lo/ozsSl CdS
I.
Gevoerde procedure en uitspraak waarvan cassatie
l.l. Hei beroep in cassatie richl zicht tegen de uitspraak van hei Gerechtshof Amsterdam van I -juli 2(Wa(veFzondefl-op-l-julr20J0)7
1.2. Het geschil betreft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekering voor het jaar 2003 die door de Belastingdienst is opgelegd aan ttBBtBW 1.3. Het verloop van de procedure blijkt uil de navolgende over te leggen stukken: 1.
De aanslag d.d. 13 januari 2005 (wordt op korte termijn toegezonden);
2.
Het bezwaarschrift daartegen van MmismfggÈ d.d.
(wordt op korte
termijn toegezonden); 3.
De beslissing op bezwaar van de Belastingdienst van 29 juni 2005 (wordt op korte termijn toegezonden);
4.
Het beroepschrift van JPP^ÉjÉ bij de rechtbank Haarlem d.d.
(wordt
op korte termijn toegezonden); 5.
De pleitnota van T W f
voor de zitting van de rechtbank Haarlem van 6
december-2006;-
" "
ö.
De schriftelijke reactie daarop van de Belastingdienst bij brief van 17 januari 2007;
7
De nadere reactie daarop van pJIÉMp^t bij brief van 20 februari 2007;
8.
De pleilnota's van beide partijen voor de zitting van de rechtbank Haarlem van 3 oktober 2007;
9.
De uiispraak van de rechtbank Haarlem van 29 oktober 2007;
10.
Het hoger beroepschrift van t y ü ^ hij het Gerechtshof Amsterdam van 28 november 2007;
11.
De aanvulling van de gronden beroepschrift van 28 december 2007;
2/9
12.
Het verweerschrift van de Belastingdienst van 22 januari 2008;
13.
Hel tiendagenstuk beroepschrift van •!—•mif voor de zitting van het Gerechtshof van 2 maart 2010;
14.
De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van I juli 2010 met daar aan gehecht proces-verbaal.
2.
Het geschil
2.1. Het geschil betreft in formele zin om de navorderingsuanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003, aanslngnnmmfr | P h s — p a ^ t
0O|
2.2. In materiële zin gaat het geschil om de vraag of de premie die m g H ü l heeft betaald voor de zogenaamde ANW-vangnetverzekering aftrekbaar zijn voor de heffing van de inkomstenbelasting/premies volksverzekering. fl—ÉÉi stelt dal de Belastingdienst die aftrek ten onrechte heeft geweigerd en daarom hei belastbaar inkomen op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. 2.3. De rechtbank heefi het daartegen gericht beroep van pMl^pp ongegrond verklaard. Hel Gerechtshof heeft het hoger beroep daartegen ongegrond verklaard. * 2.4. Aldus heeft het Gerechtshof het recht-geschonden en/of- vormen-verzuimd-waarvatrniet— inachtneming met nietigheid is bedreigd.
3.
De relevanie ANW-vangnetverzekering
3 1. De ANW-vangnetverzekering waar het om draait is in de diverse processtukken van y x
^ É ^ — uitvoerig beschreven. Spisa^» verwijst niet alleen maar in hel bijzonder op par. f! van de pleitaantekeningen voor de zitting van de rechtbank Haarlem van 6 december 2008 en par. 3.3 t/m 3.8 van Aanvulling gronden beroepschrift voor Gerechtshof
1/9
Amsterdam. In rov. 2.2. van hel urrest waarvan cassatieberoep zijn de relevante kenmerken eveneens genoemd.
*
3.2. De ANW-vangnetverzekering verplichtgestelde
is een
regeling die wordt
bedrijfstakpensioenfonds
voor
het
uitgevoerd
Schilders-,
door het
Afwerkings-
en
Glaszetbedrijf waarvan de voorwaarden zijn vastgelegd in de 'Voorwaarden ANWvangnet verzekering1;
•
~~
3.3. In casu is de premie voor de verzekering niet door de werkgever van ^lh#—P1, maar door
y X*
JüppilÉ zelf aan het pensioenfonds betaald.
V
4.
Argumenten upatüfc voor zover in cassatie van belang
^
4.1. fmüüüftkheeft bij het Gercchlshof t-vee centrale argumenten aangevoerd waarom de premie in aftrek had dienen te worden genomen:
}(
*
1)
de premie dient aangemerkt te worden als negatief loon;
2)
de premie is aftrekbaar als premie voor een lijfrenteovereenkomst.
