Literair internettijdschrift
C-I-R-C-U-M-P-L-A-U-D-O
nummer 53 | september/oktober 2011 | 6e jaargang
CIRCUMPLAUDO nummer 53 september/oktober 2011 6e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platformAd van der Zwart Marijke Scholten Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl Webadres
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Eric Peterse Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk
© 2011 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
2
CIRCUMPLAUDO
Inhoud
Argibald - Cartoons 4, 9, 18, 26 en 36
Leo van der Sterren - Drie kleine proza‟s 5
Fabian de Sackenay - Het is aanvechtbaar 10
H.G.A. van Schaik - De waanzinnige oom Leszek 19
Diny Huijsen-Koning - Afscheid van mijn vader 25
C.P. Vincentius - Vier gedichten 27
Gurkje van Dam - Gurkje Wolvers wordt non 31
Interview met Eelt 37
Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte - uit: Brieven, Deel I, 1985 42
CIRCUMPLAUDO
3
Argibald
4
CIRCUMPLAUDO
Leo van der Sterren
Drie kleine proza’s Arcadië Toen de ochtend nog blaakte van jongheid en niets dan hoop te bieden had, togen we op weg. We hadden het onmiskenbaar goed in deze milde streek, maar we wilden eens iets anders dan deze blauwe meren, vriendelijke bossen en vuurrode bessen die, na vinificatie, ons menige krankzinnige roes hadden bezorgd. Onwetend van wat het avontuur inhield, maar toch: het avontuur lonkte, dat viel te ontkennen noch te negeren. Dit land met zijn glooiende heuvels en ruisende watervallen, we kenden het intussen wel, zelfs de talloze afgelegenheden en uithoeken die we nog niet geëxploreerd hadden. We beseften dat dit land overal hetzelfde was: mooi, aangenaam, harmonieus, vriendelijk, maar ook overal eender. We wilden eens iets anders dan deze meanderende riviertjes, weeë minnedansen en bemoste rotsbedden. Ondankbaar wellicht, maar we waren de tirannie van natuurboeken en bucolische taferelen beu. We trokken door de groene en plezante velden, de jonge zon in onze rug. We gingen over heuvels, bergpassen. Allengs werd het kouder. We ontwaarden een ons onbekende witheid op de schouders en de kruinen van de bergen. We daalden af. Het werd weer warmer. We wisten dat de middag aangebroken was. De hitte ontnam ons de lust en energie om verder te gaan. We zegen neer op het dorre gras. En toen begon iemand over terugkeren. Maar de middag had zich aangediend en de tijd was verstreken. Te laat. Het was te laat om terug te gaan. Soeverein en zo vaststaand als een rots verrees de middag. Onmogelijk. Het was onmogelijk om op onze schreden terug te keren. Verkeken op de tijd. Het scharnier van twaalf uur ‟s middags gaat slechts naar één zijde open. Gelaten wachtten we de hitte, het bloed en de chaos van het lange middenleven af. CIRCUMPLAUDO
5
