleid, Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen), Mevr. Eva de Bie (consulent Samen Leven, Stad Antwerpen), Dhr. Herman Dams (procureur des Konings Antwerpen), Dhr. Tom Daelemans (commissaris directie operaties, Lokale Politie Antwerpen), Dhr. Thomas Wauters (commissaris directie operaties, Lokale Politie Antwerpen), Dhr. Johan Forceville (strategisch analist, Lokale Politie Antwerpen), Dhr. Paul Cleyman (commissaris, Lokale Recherche Drugs), Dhr. Kurt Suykerbuyk (commissaris en programmaleider drugs, Lokale Politie Antwerpen), Dhr. André Raeymaekers (beleidsontwikkeling, Lokale Politie Antwerpen), Mevr. Marianne Verdurme (SeFor Verbindingsambtenaar Antwerpen), Mevr. Dorien Smits (straathoekwerkster, CAW Metropool), Mevr. Dominique Reyniers (eerste substituut procureur des Konings Antwerpen), Mevr. Chris van Berloo (parketsecretariaat, parket Antwerpen) en Mevr. Marijke D’haeseleer (administratief assistent, Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen). Een bijzonder woord van dank gaat uit naar Dhr. Ward Wilboorts en de rest van het team bij het Justitieel Welzijnswerk van Antwerpen. Dankzij hun langdurige inspanningen en flexibiliteit zijn we er in geslaagd om dit rapport met persoonlijke levensverhalen van detailhandelaars in voorlopige hechtenis te onderbouwen. Onze erkentelijkheid gaat ook uit naar de sleutelfiguren uit de verschillende instellingen en organisaties in Antwerpen die tijd hebben vrijgemaakt om ons te woord te staan. Een woord van dank ten slotte voor de gebruikers en voorlopig gehechten die bereid waren aan dit onderzoek mee te werken. Zonder hun openheid en vertrouwen waren wij niet in ons opzet geslaagd. Prof. dr. Tom Decorte Eline D’Huyvetter
7
Woord vooraf
Beste lezer
Voor u ligt de nieuwste editie van de Antwerpse drugmonitor. Dit keer met een specifieke focus: de lokale detailhandel van drugs in Antwerpen. Onder lokale detailhandel verstaan we de verkoop van illegale drugs op consumentenniveau waarbij de (detail)handelaar en de eindgebruiker rechtstreeks contact hebben. Het stadsbestuur wil een doorgedreven drugbeleid voeren. Hierbij gaat de aandacht naar alle aspecten van een integraal en geïntegreerd drugbeleid; repressie, maar zeker ook naar hulpverlening en preventie. Preventie om druggebruik te voorkomen of te verminderen en snel te kunnen ingrijpen bij signalen van experimenterend of beginnend druggebruik bij jongeren. Repressie en handhaving om aan te duiden waar de grenzen liggen van de maatschappij en in te grijpen wanneer het nodig is. Het curatieve luik is nodig om problematische gebruikers te begeleiden, in aansluiting op de twee andere luiken. Om dat beleid op een efficiënte en effectieve manier vorm te geven, is het noodzakelijk om te kunnen steunen op wetenschappelijk onderzoek. In 2007 werd de eerste drugmonitor op vraag van de stad Antwerpen door UGent uitgevoerd. Die gaf een beeld van de lokale drugscène in Antwerpen, vanuit het perspectief van de gebruiker. In 2009 werd de monitor toegespitst op jongeren. In 2010 en 2011 werd de monitor herhaald. Uit al deze informatie zijn reeds nuttige initiatieven voortgevloeid. Crisisopvang voor gebruikers van illegale middelen is hier een sprekend en succesvol voorbeeld van. Om een goed en consistent drugbeleid te kunnen voeren, wilden we het onderzoek deze keer toespitsen op een specifiek thema: de lokale detailhandel in Antwerpen. De bestrijding van de handel in illegale drugs vormt immers – net als op federaal niveau – een belangrijk onderdeel van het Antwerps drugbeleid. De drugthematiek en de drughandel stopt uiteraard niet aan de grenzen van het Antwerps grondgebied. Maar dankzij deze exploratieve studie krijgt het Antwerps bestuur toch een reeks aanbevelingen zodat op lokaal niveau gericht actie kan worden ondernomen en een consistent beleid kan ontwikkeld worden.
Liesbeth Homans Voorzitter OCMW en schepen voor sociale zaken
8
Inleiding
Achtergrond In het kader van het Beleidsplan Drugs 2005-2007 heeft de stad Antwerpen op het belang van een gefundeerde onderbouwing van het lokale drugsbeleid gewezen. Ten behoeve van haar drugsbeleid besliste de stad door een onafhankelijke wetenschappelijke equipe informatie op het lokale niveau te laten verzamelen. Na de ontwikkeling en systematische toepassing van de Antwerpse Drug- en Alcoholmonitor (ADAM) en de Antwerpse Monitor Jongeren, Alcohol en Drugs (AMJAD), werd eind 2011 voor een specifieke focus gekozen, m.n. de detailhandel. Deze studie vormt geen onderdeel van een continue monitor, maar omvat een exploratieve casestudy. In dit rapport presenteren we de belangrijkste bevindingen.
Een nieuwe focus De bestrijding van de handel in illegale drugs vormt – net als op federaal niveau – een belangrijke pijler van het Antwerpse drugsbeleid. De stad Antwerpen erkent in haar drugbeleidsplan de illusie van een drugsvrije stad. Wel streeft men middels duidelijke beleidskeuzes en gerichte acties naar een meer drugsarme stad.1 Een beleid ten aanzien van de lokale drugsmarkt is niet alleen van belang omwille van de gerelateerde overlast voor buurten, maar ook omwille van de risico’s die deelnemers aan deze markt lopen.2 Het internationale wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot illegale drugsmarkten heeft zich tot nog toe vooral op de vraagzijde toegespitst. Onderzoekers bekeken onder meer de medische en sociale dimensies van het gebruik, kenmerken van gebruikers, patronen of determinanten van consumptie, de effectiviteit van behandelingen… Er is verhoudingsgewijs weinig onderzoek naar de aanbodzijde verricht.3 Ook in Antwerpen is er behoefte aan bijkomende empirische gegevens omtrent de aanbodzijde, de interacties tussen kopers en verkopers, en de (bedoelde en onbedoelde) impact van beleidsstrategieën. Dit onderzoek focust op de laagste niveaus van de lokale drugsmarkt: de detailhandel in cannabis, cocaïne, heroïne, amfetamines en xtc. We belichten vooral de verkoop van illegale drugs op consumentenniveau, met name de rechtstreekse contacten tussen (detail)handelaar en eindgebruiker. Hogere echelons, zoals de groothandel en de import, worden buiten beschouwing gelaten. De lokale drugsmarkt kenmerkt zich immers door een toenemende organisatorische complexiteit. Naast verschillende criminele netwerken en organisaties, is er ook sprake van een ‘vrije markt’, waarin verkopers als ‘zelfstandige ondernemers’ opereren. Daarnaast is de laatste jaren een opmars van een meer gesloten markt vastgesteld. Terwijl de detailhandel in de jaren negentig hoofdzakelijk op straat plaatsvond (een ‘open’ markt), gebeurt de verkoop tegenwoordig ook vaak via telefonische contacten of in dealpanden.4 De detailhandel is bijgevolg niet alleen complexer, maar tevens minder zichtbaar geworden. Ten slotte weten we nog te weinig hoe terreindeskundigen het huidige beleid percipiëren en welke (on)bedoelde effecten dat beleid genereert.
9
Onderzoeksvragen en methodologie Het onderzoek vertrekt van drie centrale onderzoeksvragen: 1) Welke profielen en gemeenschappelijke achtergrondkenmerken kunnen aan detailhandelaars op de illegale lokale drugsmarkt in Antwerpen worden toegeschreven? 2) Hoe is de illegale lokale detailhandel in Antwerpen georganiseerd en hoe opereren dealers? 3) Hoe wordt in Antwerpen de lokale detailhandel in illegale roesmiddelen aangepakt en welke (bedoelde en onbedoelde) effecten hebben deze activiteiten op de detailhandelaars en op de illegale lokale drugsmarkt in het algemeen? Het onderzoek betreft een casestudy. Om een zo volledig mogelijk beeld van de Antwerpse detailhandel te verkrijgen, kozen we voor een triangulatie van verschillende kwantitatieve en kwalitatieve methoden en gegevens. Benevens een verkennende literatuurstudie en een analyse van processen-verbaal en parketdossiers, bevroegen we terreindeskundigen persoonlijk aan de hand van een semi-gestructureerde vragenlijst. • Dossieranalyse: De illegale detailhandel in drugs is een gevoelig thema. Detailhandelaren laten zich niet eenvoudig bestuderen, het betreft een zgn. hidden population. Dergelijk onderzoek vereist voldoende creativiteit en flexibiliteit. Daarom kozen we – na een verkennende literatuurstudie – in de eerste fase van het onderzoek voor een analyse van processen-verbaal en parketdossiers. Met toestemming van de procureur des Konings analyseerden we deze politionele en justitiële documenten aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve variabelen. • Interviews met sleutelfiguren: In de tweede fase hebben we een lijst met sleutelfiguren opgesteld, die om uiteenlopende redenen met het onderzoeksobject vertrouwd zijn. Actoren met een professionele kennis van de detailhandel vonden we vooral bij politie, parket en hulpverlening. Daarnaast spraken we met een aantal deelnemers aan de illegale drugsmarkt. Deze Antwerpse druggebruikers en -verkopers kregen voor hun medewerking een geldelijke vergoeding, wat niet het geval was voor de terreindeskundigen. Alle interviews werden individueel en face-to-face afgenomen.
10
Hoofdstuk 1: Politionele vaststellingen Een analyse van 144 processen-verbaal In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van de analyse van politionele vaststellingen. Het betreft een eerder kwantitatieve analyse van 144 processenverbaal. Deze fase levert gegevens op met betrekking tot de plaats, het tijdstip en de aanleiding van de politionele vaststellingen (§1.2), het profiel van verdachten waarbij we ook een aantal specifieke groepen apart hebben bestudeerd (§1.3) en het type producten waarop de vaststellingen betrekking hebben (§1.4). Ten slotte gaan we ook in op een aantal opmerkelijke verbanden tussen verschillende variabelen (§1.6).
1.1 Inleiding Voor de analyse van processen-verbaal werd de lokale politie van Antwerpen gevraagd om binnen het ISLP (i.e. het ‘Integrated System for the Local Police’, het communicatie- en dataverwerkingssysteem van de lokale politie) een zoekopdracht uit te voeren. Feiten met betrekking tot drugs staan geregistreerd onder vier categorieën: drugsbezit, drugshandel, drugsgebruik en drugsaanmaak. De zoekopdracht leverde een lijst op met processen-verbaal met betrekking tot ‘drugshandel’. Gezien de beperkte tijd en de personele beperkingen werd de selectie beperkt tot feiten vastgesteld binnen de periode januari-juni 2011. Bij gebrek aan meer nauwkeurige zoekcriteria dienden we deze lijst (308 vaststellingen) vervolgens manueel te screenen om er de vaststellingen inzake detailhandel uit te lichten. Hiervoor definieerden we het concept ‘detailhandel’ als:
De verkoop van “gebruikershoeveelheden” drugs (cocaïne, heroïne, xtc, amfetamine, marihuana en hasj) op consumentenniveau. Onder “gebruikershoeveelheden” verstaan we kleine, apart verpakte dosissen. Pv’s werden weerhouden bij vaststelling op heterdaad enerzijds of bij het bezit van verschillende dosissen gebruikershoeveelheden anderzijds. Ook het bezit van grote bedragen cash geld en meerdere gsm-toestellen gelden als indicatie voor detailhandel. De zogenaamde ‘drugrunners’ vallen buiten de reikwijdte van deze studie: zij hebben doorgaans zelf geen drugs op zak, en worden vaak via administratieve boetes voor ‘zoekgedrag’ aangepakt, en niet met een strafrechtelijke procedure.5 We hebben er bewust voor gekozen om de pv’s niet te selecteren op basis van cut-off waarden (m.a.w. maximale hoeveelheden drugs) omdat daar in de internationale wetenschappelijke literatuur geen eensgezindheid over bestaat. We wilden de reikwijdte van de studie zo ruim mogelijk houden. Uit de oorspronkelijke steekproef van 308 vaststellingen inzake “drugshandel” is bijna de helft verwijderd, omdat de dader onbekend was, omdat de feiten geen betrekking op detailhandel hadden, omdat de feiten niet bewezen werden geacht, omdat de feiten zich in de gevangenis afspeelden, of omdat de verkoop betrekking had op andere producten (zoals khat, GHB of geneesmiddelen). De overgebleven pv’s (144 vaststellingen) hebben we aan de hand van tal van variabelen geanalyseerd.
11
1.2 Kenmerken van de politionele vaststellingen 1.2.1 Plaats van de vaststelling
Uit de analyse van de processen-verbaal blijkt dat het overgrote deel van de vaststellingen betreffende detailhandel (in de bestudeerde periode) door de afdeling City wordt gedaan (zie Tabel 1). Deze afdeling opereert in Borgerhout en “2060”, het gebied ten oosten van de Leien en ten noorden van de Gemeentestraat en de Carnotstraat. Deze buurten worden vaak als “probleemgebieden” inzake drugs omschreven en krijgen bijgevolg verhoogde aandacht. Het verschil met de andere territoriale afdelingen is groot. Vooral de gecoördineerde ordedienst SATURN V in de wijk 2060 (zie daarover ook §1.2.2) speelt een belangrijke rol in deze ongelijke verdeling.
Tabel 1: Vaststellingen inzake detailhandel naar politieafdeling Noord
West
City
Oost
Centrum Zuid
N
%
City
93
64,6
Centrum
15
10,4
West
15
10,4
Oost
9
6,3
Zuid
8
5,6
Noord
3
2,1
Onbekend
1
0,7
144
100,0
Totaal
Figuur 1: Vaststellingen inzake detailhandel naar politieafdeling Antwerpen heeft het grootste lokale politiekorps van België. Het operationele kader, dat voor de beleidsuitvoering instaat, bestaat uit zes territoriale afdelingen en de afdeling verkeerspolitie. Misdrijven inzake detailhandel worden bijgevolg vastgesteld door een van de volgende afdelingen: • • • • • •
Afdeling Noord: 2030, 2170, 2180, 2040 Afdeling West: 2050, 2000 Afdeling Centrum: 2018, 2600 Afdeling City: 2060, 2140 Afdeling Oost: 2100, 2600 Afdeling Zuid: 2610, 2660, 2020
80%
60%
64,6
40%
20% 10,4
10,4
City Centrum West
12
6,3
5,6
Oost
Zuid
0%
2,1
0,7
Noord Onbekend
Aangezien de afdeling City de meeste vaststellingen doet, is het niet verwonderlijk dat de meeste feiten in deze analyse zich voordeden in de wijk 2060 (ten noorden van het centraal station), waar de afdeling actief is (zie Tabel 2). De Van Arteveldestraat (17x), Diepestraat (10x), Het De Coninckplein (7x), de Pijlstraat (6x), Korte Zavelstraat (6x), Sint-Elisabethstraat (5x) duiken in de processen-verbaal vaak op. De andere vaststellingen concentreren zich in de nabijgelegen wijken 2000 en 2018. In de districten die verder van het stadscentrum liggen, werden nauwelijks vaststellingen gedaan. De meeste vaststellingen met betrekking tot detailhandel worden op de openbare weg (53,5%) gedaan (zie Tabel 3), wellicht omdat het de meest zichtbare feiten betreft. In tweede instantie worden drugsdealers bij het afsluiten van deals in of aan voertuigen (11,1%) gevat. Feiten die zich in cafés of privé-woningen afspelen, komen vooral aan het licht bij observaties, specifieke controleacties of huiszoekingen. Betrapping op heterdaad is in die omstandigheden moeilijker. Een aantal locaties dat zelden voorkomt, hebben we in de categorie ‘Andere’ ondergebracht.
Tabel 2: Vaststellingen inzake detailhandel naar postcode N
%
2060
89
61,8
2000
15
10,4
2018
14
9,7
2140
8
5,6
2100
4
2,8
2020
3
2,1
2600
3
2,1
2610
3
2,1
2660
2
1,4
2030
1
0,7
2050
1
0,7
2170
1
0,7
Onbekend
0
0,0
144
100,0
Totaal
Tabel 3: Plaats van de vaststelling N
%
Openbare weg
77
53,5
Auto
16
11,1
Woonst
16
11,1
Horeca
8
5,8
Festival
4
2,8
Metrostation
3
2,1
Parkeergarage
3
2,1
Park
2
1,4
School
2
1,4
Andere*
6
4,4
Onbekend
7
4,9
144
100,0
Totaal
* = postpakket, begraafplaats, kinderboerderij, telefoontap, …
1.2.2 Aanleiding van de vaststelling Een dealer wordt vaak (maar niet altijd) gevat doordat patrouilles hem/haar tijdens een drugdeal op heterdaad betrappen. Er zijn echter ook een aantal andere mogelijkheden (zie Tabel 4). We maken een onderscheid tussen: • Heterdaad patrouille: Drugdeals worden vaak met eigen ogen door een politiepatrouille waargenomen, al dan niet in het kader van een gecoördineerde ordedienst (infra). Ofwel observeert men een deal tussen verkoper en gebruiker, ofwel wordt politie in burger zelf door een detailhandelaar aangesproken. Betrapping op heterdaad is goed voor 46% van de vaststellingen uit de steekproef. • Identiteitscontrole: Vaststellingen volgen ook wanneer een patrouille niet op rechtstreekse wijze een drugsdeal vaststelt, maar bij een identiteitscontrole sterke aanwijzingen aantreft. Zo’n controle doet zich voor wanneer iemand zich verdacht gedraagt, voor drugsfeiten gekend is, voor de politie wegloopt, enzovoort. Bij de fouille treft men mogelijks gebruikershoeveelheden drugs, cash geld, één of meerdere gsm-toestellen, mengmiddel of andere
13
•
•
•
•
drugsparafernalia aan. In deze steekproef gaat het om 20% van de gevallen. Aangifte/Tip: Bij 16% van de bestudeerde pv’s komen de vaststellingen voort uit een aangifte of een binnenkomende tip. Deze informatie heeft niet noodzakelijk op detailhandel zelf betrekking, maar kan soms op indirecte wijze feiten aan het licht brengen. Een aangifte of tip kan telefonisch gebeuren, maar komt ook vaak uit politieverhoren voort. Cameratoezicht: Sinds enkele jaren werkt de politie met veiligheidscamera’s om op het openbaar domein toezicht te houden. Tijdens gecoördineerde acties worden deze camera’s met een bestuurlijke finaliteit ingezet, met het oog op het vrijwaren van de openbare orde en om toezicht te houden op de openbare weg. Hoewel de camera’s niet vanuit een gerechtelijke finaliteit worden ingezet, valt het niet uit te sluiten dat de politie via camera’s een misdrijf (i.c. een drugsdeal) vaststelt. Als dat gebeurt, gaat een politiepatrouille onmiddellijk tot een fysieke observatie van de deal over, om desgevallend een arrestatie te verrichten. Het gaat om zo’n 7% van de vaststellingen in deze studie. Huiszoeking: Een aantal dealers loopt tegen de lamp omdat tijdens een huiszoeking bezwarend materiaal wordt aangetroffen (in 4,9% van de gevallen in onze steekproef). De eigenlijke aanleiding tot een huiszoeking kan zeer uiteenlopend zijn. Politionele info: Ten slotte worden soms feiten vastgesteld naar aanleiding van politionele informatie uit andere onderzoeksverrichtingen, zoals bijvoorbeeld een analyse van het gsm-verkeer (in 2,8% van de processenverbaal in deze studie).
Een belangrijke kanttekening in dit verband is dat de politie van Antwerpen op regelmatige basis gecoördineerde operaties organiseert om de openbare orde, waarvan men meent dat ze in sommige wijken permanent verstoord is, te herstellen. In het kader van dit onderzoek vermelden we de zgn. SATURN V-ordedienst die zich concentreert op het Koningin Astridplein, het De Coninckplein en de aanpalende straten.6 Het betreft een korpsactie; ze wordt opgezet vanuit het hele korps en niet alleen door de territoriale afdeling. De openbare orde wordt er door drugs- en alcoholgerelateerde
14
Tabel 4: Aanleiding van de vaststelling inzake detailhandel N
%
Heterdaad patrouille
66
45,8
Identiteitscontrole
28
19,4
Aangifte/tip
23
16,0
Cameratoezicht
10
6,9
Huiszoeking
7
4,9
Politionele info
4
2,8
Onbekend
6
4,2
144
100,0
Totaal
Figuur 2: Aanleiding van de vaststelling inzake detailhandel 3% Politionele info 5% Huiszoeking
4% Onbekend
7% Camera 46% Heterdaad
16% Aangifte/tip
19% ID-controle
overlast verstoord. De lokale politie werkt er vooral op volgende feiten: • Verkoop van drugs (strafrechtelijke inbreuk); • Aankoop van drugs (strafrechtelijke inbreuk); • Bezit van drugs (strafrechtelijke inbreuk); • Het zoeken naar drugs (GAS-artikel); • Verstoring van de openbare orde die gepaard gaat met het kopen/verkopen van drugs (GAS-artikel); • Het gebruik van alcohol op plaatsen waar dit niet is toegestaan (GAS-artikel); • Verstoring van de openbare orde door personen die
onder invloed zijn van drugs (bestuurlijke politie); • Verstoring van de openbare orde door personen die in staat van openbare dronkenschap verkeren en daardoor voor overlast zorgen (inbreuk op de besluitwet rond beteugeling van de openbare dronkenschap). Tijdens SATURN V lopen in deze wijken politiemensen in burger en uniform rond om verdachten op bovenstaande inbreuken te betrappen. Men stelt tijdens SATURN V ook nog andere feiten vast, maar de focus ligt vooral op de hierboven opgesomde fenomenen. Vaststellingen die in de SATURN V-ordedienst van de politie kaderen, worden in het proces-verbaal van een specifieke blikvanger (label) voorzien: GAP 2060 (Geïntegreerde Aanpak Probleembuurten in de zone 2060). Bijna de helft van alle bestudeerde processen-verbaal (47%) kadert binnen deze GAP 2060. Het hoge aantal vaststellingen in deze buurt is dus mede het gevolg van een verhoogde politieaandacht; het impliceert niet noodzakelijk dat de helft van alle drugsfeiten zich in die buurten voordoen. Het betekent wel dat drugsgerelateerde feiten in andere districten mogelijks onderbelicht blijven.
1.2.3 Tijdstip van de vaststelling Drugsdeals tussen verkoper en consument kunnen in principe op eender welk moment van de dag plaatsvinden. De illegale drugsmarkt toont op dit vlak een grote flexibiliteit. Gezien het illegale karakter van de transactie willen de betrokkenen zo weinig mogelijk risico’s lopen. We hebben onderzocht op welke tijdstippen de meeste deals plaatsvinden. Hiervoor deelden we een dag in blokken van vier uur in. Daaruit blijkt dat de detailverkoop van drugs over de hele namiddag en avond, van 12 tot 24u, verspreid verloopt (zie Figuur 3). De idee dat drugsverkoop vooral ‘s avonds plaatsvindt, klopt niet. We benadrukken opnieuw dat de inspanningen van de politie een rol spelen. De SATURN V-acties bijvoorbeeld worden steeds rond 3 uur ’s nachts afgerond. Het is en blijft een activiteitenstatistiek.
Figuur 3: Vaststellingen inzake detailhandel per dagdeel
40% 31,3
30%
29,9 25,7
20%
10% 5,6 0%
1,4
4,2
2,1
00-04u 04-08u 08-12u 12-16u 16-20u 20-24u onbekend
1.2.4 Toepassing van de snelrechtprocedure APS staat voor ‘Arrestatie Procedure Snelrecht’, een juridische procedure die sinds 2011 in Antwerpen voor drugsmisdrijven wordt ingezet. De bedoeling is om straffeloosheid tegen te gaan, procedures te versnellen en bestraffing korter op de inbreuk te laten volgen.7 Frank Hutsebaut formuleerde bij het voorontwerp van de wet tot invoeging van een procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken al een aantal kritische bedenkingen. Hij vreesde voor een minder behoorlijke gerechtelijke waarheidsvinding, minder mogelijkheden tot een zinvolle verdediging door de verdachte en minder ruimte voor alternatieve afhandeling.8 Bij deze procedure wordt meteen na de aanhouding van de dealer een gerechtelijk onderzoek gestart en afgerond. Er volgen onderzoeksverrichtingen zoals het verhoor, een huiszoeking en een middelenonderzoek. Vervolgens probeert het parket de verdachte(n) onmiddellijk te dagvaarden, zodat de zaak na enkele weken al door de rechter wordt behandeld. Dat gebeurt via zogenaamde snelrechtzittingen. Deze procedure is recent licht gewijzigd. Het probleem was immers dat dealers door de versnelde procedure enkele uren na hun aanhouding weer op straat stonden in afwachting van hun rechtszaak. Daarom probeert de onderzoeksrechter met het zgn.
15
GO-light (GO: Gerechtelijk Onderzoek) alsnog een klassiek aanhoudingsmandaat te bekomen, zodat de dealer toch enige tijd in voorhechtenis zit. Uit de pv-analyse blijkt dat de APS-procedure in 35 dossiers (ofwel 24% van alle vaststellingen in onze steekproef) werd toegepast, allemaal binnen de postcode 2060. De processen-verbaal dateren allemaal uit de periode januari-juni 2011, toen de APS-procedure nog maar net in voege was.
1.3 Profiel van de verdachte 1.3.1 Geslacht van de verdachte Over het geslacht van de verdachten in deze analyse kunnen we kort zijn. Bijna alle verdachten zijn mannen (97,2%). In de 144 dossiers ging het slechts om twee vrouwen (1,4%). Beide vrouwen hadden de Belgische nationaliteit en waren bij de verkoop van softdrugs betrokken. Mannen scoren door de band genomen in zowat alle criminaliteitsstatistieken hoger dan vrouwen, maar in dit geval zijn de resultaten toch opvallend. Dat betekent geenszins dat vrouwen zelden of nooit in de Antwerpse drugsdetailhandel actief zijn. Alternatieve verklaringen kunnen te maken hebben met het feit dat vrouwen minder snel in het vizier van de ordehandhavers komen, of dat zij volgens andere modi operandi werken. Onderzoek over de betrokkenheid van vrouwen binnen de drugshandel is schaars. Terwijl mannelijke dealers verschillende rollen en posities worden toegedicht, worden vrouwelijke participanten vaak als passieve en hulpeloze slachtoffers afgeschilderd. Meer recente studies weerleggen dit perspectief en benadrukken veeleer de verworvenheden en competenties van vrouwelijke participanten aan de drugsmarkten. Vrouwen worden door de mannelijke participanten als fysiek minder sterk, minder gewelddadig en minder betrouwbaar bestempeld, maar ze zouden strategieën ontwikkelen om deze ‘beperkingen’ te overwinnen. Ze nemen een agressieve houding aan, verstoppen hun emoties en focussen zich op een goede dienstverlening.9
16
1.3.2 Leeftijd van de verdachte Hieronder presenteren we de gegevens inzake leeftijd van de (gevatte) detailhandelaars in Antwerpen, in vijf leeftijdscategorieën (zie Figuur 4). De jongste gevatte dealer in onze steekproef is 14 jaar, de oudste 54 jaar. In 2 processen-verbaal kon de leeftijd van de verdachte niet worden afgeleid. Onder de andere daders bevonden zich slechts 5 minderjarigen. We merken op dat de geboortedata van de dealers zonder papieren op hun eigen verklaringen berusten, en dus vaak niet objectief kunnen worden vastgesteld. Gemiddeld genomen is de detailhandelaar in onze steekproef 30,2 jaar. De mediaan bedraagt 29 jaar. Opvallend is de afwezigheid van detailhandelaars boven de 55 jaar. De late adolescentie is een cruciale periode voor het starten van een loopbaan binnen de detailhandel. Onderzoek wijst op vijf significante factoren die het risico op de verkoop van drugs onder adolescenten vergroten: beperkte ouderlijke controle, wonen in gedepriveerde wijken, weinig tewerkstellingskansen, gebruik of misbruik van roesmiddelen door ouders en sterke aanwezigheid van groepsdruk.10 Wat het stopzetten of uitdoven van zo’n deviante loopbaan en de oorzaken hiervan betreft, is het onderzoek zeer beperkt.
Figuur 4: Leeftijd van detailhandelaars in percentage per categorie
40%
38,2 30,6
30%
22,9
20%
10% 6,3 0%
1,4
0,7 <18 jaar
25-34 jaar
45-54 jaar
1.3.3 Woonplaats van de verdachte
Tabel 6: Detailhandelaars met woonplaats in Antwerpen
Het is niet eenvoudig om zicht te krijgen op de woonplaats van de verdachten in deze studie. In 54 gevallen is de officiële woonplaats onbekend. Heel wat betrokkenen beschikken blijkens het rijksregister niet over een vaste verblijfplaats opgenomen in het rijksregister. Volgens lokale sleutelfiguren logeren dealers vooral bij vrienden of krijgen ze onderdak via hun bovendealer. Er zijn weinig of geen detailhandelaars die dakloos zijn en hun toevlucht zoeken tot het nachtopvangcentrum (zie § 3.6). Van de verdachten die wel in het rijksregister konden worden geretraceerd, woont het overgrote deel in Antwerpen zelf (zie Tabel 5).
Tabel 5: Woonplaats van detailhandelaars per provincie N
%
Antwerpen
77
53,5
Oost-Vlaanderen
3
2,1
Henegouwen
3
2,1
Limburg
1
0,7
Vlaams-Brabant
1
0,7
West-Vlaanderen
1
0,7
Nederland
4
2,8
Onbekend
54
37,5
Totaal
144
100,0
Van de verdachten met een officiële woonplaats in de stad, hebben de meesten een officieel adres in de buurten met de meeste vaststellingen: 2060, 2018, 2000 (zie Tabel 6). 55% van de verdachten met een woonplaats ingeschreven in het rijksregister, werd in de buurt van zijn eigen woonplaats voor detailhandel aangehouden. Dat is vooral voor de postcode 2060 het geval. Of het verblijf van deze verdachten in deze buurten een bewuste keuze is, ingegeven door hun illegale activiteit, dan wel of zij er om andere redenen wonen, kan niet uit de processen-verbaal worden afgeleid.
N
%
Antwerpen 2060
22
33,3
Antwerpen 2018
9
13,6
Antwerpen 2000
8
12,1
Borgerhout 2140
6
9,1
Deurne 2100
5
7,6
Antwerpen 2020
4
6,1
Wilrijk 2610
4
6,1
Berchem 2600
2
3,0
Hoboken 2660
2
3,0
Merksem 2170
2
3,0
Antwerpen 2030
1
1,5
Antwerpen 2050
1
1,5
Onbekend
1
1,5
Totaal
67
100,0
1.3.4 Nationaliteit van de verdachte De exacte nationaliteit van een verdachte staat vaak niet vast door het gebrek aan geldige identiteitsdocumenten. Onze analyse is daarom noodgedwongen gebaseerd op de verklaringen van de verdachte zelf. In de steekproef in dit onderzoek zou 62% van de gevatte dealers (89 pv’s) een andere dan de Belgische nationaliteit bezitten. In negen dossiers is de nationaliteit van de verdachte onbekend (6,3%). Van de 46 betrokkenen met Belgische nationaliteit kunnen we – om ethische redenen – geen onderscheid maken tussen Belgen van allochtone en autochtone afkomst.11 We groepeerden de detailhandelaars volgens het werelddeel waar ze vandaan komen (zie Figuur 5). Bijna de helft van de betrokkenen bezit een Europese nationaliteit (44,4%). Deze groep omvat de 46 Belgen en 18 verdachten met andere Europese nationaliteiten (9 Nederlanders, 5 Fransen, 3 Spanjaarden en één Turk). De tweede grootste groep (n=40; 27,8%) wordt gevormd door de Noord-Afrikanen (20 Marokkanen, 19 Algerijnen en één Tunesiër), gevolgd door de groep met West-
17
Afrikaanse nationaliteiten (6 Guinezen, 6 Senegalezen, 3 Nigerianen, 2 Gambianen, 2 Sierra-Leonezen en één Ivoriaan, samen 13,9% van de steekproef). Kleinere aantallen verdachten zijn afkomstig uit Zuidwest-Azië (Palestina, Libanon, Irak en Israël) en Latijns-Amerika (Suriname).
Figuur 5: Detailhandelaars naar werelddeel 1,4% Zuid-Amerika 6,3% Zuid-West-Azië 13,9% West-Afrika
6,3% Onbekend
Bij 60% van de vaststellingen wordt in het procesverbaal aangegeven of en hoe de verdachte al in het politioneel systeem gekend is (zie Tabel 7). In de helft van de gevallen zijn er geen precedenten op naam van de betrokkene. Dit heeft evenwel ook te maken met het gebrek aan geldige identiteitsdocumenten bij veel verdachten. Zij kunnen telkens een andere identiteit (zogenaamde aliassen) opgeven.
Tabel 7: Precedenten op naam van detailhandelaars 44,4% Europa
27,8% Noord-Afrika
1.3.5 Verblijfsstatus van de verdachte Er zijn alleen gegevens over de verblijfsstatus van de verdachte beschikbaar als de vaststeller dat heeft nagekeken en vermeld. In 25,7% van de pv’s verduidelijkt de opsteller niet in welke hoedanigheid de betrokkene in België verblijft. Daarnaast zijn de aantallen detailhandelaars met en zonder papieren ongeveer even groot, respectievelijk 36,8% en 37,5%. We vermoeden dat het aantal mensen zonder geldige verblijfsdocumenten in werkelijkheid hoger ligt, omdat zich onder de verdachten waarvan de verblijfsstatus in het pv niet wordt vermeld, wellicht ook personen zonder geldige papieren bevinden (zie daarover ook §3.6).12 Wanneer een verdachte geen identiteitsdocumenten bij zich heeft, contacteren de vaststellers meteen de Dienst Vreemdelingenzaken om na te gaan of de persoon in kwestie gekend is en een dossier voor asielaanvraag heeft lopen. Dit blijkt voor detailhandelaars zelden het geval te zijn.
18
1.3.6 Strafrechtelijk verleden van de verdachte
N
%
Nee
44
30,6
Ja (voor drugs)
30
20,8
Ja (niet voor drugs)
11
7,6
Ja (niet gespecifieerd)
4
2,8
Onbekend
55
38,2
Totaal
144
100,0
In de andere helft van de gevallen heeft de verdachte één of meer feiten op zijn kerfstok, meestal met betrekking tot drugs (al wordt dat niet altijd vermeld). Een beeld krijgen van de zogenaamde ‘veelplegers’ in de detailhandel is zo goed als onmogelijk, omdat het strafrechtelijk verleden niet systematisch in het proces-verbaal wordt weergegeven. Nederlands onderzoek naar de illegale drugsmarkt in Amsterdam suggereert dat veel drugshandelaren een strafrechtelijk verleden vertonen en dat het repressieve apparaat hen kennelijk niet van een (voortgezette) deelname aan de drugshandel weerhoudt.13
1.3.7 Enkele specifieke groepen In de volgende paragrafen beschrijven we het specifieke profiel van enkele bijzondere groepen: verdachten zonder geldige verblijfsdocumenten (n=54), verkopers van amfetamines (n=8) en van xtc (n=7), minderjarige verdachten (n=5) en vrouwelijke verdachten (n=2).
Dealers zonder papieren (n=54) In deze studie bleek 37,5% (54 op 144) van alle verdachten illegaal in het land te verblijven. In werkelijkheid ligt het percentage vermoedelijk nog hoger, aangezien de verblijfsstatus in 25,7% van de dossiers niet expliciet wordt vermeld (bijvoorbeeld omdat de verdachte geen identiteitsdocumenten bij zich heeft). De kans bestaat dat een verdachte zonder papieren meer dan één keer in de processen-verbaal voorkomt, onder verschillende namen. Detailhandelaars zonder geldige verblijfspapieren maken immers dikwijls gebruik van aliassen. Drie op vier dealers zonder papieren (n=41) opereerden op het moment van de feiten in 2060. Bijna alle vaststellingen werden op de openbare weg gedaan. De helft van de dealers zonder papieren werd door een patrouille op heterdaad betrapt. In tweede instantie vormde een identiteitscontrole de aanleiding. 78% van de dealers zonder geldige verblijfpapieren (n=42) heeft geen vast adres in België. Voor 47 van de 54 dealers zonder papieren wordt de nationaliteit in het pv vermeld. Meer dan de helft blijkt afkomstig uit Marokko of Algerije (54%), daarnaast zijn er nog enkele West-Afrikanen (15%) en personen uit Zuidwest-Azië (13%).14 De dealers zonder papieren staan vooral in voor de verkoop van harddrugs (32 op 54), daarbij gaat het louter om heroïne en cocaïne, niet om amfetamine of xtc. Wat de softdrugs betreft (22 op 54), ligt de nadruk op marihuana en veel minder op hasj. De leeftijdsverdeling wijkt niet grondig af van het algemene plaatje. Vaststellingen die kaderen binnen een gecoördineerde actie, liggen iets hoger dan in het algemeen. Hetzelfde geldt voor de toepassing van de snelrechtprocedure.
Amfetaminedealers (n=8) en xtc-dealers (n=7) In 8 van de 144 politionele vaststellingen werd amfetamine aangetroffen. Vier van de 8 feiten deden zich voor binnen de postcode 2000, de oude stadskern binnen de Leien. Twee vaststellingen situeerden zich in 2060. Twee vaststellingen gebeurden op het Summer Festival. De amfetaminedealers zijn allemaal meerderjarige mannen, met een Europese nationaliteit, vooral Belgen (5) en Nederlanders (2). De nationaliteit van één verkoper bleef onbekend; hij vertoefde illegaal in het land. De gemiddelde leeftijd van deze amfetaminedealers is wat hoger in vergelijking met de hele steekproef: 35 versus 30 jaar. Zes van de acht dealers boden naast amfetamines een ander product aan, vooral xtc en cannabis. De woonplaatsen van deze verdachten zijn verspreid over heel Vlaanderen. Slechts één betrokkene had een adres in Antwerpen. Slechts één van de 8 vaststellingen kaderde binnen een gecoördineerde actie, en dat is veel minder dan in vergelijking met de vaststellingen inzake andere drugs. In geen enkel dossier werd de snelrechtprocedure ingezet. In 7 van de 144 vaststellingen werd xtc aangetroffen. Ook hier situeren de vaststellingen zich vooral in postcode 2000 (5 van de 7). Drie xtc-verkopers werden aangehouden op het Summer Festival. Op één uitzondering na, boden deze dealers ook andere producten aan (amfetamine, cocaïne of cannabis). Vijf dealers hebben de Belgische nationaliteit. Daarnaast werden een Nederlander en een Marokkaan aangehouden. Het betreft allemaal meerderjarige mannen, en ook bij deze groep hebben ze erg verspreide woonplaatsen. Twee verdachten komen uit de regio Antwerpen, twee mensen hebben geen vaste verblijfplaats, en de rest woont her en der in Vlaanderen. Slechts 1 van de zeven vaststellingen kadert binnen een gecoördineerde actie van de politie. Er werd geen snelrecht ingezet ten aanzien van deze dealers.
19
Minderjarige dealers (n=5) De vijf minderjarige dealers in deze steekproef zijn allemaal Belgen. Eén van de jongeren is niet in België geboren, maar in Oost-Europa. Opvallend is dat ze allemaal gevat zijn voor de verkoop van cannabis en dat ze verder geen andere producten op zak hadden. De hoeveelheden waren eerder beperkt, met 1 uitzondering van 22 gram in 12 dosissen. De vaststellingen zijn verspreid over heel Antwerpen, en dus niet geconcentreerd in de zogenaamde ‘probleembuurten’. Drie van de vijf minderjarige dealers waren bij de politie al gekend, maar slechts één voor drugsfeiten. Allemaal wonen ze in de regio Antwerpen. Geen van de vaststellingen kadert binnen een gecoördineerde politieactie. Nergens werd de snelrechtprocedure toegepast. Het beperkt aantal minderjarigen in deze pv-analyse druist in tegen de populaire idee dat veel minderjarige allochtonen als koeriers in de Antwerpse detailhandel actief zijn.
Vrouwelijke dealers (n=2) We wezen eerder al op het zeer kleine aantal vrouwelijke verdachten inzake detailhandel in deze steekproef. (n=2). De eerste vrouwelijke verdachte is 30 jaar en geboren in Oostende. Op het moment van de feiten woont ze in Antwerpen 2060 (ten noorden van het centraal station) en werkt ze als arbeidster. Ze is ongehuwd. Ze wordt ’s middags tijdens een huiszoeking door de politie in een drugspand in 2018 (ten zuiden van het centraal station) aangetroffen. Er worden harddrugs gevonden. Zelf is ze in het bezit van aanzienlijke hoeveelheden marihuana, hasjiesj en een mengmiddel. Ze vertoeft er in het gezelschap van twee mannen. De tweede vrouw is 22 jaar en geboren in België (plaats niet nader bepaald). Ze woont in Antwerpen (2060), ze is ongehuwd en op het moment van de feiten werkloos. Op een avond loopt ze op de Rooseveltplaats (2060) tegen de lamp met verschillende dosissen cannabis op zak. De precieze hoeveelheid wordt niet vermeld.
1.4 Verkochte producten 1.4.1 Producttypes Uit vier processen-verbaal kan niet worden afgeleid welke soort(en) producten de verdachten bij zich hadden. Bij de resterende 140 pv’s blijkt 72,2% van de verdachten slechts één product bij zich te hebben. Meer dan de helft van de processen-verbaal (n=75, of 53,6% van de 140 processen-verbaal) heeft betrekking op de verkoop van cannabis (hoofdzakelijk marihuana). In 33 gevallen (23,6% van de 140 pv’s) heeft de verdachte één type ‘hard drugs’ in zijn bezit (cocaïne, heroïne, xtc of amfetamines). In 22 gevallen (15,7%) heeft de verdachte verschillende soorten ‘hard drugs’ op zak.
20
Slechts 10 mensen hebben zowel ‘soft drugs’ (cannabis) als ‘hard drugs’ in de aanbieding. Ook in de interviews (zie §3.4.1) wijzen verschillende respondenten op een zekere scheiding tussen de ‘soft’- en de ‘hard drugs’-markt. Detailhandelaren schijnen zich veel vaker op één product toe te leggen, dan te handelen in verschillende middelen. Welke producten worden nu het meest in Antwerpen verkocht? In meer dan de helft van de pv’s is er sprake van verkoop van marihuana (78 op 140 pv’s; 55,7%). In telkens ongeveer een kwart van de gevallen gaat het om cocaïne (n=39; 27,9%) of heroïne (n=37; 26,4%). De verkoop van hasj (n=13), amfetamine (n=8) en xtc (n=7) komt minder frequent voor. Ook in de interviews met deskundigen wordt dat bevestigd
(zie §3.3), al vermoeden sommigen dat er bijna evenveel cocaïne wordt verkocht als cannabis. Zes detailhandelaars (4,3% van de 140 pv’s) worden ook aangetroffen in het bezit van ‘meng- of versnijdingsmiddelen’. Het gaat doorgaans om relatief onschadelijke producten, zoals codeïne. Ten slotte bekijken we nog even de processenverbaal waarin verdachten meer dan één product in hun bezit hadden. Daarbij valt vooral de combinatie van heroïne en cocaïne op, met name in 20 dossiers (14,3% van 140 pv’s). Andere combinaties komen minder vaak voor: marihuana en hasj (n=6; 4,3%), cocaïne en marihuana (n=5; 3,6%), amfetamine en marihuana (n=4; 2,9%), xtc en marihuana (n=4; 2,9%). Slechts in vijf gevallen had de verdachte detailhandelaar meer dan twee producten op zak.