4.2. —*tHW? heeft zijn argumenten hiervoor uitgebreid gemotiveerd aangegeven in de pleiiaantekeningen-- en- aanvulling— gronden— beroepschrift- voornoemd- (zie~ parr I ?-58~" pleitaantekeningen 6 december 2006, nader ook par. 4-7 pleitaamekeningen 3 oktober 2007 en par. 3.4. aanvulling gronden beroepschrift). Het argumenl inzake het negatief loon is
^
uitgediept in het liendagenstuk beroepschrift. HHmiH verwijst naar deze argumenten en acht deze hier herhaald te zijn.
•i«
5.
Verwerping door Gerechtshof
5.1. Hel Gerechtshof heeft bij argumenten niet gehonoreerd:
I)
wal betreft het argument van het negatief loon op de gronden als aangegeven in rov. 6.1.2. van het arrest daarop neerkomend dat er wat betreft de premiebetaling niet "enig verband met de dienstbetrekking is (..) aannemelijk geworden";
2) ,,
,
.
.—_
wat betreft hel argument van de lijfrenteovereenkomst op de gronden als aangegeven in rov. 6.2.2 en 6.2.3 van hel arrest daarop neerkomend dat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan voor aftrek van een premie omdat "in de door belanghebbende gesloten overeenkomst geen verbod lot afkoop van de verzekering is opgenomen".
5.2. Beide oordelen van het Gerechtshof zijn onjuist, worden niet gedragen door de motivering en zijn gegeven zonder afdoende weerlegging van de steekhoudende argumenten van
6.
Argument negatief loon
6.1. Hel Hof verwerpt het argument van het negatief loon omdat er niet enig (ander) verband w
tussen de premiebetaling en de dienstbetrekking _yan M^PPfP aannemelijk..zcju_ziju_ geworden. 6.2. Dit oordeel is onjuist, in strijd mei hel recht en/of in het licht van de feiten onbegrijpelijk (gemotiveerd).
y
6.3. ^ ^ J É H ?
heeft
immers
- zoals
onbeuvisl
is
aangevoerd
- de
onderhavige
vangnetverzekering bij hel bedrijfsuikpensioenfonds uitsluitend kunnen afsluiten omdat hij
5/9
via zijn werkgever reeds deelnemer was in dat pensioenfonds. Anders dan een verzekeraar is het aan hei bedrijfstakpensioenfonds immers niet toegestaan om een losstaande verzekering aan werknemers individueel aan te bieden indien hier niet aan verplichte basisregeling aan ten grondslag ligt (verplicht in de zin dat de werknemer daar niet een keuzemogelijkheid heeft om deel te nemen, zie de definitie van vrijwillige pensioenregeling in thans artikel I Pensioenwet in combinatie met de beperking van de activiteiten van pensioenfondsen in artikel 117 Pensioenwet. Dal een pensioenfonds niet losslaande yrijiyilJige^erzekeringen-mag_aaiihiedea-was-in-20ü3-opgenomen--in-artikeLlJ_Wel-toezichtverzekeringsbedrijf). 6.4. Derhalve moet worden vastgesteld dal zonder dienstverband en zonder daarop gebaseerde deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds JJfa%Efe^.de onderhavige vangnetverzekering niet bij het bedrijfslakpensioenfonds had kunnen onderbrengen. Hiermee is voldoende band met de arbeidsovereenkomst aanwezig.
6.5. 9 M M I I beroept zich hiertoe ook op de uitspraken zoais genoemd in par. vjj, viii en ix van het tiendagenberoepschrift en de in dat stuk nader aangevoerde argumenten. Wegens het • gegeven dal zonder dienstbetrekking deze ANW-vangnetverzekering niet afgesloten had kunnen worden, is hel causale verband voldoende aanwezig. 7.
Argumenten lijfrenteovereenkomst
7.1. Het hof heelt geoordeeld dat er niet is voldaan aan de wettelijke eisen voor een lijfrenteovereenkomst omdat er geen afkoopverbod in de overeenkomst is opgenomen. 7.2. Dit oordeel is onjuist in strijd met het recht en/of in het licht van de feilen onbegrijpelijk (gemotiveerd).
7.3., Het hof baseert zich kennelijk hoofdzakelijk
op de in rov. 6.2.2 aangegeven
wetsgeschiedenis, maar trekt daaruit juridisch onjuiste conclusies.
6/9
7.4. De wetsgeschiedenis zoals door het hof aangehaald maakl met zoveel woorden duidelijk dat destijds op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet (artikel 32 lid 4) aanspraken op grond van een pensioenregeling niet kunnen worden afgekocht. Er was voor pensioenen (in de zin van de toenmalige Pensioen- en spaarfondsenwet, thans artikel 65 Pensioenwet die de Pensioen- en spaarfondsenwet per I januari 2007 heeft vervangen) sprake van een dwingendrechlelijk afkoopverbod. Afwijkende afspraken (bedingen) waren nietig: artikel 32_ 1 i,d__4_.PejsJp^nz_gii_5jpaarfondsenwet.