Gemeenschap Op een modale dag treffen we elkaar voor de eerste keer om acht uur tijdens het ontbijt. Na die eerste maaltijd van de dag – en het protocol waarvan nooit ofte nimmer afgeweken wordt, schrijft voor dat gasten elke maaltijd altijd in de eetkamer nuttigen – gaan we ieder onze eigen gang. Wel vinden er bilaterale zittingen plaats. Er wordt wat afgeschaakt en ook gevogeld onder het toeziend oog van de bomen die als soldaten de hellingen van de heuvels van het Woud van Cuda bezet houden. We zien elkaar opnieuw in de Franse tuin, die overdekt is, om koffie te drinken. Die sociale plichtpleging geschiedt om tien uur vijfenveertig. De lelies en seringen zingen ons toe met hun geuren. Een half uur later zijn we weer op onszelf teruggeworpen. We ontmoeten elkaar voor de derde keer in een etmaal tijdens de lunch om dertien uur vijfenveertig. Daarna weer onze eigen weg. Rond vier uur in de middag drinken we thee, afhankelijk van het weer in de theetuin of in de salon. De theetuin biedt uitzicht op de kooien der kannibalen die klokslag vier uur vijftien gevoederd worden. Weer uit elkaar. Tegen zessen nemen we een aperitiefje in de Engelse tuin of in de wapenkamer. Weer uit elkaar. Soms vraagt iemand zich af waarom individuen die elkaar eigenlijk niet kunnen zien of luchten, al deze verplichtingen tolereren. Maar dergelijke oprispingen van twijfel of kritiek worden nimmer hardop uitgesproken. Om zeven uur dertig vindt het diner plaats dat tot ongeveer negen uur duurt. Vaak vliegen de gesprekken alle kanten op. Spitsvondigheden treffen over en weer doel als degenstoten. Soms leveren die duels kwetsuren op. Weer uit elkaar. Om elf uur dan de laatste plenaire reünie in de blauwe bibliotheek waar ons een slaapmutsje wacht. Of zeg maar gerust een slaapmuts. Een enkele keer leest Lady Pussy poëzie voor. Maar alleen als ze ongesteld is. Daarna voor de 6
CIRCUMPLAUDO
zoveelste keer gescheiden wegen. Althans voor de vorm en voor het oog. Want achter de schermen ontstaan er ingewikkelde en elke nacht weer wisselende denkbeeldige lijnen die als vertrek- en eindpunt altijd een van de ontelbare slaapkamerdeuren van dit hemelse kasteel hebben. En dit elke dag, een nimmer eindigende zomer lang.
CIRCUMPLAUDO
7
De Koeienmestrivier Maar goed dat dit oord in het midden van nergens gesitueerd is. Want waar het water naar beneden stroomt van Pulver Piek, daar vergaat een mens de lol maar al te gauw. Ja, de natuur toont zich hier op haar mooist. De vergezichten benemen adem. De hoge bomen zijn net zuilen – als van een tempel. De wijde lucht lijkt op een enorme cenotaaf. En overal glanst een welhaast magisch groen. Maar dat alles kan verhoeden noch verhullen dat het hier ontiegelijk stinkt en niemand kan dat verklaren. Het is alsof een koe van een god of een god van een koe boven Pulver Piek zit te schijten – onzichtbare stront zit uit te schijten. Maar wat in de Koeienmestrivier stroomt is alles behalve stront. Integendeel, het is prachtig blauw, helder water dat zilverachtig sprankelt en glinstert alsof het niets dan elfen herbergt. Maar het stinkt gigantisch! O wat riekt het hier walgelijk! Je ziet de stankgolven gewoon trillen in de atmosfeer. Die reuk heeft zo‟n uitwerking dat in zwijm vallen eerder regel dan uitzondering is. Er zijn zelfs berichten van vermissingen. Van lieden die nooit zijn teruggekeerd van de oevers van de Koeienmestrivier. Vergaan door en in die perverse geur. Dus als je door de Hoge Zanden reist, houd je hoofd koel en blijf op de weg. Laat je niet in verleiding brengen door de machtige aanblik van Pulver Piek en mijd vooral de bekoorlijk ogende boorden van de Koeienmestrivier.