1.4.2 Hoeveelheden Ook de gemiddelde hoeveelheden van elk product in het bezit van de verdachten werden onderzocht (zie Tabel 8). We geven de kleinste en de grootste hoeveelheid die gevonden werd. De mediaanwaarden zijn betekenisvoller, omdat de gemiddelde waarden door enkele uitzonderlijke grote vangsten (zgn. outliers) sterk vertekend worden: zo werd in één geval 1.027,4 gram hasj in beslag genomen, in een ander 386,2 gram amfetamines. De mediaanwaarden inzake inbeslaggenomen cannabis zijn 7,8 gram (marihuana) en 4,6 gram (hasj). Voor de andere producten liggen de mediaanwaarden lager, omdat gebruikershoeveelheden doorgaans lager uitvallen, en omdat de producten duurder zijn: heroïne: 2,3 gram, cocaïne: 1,8 gram, en amfetamine: 5,1 gram).
Tabel 8: Hoeveelheden drugs aangetroffen in het bezit van de verdachte Marihuana (in gram)
(in gram)
Hasj
Heroïne
Cocaïne
Amfetamine (in gram)
(in pillen)
Xtc
Mengmiddel
N (verkopers) [*]
65
11
37
38
8
7
6
Onbekend
16
6
4
4
4
4
4
Gemiddelde
26,9 g
105,3 g
4,2 g
2,4 g
87 g
17 p
48,1 g
Mediaan
7,8 g
4,6 g
2,3 g
1,8 g
5,1 g
14 p
9,3 g
Minimum
0,3 g
0,2 g
0,2 g
0,2 g
2,4 g
3p
2,4 g
Maximum
423,5 g
1.027,4 g
15,1 g
7,7 g
386,2 g
59 p
238 g
(in gram)
(in gram)
(in gram)
[*] N is in deze tabel het aantal verdachten dat in het bezit van een bepaalde hoeveelheid drugs werd aangetroffen, en waarbij de exacte hoeveelheden in het proces-verbaal werden opgenomen.
Tabel 9: Dosissen drugs in bezit van detailhandelaar Marihuana
Hasj
Heroïne
Cocaïne
Amfetamine
Xtc
Mengmiddel
N (Verkopers) [*]
65
11
37
38
8
7
6
Onbekend
16
6
4
4
4
4
4
8,8 d
1,6 d
8,6 d
6,5 d
3d
17 d
2,3 d
Mediaan
2d
1d
4d
5d
2d
14 d
2d
Minimum
1d
1d
1d
1d
1d
3d
1d
Maximum
196 d
6d
41 d
42 d
10 d
59 d
5,3 d
Gemiddelde
[*] N is in deze tabel het aantal verdachten dat in het bezit van een bepaalde hoeveelheid drugs werd aangetroffen, en waarbij de exacte hoeveelheden in het proces-verbaal werden opgenomen.
21
1.4.3 Dosissen Ten slotte presenteren we nog gegevens met betrekking tot het aantal (apart verpakte) dosissen die de verdachten op zak hebben (zie Tabel 9). Opnieuw vinden we belangrijke verschillen tussen de gemiddelde waarden en de mediaanwaarden, omwille van het feit dat enkele extreem hoge waarden (outliers) de gemiddelden omhoogtrekken. Zo vond de politie één dealer in het bezit van 196 aparte dosissen marihuana, en één verdachte met 41 verpakte dosissen heroïne. De mediaanwaarden zijn dus betekenisvoller, en schommelen voor de meeste producten (behalve xtc) tussen 2 en 5 dosissen. Voor hasj is de mediaan 1 dosis; het product is door zijn harsvorm minder eenvoudig te verdelen. In de interviews met terreindeskundigen wordt overigens gesuggereerd dat detailhandelaars vandaag de dag een kleiner aantal dosissen op zak hebben als gevolg van de gecoördineerde acties en de verhoogde pakkans (zie §2.9). De detailverkopers zouden op dat vlak voorzichtiger geworden zijn.
1.5 Enkele analyses 1.5.1 Cash en telefonie In 65% van de 144 processen-verbaal werd aangegeven of en hoeveel cash geld de betrokken verdachte bij zich had. Na de fouillering wordt het geld samen met de aangetroffen drugs en telefonie in beslag genomen. Het kleinste bedrag dat een dealer bezat, bedroeg 3,96 euro, het hoogste bedrag betrof 6.320 euro. Gemiddeld genomen hebben de detailhandelaren in deze steekproef 326,2 euro op zak. Dat is méér dan de gemiddelde burger en verwijst vermoedelijk naar de illegale activiteiten van de verdachte. Eén op vijf betrokkenen heeft op het moment van de aanhouding geen mobiele telefoon op zak. Anderzijds bleek 24% over meer dan één gsm te beschikken. De meesten bezitten er twee (n=26 ) en in enkele gevallen – meestal bij huiszoekingen – werden drie of meer mobieltjes aangetroffen. Zes verdachten hadden overigens ook 1 of meer SIM-kaarten op zak. Eén en ander il-
22
lustreert het wijdverspreide vermoeden dat drugsdeals heden ten dage vooral via gsm-communicatie worden geregeld. Ook onze bevindingen in het kader van de analyse van de parketdossiers (zie §2.7) en de interviews (§3.5) bevestigen dit vermoeden.
1.5.2 2060 versus de andere buurten De extra politionele inspanningen in de buurt 2060 worden in onze resultaten duidelijk gereflecteerd. 62% van de pv’s in deze steekproef hebben betrekking op de zogenaamde “probleemwijk”. In deze paragraaf bekijken we of de vaststellingen in die buurt significant van de andere buurten in de stad verschillen. In 2060 worden verhoudingsgewijs veel meer niet-Belgische verdachten voor detailhandel gevat, vergeleken met de verdachten in de rest van de stad. Bij de feiten in 2060 gaat het om 18% Belgen versus 82% niet-Belgen, terwijl het in de rest van de stad om 60% Belgen tegenover 40% niet-Belgen gaat (n=135).15 Er is nog een ander significant verschil: bij de verdachten die in 2060 werden gevat, stellen we een grotere diversiteit aan nationaliteiten uit diverse werelddelen vast, in vergelijking met de verdachten uit de andere stadsbuurten. In 2060 komen de meeste verdachten uit Noord-Afrika (41%), op de voet gevolgd door Europeanen (33%). Elders worden weinig Noord-Afrikanen (13%) gevat, en véél meer Europeanen (71%).16 Er is ook een opvallend verschil qua verdachten met een legale of illegale verblijfsstatus. In 2060 hebben 67% van de vaststellingen betrekking op verdachten zonder geldige verblijfspapieren, in de rest van de stad is dat slechts 28%.17 Dit wordt ook in de interviews bevestigd: veel actoren vereenzelvigen ‘illegale’ dealers sterk met de straathandel in de Seefhoek (zie §3.6).18 Wat de woonplaats van de verdachten aangaat, is het verschil tussen de vaststellingen in 2060 en elders significant. In de buurt 2060 hebben verdachten vaker geen vaste woonplaats, vergeleken met verdachten in de stad (47% versus 22%).19 Ook qua leeftijd verschillen de verdachten die in 2060 worden opgepakt: 79% is er ouder dan 25 jaar, terwijl dit in de andere buurten om slechts 51% van de verdachten gaat.20 Een andere opvallende vaststelling betreft de snel-
rechtprocedure: zij wordt enkel in 2060 toegepast. In de bestudeerde steekproef werd de procedure geen enkele keer toegepast voor vaststellingen buiten die wijk. Er is geen opvallend verschil inzake de verkoop van soft- en/of harddrugs tussen de buurt 2060 en de andere stadsbuurten. Het vermoeden van sommige respondenten (zie §3.2) dat de verkoop van harddrugs zich vooral in 2060 concentreert, wordt door deze data niet bevestigd. Ook wat de aanleiding tot de vaststelling betreft, zien we tussen 2060 en de andere stadsdelen geen merkbaar verschil. Of de verdachten die in 2060 worden aangehouden, vaker voor drugsfeiten bij de politionele diensten gekend staan dan in de andere wijken, staat niet vast. De cijfers liggen inderdaad hoger in 2060, maar het verband is niet significant.
1.5.3 Belgen versus niet-Belgen De verhouding Belgische versus niet-Belgische verdachten in deze steekproef beloopt 34 – 66% (n=135, het totaal aantal verdachten waarvan de nationaliteit kon worden vastgesteld). Belgen lijken iets vaker betrokken bij het dealen van cannabis (67% van de Belgische verdachten werd met cannabis betrapt), in vergelijking met de niet-Belgen (52% van deze verdachten dealde cannabis), maar het verschil is statistisch niet significant. Wat de verkoop van cocaïne betreft, lijken niet-Belgen dan weer dominant met 31,8% verdachten die het product bij zich hadden, versus 17% onder de Belgische verdachten. Echter, ook hier is het verband niet sterk genoeg. Wel opvallend is het overwicht aan niet-Belgen als het om de verdenking van heroïneverkoop gaat. Slechts 8,7% van alle Belgen in deze analyse hadden heroïne op zak tegenover 33% onder de niet-Belgische verdachten.21 Voor de producten amfetamine en xtc is het aantal verkopers in deze analyse te laag om algemene uitspraken te kunnen formuleren. Belgische verdachten zijn door de band genomen iets jonger (gemiddeld 27 jaar) dan de niet-Belgische verdachten (gemiddeld 31 jaar). Dat verschil is statistisch significant.22 Ook stellen we vast dat aanhouding van buitenlandse dealers veel vaker in het kader van
een gecoördineerde actie van de politie plaatsvindt. Slechts 26% van de Belgische verdachten liep tegen de lamp tijdens de Saturn V-actie, versus 56% van de niet-Belgen.23 Verder wordt duidelijk dat Belgen in deze steekproef zelden of nooit aan een snelrechtprocedure worden onderworpen, in tegenstelling tot de niet-Belgen (4% versus 34%).24 Dat is geheel in lijn met één van de kritieken op het snelrecht, met name de veelvuldige toepassing op bepaalde bevolkingscategorieën. Ook in Frankrijk bleek de snelrechtprocedure voornamelijk gebruikt ten aanzien van reeds gemarginaliseerde bevolkingsgroepen.25 52% van de niet-Belgische verdachten beschikt niet over een eigen woonplaats. In deze steekproef beschikte slechts één Belgische verdachte daar niet over (2,2%).26 Ten slotte zijn de vaststellingen met Belgische verdachten meer verspreid over de hele stad Antwerpen, terwijl de vaststellingen met niet-Belgische verdachten zich meer concentreren in de buurt 2060 (zie daarover ook §1.5.2). Belgische verdachten staan dan weer iets vaker in het politioneel systeem voor antecedenten bekend, maar het verschil is niet significant.
1.5.4 Harddrugs versus softdrugs Uit vier processen-verbaal kan niet worden afgeleid welke soort(en) producten de verdachten bij zich hadden. Bij de resterende 140 pv’s blijkt meer dan de helft van de processen-verbaal (n=75, of 53,6% van deze processenverbaal) enkel op de verkoop van cannabis (hoofdzakelijk marihuana) betrekking te hebben. In 55 gevallen (39,3%) heeft de verdachte één of meer soorten ‘hard drugs’ op zak (cocaïne, heroïne, xtc of amfetamines). Als we de dealers die enkel cannabis verkopen, vergelijken met de verkopers die enkel ‘hard drugs’ aanbieden, stellen we enkele verschillen vast. Vaststellingen met betrekking tot ‘hard drugs’ situeren zich in deze steekproef voor 65% in de buurt 2060 en voor 18% in de buurt 2000. Vooral de afdelingen city en west vallen in deze op. Ook voor softdrugs ligt het zwaartepunt in de buurt 2060 (60%), de andere vaststellingen zijn eerder verspreid, met ietwat hogere cijfers in de buurten 2018 en 2100 (maar nauwelijks in de buurt met postcode
23
2000). De concentratie in de buurt 2060 kan evenwel in belangrijke mate samenhangen met de extra aanwezige ordediensten in deze buurt. Op basis van deze gegevens kan niet simpelweg worden geconcludeerd dat ‘het drugsprobleem’ hier significant groter is. Zowel voor soft- als harddrugs doen feiten zich hoofdzakelijk voor op de openbare weg en in tweede instantie in een voertuig. Opvallend is dat alle minderjarige verdachten cannabis dealen, maar door het beperkt aantal cases (n=5) is veralgemening niet mogelijk. De verkopers van softdrugs zijn in deze analyse gemiddeld 29 jaar, die van harddrugs 31. Dat verschil is niet statistisch significant. Er is wel een statistisch significant verschil inzake woonplaats tussen soft- en harddrugdealers. Bijna de helft van de laatstgenoemden beschikt niet over een vaste verblijfplaats (47,2%), versus 29,6% bij de cannabisdealers.27 Die laatsten hebben vaker een vast adres en wonen meer verspreid over de hele stad Antwerpen. Een ander betekenisvol verschil in statistische zin betreft de verblijfsstatus: bijna 70% van de harddrugdealers is illegaal in het land, versus 35% bij de cannabisverkopers.28 Beide groepen zijn in bijna de helft van de vaststellingen gevat in het kader van een gecoördineerde actie van de politie. Ook de snelrechtprocedure wordt op beide groepen verdachten in gelijke mate opgestart (respectievelijk in 24% en 28% van de gevallen). Beide groepen worden overigens vooral op heterdaad gevat.
1.5.5 Nationaliteit versus drugtype We maakten hierboven al duidelijk dat de Antwerpse detailhandel niet louter in handen is van Antwerpenaren of Belgen. Onder de verdachten troffen we tal
van nationaliteiten aan. We gingen daarom na of bepaalde (categorieën van) nationaliteiten de verkoop van bepaalde producten beheersen. Bij de verkoop van marihuana zijn Europeanen (vooral Belgen en Nederlanders) en (in mindere mate) West-Afrikanen het sterkst vertegenwoordigd.29 Bij de verkoop van cocaïne bestaat de grootste groep uit Noord-Afrikanen, en een kleinere groep Belgen.30 Ook qua heroïne lijken de Noord-Afrikanen belangrijk, maar het verband is niet statistisch significant. Er lijkt een interessant onderscheid tussen de verkopers van marihuana en de dealers in hasj. De verkoop van beide cannabisproducten ligt voor het grootste deel in handen van Belgen, maar het valt tevens op dat Noord-Afrikaanse verdachten zich eerder toeleggen op de verkoop van hasj, en veel minder op marihuana, terwijl West-Afrikaanse verdachten (Guinea, Senegal, Ivoorkust, Nigeria, Gambia) zich eerder bezighouden met de verkoop van marihuana. De aantallen zijn te klein om na te gaan of dit een statistisch significante vaststelling is. Ook wat de verkopers van amfetamine en xtc betreft, zijn de aantallen te klein om zinvolle statistische analyses uit te voeren.
1.5.6 Ordedienst Saturn V versus andere vaststellingen De gecoördineerde ordedienst Saturn V (zie §1.2.2) is specifiek gericht op het terugdringen van de (drugsgerelateerde) overlast in de zogenaamde “probleembuurt” 2060. Saturn V levert in onze steekproef bijna de helft van alle vaststellingen op, waardoor de andere buurten enigszins onderbelicht blijven. In deze paragraaf vergelijken we de vaststellingen in het kader van de gecoördineerde ordedienst met de andere proces-
Tabel 10: Nationaliteit van verdachten volgens producttype Marihuana (n=78)
Hasj (n=13)
Heroïne (n=37)
Cocaïne (n=39)
41% Belgen
54% Belgen
66% Noord-Afrikanen
54% Noord-Afrikanen
21% West-Afrikanen
38% Noord-Afrikanen
12% Belgen
23% Belgen
8% Nederlanders
11% Nederlanders
8% Noord-Afrikanen
24
9% West-Afrikanen
sen-verbaal. Vaststellingen in het kader van Saturn V gebeuren verhoudingsgewijs veel meer op de openbare weg. Qua soorten drugs treden er geen significante verschillen tussen de Saturn V-vaststellingen en de andere vaststellingen op. Wel zijn er belangrijke verschillen inzake dealerprofielen: vaststellingen door de Saturn V-ordedienst treffen vaker verdachten met een illegale verblijfsstatus (69% versus 36%).31 Daarnaast worden meer verdachten met niet-Europese nationaliteit (in het bijzonder Noord- en West-Afrikanen) aangehouden, in vergelijking met vaststellingen die niet in het kader van de gecoördineerde ordedienst gebeuren. Ten slotte valt het op dat de snelrechtprocedure het meest volgt in het kader van de gecoördineerde ordedienst. Bijna de helft van de Saturn-vaststellingen wordt via APS afgehandeld, in tegenstelling tot 4% bij de reguliere vaststellingen.32
1.5.7 Drugtype versus buurt Een analyse van de processen-verbaal behoort ontegensprekelijk tot de activiteitenstatistiek van de politie. Zo springt de buurt 2060 inzake de detailhandel in drugs in het oog (61,8% van alle vaststellingen, zie hierboven tabel 2), mede door de verhoogde politionele aandacht. Daarnaast worden veel vaststellingen verricht in de buurt met postcode 2000, de oude stadskern (10,4%). De vaststellingen in die buurt betreffen vooral de verkoop van harddrugs (12 van de 15 vaststellingen). In het gebied ten zuidoosten van de Leien (postcode 2018) worden bijna uitsluitend vaststellingen inzake cannabis gedaan (11 van de 14 vaststellingen). In buurten zoals het Kiel, Borgerhout, Berchem, Wilrijk en Deurne worden slechts een beperkt aantal overtredingen inzake soft- en harddrugs vastgesteld. In het havengebied, Berendrecht-Zandvliet-Lillo, Linkeroever, Merksem, Ekeren en Hoboken wordt – in onze steekproef – slechts uitzonderlijk eens verkoop van drugs (cannabis) gesignaleerd. Wat de buurt 2060 betreft, wordt er vooral marihuana verkocht op en rond het De Coninckplein, met vaststellingen in de Van Arteveldestraat en de Pijlstraat, en verder in de Ommeganckstraat, het Sint-Jansplein en de Rooseveltplaats. Vaststellingen inzake detailhandel
in cocaïne en heroïne situeren zich meer ten oosten van het De Coninckplein, met zwaartepunt in de Diepestraat, de St. Elisabethstraat, en de Korte Zavelstraat. Op enkele specifieke ‘hotspots’ in andere wijken van de stad komen we verder nog uitgebreid terug (zie §3.2), op basis van interviews met sleutelfiguren. Daaruit zal blijken dat het lage aantal politionele vaststellingen in andere buurten tot een vertekend beeld kan leiden en bijgevolg foute of eenzijdige conclusies kan opleveren.
1.6 Conclusies In dit hoofdstuk presenteerden we – bij wijze van verkenning – een analyse van 144 processen-verbaal uit de periode januari-juni 2011. Daarbij valt op dat de helft van alle pv’s binnen de gerichte overlastaanpak in de wijk 2060 kadert. Op die manier illustreren de hier gepresenteerde gegevens vooral kenmerken van de detailhandel in cocaïne, heroïne en marihuana in dié buurt. Deals vinden hier hoofdzakelijk plaats op de openbare weg of in/aan de wagen en àls ze worden vastgesteld, gebeurt dat meestal via betrapping op heterdaad. Bij zulke vaststellingen wordt meestal de snelrechtprocedure ingezet. De vaststellingen inzake detailhandel in deze wijk hebben vaker betrekking op mensen zonder geldige verblijfspapieren. In deze buurt worden veel dealers met een Noord- of West-Afrikaanse nationaliteit en mensen zonder vaste verblijfplaats aangehouden. Eén op drie detailhandelaars heeft de Belgische nationaliteit. Ze zijn vaker betrokken bij de verkoop van cannabis en/of partydrugs (zoals amfetamines of xtc), en er is minder sprake van een concentratie in één specifieke buurt: ze worden in vele buurten van de stad aangetroffen. Ook qua woonplaats zijn ze meer verspreid, tot ver buiten de Antwerpse ring. Deze dealers verkopen vooral vanuit hun woning of leveren op bestelling. Specifieke groepen, zoals vrouwelijke dealers, minderjarige detailhandelaars of partydrugdealers, komen in de geanalyseerde processen-verbaal weinig voor. Uit de bevraging van de sleutelfiguren zal blijken dat vooral het aandeel van de minderjarigen en de partydrugdealers niet onderschat mag worden. Vrouwelijke
25
detailhandelaars vormen inderdaad een minderheid. Of deze groepen daadwerkelijk een zéér beperkt aandeel in de Antwerpse detailhandel in drugs hebben, dan wel of zij minder makkelijk gedetecteerd worden, kon aan de hand van de beschikbare data niet worden achterhaald. Bij deze analyse van pv’s dient een aantal kanttekeningen te worden gemaakt. Deze dossieranalyse levert geen accuraat beeld op van de Antwerpse detailhandel zoals die zich in de empirische werkelijkheid manifesteert. Het gaat om een activiteitenstatistiek. Door de gecoördineerde ordediensten van de politie met specifieke focus op zogenaamde “probleembuurten” genereren de pv’s vooral een beeld van specifieke segmenten van de Antwerpse detailhandel. Andere segmenten van de lokale drugsmarkt blijven in belangrijke mate onderbelicht.
26
Bovendien is de kwaliteit van de gegevens uit de processen-verbaal in belangrijke mate afhankelijk van de opstellers. Er is sprake van een zekere uniformiteit, maar vaak ontbraken in de pv’s cruciale gegevens. Niet alle variabelen worden immers door de opstellers systematisch opgenomen, wat de analyse bemoeilijkt. Zo ontbraken in veel gevallen de gegevens inzake de ‘verblijfsstatus van de verdachte’ en zijn of haar ‘strafrechtelijke verleden’. Ten slotte is er het probleem van de verdachten zonder geldige identiteitsdocumenten. Gegevens zoals de leeftijd, de nationaliteit, de geboorteplaats en de verblijfplaats zijn in zulke gevallen noodgedwongen gebaseerd op de verklaring van de betrokkenen zélf. Sommige verdachten geven valse identiteitsgegevens op, wat de kwaliteit van de onderzoeksgegevens opnieuw aantast.
Hoofdstuk 2: De justitiële aanpak van detailhandel Een analyse van 31 parketdossiers In dit hoofdstuk presenteren we het tweede luik van de dossieranalyse: een studie van 31 parketdossiers. Deze analyse op parketniveau dient als aanvulling op de veeleer kwantitatieve studie van processen-verbaal. De parketdossiers bleken rijk aan nieuwe informatie (§2.2), o.m. over de strafrechtelijke procedures bij drugsfeiten (§2.3). We bekeken tevens andere procedurele aspecten, zoals de doorlooptijd van het dossier (§2.4), de toepassing van de voorlopige hechtenis (§2.5) en de verschillende onderzoeksverrichtingen (§2.6). Op inhoudelijk vlak vonden we gegevens omtrent het telefonieverkeer (§2.7), de verklaringen van de verdachten (§2.8) en een aantal indicaties met betrekking tot de modi operandi (§2.9). Ten slotte boden de geanalyseerde parketdossiers ook inzicht in de fase van de straftoemeting, inclusief de strafmaat en de motivering (§2.10).
•
•
2.1 Inleiding Na de analyse van de processen-verbaal uit de periode januari-juni 2011, wilden we meer informatie bekomen over de verdere afhandeling van deze 144 dossiers. Uit een overzicht van de status van de dossiers een jaar later (april 2012) bleek dat lang niet alle zaken ondertussen gevonnist en afgesloten zijn. Dat was slechts in 65% het geval. Er zijn echter nog andere mogelijkheden: • Voeging (5%): Het dossier werd bij een ander dossier gevoegd. In het kader van een goede rechtsbedeling is het soms nodig om verschillende zaken verder samen te behandelen. Wanneer een verdachte
•
•
bijvoorbeeld voor drie inbraken (zaak A, B en C) in verdenking is gesteld, worden deze feiten verder gezamenlijk onderzocht. Zaak A wordt het moederdossier, zaak B en C worden erbij gevoegd. Zonder gevolg (4%): Het dossier heeft geen gevolg gekregen. Een "dossier zonder gevolg" moet altijd gemotiveerd worden. Deze motieven zijn uniform vastgelegd en komen in grote lijnen op drie mogelijkheden neer: het technisch sepot, het beleidssepot en de praetoriaanse probatie.33 Niet gekend (7%): Het dossiernummer is bij het parket niet gekend. Het parket werkt met drie databanken (‘correctioneel’, ‘jeugd’ en ‘verkeer’). In het kader van dit onderzoek zochten we de dossiers enkel in de correctionele databank of databank REA (Rechtbank Eerste Aanleg) op. In deze databank worden dossiers geregistreerd die betrekking hebben op correctionele misdrijven gepleegd door meerderjarige verdachten of door onbekenden. De dossierstatus ‘niet gekend’ betekent dat het opgegeven notitienummer fout is of dat de politie het proces-verbaal niet aan het Antwerpse correctionele parket heeft overgemaakt. Info (2%): Wanneer een dossier bij het parket binnenloopt, wordt automatisch een opsporingsonderzoek opgestart. Het dossier krijgt dan de status ‘info’. Deze status blijft behouden zolang het opsporingsonderzoek (let op: niet een gerechtelijk onderzoek!) aan de gang is. Op het moment dat de magistraat beslist om de zaak te seponeren, een alternatieve afhandeling toe te passen of een onderzoeksrechter te vorderen, verandert de status van het dossier. Meegedeeld voor eindvordering (1%): Wanneer de onderzoeksrechter van oordeel is dat het gerech-
27
•
•
•
•
telijk onderzoek rond is, maakt hij het dossier met een beschikking tot mededeling aan het parket over. Vervolgens wordt een eindvordering opgesteld en gaat het dossier naar de Raadkamer. Raadkamer (2%): Het dossier wordt door de Raadkamer behandeld, die de rechtspleging regelt. De Raadkamer ontlast de onderzoeksrechter van verder onderzoek en verwijst de zaak naar de correctionele rechtbank of hij spreekt een buitenvervolgingsstelling uit. Zitting (3%): De Raadkamer heeft de zaak naar de correctionele rechtbank verwezen en daar is ondertussen een dagstelling bepaald. Vonnis in beroep (2%): Er is een veroordeling in eerste aanleg geweest. Men heeft beroep aangetekend, maar de beroepsprocedure heeft nog niet in een vonnis geresulteerd. De volgende status in deze zaak zal logischerwijze ‘Arrest Hof van Beroep’ zijn. Arrest Hof van Beroep (9%): Voor een aantal dossiers is uiteindelijk door het Hof van Beroep een definitief arrest geveld.
In dit onderzoek hebben we ervoor gekozen om alleen de definitief gevonniste parketdossiers te bestuderen. Deze dossiers zijn afgerond en bevatten de meest volledige informatie. Ook voor de griffie van het parket was dit praktisch gezien de meest haalbare optie. Naargelang hun status kunnen dossiers zich immers op verschillende locaties bevinden, terwijl gevonniste dossiers op de griffie bewaard worden. Gezien de beperkingen in tijd en personele middelen, opteerden we voor een toevalsgewijze selectie (at random) van 40 gevonniste dossiers. Uiteindelijk hebben we er 31 kunnen analyseren. Een aantal dossiernummers bleek immers betrekking te hebben op dezelfde feiten. Enkele andere dossiers waren wegens ‘niet gekend’ niet op de griffie terug te vinden.
2.2 Het parketdossier onder de loep Een parketdossier telt een aantal vaste onderdelen. Naargelang de complexiteit van de zaak kan zo’n dossier lijvig uitvallen. Hoewel niet alle onderdelen van de
28
parketdossiers voor onze analyse nuttig bleken, overlopen we ze kort. Vooraan in het dossier bevinden zich de recentste documenten: het vonnis, een overzicht van de gerechtskosten en een vordering tot verbeurdverklaring van goederen. Daarna volgt het eigenlijke corpus van het dossier. Dat bevat het aanvankelijke proces-verbaal dat door de vaststellers op het moment van de feiten is opgesteld. Dit basisdocument wordt doorgaans met een aantal navolgende pv’s (huiszoeking, extra verhoren, telefonieonderzoek,…) aangevuld. Deze geven het verloop van het onderzoek weer. Meestal bevat het parketdossier nog een kopie van de dagvaarding en een beschikking tot mededeling van de onderzoeksrechter aan de procureur. Achteraan zitten nog enkele aparte mappen, ingedeeld per thema: • Voorlopige hechtenis: Hier vinden we alle documenten aangaande de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het zijn de verschillende beschikkingen van de Raadkamer omtrent de beslissing tot voorlopige hechtenis of de verlenging ervan. Wanneer de Raadkamer iemand onder voorwaarden vrijstelt, bevat het dossier ook voortgangsrapporten van de justitieassistent. • Benadeelden: Dit onderdeel bevat in de parketdossiers omtrent detailhandel meestal geen documenten. De verkoop van drugs tussen een dealer en een gebruiker is een misdrijf dat immers zelden gepaard gaat met een slachtoffer in de juridische zin van het woord. • Identiteit en gerechtelijk verleden: Hier worden de uittreksels uit het rijksregister en het centraal strafregister verzameld. Omdat we in dit onderzoek geregeld met verdachten zonder geldige verblijfspapieren te maken hebben, werden de betrokkenen vaak noch in het rijksregister noch in het centraal strafregister teruggevonden. Ook het gebruik van diverse aliassen maakt de identificatie van de verdachten in deze materie extra complex. • Overtuigingsstukken: In het mapje ‘overtuigingsstukken’ treffen we vooral navolgende pv’s van de politie aan. Het gaat bijvoorbeeld over inventarissen van inbeslaggenomen goederen. De drugs, gsm(’s) en het contant geld zijn zaken die vermoedelijk met
het misdrijf in verband staan en voor de rechtbank als overtuigingstukken moeten dienen. • Onverenigbaarheden: Achteraan is er nog een document met een overzicht van de betrokken medewerkers binnen het dossier. Dit onderdeel is van belang om onverenigbaarheden te vermijden.
4. Voorlopige hechtenis Als de arrestatie door de onderzoeksrechter tot vijf dagen wordt verlengd, moet de verdachte voor de Raadkamer verschijnen. Die beslist of het voorarrest tijdens het gerechtelijk onderzoek nog noodzakelijk is. Hiervoor dient aan enkele criteria te zijn voldaan (zie §2.5). De beschikking moet elke maand worden herbekeken.
2.3 De strafrechtelijke procedure
5. Gerechtelijk onderzoek Ondertussen loopt het gerechtelijk onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter. De politieteams voeren uit. De meeste verrichtingen gebeuren quasi meteen na de vaststellingen. Het gaat in het geval van vermoedelijke detailhandel in drugs doorgaans om een verhoor, een drugtest en -weging, een huiszoeking op heterdaad, het ‘uitlezen’ van de gsm(’s), een antecedentenonderzoek, en inbeslagname van goederen. Nadien volgt mogelijks nog een retroactief telefonieonderzoek (zie §2.6). Na afloop volgt een beschikking tot mededeling van de onderzoeksrechter aan de procureur.
Bij het bestuderen van de parketdossiers inzake detailhandel, stellen we vast dat bij de voortgang van de dossiers steevast diverse fasen optreden. Door de eigenheid van ieder dossier, zijn er natuurlijk hier en daar afwijkingen mogelijk.
1. Vaststelling door de politie Een politiepatrouille stelt bepaalde feiten vast, al dan niet in het kader van een gecoördineerde actie. Uit de analyse van de processen-verbaal bleek al dat de aanleiding uiteenlopend kan zijn: betrapping op heterdaad, een tip/aangifte, via cameratoezicht, bij een identiteitscontrole,… (zie §1.2.2). 2. Contactname met het parket Kort na de vaststelling van de feiten door de politiedienst en enkele urgente verrichtingen (het nemen van vingerafdrukken, het verrichten van een veiligheidsfouille, e.d.m.), wordt de parketmagistraat over de feiten ingelicht. Hij of zij bepaalt of de arrestatie gehandhaafd blijft. Tevens beveelt hij/zij enkele concrete onderzoeksdaden. Door de ernst van de feiten wordt doorgaans beslist tot een gerechtelijk onderzoek. De zaak valt dan onder de bevoegdheid van de onderzoeksrechter, die een ruimere onderzoeksbevoegdheid heeft. 3. Voorleiden voor de onderzoeksrechter Als men wil dat de verdachte gedurende het gerechtelijk onderzoek in voorarrest blijft, moet hij/ zij binnen de 24u voor de onderzoeksrechter worden geleid. Deze kan de aanhouding verlengen tot maximaal vijf dagen. Daarna wordt de Raadkamer bevoegd.
6. Dagvaarding Als de drugsmagistraat beveelt om de snelrechtprocedure in te zetten, ontvangt de betrokkene daags na zijn arrestatie een onmiddellijke dagvaarding. Hij (of zij) wordt uitgenodigd voor een snelrechtzitting (die enkele weken later plaatsvindt). Men mag in de tussentijd beschikken. Bij een ‘gewone’ procedure neemt het gerechtelijk onderzoek wat meer tijd in beslag en verblijft de verdachte misschien wel in voorlopige hechtenis. Bij afronding van het onderzoek wordt de eindvordering ingesteld en worden de verdachten gedagvaard. 7. Onderzoek ten gronde Ten slotte komt de zaak voor de rechter. Deze spreekt een vonnis uit en baseert zich hierbij op de stukken in het dossier en de mondelinge verdediging tijdens de zitting. Vaak wordt de verdachte veroordeeld, al dan niet bij verstek. De veroordeelde kan nadien bij het Hof van Beroep verzet aantekenen.
29
2.4 Doorlooptijd van het strafdossier Uit onze analyse leiden we af dat de afhandeling van een strafrechtelijk dossier qua doorlooptijd sterk kan verschillen. Voor een inbreuk op de drugswetgeving, zoals detailhandel, bestaat er geen standaard doorlooptijd. Het kán snel gaan. Met de invoering van de snelrechtprocedure zijn er zaken die 1 à 3 maanden na de feiten al gevonnist zijn (17 op 31 dossiers). In zulke gevallen worden er geen uitgebreide onderzoeksverrichtingen (zoals bijvoorbeeld het retroactief telefonieonderzoek) bevolen. De beklaagde mag na enkele uren beschikken en krijgt onmiddellijk een dagvaarding mee. Op de zogenaamde snelrechtzittingen worden deze zaken dan één voor één beslecht. Het kan ook anders lopen. Er zijn dossiers waarin 6 tot 12 maanden verstrijken voor het tot een definitieve uitspraak komt. Vaak gaat het om zaken waarin de veroordeelde tegen het vonnis verzet aantekent (6 op 31 dossiers). Pas als het Hof van Beroep zich over de zaak heeft gebogen en een arrest velt, is de beslissing definitief. Zulke procedures kunnen zeer tijdrovend zijn. Er zijn natuurlijk ook zaken die omwille van hun complexiteit meer tijd vragen (8 op 31 dossiers), omdat er bijvoorbeeld meer verdachten betrokken zijn, omdat verschillende dossiers aan elkaar gelinkt (kunnen) worden, omdat tijdrovende onderzoeksdaden werden bevolen, enz. Als de verdachte ondertussen in voorlopige hechtenis verblijft, zal hij/zij bij een definitieve veroordeling tot gevangenisstraf het grootste deel van de straf al hebben uitgezeten.
2.5 Toepassing voorlopige hechtenis Behoudens de snelrechtprocedure, verbleven verschillende verdachten (11 op 31 dossiers) gedurende het gerechtelijk onderzoek (geheel of gedeeltelijk) in voorhechtenis. Dat is vooral het geval als de verdachten geen geldige verblijfspapieren kunnen voorleggen en/
30
of geen vaste verblijfplaats schijnen te hebben. Na een aanhouding van maximaal 5 dagen in opdracht van de onderzoeksrechter, beslist de Raadkamer over de toepassing van dit instrument. De beschikkingen van de Raadkamer vereisen een grondige motivering. De argumentatie is steeds op gelijkaardige wijze opgebouwd: • “Het misdrijf is van een aanzienlijke ernst”: Bij een voorlopige hechtenis moet de verdachte een straf van één jaar of meer boven het hoofd hebben hangen. Voor de detailhandel in drugs is dat het geval (zie §2.10). • “Er zijn ernstige aanwijzingen van schuld”: Hierbij verwijst men naar de vaststellingen van de politie in het proces-verbaal. Vaak werd de deal op heterdaad vastgesteld of beschikt men over voldoende bezwarend materiaal. • “De aanhouding van de verdachte is noodzakelijk voor de openbare veiligheid”: Dit houdt in dat een minder dwingende maatregel (bijv. een invrijheidstelling onder voorwaarden) niet kan worden aangewend. • “Er is een risico op het plegen van nieuwe feiten”, er is m.a.w. recidivegevaar: Dit geldt vooral voor verdachten die al voor drugsmisdrijven gekend zijn. Soms verwijst men ook naar het gebrek aan een vast inkomen. • “Er is een risico op onttrekking”: Dit argument wordt vaak aangehaald bij verdachten zonder geldige verblijfsdocumenten. Het wordt immers bijzonder moeilijk om ze weer op te sporen als ze vluchten. De Raadkamer moet deze beschikking om de maand herevalueren. De verschillende voorwaarden worden opnieuw bekeken. Daarnaast gaat men na of de duur van de straf die op het misdrijf kan volgen, nog langer is dan de reeds ondergane hechtenis. Wanneer het gerechtelijk onderzoek lang aansleept, is het mogelijk dat de Raadkamer de voorlopige hechtenis niet meer noodzakelijk acht en de verdachte in vrijheid stelt. In 6 dossiers werd de verdachte na verloop van tijd vrijgelaten; in 5 gevallen werden hier voorwaarden aan verbonden. Zulke voorwaarden waren bijvoorbeeld:
werk zoeken en daar een bewijs van leveren, het verbod om de woning ’s avonds of ’s nachts te verlaten,… Een justitieassistent volgt de zaak op en maakt een voortgangsverslag. Bij een negatief verloop kan de vrijheid onder voorwaarden (VOV) alsnog worden ingetrokken. De betrokkene kan tegen de beschikkingen ook steeds bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling hoger beroep aantekenen.
2.6 Verloop van het gerechtelijk onderzoek Na de vaststelling van de feiten door de politie, gaat het opsporingsonderzoek van start. Met de drugsmagistraat wordt telefonisch contact opgenomen. Die vaardigt een aantal richtlijnen uit. Gezien de ernst van de feiten, wordt bijna altijd beslist om de verdachte voor de onderzoeksrechter te brengen. Op die manier start het gerechtelijk onderzoek en kunnen meer ingrijpende verrichtingen worden ingezet. Het onderzoek naar detailhandel verloopt overwegend routineus. Het gebrek aan budgettaire en personele middelen maakt dat speurders niet altijd tot op het bot kunnen gaan. Traditioneel overloopt men deze onderzoeksdaden: • Een veiligheidsfouille: Dit impliceert het oppervlakkig en vluchtig betasten van de kledij (en bagage) van de verdachte op wapens of gevaarlijke voorwerpen. Iedere bestuurlijke politieambtenaar kan deze fouille uitvoeren. • Een gerechtelijke fouille: Dit is een meer ingrijpende controle van de kledij en het lichaam van de verdachte naar bewijsmateriaal of van het misdrijf. Zulke fouille kan enkel onder de verantwoordelijkheid van een officier van de gerechtelijke politie worden uitgevoerd. • Triptiek van de gerechtelijke identiteit: Belangrijk bij een gerechtelijke opsluiting is het verzamelen van enkele identiteitsgegevens, zoals vingerafdrukken, een foto en een beschrijving van de persoon. Deze gegevens komen in de databank van de politie (ANG) terecht.
• Antecedenten checken: Vervolgens gaat de politie na of de verdachte al in hun systeem staat. Druggerelateerde antecedenten worden dan in het procesverbaal mee vermeld. • Drugtest en -weging: Drugs bij de verdachte gevonden, worden aan een screening onderworpen. Zowel het type drug als de precieze hoeveelheid worden bepaald. • Inbeslagname van goederen: Bij de fouille van de verdachte worden voorwerpen die mogelijks met het misdrijf verband houden, in beslag genomen. Meestal gaat het om zaken als drugs, cash geld en gsm-toestel(len). • Verhoor van de verdachte: In uitzonderlijke gevallen doet de verdachte een beroep op zijn zwijgrecht. Meestal wenst hij of zij wel een verklaring af te leggen. Sinds de invoering van de Salduz-wet (van kracht sinds 1 januari 2012) is de aanwezigheid van een advocaat verplicht.34 Indien nodig wordt een tolk gevorderd. • Verhoor van getuigen: Indien de mogelijkheid zich stelt, worden ook getuigen van het misdrijf ondervraagd. Meestal gaat het om de koper van de verboden producten. In een enkel geval worden één of meerdere omstanders gehoord. • Uitlezen van de gsm: Wanneer één of meer gsmtoestellen in beslag worden genomen, onderwerpt men ze aan een oppervlakkige screening. Men leest de berichten uit op zoek naar druggerelateerde informatie. • Huiszoeking: Als de verdachte een vaste verblijfplaats heeft, tracht men steeds een huiszoeking te doen. Bij een betrapping op heterdaad kan dit automatisch, in andere gevallen heeft men toestemming (van de verdachte of de onderzoeksrechter) nodig. • Voorleiden voor de onderzoeksrechter: Bij een gerechtelijke aanhouding dient men binnen de 24 uur de onderzoeksrechter te contacteren. Enkel hij of zij kan de aanhouding verlengen. De verdachte wordt dan in voorlopige hechtenis genomen. • Retroactief telefonieonderzoek: Voorgaande onderzoeksverrichtingen gebeuren vrijwel meteen na de vrijheidsbeneming van de verdachte. Soms wordt het gsm-toestel nog aan een grondige analyse onderworpen met behulp van de provider. De volledige
31
historiek wordt dan opgevraagd. Zo’n onderzoek neemt ten minste enkele weken in beslag. De informatie omtrent deze verrichtingen wordt bijna allemaal in het aanvankelijke pv opgenomen. Voor de meer uitgebreide verrichtingen, zoals het verhoor, de huiszoeking e.d.m., worden navolgende pv’s opgemaakt. Al deze informatie speelt een belangrijke rol bij de rechtszaak ten gronde, waar zij als bewijsmateriaal fungeert.