Htermpfl wns rivifilrerhlplijfr
pviHftni__Hat
pensioenovereenkomsten (pensioentoezeggingen) waarop de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing was ipso iure tevens een afkoopverbod inhielden. 7.5. Blijkens de wetsgeschiedenis, zoals met name op blz. 6.bovenaan van het arrest waarvan cassatie door hel Gerechtshof is aangehaald, blijkt vervolgens duidelijk dat in die gevallen waarin
reeds
een
afkoopverbod
dwingendrechtelijk
onderdeel
was
van
pensioenovereenkomsten. een nadere wettelijke bepaling niet nodig is geacht. Het in het toenmalige artikel 435 Wet op de inkomstenbelasting 1964 bepaalde was doortrekken van de pensioensfeerlijn naar de lijfrenten, zoals met zoveeJ woorden is genoemd in de wetsgeschiedenis. Hel uitdrukkelijk opnemen in de overeenkomst van het afkoopverbod werd daarmee voorgeschreven voor die overeenkomsten waarin niet reeds uit hoofde van de Pensioen- en spaarfondsenwet sprake was van een afkoopverbod.
7.6. Op de onderhavige vangiietverzekering is de Pensioen- en spaarfondsenwet en hel afkoopverbod van toepassing. Dal is zo omdat de onderhavige vangnet verzekering op grond van het toenmalige artikel 2 lid 9 Pensioen- en spaarfondsenwet gelijkgesteld is met pensioen in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Dat artikel bepaalde immers dal "vrijwillige pensioenvoorzieningen" eu ook regelingen als bedoeld in artikel 13 Wet toezicht verzekeringsbedrijf gelijkgesteld zijn met een pensioentoezegging waar de Pensioen- en spaarfondsenwet op van toepassing is. (vlet deze bepaling heeft de wetgever beoogt vast te leggen dat ook de beschermende bepalingen van de Pensioen- en spaarfondsenwet (zoals het afkoopverbod) op de vrijwillige pensioenregelingen en
7/9
regelingen als bedoeld in artikel 13 Wet toezicht verzekeringsbedrijf van toepassing zouden zijn (ze Kamerstukken Fl, 24 697, nr. 3, blz. 4).
7.7. Aangezien de ANW-vartgnetverzekering een vrijwillige pensioenregeling en/of een regeling als bedoeld in artikel 13 Wel toezicht verzekeringsbedrijf is, is hiermee duidelijk dat het nfkoopverbod vun de Pensioen- en spaarfondsenwet (en thans de Pensioenwei) van toepassing was/is.
7.8. Dit aan artikel 2 lid 9 Pensioen- en spaarfondsenwet ontleende argument is onder meer ter zitting van hel hof (zie hel proces-verbaal van de zitting, blz. I) en in par. 3.6 ad iii van Aanvulling gronden beroepschrift aangevoerd. 7.9. Zonder, althans zonder afdoende en begrijpelijke motivering, verwerpt het hof dit argument, fn rov. 6.2.3 overweegt het hof dal de sielling dat het afkoopverbod van de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing is, niet kan worden gevolgd. Waarom inoiiveert het hof niet. Indien de daarop volgende zin dat hef staken van premiebetaling '"immers"1 tot gevolg zal hebben dat geen uitkering meer zal plaatsvinden, als motivering is bedoeld, is die motivering onjuist en/of onbegrijpelijk. Dat het staken van premiebetaling meebrengt dal geen uilkering meer plaats vindt, is niet redengevend voor de conclusie dat hel afkoopverbod van de Pensioen- en spaarfondsen wel (desgewenst: zolang wel sprake is van premiebetaling) niet van toepassing zou zijn.
7.10. Daarnaast heeft HÜHÜIIsubsidiair aangevoerd dat uil de vermelding in de overeenkomst dal de verzekering geen afkoopwaarde heeft (arlikel 10 lid I van de voorwaarden) volgl dat geen afkoop kan plaatsvinden. Hiermee is expliciet in de overeenkomst vastgelegd dal deze niel kan worden afgekocht. Het hof acht dit 'onvoldoende' maar dit oordeel is rechlens onjuist en/of is niet gemotiveerd waarom zo'n expliciete bepaling dat afkoop (malerieel gezien) niet mogelijk
is, onvoldoende zou zijn om als een overeengekomen
afkooponmogelijkheid aangemerkt te worden.
S/9
8.
Conclusie
Het is op deze gronden dar ~ 1 É — de Hoge Raad verzoekt de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam te vernietigen en (e oordelen dal de naheffingsaanslag aan
X
A
j vervuil mei veroordeling van de Belasiingdiensi in de kosten van deze procedure.
9/9