8
CIRCUMPLAUDO
Argibald
CIRCUMPLAUDO
9
Fabian de Sackenay
Het is aanvechtbaar 1 Het was aanvechtbaar Drie huizen verder Op een soort avond Werd dat moeiteloos aangetoond Volstrekt overbodig Schenen de aantijgingen die als vanzelf Voor oproer zorgden Na drie lange dagen wachten Voor oproer en vuistgevechten Onnodig Vruchteloos Nutteloos Zo wordt gezegd Onbespreekbaar Op allerhande verzet stuitend Bleken de oplossingen Geboden door betrokkenen Passanten Hoefdieren alsook grotten Honderdduizenden Misschien wel miljoenen jaren oud Vroeg in de nacht Werd een vlag gehesen Een mooie vlag van een bepaald merk 10
CIRCUMPLAUDO
Het regende Er ontstond zuivere ontroering Kaarsrecht stonden ze De armen strak langs hun zijden Een blaaskapel speelde
CIRCUMPLAUDO
11
2 Voorstelbaar was het nauwelijks Of het bestaan heeft Wie weet Ergens in een land Strekt zich een vrouw van middelbare leeftijd Uit Vier uur in de middag Warm Zo warm Een man op een bestelfiets passeert haar Veldbed Hij zwaait naar haar Ontwikkelt een ontwapenende lach En Ze zwaait terug Zonder een enkel woord te spreken Wordt het gevraagde Op de toonbank uitgespreid Het wordt betast Opgepakt Omgedraaid Nauwkeurig bekeken Wat was de prijs ook weer mevrouw Kan daar geen kwart vanaf Is er wellicht een handreiking 12
CIRCUMPLAUDO
Te bewerkstelligen Is het mogelijk eens te worden Stilte Stilte
CIRCUMPLAUDO
13
3 Gelukkig Tijd voor ontspanning klopt aan Kijk een prachtig plekje aan de oever Van de rivier Het weer is alleraangenaamst Niets te doen Geen zorgen Heerlijk Alle verzet gebroken Een kwikstaartje Te zien Waarom Geen mening bezitten Onovertroffen Iets dergelijks Ze draait zich weelderig om Ziet hem na Zichzelf iets voorhoudend Eens Maar niet als droom Verscheen zij op diezelfde wijze 14
CIRCUMPLAUDO
Het stof van passanten Dwarrelt nog na In struikgewas Waar het dolen plaatsvindt Dwaalt oktoberwind Zuidwaarts af
CIRCUMPLAUDO
15
4 De buidel geld op de toonbank gesmeten Verzorgde het geluid van de doffe klap In het kruisen van de blikken Hing nastilte Laat middaglicht viel door de ramen Onwetend van wat plaatsvond Passeerden mannen Vrouwen Kinderkruinen Honden onzichtbaar Mocht hier verklaring zijn Houd stil Laat zwijgen Het is niets Zeg maar gerust zwendelarij Dat is het Niets anders Sssst Houd stil Blijf kalm Toom in Beperk niet Stroom uit Bedaar Blijf bedaard 16
CIRCUMPLAUDO
Wees altijd daar Waar Reptielen als reptielen zijn Altijd Daar Waar het plaatsvindt En Nooit ergens anders Alleen daar mag je Behoor je te zijn En Dat weet je Het is mogelijk
CIRCUMPLAUDO
17
Argibald
18
CIRCUMPLAUDO
H.G.A. van Schaik
De waanzinnige oom Leszek Oom Leszek was in meerdere opzichten het enfant terrible van onze familie. Als aangetrouwde Poolse vluchteling - Leszek was de partner van mijn oudoom - heeft hij nooit lekker bij mijn familie „in de markt‟ gelegen. Bevrijd van het orthodox katholieke keurslijf uit zijn moederland, omarmde oom Leszek soms wel erg enthousiast de in Nederland geldende seksuele tolerantie. Het slot van menige familiebruiloft hebben mijn opa en oma kermend van schaamte moeten ondergaan. Meer dan eens sloot oom Leszek deze avonden, geheel ongevraagd en zonder enig overleg met de dienstdoende ceremoniemeester, af door zich geheel naakt in een bontjas te wurmen en een nummer van Marlene Dietrich te zingen. Slechts éénmaal is het bij deze act op een handgemeen uitgelopen. Dat gebeurde toen oom Leszek, met omhoog geslagen jaspanden, zijn kale reet parmantig op de knieën van mijn stiefvader zette. Verder dan een opgewonden afwenden kwam het echter niet. De discussie tussen mijn ouders, die ik later die nacht af mocht luisteren, was daarentegen een stuk pittiger. Mijn moeder beweerde bij de act van oom Leszek een erectie te hebben waargenomen, mijn stiefvader ontkende dit in alle toonaarden. Het slotakkoord was echter voor mijn moeder, die stellig meende dat mijn stiefvader er, zogezegd als „ontvanger‟, in het geheel geen zicht op kon hebben gehad. Mijn ouders hebben na deze bruiloft drie dagen tegen elkaar gezwegen. Ik genoot met volle teugen van alle ingehouden frustratie omtrent het uitbundige variété van mijn homoseksuele oudoom. Dit frivole cabaret kreeg echter een venijniger karakter nadat oom Leszek zich als privédetective in Den Haag gevestigd had. Dit was immers, zo liet hij de familie weten, zijn originele professie geweest in Polen.