2.7 Detailhandel en telefonie Het gebruik van gsm-toestellen is heden ten dage alomtegenwoordig. In de illegale drugshandel is dat niet anders. Een aanzienlijk deel van de straathandel is geëvolueerd naar een telefonische handel. Mobiele telefonie biedt immers een belangrijk voordeel: aanbieder en klant hoeven elkaar niet meer telkens op dezelfde plaats te ontmoeten. De verkoper en de gebruiker kunnen voortdurend op andere plaatsen afspreken. Bovendien zijn bereikbaarheid en flexibiliteit verkoopsargumenten bij uitstek. Ook het feit dat de gsm, in tegenstelling tot de huistelefoon, een persoonlijk attribuut is, speelt een belangrijke rol.35 Uit de analyse van de processen-verbaal bleek al dat detailhandelaars vaak één of meer gsm’s op zak hebben (zie §1.5.1). Bij de arrestatie van een verdachte worden ze steeds voor verder onderzoek in beslag genomen. In eerste instantie impliceert dit het uitlezen van de gsm op zoek naar bezwarende informatie. Soms gaat men nog een stap verder via een retroactief telefonieonderzoek. Uit de kwalitatieve analyse van de parketdossiers blijkt dat veel detailhandelaars de risico’s van het gsmverkeer kennen en zich zoveel mogelijk indekken. Veel verdachten hebben meer dan één toestel op zak en wisselen vaak van mobieltje. Als het toestel bij betrapping uitgeschakeld staat, beweren ze simpelweg de pincode niet te kennen. Het sms-verkeer dat de politie toch in handen krijgt, is veelal in een soort codetaal gesteld. Detailhandelaars gebruiken zelden expliciet taalgebruik. Toch zijn er uitzonderingen die weinig aan de verbeelding overlaten:
32
“Kan je rond 23.30u aan die halte kome geef u 20 euro x voor een 10ntje” “Rasta kan je aan die halte staan voor die 10 eur x kgeef je dus 20 x” (Nederlander, 25 jaar, verkoop van cannabis) De meeste dealers verkiezen een kort en zakelijk telefoongesprek om hun deals te regelen. Hiervoor veranderen ze geregeld van nummer en gebruiken ze verschillende simkaarten. Voor het onderzoek is het daarom nuttig om de gespreksgeschiedenis op te vragen. Aan de hand van de lijst van contactpersonen gaat de politie na of ze mensen kan identificeren die om drugsfeiten gekend staan. Dit kan een aanwijzing zijn voor de betrokkenheid van de verdachte bij de lokale drugsmarkt. Harde bewijzen zijn eerder uitzonderlijk door het snelle aanpassingsvermogen van de dealers. Wanneer verdachten tijdens het verhoor met de telefoniegegevens worden geconfronteerd, ontkennen ze de feiten meestal: “Ik heb de gsm gisteren pas gekregen van een vriend. Ik ken al die contactpersonen niet.” (Algerijn, 42 jaar, verkoop van cocaïne) “Ik leen het toestel wel eens uit aan anderen als zij dit vragen. Aan wie? Euh.. Kennissen. Ik ken enkel hun voornaam, voor de rest weet ik niet veel over hen. Misschien dat zij iets met drugs te maken hebben?” (Nepalees, 36 jaar, verkoop van heroïne) “Ja, het is mijn gsm. De contactpersonen zijn vrienden. Het heeft helemaal niets met drugs te maken. Ik wist helemaal niet dat zij drugs gebruikten.” (Palestijn, 23 jaar, verkoop van heroïne) In uitzonderlijke gevallen speelt de verdachte open kaart. Dan blijkt dat de gsm vaak door de zgn. bovendealer beschikbaar wordt gesteld. Soms krijgt de detailverkoper een gsm inclusief een klantenbestand, waarvoor hij/zij een flinke geldsom moet betalen. In andere gevallen krijgt men de gsm gewoon gratis en wordt men zelf door de klanten gecontacteerd.
2.8 Verklaring van de verdachte Tijdens het gerechtelijk onderzoek tracht de politie de verdachte te verhoren. Hoewel verdachten in principe over een zwijgrecht beschikken, heeft iedereen in de hier geanalyseerde parketdossiers een verklaring afgelegd. Sommigen kregen daarbij de hulp van een tolk. De grote meerderheid van de verdachten ontkent de feiten. De ene verklaring is daarbij geloofwaardiger dan de andere. Verdachten proberen zich vooral te profileren als een gebruiker die het slachtoffer van één groot misverstand is geworden. Enkele voorbeelden: “Ja, ik had marihuana op zak. Deze drugs is voor mezelf, ik had deze net gekocht op het De Coninckplein. Ik wilde het helemaal niet verkopen. Het is een misverstand.” (nationaliteit onbekend, 36 jaar, verkoop van cannabis) “Ik was gewoon aan het praten. Mensen spraken mij aan om drugs te kopen. Ik had nog wat op zak voor eigen gebruik en heb dit gegeven. Ik verkoop geen drugs.” (Guinees, leeftijd onbekend, verkoop van cannabis en hasj) “Ik deal niet. De politiemensen en getuigen liegen. Ik was in het pand via de sleutel van mijn lief. Ik wilde gewoon mijn fiets binnenzetten. Ik heb er geen drugs verkocht.” (Surinamer, 26 jaar, verkoop van cannabis) “De pakjes die ik weggooide, waren voor eigen gebruik (32 dosissen heroïne en 14 dosissen cocaïne, nvdr). Ik heb meer gekregen ter compensatie. Vorige keer was het slecht spul. Het is ook gemakkelijker zodat ik niet veel moet pendelen.” (Algerijn, 25 jaar, verkoop van heroïne en cocaïne) “Ik ben naar Antwerpen gekomen om drugs te kopen. De bestuurder van de wagen vroeg me of ik een sigaret had. Ik verkoop geen drugs. Ik heb 2 gsm’s op zak. De Samsung heb ik gekregen van een neef, de Nokia is ook niet van mij, hij is van een vriend.” (Nepalees, 36 jaar, verkoop van heroïne)
Als de verdachte wél bekent drugs te hebben verkocht, is de verklaring vaak dezelfde. Allemaal zijn ze nog maar pas met de verkoop van drugs begonnen. Verdachten zonder geldige verblijfspapieren zijn kortelings in België aangekomen. Ze zochten een manier om te overleven. De anderen hebben schulden of wilden zich snel verrijken. Ze kennen naar eigen zeggen de pincode van hun gsm niet, en hebben geen contactgegevens van hun bovendealer. Hun klantenbestand zou nog zeer beperkt zijn. Het lijkt allemaal redelijk onschuldig en kleinschalig. Ze zouden hun lesje hebben geleerd en uit het milieu stappen. “Ik ben nog maar één dag in België. Ik was iets gaan drinken in de buurt van het station. Een man sprak mij aan en vroeg of ik werk zocht. Hij stelde voor om pakjes te leveren voor hem. Ik weet niet wat er in deze pakjes zit. Het was mijn eerste keer.” (Algerijn, 24 jaar, verkoop van hasj) “Ik ben nog maar enkele weken geleden in België aangekomen. Ik verblijf op straat. De huissleutels zijn niet van mij, ik heb ze gevonden. Vandaag is het de eerste keer dat ik marihuana verkoop.” (Palestijn, leeftijd onbekend, verkoop van marihuana) De politie neemt zulke verklaringen met een stevige korrel zout. Bijna elke verdachte brengt eenzelfde, onsamenhangend verhaal, ook als de feiten op heterdaad werden vastgesteld. In een drietal dossiers wil de verdachte zijn verhaal kwijt en werkt hij vlot mee. Op deze manier komen we toch nog iets meer te weten over het reilen en zeilen binnen de Antwerpse detailhandel. CASE 1: Op 16 april 2011 werd F, een Spanjaard van 42 jaar, met zijn broer opgepakt in hun appartement in het oude stadscentrum (2000). Er gingen geruchten over de verkoop van drugs vanuit dit pand. Na enkele vaststellingen tijdens een politioneel toezicht, is men het pand binnengevallen. De twee broers waren in het bezit van meer dan 400 gram marihuana, verdeeld in 196 dosissen. Daarnaast werden ook allerlei drugsparafernalia, een weegschaal, een neppistool, en grote geldsommen aangetroffen. Tijdens het verhoor verklaart F het volgende:
33
“Ik heb de handel van mijn broer overgenomen toen hij in de gevangenis zat in 2010. W. kwam drugs brengen om verder te verkopen en kwam later de opbrengsten halen. W. is slechts een tussenpersoon. A. is de bovendealer. Als mijn broer vrijkwam, hielp hij mij vaak omdat ik moeilijk te been ben. Mensen bellen aan en dan gaat één van ons naar beneden om een pakje te verkopen. De handel brengt wekelijks zo’n 1.500 à 1.700€ op. Maar zelf hou ik maar 150€ over. We verkopen de marihuana voor 10€ per gram. Ik ben ermee begonnen omdat ik veel schulden had. Ik heb schrik van A. Hij bedreigt mij en mijn familie.”
“In januari 2008 heb ik mijn eerste dosis cannabis verkocht. Ik ben gestart met een tiental afnemers. Laatst had ik er ongeveer veertig. Met de winst betaalde ik mijn eigen gebruik, uitgaan, eten enzovoort. Nu heb ik werk gevonden en ben ik mijn studies aan het afmaken. Ik heb spijt om wat ik heb gedaan. Ik woon bij mijn ouders. Mijn drugs kocht ik van een negroïde man. Ik kon hem van tijd tot tijd vinden op het De Coninckplein. Ik kocht grotere hoeveelheden. Afnemers belden hem op, deden een bestelling en deze ging ik brengen.”
CASE 2: Op 20 februari 2011 werd de Belg S. samen met zijn neef A. opgepakt aan het Museum van Schone Kunsten op het Antwerpse Zuid. Door de politie werd vastgesteld hoe de 20-jarige S. uit de wagen stapt en met een voorbijganger een deal sluit. Na het fouilleren en doorzoeken van de wagen, blijken de twee in het bezit te zijn van 6,6 gram cocaïne, verdeeld over 6 dosissen. Zijn verhaal klinkt als volgt:
2.9 Modi operandi
“Ik woon nog thuis bij mijn ouders en deal sinds een maand. Ik heb mijn gsm gekocht van een zekere K. Ik heb hem leren kennen in een shishabar. Ik heb de gsm, met nummers, gekocht voor 500€. Ik wilde de handel samen met mijn neef A opstarten maar dat lukte niet zo goed. Ik ben dan maar alleen begonnen. Ik heb 280€ betaald voor 7 gram cocaïne van K. Ik kreeg een sms of telefoontje van een koper en probeerde dan ter plaatse te gaan. De deals gebeurden vooral aan de Singel of op het Zuid.” CASE 3: In het centrum van Antwerpen (2018) bellen de ouders van een 19-jarige student op 25 mei 2011 de politie om hun zoon aan te geven voor de verkoop van cannabis. De vader had zakjes marihuana in de wagen van zijn zoon aangetroffen en ze verbrand, waarop de zoon woedend vertrok. Even later keert hij weliswaar terug. De ouders zouden al langer het vermoeden hebben dat hun zoon softdrugs verkoopt. De jongen blijkt 3,2 gram in zijn bezit te hebben. Nadat de jongen bekoeld is, werkt hij enigszins mee met het onderzoek.
34
Dankzij de kwalitatieve studie van enkele parketdossiers verwierven we meer inzicht in de modi operandi van de Antwerpse detailhandelaren. Generaliseren van de bevindingen is echter onmogelijk, gezien het kleine aantal dossiers. Wat we hieronder beschrijven, vormt dus geen representatief beeld van de volledige detailhandel in de stad. Het gaat om feiten die in het kader van gecoördineerde acties in de zogenaamde ‘probleemwijken’ werden vastgesteld, en feiten die in het straatbeeld meer opvallen. Bepaalde segmenten van de detailhandel blijven hier ongetwijfeld onderbelicht. Zo valt het op dat deze dossiers hoofdzakelijk op het straatdealen van cannabis, cocaïne en heroïne betrekking hebben: het verkopen van drugs waarbij koper en verkoper elkaar te voet op straat ontmoeten en er een vluchtige overdracht plaatsvindt. Soms verplaatst men zich hierbij naar een meer afgeschermde plek, bijvoorbeeld een portaal of een ondergrondse metro. Het komt voor dat de overdracht plaatsvindt door het raam van een voorbijrijdende auto. Er zijn ook dealers die mee in het voertuig stappen. De deal vindt dan plaats terwijl de bestuurder een blokje om rijdt. De detailhandelaar met meer kapitaalkrachtig cliënteel maakt wel eens gebruik van een (huur)auto om drugs rond te brengen. Het verkopen vanuit dealpanden komt in de geanalyseerde parketdossiers nauwelijks voor (2 op 31 dossiers), al is het niet duidelijk waarom. Het oprollen van een dealpand is merendeels het gevolg van een uitgebreider onderzoek van de lokale recherche of de wijkonderzoeksteams.
Uit de parketdossiers blijkt dat vele transacties via de telefoon worden afgesproken, al stelt de politie dit niet altijd vast. De feitelijke deal laat vervolgens nooit lang op zich wachten. In bepaalde wijken van de stationsbuurt spreken de verkopers de gebruikers die ‘zoekgedrag’ vertonen aan. De transacties zijn dan kortstondig en zakelijk. Er is geen persoonlijke verwantschap tussen verkoper en koper; het is een kwestie van vraag en aanbod. Men kent ten hoogste elkaars naam en telefoonnummer, maar of het de echte namen zijn, valt te betwijfelen. Detailhandelaars weten dat de politie op de loer ligt en passen hun werkwijze aan. Er zijn dealers die samenwerken om de risico’s te minimaliseren. Iemand spreekt potentiële kopers aan. Hij verwijst ze door naar zijn handlanger verderop. Ook hij heeft vaak niets op zak, maar haalt de middelen bij derden of in een schuilplaats in de buurt. Zo verstoppen ze de middelen vaak onder een auto, in een café, in een portaal,… Dealers lopen nog zelden rond met verschillende dosissen bij zich. Als verdachten door de politiediensten staande worden gehouden, proberen ze zich wel eens van het bezwarend materiaal te ontdoen. Soms slikken ze pakketjes in, wat niet zonder risico is. Anderen proberen de drugs subtiel weg te gooien. Meestal doen er zich evenwel geen – zoals de politie het verwoordt – onregelmatigheden voor waarbij verdachten zich fysiek verzetten. Ook in deze steekproef van parketdossiers gaat het veelal om mensen zonder geldige verblijfsdocumenten (19 op 31 dossiers) (zie hierover ook §1.3.5). In vijf dossiers bleef de verblijfsstatus onbekend. Deze ‘illegalen’ blijken vaak de onderste schakels van een netwerk. Ze worden ingeschakeld door bovendealers om pakjes rond te brengen. Het is een kwetsbare groep die makkelijk wordt uitgebuit. Zij trachten met deze illegale activiteiten te overleven, maar de grote winsten moeten ze aan anderen afstaan. In de resterende dossiers treffen we verdachten aan met uiteenlopende profielen. Er zitten nogal wat jongvolwassenen tussen, die nog thuis wonen. Ook zij opereren doorgaans in een ruimer netwerk dat de drugs aanlevert. De detailhandelaar die louter op zelfstandige basis werkt, lijkt zeldzaam.
2.10 De straftoemeting De Belgische drugwetgeving maakt voor de straftoemeting een onderscheid naar het product en de categorie waartoe het vastgestelde drugsmisdrijf behoort. Sinds 2003 onderscheidt men cannabis van andere illegale drugs en bovendien telt of het misdrijf wordt gepleegd in functie van het eigen drugsgebruik of niet. Detailhandel valt onder de derde categorie: de uitvoer, de doorvoer, de productie, de verkoop, het afleveren, het opslaan en het dealerschap van slaap- en verdovende middelen. De strafmaat hiervoor bedraagt 3 maanden tot 5 jaar gevangenisstraf en een geldboete tussen 1.000 en 100.000€. Bij verzwarende omstandigheden liggen de straffen nog hoger. Bijkomende straffen die een rechter kan opleggen, zijn: sluiting van de inrichting, ontzetting uit bepaalde rechten, beroepsverbod, exploitatieverbod, aanplakking en openbaarmaking en de bijzondere verbeurdverklaring.36 In alle geanalyseerde parketdossiers werden de verdachten schuldig bevonden en veroordeeld, op 1 uitzondering na (een totaal van 35 verdachten in 31 dossiers). Dit heeft vooral met het grote aantal vaststellingen op heterdaad te maken. Slechts in één dossier volgde de vrijspraak, omdat de feiten onvoldoende bewezen waren. Voorts stelden we vast dat de strafmaat voor detailhandel in de praktijk sterk kan variëren. Diverse uitkomsten zijn mogelijk: • Gevangenisstraf met geldboete: Celstraffen variëren van 12 tot 18 maanden. In geval van herhaling of bij een verzwarende omstandigheid (bv. verkoop aan minderjarigen) ligt de strafmaat een stuk hoger. Doorgaans bedraagt de boete 1.000€. Zij wordt weliswaar verhoogd via het systeem van opdeciemen (x5.5). Deze ‘klassieke’ straf werd het vaakst toegepast (voor 19 van de 35 verdachten). • Uitstel van straf: Als de beklaagde geen gevangenisstraf van meer dan 12 maanden heeft gekregen, kan de rechter de uitvoering uitstellen. Er geldt een proeftermijn van 1 tot 5 jaar, eventueel gekoppeld aan voorwaarden. In onze steekproef werd in 7 dossiers een deel van de celstraf en/of geldboete met uitstel uitgesproken. Slechts in twee dossiers werden er voorwaarden aan verbonden.
35
• Opschorting van de uitspraak: Als de beklaagde in het verleden nimmer een gevangenisstraf van meer dan 6 maanden heeft ondergaan, kan de rechter beslissen om de uitspraak van de veroordeling op te schorten. Dit maakt een einde aan de vervolging, tenzij de opschorting wordt herroepen. Er geldt een proeftermijn van 1 tot 5 jaar, eventueel gekoppeld aan voorwaarden. De opschorting (met voorwaarden) werd in onze steekproef slechts één keer uitgesproken. • Werkstraf: De duurtijd van de werkstraf varieert in de geanalyseerde dossiers van 60 tot 180 uur. Deze sanctie wordt voorbehouden voor veroordeelden met vaste verblijfplaats en verblijfsvergunning. Vaak wordt de werkstraf door de dader zelf aangevraagd. In 9 van de 31 geanalyseerde dossiers kreeg een verdachte een werkstraf opgelegd.
gerechtskosten opdraaien. Ook dient hij of zij een bijdrage te leveren aan het slachtofferfonds. De rechter verklaart ook altijd de inbeslaggenomen goederen verbeurd. In het vonnis expliciteert hij zijn of haar motivering. Bij een veroordeling voor detailhandel kunnen verschillende argumenten een rol spelen. De meest voorkomende overwegingen lijsten we op in figuur 6. Er zijn ook argumenten die in het voordeel van de veroordeelde kunnen spelen, al komen die in de praktijk minder voor: de betrokkene heeft geen voorgaande strafrechtelijke feiten op zijn naam (10 op 31), er is een ‘beperkte incriminatieperiode’, m.a.w. de betrokkene heeft nog geen lange criminele carrière (4 op 31), de betrokkene heeft vast werk en een vast adres (2 op 31), de betrokkene is jong (1 op 31), de betrokkene erkent de feiten en betuigt zijn spijt (1 op 31).
Daarnaast moet een veroordeelde verdachte voor de
Figuur 6: Motieven van de rechter bij veroordeling voor detailhandel Motieven Wettelijke of bijzondere herhaling* Verkoop aan minderjarigen Bezwarende getuigenis koper Ongeloofwaardige verklaring Bekentenis verdachte Voldoende bewijs Aanzetten tot gebruik Vaststelling op heterdaad Snelle verrijking als motief Aanleiding tot randcriminaliteit Gevaar voor eigen gezondheid Gevaar voor volksgezondheid 0
5
10
15
20
25
Aantal dossiers * Wettelijke herhaling betekent dat iemand een misdrijf pleegt nadat hij/zij vroeger al eens veroordeeld werd. De wet bepaalt de gevallen en de voorwaarden, vandaar ‘wettelijke’ herhaling. Deze omstandigheid kan de straf verzwaren. Bijzondere herhaling: Wanneer een inbreuk op een bijzondere wet gevolgd wordt door een nieuwe, identieke of gelijkaardige inbreuk op diezelfde bijzondere wet. In dit geval volgt steeds een strafverzwaring.
36
2.11 Conclusies Via de parketdossiers wilden we meer kwalitatieve informatie bekomen over de Antwerpse detailhandel. Bovendien verwierven we inzicht in de strafrechtelijke afhandeling van de dossiers. Parketdossiers zijn lijvige bundels met veel administratieve formaliteiten. De doorlooptijd van een dossier inzake detailhandel in drugs varieert nogal. Er bestaan ook belangrijke verschillen inzake het gebruik van de voorlopige hechtenis. Vooral verdachten zonder geldige verblijfsdocumenten en een vaste verblijfplaats worden in voorlopige hechtenis genomen. Het gerechtelijk onderzoek verloopt eerder routineus. Er zijn binnen de huidige budgettaire en personele grenzen weinig mogelijkheden voor speurders om ‘tot op het bot te gaan’. Bijna alle dossiers resulteerden in een veroordeling, met gevangenisstraf en geldboete als voornaamste strafinstrumenten. In ongeveer één op drie gevallen koos de rechter ervoor om een werkstraf op te leggen. Verdachten werken zelden aan het onderzoek mee. Speurders moeten het daarom hebben van telefonieonderzoek, verklaringen van getuigen en huiszoekingen. De parketdossiers leveren – zoals te verwachten was – grotendeels hetzelfde beeld op als de processen-verbaal. De straathandel in cocaïne, heroïne en cannabis door ‘illegale’ dealers’ krijgt de meeste aandacht. Deze mensen vormen de onderste schakels van een netwerk; bovendealers schakelen ze in om pakjes rond te brengen. Afspraken worden meestal via mobiele telefoons geregeld en de transacties zijn kortstondig en zakelijk. De detailhandelaars passen zich op allerlei manieren aan aan de verhoogde druk van de ordehandhavers. Ze spreken in codetaal, smeden samenwerkingsverban-
den, verstoppen de drugs op straat enzovoort. Net als processen-verbaal bieden parketdossiers in de eerste plaats een beeld van de activiteiten van het parket en de politiediensten. De beperkte, toevalsgewijze selectie van 31 dossiers die we in het kader van dit exploratief onderzoek onder de loep hebben genomen, vormen geen volledige afspiegeling van de Antwerpse detailhandel in al haar facetten. Het zijn onder meer de focus en actieradius van de politionele en justitiële inspanningen die bepalen welke feiten vastgesteld en nadien berecht worden. De stappen binnen het strafrechtelijke proces kunnen met een trechter worden vergeleken, waarbij er in elke fase dossiers afvloeien. Bovendien komen lang niet alle gevallen van detailhandel in drugs in de stad aan het licht. Hierdoor komen heel wat gepleegde feiten niet in de criminele statistieken terecht.37 De parketdossiers die we konden analyseren, waren overigens minder rijk aan informatie dan we hadden verhoopt. Door het gebrek aan medewerking van de meeste verdachten tijdens het verhoor én de beperkte mogelijkheden voor politiemensen om diepgaander onderzoek te verrichten, bevatten veel dossiers slechts oppervlakkige data. Volgens de Antwerpse drugsmagistraat zijn er per jaar honderden parketdossiers betreffende detailhandel. Eén verantwoordelijke drugsmagistraat moet de afhandeling ervan in goede banen leiden. De procedure verloopt bijgevolg redelijk routineus en het gerechtelijk onderzoek blijft doorgaans beperkt. De recent ingevoerde snelrechtprocedure loodst de eenvoudige dossiers op een snelle en efficiënte wijze door de strafrechtelijke molen. Dat gaat anderzijds ten koste van de rijkdom aan informatie over het fenomeen in de parketdossiers.
37
Hoofdstuk 3: Fenomeenanalyse van de detailhandel in Antwerpen In dit derde hoofdstuk beschrijven we de Antwerpse detailhandel vanuit onze gesprekken met sleutelfiguren op het terrein. De geïnterviewden waren relevante actoren uit het werkveld enerzijds, en Antwerpse druggebruikers en detailhandelaars anderzijds. In de interviews kwamen in algemene zin geografische spreiding (§3.2), toegankelijkheid (§3.3), en organisatiekenmerken van de Antwerpse detailhandel (§3.4) aan bod. Eveneens peilden we naar de belangrijkste evoluties van de laatste jaren (§3.5) en het profiel van deze detailhandelaars in Antwerpen (§3.6). Ten slotte peilden we naar de impact van het fenomeen op de omgeving (§3.7).
3.1 Inleiding We voerden 24 face-to-face gesprekken met terreindeskundigen uit het lokale drugwerkveld aan de ene kant en Antwerpse druggebruikers aan de andere. Een semi-gestructureerde vragenlijst, afgestemd op beide doelgroepen, fungeerde als leidraad. Het gesprek werd – onder instemming van de respondent – met een bandopnemer geregistreerd. De lengte van de interviews varieerde van 30 tot 90 minuten. We contacteerden de respondenten telefonisch. Voor de gebruikers voorzagen we een incentive van 15€.38 De gesprekken met professionele actoren vonden doorgaans op hun werkplek plaats; de conversaties met de gebruikers op openbare plaatsen. Voor het selecteren van respondenten met professionele kennis van de Antwerpse detailhandel, zochten we contact met de lokale politie (de lokale recherche
38
en de zes wijkonderzoeksteams), het parket (de onderzoeksrechter, de drugsmagistraat en de persmagistraat), de hulpverlening (het Justitieel Welzijnswerk en het straathoekwerk) en de Dienst Vreemdelingenzaken. We bevroegen uiteindelijk 16 terreindeskundigen. Daarnaast hebben we in samenwerking met het straathoekwerk contact met enkele Antwerpse gebruikers gehad. We streefden naar een zo heterogeen mogelijke groep van mannen en vrouwen, jong en oud, ‘problematische’ en ‘recreationele’ gebruikers, soft- en harddruggebruikers. Verschillende gebruikers boden zich aan (het gerucht verspreidde zich snel en de incentive werkte wervend), maar na acht interviews bereikten we het saturatiepunt, waarbij extra interviews nog weinig nieuwe informatie opleverden. Om de insider’s view van de detailhandelaren zelf aan bod te laten komen, hebben we daarnaast in het arresthuis van Antwerpen met vijf detailhandelaars gesproken. Het betrof verdachten die tijdens het verloop van het gerechtelijk onderzoek in voorhechtenis verbleven. Met medewerking van het Justitieel Welzijnswerk van Antwerpen konden we hen rekruteren. De gesprekken vonden in de gevangenis zelf plaats, onder vier ogen, en werden geregistreerd. Ook voor deze respondenten voorzagen we een vergoeding van 15€. We vonden het belangrijk om zoveel als mogelijk aan de detailhandelaars zelf een stem te geven. De bevraging van detailhandelaren is in de praktijk om diverse redenen bijzonder moeilijk. Bij onze aankomst in de gevangenis (op het moment van afspraak) bleek de verdachte vaak niet aanwezig: hij/zij was overgebracht naar de Raadkamer, werd ondervraagd door de politie of was alweer op vrije voeten gesteld. Enkele keren staakten de personeelsleden van het arresthuis, waar-
door ‘externen’ (i.c. de onderzoekers) het arresthuis niet mochten betreden. Desalniettemin zijn we erin geslaagd om met een aantal verdachten een relatief openhartig gesprek te voeren. Toch benadrukken we dat de getuigenissen niet representatief kunnen zijn voor de hele populatie (van betrokkenen in de Antwerpse detailhandel). Het betreft een zuiver pragmatische steekproef. Bij de samenstelling van de steekproef voor alle interviews konden we per definitie geen representativiteit in statistische zin bewerkstelligen. We streefden dan maar naar een zo groot mogelijke variatie in de steekproef door middel van “theoretical sampling”.39
3.2 Geografische spreiding van de detailhandel
•
•
Op basis van onze gesprekken met gebruikers, verkopers en politieagenten van de wijkonderzoeksteams brengen we hieronder een aantal zgn. ‘hot spots’ in kaart. Deze opsomming is niet exhaustief. Zij bevat de meest zichtbare en gefrequenteerde plekken. • Afdeling Oost: Problemen inzake drugshandel concentreren zich vooral in de Luitenant Lippenslaan, vlakbij de autoweg (de ring, de E313 en de E34). Door de nabijheid van op- en afritten treft de politie er vooral drugstoeristen uit de Kempen en Dendermonde aan. Zij komen zich veelal met cocaïne en/ of heroïne bevoorraden. De detailhandel in cannabis heeft eerder een lokale afzetmarkt. Ook de parken in deze afdeling (het Te Boulaerpark, het Rivierenhof) vormen, volgens het Wijkonderzoeksteam van Deurne, een aandachtspunt. • Afdeling West: Deze afdeling bestrijkt de oude binnenstad, tussen de kaaien en de Leien. Zij wordt vooral met de verkoop van cocaïne en cannabis geconfronteerd; heroïne komt er nauwelijks voor. De detailhandel is sterk verbonden met het levendige uitgaansmilieu in deze buurt. Hot spots zijn de Leopold de Waelplaats, de Marnixplaats, het Mechelseplein, de Luikstraat en de Waalsekaai. Dossiers
•
•
met betrekking tot partydrugs, zoals xtc en speed, hebben haast uitsluitend te maken met de zomerevenementen Summerfestival en Laundry Day, die in de buurt van het Zuid worden georganiseerd.40 Afdeling Centrum: Deze afdeling bestrijkt grote delen van de binnenstad aan de buitenzijde van de Leien, ten zuiden van het centraal station (2018), samen met grote delen van Berchem (2600). Vaststellingen inzake detailhandel (cannabis, cocaïne, heroïne) situeren zich vooral in en rond de Brederodestraat, de Provinciestraat, de stationsbuurten van Antwerpen-Centraal en Antwerpen-Berchem, en het stadspark. Deze afdeling wordt niet alleen met het dealen op straat geconfronteerd, maar ook met de verkoop vanuit vzw’s, drugspanden of vanuit auto’s. Afdeling City: De Antwerpse drugsscene wordt niet zelden met deze buurt ten noorden van het centraal station vereenzelvigd. De buurt wordt traditioneel bepaald door een zichtbare drugsproblematiek. Het De Coninckplein en de straten er rond staan vooral bekend voor de verkoop van softdrugs. Voor cocaïne en heroïne kan men volgens betrokkenen bijna overal in de wijk terecht. Ook uit onze analyse van processen-verbaal bleken veel vaststellingen geconcentreerd in de Lange Beeldekensstraat, de Handelstraat, de Diepestraat en de Turnhoutsebaan (zie hierboven, §1.5.7). Ook drugstoeristen komen zich hier bevoorraden. Afdeling Noord: Het noorden van Antwerpen bestrijkt een uitgebreid gebied. De weinige dossiers inzake speed situeren zich eerder in Ekeren en bij uitzondering in Berendrecht. In de wijk Luchtbal heeft men dan weer enkele cannabisdossiers lopen. In Merksem heeft men met de Bredabaan een hot spot waar naar verluidt alle soorten roesmiddelen te vinden zijn. Het Eilandje wordt volgens de politiebronnen eerder door gebruikers dan door verkopers bevolkt. Ook deze afdeling heeft te maken met toeristen van buiten Antwerpen, door de vele op- en afritten van de ring. Afdeling Zuid: Deze afdeling omvat de wijken en districten ten zuiden van Antwerpen, buiten de ring (het Kiel, Wilrijk en Hoboken). Volgens de politiemensen die er werken, concentreren problemen inzake detailhandel zich voornamelijk op het Kiel en
39
in Hoboken. Vooral de Abdijstraat op het Kiel wordt als een belangrijk actieterrein voor straatdealers beschouwd. In Wilrijk worden jaarlijks slechts een handvol vaststellingen gedaan, omtrent doorgaans geïsoleerde incidenten. In algemene zin kunnen we concluderen dat drugstoerisme in Antwerpen zich deels in de oude binnenstad afspeelt, maar toch vooral aan de rand (Deurne, Merksem, Berchem,…) dankzij de nabijheid van de ring. Ook de detailhandel in xtc en speed – die veeleer op afspraak en in uitgaansgelegenheden plaatsvindt – wordt vooral met de buitenwijken van de stad geassocieerd. De binnenstad heeft vooral te maken met de verkoop van cocaïne, heroïne en cannabis. Er is een zichtbare scene in de noordelijke stationsbuurt (Seefhoek) die vooral drugtoeristen en meer gemarginaliseerde gebruikers bedient. Gebruikers trachten deze open scene in de binnenstad naar eigen zeggen zoveel mogelijk te vermijden. Ze gaan er slechts in uitzonderlijke omstandigheden heen (als ze nergens anders terechtkunnen). Men kan bij de straatdealers weliswaar kleine hoeveelheden kopen,41 maar de verkopers in de Handelsstraat, de Diepestraat, de Lange Beeldekensstraat, de Turnhoutsebaan enz. hebben onder gebruikers een slechte reputatie: ze verkopen slechte kwaliteit en proberen gebruikers vaak te bedriegen. Vooral onervaren en wanhopige verslaafden die snel willen ‘scoren’, zijn gemakkelijke slachtoffers. Daarnaast benadrukken we dat alle andere wijken eigen hot spots kennen. Recreatieve gebruikers (doorgaans op zoek naar cannabis of cocaïne) kunnen in principe overal worden bediend, aangezien ze liever een zakelijke relatie opbouwen met een vaste, betrouwbare dealer waarmee ze geregeld afspreken. Die transacties worden telefonisch afgesproken. Verkoper en afnemer treffen elkaar vooral buiten het centrum (vooral de districten Deurne, Merksem, Hoboken en Linkeroever). Gebruikers vermoeden dat ook deze dealers uit de Seefhoek komen, maar dat wordt niet in de analyse van de pv’s bevestigd: de meeste dealers (55%) bleken werkzaam te zijn in de buurt van hun eigen woonplaats. De dealers die in de stadsrand werden betrapt, bleken niet noodzakelijk in buurt 2060 woonachtig (zie §1.3.3).
40
3.3. Toegankelijkheid van de detailhandel De respondenten zijn het unaniem eens over de grote toegankelijkheid van de Antwerpse detailhandel. Dat is al jaren zo. In de verschillende rapporten van de Antwerpse Drugs- en Alcoholmonitor (ADAM) wezen we reeds op die laagdrempeligheid.42 Dat geldt overigens niet alleen voor de ‘straatscene’ in buurt 2060, maar leden van de territoriale afdelingen van de lokale politie stellen dat in Antwerpen overal vast. Elke wijk kent zijn eigen ‘hot spots’ (zie §3.2) waar gebruikers eenvoudig hun gading vinden. Volgens de politie valt dat te verklaren door de aanwezigheid van de Antwerpse wereldhaven, waarlangs roesmiddelen (vooral cocaïne) hun weg naar de binnenstad vinden. Volgens een aantal deskundigen op het terrein wordt 95% van deze drugs eerst naar Nederland geëxporteerd. Pas na het versnijden en verdelen door Nederlandse organisaties komen de drugs op de Antwerpse drugsmarkt terecht. De nabijheid van de haven zorgt er wel voor dat de Antwerpse lokale drugsmarkt erom bekend staat drugs van ‘goede kwaliteit’ te bieden. Dit lokt veel drugstoeristen naar de stad. Met een ring op een boogscheut van de binnenstad lopen toeristen bovendien weinig risico en kunnen ze in enkele minuten hun aankoop afhandelen. Een (naar Belgische normen) grootstad als Antwerpen biedt kopers bovendien de nodige anonimiteit. Met enige moeite kan een gebruiker op ieder moment van de dag/nacht in Antwerpen zijn gading vinden. Het tijdstip speelt niet zo’n grote rol, klinkt het unaniem. Er is geen sprake van piek- en daluren. Dat bleek ook uit de pv-analyse, waar vaststellingen zich over de hele middag en avond verspreiden (zie §1.2.3). Wel is het zo dat de verkoop van partydrugs zich vooral op donderdag-, vrijdag- en zaterdagavond concentreert. Voor de andere segmenten van de detailhandel start de activiteit in de late ochtend en eindigt rond 22 à 23 uur ’s avonds. ’s Nachts is het eerder rustig. Het zijn vooral de gebruikers die afhankelijk zijn van cocaïne of heroïne, die meteen na het opstaan naar een dosis op zoek gaan. Volgens gebruikers en detailhandelaars is de drugsscene in Antwerpen een wereld om gemakkelijk
in verzeild te geraken. Met de juiste contacten gaat de bal snel aan het rollen. Zowel gebruikers als verkopers zijn vaak erg ‘streetwise’: ze hebben voldoende kennis over de lokale drugsmarkt(en) ontwikkeld, en vinden telkens opnieuw gemakkelijk hun weg naar elkaar. Gebruikers die willen afbouwen of stoppen, mijden bijgevolg bepaalde buurten om niet in de verleiding te komen. Toch worden zij aangesproken en overgehaald om drugs te kopen, niet zelden tegen een interessante korting. Voor sommigen is de laagdrempeligheid een probleem, omdat abstinent blijven op die manier moeilijk is. Er bestaat echter ook een meer gesloten circuit, dat niet in het openbare straatbeeld plaatsvindt, en bijgevolg minder snel aan het licht komt. Het betreft een segment waarop de terreindeskundigen weinig zicht hebben en waar verder onderzoek aangewezen is. Detailhandelaars besteden ook de nodige aandacht aan hun dienstverlening en maken het hun cliënteel steeds makkelijker. De onderlinge concurrentie en de grote vraag maken dat detailhandelaars zich proberen te onderscheiden en aan klantenbinding doen. Met sms’jes kondigen ze zelf aan wanneer er een nieuwe voorraad beschikbaar is, wanneer ze drugs van (nog) betere kwaliteit in de aanbieding hebben, of dat hun gsm-nummer veranderd is. Soms laat men gebruikers gratis een staaltje uitproberen en geeft men een gsmnummer mee voor latere afspraken. Dealers komen zonder problemen aan huis leveren, of laten vaste klanten nu en dan ‘op de poef’ kopen. Wat de beschikbaarheid van de producten zelf betreft, zijn gebruikers het niet helemaal eens. Volgens de meeste respondenten zijn cocaïne en heroïne dankzij de openlijke straathandel het gemakkelijkst ‘te scoren’. Voor marihuana en vooral hasj moeten gebruikers grotere inspanningen leveren, want er kunnen periodes van schaarste optreden. Toch vinden anderen dat vooral softdrugs eenvoudig te vinden zijn. Wel zijn alle gebruikers het erover eens dat de handel in speed en xtc een meer gesloten circuit vormt. Zoals verder uitvoerig wordt beschreven (zie §3.4.1) dient men voor deze producten over de nodige connecties te beschikken, en worden ze nauwelijks op straat verhandeld. “Xtc, amfetamines, MDMA, dat gebeurt allemaal via een netwerk van vrienden of bronnen uit het uitgaans-
milieu. Dat is dus eigenlijk heel toegankelijk voor een recreatieve gebruiker met wat ervaring omdat het vaak gaat over mensen waar ge een zeker sociaal contact mee hebt. Dat zijn vrienden/kennissen uit het uitgaansmilieu. Dat netwerk is dus eigenlijk erg toegankelijk voor een soort van ‘in-crowd’ en veel minder voor buitenstaanders.” (partydruggebruiker, man, 31 jaar) De verhoogde inspanningen van de lokale politie in 2060 hebben totnogtoe weinig impact op de toegankelijkheid van de Antwerpse detailhandel gehad. Kopers en verkopers blijven elkaar in deze buurt vinden. Beide partijen zijn zich ter dege bewust van de verhoogde politieaanwezigheid. Ze passen hun gedrag aan. Er hebben zich daarnaast ook enkele verschuivingen voorgedaan; daar komen we verder nog op terug (zie daarover §3.5 en 4.3). Aan respondenten werd gevraagd naar de gemiddelde prijzen van de diverse roesmiddelen op de Antwerpse lokale markt. De antwoorden waren erg gelijkgezind. We vergelijken in de onderstaande tabel de prijzen in 2012, met onze gegevens uit de Antwerpse Drugs- en Alcoholmonitor van 2008 en 2010. We stellen geen opvallende schommelingen vast. 2008
2010
2012
Marihuana
7-10 euro/gram
7-10 euro/gram
10 euro/gram
Hasj
8 euro/gram
5-10 euro/gram
10 euro/gram
Cocaïne
40-50 euro/gram
20-50 euro/gram
40-50 euro/gram
Heroïne
10-20 euro/gram
10-30 euro/gram
20-30 euro/gram
Amfetamine
9-10 euro/gram
10 euro/gram
8-10 euro/gram
3-5 euro/pil
3-10 euro/pil
3-5 euro/pil
Xtc
De prijs die een individuele gebruiker betaalt, hangt van de hoeveelheid die hij/zij koopt af (grotere hoeveelheden worden tegen lagere prijzen per gram of per pil verkocht), van de persoonlijke relatie met de verkoper, het type verkoper (thuisdealers hanteren vaak
41
hogere prijzen dan straatdealers), van de (beweerde) kwaliteit van het product, de variëteit (bij cannabis), et cetera.43 Gebruikers erkennen dat de hoeveelheid die men aankoopt, slechts bij benadering klopt. Dit geldt vooral voor de dealers op straat, vaste dealers zijn correcter. Straatdealers durven tot één of twee tienden minder te leveren, dan ze beweren (zowel bij marihuana, als bij cocaïne en heroïne). Maar welk geldelijk voordeel levert de verkoop van drugs de detailhandelaars op? Een duidelijk zicht op de winstmarges krijgen, is ondoenbaar. De lokale politie en vooral de lokale recherche leggen zich toe op de berekening van wederrechtelijke vermogens. Doorgaans zijn de dossiergegevens echter gefragmenteerd en ontbreekt het globale plaatje. Wat vaststaat, is dat verschillende mensen een deel van de koek meepikken. In de georganiseerde verenigingen bepaalt de positie die men bekleedt, de grootte van het aandeel. De grote winst gaat naar de top van de organisatie. Die mensen investeren de winsten in hun (legale) ondernemingen, in dure wagens, of ze versluizen het geld naar het buitenland. Hoe lager de positie die men in de hiërarchie bekleedt, hoe kleiner de winstmarge. De detailhandelaars die in een netwerk ingeschakeld zijn, kunnen in hun basisbehoeften voorzien, maar veelal ook niet meer dan dat. Ofwel krijgen ze van hun bovendealer een vast bedrag per dag, ofwel kunnen ze per transactie enkele euro’s opzij zetten. Bij verkopers die op zelfstandige wijze opereren (en hun eigen gebruik onder controle hebben), kunnen de opbrengsten wel buitensporige proporties aannemen. “Wij maken daar regelmatig berekeningen op. Je kan die omzet berekenen, maar je kan de winst niet berekenen. Ik heb daar een prijslijst hangen bij wijze van spreken, je weet hoeveel het kost, je weet hoeveel hij bij heeft, dus kan je een schatting maken per week hoeveel die verkoopt. Dan zie je die omzet, die soms heel groot is. Maar je weet niet hoeveel die heeft aangekocht, hoeveel keer werd het versneden, heeft hij het kunnen kopen van iemand die daar ook winst op heeft gemaakt? Dat weten wij allemaal niet.” (commissaris wijkonderzoeksteam)
42
3.4. Organisatiekenmerken van de detailhandel 3.4.1. Verschillende lokale drugsmarkten Er is een groot verschil tussen de open en de gesloten scene binnen de Antwerpse detailhandel, klinkt het bij terreindeskundigen, gebruikers en dealers. De detailhandel wordt immers vaak vereenzelvigd met de zichtbare problematiek van de straatdealers in de buurt van het centraal station. Zulks bleek al bij de analyse van de pv’s in het eerste hoofdstuk. Dit deel van de detailhandel trekt vooral drugstoeristen en problematische gebruikers aan. Het fenomeen is evenwel complexer dan dat. Veel minder zichtbaar is de ‘modale middenklasse gebruiker’ die op verdoken wijze aan zijn/haar producten komt. Die transacties vinden eerder plaats in het uitgaansmilieu, bij de dealer thuis, op afgesproken plaatsen in de stadsrand, in een auto enzovoort. De stereotiepe “gemarginaliseerde druggebruikers” maken slechts een klein percentage van alle afnemers uit. Het gaat om een heterogene groep van soft- en harddruggebruikers uit alle lagen van de maatschappij. Een tweede vaststelling betreft de scheiding tussen de soft- en harddrugmarkt. De detailhandel in marihuana en hasj bestaat grotendeels los van de handel in cocaïne en heroïne. Vooral de verkoop van marihuana wordt minder met georganiseerde, criminele netwerken geassocieerd. Het betreft dikwijls zelfstandige verkopers, met marihuana van eigen kweek, uit Nederland geïmporteerd, of afkomstig uit plantages in en rond Antwerpen. Er zijn cannabisdealers actief op en rond het De Coninckplein, maar anderen houden zich op in de buurt van scholen en parken over heel de stad. Ook de verkoop vanuit de eigen woning of een portaal komt geregeld voor. De handel in softdrugs wordt geregeld met een aantal Marokkaanse vzw’s en shishabars in de binnenstad in verband gebracht. De laatste tijd voerde de politie controles uit en verschillende zaken hebben de deuren moeten sluiten. Toch blijft het een fenomeen dat in de Antwerpse detailhandel een belangrijke rol speelt, zo blijkt uit de interviews. Dat bleek niet uit onze analyse van pv’s, waarbij slechts
5,8% van de vaststellingen zich in horeca-aangelegenheden bleek te hebben voorgedaan (zie §1.2.1). Alle respondenten wijzen op de overlapping tussen de cocaïne- en heroïnemarkt. De verkoop van beide producten gaat vaak hand in hand en situeert zich vooral in de Antwerpse binnenstad. In de stationsbuurt, gekend voor haar zichtbare drugsproblematiek, bieden de meeste detailhandelaars beide middelen aan. Het cliënteel bestaat vooral uit drugstoeristen met weinig connecties binnen de Antwerpse scene of problematische gebruikers die snel willen ‘scoren’. Bij de analyse van pv’s bleek weliswaar dat 70% van de aangehouden detailhandelaars slechts één product op zak had. Cocaïne en heroïne was wél de meest voorkomende combinatie (zie §1.4.1). Er is daarbenevens een meer gesloten markt van cocaïnedealers die leveren aan een grote groep recreatieve gebruikers. Deze handel bestrijkt de hele stad, met een zwaartepunt in het uitgaansmilieu op het Zuid. Dat bleek ook uit de analyse van pv’s: op de buurt 2060 na, werden de meeste vaststellingen gedaan in postcode 2000 (met inbegrip van het Zuid), vooral in verband met harddrugs (zie §1.5.7). De Antwerpse detailhandel in xtc en speed (amfetamine) vormt, volgens terreindeskundigen en gebruikers, een apart milieu. Enerzijds is er een harde kern van ‘verslaafde speedgebruikers’; voor wie speed een goedkoper alternatief voor cocaïne is. Anderzijds zijn er xtc- en speedgebruikers die zich vooral in het uitgaansmilieu ophouden. De handel zou volgens onze respondenten in handen zijn van ‘autochtone’ Belgen, die verkopen om in hun eigen gebruik te voorzien. De winstmarges in deze branche zijn laag. Anders dan bij cannabis, cocaïne en heroïne, moet een gebruiker over de nodige connecties beschikken om aan speed of xtc te geraken, luidt het. Het speed- en xtc-milieu situeert zich ook minder op straat en blijkt met de Antwerpse randgemeenten verbonden. De verkoop vindt meestal plaats bij dealers thuis of in horecazaken. Hoewel het aantal dossiers inzake xtc en amfetamine in de pv’s beperkt was, bevestigden ze dat beeld wel degelijk (zie §1.3.7). Sommige gebruikers en politiemensen vermoeden dat het gebruik van speed en xtc in het uitgaansmilieu afneemt. De partydrugs kenden vooral succes in de jaren ‘90 in de grote dancings in en rond
Antwerpen. Volgens andere gebruikers én een dealer in partydrugs is dat geenszins het geval, en wordt er heden ten dage minder strikt gecontroleerd in vergelijking met de geregelde razzia’s in discotheken een aantal jaren geleden. “Ik denk dat dat xtc-milieu niet zo heel groot meer is. Drugs zijn heel cultuurgebonden. Je had dat hardcore milieu van mensen die van vrijdag ’s nachts tot dinsdagmorgen weggingen. Je ziet dat misschien in sommige delen van West-Vlaanderen, in Oost-Vlaanderen, bij die dancings op den buiten. Maar hier in de binnenstad en de randgemeenten, daar heb je dat zo niet meer, van die dancings.” (commissaris lokale recherche) “Vroeger, ik spreek dan van 25 jaar geleden he. Xtc, de politie wist toen nog niet wat dat was. Toen begon dat op te komen, en toen ze doorhadden wat het was, hebben ze wat razzia’s gedaan. In Café d’Anvers bijvoorbeeld, daar heb ik dat twee keer meegemaakt. Dat was den tijd van de razzia’s. Maar sinds dan, heb ik dat al jaren niet meer meegemaakt. Nu, ik vind dat ook niet erg. Wat haalt het uit? Dan halen ze hier en daar de gebruikers er uit. Maar die dealers? Ik weet dat mijn vervanger nu al klaar staat, hoor.” (partydrugdealer, man, 45 jaar, Belg) Niettemin zijn er detailhandelaars die op straat, maar zeker vanuit dealpanden aan polidrughandel doen. Zij bieden een uitgebreid gamma van illegale roesmiddelen aan: van cannabis en cocaïne, tot anabole steroïden en Viagra-pillen toe. Zulke “grote vissen” lopen zo nu en dan tegen de lamp, maar maken volgens de respondenten in deze studie een minderheid uit. Ook de politionele vaststellingen uit de dossieranalyse bevestigen deze stelling (zie §1.3.7).
3.4.2. Boven- en onderbouw Hoe bevoorraden de detailhandelaars zich? Werken ze zelfstandig of behoren zij tot een georganiseerd netwerk? Vragen die moeilijk kunnen worden beantwoord. De bovenbouw van de detailhandel laat zich
43
niet zomaar blootleggen. Gebruikers hebben daar weinig zicht op, omdat het ze niet echt interesseert. Zolang een gebruiker op zijn of haar dealer kan rekenen en aan zijn gerief geraakt, is het goed. Er worden geen vragen gesteld over de organisatie van de import en de handel. Ook voor de terreindeskundigen zijn het lastig te beantwoorden vragen, zo blijkt. We spraken met enkele detailhandelaars, maar zij konden of wilden over hun leveranciers maar weinig kwijt. We overlopen enkele bevindingen. Wat de detailhandel in marihuana, hasj, cocaïne, heroïne, xtc en amfetamine betreft, zien we dat dealers ofwel alleen opereren, of deel uitmaken van samenwerkingsverbanden, partnerschappen en familieondernemingen. De drugshandel wordt vaak geportretteerd als een piramidaal gestructureerd bedrijf, maar die verticale hiërarchische structuur is volgens de meeste politiemensen én dealers zelf een fictie. Bovendealers hebben zelden rechtstreeks contact of zeggenschap over de handelaars op de laagste niveaus. In feite bestaat er een verscheidenheid aan ondernemingsvormen, distributieniveaus en soorten personeelsfuncties.44 “Vroeger ging ik altijd naar Rotterdam. Dat is goedkoper, voor redelijke kwaliteit. Maar het is heel gevaarlijk geworden. En dan zijn we naar Antwerpen beginnen gaan. Je moet ze natuurlijk wel kennen, maar hier heb je gesloten adressen waar je naartoe kan gaan. Vaak opgericht door allochtone Nederlanders of Marokkanen. Zowel voor heroïne als voor cocaïne. Die adressen die blijven ook niet lang bestaan. Grote voorraden liggen daar niet. Meestal een maximum van 50 gram, van beiden dan. Er is ook altijd iemand aanwezig, 24 op 24, die slaapt daar dan meestal ook. Zo kan er altijd iemand kopen. Dat zijn dan kleine garnalen eigenlijk.” (Harddrugdealer, 37 jaar, man) De bovenbouw van de detailhandel is hoofdzakelijk het terrein van de lokale drugsrecherche. Zoals andere terreindeskundigen stellen zij dat grote delen van de detailhandel door georganiseerde netwerken worden gedomineerd. Vooral in de handel in zgn. ‘hard drugs’ (cocaïne en heroïne) hebben enkele grote allochtone families de touwtjes in handen. Het gaat om famili-
44
ale verenigingen met een duidelijke taakverdeling, en verschillende niveaus. De top is klein en geeft zich niet zomaar bloot. Zulke sterke familiale en lokale banden zorgen voor een belangrijke cohesie tussen de drugshandelaars en maken de groep ook ondoordringbaar bij vervolging of ondervraging.45 De detailhandelaars brengen het product aan de man, maar tussen deze twee niveaus in fungeren tussenpersonen als ‘buffers’. Eventueel worden de detailhandelaars bijgestaan door runners die gebruikers aanspreken en de weg naar de dealer tonen. Hoe hoger de prioriteit bij de drugsbestrijders, hoe meer intermediairen tussen de verschillende distributieniveaus opereren. Zo is het aantal tussenniveaus op de amfetaminemarkt kleiner dan op de cocaïnemarkt.46 “Men spreekt soms over drugsbendes. Er zijn geen drugsbendes, dat bestaat niet. Waarom? Omdat die vraag te groot is. Iedereen heeft wel werk. Er is geen gebiedsafbakening. Totaal niet.” (commissaris lokale recherche) Over de bovenbouw in de cannabishandel is minder bekend. Ook hier zouden georganiseerde netwerken een aandeel hebben, maar meer dan in de handel in hard drugs, zijn er zelfstandige ondernemers die op zichzelf werken. Het fenomeen van de familiale verenigingen lijkt minder sterk ontwikkeld, vooral wat marihuana betreft. Hasj, meestal geïmporteerd vanuit Marokko, vindt zijn weg doorgaans wel via georganiseerde netwerken. Het is duidelijk dat er met betrekking tot de bovenbouw van de Antwerpse detailhandel weinig kennis op het terrein voorhanden is. Om de georganiseerde netwerken bloot te leggen, zijn ingrijpende onderzoeksdaden nodig, zoals telefoontaps, huiszoekingen en vermogensonderzoek. Vooral de lokale wijkwerking van de politie beschikt daarvoor over te weinig mankracht. De lokale recherche roeit met de riemen die ze heeft. “Soms als je die straatdealers hebt opgepakt, kan je ook niet altijd in elk dossier tot op het bot gaan omwille van capaciteitsproblemen. En zijn we blij dat we ze van de straat hebben en dat we ze veroordeeld krij-
gen. Als ze dan zelf niet echt medewerkend zijn, is het wel moeilijk om het totale plaatje in kaart te brengen.” (drugsmagistraat parket)
3.4.3. Locatiegebonden versus mobiel Qua organisatie werkt detailhandel zélf tweevoudig. Er zijn de locatiegebonden drugstransacties met thuisdealers, dealpanden en het dealen in horeca-aangelegenheden (Marokkaanse vzw’s en shishabars bijv.), en de mobiele drugstransacties op straat, via levering of in voertuigen. Terreindeskundigen menen dat de Antwerpse detailhandel meer mobiel dan locatiegebonden zijn weg zoekt. Mobiel worden er verschillende verkoopsstrategieën gehanteerd. Sommige dealers hangen zichtbaar op straat rond en verkopen kleine hoeveelheden drugs (straatdealers). Daarbenevens zijn er de gsm-dealers. Ervaren gebruikers verkiezen een vaste dealer die per gsm kan worden gecontacteerd. Zulke transacties vallen minder op en kunnen om het even waar in de stad plaatsvinden. Gebruikers met een vaste dealer kopen doorgaans iets grotere hoeveelheden aan. Wat de locatiegebonden detailhandel betreft, zijn er ten eerste een aantal Turkse en Marokkaanse vzw’s en shishabars, die met de detailhandel in (soft)drugs in verband worden gebracht. Deze vzw’s zijn vergunningsplichtig en kunnen bijgevolg relatief snel door de politiediensten worden opgespoord en verzegeld. Er duiken evenwel heel snel nieuwe vzw’s op andere locaties op. Het gebeurt dat kopers en verkopers elkaar in een vzw ontmoeten, terwijl de vzw zélf niet bij drugshandel betrokken is. Tevens dient opgemerkt dat het merendeel van de Turkse en Marokkaanse vzw’s met drugshandel geen uitstaans heeft, en dat de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen in Antwerpen zelf vragende partij zijn voor een strenge aanpak van de detailhandel. Ten tweede zijn er de verkopers die klanten thuis ontvangen, na een telefonische afspraak. Zulke thuisdealers werken doorgaans met een kleiner klantenbestand, gezien de risico’s. Hun manier van werken veronderstelt een zekere vertrouwensband tussen verkoper en gebruiker. Vooral in het ‘speedmilieu’ (amfetamines) zou op deze manier te werk worden gegaan.
Het fenomeen van de dealpanden is volgens de lokale recherche de laatste jaren fel teruggedrongen (zie §3.5). Die daling zou het gevolg zijn van verhoogde politionele aandacht. Ook zouden detailhandelaars het risico op betrapping willen verminderen. Een dealpand loopt gemakkelijk in de kijker door het af- en aanlopen van kopers, verkeershinder, geluidsoverlast enzovoort. Bovendien ligt, als de politie binnenvalt, het bezwarend materiaal in huis. Toch beweren bepaalde detailhandelaars en politiemensen dat er nog veel dealpanden bestaan, die zich snel verplaatsen en transformeren. “Voor hen is het ook belangrijk dat er niet heel de tijd volk binnen en buiten gaat. Het is dus wel de bedoeling dat je een klein uurtje blijft. Anders valt dat op, hé. Ze verhuizen ook wel snel van pand. Men is subtieler geworden. Ze gebruiken vaak panden waar ook iets anders aanwezig is, zoals een tea-room of zo. Daar komt veel volk over de vloer. Dat is een façade, hé, een cover-up.” (partydrugdealer, man, 45 jaar, Belg)
3.4.4. Relaties tussen detailhandelaars onderling In welke mate werken detailhandelaars onafhankelijk van elkaar, of werken ze – horizontaal – met elkaar samen? Detailhandelaars die helemaal alléén werken, vormen een minderheid (of ze lopen minder in de kijker), maar ze komen wel voor. Ze onderhouden de noodzakelijke connecties met hun bovendealer voor de aanlevering van de drugs, maar voor de rest doen ze alles zelf. Dat is niet zo evident, vooral als ze grotere voorraden drugs willen inslaan en de financiële investeringen oplopen. Bovendien neemt één persoon met die aanpak grotere risico’s (een hogere straf, een grotere pakkans). Detailhandelaars door anderen in een netwerk ingeschakeld, werken naar verluidt vaak samen. Van onderlinge concurrentie is weinig sprake. Dat is te danken aan de grote vraag naar drugs in Antwerpen, en aan het feit dat deze verkopers een vaste vergoeding per dag krijgen. Elke verkoper in het netwerk heeft
45
zijn klantenbestand, maar als bij hem te weinig drugs voorradig zijn of als hij onbereikbaar is, wordt de klant naar collega’s in het netwerk doorverwezen. Ook bij de drugstransacties zelf werkt men samen om het risico op betrapping te spreiden. Zogenaamde ‘runners’ worden ingezet om potentiële klanten aan te spreken. Ze hebben zelf geen drugs op zak, maar sturen geïnteresseerden door naar een tweede tussenpersoon even verderop. Die tussenpersoon belt een derde trawant, die de drugs in een pand of een café bewaakt.
3.4.5. Relatie verkoper - gebruiker De relatie verkoper - gebruiker is doorgaans van zuiver zakelijke aard: vraag en aanbod treffen elkaar, en niets meer. De meeste verkopers zijn selectief wat hun cliënteel betreft en verkopen niet zomaar aan iedereen. Zij verkopen niet aan mensen die hen totaal onbekend zijn. Ze vermijden liever ‘verslaafde junkies’, omdat die eventueel voor heisa kunnen zorgen.47 Behalve elkaars schuilnaam en telefoonnummer kennen beide partijen elkaar nauwelijks. ‘Hoe discreter, hoe beter’ luidt het devies. Toch zeggen zowel gebruikers als verkopers dat er tussen beiden een minimaal vertrouwen moet zijn. Drugstransacties moeten snel verlopen, waardoor beide partijen op elkaars woord vertrouwen. Als de verkoper zelf drugs gebruikt, is hij/zij doorgaans minder door winstbejag gedreven, wel door de zucht om het eigen gebruikspatroon te onderhouden. De verstandhouding tussen koper en verkoper is dus minder zakelijk, informeler en gelijkwaardiger. Bovendien is op de lokale drugsmarkt het fenomeen van “social supply” niet onbelangrijk, vooral inzake cannabis en amfetamines. Gebruikers betrekken hun cannabis of speed via vrienden en leeftijdsgenoten, en de transacties hebben weinig of geen commerciële bedoelingen. De nadruk ligt meer op het samenzijn en het onderhouden van een sociaal netwerk. “Als je weet dat je op stap gaat gaan en dat je zin gaat hebben in iets, bel je op voorhand van ‘kijk, heb jij toevallig dat of dat in huis’? Zegt hij dan ja, dan rijd je langs, drink je een pint, rook je een sigaret en doe je een babbeltje. Want dat zijn meestal mensen die
46
je kent. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat je die xtc of speed gaat halen bij mensen die je nog nooit hebt gezien.” (partydruggebruiker, man, 31 jaar) Als de relatie tussen verkoper en koper de zakelijke drugstransactie overstijgt, staan dealers makkelijker bepaalde gunsten toe. Vertrouwen ze elkaar voldoende, dan mag een gebruiker eens ‘op de poef’ kopen of krijgt hij korting. Gebruikers geven ook aan dat de verstandhouding met een dealer vroeger gemoedelijker was. Er bestond meer wederzijds vertrouwen en de verkopers stonden dichter bij de gebruikers. De verhoogde aandacht van politie en justitie en het toegenomen risico op betrapping, hebben de business verhard. Veel detailhandelaars zijn afstandelijk geworden: ze betonen voor hun afnemers weinig empathie en willen het risico op betrapping vooral beperken. “Ik denk dat het enkel te doen is voor de drugs en dat die eigenlijk niets gemeen hebben. Wat je wel ziet is dat men zegt: ik koop daar al een jaar van persoon x. Maar wat is dat dan? Als ze gaan vertrekken, sturen ze een sms’je en krijgen ze een sms’je terug. Ze spreken af, wisselen uit en dan is de dealer terug weg. Voor de rest is er geen enkele relatie tussen die twee personen. Het zijn allemaal individuen met hun eigen verhaal, hun eigen historiek en hun eigen problemen. Het is sowieso een strijd op zich, hé. Dus het is altijd wel een beetje uitkijken.” (commissaris wijkonderzoeksteam)
3.5. Enkele belangrijke evoluties Respondenten uit het drugswerkveld zijn het erover eens: het drugsfenomeen in de stad is een relatief stabiel gegeven. Het fenomeen zélf is niet ingedijkt, klinkt het beslist. Het is een illegale markt met grote vraag en aanbod, waar enorme winsten mee gepaard gaan. De respondenten zijn realistisch en geloven niet in een kant-en-klare oplossing voor het probleem van overlast, onveiligheid en criminaliteit. In de interviews wijzen de terreindeskundigen op een aantal verande-
ringen die zich de laatste jaren in de Antwerpse detailhandel hebben voorgedaan:
1. Telefonie en internet Terreindeskundigen en gebruikers stippen de manifeste rol van de gsm in de detailhandel in drugs aan. Transacties worden heden ten dage vooral telefonisch geregeld. Verkopers zijn zich bewust van het risico van hun werkwijze; op diverse manieren proberen ze dat te omzeilen. Ze gebruiken bijvoorbeeld meer dan één toestel, ze veranderen geregeld van nummer en werken met codetaal (zie ook §1.5.2 en §2.7). Er zijn ook verkopers die niet meer bellen, maar hun ding doen via e-mail en sociale netwerksites. “Om nieuw gerief in te slaan bij mijn bovendealer, spraken wij meestal af via het internet, via een site of zoiets. En dat was nooit tweemaal hetzelfde. Je kan zo profielen aanmaken op sociale websites ofzo. Dat waren allemaal constructies zodat we zo weinig mogelijk van mekaar wisten. Dingen die we al hadden gestuurd, konden we dan ook gewoon verwijderen. Wij wisten natuurlijk dat alles wat je sms’t, ja dat zit in je telefoon. Ja, je moet wat creatief zijn, he.” (partydrugdealer, man, 45 jaar, Belg)
2. Huurauto’s Een andere trend is het gebruik van huurauto’s voor het rondbrengen van roesmiddelen. Verkopers weten dat ook auto’s in beslag worden genomen als ze op drugshandel betrapt worden. Volgens politiemensen en welzijnswerkers bestaan er zelfs huurfirma’s die volledig gerund worden door drugshandelaars. Andere detailhandelaars rijden met grote en chique wagens rond. 3. Frans drugtoerisme Enkele politie- en parketmensen verwijzen naar de aanpak van het Frans drugstoerisme. In 2002 stippelde de procureur des Konings een tweesporenbeleid uit: vervolging en veroordeling ten aanzien van de dealers en een ontmoedigingsbeleid ten opzichte van de Noord-Franse drugstoeristen.48
Tussen 2002 en 2006 werden diverse politionele acties om en rond dealpanden opgezet. Door de verhoogde druk in Antwerpen en de werken aan de ring die de binnenstad minder toegankelijk maakten, zouden die criminele organisaties, naar de mening van sommigen, hun werkterrein naar Gent of Bergen hebben verlegd.49 Het Franse drugstoerisme zou daardoor aanzienlijk teruggelopen zijn. Harde, wetenschappelijk betrouwbare cijfers om die bewering te staven, zijn er (vooralsnog) niet.
4. Verplaatsingseffecten We verwezen hierboven al naar de gecoördineerde acties van de politie in de buurt 2060. Zowel professionele actoren als gebruikers wijzen op enkele verschuivingseffecten die deze operaties tot gevolg hebben gehad. Enerzijds zou de detailhandel deels naar de buitenrand van de stad verschoven zijn; anderzijds zouden gebruikers die traditioneel op en rond het De Coninckplein vertoefden, naar andere pleintjes in de stad zijn uitgeweken. Vooral het alcoholverbod en de GAS-boetes hebben deze verschuiving in de hand gewerkt. 5. Opmars dealers zonder papieren Volgens enkele respondenten uit het werkveld is het aantal drugsdealers zonder geldige verblijfspapieren de laatste jaren sterk toegenomen. Die evolutie beschreven we reeds in het rapport van de Antwerpse Drugs- en Alcoholmonitor in 2010.50 Migranten zonder geldige documenten zouden door (hoofdzakelijk) allochtone Belgen als onderste schakel in een netwerk worden ingeschakeld. Men durft het geen ‘mensenhandel’ te noemen, omdat er over het fenomeen bijzonder weinig geweten is. Ook de economische crisis zou ervoor zorgen dat veel Zuid-Europeanen (vooral Spanjaarden) hun weg naar België vinden.51 Bij het OCMW van Antwerpen merkt men de laatste jaren een stijging van het aantal mensen van Marokkaanse origine en mét de Spaanse nationaliteit, die zich voor een inburgeringscursus en financiële steun aanmelden. Een aantal van hen belandt noodgedwongen in het illegale circuit (zie ook §3.6).
47
6. Achteruitgang kwaliteit Gebruikers stippen steevast de achteruitgang van de kwaliteit van de middelen aan (zowel wat cannabis als de andere drugs betreft). Met beschuldigende vinger wijzen ze naar de verkopers die, om hun winstmarge te vergroten, allerlei versnijdingsmiddelen zouden gebruiken. De Engelse drugsonderzoeker Ross Coomber bestudeerde jarenlang deze typische verhalen. Hij spreekt van een ‘pusher myth’. Drugsverkopers worden als onmensen geportretteerd die drugs met allerlei levensgevaarlijke producten versnijden en het op jonge, onschuldige slachtoffers gemunt hebben. Deze ‘mythe' onder gebruikers wordt evenzeer in stand gehouden door de mediaberichtgeving, en door de beweringen van politiemensen en andere autoriteiten. Volgens Coomber is het accepteren van deze verhalen als feiten problematisch, gezien het gebrek aan wetenschappelijk bewijs en het feit dat op die manier een hele groep doelbewust gedemoniseerd wordt.52 Het versnijden van drugs vindt volgens politie en detailhandelaars zelf hoofdzakelijk plaats met onschadelijke producten zoals codeïne of cafeïne. Gebruikers en terreindeskundigen beschikken heden ten dage niet over betrouwbare informatie inzake de zuiverheid, de sterkte en de kwaliteit van de illegale roesmiddelen. Zodoende worden de slechte kwaliteit en de onzuiverheid van bepaalde stalen pas duidelijk vastgesteld wanneer er iets fout loopt.53 7. Opmars cannabisplantages Een aantal respondenten (zowel gebruikers, als mensen van de lokale recherche en het parket) opperen dat het aantal cannabisplantages in Antwerpen (zowel in het centrum als in de stadsrand) de laatste maanden toeneemt. Men vermoedt dat er georganiseerde netwerken achter zitten. Of dat verband houdt met de recent ingevoerde wietpas in Nederland, is niet geweten. Eén en ander kan ook worden verklaard door het feit dat de strijd tegen de cannabisproductie in het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011 één van de belangrijkste prioriteiten uitmaakt, en dat de inspanningen om plantages op te sporen sterk werden opgevoerd.54
48
“Wat cannabis betreft, wat we daar zien is dat meer en meer cannabisplantages opduiken, ook in de stad. Er zit ook een verschuiving in de nationaliteiten die zich daarmee bezighouden. We hebben plantages gehad die beheerd worden door Vietnamezen en nu hebben we er een aantal van Chinezen. Maar het situeert zich dan weer vooral in de randgemeenten. Dus dat is een nieuw fenomeen: dat die plantages groter worden en dat het er meer zijn.” (onderzoeksrechter)
3.6. Profiel van de detailhandelaren Er bestaat niet zoiets als dé Antwerpse detailhandelaar. We onderscheiden daarom drie categorieën: de ‘autochtone’ verkoper, de ‘allochtone’ verkoper en de detailhandelaar zonder geldige verblijfspapieren. De groep van zgn. ‘autochtone’ verkopers (geboren in België, en ook hun ouders hebben de Belgische nationaliteit) opereert eerder onder de radar. Zij leggen zich vooral toe op de verkoop van cannabis, xtc en speed in meer gesloten circuits, via het uitgaansmilieu of het thuisdealen. Deze dealers beschikken over het noodzakelijke sociale en culturele kapitaal in Antwerpen om drugstransacties achter gesloten deuren op te zetten. Ze hebben een netwerk van vrienden en kennissen, ze kennen het lokale dialect en de sociale omgangsvormen en dergelijke. Ze ogen daarom ook ‘minder verdacht’ en ontsnappen makkelijker aan de aandacht van de ordediensten.55 Ze houden zich zelden bezig met het verkopen van cocaïne of heroïne op straat. Binnen deze groep bestaan er wel grote verschillen qua leeftijd, scholingsgraad, aard van hun beroepsactiviteit en persoonlijk patroon van druggebruik. Doorgaans zijn deze verkopers ook zelf gebruiker, en vaak is er ook sprake van ‘social supply’. Daarnaast is er de grote groep van zgn. ‘allochtone’ verkopers. Daaronder verstaan we mensen met de Belgische nationaliteit, maar van vreemde afkomst. Het zijn zgn. ‘nieuwe Belgen’ van de eerste, tweede
of derde generatie, vaak uit de Maghrebijnse landen. Wetenschappelijk onderzoek verklaart dat verband vooral door een combinatie van lage socio-economische status en een culturele marginalisering van deze groepen.56 In tegenstelling tot de eerste groep, zijn deze verkopers vaker georganiseerd in netwerken, en betrokken bij de verkoop op straat of via dealpanden van cocaïne, heroïne en hasj. Sommige dealers klimmen mettertijd op in de hiërarchie van het netwerk: als bovendealer schakelen ze vervolgens zelf (‘illegale’) detailhandelaars in voor het rondbrengen van de drugs. Sommigen starten als dekmantel eigen zaken op. Ook in deze groep loopt de leeftijd (jongeren en volwassenen), de scholingsgraad en de tewerkstellingsstatus erg uiteen. Bij deze groep lijkt het commerciële aspect wel belangrijk; veel verkopers gebruiken zelf niet. Bij moslims spelen wellicht religieuze overwegingen een rol. Het roken van de waterpijp (shisha) of hasj is daarentegen een algemeen aanvaarde praktijk. De derde groep bestaat uit verkopers zonder geldige verblijfsdocumenten. De exacte nationaliteit van deze dealers is meestal onbekend. Zelf verklaren ze vaak uit Algerije, Syrië of Palestijns gebied te komen; conflictzones met moeilijke repatriëring. Volgens de lokale recherche zijn heel wat illegale dealers afkomstig uit een handvol Marokkaanse steden uit het Rifgebergte (Al Hoceima, Nador en Aknoul). Deze mensen hebben zelden een asielaanvraag ingediend, omdat dit hen een te groot risico lijkt. Als de officiële instanties hun ware identiteit niet kunnen achterhalen, kunnen zij ook niet zomaar onder dwang worden uitgewezen. Het blijft dan bij een bevel om het grondgebied te verlaten, wat dode letter blijft. De Dienst Vreemdelingenzaken doet veel inspanningen om hun ware nationaliteit en identiteit te achterhalen, maar dat is niet altijd succesvol. Deze mensen zonder verblijfspapieren opereren zelden op zelfstandige basis. Zo worden ‘illegale’ immigranten uit Noord- of West-Afrika vaak aan het werk gezet door andere dealers voor het rondbrengen van pakjes, vooral in de wijken 2060 en 2018. Voor deze groep is het verkopen van drugs een strategie om te overleven. Ze hebben nauwelijks mogelijkheden om via de legale arbeidsmarkt werk te vinden, en beschikken in ons land over een zeer beperkt sociaal en cultu-
reel kapitaal.57 Soms gaat het om mensen die eerder in andere Europese steden hebben gedeald. Als de grond onder hun voeten te heet wordt, trekken ze verder. Anderen verdwijnen voor een tijd en belanden na enkele maanden opnieuw in Antwerpen. Onder deze verkopers zonder verblijfsdocumenten vinden we veel mensen die – door de barre levensomstandigheden en het gebrek aan perspectieven – hun heil zoeken in escapistisch druggebruik. Is de verkoop van drugs de enige inkomstenbron voor detailhandelaars, of vormt het slechts een aanvulling op andere inkomsten? Voor de ongedocumenteerde detailhandelaars is het vrij eenvoudig. Zij hebben bij aankomst geen inkomen en weten niet welke instanties te raadplegen. Ze overleven door drugs te verkopen, eventueel aangevuld met zwartwerk in andere sectoren (bijv. de bouwsector). Voor de detailhandelaars met Belgische nationaliteit of met een geldige verblijfsvergunning liggen de zaken anders. Terreindeskundigen merken op dat velen onder hen van extra inkomsten genieten zoals een leefloon, werkloosheids-, of invaliditeitsuitkering. Detailhandelaars met een legitieme voltijdse of deeltijdse job vormen een uitzondering op de regel. Niet in het minst omdat veel dealers ten allen tijde beschikbaar willen zijn. “Ik heb een gele kaart gekregen en heb werk gezocht.58 Vooral interims. Ik wilde een opleiding volgen van de VDAB, maar mijn Nederlands was niet goed genoeg. Daarna werd ik toch toegelaten voor een opleiding tot truckchauffeur. Ik was door alle examens, alleen niet door de praktijk op de openbare weg. Uiteindelijk geven ze mij altijd dezelfde jobs, order picking en zo. Ze denken dat bepaalde mensen, zwarten, goed zijn voor een bepaald werk, ‘dat we sterk zijn’. Maar mensen hebben ook hoop en verwachtingen. Men moet mensen iets laten doen wat ze ook graag wíllen doen. Mensen ook meer opleidingen laten volgen.” (cannabisdealer, man, 39 jaar, Sierra Leone) Uit onze gesprekken blijkt dat detailhandelaars op diverse manieren in de verkoop van drugs verzeild geraken. Ten eerste spelen familiale en vriendschappelijke connecties een cruciale rol. De meesten rollen ‘via via’ in de detailhandel. Ze worden door anderen aangezet,
49
of willen de stap zelf zetten. Ze hebben gemerkt hoe de zaken verlopen en wat ze opleveren. Niet alleen de snelle winst, maar ook het financieren van eigen gebruik kan de doorslag geven. Daarnaast zijn er mensen – zoals de immigranten zonder geldige verblijfspapieren – die met ‘het milieu’ weliswaar geen connecties hebben, maar er makkelijk in verzeilen, omdat ze zich op strategische plaatsen (bv. in de buurt van bepaalde vzw’s) ophouden en aangeven dat ze geld willen verdienen. Sommigen worden aangesproken zonder dat ze er enige moeite voor moeten doen. Dealers herkennen hun potentiële handlangers kennelijk op eenvoudige wijze. Om in de detailhandel te stappen, moet men connecties aanspreken of door andere ‘ervaringsdeskundigen’ onder de arm worden genomen. Een beginnende dealer moet de ‘tricks of the trade’ leren om potentiële klanten en politiemensen te leren herkennen, en zich een betrouwbare reputatie en een vast klantenbestand weten op te bouwen.59 Het migratietraject van detailhandelaars zonder verblijfsdocumenten valt moeilijk bloot te leggen. Gebruikers noch terreindeskundigen hebben er een goed zicht op. Ook de detailhandelaars die wij konden spreken, zwijgen daarover. Vast staat dat de individuele levensverhalen en migratietrajecten eerder uiteenlopend zijn. “In 1998 ben ik vanuit Sierra Leone met het vliegtuig naar hier gekomen. Ik ben aangekomen in Brussel en heb een asielaanvraag ingediend. België was geen bewuste keuze of zo, maar het vliegtuig kwam naar hier. Mensen denken altijd dat Afrikanen naar hier komen omdat ze van slechte komaf zijn en geen geld hebben. Maar ik ben hier door oorlog in mijn eigen land. Ik ben in Antwerpen gaan wonen omdat er hier nog mensen zijn van mijn land. Normaal is het de bedoeling dat mijn twee kinderen ook nog naar hier komen. Maar financieel gaat dat nu niet.” (cannabisdealer, man, 39 jaar, Sierra Leone) Over het motief van de detailhandelaars kunnen we kort zijn. De respondenten zijn het unaniem eens: snel geldgewin is dé drijfveer bij uitstek. Waar dat geld voor dient, verschilt nogal. Voor dealers zonder papieren is
50
het een kwestie van overleven. Gebruikers verkopen om het eigen gebruik te financieren. Sommige ‘allochtonen’ onderhouden met de winst hun familie in hun land van herkomst, of ze investeren het hier in een onroerend goed. Weer andere, vooral jonge (vaak ‘allochtone’) verkopers besteden hun geld aan chique kleren, gsm’s, en dergelijke en bij het uitgaan. Ten slotte zijn er mensen met zware schulden die de detailhandel in drugs als een redmiddel zien. “Ik heb bijna nooit geleefd met geld van het OCMW, bijna altijd gewerkt. Meestal interims. Maar het werk is zeer onregelmatig en soms heb ik bijna geen inkomsten. Nu betaal ik met mijn leefloon 420€ huur. Dan heb ik nog 350€ om van te leven. Ik heb twee kinderen in Sierra Leone die aan het studeren zijn. Ik probeer elke maand 100€ voor hen te storten. Maar 250€ om zelf van te leven is te weinig. Ook omdat ik zelf wiet rook, door alle stress. Zeker als ik geen werk heb. Dan is dat soms wel tot 10€ per dag aan wiet.” (cannabisdealer, man, 39 jaar, Sierra Leone) De persoonlijke levensomstandigheden van de detailhandelaars kunnen erg verschillen. Het lijdt geen twijfel dat de grote winsten vooral naar de bovenbouw van de detailhandel terugvloeien, en niet naar de detailhandelaars zelf. De inkomsten bij de verkopers op het laagste niveau van de Antwerpse drugshandel zijn relatief bescheiden. De ‘autochtone’ en ‘allochtone’ verkopers met geldige verblijfspapieren en die zelf niet op een problematische manier met drugs omgaan, zijn er doorgaans goed aan toe. Ze vallen niet op in het straatbeeld, ze lopen er verzorgd bij en ze wonen thuis of hebben een eenvoudig onderkomen. Sommige ‘allochtone’ jongeren lijken uiterlijk vertoon belangrijk te vinden. Op het vlak van fysieke en mentale gezondheid stellen deze verkopers het door de band goed. Wel leven ze voortdurend met het risico op betrapping, wat bij sommigen op de gemoedstoestand weegt. Het sociale vangnet van deze detailhandelaars kan sterk verschillen. Schrijnende toestanden doen zich voor bij dealers die zelf op een problematische manier drugs gebruiken en bij detailhandelaars zonder papieren. Hun leven leest als een straatje zonder eind: ze wonen erbarmelijk,
ze kampen met lichamelijke en mentale gezondheidsproblemen, ze hebben een (uitgebreid) strafblad, verzeilden al meer dan één keer in de gevangenis,… Het gaat veelal om erg eenzame mensen, zonder sociaal vangnet. Het contact met hulpverlenende instanties is quasi onbestaande. Soms kennen ze het bestaande aanbod niet eens, maar even goed willen ze hun identiteit niet prijsgeven, omdat ze vrezen te zullen worden uitgewezen. In sommige gevallen voorziet de bovendealer een bescheiden onderkomen, in ruil voor hun werkzaamheden. Door hun gebrek aan een verblijfsvergunning is deze groep mensen bijzonder kwetsbaar. Zij zijn onderworpen aan de willekeur van hun bovendealer en worden gemakkelijk uitgebuit. Een gevangenisstraf schrikt hen onvoldoende af. Zij biedt hen eerder wat rust, regelmaat en de nodige basisvoorzieningen.
positie het risico op uitbuiting.
“Die illegalen, dat is schrijnend om te zien. Die bovendealers weten dat ook hé, die illegalen hebben niets. Dus dan wordt er meestal een ruil gedaan: ‘Als gij wilt, geef ik u een appartementje, dat is mijn pand, maar dan moet ge dat en dat doen.’ En dat is vaak het probleem, omdat die zo druk bezig zijn, vergeten die hun eigen zaken op orde te krijgen. Ook altijd als ze bellen met hun land van herkomst is het van: ‘Geld, geld, geld. Hoe zit het daar, ge zit nu in Europa, ge moet ons geld sturen.’ En zo vergeten ze dat ze om acht uur moeten opstaan om naar een advocaat te gaan of de Dienst Vreemdelingenzaken.” (Straathoekwerker)
De laatste tijd is er veel inkt gevloeid over de overlast die de drugproblematiek in Antwerpen met zich meebrengt. In de zomer van 2011 bereikte de media-aandacht een hoogtepunt naar aanleiding van incidenten in de Seefhoek tussen lokale handelaars en drugsdealers. Bewoners en winkeleigenaars pikten het niet langer dat de buurt door drugshandelaars geteisterd wordt. Een tijd lang werden politiepatrouilles ingezet. In dit onderzoek peilden we bij de terreindeskundigen naar de impact van de lokale detailhandel in de stad. Wat de stadsrand betreft, blijft de impact van het fenomeen beperkt. In de districten buiten het centrum (Deurne, Merksem, Hoboken, Wilrijk, Ekeren) is er nauwelijks zichtbare drugsgerelateerde activiteit. Hier en daar zijn er ‘hot spots’ waar kortstondige drugsdeals plaatsvinden. Af en toe duiken er klachten op over rondhangende jongeren, het af en aan rijden van auto’s, lawaaihinder en dergelijke. Sommige buurtbewoners vermoeden dat een en ander ‘met drugs te maken heeft’. Ze maken er bij hun klachten ook expliciet melding van, anderen leggen geen verband met drugs. Verkopers proberen zich in deze buurten low profile te houden en willen problemen met de bewoners vooral vermijden. In de binnenstad ligt dat ietwat anders. De zichtbare vormen van detailhandel concentreren zich in specifieke buurten. De politiemensen van de afdelingen City en Centrum merken de gevolgen. Een aantal buurtbe-
Opereren als detailhandelaar in Antwerpen gaat bovendien met risico’s gepaard. Naarmate de politiediensten hun inspanningen opdrijven, nemen de risico’s op betrapping toe. De detailhandelaars zijn zich hiervan bewust en passen hun werkwijze aan. Toch wordt door velen opgemerkt hoe ‘vreedzaam’ de Antwerpse detailhandel eigenlijk verloopt. Opvallende incidenten, zoals conflicten tussen bendes, afrekeningen, en afpersingen enz., komen weinig voor. Gebruikers kunnen het slachtoffer worden van ripdeals60, terwijl verkopers door een ontevreden klant verklikt kunnen worden. Ook fysieke schermutselingen tussen dealers onderling of tussen dealer en klant doen zich voor. Dealers zonder papieren lopen zoals gezegd door hun kwetsbare
“Dat is heel stresserend eigenlijk, hé. Ik verschoot daarvan. Zelfs in de week, wanneer ik dan niets deed, zit je toch altijd wel met zo’n stress. Je moet daar constant mee bezig zijn. Waar ga ik dat steken? Wat ga ik daar mee doen? Ze kunnen in principe, bij wijze van spreken, altijd aan de deur staan, hé. En als je dat dan hebt liggen… Het was zodanig stresserend eigenlijk. Ik had mijn ticket al geboekt en ging in januari weer op reis vertrekken. Maar ja.” (Partydrugdealer, man, 45 jaar, Belg)
3.7. Impact van het fenomeen
51
woners ergert zich mateloos aan de openlijke transacties tussen dealers en gebruikers. Toch is de impact van de detailhandel een complex gegeven, omdat overlastbeleving zeer subjectief is. Sommige buurtbewoners ondervinden weinig ongemak: ze trekken zich van deze illegale bedrijvigheid weinig aan. Voor andere buurtbewoners blijft de handel een doorn in het oog. Verkopers die de hele dag op straat vertoeven en met toevallige voorbijgangers, lokale gebruikers en drugtoeristen contact zoeken, zorgen volgens hen voor teveel bedrijvigheid en animositeit. Die lawaaihinder hangt tevens samen met de vele voertuigen die deze buurten op zoek naar een deal doorkruisen. Vooral de drugstoeristen zorgen voor ergernis door het af- en aanrijden, fout parkeren en claxonneren. Bovendien kunnen zowel verkopers als gebruikers er sjofel en onverzorgd bijlopen. En naast de drugstransacties zelf gaat de detailhandel ook gepaard met een aantal vormen van druggerelateerde criminaliteit (schermutselingen tussen al dan niet benevelde gebruikers en/of dealers, diefstallen, enz.). Al deze neveneffecten, maar in het bijzonder de aanwezigheid van ‘ongure figuren’, het aangesproken worden op straat en de druggerelateerde criminaliteit leiden ertoe dat sommige buurtbewoners zich onveilig voelen. Bepaalde terreindeskundigen merken op dat het stadsbestuur het probleem erkent en pogingen heeft ondernomen om de leefbaarheid te verhogen: “Maar ik denk nu wel, de stad Antwerpen zelf, dat die daar toch wel vrij sterk aan gewerkt heeft. Infrastructureel ook. Opkopen van leegstaande huizen, die helemaal terug herdaan worden. Het organiseren van activiteiten, positieve activiteiten die samengaan met politieoptreden. Bijvoorbeeld, het boeken- en stripplein, rommelmarkten, ‘Muziek in de wijk’, enzovoort. Dat heeft toch een positieve impuls gegeven aan die wijken zodanig dat mensen die relatief goed begoed waren, zagen van ‘potverdekke, hier staan wel panden te koop die wij ook zelf kunnen renoveren’. En nu zie je toch wel meer en meer dat er ja, een nieuwe evolutie is in die wijken.” (commissaris lokale recherche) Ten slotte merken we op dat verschillende respondenten verklaren dat veel detailhandelaars met de over-
52
lastbeleving van de buurtbewoners rekening trachten te houden. Niet alle detailhandelaars gedragen zich onverschillig ten aanzien van de impact van hun activiteiten op de buurt. Bovendien wensen ze in de eerste plaats het voortbestaan van hun handel te bewaken. Ze streven naar drugs met goede en constante kwaliteit, ze vermijden problemen met de buurtbewoners, ze kiezen zorgvuldig een plaats, d.w.z. in functie van de aard en de omvang van hun klanten. Verkopers hebben er immers alle belang bij om de overlast te beperken en hun handel in goede banen te leiden.61 Uiteraard zijn er ook detailhandelaars die zich weinig van dat alles aantrekken en voortdurend het voorwerp uitmaken van de ergernis van de buurtbewoners.