CIRCUMPLAUDO
19
„Ja, lieve familie, ik wil me dienstbaar opstellen voor mijn nieuwe vaderland. Weten jullie dat er sinds kort een foto van mij in omloop is waarop ik, samen met Gerard Reve, naast onze koningin sta?‟ Mijn oma snoof afkeurend op deze mededeling. Aangezien de vader van Leszek Jambor ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een tamelijk gewichtige rol gespeeld had in het voordeel van de Britse inlichtingendiensten, gingen er voor onze oom deuren van internationale opsporingsinstituten open die voor anderen stevig gesloten bleven. Daar deze vrolijke oom een flinke nalatenschap uit zijn familiekapitaal gestort had gekregen, gingen ook de poorten van de wat duistere kantoren van Europa voor hem open. Kort nadat oom Leszek zijn deftige praktijk aan het Lange Voorhout geopend had, begon het spreekwoordelijke „gedonder in de glazen‟. Zonder dat een cliënt mijn oom erom verzocht had, begon hij gretig naar onze familie te grasduinen in de archieven van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Niet zelden wist oom Leszek op dit instituut een goede vangst te doen, meestal naar feiten die mijn familie tot dan toe keurig onder het tapijt had weten te houden. Meestal aan het eind van een verjaardag of kerstdiner, op momenten dat mijn stiefvader driftig met de autosleutels begon te rinkelen, stak oom Leszek van wal: „Zeg vader,‟ want zo noemde oom Leszek mijn opa op informele wijze, „ik heb nooit geweten dat jij nog behoorlijk garen gesponnen hebt bij de verkoop van die juwelencollectie van de Paardenkopertjes. Kun je ons daar eens iets over vertellen?‟ Mijn oma, die zich vervaarlijk verslikte in haar advocaatje, durfde op zo‟n moment altijd nog te vragen waar hij die brutale onzin vandaan haalde. Nadat oom Leszek ten overstaan van familie en vrienden haar had laten weten vaker een bezoek aan het NIOD te brengen dan aan het toilet („de openbare toiletten tel ik dan eventjes niet mee‟, voegde hij daar dubbelzinnig aan toe), liet mijn oma het verder wel uit haar hoofd om met tegenwerpingen op de proppen te komen. Ook heb ik het, op één van mijn moeders verjaardagen, mogen meemaken dat onze Poolse duivel eens achter oom 20
CIRCUMPLAUDO
Rudolf de keuken in dook. Ik hield mij schuil onder de trap in de gang vanwaar ik de ontmoeting uitstekend kon volgen. Oom Rudolf, die even snel ongezien zijn glaasje port dacht bij te vullen, schrok zich een ongeluk toen oom Leszek hem onomwonden vroeg of hij nog wel bij tante Til aan zijn „seksuele arrivée‟ kwam. Oom Rudolf, die angstvallig enig houvast trachtte te grijpen aan het gladde aanrechtblad, kon enkel zwijgend zijn mond open laten vallen – zijn glaasje port hing in het luchtledige. „Tja, Rudolf, onlangs heeft zich tot mij één van je geschiedenisstudenten gewend. Een échte rekel hoor! Hij heeft jou en zichzelf middels een zelfontspanner toch maar fraai op de kiek gezet. Ik denk niet dat Til het erg fraai zal vinden wanneer ze het tafereel waar moet nemen waarop jij – pal voor de tactische kaarten uit de eerste wereldoorlog – je glimmende banketstaaf uit de broek tovert.