3.8. Conclusies In dit hoofdstuk hebben we de bevindingen op basis van de analyse van processen-verbaal (hoofdstuk 1) en parketdossiers (hoofdstuk 2) aangevuld met kwalitatieve gegevens die we hebben verzameld via interviews met Antwerpse sleutelfiguren die met het fenomeen van detailhandel in hun dagdagelijkse praktijk ervaring hebben. Deze gesprekken leverden nieuwe inzichten op met betrekking tot segmenten en kenmerken van de detailhandel die in de documenten onderbelicht bleven. De Antwerpse detailhandel is een complex fenomeen dat zich niet tot de openlijke handel in harddrugs in de stationsbuurt beperkt. Elk district van de stad heeft eigen hot spots. De minder zichtbare detailhandel in illegale roesmiddelen in het uitgaansmilieu, via dealers die vanuit een privéwoning opereren, of vanuit wagens wordt doorgaans onderschat. In dat segment van de detailhandel is het aandeel van zgn. ‘autochtone’ verkopers ongetwijfeld groter dan in het segment van de meer zichtbare transacties. Drugstoeristen van buiten Antwerpen komen wel eens in de oude binnenstad terecht, maar ze worden vaker aan de rand (Deurne, Merksem, Berchem,…) bediend, vanwege de nabijheid van op- en afritten van de ring. Ook de detailhandel in xtc en speed lijkt meer gelokaliseerd in de buitenwijken van de stad. In de
oude stadskern worden cocaïne, heroïne en cannabis verkocht aan een zeer divers gebruikerspubliek. Dat bestaat zowel uit recreatieve (weekend)gebruikers als uit gemarginaliseerde gebruikers met een afhankelijkheidsproblematiek. De Antwerpse detailhandel omvat een ‘open’ en een ‘gesloten’ scene. De transacties via straatdealers in de stationsbuurten zijn zichtbaarder. Veel minder opvallend zijn de drugstransacties in het uitgaansmilieu, bij dealers thuis, op afgesproken plaatsen in de stadsrand, in de auto enzovoort. Voor zulke transacties moet de gebruiker over de nodige connecties beschikken. Vaak heeft hij/zij een vaste dealer waarmee op regelmatige basis afspraken worden gemaakt. In de buitenwijken wordt het vaakst marihuana verkocht. In het stadscentrum wordt vaker verkoop van cocaïne of heroïne vastgesteld. De prijzen van alle illegale roesmiddelen in Antwerpen lijken redelijk stabiel: ze zijn min of meer gelijk gebleven met de prijsniveau’s die we b.g.v. eerdere drugmonitors (in 2008 en in 2010) hebben vastgesteld. De Antwerpse detailhandel is een toegankelijke markt. De Antwerpse drugsmarkt geniet een reputatie van ‘goede kwaliteit’. De ring op een boogscheut van de binnenstad vergemakkelijkt de vlucht voor drugtoeristen en de grootstad biedt de nodige anonimiteit. De meer verborgen vormen van drugshandel in de stadsrand buiten de ring hebben – althans vanuit een overlastperspectief – een beperkte impact op de buurten. De meer zichtbare transacties in andere buurten in de binnenstad geven meer aanleiding tot wrevel. Sommige buurtbewoners klagen over lawaaihinder, doorgaand verkeer, ongure types, druggerelateerde criminaliteit en een verhoogd onveiligheidsgevoel. De lokale drugshandel lijkt een stabiel fenomeen, dat over de jaren heen weinig opvallende veranderingen heeft ondergaan. De belangrijkste trends volgens de lokale drugdeskundigen zijn de opmars van de gsm in de detailhandel, het gebruik van huurauto’s, de afname van het aantal Franse drugstoeristen, de verplaatsingseffecten als gevolg van de overlastaanpak in 2060 en de toename van het aantal detailhandelaars zonder geldige verblijfspapieren.
De bovenbouw van de detailhandel laat zich niet zomaar blootleggen. Vooral in de import en de tussenhandel inzake cocaïne en heroïne spelen georganiseerde (familiale) netwerken een belangrijke rol. Over de bovenbouw in de cannabisdistributie is veel minder bekend. De detailhandel is overigens vaak eerder volatiel dan locatiegebonden. Er wordt verkocht vanuit privéwoningen (de zgn. thuisdealers), vanuit of in horecaaangelegenheden (o.m. bepaalde vzw’s en shishabars). Veel frequenter gebeuren de transacties op straat, via thuislevering of in voertuigen. De detailhandelaars vormen een bijzonder heterogene groep. Er zijn ‘autochtone’ dealers die zich vooral met de verkoop van cannabis, xtc en speed in het uitgaansleven of vanuit privéwoningen bezighouden. Zij komen zelden in het vizier van de ordediensten, wat mede verklaart waarom er over dit segment weinig geweten is. Er zijn ook detailhandelaars van vreemde origine, dikwijls afkomstig uit Noord- of West-Afrika. Ze maken vaak deel uit van een netwerk en zijn actief in de straathandel in cocaïne, heroïne en hasj. Drugsverkopers zonder geldige verblijfsdocumenten opereren zelden op zelfstandige basis. Ze worden meestal aangestuurd door anderen, en moeten voor hen de drugs rondbrengen. Voor hen is de informele economie van de detailhandel in drugs een overlevingsstrategie. Deze verkopers zijn niet noodzakelijk middels fysiek geweld in de branche gedwongen, maar de economische drijfveer is wel bijzonder belangrijk. Detailhandelaren hebben het geld nodig om te voorzien in hun eigen basisbehoeften, om hun familie te onderhouden, of om hun eigen gebruik te financieren. De persoonlijke levensomstandigheden van een detailhandelaar variëren sterk van individu tot individu, maar van grote luxe is er op dit niveau zelden sprake. Vooral de verkopers die zelf met een drugafhankelijkheid kampen en/of geen geldig verblijfsstatuut hebben, verkeren in schrijnende omstandigheden: ze kampen met lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen, bezitten al een uitgebreid strafblad, en verbleven al eerder in de gevangenis,…
53
Hoofdstuk 4: Aanpak van de Antwerpse detailhandel In dit hoofdstuk beschrijven we de beleidsmatige aanpak van de lokale detailhandel in de stad Antwerpen. Eerst lichten we de algemene beleidslijnen – zoals die door de vorige bestuursploeg werden uitgetekend – en de belangrijkste actoren toe (§4.1). Vervolgens belichten we het criminaliteitsbeleid (§4.2), de overlastaanpak (§4.3), het migratiebeleid (§4.4) en de belangrijkste hulpverleningsinitiatieven (§4.5) als specifieke speerpunten. Nadien evalueren we dit beleid aan de hand van evaluatiedocumenten en percepties van de actoren op het terrein (§4.6). Tot slot beschrijven we de speerpunten uit het nieuwe bestuursakkoord voor 2013-2018 (§4.7). In Respect voor A wordt de strijd tegen drugs een prioriteit genoemd. Het is te vroeg om de daadwerkelijke verwezenlijkingen in het kader van dit nieuwe beleidsplan te beschrijven, laat staan te evalueren. Desalniettemin formuleren we enkele bedenkingen (§4.8).
4.1 Beleidsvisie en actoren Met het Drugsbeleidsplan van 2009-2012 had het vorige stadsbestuur vijf beleidsdoelen voor ogen: het voorkomen of verminderen van het drugsgebruik (preventieaanpak); het verbeteren van de welzijnspositie van (ex-)verslaafde gebruikers (activeringsaanpak); het aanbieden van een betere zorg voor en opvang van problematische gebruikers (zorgaanpak); het terugdringen en beter beheersen van de drugsgerelateerde overlast (overlastaanpak); en het terugdringen en beter beheersen van de drugshandel en de drugsgerelateerde criminaliteit (criminaliteitsaanpak).62 Deze objectieven werden via een jaarlijks actieplan in concrete acties vertaald. De beteugeling van de detailhandel ressorteert onder de criminaliteitsaanpak van de stad,
54
maar ook acties binnen de overlast- en de zorgaanpak hebben onrechtstreeks een impact. De aanpak van drughandel en druggerelateerde criminaliteit was ook in het Antwerps Zonaal Veiligheidsplan van 2009-2012 een uitdrukkelijke prioriteit. Dealen op straat, vanuit huizen of vzw’s is illegaal, en creëert een onveiligheidsgevoel en overlast voor buurtbewoners. Het zou bovendien schadelijk zijn voor het imago van een buurt en daardoor rechtstreekse negatieve gevolgen hebben voor de plaatselijke handelszaken. De drugproblematiek vergde volgens het Zonaal Veiligheidsplan een aanpak van zowel de aanbod- (dealers) als de vraagzijde (gebruikers). Wat de gebruikers betreft, heeft politie vooral een doorverwijzende taak. Wat de aanbodzijde betreft, omschrijft de politie zich als ‘de belangrijkste speler’ omdat zij het best geplaatst zijn om dealers op te sporen en aan te houden.63 Het veiligheidsperspectief primeert in de dominante visie op de drugshandel en dit blijft ook na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012 het geval. De belangrijkste actoren in de aanpak van het fenomeen situeren zich bijgevolg binnen de ordehandhaving. Toch is ook de stedelijke partner SODA (Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen) vanwege haar coördinerende rol het vermelden waard.
Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen SODA is de stedelijke dienst die al jarenlang het drugbeleid van de stad Antwerpen via het organiseren van overleg tussen alle betrokken partners (hulpverlening, preventie, parket, politie, stedelijk beleid, bevolking, gebruikers) moet vormgeven en opvolgen. Ook wat het beleid inzake detailhandel betreft, hoort SODA een belangrijke rol te spelen. Ze moet de uitwerking van concrete beleidsinitiatieven rond het thema regisseren, in
samenspraak met de betrokken partners. SODA moet de desbetreffende drugbeleidacties opvolgen (bijv. de Actie Straatdealers en Drugrunners) en evalueren (bijv. Evaluatie Bestuurlijke Maatregelen 2060). De dienst is verantwoordelijk voor het creëren van overlegorganen tussen betrokken partners (bijv. de werkgroep Samenwerking Politie/Justitie/Hulpverlening of het Lokaal Intersectoraal Drugoverleg), zij hoort signalen uit het werkveld te capteren en op basis van de beschikbare wetenschappelijke bevindingen beleidsadviezen te formuleren.
Wijkonderzoeksteams Wat betreft de lokale politie zijn het de wijkonderzoeksteams (WOT’s) die op het vlak van detailhandel in drugs het meeste werk op zich nemen. Met het Zonaal Veiligheidsplan van 2009-2012 werden binnen de verschillende territoriale afdelingen van de lokale politie in Antwerpen wijkwerkingen geïmplementeerd. Op die manier wilde het toenmalige stadsbestuur de politiezorg kleinschalig, buurtgebonden en gedecentraliseerd organiseren.64 Iedere territoriale wijkwerking heeft 1 WOT, dat bestaat uit 5 tot 8 politie-inspecteurs.
Het WOT buigt zich over wijkgebonden criminaliteitsfenomenen die verder politioneel onderzoek vragen. Het moet gaan om onderzoek dat voor de lokale politie behapbaar is en geen speciale opsporingsmethoden vergt, zoals detailhandel of diefstal met geweld. Terwijl de WOT’s op straatdealers en drugsrunners focussen, richt de lokale recherche haar aandacht op de complexe dossiers met georganiseerde netwerken. Uit de bevraging van de verschillende teamleiders van de WOT’s blijkt dat detailhandel het grootste deel van de tijd en middelen opslorpt. Men probeert heel gericht rond het fenomeen te werken door informatie te verzamelen, acties op poten te zetten, met (interne en externe) partners samen te werken en te overleggen, enzovoort.
Lokale recherche De lokale recherche werkt niet op individuele gevallen van detailhandel, maar op de lokale georganiseerde drugshandel. Als zij via andere politieafdelingen (uit Antwerpen en elders) of via de Cel Informantenwerking verneemt dat meerdere individuen bij een handel in roesmiddelen betrokken zijn, trekt zij het dossier
Figuur 7: Organogram van een territoriale afdeling van de lokale politie65 Leiding en coördinatie
Stafdienst
Algemene politiewerking • Onthaal • Interventie
Wijkwerking • • • • •
Verkeersteam
Wijkinformatiekruispunt Wijkagenten Wijkonderzoek Wijkteams (3) Wijkpreventie
55
naar zich toe. De lokale recherche tracht door middel van verregaande onderzoeksverrichtingen het verhaal te bevestigen en naar andere plaatsen, personen, producten enz. uit te breiden. In vergelijking met de wijkonderzoeksteams, vormt detailhandel niet de core business van de lokale recherche. Zij spit de vaststellingen verder uit om het ‘globale plaatje’ bloot te leggen. Het onderzoek dat zij voert, is bijgevolg uitgebreider en complexer en neemt meer tijd in beslag. Daarnaast houdt het drugsteam van de lokale recherche zich met cannabisplantages, drugtoerisme en dealpanden bezig.
Douane en de Federale Gerechtelijke Politie De Antwerpse havendouaniers en de speurders van de federale gerechtelijke politie spelen – zij het eerder onrechtstreeks – ook een belangrijke rol. Zij trachten via een geïntegreerde aanpak de import van grote partijen drugs te onderscheppen die via de Antwerpse haven het Europese hinterland bevoorraden. Dankzij het open karakter van de haven kunnen ‘uithalers’ makkelijk pakketjes uit de containers halen. Een (onbekend) deel van de import is voor de lokale afzetmarkt bedoeld. Momenteel houden er zich in de haven een 400-tal douaniers met aangiftebehandeling, toezicht en controle van goederen bezig. Daarnaast spoort het drugsteam van de opsporingsinspectie douane en accijnzen de drugstrafieken in de Antwerpse haven op, aan de hand van internationale contacten en know-how over scheepslijnen en goederentrafieken. Dat team zet scanners in voor het screenen van containers en werkt samen met het ‘rummage-team’ dat weloverwogen bepaalde zeeschepen doorzoekt. De FGP van Antwerpen heeft ook een handvol speurders die specifiek op het haventerrein actief zijn. Gezien hun bevoegdheid inzake zware georganiseerde criminaliteit, focussen zij zich in hun drugsonderzoeken op de criminele organisaties achter de import. Op federaal niveau is onlangs beslist om de beveiliging in de haven van Antwerpen op te drijven, 24u op 24u en 7 dagen per week. Extra mankracht is daarbij noodzakelijk. Vanaf september 2013 zouden er ongeveer 120 nieuwe medewerkers worden aangeworven.66
56
Parket Als politiediensten drugstransacties vaststellen, nemen ze met de referentiemagistraat drugs contact op. Voor de lokale drughandel in Antwerpen was er tot voor kort slechts één drugsmagistraat, die het onderzoek in alle dossiers in goede banen moet leiden. Jaarlijks behandelt deze magistrate honderden dossiers inzake drughandel (op alle niveaus), waarvan het grootste deel op detailhandel betrekking heeft. In de meeste gevallen wordt een gerechtelijk onderzoek bevolen. De politiediensten voeren in opdracht van de onderzoeksrechter allerlei onderzoeksverrichtingen uit (zie §2.6) waarna het onderzoek wordt afgerond en de eindvordering wordt opgesteld. Tenslotte volgt de rechtszaak ten gronde.
4.2 Criminaliteitsaanpak De Stad Antwerpen wilde – luidens het drugsbeleidsplan 2009-2012 – de drugshandel en de druggerelateerde criminaliteit terugdringen en beter beheersen. Ook de lokale politie beschouwde het expliciet als één van haar prioriteiten in het Zonaal Veiligheidsplan. Jaarlijks resulteerde dit in een gedetailleerd actieplan waarin het politionele drugsbeleid wordt toegelicht. De kern van het actieplan van 2012 kan als volgt worden samengevat: “Dit actieplan tracht door middel van proactie, repressie en verwijzing bij de nazorg bij te dragen tot het proberen beheersbaar maken van de actuele plaatselijke drughandel. Secundaire doelstelling hierbij is het terugdringen van de druggerelateerde criminaliteit en inzonderheid de verwervingscriminaliteit. Voor het terugdringen van de maatschappelijke overlast – waar ook drugoverlast deel van uitmaakt – moet de drughulpverlening (straathoekwerk, infrastructureel positioneren van eerstelijnszorg, medische begeleiding, …) een meer prominente rol innemen.”67 De prioriteit van politie en parket ligt bij de bestrijding van productie, verkoop en smokkel van drugs. De ge-
bruikers worden door de vaststeller op het aanbod van de drughulpverlening gewezen en eventueel wordt een voorstel tot therapieadvies geformuleerd (zie ook § 4.5). Het actief opsporen van druggebruikers is binnen de reguliere politiewerking van Antwerpen geen prioriteit. Naast de preventieve en informatiegerichte aanpak, gaat de meeste aandacht naar de repressieve aanpak van de drugshandel. Het actieplan somt een aantal operationele doelstellingen op. De gecoördineerde ordediensten in de afdeling City gericht op de drugoverlast en druggerelateerde criminaliteit (Saturn V, mini-Saturn) worden voortgezet.68 Men organiseert ook een verhoogd cameratoezicht in het kader van de administratieve sancties die voor overlast door druggebruikers/kopers voorzien zijn. Men maakt gebruik van de bestuurlijke middelen in het kader van gewapend bestuur (bestuurlijke aanhouding, sluiting van een inrichting). Door middel van misdaadanalyse wordt aandacht besteed aan beeldvorming (het beschrijven, verklaren en/of voorspellen) en visualisatie (visuele weergave) van de problematiek. Verder vermeldt het actieplan aanwezigheid op het terrein, ‘bescheiden toezichten’, het exploiteren van buurtinformatie en gerichte acties op drughandel. Het actieplan formuleert bovendien ook enkele kwantitatieve en kwalitatieve inspanningsdoelstellingen. Men somt concrete streefdoelen op, onder meer inzake het aantal gepresteerde manuren en het aantal ordediensten.69 Er zijn anno 2012 vier centrale actoren binnen de criminaliteitsaanpak, zoals hierboven werd toegelicht. 70 Voor een efficiënte en effectieve samenwerking tussen de verschillende partners overleggen de WOT’s, de Federale Gerechtelijke Politie van Antwerpen, de lokale recherche en het parket maandelijks. Men bespreekt er de dossiers waar de diensten van de lokale politie mee bezig zijn. Bij dit overleg worden concrete afspraken gemaakt of bestendigd, en de meest recente informatie over de georganiseerde drugsdealers besproken en uitgewisseld. Daarnaast heeft de lokale politie ook periodieke contacten met relevante partners binnen het drugwerkveld, zoals SODA, ADIC, CGG VAGGA, Free Clinic en De Sleutel. Dit vindt voornamelijk plaats via een ad hoc werkgroep ‘politie, justitie, hulpverlening’
georganiseerd door SODA.71 We wijzen ook op het bestaan van een (niet drugsspecifiek) meldpunt bij de lokale politie, waar burgers met allerlei klachten over dealers terecht kunnen. Het betreft de Cel Informantenwerking van de lokale recherche, waarmee burgers (vaak gebruikers) telefonisch op anonieme wijze contact kunnen opnemen. Het betreft drie telefoonnummers die niet permanent bereikbaar zijn. Wat de afhandeling van drugsfeiten betreft, stippelde het parket een gedifferentieerd vervolgingsbeleid uit. Drugsbezit voor eigen gebruik kan tot een minnelijke schikking van het parket leiden (al werd dit in de praktijk eerder ongemoeid gelaten). Jonge druggebruikers (i.e.: tot 25 jaar) worden systematisch voor ‘therapieadvies’ naar De Sleutel en VAGGA doorverwezen (zie § 4.5). Druggebruikers die criminele feiten plegen om in hun eigen gebruik te voorzien, worden naar het project ‘justitieel casemanagement’ doorverwezen als zij aan de voorwaarden voldoen (zie §4.5). Voor de verkoop van drugs vordert het parket steeds een aanhoudingsmandaat en start er een gerechtelijk onderzoek.72
Saturnacties: enkele cijfers Via de dienst beleidsontwikkeling van de Lokale Politie Antwerpen beschikken we over enkele cijfers uit de politionele meetmonitor drugs. Zoals vooropgesteld in het actieplan, werd er in 2012 maandelijks structureel overleg gepleegd tussen de verschillende repressieve partners. Er zijn 22 gecoördineerde korpsacties Saturn V georganiseerd. Dit gaat om bijna 10.000 ingezette mensuren. De lokale afdelingen hebben daarbuiten 152 occasionele lokale acties uitgevoerd ten aanzien van de drugshandel en druggerelateerde criminaliteit, terwijl er aanvankelijk 139 acties gepland stonden. De afdeling City ondernam in 2012 naast deze occasionele acties ook nog 57 gerechtelijke en 56 bestuurlijke mini-saturnacties binnen hun werkterrein. Veertien inrichtingen werden gesloten in het kader van artikel 9 bis van de drugswet. De lokale recherche drugs heeft in 2012 52 onderzoeken naar de georganiseerde lokale drughandel uitgevoerd, goed voor meer dan 15.000 mensuren. In dat kader hebben ze ook 113 huiszoekingen gedaan, 36 telefoononderzoeken en 294 tap-
57
lijnen. Er werden slechts 2 onderzoeken uitgevoerd in het kader van drugtoerisme. In 2009 waren er dit nog 21. Dit fenomeen werd de laatste jaren sterk ingedijkt en is nu weggeëbd. Er werden 32 bedrijfsmatige cannabisplantages opgedoekt, met inzet van 4 effectieve medewerkers (twee meer dan er was vooropgesteld). In 2011 waren dit er slechts 13. Ten slotte heeft de lokale recherche in 2012 52 buitgerichte onderzoeken opgestart (dat zijn onderzoeken gericht op het zo snel en efficiënt mogelijk beslag leggen op het crimineel vermogen van drugsdealers).73
4.3 Overlastaanpak Naast het strafrechtelijke luik kenmerkt het voormalige beleid ten aanzien van de detailhandel zich vooral door de overlastaanpak in de buurt 2060. Al enige tijd voeren de zonale veiligheidspartners gerichte acties ten aanzien van de drugs- en alcoholproblematiek in Antwerpen-Noord. In 2010 besliste de gemeenteraad om extra bestuurlijke maatregelen ten aanzien van de buurt te nemen, in het bijzonder op en rond het De Coninckplein. In dat kader heeft men een actieplan De Coninckplein ontwikkeld, dat naast de overlast- en criminaliteitsaanpak, ook acties op ruimtelijk en sociaal vlak omvat. De aanpak van deze wijk is een gezamenlijke inspanning van het stadsbestuur, de partners in de zonale Veiligheidsraad en partners in het lokaal sociaal beleid.74 Wat de bestuurlijke aanpak betreft werd in een afgebakende zone op en rond het De Coninckplein een tijdelijk verbod op de consumptie van alcohol op de openbare weg ingevoerd. Het gebied wordt afgebakend door de Carnotstraat, de Italiëlei, de Violierstraat, de Osystraat, de Dambruggestraat, de Spoorstraat en het Astridplein (inclusief). Ook het zoeken naar drugs werd middels de politiecodex verboden, maar deze strafbaarstelling geldt in heel de stad. Alle drankgelegenheden in de zone 2060 kregen in 2011 een sluitingsuur opgelegd en voor nachtwinkels en belwinkels werd naast een uitbatingsvergunning ook een vestigingsvergunning ingevoerd.75 Deze wordt door het college van burge-
58
meester en schepenen toegekend aan inrichtingen die in een winkelstraat gevestigd zijn, én als er zich in een straal van 200 meter geen soortgelijke winkel bevindt. Ook het terrasverbod op het De Coninckplein bleef nog een tijdje gehandhaafd, al worden er sinds 2012 weer terrasvergunningen uitgereikt. Daarnaast werden er ook ruimtelijke maatregelen genomen. Met de heraanleg van het De Coninckplein in 2003 hield men rekening met het multifunctioneel gebruik van het plein, dat een tramhalte, een basketveld, zitbanken en fietsenparkings kreeg. Het plein is grotendeels autovrij geworden, wat de toegankelijkheid verbeterde. Ook de straten in de nabije omgeving kregen een opknapbeurt. Aanpassingen in de Dambruggestraat, de Lange Beeldekensstraat, de Muizenstraat, de Van Schoonhovenstraat en de Van Wesenbekestraat beoogden een langzamer verkeer en meer veiligheid en buurtbetrokkenheid. Verder heeft men de programmatie van sociaal-culturele activiteiten in de buurt van het De Coninckplein fors opgedreven, met o.m. Muziek in de Wijk, de Lentepoets en het Strip- en Boekenplein. Ten slotte heeft AG Vespa (Vastgoed en Stadsprojecten voor Antwerpen) sinds de start van het grond- en pandenbeleid in 2009 in de buurt 2060 al 102 projecten gestart. Drieënzeventig projecten zijn ondertussen afgewerkt; 229 wooneenheden werden opgeleverd. Nog eens 29 projecten lopen nog en zullen in de toekomst 118 extra wooneenheden opleveren.76 Ook op sociaal vlak werden er maatregelen getroffen. Overtreders van het alcoholverbod of het verbod op zoekgedrag kunnen via een bemiddeling met de casemanager van de stad een GAS-boete vermijden. Bestaande hulpverleningsinitiatieven werden ingeschakeld of extra gefinancierd (bijv. De Biekorf, Laagdrempelig Antwerpse Woonbegeleiding) en nieuwe initiatieven zagen het licht (Bijv. Alcoholblik, Toezichtsproject Permeke) (meer uitleg onder § 4.5). Daarnaast duidde de stad via de Actie ‘Convenant Drugsoverlastgebied’ hot spots aan waarover politie, stadsdiensten, OCMW, vervoersmaatschappijen, algemeen welzijnswerk en drugshulpverlening werkafspraken maken. Die samenwerking moet leiden tot meer inspanningen ten aanzien van de overlastgevers.
De afspraken bepalen wie inventariseert, wie welke personen benadert en wanneer, wie de politie bij nultolerantieacties kan contacteren, waar cliënten naar toe worden gebracht, wie feedback krijgt over verschillende acties,… Onder leiding van de respectievelijke buurtregisseurs zijn voor twee overlastgebieden samenwerkingsprotocollen drugs opgesteld en opgevolgd: de omgeving van het De Coninckplein en van Schijnpoort.77 Het samenwerkingsprotocol voor de Schijnpoortsite bijvoorbeeld, is afgesloten ten behoeve van personen die hun toevlucht en/of onderdak zoeken in de omgeving van Free Clinic vzw en metrostation Schijnpoort. Men wil bovendien eventuele overlast in de omgeving van de Schijnpoort minimaliseren. Free Clinic zet een straathoekwerker in om de metrostations te bezoeken om illegale slapers verder te helpen en alternatieven aan te bieden. De spuitenpatrouille gaat op maandag- en donderdagnamiddag op ronde, maar werkt ook in opdracht. Spuitenruil sensibiliseert gebruikers en biedt intermediairen die met injecterend druggebruik te maken krijgen vormingspakketten aan. De politieafdeling City verzorgt periodieke patrouilles in de omgeving van het Schijnpoort. Wanneer partners er om vragen, organiseren zij gerichte acties. Ten slotte staan zij ook in voor cameraonderzoek en verwerking van de beelden. De dienst Centrale Controle van De Lijn bezorgt de buurtregisseur per kwartaal een overzicht van drugoverlastgerelateerde feiten en het aantal gevonden spuiten. Er zijn ook afspraken gemaakt op het gebied van doorverwijzing en begeleiding van gebruikers tussen politie en Onthaal Dakloze Druggebruikers (binnenkort het ‘Outreach Team’, zie ook §4.5) of de nachtopvang De Biekorf. Maandelijks wordt op de toezichtvergadering van Antwerpen-Noord de situatie rond de Schijnpoortsite besproken, waar alle betrokken partners hun ervaringen kunnen delen.78 Dankzij een subsidie van het European Regional Development Fund kon de stad Antwerpen in 2011 geplande ruimtelijke ingrepen financieren.79 Het Europees project ‘Deprived Neighbourhood Approach’ wil eigenaarschap in achtergestelde buurten creëren en werkt rond 3 thema’s: buurtveiligheid, gezondheid en welzijn, en openbaar domein. De stad Antwerpen wilde een con-
structieve, enthousiasmerende benadering uitwerken gericht op de overlast op en rond het De Coninckplein, middels een bottom-up methodiek. De eerste fase omvatte een bevraging van de doelgroep: bewoners, bezoekers, lokale handelaars, passanten en de moeilijk bereikbare groep van alcohol- en druggebruikers. De resultaten van die bevraging werden vervolgens mét enkele projectvoorstellen aan de buurtbewoners voorgelegd. Zij konden zelf aangeven welk project ze wilden uitwerken, en of ze dit in een ‘denk’- of ‘doe’-groep wilden doen. Deze projectgroepen kregen het volledige eigenaarschap over hun project; de DNA-medewerkers fungeerden als coach.80 Voorbeelden van projecten inzake ‘Buurtveiligheid’ zijn de bloemenmarkt tijdens de lentepoets, de oprichting van een Buurt Informatie Netwerk en de aanduiding van een pleinverantwoordelijke voor sociale controle. Qua ‘Gezondheid en Welzijn’ zijn er diverse sportevenementen gehouden, er werd een buurthuis opgericht en een meetinstrument inzake welzijn is in de maak. Voor het ‘Openbare Domein’ zijn er onder meer theaterwandelingen, diverse culturele en feestelijke activiteiten en een gedeeltelijke heraanleg van het plein voorzien. Het project loopt tot 30 juni 2014.81
De Saturn-acties in cijfers We presenteren cijfers van de dienst beleidsontwikkeling van de lokale politie met betrekking tot de Saturnacties in 2012. Het betreft een samenvoeging van de korpsacties Saturn V en de mini-Saturnacties van afdeling City. In totaal werden er in 2012 in het Saturngebied 1.137 mensen gecontroleerd. Daarnaast controleerde de politie ook 307 voertuigen en 35 panden. Er werden 1.138 GAS-pv’s opgesteld (i.e. niet alleen voor drugsgerelateerde feiten). Er vonden 125 gerechtelijke arrestaties voor drugshandel plaats en 762 bestuurlijke aanhoudingen (uitgezonderd de bestuurlijke aanhouding voor illegaal verblijf in het land). De cijfers hebben niet noodzakelijk betrekking op evenveel individuen; sommige mensen kunnen meer dan één keer betrokken zijn geweest. Bij 159 bestuurlijke aanhoudingen werd de betrokkene naar de hulpverlening doorverwezen. 214 mensen zonder papieren werden aangehouden, waarvan 6 met het oog op repatriëring. De politie
59
trof ook 43 geseinde personen aan en arresteerde 7 zgn. ‘veelplegers’.82 Uit een evaluatie van de bestuurlijke maatregelen in 2060 voor het jaar 2011 bleek dat criminaliteitsfenomenen met overlastkarakter, zoals opzettelijke slagen en verwondingen (-19%), geluidshinder (-18%) en drugshandel (-8%) in het Saturngebied gedaald zijn. Daartegenover staat dat drugshandel het enige criminaliteitsfenomeen is dat elders in 2060 sterk gestegen is (+16%). Dat wijst op een verplaatsingseffect. Verder zijn in het Saturngebied (alsook in heel 2060) drie zonale veiligheidsproblemen opvallend gedaald: het aantal pv’s inzake handtasroof (-60%), woninginbraak (-56%) en diefstal met geweld (-30%) nam gevoelig af. Toch valt op dat het aantal vaststellingen inzake diefstal uit voertuigen (+51%) en gewapende diefstal (+8%) in hetzelfde gebied gestegen zijn. De verhoogde politionele aandacht verklaart mede waarom fenomenen zoals druggebruik/bezit (+74%), verboden wapendracht (+19%) en prostitutie (+19%) in de statistieken een stijging vertonen.83
4.4 Migratiebeleid Vanwege het illegale statuut van veel drugsverkopers in Antwerpen, is ook het migratiebeleid een belangrijk onderdeel in de aanpak van het fenomeen. In 2011 werd op het federale vlak SEFOR (Sensibilisation, Follow-up & Return) opgezet, een terugkeerproject van de Dienst Vreemdelingenzaken. Tegelijkertijd werd onder dezelfde naam een bureau opgericht, met als opdracht de opvolging van alle bevelen om het grondgebied te verlaten (BGV) aan het eind van de asielprocedure. Een omzendbrief van de FOD Binnenlandse Zaken van 11 juni 2011 informeert steden en gemeenten over hun nieuwe rol in deze aanpak. Het uitwijzingsbeleid promoot vrijwillige terugkeer en activeert de procedure tot vasthouding en repatriëring als stok achter de deur.84 In dat kader werd twee jaar geleden een verbindingsambtenaar naar Antwerpen gedetacheerd om de samenwerking tussen DVZ en de stad te verbeteren.85 Zij is het aanspreekpunt van DVZ voor de stad en de
60
politiediensten. Zij staat onder meer in voor: • Het opmaken van een studie/analyse van de vreemdelingenwerking van de stad. • Het opvolgen van BGV's (Bevel om het Grondgebied te Verlaten) op het niveau van de gemeente. • Het verzamelen van identificatiegegevens op het niveau van de stad en het formuleren van voorstellen om deze informatie beter naar het bureau SEFOR te laten doorstromen. • Het stimuleren van de gemeenten en steden in toepassing van de omzendbrief. • Het opmaken van opsluiting- en repatriëringbeslissingen. • Het terugkoppelen van initiatieven en vragen naar de SEFOR. • Het stimuleren van de samenwerking tussen FEDASIL en DVZ. Volgens de Antwerpse verbindingsambtenaar van DVZ is een vrijwillige terugkeer door dealers zonder papieren uiterst zeldzaam. Een gedwongen terugkeer is afhankelijk van verschillende randvoorwaarden. Niet alle veroordeelde drugsverkopers zijn verwijderbaar. Ten eerste weigeren veel verdachten om hun ware identiteit te onthullen. Veel illegale dealers houden vol dat ze uit conflictgebieden zoals Palestina of Syrië komen, waardoor ze – als ‘politiek vluchteling’ – niet kunnen worden uitgewezen. Om tijd te winnen of verwarring te scheppen, gebeurt het ook regelmatig dat mensen met de Marokkaanse nationaliteit zich als Algerijnse onderdaan voordoen. Ze vallen soms door de mand als hun dialect tijdens interviews met de Marokkaanse ambassade wordt herkend of als ze via het Marokkaanse bevolkingsregistratiesysteem worden geïdentificeerd.86 Ten tweede heeft België vaak geen bilateraal terugnameakkoord met de landen van herkomst. Soms bestaat er een mondeling akkoord met de ambassade, waarbij DVZ een Europees ‘laissez-passer’87 kan leveren als de ambassade de persoon als onderdaan geïdentificeerd heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval met Afghanistan en Marokko. Zo’n controle is echter streng en documenten worden door de ambassade niet zomaar aanvaard. Procedures kunnen bovendien lang aansle-
pen, en dat kan ook een hindernis zijn bij landen waarmee België wél een overeenkomst heeft (Armenië, Kosovo, Albanië, Bulgarije enzovoort). Ten derde verloopt de samenwerking met de landen van herkomst soms moeilijk omwille van specifieke redenen. In landen uit Sub-Saharisch Afrika staat de bevolkingsregistratie bijvoorbeeld niet altijd op punt, wat de identificatie belemmert. De ambassade van Iran werkt om principiële redenen moeilijk samen met DVZ en accepteert enkel een terugname wanneer de betrokkene vrijwillig aan zijn repatriëring meewerkt. De Iraanse overheid is immers erg wantrouwig ten aanzien van onderdanen die het land op illegale wijze verlieten.88 In een aantal gevallen wordt wel vooruitgang geboekt. Zo heeft het werkbezoek van staatssecretaris voor asiel en migratie, maatschappelijke integratie en armoedebestrijding Maggie De Block aan Algerije voor een grotere openheid gezorgd. Er komt een ‘permanente overleg- en coördinatiewerkgroep’ om een betere informatie-uitwisseling uit te werken. Een en ander leidt ertoe dat de meeste dealers zonder geldige verblijfsdocumenten ofwel onmiddellijk mogen beschikken of met een bevel tot uitwijzing op zak in vrijheid worden gesteld. Ze verdwijnen vervolgens opnieuw in de illegaliteit. Van wie DVZ effectief laat opsluiten, moeten de meesten na verloop van tijd opnieuw in vrijheid worden gesteld, omdat de redelijke termijn van maximaal 2 maanden is overschreden.89 De Dienst Vreemdelingenzaken stelt zelfs vast dat gerepatrieerde dealers er in slagen om naar België terug te keren en hun activiteiten te hervatten, tot ze opnieuw tegen de lamp lopen.90 Concrete cijfers om die vaststelling te staven, zijn er evenwel niet.
Illegalen in Antwerpen: enkele cijfers van DVZ De verbindingsambtenaar van DVZ houdt systematisch bij hoeveel illegalen er per maand in Antwerpen worden gevat. In 2011 pakte de Antwerpse politie meer dan 3.600 illegalen op, zo’n 300 per maand dus. Ook in 2012 was dat het geval. Het betreft niet alleen detailhandelaars, maar álle geïntercepteerde illegalen. De interceptie gebeurt doorgaans naar aanleiding van een schending van de regels van openbare orde
(diefstal, drugsbezit, overlast). Volgens een eenmalige analyse van de verbindingsambtenaar mag zo’n 30% vervolgens onmiddellijk beschikken; 60% krijgt een bevel om het grondgebied te verlaten en 8% wordt door DVZ opgesloten. De kleine restgroep (2%) wordt daadwerkelijk gerepatrieerd. Specifieke cijfers over het procedureverloop van de illegale detailhandelaars zijn er vooralsnog niet. Daarnaast worden er ook enkele cijfers geregistreerd bij de dienst beleidsondersteuning van de lokale politie, zoals besproken onder de overlastaanpak (zie § 4.3).
4.5 Hulpverlening Er zijn geen hulpverleningsinitiatieven in Antwerpen die zich specifiek met drugsdealers bezighouden, maar er is wel een divers aanbod ten aanzien van de (eventueel verkopende) druggebruiker. In die zin heeft het drughulpverleningaanbod in Antwerpen een onrechtstreekse invloed op de detailhandel. De voornaamste actoren zijn ADIC (residentiële drughulpverlening), MSOC Free Clinic (ambulante drughulpverlening), De Biekorf (nachtopvang), De Sleutel (ambulante drughulpverlening) en VAGGA (ambulante geestelijke gezondheidszorg). Sinds januari 2013 werd dit aanbod aangevuld met een Outreach Team binnen CAW Metropool dat via een persoonsgerichte aanpak de hulpbehoevende gebruikers op straat wil benaderen. Het actieplan De Coninckplein, ontwikkeld ter beteugeling van de drugs- en alcoholoverlast, omvat naast de overlast- en criminaliteitsaanpak ook acties op sociaal vlak. Zo maakte SODA een folder in verschillende talen voor bestuurlijk aangehoudenen in het kader van de politieacties. De folder legt de regels in de politiecodex met betrekking tot het alcoholverbod en het verbod op zoekgedrag uit. Er zijn ook adressen van hulpverleningsinstanties in de folder opgenomen. De arrestanten horen deze folder na hun aanhouding te ontvangen. De stad organiseerde ook een bijeenkomst om de regels aan de hulpverlening toe te lichten. Daarnaast kunnen overtreders op het alcoholverbod en het verbod op zoekgedrag een GAS-boete ver-
61
mijden via een sociaal traject bij de casemanager van de stad.91 Deze nodigt de overtreder uit op het Woonkantoor Noord (Lange Beeldekensstraat) voor een verkennend gesprek, en polst naar de sociale noden en de bereidwilligheid van de overtreder tot een bemiddelingstraject. Naast de casemanager van de stad zit ook iemand van vzw Elegast92 aan tafel als onafhankelijke partij. Men tracht tot een aantal afspraken inzake begeleiding te komen. Het betreft een vorm van ‘sociaal maatwerk’ waarbij men bijvoorbeeld via intensieve woonbegeleiding, een arbeidsbegeleidingstraject, en ambulante of residentiële behandeling op verschillende levensdomeinen werkt. De casemanager volgt het dossier op en koppelt terug naar de GAS-ambtenaar. Een gunstig verloop kan aanleiding geven tot een kwijtschelding van de geldboete.93 Aanvankelijk werd er prioriteit gegeven aan volgende dossiers: • Overtreders met meerdere processen-verbaal binnen de actie Saturn én die gekend zijn vanuit vorige acties (gerechtelijke of bestuurlijke inbreuken). • Overtreders met één proces-verbaal binnen de actie Saturn én die gekend zijn vanuit vorige acties (gerechtelijke of bestuurlijke inbreuken). • Overtreders met meerdere processen-verbaal binnen de actie Saturn én die niet gekend zijn vanuit vorige acties (gerechtelijke of bestuurlijke inbreuken). Overtreders zonder voorgaande pv’s binnen de actie Saturn en die niet gekend zijn vanuit vorige acties (gerechtelijke of bestuurlijke inbreuken) ontvingen meteen een voorstel tot administratieve geldboete. Na ongeveer een jaar werd beslist om iedere overtreder op het alcoholverbod of het verbod op zoekgedrag een aanbod tot GAS-bemiddeling te doen. Wanneer cliënten op een uitnodiging tot bemiddeling ingaan, worden ze naar specifieke projecten doorverwezen. Daarvoor worden bestaande hulpverleningsinitiatieven ingeschakeld of extra gefinancierd en enkele nieuwe initiatieven zagen het licht.94 Op strafrechtelijk niveau zijn er hulpverleningsprojecten zoals het ‘Therapieadvies voor druggebruikers’ (TA). Als zij van oordeel zijn dat de omstandigheden zich
62
ertoe lenen, kunnen de politiediensten de geverbaliseerde druggebruiker aanbieden om hem/haar naar de drughulpverlening door te verwijzen. VAGGA verzorgt de dossiers van de minderjarigen en De Sleutel staat in voor de meerderjarigen. Zij houden het parket op de hoogte van het gevolg dat aan de aanmelding wordt gegeven (TA is positief afgerond, TA is afgebroken of TA is nooit opgestart). De verdere vervolging van de drugfeiten is vervolgens afhankelijk van de bereidheid om op gesprek te gaan en de opvolging van de adviezen. Sinds de omzendbrief van procureur Dams (98/2010), met ingang van 1 december 2012, wordt er niet alleen voor minderjarigen maar ook voor jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar systematisch een aanbod tot therapieadvies gedaan en is het aanbod dwingend.95 Indien de gebruiker niet komt opdagen, kan dit (naargelang de leeftijd, nieuwe vaststellingen enzovoort) aanleiding geven tot een waarschuwingsbrief van de parketmagistraat aan de jongere en zijn ouders, een gesprek op het parket, of een maatschappelijke enquête. SODA organiseert overleg met het parket, de politie en de hulpverlening om de resultaten van het therapieadvies terug te koppelen naar politie/justitie en om het aanbod beter bekend te maken.96 Daarnaast wordt het ‘Justitieel Casemanagement’ (ook gekend als ‘ketenaanpak verslaafde veelplegers’) verder gezet. Het project werd in oktober 2010 opgestart en betreft een samenwerking tussen politie, justitie, de stad Antwerpen en het Crisisinterventiecentrum (CIC) van De Sleutel. De magistraat kan druggebruikers in het kader van een ‘vrijheid onder voorwaarden’ en probatievoorwaarden bij de justitiële casemanager aanmelden. In principe komt elke meerderjarige ‘veelpleger’97 in aanmerking die op het grondgebied van de politiezone Antwerpen een misdrijf pleegt waarvoor de wet een gevangenisstraf van minstens 1 jaar voorziet, én die kampt met een verslavingsproblematiek, maar de magistraat in kwestie beslist over de opportuniteit. Mits uitdrukkelijke goedkeuring van de behandelende magistraat, kan het project ook worden opgestart voor niet-veelplegers die met een duidelijke verslavingsproblematiek kampen of voor veelplegers die kampen met een afhankelijkheid van legale drugs (alcohol). De justitiële casemanager vervult een brug-
functie tussen hulpverlener en justitie en werkt samen met de cliënt een hulpverleningsaanbod op maat uit. Indien cliënt én parket met het voorgestelde traject akkoord gaan, wordt ook het akkoord van de magistraat gevraagd. Gedurende het volledige hulpverleningstraject wordt de cliënt verder door de casemanager en het justitiehuis van Antwerpen gevolgd. Deze persoonsgerichte aanpak beoogt een integrale samenwerking tussen betrokken diensten om tot meer verfijnde en op het individu afgestemde voorwaarden te komen. De stad heeft ondertussen met crisisinterventiecentrum De Sleutel en de gerechtelijke autoriteiten afspraken gemaakt om delinquenten met een drugprobleem passende langdurige zorg en activering te bieden als een alternatief voor de voorlopige hechtenis of gevangenisstraf.98 Tot slot, sleutelfiguren uit de hulpverlening benadrukken al jaren de nood aan een gebruiksruimte in Antwerpen. Veel druggebruikers beschikken niet over een eigen woonst, en gebruiken daarom op semiopenbare plekken, in gebruikspanden of op straat. Maatregelen om veilig en hygiënisch gebruik te stimuleren, dringen zich op. Een gebruiksruimte biedt de mogelijkheid tot medische supervisie, het doorgeven van schadebeperkende informatie, en het toeleiden van gebruikers naar de reguliere drughulpverlening. In opdracht van de stad werden in 2004 de wenselijkheid en de haalbaarheid van een gebruiksruimte in Antwerpen door Nederlandse onderzoekers bestudeerd. Barendregt en Rodenburg concludeerden dat een gebruiksruimte in Antwerpen in de ogen van hulpverleners en verslaafden wenselijk was, maar dat er voor de implementatie onder de toenmalige omstandigheden bij bewoners onvoldoende draagvlak leek.102 Dat rapport is ondertussen 10 jaar oud, en men kan zich de vraag stellen of deze conclusies in de huidige context nog geldig zijn.
GAS-bemiddeling, therapeutisch advies en casemanagement in cijfers Uit de evaluatie van de overlastaanpak in de buurt 2060 in 2011, bleek dat 27% van de 1.294 unieke alcoholovertreders en 36% van de 668 unieke drugsovertreders in aanmerking kwamen voor een GAS-
bemiddeling, volgens de afgelijnde prioriteiten. Dat komt neer op 590 dossiers. De andere dossiers resulteerden in een GAS-boete of seponering van het pv. Op het moment van de evaluatie was meer dan 70% van alle overtreders (n=590) uitgenodigd voor bemiddeling. 41% van alle uitgenodigden (n=439) ging daadwerkelijk op het bemiddelingsaanbod in. Bijna allemaal aanvaardden zij een begeleidingstraject (88% van de drugsovertreders en 97% van de alcoholovertreders). Ze werden naar verschillende projecten inzake woon- of werkbegeleiding, of welzijnszorg doorverwezen. Het bemiddelingsproces is bijzonder intensief: 22% van de gestarte alcoholovertreders en 29% van de gestarte drugovertreders haakten onderweg af. Van de afgeronde bemiddelingsdossiers inzake alcohol, werd 93% positief beëindigd (79 op 85). Een positieve afloop houdt in dat de vooropgestelde afspraken door de cliënt worden nageleefd. Voor de afgeronde dossiers inzake drugs, werd 63% op positieve wijze afgesloten (31 op 49). Het verschil tussen beide groepen hangt wellicht samen met het feit dat alcoholgebruikers vaker nog over een ondersteunend sociaal netwerk beschikken, waardoor de bemiddeling tot één gesprek beperkt kan blijven. Bij drugovertreders ligt het percentage positieve bemiddelingen veel lager. Mensen haken er tijdens het bemiddelingsproces vaker af, of vertonen te weinig probleembesef.99 Tijdens het laatste overleg inzake therapieadvies van november 2012 tussen SODA, de politie, het parket en de hulpverlening, rapporteerden De Sleutel een lichte stijging en VAGGA een status quo van het aantal doorverwijzingen. De doorverwijzingen komen niet enkel uit de politiezone Antwerpen, maar uit het ganse arrondissement. In 2011 kreeg VAGGA 118 aanmeldingen en De Sleutel 142 aanmeldingen. De politiezone Antwerpen is goed voor bijna een derde van de aanmeldingen. Ongeveer de helft van alle aanmeldingen resulteerde effectief in een afspraak. Bij De Sleutel werden 41% van de dossiers in 2011 positief afgerond en in 2012 (jan-sept) zelfs 59%. Dit wil zeggen dat de cliënt zijn engagementen is nagekomen. Eén derde van de cliënten is op het moment van de rapportage nog in begeleiding.100 VAGGA rondde in 2011 41 dossiers succesvol af (35% van het totaal aantal
63
aanmeldingen). Twaalf begeleidingen liepen nog.101 De doorverwijzingen voor therapieadvies vanuit de Lokale Politie van Antwerpen zijn ten opzichte van de rest van het arrondissement licht gestegen door een verhoogde waakzaamheid. Opmerkelijk genoeg is er sinds de omzendbrief in 2010, waardoor er niet alleen voor minderjarigen maar ook voor jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar systematisch een aanbod tot therapieadvies wordt gedaan, geen stijging merkbaar. Dat impliceert dat de verplichte doorverwijzing van -25 jarigen in de praktijk (nog) niet vlot verloopt. Bij de start van het Justitieel Casemanagement in oktober 2010 werd een casemanager voor de politiezone Antwerpen geïnstalleerd. Sindsdien werden 41 cliënten bij het project aangemeld; daarvan zijn 32 dossiers opgestart. Andere cijfers zijn er niet. De caseload lijkt op het eerste zicht bescheiden. Volgens de casemanager vergde het bekendmaken van het project en het enthousiasmeren van de betrokken partners veel tijd. Er zijn bovendien heel wat voorwaarden waaraan een cliënt moet voldoen, en de casemanager is enkel voor de politiezone Antwerpen verantwoordelijk. Het blijkt moeilijk om de succesratio van de dossiers cijfermatig uit te drukken. Werken aan een afhankelijkheidsprobleem is een proces van vallen en opstaan. Meestal slaagt men er in om de cliënten in langdurige hulpverleningstrajecten te krijgen. Men zorgt – minstens tijdelijk – voor meer stabiliteit in het leven van de cliënt, een betere woonst, nieuw werk enz.
4.6 Een evaluatie van het beleid In het werkveld overheerst een ambivalent gevoel over de aanpak van de detailhandel onder het vorige stadsbestuur. Enerzijds omschrijven bijna alle actoren het beleid als een vorm van symptoombestrijding. Men is vooral bezig met het blussen van brandjes. Het probleem wordt niet structureel aangepakt, klinkt het bij zowel politie, parket als hulpverlening. Anderzijds noemt men de aanpak een noodzakelijk kwaad. Het is en blijft ‘dweilen met de kraan open’. Alle actoren – over de sectoren heen – zijn het eens: de lokale drugs-
64
handel zal altijd blijven bestaan. Sommigen suggereren zelfs een toename van de vraag als gevolg van de economische crisis en de financiële problemen die mensen als gevolg daarvan ondervinden; een veronderstelling die wordt bevestigd in wetenschappelijk onderzoek.103 Het fenomeen verplaatst zich gemakkelijk en kan ook snel veranderen qua verschijningsvorm. Daarom roeit men met de riemen die men heeft. Niemand heeft een concreet antwoord klaar over hoe het wél moet. De bevraagde detailhandelaars zijn over het algemeen niet onder de indruk van het beleid. Hun arrestatie zet hen wel aan het denken, maar weegt niet op tegen hun persoonlijke drijfveren. Eens ze vrijkomen, passen ze hun werkwijze aan en nemen ze het risico opnieuw. Zo zal het altijd blijven, klinkt het beslist. Ze hebben de indruk dat vooral de kleine dealers en problematische gebruikers worden geviseerd en dat de bovendealers niks te vrezen hebben. Die worden (volgens sommigen moedwillig) ongemoeid gelaten. Wat de criminaliteitsaanpak betreft, hebben zowel politie als parket het gevoel dat ze achter de feiten aanhollen en dat hun impact op het fenomeen eerder beperkt is. Dit doet geen afbreuk aan hun motivatie. De aanpak door politie en parket is volgens de betrokkenen goed georganiseerd en de samenwerking tussen beide actoren verloopt gunstig. De drugsmagistraat kan de stroom aan dossiers echter maar moeilijk volgen en extra ondersteuning dringt zich op. Verder zorgt het strafuitvoeringsbeleid voor frustratie bij de ordehandhavers op het terrein. Detailhandelaars komen na enkele maanden detentie vrij en hervatten hun illegale activiteiten. Het verblijf in de gevangenis werkt niet ontradend. Hun afwezigheid wordt in de scene overigens nauwelijks gevoeld, omdat anderen klaarstaan om meteen in het vrijgekomen gat in de markt te springen. In het actieplan 2012 gaf het vorige stadsbestuur aan inspanningen op dit vlak te willen leveren, maar concrete initiatieven kwamen er niet. Inzake de overlastaanpak werden in 2011 enkele bewoners, voorbijgangers, verslaafden, hulpverleners en stedelijke partners uit de buurt 2060 bevraagd. Volgens de meeste betrokkenen zijn de effecten van
de maatregelen op en rond het De Coninckplein duidelijk merkbaar. De sfeer in de buurt is verbeterd en de leefbaarheid is toegenomen. Groepen gebruikers die er in 2010 overlast veroorzaakten zijn grotendeels verdwenen, het gebruik van alcohol en de verkoop van drugs zijn minder zichtbaar en er is minder hinder van nachtlawaai. De onveiligheidsgevoelens bij omwonenden en bezoekers zijn afgenomen en het plein wordt multifunctioneel gebruikt.104 De gebruikers die in het kader van het evaluatieonderzoek in 2011 werden geïnterviewd, zijn minder lovend en percipiëren de aanpak in 2060 als een nultolerantiebeleid gericht op de gebruiker en de ‘kleine garnalen’ binnen de drugshandel. De vele GAS-boetes die voor zoekgedrag en openbaar alcoholgebruik worden uitgeschreven, kunnen op weinig begrip rekenen. De grote dealers blijven buiten schot, het zijn ‘de sukkelaars’ die de prijs betalen. Die perceptie leeft ook vandaag de dag nog onder gebruikers: door de vele patrouilles op straat, politiemannen in burger en veiligheidscamera’s voelen gebruikers zich geviseerd. Sommigen noemen Antwerpen een ‘echte politiestad’. Zowel de overlast- als criminaliteitsaanpak hebben een aantal onbedoelde effecten. Dat blijkt zowel uit de evaluatienota van de aanpak in de buurt 2060 als uit onze interviews. Dealers passen als gevolg van de repressieve acties ten aanzien van de detailhandel hun werkwijze aan en worden minder voorspelbaar. Ze weten ondertussen waar de veiligheidscamera’s hangen en stellen zich elders op. Ze herkennen na verloop van tijd de politie in burger en vermijden ze. Detailhandelaren hebben enkel nog kleine dosissen op zak en geven zich bij betrapping uit voor gebruiker. De drugstransacties verplaatsen zich naar de rand van de stad, waar de politiediensten minder intensief toezien. De zichtbare drugsmarkt kan als gevolg van geïntensifieerde politionele acties op termijn veranderen in een minder zichtbare scene. Het fenomeen raakt meer versnipperd en is bijgevolg minder makkelijk te detecteren. Het opvoeren van het aantal controles en gecoördineerde acties heeft volgens hulpverleners gevolgen voor de gezondheidstoestand van gebruikers en verkopers. De vaste kern van gebruikers op het De Coninckplein voelt zich opgejaagd en geviseerd. Deze kwetsbare
groep dreigt haar aansluiting met de maatschappij te verliezen. Straathoekwerkers en (drug)hulpverleners hebben steeds minder zicht op hun welzijn en druggebruik. Gebruikers en dealers zijn meer geneigd de drugs te verbergen in lichaamsholtes zoals mond, neus of anus. Sommigen slikken pakketjes drugs in wanneer ze politiediensten zien naderen, met alle risico’s vandien. Injecterende gebruikers durven niet meer met injectiemateriaal de straat op en beschikken minder vaak over steriel injectiemateriaal. Ze gaan vanwege de verhoogde repressieve aanpak haastiger en op minder veilige wijze gebruiken.105 Het vreemdelingenbeleid ten aanzien van de illegale detailhandelaars ligt sterk onder vuur. Leden van de politiediensten en het parket vinden dat de procedures op dit vlak mank lopen. Men slaagt er onvoldoende in om de stroom van illegale detailhandelaars adequaat aan te pakken. Een ‘Bevel om het Grondgebied te Verlaten’ blijft het instrument bij uitstek, maar is voor deze doelgroep vaak niet meer dan een stukje papier. Volgens de Antwerpse verbindingsambtenaar van DVZ én enkele politiecommissarissen zelf, missen de lokale korpsen momenteel de nodige kennis en expertise met betrekking tot de vreemdelingenproblematiek en de aanpak ervan. Het verzamelen en opnemen van bewijsmateriaal omtrent de ware nationaliteit van de verdachte in het proces-verbaal moet meer gestimuleerd worden. Ook over de rol en de bevoegdheden van DVZ in het algemeen en de verbindingsambtenaar in het bijzonder heerst op het terrein nog veel onduidelijkheid. De lokale partners moeten volgens de verbindingsambtenaar beter geïnformeerd en gesensibiliseerd worden. Volgens het drugsactieplan van 2012 wilde de stad Antwerpen bijkomende inspanningen leveren, maar dat leverde geen concrete resultaten op. Voormalig burgemeester Patrick Janssens drong jaren geleden al bij de federale regering aan op een gesloten centrum voor criminele illegalen, maar zonder succes. Ten slotte verloopt de registratie ten aanzien van illegale detailhandelaars weinig structureel. Zowel de lokale politie als DVZ heeft weinig zicht op het procedureverloop en de uitkomst in deze dossiers. Door de gebrekkige beeldvorming is er vandaag weinig concrete input voor beleidsaanpassingen.
65
Op vlak van hulpverlening ten slotte, werd de GASbemiddeling door SODA in 2011 op een aantal vlakken positief geëvalueerd. De informatiedoorstroming en -uitwisseling tussen de stadsdiensten en de verschillende projecten verloopt gunstig en bij ongeveer 25% van de uitgenodigden leidt de bemiddeling minstens tijdelijk tot een verbetering van de levenspositie. Het bemiddelingsproces blijft een zeer intensieve aangelegenheid. Kapitaalkrachtige gebruikers komen evenwel niet in dit hulpverleningstraject terecht. Zij kiezen er doorgaans voor om de boete te betalen, een keuze die de gemarginaliseerde gebruiker niet heeft. Het systeem richt zich op de kerngroep van gebruikers die weinig bestaansmiddelen heeft en die vaak al een hulpverleningstraject hebben lopen. De beter begoede gebruiker voelt geen enkele druk om bij zijn of haar gebruik stil te staan. Vooral vanuit straathoekwerk stelt men zich de vraag of het niet meer opportuun is om de hulpverleningssector te versterken in plaats van eerst de gebruikers op te jagen, hun gedrag te criminaliseren en hen te isoleren. Zij stellen vast dat er meer sprake is van onzekerheid, angst en wegduiken in de anonimiteit. De stad (Dienst Samen Leven) is vragende partij om in het belang van de cliënt een vertegenwoordiger van de hulpverlening als vertrouwenspersoon tijdens de bemiddeling te betrekken. Dit kan tevens de toekomstige samenwerking tussen cliënt en hulpverlening bevorderen. Veel hulpverleners voelen op basis van principiële overwegingen veel weerstand tegen het GAS-systeem. Het Therapeutisch Advies (TA) loopt goed maar is voor verbetering vatbaar. SODA geeft aan dat de verplichte doorverwijzing van -25 jarigen in de praktijk nog niet zo vlot verloopt. Het laatste overleg in november 2012 resulteerde in een aantal suggesties en engagementen. Tijdens de drugsopleiding voor de interventieploegen van politie Antwerpen midden 2013 zou SODA aan het Therapeutisch Advies extra aandacht schenken. Deze opleiding is evenwel, vanwege andere prioriteiten binnen het opleidingsprogramma van de politie uitgesteld tot 2014.106 Magistraten zullen via kantschriften aan de politiezones het TA extra aanmanen, wanneer dit niet werd aangeboden. De Sleutel of VAGGA proberen
66
te achterhalen welke de doorverwijzende politiezone is als dat niet duidelijk is, met het oog op een betere registratie.107 Uit een evaluatie van het Justitieel Casemanagement is gebleken dat niet alle betrokken actoren de weg naar het project vonden en dat niet alle cliënten die in aanmerking zouden kunnen komen, ook effectief worden aangemeld. De casemanager is voor de opstart van het traject nu eenmaal van een aanmelding door politie/ parket afhankelijk. Men wil extra inspanningen leveren om het project blijvend onder de aandacht te brengen. Daarom worden zowel voor onderzoeksrechters, voor het parket van de heer Procureur des Konings als voor de lokale politie de bestaande infosessies voortgezet. Met de oprichting van het nieuwe Outreach Team probeert de stad voor de zorgmijders een oplossing te zoeken. Cliënten worden ‘aangeklampt’ en gemotiveerd/geprikkeld om naar de hulpverlening te stappen. Het is duidelijk dat deze outreachers niet alles zelf zullen kunnen opnemen, maar dat er nood is aan een goede samenwerking met woondiensten, het OCMW, dagopvang, enz.
4.7 Het nieuwe bestuursakkoord: de beleidsintenties Na de gemeenteraadsverkiezingen op 14 oktober 2012 kwam een nieuwe bestuursploeg aan het roer. Een centrumrechtse coalitie van NV-A, CD&V en Open VLD presenteerde na enkele maanden een nieuw bestuursakkoord voor de legislatuur 2013-2018. In het document Respect voor A is ‘een veilige stad waar respect voor de regels aangeleerd en indien nodig afgedwongen wordt’ een van de centrale hoofdlijnen. De drugsproblematiek in de stad vormt een belangrijk speerpunt in het nieuwe veiligheidsbeleid. Dat beleid zal zich op drie sporen richten: een repressieve reductie van het aanbod (drugshandel en -verkeer); een curatieve aanpak van de druggerelateerde overlast; en een preventief beleid om de vraag te verminderen.108 Drugshandel en de daaraan gerelateerde drugoverlast
behoren bijgevolg ook tot de prioritaire criminaliteitsfenomenen van het Zonaal Veiligheidsplan 2013-2016. De politie werkt aan een projectmatige aanpak van de problematiek, zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde. De regie voor het Programma Drugs werd aan commissaris Kurt Suykerbuyk van de Lokale Politie toevertrouwd. Hij stelde voor de uitwerking van de drie sporen verschillende projectgroepen samen. Politieverantwoordelijken geven aan de samenwerking met de andere partners in het veld zeer belangrijk te vinden. Zij drukken de hoop uit dat andere dan de politiediensten bij de uitwerking en uitvoering van het nieuwe drugbeleid zullen worden betrokken.
4.7.1 Repressie Wat de repressieve reductie van het aanbod (drugshandel en -verkeer) betreft, wil men vooral sterk inzetten op de georganiseerde bendes en de drugstrafiek. Zo hoopt men het probleem van de dealers, verslaafden en kleine criminelen in de stad te verhelpen. Op basis van het bestuursakkoord en het nieuwe Zonaal Veiligheidsplan, identificeren we een aantal intentieverklaringen. • De gerechtelijke onderzoekscapaciteit voor de aanpak van de lokale drugshandel (straat- en huisdealers) wordt verdrievoudigd zodat drugverkopers en cannabisplantages adequaat worden opgespoord. • De politie spoort de dealers op en draagt ze over aan justitie. Elk concreet signaal van burgers of van partners dient te worden onderzocht en opgevolgd. Een goede informatiedoorstroming is daarbij onontbeerlijk. • Drughandelaars worden gedetecteerd en ontmoedigd door het buitgericht rechercheren te intensifiëren. De versmelting tussen ‘onderwereld’ en ‘bovenwereld’ wordt op die manier blootgelegd en politie krijgt beter zicht op de verdachte financiële stromen die door de stad lopen. • Criminele “familie”-netwerken worden ontmanteld door middel van kaalplukonderzoek. • Er worden camera’s met nummerplaatherkenning op strategische plaatsen geplaatst, die kunnen hel-
pen om de grotere en georganiseerde criminaliteit in te dijken. • De politie werkt samen met DVZ om illegale drughandelaars en/of -gebruikers te repatriëren. • Er wordt een gesloten centrum voor criminele illegalen opgericht.109 Het team van de lokale recherche drugs wordt drastisch uitgebreid van 15 naar 30 speurders, onder leiding van commissaris Paul Cleyman. Haar takenpakket blijft hetzelfde (zie § 4.1). De Wijkonderzoeksteams (WOT) van de territoriale afdelingen behouden hun capaciteit en functie (zie § 4.1). Daarnaast wordt een nieuw Drugsondersteuningsteam (DOT) opgericht, onder leiding van commissaris Kurt Suykerbuyk. Met een team van 21 speurders vervullen zij dezelfde opdracht als de WOT’s, maar dan voor het hele grondgebied van de stad. Op basis van duidelijke taakafspraken, wekelijks overleg en de coördinatie van 1 teamleider (i.c. Dirk van Puyvelde) staan deze drie spelers samen in voor het repressieve luik van het Antwerpse drugsbeleid. De Lokale Recherche en het DOT zullen zich samen op de zesde verdieping van de politietoren aan de Oudaan vestigen. Om de vervolgingscapaciteit te laten sporen met de verhoogde opsporingscapaciteit zal het parket het aantal drugsmagistraten mettertijd optrekken naar 4 medewerkers. Met de nakende hervorming van het gerechtelijke landschap en de schaalvergroting van de parketten, leek het niet opportuun om vandaag een aparte Antwerpse drugsectie op te richten. De drugsmagistraten blijven ressorteren onder de sectie ‘georganiseerde criminaliteit’. Ook de operationele reserves van de lokale politie zullen uitbreiden. De korpschef heeft beslist om de dienstregeling van 8 naar 12-uur-shiften om te vormen. Het personeel dat door die ingreep beschikbaar wordt, zal worden toegevoegd aan een reserveteam dat flexibel kan worden ingezet, bijvoorbeeld bij korpsacties ten aanzien van drugs. Het nieuwe stadsbestuur legt verder de nadruk op Informatiegestuurde Politiezorg, vanuit de vaststelling dat er in het verleden gegevens verloren gingen of niet adequaat werden opgevolgd. Zowel de lokale
67
recherche als de territoriale afdelingen beamen dat. Belangrijke bronnen van informatie zijn meldingen van burgers, gerechtelijke informatierapporten (RIR), de Cel Informantenwerking (CIW), telefoontaps van de lokale recherche of de federale gerechtelijke politie enzovoort. De bedoeling is om een efficiënt informaticasysteem op te zetten. Concrete initiatieven moeten in de toekomst nog worden uitgewerkt.
4.7.2 Curatieve aanpak
Het buitgericht rechercheren wordt opgevoerd. Van bij de start van een onderzoek tracht men het crimineel vermogen van de verdachte drughandelaar met het oog op inbeslagname zo goed mogelijk in kaart te brengen. Uitgangspunt is het ontradende effect van een snelle inbeslagname. Er wordt in feite geanticipeerd op een uitspraak van de rechter tot bijzondere verbeurdverklaring, omdat de buit op dat moment vaak reeds in rook is opgegaan. Hiertoe zal het bestaande protocolakkoord inzake kaalplukonderzoek met het Antwerpse parket en de federale gerechtelijke politie (FGP) worden herzien.
• De politie voert een nultolerantiebeleid uit ten aanzien van drugs, overmatig drankgebruik, inbreuken op het alcoholverbod en de daaraan gekoppelde overlast. • De lokale politie ontmoedigt de occasionele druggebruikers via het GAS-reglement en wijst de problematische druggebruikers consequent door naar de resultaatsgerichte hulpverlening. Er wordt ook gewerkt aan een uitbreiding van de GAS-boetes. Er komen maximale boetes voor recidivisten en de verlaging van de leeftijdsgrens tot 14 jaar wordt toegepast. • De politie werkt samen met het parket aan de mogelijkheden om over te gaan tot de onmiddellijke minnelijke schikking (OMS) t.a.v. meerderjarige drugbezitters. Daarnaast wordt bekeken of de combitaks ook kan worden ingevoerd ten aanzien van minderjarige drugbezitters. • De stad kiest voor de verdere uitbouw van het cameranetwerk wanneer dit een meerwaarde betekent bij het bestrijden van criminaliteit en overlast, en dus na een grondige voorstudie.110 • De Antwerpse drughulpverleningscentra worden aangemoedigd om zich in het stedelijk welzijns- en veiligheidsbeleid in te schrijven. Ze zijn partners in een doorgedreven preventie- en begeleidingsbeleid. Er zal onderzocht worden waar er desgevallend spuitencontainers kunnen worden geplaatst. • De stad wil dak- en thuisloosheid blijven bestrijden en met een persoonsgerichte aanpak ondervangen. De inspanningen voor de winteropvang worden verdergezet.111
Om het Antwerpse politiekorps meer armslag te geven, wil het nieuwe stadbestuur ook inzetten op hoogtechnologische camerasystemen. Men wil – wat betreft het cameratoezicht in de binnenstad – niet meteen nieuwe toestellen aankopen. De begroting voor politie blijft immers dezelfde en de budgetten zijn bijgevolg gelimiteerd. Men wil vooral de inzet van de bestaande camera’s tijdens acties herbekijken. Er zal wel in camerabewaking op invalswegen geïnvesteerd worden, naar het voorbeeld van Turnhout en Mechelen. De plaatsing ervan zal over enkele jaren gespreid worden. De voormalige burgemeester Patrick Janssens drong in het verleden meermaals bij de federale regering aan om een gesloten centrum voor criminele illegalen te bouwen. Ondertussen staat dat voornemen in het huidige federale regeerakkoord. Ook de nieuwe bestuurscoalitie in Antwerpen is vragende partij. De zoektocht naar de nodige financiering loopt echter moeilijk. Staatssecretaris Maggie De Block wil in afwachting daarvan wel een aparte vleugel in het asielcentrum van Vottem voorzien.
68
Door een repressieve reductie van het aanbod (criminaliteitsaanpak) verwacht men een stijging van de straatprijs. Men wil de leefbaarheid en het veiligheidsgevoel verhogen door de curatieve aanpak van druggerelateerde overlast. Volgende punten staan op de agenda:
De nieuwe burgemeester vindt dat het vorige stadsbestuur de gebruikers teveel ongemoeid heeft gelaten. Hij wil deze groep aanpakken door middel van
een ‘vip-behandeling’ (very irritating police). Hij wil naar eigen zeggen druggebruikers doen beseffen dat hun gedrag de leefbaarheid van de maatschappij verstoort. “We gaan de gebruikers aanpakken, niet zozeer om hen te treffen, maar om de markt te verstoren. Dit moet de markt droogleggen en zo de dealers weg krijgen”, stelde procureur des Konings Herman Dams. De nultolerantie die in de omgeving van het De Coninckplein werd toegepast, wordt naar de hele stad veralgemeend. Zowel de procureur als korpschef Serge Muyters argumenteren dat het een ‘en-en verhaal’ blijft. De ‘echte verslaafden’ wil men blijven helpen via een doorverwijzing naar de hulpverlening. De toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties wordt fors uitgebreid. De minimumleeftijd zal van 16 naar 14 jaar worden verlaagd (zoals onlangs door de federale regering mogelijk is gemaakt). Voor recidivisten zal men een maximumboete van 350€ kunnen opleggen. Daarnaast is de lokale politie in samenspraak met parket bezig met de uitwerking van een onmiddellijke minnelijke schikking voor meerderjarige drugsbezitters. Terwijl drugsbezit op parketniveau voorheen vaak geseponeerd werd, zal wie betrapt wordt een minnelijke schikking aan de politie moeten betalen (zoals bij winkeldiefstal reeds het geval is). Op het parket zal worden nagekeken of de betrokkene al een hulpverleningstraject voor zijn of haar druggebruik heeft lopen. Voor deze individuele dossiers wil men meer synergie tussen de verschillende actoren (politie, parket, stad, hulpverlening) om een aanpak op maat te creëren. Het is niet de bedoeling om boetes te laten opstapelen en de achterliggende problematiek ongemoeid te laten. Bovenstaande geldt enkel voor de inwoners van het arrondissement Antwerpen en niet voor de drugtoeristen. De concrete uitwerking van het systeem is nog volop aan de gang. Het bezit van een hoeveelheid softdrugs van 3 gram of minder door meerderjarigen zou buiten schot blijven, zoals bepaald in de omzendbrief van 25 januari 2005.112 Het bezit van meer dan 3 gram cannabis zou een minnelijke schikking van 75€ opleveren. Voor harddrugs is dat bedrag voorlopig 150€. Deze bedragen zijn echter nog niet definitief. Bij een weigering kan men voor de correctionele rechtbank gedagvaard worden. Deze on-
middellijke minnelijke schikking zou vanaf het najaar van 2013 effectief gehanteerd worden. Wat drugsbezit door minderjarigen betreft, zou de combitaks worden ingezet. Het systeem bestaat al langer voor vormen van overlast zoals openbare dronkenschap en verstoring van de openbare orde. Momenteel wordt nagedacht over een uitbreiding voor jongeren die drugs in hun bezit hebben en overlast veroorzaken. Niet het drugsbezit (een strafrechtelijke inbreuk) zou de aanleiding van de combitaks vormen, wel het overlastgedrag. Zo blijft de bestuurlijke invalshoek van het instrument behouden. Aan de concrete uitwerking van het initiatief wordt nog volop gesleuteld. De minderjarigen zouden naar het commissariaat worden overgebracht, waar de ouders voor een gesprek worden uitgenodigd. Ouders en jongere krijgen in samenwerking met de casemanagers van de stad een voorstel tot ‘verbetertraject’ voorgelegd. Jongeren vervullen bijvoorbeeld een gemeenschapsdienst of worden door de ouders dagelijks aan de school opgehaald. Bij een succesvol verloop, vervalt de inning van de boete (100€). Het belang van vroegdetectie staat centraal. De combitaks dient als aanvulling op het therapieadvies op niveau van het parket (strafrechtelijk). Ten slotte verwijst het bestuursakkoord kort naar de drughulpverleningscentra zelf. Zij worden aangemoedigd om “zich in het stedelijk welzijns- en veiligheidsbeleid in te schrijven als 1 van de belangrijke partners”. Wat dit concreet inhoudt, is niet duidelijk. Men verwijst wel naar het pilootproject rond de spuitencontainers onder de coördinatie van Tessa Windelinckx (coördinator van Spuitenruil Vlaanderen). Het betreft een schadebeperkend initiatief dat het aantal zwerfspuiten in de stad wil verminderen. Vandaag zijn er 3 containers geïnstalleerd in de stad (in het metrostation Schijnpoort, aan Free Clinic en aan de nachtopvang De Biekorf). Op 1 jaar tijd heeft men via deze weg 13.000 spuiten kunnen recupereren, zonder dat er veel klachten van buurtbewoners kwamen. Momenteel wordt samen met de stad bekeken of extra containers aan Park Spoor Noord en de openbare toiletten van het metrostation Astrid opportuun zijn. Wat de opvang van (gebruikende) dak- of thuislozen betreft,
69
benadrukt het nieuwe bestuur het belang van een persoonsgerichte aanpak. Men wil de inspanningen voor de winteropvang verder zetten. Het OCMW en de stad voorzien gedurende het jaar zo’n 400 opvangplaatsen voor dak- en thuislozen in opvangcentra en onthaaltehuizen. Tijdens de wintermaanden (van 1 december tot 31 maart) breidt men het aanbod van de nachtopvang met ongeveer 120 bedden uit. Daarnaast komt er een centraal telefoonnummer voor de nachtopvang en het aantal OCMW inloopcentra wordt uitgebreid.
4.7.3 Preventie In tegenstelling tot de eerste twee pijlers, bevat het nieuwe bestuursakkoord weinig toelichting bij de pijler ‘preventie’. De nieuwe bestuursploeg wil de vraag verminderen, via therapie, sociaal-economische maatregelen en bewustmaking op zeer jonge leeftijd.113 Ook wil de stad bestaande preventiecampagnes (borstkanker, diabetes, SOA’s enz.) actief promoten, in het bijzonder bij de meest kwetsbare groepen.114 Concrete engagementen ten aanzien van drugs zoals we die voor de andere pijlers zagen, zijn er vooralsnog niet. In het nieuwe Zonaal Veiligheidsplan verwoordt de lokale politie twee algemene speerpunten: • De politie neemt een preventieve, sensibiliserende taak op naar recreatieve of jonge, occasionele of experimentele gebruikers en hun ouders. De politie speelt hierin een belangrijke rol: zij kan grote groepen jongeren via de scholen bereiken. Door jongeren te informeren over de gevolgen van drugs, kan mogelijk experimenteergedrag beïnvloed worden. • De politie zal de directie Samen Leven voeden met dossiers, zodat hardnekkige gebruikers richting resultaatsgerichte hulpverlening kunnen worden gedwongen en bijgevolg de recidive kan worden ingeperkt.115 Wat sensibilisering van jonge, occasionele of recreatieve gebruikers betreft, loopt het bestaande project ‘PREDweekend’ (PReventie van weekendongevallen door EDucatie) vanwege de lokale politie van Antwerpen door. Dit is een interactief project voor jongeren
70
van het vijfde of zesde middelbaar met als kernthema ‘risicogedrag in het verkeer’ (met name in het uitgaansleven). Naast een educatief filmpje, de tol-wagen, een crashvoertuig en de dronkemansbril, worden oefeningen omtrent het omgaan met alcohol- en druggebruik gehouden.116 Dit is het enige preventieproject van de politie omtrent het thema drugs. De centrale preventiedienst van de Antwerpse politie heeft geen weet van nieuwe initiatieven. Wat de problematische druggebruiker betreft, wordt er momenteel vanuit de politie nog gewerkt aan een verbeterde doorverwijzing naar de hulpverlening. Er werd een projectleider aangeduid (commissaris Anke van Cleemput) die het luik van de doorverwijzing tegen midden 2014 moet optimaliseren. Momenteel zijn nog geen concrete initiatieven genomen. De politie kan nog steeds gebruik maken van het therapieadvies en de GAS-bemiddeling. Wel werd beslist om de verplichte doorverwijzing van druggebruikers door politie naar de drughulpverlening (het therapieadvies, zie ook § 4.5) niet langer te verplichten tot 25 jaar. Net als bij aanvang van het project, zal men de systematische doorverwijzing opnieuw tot de minderjarigen beperken. Men wil wel politiediensten sensibiliseren om meerderjarigen aan te sporen om hulp te zoeken. Verder zijn er folders in verschillende talen voor de bestuurlijk aangehoudenen in het kader van de politieacties, waarin adressen van hulpverleningsorganisaties zijn opgenomen. Daarnaast blijven verschillende preventieprojecten uit het drugsactieplan 2012 van de stad voortbestaan. Het team verslavingspreventie van CGG VAGGA biedt consult aan intermediaire organisaties (scholen, bedrijven, jeugdwerkingen,…) en jonge druggebruikers kunnen er beroep doen op een hulpaanbod dat vooral probleemoplossend en keuzeverruimend werkt. Er zijn nog steeds engagementen ten aanzien van het veilig en gezond uitgaan door de implementatie van preventiemaatregelen. Uitbaters van clubs en organisatoren van grote evenementen worden ondersteund bij het creëren van een gezonde en veilige uitgaansomgeving en het informeren over gezondheidsrisico’s.117 Breakline is bijvoorbeeld een project waarbij een ‘peerploeg’ (leefstijlgenoten) naar clubs, raves of festivals gaat om
gebruikers te informeren én rond gebruik met hen in dialoog te gaan. Ze hebben een aantrekkelijke stand, stellen flyers ter beschikking en houden een enquête naar gebruik.
4.8 Enkele kanttekeningen Het driesporenbeleid van de nieuwe bestuursploeg is gestoeld op de achterliggende filosofie dat het opvoeren van de repressieve aanpak tot een prijsverhoging op de lokale drugsmarkt zal leiden. Zulke prijsstijging zou overlast en kleine criminaliteit met zich meebrengen, waar men vervolgens vooral bestuurlijk tegen gaat optreden. Met een preventief beleid wil men ten slotte de vraag verminderen. Het nieuwe stadsbestuur kiest naar eigen zeggen voor een geïntegreerd lokaal drugsbeleid met oog voor preventie, hulpverlening en handhaving. Het bestuursakkoord biedt evenwel vooral toelichting bij de repressieve aanpak van de drugshandel en de curatieve aanpak van de druggerelateerde overlast. Het luik van de preventie en de hulpverlening is weinig uitgewerkt. Het is uiteraard te vroeg om de concrete verwezenlijkingen van de nieuwe bestuursploeg te evalueren (diverse aspecten moet nog in concrete actie worden vertaald), maar we formuleren wel enkele bedenkingen bij de algemene uitgangspunten van de Antwerpse beleidsmakers. De idee dat een verhoogde repressie aanleiding kan geven tot een prijsstijging op de lokale drugsmarkt is niet gestoeld op wetenschappelijke evidentie. Integendeel, wetenschappelijk onderzoek in het buitenland suggereert het tegenovergestelde. Interventies zoals crack-downs (het repressief aanpakken van een criminaliteitsfenomeen binnen een specifiek gebied) en verbodstellingen kunnen op korte termijn hoogstens tot een periodieke schaarste aanleiding geven, wat kan leiden tot een tijdelijke prijsstijging. De drugsmarkt heeft echter een groot aanpassingsvermogen waardoor de effecten op vlak van prijsstijging op lange termijn beperkt zijn.118 De prijs van roesmiddelen wordt nu eenmaal door een complex samenspel van factoren bepaald en toont een grote elasticiteit. Het gevoerde
beleid is slechts één van de vele determinanten. Andere belangrijke determinanten zijn de kosten van de grondstoffen en de verpakking, transport en import, de risicopremies voor de drugshandelaars en verlies door controles en inbeslagnames tijdens het transport, de grootte van de vraag en de geografische ligging van de markt (dicht bij de bron of niet). Bovendien hebben onder meer de globalisering, nieuwe communicatietechnologieën, verbeterde transportnetwerken en de aanhoudende armoede in landen van oorsprong het mogelijk gemaakt om drugs steeds goedkoper op de markt te brengen. Het is best mogelijk dat de lokale prijzen blijven dalen als de repressie wordt opgevoerd, zoals dit de laatste decennia het geval was.119 Gezien de hoge kostprijs van een ‘war on drugs’, vraagt dit om een gedegen kosten-batenanalyse. Ten tweede stellen we vast dat de regie voor de uitwerking van het programma drugs uit het nieuwe bestuursakkoord volledig aan de politie wordt toevertrouwd. Dat is enigszins verwonderlijk gezien de keuze voor een geïntegreerd beleid, waarbij de politie – naast de (drug)hulpverlening, het preventiewerk, het parket en het stadsbestuur – slechts één van de partners is. Zowel de projecten inzake druggerelateerde criminaliteit en drugsoverlast, als de aanpak van occasionele gebruikers, de doorverwijzing van problematische gebruikers en de preventie van druggebruik worden onder leiding van de lokale politie uitgewerkt. Voor een kwaliteitsvolle uitwerking van het drugbeleid is het echter aangewezen om iedere partner vanuit zijn eigen deskundigheid zijn rol te laten spelen. Onder de coördinatie van een centrale en neutrale regie kunnen de inspanningen van alle actoren op elkaar worden afgestemd en geïntegreerd. In het verleden nam het Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen de rol van regisseur in de vormgeving van het Antwerpse drugsbeleid op zich, maar de laatste jaren speelt SODA ogenschijnlijk een minder prominente rol. Het risico bestaat dat de (drug) hulpverlening, de preventiesector én de gebruikers zich bij de ontwikkeling van het stedelijk drugsbeleid niet langer erkend en vertegenwoordigd voelen. De nieuwe bestuursploeg kiest ervoor om met een jarenlange traditie te breken, en vat het Antwerpse drugsbeleid niet langer in een apart drugsbeleids-
71
plan samen. Het bestuursakkoord valt uiteen in grote thema’s zoals gezondheid, onderwijs, cultuur en sport. Deze worden vertaald in een doelstellingenboom met zowel horizontale als verticale doelstellingen. Acties m.b.t. het drugsthema zijn verspreid over diverse takken (programmafiches) van deze boomstructuur, zoals het thema Politie en Lokaal Sociaal Beleid. SODA blijft de drugsacties monitoren, maar deze stedelijke dienst schrijft geen meerjarig drugsbeleidsplan of jaarlijkse actieplannen meer uit. Gezien het gegeven dat de drugsproblematiek één van de belangrijkste speerpunten uit het nieuwe bestuursakkoord vormt, is dat een eigenaardige keuze. Een drugsbeleidsplan is een belangrijk instrument voor een stadsbestuur om een beleidskader te schetsen, een visie scherp te stellen en prioriteiten aan te geven. Zo dreigt men te verzanden in een versnipperd en verkokerd drugsbeleid, waarbij het globale plaatje verloren gaat. Een beleids- en actieplan is bovendien erg nuttig om alle partners te responsabiliseren en hun specifieke rol in het globale, geïntegreerde beleid te verduidelijken. Op het internationale vlak gaan steeds meer stemmen op voor de stelling dat de ‘war on drugs’ verloren is. De UN Global Commission on Drug Policy rapporteerde recent nog dat de mondiale strijd tegen drugs mislukt is, met verwoestende gevolgen voor individuen en samenlevingen wereldwijd. De commissie verzet zich tegen een verdere criminalisering, stigmatisering en marginalisering van druggebruikers die geen schade aan anderen berokkenen.120 De huidige bestuursploeg gelooft wél in de repressieve strategie, en wil fors op de aanpak van de vraagzijde inzetten. Met ‘irriterend politiewerk’ wil men de druggebruiker op straat afschrikken en zo de markt ‘droogleggen’. Het uiteindelijke doel: de druggerelateerde overlast en criminaliteit inperken zodat drugs niet langer zichtbaar zijn op straat. Wat het drugstoerisme betreft, wil het stadsbestuur gebruikers op die manier ontmoedigen om zich in Antwerpen te bevoorraden. Wat de lokale gebruikers betreft, volgt men het principiële standpunt dat druggebruik verboden is en dat verslaafden verplicht moeten afkicken. De facto zal men genoodzaakt zijn een meer pragmatische weg te volgen. Afhankelijkheid van drugs is en blijft een gezondheidsprobleem waarbij de
72
vrije keuze gaandeweg ver zoek is en waarbij intensieve hulpverlening op diverse levensdomeinen nodig is. We stellen ons daarom vragen bij het laagdrempelige boetesysteem ten aanzien van drugsbezit, aangezien de kerngroep van verslaafde gebruikers dat niet kan betalen. De doorverwijzing naar de hulpverlening via therapieadvies of de GAS-bemiddeling is bovendien niet zaligmakend, want veel gebruikers zitten al in een hulpverleningstraject of zijn “zorgwekkende zorgvermijders” geworden. Door het kluwen aan lopende procedures kunnen zij op de duur de bomen door het bos niet meer zien. Hoewel de beleidsmakers naar eigen zeggen evenzeer willen inzetten op preventie en hulpverlening, heeft zich dat voorlopig niet vertaald in concrete initiatieven of in een uitbreiding van de capaciteit, zoals dit voor het repressieve luik of de overlastbestrijding wél het geval is. Als het justitiële luik het primum remedium wordt in plaats van het ultimum remedium of het sluitstuk van deze gezondheidsproblematiek, bestaat het risico dat men verzandt in een symptoombestrijding, die vooral verplaatsingseffecten genereert. Belangrijke voedingsbodems van drugsproblemen, met name armoede en sociale uitsluiting, riskeren dan onvoldoende aandacht te krijgen. Gebruikers stapelen hun schulden op, ze voelen zich opgejaagd en verdwijnen in de anonimiteit. Hulpverleners kunnen een deel van deze groep niet langer bereiken en ook de sociale controle onder gebruikers neemt af. Gezondheidsrisico’s, zoals overdosissen of HIV-besmetting, nemen toe.121 We dringen er daarom op aan om ook aan de sociale dimensies van het drugsprobleem voldoende aandacht te besteden. Nultolerantie gaat – met het oog op de gezondheid van druggebruikers én de algemene stadbevolking – samen met aangepaste alternatieven binnen de hulpverlening mét de nodige capaciteit. We benadrukken het belang van effectieve preventiestrategieën, een individuele ketenaanpak, harm reduction en out reach initiatieven. In het nieuwe Zonale Veiligheidsplan worden doelstellingen niet langer in kwantitatieve effectindicatoren uitgedrukt, zoals dat in het vorige Veiligheidsplan het geval was. “Hoewel een streefwaarde richtinggevend kan zijn bij het evalueren van de werking, lijkt die in
een strategische doelstelling niet meer op zijn plaats. We kiezen er dan ook voor om de huidige strategische doelstellingen te formuleren als een inspanningsverbintenis eerder dan een resultaatsverbintenis.”122 Gezien de invoering van allerlei nieuwe initiatieven en de aanzienlijke budgetten die in het lokale drugsbeleid worden geïnvesteerd, is een inspanningsverbintenis ons inziens onvoldoende. Een stad moet haar beleidskeuzes kunnen verantwoorden of bijsturen, als blijkt dat de vooropgestelde resultaten niet worden gehaald of gepaard gaan met onbedoelde en onaanvaardbare neveneffecten. Resultaatsverbintenissen maken een evidence based lokaal beleid mogelijk; een inspanningsverbintenis maakt evaluatie van concrete initiatieven zo goed als doelloos. Effectmetingen (kwalitatief én kwantitatief) helpen bepalen in welke mate de geleverde inspanningen vruchten afwerpen en welke aanpassingen er nodig zijn. Het bestuursakkoord heeft weinig oog voor de bovenlokale dimensies van het drugsfenomeen. Voor een structurele aanpak van het fenomeen volstaat het lokale beleidsniveau niet. Een stedelijk drugsbeleid dient zich vooral te richten op een beter begrip en beheersing van het fenomeen, door middel van beeldvorming, preventie, hulpverlening en repressie. Fundamenteel inwerken op de vraag- en aanbodzijde veronderstelt echter een (inter)nationale context. Antwerpen heeft niet alleen een lokale afzetmarkt, maar bedient ook drugtoeristen van heinde en verre. De drugs op de lokale markt worden vanuit allerlei hoeken van de wereld aangevoerd. Aangezien het grootste deel van de drugsimport via de Antwerpse haven bedoeld is voor de ons omringende landen, dringt intensieve grensoverschrijdende samenwerking zich op. Daarnaast kan een structureel overleg met andere Belgische centrumsteden zoals Gent, Brussel, Kortrijk, Luik en Charleroi nuttig zijn.