‟ De bezoekjes van onze privédetective werden na het overlijden van zijn partner, de wat stille oom Gerard, zo mogelijk nog spannender. Nu oom Gerard was overleden voelde de familie niet echt de noodzaak om oom Leszek nog voor verjaardagen uit te nodigen. Mijn oma, die sowieso altijd al had gedaan of homoseksualiteit niet bestond, zei dat het lijntje met de familie nu verbroken was. Echter: oom Leszek betaalde mij een tientje om iedere verjaardag of familiebijeenkomst, waarvoor hij niet was uitgenodigd, aan hem door te bellen. Tegen het eind van dit soort feestjes, wanneer iedereen opgelucht leek omdat oom Leszek een keer niet was langsgekomen, schrok eenieder op wanneer – met het oog op de finish – alsnog de deurbel klonk of de telefoon begon te rinkelen. Op dit soort momenten zwol in de kamer een ijzige stilte en leek iedereen in afschuw te verkrampen. Iedereen, behalve ik. Men ontkwam er niet aan om in godsnaam maar voor hem open te doen. En, het moet gezegd, oom Leszek bracht ook altijd een grote charme met zich mee en een nog groter geschenk voor de gastheer– of dame. Geschenken waar men in mijn familie niet ongevoelig voor was. Maar de voornaamste reden waarom mijn CIRCUMPLAUDO
21
familie voor oom Leszek de deur bleef opendoen, was dat mijn familie chantabel was. Oom Leszek had, behalve dat hij mijn familie graag op zwarte bladzijden bleef wijzen, nog een merkwaardige gewoonte. Zo had hij het altijd erg lollig gevonden om, wanneer oom Gerard op het toilet zogezegd „het gemak‟ nam, een stuiver uit zijn portemonnee te graaien – deze in het ijzeren lipje van het toiletslot te steken – en de deur voor de zich ontspannende oom Gerard te ontsluiten. Nog kan ik het paniekerige gegil van oom Gerard horen. Het leek of hij iedere keer toch weer opnieuw verrast was als voor de zoveelste keer zijn toiletdeur openging. Oom Leszek deed dit niet alleen thuis of op familiebijeenkomsten, maar ook gerust tijdens dagjes Efteling of in de bioscoop wanneer zich voor de wc-deur ongeduldige mensen ophielden. In de laatste jaren van zijn leven mocht ik regelmatig bij oom Leszek logeren. Tijdens deze logeerpartijtjes moest hij altijd een paar maal uitgebreid winkelen in deftige klerenzaken aan de Koninginneweg. Tegen betaling van vijfentwintig gulden liet oom Leszek mij op wacht staan voor zijn kleedhok. De opdracht die ik van hem kreeg was vrij eenvoudig: wanneer er een man of vrouw in aantocht was om de paskamer naast die van oom Leszek te gebruiken, moest ik zogenaamd kuchen. Wanneer de passerende man of vrouw het hokje van mijn oom passeerde, wierp Leszek zich – volledig naakt – naar buiten, pal voor de voeten van de verraste passant. Zich excuserend met de verklaring dat hij, bij het uittrekken van zijn sokken, uit „balans‟ was geraakt, liep hij weer grinnikend zijn pashok in. Er waren dagen dat oom Leszek deze act drie keer op rij wist te herhalen. Na dit soort winkelavonturen nam hij mij mee naar de Haagse schouwburg of Hotel Des Indes. De eerste minuten na onze entree liet oom Leszek mij alleen. Wanneer hij zich na enige momenten weer bij mij voegde, stond het zweet op zijn voorhoofd. „Zo, geregeld!‟ blies hij uit. 22