4.9 Conclusies De beteugeling van de detailhandel kadert binnen de criminaliteitsaanpak van de stad, zowel onder het
vorige stadbestuur als onder het nieuwe. De belangrijkste actoren (wijkonderzoeksteams, lokale recherche drugs en het parket) situeren zich bijgevolg binnen de ordehandhaving. Maar ook het overlast- , migrantenen zorgbeleid van de stad hebben, weliswaar onrechtstreeks, hun impact. Politiediensten ondernemen zowel gecoördineerde als occasionele ordediensten gericht op de drugoverlast en druggerelateerde criminaliteit. Voor een efficiënte en effectieve samenwerking tussen de verschillende partners overleggen de WOT’s, de Federale Gerechtelijke Politie van Antwerpen, de lokale recherche en het parket maandelijks. De overlastaanpak omvat verschillende bestuurlijke, ruimtelijke en sociale initiatieven die vooral in de omgeving van het De Coninckplein worden opgezet. De GAS-bemiddeling, het therapieadvies en het justitieel casemanagement zijn de voornaamste hulpverleningsinitiatieven waar gebruikers via de ordehandhaving naar verwezen worden. Voor de aanpak van de illegale detailhandelaars kan men sinds 2011 bij een verbindingsambtenaar van de Dienst Vreemdelingenzaken terecht. Zij promoot de vrijwillige terugkeer en activeert de procedure tot vasthouding en repatriëring als stok achter de deur. Het beleid ten aanzien van de Antwerpse detailhandel wordt door de betrokken actoren ervaren als ‘dweilen met de kraan open’. Vraag en aanbod blijven elkaar vinden, ondanks de verhoogde inspanningen. Op het terrein roeit men met de riemen die men heeft. Politie en parket voelen dat ze achter de feiten aan hollen en dat hun impact op het fenomeen eerder beperkt is. Dat doet geen afbreuk aan hun motivatie. De huidige aanpak door politie en parket is goed georganiseerd en de samenwerking verloopt gunstig. Vooral het strafuitvoeringsbeleid zorgt voor frustraties, doordat de gevangenisstraf niet voldoende ontradend werkt. Daarnaast ligt ook het migratiebeleid onder vuur. Men slaagt er onvoldoende in om de stroom van illegale detailhandelaars adequaat aan te pakken. Een ‘Bevel om het Grondgebied te Verlaten’ blijft het instrument bij uitstek, maar is voor deze doelgroep vaak niet meer dan een stukje papier. Wat de overlastaanpak in 2060 betreft, is de sfeer volgens buurtbewoners sterk verbeterd en is de leefbaarheid toegenomen.
73
De gebruikers voelen zich echter geviseerd. Zowel de repressie als de overlastaanpak heeft ook een aantal onbedoelde effecten. Als gevolg van geïntensifieerde politionele acties verandert de zichtbare drugsmarkt in een minder zichtbare scene. Het fenomeen raakt meer versnipperd en is bijgevolg minder eenvoudig te detecteren. Het opvoeren van het aantal controles en gecoördineerde acties heeft ook gevolgen voor de gezondheidstoestand van gebruikers en verkopers. De doorverwijzing vanuit politie of justitie naar de hulpverlening is voor verbetering vatbaar. We stellen vast dat de persoonsgerichte aanpak zoals bij de GASbemiddeling en het therapieadvies niet zaligmakend zijn. Ze bereiken niet de hele doelgroep, maar stuiten vaak op een kerngroep van problematische gebruikers die reeds in tal van procedures verweven zit. De nieuwe bestuursploeg kiest in haar bestuursakkoord voor een driesporenbeleid, met een repressieve reductie van het aanbod; een curatieve aanpak van de druggerelateerde overlast; en een preventief beleid
74
om de vraag te verminderen. Dit beleid is gebaseerd op de aanname dat door middel van een verhoogde repressie een verhoging van de straatprijzen kan worden bewerkstelligd. Het nieuwe bestuursakkoord moet uiteraard nog in concrete acties en verwezenlijkingen worden vertaald, maar we noteerden uit de mond van terreindeskundigen desalniettemin reeds enkele bedenkingen. Zo rijzen er op basis van buitenlands wetenschappelijk onderzoek vragen bij de veronderstelde impact van een repressieve aanpak op de lokale drugsprijzen. Daarnaast is het vreemd dat de regie voor de uitwerking van een geïntegreerd drugbeleid bijna volledig aan de politie wordt toevertrouwd, en dat het stadsbestuur geen apart drugbeleidsplan meer laat opstellen. Internationaal gezien gaan steeds meer (gezaghebbende) stemmen op dat de ‘war on drugs’ verloren is, terwijl het nieuwe stadsbestuur kiest voor repressie als primum remedium. De strategische doelstellingen worden geformuleerd als een inspanningsverbintenis, en niet als resultaatsverbintenissen.
Hoofdstuk 5: Algemeen besluit & aanbevelingen 5.1 Ter conlusie • Bijna de helft van de politionele vaststellingen inzake het dealen van drugs gebeurt op heterdaad, en op de openbare weg. Eén op vijf vaststellingen gebeurt naar aanleiding van een identiteitscontrole. • Bijna alle verdachten zijn mannen. De gemiddelde leeftijd van gevatte dealers is ongeveer 30 jaar. Slechts zelden zijn dealers minderjarig, of ouder dan 45 jaar. Eén op drie gevatte dealers heeft de Belgische nationaliteit, bijna de helft van de gevatte dealers bezit een Europese nationaliteit. Ongeveer één op vier gevatte dealers is van Noord-Afrikaanse origine, één op zeven van West-Afrikaanse origine. • Belgische detailhandelaren zijn vaker betrokken bij de verkoop van cannabis en/of partydrugs (zoals amfetamines of xtc), en zijn op verschillende plaatsen in de stad actief. Zij wonen ook meer verspreid, en verkopen vaker vanuit hun woning of ze leveren op bestelling. • Bij één op vier politionele vaststellingen is de verblijfsstatus van de verdachten niet expliciet aangeduid. Eén op drie dealers verblijft legaal in het land; ongeveer even veel dealers hebben geen geldige verblijfsdocumenten. De illegale detailhandelaars worden meestal in het kader van de politieacties in de buurt 2060 gevat. • Van de verdachte dealers die in het rijksregister konden worden getraceerd, heeft ongeveer de helft zijn woonplaats in Antwerpen zelf, vooral in de buurten 2060, 2018 en 2000. Van twee op vijf gevatte dealers is geen officiële woonplaats bekend. • Van een belangrijk aantal gevatte dealers is het strafrechtelijk verleden niet bekend. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat veel verdachten geen geldige identiteitsdocumenten hebben, en vaak aliassen gebruiken.
• Detailhandelaren schijnen zich vaker op één product toe te leggen, dan te handelen in verschillende middelen. Bijna drie op vier gevatte dealers heeft slechts één product op zak. In de helft van alle gevallen betreft het cannabis, in telkens een kwart van de gevallen betreft het cocaïne of heroïne. Er is sprake van een zekere scheiding tussen de ‘soft-’ en de ‘hard drugs markt’. De verkoop van hasj, amfetamine en xtc komt minder voor. • In de buurt 2060 worden verhoudingsgewijs meer niet-Belgische dealers gevat, in vergelijking met de rest van de stad. De meeste verdachten zijn er afkomstig uit Noord-Afrika, op de voet gevolgd door de Europeanen. Elders worden minder Noord-Afrikanen gevat, en véél meer Europeanen (Belgen, Nederlanders). Verdachten gevat in 2060 hebben veel vaker geen geldige verblijfspapieren en geen vaste woonplaats. • Het parket krijgt jaarlijks honderden dossiers m.b.t. detailhandel te verwerken. In de onderzochte periode (2011-2012) was slechts één drugsmagistraat verantwoordelijk voor de afhandeling van al deze dossiers, wat zorgt voor een te zware caseload. • De doorlooptijd voor de afhandeling van dossiers omtrent detailhandel varieert in sterke mate: van 1 tot 12 maanden. Sinds de invoering van de snelrechtprocedure zijn er steeds meer zaken na 3 maanden gevonnist. Eén op drie verdachten in de bestudeerde parketdossiers verbleef tijdens het verloop van het gerechtelijk onderzoek in voorlopige hechtenis. • In zowat alle bestudeerde parketdossiers werden de verdachten schuldig bevonden en veroordeeld, wat onder meer te maken heeft met het hoge aantal vaststellingen op heterdaad. De strafmaat voor detailhandel varieert sterk. De klassieke bestraffing (vrijheidsstraf en geldboete) wordt het meeste
75
uitgesproken, gevolgd door de werkstraf (van 60 tot 180 uur). Celstraffen variëren tussen 12 à 18 maanden. In geval van herhaling of verzwarende omstandigheden ligt de strafmaat een stuk hoger. • De Antwerpse drugsmarkt is kennelijk zeer toegankelijk. Dit wordt verklaard door de nabijheid van de haven en de reputatie ‘dicht bij de bron te zitten’, de ring op een boogscheut van de binnenstad die de vlucht voor drugtoeristen vergemakkelijkt en de anonimiteit die de grootstad biedt. De meeste drugs worden bij aankomst in de Antwerpse haven eerst naar Nederland geëxporteerd, waar ze versneden worden, en opnieuw gedistribueerd. • Bijna de helft van de politionele vaststellingen inzake detailhandel kaderen binnen de overlastaanpak in de wijk 2060. De politie organiseert er op continue wijze ordediensten gericht op de alcoholen druggerelateerde overlast. Politiecijfers zijn deels een activiteitenstatistiek: vooral de meest zichtbare en het vaakst met overlast geassocieerde vormen van detailhandel worden in beeld gebracht en lijken zodoende dominant. De Antwerpse detailhandel beperkt zich niet tot de straathandel in de stationsbuurt. Elk district heeft eigen hot spots. Het minder zichtbare, gesloten segment van de detailhandel in het uitgaansmilieu en vanuit privéwoningen wordt onderschat, net als het aandeel van de zgn. ‘autochtone’ dealers binnen dit segment. • In de buitenwijken is marihuana het product dat het vaakst verkocht wordt, maar ook de detailhandel in xtc en speed wordt geassocieerd met de buitenwijken. De oude stadskern wordt eerder geconfronteerd met de verkoop van cocaïne, heroïne en cannabis aan een divers publiek, gaande van de recreatieve weekendgebruikers tot de ‘verpauperde’ drugsverslaafden. • Wat de stadsrand buiten de ring betreft, blijft de impact van het fenomeen binnen de perken. Dit ligt anders in de binnenstad, waar de meer zichtbare verkoop van drugs zich concentreert in bepaalde buurten. Deze verschijningsvorm wordt geassocieerd met lawaaihinder, doorgaand verkeer, ongure types, druggerelateerde criminaliteit en een verhoogd onveiligheidsgevoel.
76
• De Antwerpse detailhandel bestaat uit meer en minder zichtbare segmenten. Er is de zichtbare problematiek van de straatdealers in de stationsbuurten. Veel minder opvallend zijn de drugsdeals in het uitgaansmilieu, bij dealers thuis, op afgesproken plaatsen in de stadsrand, in de auto enzovoort. Op het niveau van de detailhandel zijn er de locatiegebonden drugsdeals met de thuisdealers, de dealpanden en het dealen in horecaaangelegenheden (met nadruk op Marokkaanse vzw’s en shishabars). Daarnaast zijn er de mobiele drugsdeals op straat, via levering of in voertuigen. De Antwerpse detailhandel vindt vandaag eerder mobiel dan locatiegebonden plaats. • De lokale drugshandel toont zich als een stabiel fenomeen zonder al te grote evoluties. Er zijn bescheiden wijzigingen zoals de opmars van het gsm-verkeer, het inschakelen van de huurauto’s, de afname van het Franse drugstoerisme, de verplaatsingseffecten als gevolg van de overlastaanpak in 2060 en de toename van detailhandelaars zonder papieren. • De bovenbouw van de detailhandel laat zich niet zomaar blootleggen. Vooral in het harddrugmilieu worden grote delen door georganiseerde (familiale) netwerken gedomineerd. Over de bovenbouw in het softdrugmilieu is minder bekend. • Er bestaat niet zoiets als dé Antwerpse detailhandelaar. Er is een groep van ‘autochtone’ dealers die zich vooral toelegt op de verkoop van cannabis, xtc en speed. Zij opereren in een meer gesloten milieu via het uitgaansleven of het thuisdealen. Ze komen zelden in het vizier van de ordediensten waardoor er over dit segment weinig geweten is. Verder zijn er de allochtone dealers, meestal afkomstig uit Maghrebijnse landen. Ze zijn meer gegroepeerd in netwerken en verbonden met de straatverkoop van cocaïne, heroïne en hasj. Ongedocumenteerde dealers opereren zelden op zelfstandige basis. Ze worden meestal door allochtone dealers ingezet voor het rondbrengen van drugs. Voor deze groep is het vooral een manier van overleven. • Wat het motief van de detailhandelaars betreft, is het snelle geldgewin dé drijfveer bij uitstek. Waar
dat geld voor moet dienen kan uiteenlopen (eigen gebruik, basisbehoeften, onderhoud familie,…). Toetreden tot de detailhandel verloopt op vrijwillige basis. De persoonlijke levensomstandigheden van een detailhandelaar variëren sterk van individu tot individu. Van grote luxe is er op dit niveau echter weinig sprake. Schrijnende toestanden doen zich voor bij de zwaar verslaafde dealers en de dealers zonder papieren. Het betreft hier een straatje zonder eind: erbarmelijk onderkomen, fysieke en mentale gezondheidskwalen, een uitgebreid strafblad, gevangenis in en gevangenis uit,… • De meeste actoren op het terrein ervaren het beleid ten aanzien van de detailhandel als ‘dweilen met de kraan open’. Ondanks de verhoogde inspanningen, blijven vraag en aanbod elkaar vinden. Als reactie op de beleidsmatige inspanningen verplaatst het fenomeen zich deels, of verandert het van gedaante. • Eén drugsmagistraat kan de continue stroom van dossiers moeilijk opvolgen. Vanaf midden 2013 wordt in een capaciteitsuitbreiding voorzien. Vooral het strafuitvoeringsbeleid zorgt voor frustratie bij de ordehandhavers op het terrein. Detailhandelaars komen na enkele maanden detentie vrij en hervatten hun illegale activiteiten. • Het vreemdelingenbeleid ten aanzien van de illegale detailhandelaars ligt onder vuur. Men slaagt er nog onvoldoende in om de stroom van illegale detailhandelaars adequaat aan te pakken. Een ‘Bevel om het Grondgebied te Verlaten’ blijft het instrument bij uitstek, maar blijft doorgaans dode letter. Gedwongen repatriëring is slechts uitzonderlijk mogelijk. • Met de overlastaanpak is de leefbaarheid in Antwerpen Noord toegenomen. Zowel de overlast- als criminaliteitsaanpak brengen een aantal onbedoelde effecten met zich mee. Door het verhoogde aantal controles en gecoördineerde acties geraakt het fenomeen meer versnipperd en minder eenvoudig te detecteren. Dit heeft gevolgen voor de gezondheidstoestand van gebruikers en verkopers, die in de anonimiteit verdwijnen. Gebruikers voelen zich geviseerd.
• Hulpverleningsprojecten zoals het therapieadvies en het justitieel casemanagement worden positief geëvalueerd. Ze zijn echter voor verbetering vatbaar. Niet alle cliënten die in aanmerking komen, worden effectief aangemeld. Beide projecten moeten meer bekendheid krijgen. • De nieuwe bestuursploeg kiest in haar bestuursakkoord voor een driesporenbeleid, met een repressieve reductie van het aanbod; een curatieve aanpak van de druggerelateerde overlast; en een preventief beleid om de vraag te verminderen. Dit beleid rust op de achterliggende idee dat het opvoeren van de ordehandhaving tot een verhoging van de straatprijs zal leiden, en dat dealers kunnen worden ontmoedigd door het opjagen van gebruikers. In de internationale wetenschappelijke literatuur is weinig evidentie te vinden voor de stelling dat verhoogde repressie tot prijsstijgingen op de lokale drugsmarkt leidt. De prijs van roesmiddelen wordt door een complex samenspel van factoren bepaald en toont een grote elasticiteit. • De uitwerking van het programma drugs wordt volledig aan de politie toevertrouwd. Er is geen centrale regisseur van het Antwerpse drugsbeleid, die met alle betrokken sectoren een drugsbeleidsplan onderhandelt. Het nieuwe beleid wordt in termen van een inspanningsengagement bekeken, en kan niet langer aan de hand van kwantitatieve resultaatsverbintenis worden geëvalueerd. • Met een ‘war on drugs’ loopt men het risico dat het lokale beleid verzandt in symptoombestrijding, wat vooral leidt tot verplaatsingseffecten en gedaanteveranderingen van het fenomeen, zonder aandacht voor de onderliggende voedingsbodem van het fenomeen (o.m. armoede en sociale uitsluiting). • Een lokale aanpak van de detailhandel veronderstelt voldoende aandacht voor de bovenlokale dimensies van de problematiek. Voor een structurele aanpak van het fenomeen volstaat het lokale beleidsniveau niet.
77
5.2 Aanbevelingen We formuleren een aantal aanbevelingen op basis van de vaststellingen die we in de vorige hoofdstukken hebben beschreven. De aanbevelingen hebben betrekking op de algemene lokale beleidsvisie enerzijds en de strategieën in verband met de beeldvorming, preventie, hulpverlening en handhaving anderzijds. Ten slotte wijzen we op het belang van beleidsevaluatie.
Lokale beleidsvisie 1. Fundamenteel inwerken op de vraag- en aanbodzijde van de Antwerpse detailhandel veronderstelt aandacht voor de bovenlokale context. Lokale maatregelen moeten als het onderdeel van een geïntegreerd, grensoverschrijdend beleid worden beschouwd. Lokale en federale overheden dienen hun beleid af te stemmen. We pleiten in dit verband ook voor structureel overleg met andere Belgische centrumsteden zoals Gent, Brussel, Luik en Charleroi. Gezien de grote export naar en import uit Nederland, dringt zich ook een intensievere grensoverschrijdende samenwerking met onze noorderburen op. 2. Voor de concrete invulling van het stedelijke drugsbeleid pleiten we voor een bottom-up benadering met inspraak van de verschillende partners op het terrein. Op die manier voelen actoren zich betrokken in het veranderingsproces, er ontstaat een gedeelde verantwoordelijkheid, innovatie wordt gestimuleerd en valkuilen in het nieuwe beleid kunnen beter vermeden worden. Er is nood aan een open vergadering omtrent het Antwerpse drugbeleid met alle actoren op het terrein. Door middel van interactieve workshops kan gezamenlijk over de speerpunten voor het nieuwe drugsbeleid worden gereflecteerd. 3. De regisseursrol voor het uitwerken en opvolgen van het drugsbeleid wordt best vervuld door een neutraal orgaan, dat erover waakt dat de stem van de verschillende sectoren wordt vertegenwoordigd. In het verleden kreeg het Stedelijk Overleg
78
Drugs Antwerpen die rol; heden ten dage krijgt de lokale politie het roer in handen. Met het oog op het bewaken van de evenwaardige positie en de inbreng en expertise van alle partners, is dat geen positieve ontwikkeling. We pleiten voor een centrale regisseur van het Antwerpse drugsbeleid, die met alle betrokken sectoren een drugsbeleidsplan onderhandelt. 4. Een geïntegreerd lokaal drugsbeleid veronderstelt meer dan een formele samenwerking tussen stad, politie, justitie en hulpverlening. Alle actoren dienen een open geest te behouden over ieders inbreng en rol. Zo niet, dreigt men te verzanden in een wij-zij verhaal. Kritische succesfactoren zijn: voldoende kennis van elkaars sector, werking en doelstellingen; duidelijke rol- en taakafbakening; afspraken maken met betrekking tot de informatieuitwisseling in een protocol of overeenkomst; overlegmomenten zowel op cliëntniveau als op directieniveau; het inschakelen van een brugfunctie; het systematisch monitoren en evalueren van de samenwerking. Ook de aanwezigheid van wederzijds respect en vertrouwen en de aanwezigheid van sterke motivatie en goodwill bij alle betrokken actoren is cruciaal.123 5. Een beleid ten aanzien van de lokale detailhandel dient tevens multi-dimensioneel te zijn. Geen enkel initiatief is op zichzelf zaligmakend. Een overwegend strafrechtelijke aanpak met focus op specifieke buurten doet op lange termijn meer kwaad dan goed. Het probleem wordt niet structureel aangepakt, maar versnippert en wordt minder detecteerbaar. Er is nood aan een integratie van verschillende strategieën, op het vlak van kennisopbouw, preventie, hulpverlening en repressie. 6. Interventies die expliciet gericht zijn op de aanbodzijde, zoals het sluiten van dealpanden en de strafrechtelijke vervolging van dealers, kunnen een directe impact hebben op het fenomeen. Maar ook maatregelen die niet expliciet op de aanbodzijde gericht zijn, kunnen onrechtstreeks een belangrijke impact op de lokale drugsmarkt hebben. Inter-
venties die in de eerste plaats bedoeld zijn om de gezondheidsschade bij druggebruikers te beperken (methadonverstrekking, spuitenruil, inloopcentra, gebruiksruimtes enz.) hebben evenzeer een belangrijke reducerende impact op druggerelateerde overlast.124
Beeldvorming 7. Een lokale drugsmarkt (en dus ook de detailhandel) kan voortdurend veranderen (verplaatsingseffecten en gedaanteveranderingen van het lokale fenomeen). Het is bijgevolg belangrijk om de feitelijke kennis van politie, parket, hulpverlening en bewoners op een systematische manier te bundelen. Zo kan men evoluties en trends monitoren, kort op de bal spelen en op wijk- of stadsniveau passende strategieën ontwikkelen. 8. De aanpak van de aanbodzijde van de drugsmarkt vereist kennis ‘van binnen uit’. Het is niet evident om de reactie van drugsdealers op interventies te voorspellen. Het loont de moeite om nauw samen te werken met personen die de drugsmarkt uit eigen ervaring kennen.125 Men kan gebruik maken van de netwerken en kennis van community fieldworkers126 om drugsdealers te ontmoeten en bevragen. Om diezelfde reden is ook een goede verstandhouding met het GOA (Gebruikers Overleg Antwerpen), een recent opgerichte belangenvereniging, van belang. 9. Er is nood aan meer nauwkeurige en betrouwbare gegevens over de minder zichtbare segmenten van de lokale detailhandel en over specifieke types van detailhandelaars (o.m. minderjarigen die worden ingeschakeld om dosissen drugs rond te brengen; de drugrunners; en de detailhandelaars in partydrugs zoals xtc, speed of nieuwe synthetische middelen). 10. De zgn. drugsrunners of ‘loopjongens’ die potentiële klanten naar de drugsdealers toeleiden, hebben vaak zelf geen drugs op zak, en komen niet in de bestudeerde pv’s voor. Zij krijgen – als ze
betrapt worden – een GAS-boete voor zoekgedrag opgelegd, waardoor ze moeilijk te onderscheiden zijn van de druggebruikers. Een specifieke registratiecode in processen-verbaal voor activiteiten van drugrunners is aangewezen. 11. De procedures om illegale dealers te identificeren en naar hun land van herkomst te repatriëren, lopen mank. Zowel de lokale politie als de verbindingsambtenaar van de Dienst voor Vreemdelingenzaken hebben geen duidelijk zicht op het procedureverloop en de afloop van dossiers voor deze specifieke doelgroep. Er is nood aan een meer systematische en gedetailleerde registratiepraktijk. 12. Heel wat detailhandelaars hebben een strafrechtelijk verleden, maar politie en justitie hebben vaak te weinig zicht op de criminele carrières. We doelen daarbij niet alleen op eerdere feiten, maar ook op het soort van feiten, het type van drugs, de plaats van de feiten, de werkwijze enz. Antecedentenonderzoek via de Algemene Nationale Gegevensbank kan de Antwerpse detailhandel inzichtelijker en voorspelbaarder maken.
Preventie 13. De bestuurlijke aanpak van de drugs- en alcoholoverlast verloopt op het vlak van communicatie niet altijd vlekkeloos. Zowel voor buurtbewoners als voor bezoekers van het De Coninckplein en omgeving, is het niet altijd duidelijk wat mag en niet mag. Met het plaatsen van de grote signalisatieborden is de communicatie omtrent het alcoholverbod op het De Coninckplein alvast verbeterd. Het blijft een belangrijk aandachtspunt bij beleidsaanpassingen in de toekomst. 14. Er wordt veel geïnvesteerd in het voorkomen van druggebruik of -misbruik bij jongeren, maar er bestaan nauwelijks initiatieven om het dealen van drugs bij jongeren te voorkomen. Weinig effectief zijn de preventieacties door geüniformeerde politiemensen, eenmalige campagnes, eenrich-
79
tingsverkeer zonder interactie en choquerende boodschappen. Adequate preventieprogramma’s zijn op maat van de doelgroep gesneden. Ze zijn langdurig, interactief en richten zich op het aanleren van sociale vaardigheden in concrete situaties. Ze focussen niet alleen op de risicofactoren, maar ook op de beschermende factoren (interesses, verbondenheid ed.). Via lokale preventiecampagnes kan men jongeren informeren en mythes omtrent het verkopen van drugs doorprikken. Voor jongeren die al dealen of een groot risico lopen, kunnen groepstherapieën nuttig zijn.127 15. Gezien het grote aantal illegale detailhandelaars, pleiten we voor het opstarten van ontradingsprojecten in de landen van herkomst, eventueel met ondersteuning van het Europees Terugkeerfonds. Zo heeft de lokale recherche weet van een handvol dorpen in het Marokkaanse Rifgebergte, waar uitgeweken dealers door dorpsgenoten vaak als helden met geld en status worden gepercipieerd. Deze foutieve beeldvorming – bijvoorbeeld via getuigenissen van peers – moet doorbroken worden. 16. Om te voorkomen dat mensen hun toevlucht nemen tot illegale drugshandel, moet men de voedingsbodem aanpakken. De oorzaken van de drugshandel zijn vooral socio-economisch. De lokale overheden moeten streven naar een sociaal en economisch klimaat waarin drugshandel niet langer de meest aantrekkelijke economische opportuniteit is. Er moeten meer arbeidsalternatieven worden gecreëerd die voor de meest kwetsbare groepen toegankelijk zijn. De invulling van een breed en inclusief armoedebeleidsplan, zoals aangekondigd in het nieuwe bestuursakkoord, is daarbij van cruciaal belang. Het arbeidsmarktbeleid, het onderwijsbeleid, het woonbeleid, het gezondheidsbeleid, het cultuurbeleid en het sportbeleid dienen uitdrukkelijk rekening te houden met mensen in armoede en andere vormen van sociale uitsluiting. 17. Er is weinig wetenschappelijke evidentie omtrent de effectiviteit van bewakingscamera’s en hun
80
impact bij de aanpak van lokale drugsmarkten. Enerzijds kunnen ze leiden tot een verhoogd veiligheidsgevoel bij buurtbewoners en een afname van straatcriminaliteit. Anderzijds valt te voorzien dat hoogtechnologische camerasystemen de drugsdealers niet afschrikken, maar verplaatsingseffecten of de transformatie van een open naar een gesloten drugsmarkt genereren.128 18. Op plaatsen waar frequent drugstoerisme wordt vastgesteld, kan men ingrijpen in de verkeerssituatie: men kan de toegangswegen tot de belangrijkste hotspots aanpassen, steegjes afsluiten en meer eenrichtingsstraten inrichten. Ook het aantal parkeerplaatsen kan worden teruggebracht. Niet alleen ontmoedigt men zo potentiële kopers, ook dealers zullen minder makkelijk kunnen vluchten voor de politie.129 19. De stad Antwerpen moet blijven investeren in een grond- en pandenbeleid om leegstand en verkrotting tegen te gaan. Dit bevordert niet alleen de fysieke aantrekkelijkheid en de opwaardering van buurten, men reduceert ook het aantal potentiële plaatsen voor de verkoop en/of gebruik van drugs.
Hulpverlening 20. Een uitbreiding van de politionele en gerechtelijke capaciteit moet gepaard gaan met capaciteitsuitbreiding aan de zorgzijde. Zowel politie als hulpverlening zijn vragende partij om de bestaande dagopvang voor de dak- of thuisloze druggebruikers naar de namiddag uit te breiden. Als zij aanleiding geven tot overlast in de publieke ruimte, kan de lokale politie er heden ten dage nergens mee heen en belanden ze in de politiecel. 21. Gezien de verhoogde gezondheidsrisico’s van een nultolerantiebeleid moet extra geïnvesteerd worden in schadebeperkende hulpverleningsinitiatieven: sensibilisering over veilig gebruik, een groter aanbod aan steriele parafernalia, initiatieven inzake drugtesting en dergelijke.
22. Er is een substantiële groep van detailhandelaars die zelf met problematisch druggebruik te kampen heeft. Deze mensen dealen om hun eigen verslaving te onderhouden. Naast (of als alternatief voor) de strafrechtelijke afhandeling van de feiten, moet het gezondheidsprobleem van deze mensen via de hulpverlening worden aangepakt. Politie en parket dienen alert te zijn om deze groep naar de hulpverlening door te verwijzen. Initiatieven zoals het therapieadvies en het justitieel casemanagement zijn nog te weinig gekend en worden ten aanzien van dealers weinig toegepast. 23. Ook in de gevangenis verdient de behandeling van afhankelijkheidsproblemen meer aandacht. Een hulpverleningsaanbod in de gevangenis dient te focussen op diverse aspecten: preventie van besmetting en overdracht van ziektes, farmacologische en psychosociale begeleiding, voorbereiding van de vrijlating en ondersteuning bij terugkeer en reïntegratie.
laagdrempelige hulpverlening verder te decentraliseren lijken bijgevolg nuttig. Door een decentralisatie kunnen méér potentiële cliënten worden bereikt, en kan overlast over verschillende wijken en buurten worden gespreid.131 27. Het is belangrijk om te investeren in zelfstandige woonvormen voor dakloze gebruikers. Naast de bestaande dag- en nachtopvang is er idealiter voorzien in nazorg met hulpverlening op maat. Op basis van het succesvolle ‘Housing First’ principe krijgt een dakloze (die meestal met meervoudige problemen kampt) eerst een woning, de rest komt later. De nadruk ligt op het zoveel mogelijk behoud van eigen regie. Er kunnen voorwaarden zoals woonbegeleiding, inkomensbeheer, geen overlast enz. worden gesteld. Als deze mensen opnieuw enige stabiliteit hebben verworven, kan er in samenspraak met de hulpverlening op andere levensdomeinen worden gewerkt.132
Handhaving 24. Het binnenkomstbeleid ten aanzien van migranten zonder papieren verdient aandacht. Een beperkte of vertekende kennis over het hulpverleningsaanbod en de juridische procedures belemmert mensen met een illegale verblijfsstatus om aansluiting te vinden met het ontvangstland. Er is nood aan duidelijke, begrijpelijke en accurate informatie. Gespecialiseerde professionals dienen deze mensen één voor één op te zoeken en de juridische en sociale mogelijkheden voor hen uitzoeken.130 25. Er moet meer ruimte worden gecreëerd om van het ‘standaard’ zorgaanbod af te wijken, en met de specifieke noden, behoeften en wensen van de cliënten rekening te houden. Vertegenwoordigers van etnisch-culturele gemeenschappen kunnen een brugfunctie bekleden. Het opzetten van initiatieven vanuit die gemeenschappen zélf moet tevens worden gefaciliteerd en ondersteund. 26. Een doorgedreven aanpak inzake overlast leidt tot de verspreiding van de detailhandel naar andere delen van de stad. Extra inspanningen om ook de
28. De meest aangewezen strategie tegenover een sterk gevestigde drugsmarkt is de focus op de verschillende niveaus van de drugshandel, op een gevarieerde, onvoorspelbare en vernieuwende manier (informanten, undercoveragenten). Dit ontregelt de markt en maakt de risico’s voor dealers onvoorspelbaar. De efficiëntie van de drugsdealers wordt steeds ondermijnd en op de proef gesteld.133 29. Uit de evaluatie van de intensieve overlastaanpak in de buurt 2060 bleken nog enkele aandachtspunten voor de toekomst: monitoring van en een gerichte aanpak van de verplaatsingseffecten, het overeind houden van een vitale coalitie tussen overheidsinstanties en hulpverlening, bijzondere aandacht voor de huisvestings- en tewerkstellingssituatie van zorgbehoevenden, aandacht voor het uniform optreden van politie, een gerechtelijke en bestuurlijke handhaving die kort op de bal speelt, bestendiging van het alcoholverbod met duidelijke signalisatie, handhaving van het sluitingsuur met Gemeentelijke administratieve sancties en het
81
uitspelen van de activerende bevoegdheid van het OCMW.134
één centraal nummer hanteert én permanent bereikbaar is.
30. De meeste druggerelateerde overlast wordt met een vaste kern van rondhangende problematische gebruikers geassocieerd. Deze groep riskeert in de toekomst overladen te worden met tal van administratieve en gerechtelijke procedures die onafhankelijk van elkaar worden opgestart: een sociaal traject in het kader van zoekgedrag, een (vaak onbetaalbare) onmiddellijke minnelijke schikking voor drugsbezit, lopende trajecten bij schuldbemiddeling of de drughulpverlening, enzovoort. Een grondige afstemming tussen de verschillende actoren op het niveau van individuele dossiers is noodzakelijk.
33. In overeenstemming met het nieuwe Zonaal Veiligheidsplan, pleiten wij voor extra investeringen in het politionele vermogensonderzoek. Winstbejag blijkt het voornaamste motief van de detailhandelaar. Het ‘kaalplukonderzoek’ en vervolgens inbeslagnames en verbeurdverklaring kunnen een sterker ontradend effect hebben.
31. Meer dan 60 steden ter wereld hebben wetenschappelijk geëvalueerde gebruiksruimtes geïnstalleerd. Zulke medisch gesuperviseerde centra bieden niet enkel een meerwaarde inzake het capteren van moeilijk bereikbare groepen druggebruikers, het sensibiliseren van gebruikers inzake de risico’s van onveilig gebruik, en het doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverlening. Ze dragen ook substantieel bij tot de reductie van lokale overlast en drugsgerelateerde criminaliteit, en tot een verbeterde leefbaarheid van buurten met drugsgerelateerde problemen.135 Ze maken drugs minder zichtbaar op straat, en worden – mits een goede communicatie – niet gezien als een actief gedoogbeleid tegenover drugsgebruik. Veel betrokken actoren – ook van politie en justitie – zijn vragende partij. Lokale beleidsmakers kunnen zich omtrent de noodzakelijke voorwaarden en wetenschappelijk onderzochte effecten van zulke initiatieven objectief informeren, via werkbezoeken aan een aantal initiatieven in Nederland en Duitsland bijvoorbeeld. 32. De Cel Informantenwerking bij de lokale recherche dient beter bekend te worden gemaakt als meldpunt voor gebruikers. Gebruikers kunnen telefonisch en anoniem dealers aangeven die ‘slecht spul’ verkopen. Het is belangrijk dat het meldpunt
82
34. Tegelijkertijd pleiten we voor een herwaardering van de functie van de wijkagent, zoals overigens in het nieuwe bestuursakkoord vermeld.136 Een zichtbare ‘wandel’-politie, die aanspreekbaar is en met de bewoners en handelaars goede contacten onderhoudt, en tegelijkertijd op kordate wijze kan interveniëren. Interventieteams worden door de man in de straat niet altijd als toegankelijk en vriendelijk gepercipieerd.137 Wijkagenten kunnen een belangrijke intermediaire functie vervullen en kunnen de belangrijkste verzuchtingen aan de betrokken instanties signaleren. 35. De expertise bij de lokale politiekorpsen met betrekking tot de vreemdelingenproblematiek en de aanpak hiervan, moet worden versterkt. Er is nood aan een gespecialiseerde vreemdelingencel die zich toelegt op (onder meer) de methodieken tot identificatie, de analyse van valse documenten, de doorverwijzing naar de juiste instanties en dergelijke. Door het gebrek aan zulke expertise wordt de efficiënte afhandeling van dit soort dossiers bemoeilijkt. 36. Er moet worden geïnvesteerd in het verzamelen en opnemen in het proces-verbaal van bewijsmateriaal omtrent de ware nationaliteit van de verdachte. Enkel met voldoende aanwijzingen kunnen de overheden van de landen van oorsprong worden overtuigd om een ‘laissez-passer’ af te leveren. Het gaat niet om inhoudelijke informatie gelinkt aan het criminele vergrijp, maar om de contacten in het gsm-verkeer van de verdachte, het dialect van de verdachte, enz. Het terugkeerbeleid zou
vlotter kunnen verlopen door de medewerking en alertheid van de politiediensten in deze. 37. De lokale partners dienen omtrent de rol en de functie van de Dienst Vreemdelingenzaken in het algemeen en de verbindingsambtenaar in het bijzonder beter geïnformeerd en gesensibiliseeerd te worden. Met de invoering van het SEFOR-project en de installatie van een liaison in vier centrumsteden, is DVZ makkelijker te benaderen. De liaison-ambtenaar in Antwerpen heeft een netwerk uitgebouwd en houdt contact met verschillende lokale partners (wijkteams, parket, consulaten,…), maar dit is nog voor verbetering vatbaar. 38. Het is van belang met de consulaten van de herkomstlanden een goede verstandhouding te onderhouden. Het uitwijzingsbeleid wordt in de praktijk vaak bepaald door de bereidwilligheid van sleutelfiguren zoals de Consul-Generaal. Niet elk land hanteert strikte richtlijnen voor de terugkeer van onderdanen, en er bestaan onderling grote verschillen. Als de burgemeester of zijn schepenen in de relaties met vertegenwoordigers van consulaten willen investeren, kan meer medewerking worden verwacht. 39. De Antwerpse drugsmagistraat heeft met een enorme werklast af te rekenen. Deze overbelasting leidt ertoe dat procedures vrij routineus en oppervlakkig verlopen. Men verzandt in een symptoombestrijding waarbij de hogere niveaus nog teveel buiten schot blijven. De oprichting van een aparte drugsectie met meerdere gespecialiseerde magistraten is een aanbevelenswaardig initiatief. 40. Het strafuitvoeringsbeleid ligt zwaar onder vuur. De gevangenisstraf staat meer en meer onder druk, toch wordt ze ook in geval van detailhandel het vaakst toegepast. Door de langdurige voorlopige hechtenis, komen veel veroordeelden onmiddellijk of enkele maanden na hun vonnis al vrij. Hun afwezigheid op de lokale drugsmarkt wordt nauwelijks gemerkt. Een resem opvolgers staat klaar. De huidige strafrechtelijke aanpak lijkt
het fenomeen niet in te dijken en vraagt om een aantal kritische reflecties. Het effectief uitvoeren van kortere vrijheidsberovende straffen is gezien het probleem van overbevolking geen aangewezen piste; er dient te worden nagedacht over het vaker toepassen van alternatieve straffen voor detailhandel.138
Evaluatie 41. Gezien de aanzienlijke budgetten die in het lokale drugsbeleid worden geïnvesteerd, dient de stad ook te investeren in een evaluatie van de initiatieven en de uitbouw van een wetenschappelijk onderbouwd drugbeleid. Effectmetingen (zowel kwalitatief als kwantitatief) kunnen helpen bepalen in welke mate de geleverde inspanningen vruchten afwerpen en bijsturing nodig is. Effectevaluaties mogen zich niet beperken tot de buurt waarop bepaalde acties of maatregelen gericht zijn, maar op de hele stad, zodat mogelijke verplaatsingseffecten of veranderende verschijningsvormen in beeld kunnen worden gebracht. Welke ook de aard van het gevoerde beleid, strategische doelstellingen moeten vertaald worden in resultaatsverbintenissen, en niet louter als inspanningsverbintenissen. 42. Om de impact van het beleid inzake de lokale drugsmarkt te meten, is het belangrijk om onder meer de volgende indicatoren mee te nemen: • Een verminderde zichtbaarheid van druggerelateerde activiteit in de publieke ruimte. • Minder oproepen bij hulp- en ordediensten in verband met drugshandel en -gebruik. • Minder oproepen bij hulp- en ordediensten in verband met criminaliteit en overlast. • Daling in aantal arrestaties voor druggebruik of -bezit.139 • Verhoging van de prijzen op de markt of van de tijd die nodig is om drugs aan te kopen. • Afname van onveiligheidsgevoelens in de buurt. • Hernieuwd gebruik van publieke pleinen en parken voor legitieme doeleinden.
83
• Een vermindering van hinderlijk autoverkeer. • Een vermindering van het aantal gevonden parafernalia (spuiten). • Daling in de criminaliteitscijfers van druggerelateerde misdrijven.140 • Daling van het aantal intraveneuze druggebruikers. • Minder oproepen bij hulp- en ordediensten in verband met overdosissen. • Daling van het aantal besmettingen met Hepatitis C en HIV.141 • Daling van het aantal dak- of thuisloze druggebruikers. • Daling van het aantal illegale druggebruikers of -dealers.
84
Tot Slot Drugsmarkten behoren tot de zogenaamde ‘wicked issues’; maatschappelijke problemen die steeds aan de greep van een effectieve beleidsvoering lijken te ontsnappen. Drugshandel (en detailhandel in het bijzonder) zullen in Antwerpen nooit geheel verdwijnen. Bovendien zijn drugsmarkten constant aan veranderingen onderhevig. Het valt niet te voorspellen welke vorm(en) de Antwerpse drugsmarkt de volgende vijf of tien jaar zal aannemen.142 Beleidsmakers moeten zich steeds bewust zijn van de onbedoelde effecten die hun strategieën met zich meebrengen. Door de relatieve standvastigheid van de vraag onder druggebruikers zullen drugsmarkten een lucratieve informele economie blijven en zich steeds weer aanpassen, eerder dan dat ze verdwijnen.143 Ook via een (irriterende) aanpak van gebruikers, kan de drugsmarkt niet worden drooggelegd. De lokale drugsmarkt in zijn minst schadelijke verschijningsvorm trachten te krijgen, zal de belangrijkste uitdaging zijn.
Eindnoten
STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugbeleidsplan 2009-2012, Antwerpen, 2. 2 KORF, D. & VERBRAECK, H., Dealers en dienders, Amsterdam, Criminologisch Instituut Bonger, 1993, 45. 3 PEARSON, G. & HOBBS, D., Middle market drug distribution, Londen, Home Office, 2001, 1. 4 MAY, T. & HOUGH M., ‘Drug markets and distribution systems’ in Addiction Research and Theory, nr. 6, 2004, 549-563. 5 Drugrunners zijn handlangers van detailhandelaars die potentiële kopers identificeren en naar de dealers toe leiden. Zij hebben zelf geen drugs op zak. Wanneer politie de runners intercepteert, krijgen zij omwille van het artikel 329ter uit de politiecodex (‘zoekgedrag’) een administratieve boete opgelegd. Volgens dit artikel is het aan iedereen verboden ‘om zich op de openbare ruimte en alle aanpalende terreinen die voor publiek toegankelijk zijn, te bevinden met het enkele doel illegale drugs aan te schaffen tegen betaling of niet en/of om deze te verbruiken’. Zo een registratie maakt het moeilijk om drugrunners van loutere gebruikers te onderscheiden. 6 Het Saturngebied is een afgebakend gebied in 2060 en omvat het De Coninckplein en de omliggende straten (begrensd ten noorden door het SintJansplein, ten oosten door de Dambruggestraat, ten zuiden door de Gemeentestraat en de Carnotstraat en ten westen door de Osystraat). 7 Voorwaarden zijn wel dat het feit bestraft kan worden met een hoofdgevangenisstraf van een jaar of met een zwaardere straf én dat er is sprake van heterdaad of dat er voldoende bezwaren lijken aanwezig te zijn om de zaak aan de feitenrechter voor te leggen. Opvallend is dat voor de toepassing van het snelrecht geen enkele bovengrens is 1
8
9
10
11
12
bepaald. Bron: FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, Wet tot invoeging van een procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken, 28 maart 2000, Brussel, 10323- 10326. HUTSEBAUT, F., ‘Kan snel recht wel goed recht zijn? Enkele bedenkingen bij het ontwerp snelrecht’ in Jura Falconis, 1999-2000, nr 2, jaargang 36, 255262. GRUNDETJERN, H., & SANDBERG, S., ‘Dealing with a gendered economy: Female drug dealers and street capital’ in European Journal of Criminology,2012, 9 (6), 622-630. LITTLE, M. & STEINBERG, L., ‘Psychosocial Correlates of Adolescent Drug Dealing in the Inner City’ in Journal of Research in Crime and Delinquency, November 2006, vol. 43, nr. 6, 357. De definiëring van het begrip ‘allochtoon’ gebeurt doorgaans vanuit een nationaliteitsconcept. De definitie van het VESOC (Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité) bijvoorbeeld bepaalt dat iemand allochtoon is indien hij geen nationaliteit uit een van de landen van de Europese Economische Ruimte (EER) heeft of indien ten minste één ouder of twee grootouders een nationaliteit van buiten de EER hebben. Door het gebrek aan deze nationaliteitsgegevens, konden we deze definitie echter niet hanteren. Vaak is er sprake van begripsverwarring wanneer we het over de vreemdelingenproblematiek hebben. In dit rapport spreken we van ‘mensen zonder papieren’ of ‘ongedocumenteerde migranten’. Veel van de drugdealers zonder papieren hebben immers (nog) geen asiel aangevraagd. Ze hebben ook geen procedures lopen. Daarom spreken we niet van ‘asielzoekers’. De term ‘(politiek) vluchteling’, wijst dan weer op asielzoekers die vanwege hun veiligheid gevlucht
85
13
14
17 18 15 16
21 22 23 24 25 19 20
28 29 30 31 32 33 26 27
86
zijn en op basis van het Vluchtelingenverdrag (1951) bescherming krijgen. KORF, D. & VERBRAECK, H., Dealers en dienders, Amsterdam, Criminologische Instituut Bonger, 1993, 199. Politiediensten en DVZ menen dat veel illegale detailhandelaars (vooral Marokkanen) zich onechtelijk uitgeven als Algerijn om minder snel uitgewezen te worden. X 24,56, df 1 en p < 0,001 X 20,42, df 3 en p < 0,001 X 15,92, df 1 en p < 0,001 Naam van de wijk in het noorden van het Antwerpse stadscentrum, grofweg gelegen tussen de Turnhoutsebaan en de Carnotstraat in het zuiden en Park Spoor Noord in het noorden. De naam ‘Seefhoek’ komt van een herberg op de hoek van de Lange Beeldekensstraat en de Pesthofstraat waar het lokale Seefbier werd geschonken. Het is een buurt met meer dan 100 verschillende nationaliteiten. X 10, 56, df 2, p < 0,01 X 12,56, df 1, p < 0,001 X 9,5, df 1, p < 0,05 X 10,56, df 1, p = 0,001 X 11,06, df 1, p = 0,001 X 14,45, df 1, p < 0,001 HUTSEBAUT, F., ‘Kan snel recht wel goed recht zijn? Enkele bedenkingen bij het ontwerp snelrecht’ in Jura Falconis, 1999-2000, nr 2, jaargang 36, 255262. X 34,25, df 2, p < 0,001 X 10,67, df 2, p < 0,01 X 11,68, df 1, p = 0,001 X 35,74, df 3, p < 0,001 X 14,6, df 3, p < 0,05 X 11,64, df 1, p = 0,001 X 36,26, df 1, p < 0,001 Technisch sepot: Men meent dat vervolging door een technisch aspect in het dossier, zoals onvoldoende bewijs of een onbekende verdachte, niet tot veroordeling zal leiden. Beleidssepot: Men ziet af van een vervolging op grond van het algemeen belang; m.a.w. de feiten genieten geen prioriteit in het huidige beleid. Praetoriaanse
34
35
36
37
38
39
40
probatie: Een voorwaardelijk sepot. Men hoopt de dader zo van soortgelijk gedrag af te houden. FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, Wet tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, Brussel, 5 september 2011. BARENDREGT, C., VAN DER POEL, A. & VAN DE MHEEN, D., ‘De mobiele telefoon in de harddrugsscene van Rotterdam’ in IVO Bulletin, maart 2003, nr.1, jaargang 6, 2-4. FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, Wet van 3.5.2003 tot wijziging van de wet van 24.2.1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, Brussel, 3 mei 2003. GOETHALS, J., PONSAERS, P., BEYENS, K., PAUWELS, L. & DEVROE, ‘Criminografisch onderzoek in België’ in Criminologie in actie, BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P. & VERVAEKE, G., (eds.), Brussel, Politeia, 2002, 137-138. Een geldelijke beloning die onvoorwaardelijk en vooraf wordt uitbetaald, zou volgens de literatuur het meest effectief zijn in de verhoging van de ‘response rate’. Wat het bedrag betreft, geldt de wet van de verminderde meeropbrengsten en garandeert een hoger bedrag niet per se meer spreekbereidheid van respondenten. Een beloning kan de kwaliteit van de data verhogen (accuraatheid en volledigheid). Wel kan het dat sommige profielen van de onderzoekspopulatie meer aangetrokken worden dan anderen. (SIMMONS, E. & WILMOT, A., ‘Incentive payments on social surveys: a literature review’ in Social Survey Methodology Bulletin, 2004, nr.53, 8.) KORF, D. & VERBRAECK, H., Dealers en dienders, Amsterdam, Criminologische Instituut Bonger, 1993, 49. Summerfestival en Laundry Day zijn elektronische dancefestivals die beide zich situeren op het festivalterrein Nieuw-Zuid, een groot braakliggend terrein achter het nieuwe Justitiepaleis. Summerfestival vindt eind juni plaats, Laundry Day sluit begin september de festivalzomer af. Beide festivals trekken ondertussen meer dan 50.000 bezoekers.
JOHNSON, B.D. & GOLUB, A., ‘The potential for accurately measuring behavioral and economic dimensions of consumption, prices and markets for illegal drugs’ in Drug Alcohol Depend, September 2007, 16-26. 42 DECORTE, T. & TIEBERGHIEN, J., Antwerpse Drug- en Alcoholmonitor – Een lokale drugscène in beeld, Leuven, Acco, 2008, 96. en DECORTE, T. & JANSSEN, K., Antwerpse Drug- en Alcoholmonitor – Een lokale drugscène. Resultaten 2010, Antwerpen, Stad Antwerpen, 2011, 25. 43 DECORTE, T. & JANSSENS, K., Antwerpse Drugs- en Alcoholmonitor 2010 – Een lokale drugscène. Resultaten 2010, Antwerpen, Stad Antwerpen, 2011, 27. 44 KORF, D. & VERBRAECK, H., Dealers en dienders, Amsterdam, Criminologische Instituut Bonger, 1993, 194. 45 PAOLI, L. & REUTER, P., ‘Drug trafficking and ethnic minorities in Western Europe’ in European Journal of Criminology, 2008, vol.5, 25. 46 KORF, D. & VERBRAECK, H., Dealers en dienders, Amsterdam, Criminologische Instituut Bonger, 1993, 213. 47 VANNOSTRAND, L.M. & TEWKSBURY, R., ‘The motives and mechanics of operating an illegal drug enterprice’ in Deviant Behavior, 1999, vol. 20, nr. 1, 70. 48 Dit laatste gebeurde via de zogenaamde ‘denonciatietechniek’, waarbij aan de Franse justitiële autoriteiten gevraagd werd om de dossiers van Franse onderdanen over te nemen. 49 DE RUYVER, B. & SURMONT, T., (eds.), Grensoverschrijdend drugstoerisme. Nieuwe uitdagingen voor de Euregio’s, Antwerpen, Maklu, 2007, 34. 50 DECORTE, T. & JANSSEN, K., Antwerpse Drug- en Alcoholmonitor – Een lokale drugscène. Resultaten 2010, Antwerpen, Stad Antwerpen, 2011, 69. 51 JDW, (2010/10/03) Almaar meer allochtone Spanjaarden komen naar Antwerpen [WWW] Het Belang van Limburg: http://www.hbvl.be/nieuws/ binnenland/aid909081/almaar-meer-allochtonespanjaarden-komen-naar-antwerpen-2.aspx [13/12/2012]. 41
COOMBER, R., Pusher Myths: Re-situating the drug dealer, Londen, Free Association Books, 2006, 169. 53 In Brussel loopt een proefproject met pill-testing onder de noemer ‘modus vivendi’. Het gaat niet alleen om het testen van de drugs, waardoor gebruikers kunnen worden gealarmeerd wanneer er gevaarlijke drugs op de markt zijn. Het is vooral een moment waarop hulpverleners met gebruikers in gesprek kunnen gaan. De initiatiefnemers spreken van goede resultaten. SODA zegt de resultaten van dit proefproject te zullen meenemen in de gesprekken rond het Antwerpse drugsbeleid. 54 FEDERALE OVERHEIDSDIENSTEN JUSTITIE & BINNENLANDS ZAKEN, Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011, Brussel, 2007, 7. 55 PAOLI, L. & REUTER, P., ‘Drug trafficking and ethnic minorities in Western Europe’ in European Journal of Criminology, 2008, vol.5, 31. 56 Ibidem, 22. 57 Ibidem, 22. 58 Een ‘gele kaart’ is een identiteitskaart voor vreemdelingen. De vreemdeling heeft op die manier een onbeperkt verblijfsrecht. Ondertussen is deze kaart vervangen door de ‘elektronische C kaart’. 59 VANNOSTRAND, L.M. & TEWKSBURY, R., ‘The motives and mechanics of operating an illegal drug enterprice’ in Deviant Behavior, 1999, vol. 20, nr. 1, 69. 60 Een ‘ripdeal’ is een criminele transactie waarbij een van de partijen door de andere beroofd wordt. In het geval van drugstransacties wil dit meestal zeggen dat de berover er met het geld en de drugs vandoor gaat. 61 BARENDREGT, C., BLANKEN, P. & ZUIDMULDER, L.J., ‘Drugshandel en overlast in Rotterdam’ in IVO Bulletin, 1998, nr.2, jaargang 1, 20. 62 STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugbeleidsplan 2009-2012, Antwerpen, 5. 63 LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012, Antwerpen, 54. 64 STAD ANTWERPEN, Bestuursakkoord Antwerpen 2007-2012, Antwerpen, 39. 65 LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012, Antwerpen, 113. 52
87
DE WACHTER KATRIEN, FOD Financiën – Algemene administratie van de douane en accijnzen, e-mail 23-04-2013. 67 LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Actieplan 2012 – Drughandel en druggerelateerde criminaliteit, Antwerpen, 2012, 10. 68 De Saturn-actie is een gecoördineerde ordedienst die is opgezet vanuit het hele korps maar slechts wordt ingezet op een afgebakend gebied (een deel van 2060). Saturn bestaat sinds 2011 en volgde daarbij de voormalige korpsacties Minerva en Fortuna op. Er bestaan ook mini-saturns. Dit zijn geen korpsacties, maar zij worden opgezet vanuit de afdeling City zelf. Beide hebben betrekking op hetzelfde gebied. 69 LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Actieplan 2012 – Drughandel en druggerelateerde criminaliteit, Antwerpen, 2012, 11-14. 70 Ibidem, 12-13. 71 Ibidem, 12. 72 STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugsactieplan 2012, Antwerpen, 12. 73 LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Meetmonitor drugs december 2012, Antwerpen, 2012, 4 p. 74 SAMEN LEVEN – STAD ANTWERPEN, Evaluatie bestuurlijke maatregelen 2060, Antwerpen, 2011, 1. 75 Ibidem, 2-8. 76 X (z.d.) Omgeving De Coninckplein [WWW] AG Stadsplanning: http://www.agstadsplanning.be/ ag_detail_project_2012_01.php?prog=16&proj=61 [10/01/2013]. 77 STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugsactieplan 2012, Antwerpen, 10. 78 STAD ANTWERPEN, LOKALE POLITIE, CAW METROPOOL, FREE CLINIC vzw, DE LIJN, Samenwerkingsprotocol Schijnpoortsite, oktober 2009, 5 p. 79 Ook Kortrijk, Breda en Medway sleepten zo’n Europese subsidie in de wacht. 80 SAMEN LEVEN – STAD ANTWERPEN, Deprived Neighbourhood Approach (DNA) Plan van aanpak 2012 – 2014, Antwerpen, 2012, 1-5. 81 Ibidem, 4-7. 82 LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Resultatenblad lokale actie Saturn V/mini-Saturn Bestuurlijk/mini-Saturn 66
88
Gerechtelijk 2012, Antwerpen, 2012, 3 p. SAMEN LEVEN – STAD ANTWERPEN, Evaluatie bestuurlijke maatregelen 2060, Antwerpen, 2011, 18-22. 84 FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN, Omzendbrief betreffende de bevoegdheden van de burgemeester in het kader van de verwijdering van een onderdaan van een derde land, Brussel, 10 juni 2011. 85 Ook in Charleroi, Gent en Luik werd een verbindingsambtenaar geïnstalleerd. 86 In Marokko is men immers bezig met de digitalisering van de bevolkingsgegevens in 1 computersysteem. Het is een echt huzarenstuk dat nog volop aan de gang is. 87 Dit is een tijdelijk reisdocument dat wordt afgegeven door een ambassade of consulaat om een onderdaan van dat land in de gelegenheid te stellen om huiswaarts te reizen. Er zijn ook landen of gebieden waar kandidaten niet zomaar naar teruggeleid kunnen worden of waar de terugreis moeilijk kan verlopen. De Internationale Organisatie van Migratie actualiseert en publiceert deze lijsten. Landen als Algerije, Somalië, Irak, Afghanistan en de bezette Palestijnse gebieden horen hier bijvoorbeeld bij. (http://www.belgium. iom.int/). 88 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN, Nieuwsbrief terugkeerpraktijk – april 2010, Brussel, 2011, 48p. 89 Een verlenging met 2 maanden is mogelijk als de noodzakelijke stappen voor de uitwijzing van de vreemdeling werden ondernomen in de loop van zeven werkdagen vanaf het moment dat de vreemdeling werd opgesloten. Na 4 maanden detentie kan deze periode nog slechts door de minister worden verlengd. In de wet is eveneens vastgelegd dat de vreemdeling na vijf maanden in vrijheid moet worden gesteld. 90 Sinds de nieuwe wetgeving heeft men weliswaar voorzien in een terugkeerverbod, waardoor de uitgewezen migranten geseind staan via het SIS-systeem. Dit wil zeggen dat ze normaliter de grenscontroles van het Schengengebied niet kunnen oversteken. Voor drugsdealers bedraagt de termijn van dit terugkeerverbod 8 jaar. 83
Zulke sociale trajectbegeleiding is voorbehouden voor recidivisten op het drugs- of alcoholverbod met woonplaats of vaste verblijfsplaats in Antwerpen en wat het zoekgedrag betreft ook alle jongeren tussen 16 en 25 jaar. 92 VZW Elegast is een Antwerpse organisatie die zich in haar hulp- en dienstverlening richt tot jongeren en hun gezin. Ze bieden zowat 24 hulpverleningsvormen aan, waaronder de bemiddeling in het kader van een gemeentelijke administratieve maatregel. 93 IBRAHIM, O., Bestuurlijke maatregelen en GAS in Antwerpen, Bestuurlijke Handhaving Stad Antwerpen, 2012. [power point] 94 STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugsactieplan 2012, Antwerpen, 9-14. 95 PROCUREUR DES KONINGS, Omzendbrief 98/2010, Antwerpen, 26 nov 2010. 96 STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugsactieplan 2012, Antwerpen, 13-14. 97 Iemand die in de afgelopen vijf jaar meer dan 10 maal een proces-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan 1 proces-verbaal in het voorgaande jaar. 98 STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugsactieplan 2012, Antwerpen, 14. 99 SAMEN LEVEN – STAD ANTWERPEN, Evaluatie bestuurlijke maatregelen 2060, Antwerpen, 2011, 10-11. 100 DE SLEUTEL, Therapieadvies – Evaluatie 2011, Antwerpen, 2011. [power point] & DE SLEUTEL, Therapieadvies – Evaluatie 2012 (jan-sept), Antwerpen, 2012. [power point] 101 CGG VAGGA, Therapieadvies cijfers 2011, Antwerpen, 2012. [power point] 102 BARENDREGT, C. & RODENBURG, G., Een gebruiksruimte in Antwerpen: wenselijk en haalbaar?, Rotterdam, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving, 2004, 35. 103 BRETTEVILLE-JENSEN, A.L., ‘Illegal drug use and the economic recession- What can we learn from the existing research?’ in International Journal of Drug Policy, 22 maart 2011, vol. 22, 353. 104 SAMEN LEVEN – STAD ANTWERPEN, Evaluatie bestuurlijke maatregelen 2060, Antwerpen, 2011, 22-24. 91
MAHER, L. & DIXON, D., ‘Law enforcement and harm minimization in a street-level drug market’ in British Journal of Criminology, 1999, vol. 39, nr.4, 496-501. 106 SODA verzorgt wel een onderdeel (‘Hulpverlening in Kaart’) van de opleiding voor de vernieuwde drugsteams in het kader van het nieuwe bestuursakkoord (zie §4.7). 107 STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Verslag Overleg Therapieadvies, Antwerpen, 9 nov 2012, 3. 108 STAD ANTWERPEN, Respect voor A – Bestuursakkoord 2013-2018, Antwerpen, 14. 109 STAD ANTWERPEN, Respect voor A – Bestuursakkoord 2013-2018, Antwerpen, 15-19; LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Zonaal Veiligheidsplan 2013-2016, Antwerpen, 127. 110 STAD ANTWERPEN, Respect voor A – Bestuursakkoord 2013-2018, Antwerpen, 15-20.; LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Zonaal Veiligheidsplan 2013-2016, Antwerpen, 127. 111 STAD ANTWERPEN, Respect voor A – Bestuursakkoord 2013-2018, Antwerpen, 59. 112 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, Gemeenschappelijke richtlijn van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis, Brussel, 25 januari 2005. 113 STAD ANTWERPEN, Respect voor A – Bestuursakkoord 2013-2018, Antwerpen, 15. 114 Ibidem, 59. 115 LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Zonaal Veiligheidsplan 2013-2016, Antwerpen, 127. 116 In de tolwagen en het crashvoertuig ervaren jongeren hoe het voelt om bij een verkeersongeval betrokken te zijn en ondervinden ze aan den lijve de effectiviteit van het dragen van de veiligheidsgordel. Met de dronkemansbril leggen de jongeren een parcours af terwijl ze bemoeilijkt worden door de ogenschijnlijke effecten van het onder invloed zijn. 117 STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugsactieplan 2012, Antwerpen, 3-5. 118 REUTER, P. & KLEIMAN M.A.R., ‘Risks and prices: An economic analysis of drug enforcement’ in Crime 105
89
and Justice, 1986, vol. 7, 337. CAULKINS, J.P. & REUTERS, P., ‘What price data tell us about drug markets’ in Journal of Drug Issues, 1998, 28 (3), 602-604.; REUTER,P. MACCOUN, R. & MURPHY P., Money from Crime: A Study of the Economics of Drug Dealing, Washington, DC, Santa Monica, RAND, 1990.; CAULKINS, J., The Distribution and Consumption of Illicit Drugs: Some Mathematical Models and Their Policy Implications, unpublished Ph.D. thesis in operations research, Massachusetts Institute of Technology, Cambridge, 1990. 120 GLOBAL COMMISSION ON DRUGS, War on drugs – Report of the Global Commission on Drugs, juni 2011, 20p. 121 GLOBAL COMMISSION ON DRUG POLICY, The war on drugs and HIV-AIDS – How the criminalization of drug use fuels the global pandemic, juni 2012, 2. 122 LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Zonaal Veiligheidsplan 2013-2016, Antwerpen, 120. 123 DE RUYVER, B., LEMAITRE, A., SCHOENAERS, F., VANDERLAENEN, F., (e.a.), Onderzoek naar essentiële en bijkomende randvoorwaarden voor interactie justitie en drughulpverlening, Gent, Academia press, 2009, 227-231. 124 GRUTER, P. & VAN DE MHEEN, D., ‘Mogelijkheden voor een gereguleerde harddrugshandel?’ in IVO Bulletin, nr.28, 2002, 9. 125 PONSIOEN, A., BLANKEN, P. & BARENDREGT, C., ‘Mag ’t een grammetje minder zijn? Een onderzoek naar de economie van de drugshandel op detailhandelsniveau’ in Bulletin Instituut voor Verslavingsonderzoek, nr.4, jaargang 2, 1999, 6. 126 Community fieldworkers zijn veldwerkers die deel uitmaken (of uitmaakten) van de bestudeerde lokale drugscène. Het zijn ervaringsdeskundigen. Ze maken het de onderzoekers gemakkelijker om toegang te krijgen tot diverse drugscènes en verborgen of moeilijk benaderbare groepen. 127 CENTERS, L.N. & WEIST, M.D., ‘Inner city youth and drug dealing: A review of the problem’ in Journal of Youth and Adolescence, juni 1998, Vol. 27, Nr. 3, 407-408. TOBLER, N.S. & STRATTON, H.H., ‘Effectiveness of school-based drug prevention programs: A meta119
90
analysis of the research’ in The Journal of primary prevention, Vol. 18, nr.1, 1997, 71-128. CUIJPERS, P., ‘Effective ingredients of school-based drug prevention programs: A systematic review’ in Addictive Behaviors, Vol.7, nr.6, 2002, 1009-1023. GREENWOOD, P.W., ‘Substance-abuse problems among high-risk youth and potential interventions’ in Crime & Delinquency, Vol.38, nr.4, 444-458. VANDER LAENEN, F., Vraaggestuurde preventie van (problematisch) druggebruik bij kwetsbare groepen: onderzoek bij jongeren met een gedrags- en emotionele stoornis, Gent, Universiteit Gent, 2007, 304 p. 128 HAROCOPOS, H. & HOUGH, M., Drug dealing in open air markets, Center for Problem-Oriented Policing, Madison, 2011, 28. 129 CLARKE, V.R., Closing streets and alleys to reduce crime: Should you go down this road?, Office of Community Oriented Policing Services, Madison, 13. 130 WILDSCHUT, J., LEMPENS, A., VAN DER MOST, D. & KNIBBE, R., ‘Asielzoekers en vluchtelingen in de Utrechtse harddrugsscene’ in IVO Bulletin, juli 2003, nr.2, Jaargang 6, 14. 131 DECORTE, T. & JANSSEN, K., Antwerpse Drug- en Alcoholmonitor – Een lokale drugscène. Resultaten 2010, Stad Antwerpen, Antwerpen, 2011, 87. 132 ONDERZOEKSCENTRUM MAATSCHAPPELIJK ZORG, Discus Amsterdam: Housing First. Evaluatie van de Werkzaamheid, Nijmegem, 2012, 112 p. 133 WILSON, L. & STEVENS, A., Understanding drug markets and how to influence them, Oxford, The Beckley Foundation Drug Policy Programme, 2008, nr. 14, 9. 134 STAD ANTWERPEN/SAMEN LEVEN, Evaluatie bestuurlijke maatregelen 2060, Antwerpen, 2011, 26. 135 BARENDREGT, C. & RODENBURG, G., Een gebruiksruimte in Antwerpen: wenselijk en haalbaar?, Rotterdam, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving, 2004, 58 p. 136 We doelen hierbij op de ‘klassieke’ wijkagent en niet op de mensen van het wijkteam. 137 OOK VAN A (2012/10/08) Antwerpen: War on Drugs [WWW] DeWereldMorgen.be: http://
www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/10/08/ antwerpen-war-drugs [02/01/3012]. 138 STAD ANTWERPEN, Respect voor A – Bestuursakkoord 2013-2018, Antwerpen, 19. 139 Het valt te verwachten dat oproepen en arrestaties in verband met druggerelateerde feiten bij hulpen ordediensten aanvankelijk zullen stijgen door de verhoogde aandacht. Indien het beleid zijn vruchten afwerpt, zou dit mettertijd moeten keren. 140 HAROCOPOS, H. & HOUGH, M., Drug dealing in open air markets, Center for Problem-Oriented Policing, Madison, 2011, 18-19. 141 FRIEDMAN, S.R., COOPER, H.L.F. (e.a.), ‘Relationships of deterrence and law enforcement to drug-related harms among drug-injectors in US metropolitan areas’ in AIDS, nr.20, 2006, 93-99. 142 MAY, T. & HOUGH, M., ‘Drug markets and distribution systems’ in Addiction Research and Theory, nr.6, december 2004, 560-561. 143 MAY, T. & HOUGH, M., ‘Illegal dealings: The impact of low-level police enforcement on drug markets’ in European Journal on Criminal Policy and Research, 2001, 144.
91
Bijlage: Lijst respondenten Werkveld Politie Karel Mols – Wijkonderzoeksteam Afdeling Oost Jan Verheijen – Wijkonderzoeksteam Afdeling Noord Wim Lyssens – Wijkonderzoeksteam Afdeling City Ingmar Veyt – Wijkonderzoeksteam Afdeling Centrum Glenn De Vleesschauwer – Wijkonderzoeksteam Afdeling West Joseph Bertels – Wijkonderzoeksteam Afdeling Zuid Paul Cleyman – Lokale Recherche Afdeling Drugs
Parket Karl Van Cauwenberghe – Onderzoeksrechter Paul Van Tigchelt – Pers- en drugsmagistraat Peggy Coppieters – Drugsmagistraat Hulpverlening Ward Wilboorts – Justitieel Welzijnswerk Sulliman Akajjouâ – Straathoekwerk Free Clinic Sadettin Tezerdi – Straathoekwerk Free Clinic Didier Boschmans – Straathoekwerk CAW Metropool Tijs Geerts – Straathoekwerk CAW Metropool Dienst Vreemdelingenzaken Marianne Verdurme – Verbindingsambtenaar DVZ voor Antwerpen
92
Gebruikers
Detailhandelaars
L., man, Belg T., man, Belg N., man, Belg J., man, Belg M., man, Belg B., man, Belg N., transgender, Belg A., vrouw, Belg
P., man, 46 jaar, Belg N., man, 33 jaar, Marokkaan M., man, 39 jaar, Sierra Leone K., man, 45 jaar, Belg S., man, 53 jaar, Gambiaan
Bibliografie
AITKEN, C., MOORE, D., HIGGS, P., KELSALL, J. & KERGER, M., ‘The impact of a police crackdown on a street drug scene: evidence from the street’ in The International Journal of Drug Policy, 2002, vol. 13, 193-202.
CENTERS, L.N. & WEIST, M.D., ‘Inner city youth and drug dealing: A review of the problem’ in Journal of Youth and Adolescence, juni 1998, Vol. 27, Nr. 3, 395-411.
BARENDREGT, C., BLANKEN, P. & ZUIDMULDER, L.J., ‘Drugshandel en overlast in Rotterdam’ in IVO Bulletin, 1998, nr.2, jaargang 1, 1-23.
CGG VAGGA, Therapieadvies cijfers 2011, Antwerpen, 2012. [power point]
BARENDREGT, C. & RODENBURG, G., Een gebruiksruimte in Antwerpen: wenselijk en haalbaar?, Rotterdam, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving, 2004, 58 p. BARENDREGT, C., VAN DER POEL, A. & VAN DE MHEEN, D., ‘De mobiele telefoon in de harddrugsscene van Rotterdam’ in IVO Bulletin, maart 2003, nr.1, jaargang 6, 1-20. BRETTEVILLE-JENSEN, A.L., ‘Illegal drug use and the economic recession- What can we learn from the existing research?’ in International Journal of Drug Policy, 22 maart 2011, vol. 22, 353-359. CAULKINS, J., The Distribution and Consumption of Illicit Drugs: Some Mathematical Models and Their Policy Implications, unpublished Ph.D. thesis in operations research, Massachusetts Institute of Technology, Cambridge, 1990. CAULKINS, J.P. & REUTERS, P., ‘What price data tell us about drug markets’ in Journal of Drug Issues, 1998, 28 (3), 593-612.
CLARKE, V.R., Closing streets and alleys to reduce crime: Should you go down this road?, Office of Community Oriented Policing Services, Madison, 72 p. COOMBER, R., Pusher Myths: Re-situating the drug dealer, Londen, Free Association Books, 2006, 207 p. COUMANS, M., BARENDREGT, C., VAN DER POEL, A. & VAN DE MHEEN, D., ‘Marginalisering en verharding in het perspectief van de Rotterdamse drugscene’ in IVO Bulletin, april 2001, nr.1, jaargang 4, 1-36. CUIJPERS, P., ‘Effective ingredients of school-based drug prevention programs: A systematic review’ in Addictive Behaviors, Vol.7, nr.6, 2002, 1009-1023. DECORTE, T. & JANSSEN, K., Antwerpse Drug- en Alcoholmonitor – Een lokale drugscène. Resultaten 2010, Antwerpen, Stad Antwerpen, 2011, 95 p. DECORTE, T. & TIEBERGHIEN, J., Antwerpse Drug en Alcoholmonitor – Een lokale Drugscène in beeld, Leuven, Acco, 2008, 242 p. DE RUYVER, B., LEMAITRE, A., SCHOENAERS, F., VANDERLAENEN, F., (e.a.), Onderzoek naar essentiële en bijkomende randvoorwaarden voor interactie justitie en drughulpverlening, Gent, Academia press, 2009, 370 p.
93
DE RUYVER, B. & SURMONT, T., (ed.), Grensoverschrijdend drugstoerisme. Nieuwe uitdagingen voor de Euregio’s, Antwerpen, Maklu, 2007, 129 p. DE SLEUTEL, Therapieadvies – Evaluatie 2011, Antwerpen, 2011. [power point] DE SLEUTEL, Therapieadvies – Evaluatie 2012 (jansept), Antwerpen, 2012. [power point] DE WACHTER KATRIEN, FOD Financiën – Algemene administratie van de douane en accijnzen, e-mail 23-04-2013. EUROPEAN MONITORING CENTRE FOR DRUGS AND DRUG ADDICTION, 2012 Annual report on the state of the drugs problem in Europe, Lissabon, 2012, 104 p. FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN, Omzendbrief betreffende de bevoegdheden van de burgemeester in het kader van de verwijdering van een onderdaan van een derde land, Brussel, 10 juni 2011. FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE, Gemeenschappelijke richtlijn van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis, Brussel, 25 januari 2005. FEDERALE OVERHEIDSDIENSTEN JUSTITIE & BINNENLANDS ZAKEN, Nationaal Veiligheidsplan 20082011, Brussel, 2007, 63 p. FRIEDMAN, S.R., COOPER, H.L.F. (e.a.), ‘Relationships of deterrence and law enforcement to drug-related harms among drug-injectors in US metropolitan areas’ in AIDS, nr.20, 2006, 93-99. GLOBAL COMMISSION ON DRUG POLICY, The war on drugs and HIV-AIDS – How the criminalization of drug use fuels the global pandemic, juni 2012, 24 p.
94
GLOBAL COMMISSION ON DRUGS, War on drugs – Report of the Global Commission on Drugs, juni 2011, 20p. GOETHALS, J., PONSAERS, P., BEYENS, K., PAUWELS, L. & DEVROE, ‘Criminografisch onderzoek in België’ in Criminologie in actie, BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P. & VERVAEKE, G., (eds.), Brussel, Politeia, 2002, 137-138. GREENWOOD, P.W., ‘Substance-abuse problems among high-risk youth and potential interventions’ in Crime & Delinquency, Vol.38, nr.4, 444-458. GRUNDETJERN, H., & SANDBERG, S., ‘Dealing with a gendered economy: Female drug dealers and street capital’ in European Journal of Criminology, 2012, 9 (6), 621-635. GRUTER, P. & VAN DE MHEEN, D., ‘Mogelijkheden voor een gereguleerde harddrugshandel?’ in IVO Bulletin, 2002, nr.28, 26 p. HAROCOPOS, H. & HOUGH, M., Drug dealing in open air markets, Center for Problem-Oriented Policing, Madison, 2011, 54 p. HUTSEBAUT, F., ‘Kan snel recht wel goed recht zijn? Enkele bedenkingen bij het ontwerp snelrecht’ in Jura Falconis, 1999-2000, nr 2, jaargang 36, 255-262. IBRAHIM, O., Bestuurlijke maatregelen en GAS in Antwerpen, Bestuurlijke Handhaving Stad Antwerpen, 2012. [power point] JOHNSON, B.D. & GOLUB, A., ‘The potential for accurately measuring behavioral and economic dimensions of consumption, prices and markets for illegal drugs’ in Drug Alcohol Depend, September 2007, 16-26. JDW, (2010/10/03) Almaar meer allochtone Spanjaarden komen naar Antwerpen [WWW] Het Belang van Limburg: http://www.hbvl.be/nieuws/ binnenland/aid909081/almaar-meer-allochtone-
spanjaarden-komen-naar-antwerpen-2.aspx [13/12/2012]. KORF, D. & VERBRAECK, H., Dealers en dienders, Amsterdam, Criminologische Instituut Bonger, 1993, 254 p. LITTLE, M. & STEINBERG, L., ‘Psychosocial Correlates of Adolescent Drug Dealing in the Inner City’ in Journal of Research in Crime and Delinquency, November 2006, vol. 43, nr. 6, 357-386. LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Actieplan 2012 – Drughandel en druggerelateerde criminaliteit, Antwerpen, 2012, 24 p. LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Meetmonitor drugs december 2012, Antwerpen, 2012, 4 p. LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Resultatenblad lokale actie Saturn V/mini-Saturn Bestuurlijk/mini-Saturn Gerechtelijk 2012, Antwerpen, 2012, 3 p. LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Zonaal Veiligheidsplan 2009-2012, Antwerpen, 120 p. LOKALE POLITIE ANTWERPEN, Zonaal Veiligheidsplan 2013-2016, Antwerpen, 120 p. MAHER, L. & DIXON, D., ‘Law inforcement and harm minimization in a street-level drug market’ in British Journal of Criminology, 1999, vol. 39, nr.4, 488-512. MAY, T. & HOUGH, M., ‘Drug markets and distribution systems’ in Addiction Research and Theory, nr.6, december 2004, 549-563 MAY, T. & HOUGH, M., ‘Illegale dealings: The impact of low-level police enforcement on drug markets’ in European Journal on Criminal Policy and Research, 2001, 137-162. ONDERZOEKSCENTRUM MAATSCHAPPELIJK ZORG, Discus Amsterdam: Housing First. Evaluatie van de Werkzaamheid, Nijmegem, 2012, 112 p.
OOK VAN A (2012/10/08) Antwerpen: War on Drugs [WWW] DeWereldMorgen.be: http://www. dewereldmorgen.be/artikels/2012/10/08/antwerpenwar-drugs [02/01/3012]. PAOLI, L. & REUTER, P., ‘Drug trafficking and ethnic minorities in Western Europe’ in European Journal of Criminology, 2008, vol.5, 13-37. PEARSON, G. & HOBBS, D., Middle market drug distribution, Londen, Home Office, 2001, 96 p. PONSIOEN, A., BLANKEN, P. & BARENDREGT, C., ‘Mag ’t een grammetje minder zijn? Een onderzoek naar de economie van de drugshandel op detailhandelsniveau’ in Bulletin Instituut voor Verslavingsonderzoek, nr.4, jaargang 2, 1999, 1-8. PROCUREUR DES KONINGS, Omzendbrief 98/2010, Antwerpen, 26 nov 2010. REUTER, P. & KLEIMAN M.A.R., ‘Risks and prices: An economic analysis of drug enforcement’ in Crime and Justice, 1986, vol. 7, 289-340. REUTER, P., MACCOUN, R. & MURPHY, P., Money from crime. A study of the economics of drug dealing in Washington D.C., The Rand Corporation, Santa Monica, 1990, Xiii-xiv. ROOS, N. en BAAS, I., Eastern European Drug Users In The Netherlands. Experiences with and life stories from Eastern European drug users in the Netherlands, Amsterdam, Mainline, 2010, 34 p. SKOLNICK, J. H., CORREL, T., NAVARRO, E. & RABB, R., ‘The social structure of street drug dealing’ in American Journal of Police, nr. 1, 1990, 1-41. SAMEN LEVEN – STAD ANTWERPEN, Deprived Neighbourhood Approach (DNA) Plan van aanpak 2012 – 2014, Antwerpen, 2012, 1-5. SAMEN LEVEN – STAD ANTWERPEN, Evaluatie bestuurlijke maatregelen 2060, Antwerpen, 2011, 27 p.
95
SIMMONS, E. & WILMOT, A., ‘Incentive payments on social surveys: a literature review’ in Social Survey Methodology Bulletin, 2004, nr.53, 1-11. STAD ANTWERPEN, Bestuursakkoord Antwerpen 20072012, Antwerpen, 64 p. STAD ANTWERPEN, Respect voor A – Bestuursakkoord 2013-2018, Antwerpen, 68 p. STAD ANTWERPEN, LOKALE POLITIE, CAW METROPOOL, FREE CLINIC vzw, DE LIJN, Samenwerkingsprotocol Schijnpoortsite, oktober 2009, 5 p. STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugbeleidsplan 2009-2012, Antwerpen, 18 p. STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Drugsactieplan 2012, Antwerpen, 30p. STEDELIJK OVERLEG DRUGS ANTWERPEN, Verslag Overleg Therapieadvies, Antwerpen, 9 nov 2012, 3p. UNITED NATIONS OFFICE ON DRUGS AND CRIME, Political declaration and plan of action on international cooperation towards an integrated and balanced strategy to counter the World drug problem, Wenen, 2009, 68 p. VANDER LAENEN, F., Vraaggestuurde preventie van (problematisch) druggebruik bij kwetsbare groepen: onderzoek bij jongeren met een gedrags- en emotionele stoornis, Gent, Universiteit Gent, 2007, 304 p. VANNOSTRAND, L.M. & TEWKSBURY, R., ‘The motives and mechanics of operating an illegal drug enterprice’ in Deviant Behavior, 1999, vol. 20, nr. 1, 69. VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN, Nieuwsbrief terugkeerpraktijk – april 2010, Brussel, 2011, 48 p. WEIST, M.D., ‘Protective factors in childhood and adolescence’ in Handbook of Child and Adolescent Psychiatry, NOSHBITZ, J. (ed.), New York, Wiley, 1997, 27-34.
96
WILDSCHUT, J., LEMPENS, A., VAN DER MOST, D. & KNIBBE, R., ‘Asielzoekers en vluchtelingen in de Utrechtse harddrugsscene’ in IVO Bulletin, juli 2003, nr.2, Jaargang 6, 11-14. WILSON, L. & STEVENS, A., Understanding drug markets and how to influence them, Oxford, The Beckley Foundation Drug Policy Programme, 2008, nr. 14, 12 p. X (z.d.) Omgeving De Coninckplein [WWW] AG Stadsplanning: http://www.agstadsplanning.be/ ag_detail_project_2012_01.php?prog=16&proj=61 [10/01/2013].
99
OCMW-infopunt tel. 03 338 28 28
[email protected] www.antwerpen.be/SODA