CIRCUMPLAUDO
„Wat heeft u geregeld?‟ vroeg ik. Oom Leszek legde mij uit dat hij het vroeger altijd dolle pret had gevonden om mensen tijdens hun toiletbezoek te ontsluiten. De laatste jaren was hij op een beter idee gekomen. In plaats van wcdeuren te openen, was het veel leuker om wc-deuren te sluiten. En ga dan maar eens na twee uur uitgebreid dineren, of aan het eind van een avondvullende toneelvoorstelling, opgewekt je knuisten wassen. De taferelen die ja dan op zo‟n toilet ziet, om je dijen blauw te slaan! Oom Leszek raakte niet uitgegierd van het beschrijven van dergelijke toneeltjes. Vooral omdat veel onnozelaars beleefd voor een gesloten deur bleven wachten, uit angst een niets vermoedende toiletgast bruut te storen. Zijn laatste verjaardag vierde oom Leszek in een deftig restaurant aan het Valkenbosplein. Op het menu stond, oom Leszek was altijd in december jarig, een weldadig „Chocoladefondue‟! Nadat ik mijn oom zijn verjaardagskado had overhandigd – een gegraveerd plaatje met daarop het woord „bezet‟ – gaf hij mij een knipoog en greep me zachtaardig in de bovenarm. „Alles is picobello, waarde neef! De deuren zijn zogezegd gesloten.‟ Ik beschouwde oom Leszek zijn woorden als een vriendelijke waarschuwing en at dus mondjesmaat een paar kleine hapjes. Mijn moeder, die vroeg of ik ziek was, maakte ik wijs last te hebben van een opkomend griepje. Die avond aanschouwde ik in stilte mijn schransende en likeurtjes proevende familie. Ik zal u besparen hoe dit chocoladefonduetje afliep. Laat ik het erop houden dat mijn oma, die met ons mee terug naar Utrecht reed, op de achterbank op een stapel kranten moest zitten. En zij was niet de enige die deze avond met de nodige hulpstukken onder haar onderlijf huiswaarts keerde. Haar humeur leek bevroren. Het was tegen het einde van het jaar 1995 dat mijn geliefde oom overleed. Op de door ijzel geteisterde oudejaarsdag begroeven we CIRCUMPLAUDO
23
hem op Oud Eik en Duinen in Den Haag. Nooit eerder was het op 31 december in ons land zo extreem glad geweest als op deze dag. Nog zie ik mijn oma, als een tot lopen gestimuleerde peuter aan de armen van mijn ouders, glibberend en schaatsend onderuit schieten op de tot spiegels verworden graflanen. Ook mijn stiefvader verloor, aan de voet van de open groeve, zijn evenwicht en bleef, onder het uitroepen van een verwrongen vloek, nog maar net buiten de gapende mond van het graf. Het stoffelijk overschot van het enfant terrible zelf was, geheel overeenkomstig de symboliek van zijn katholieke moederkerk, tot drie keer toe met de dragers tegen de keien geslagen. Toen, aan het einde van deze glijdende expeditie vol schrammen en blauwe plekken, de kist van mijn aangetrouwde Poolse oom eindelijk in de bevroren aarde was neergedaald, kwamen mijn tranen. Terwijl mijn moeder rechts van mij een kruis sloeg, prevelde ter linkerzijde mijn oma een dankgebed: „Een zegen voor de familie, een zegen voor ons land!‟
24
CIRCUMPLAUDO
Diny Huijsen-Koning
Afscheid van mijn vader Ik neem je krachteloze hand in die van mij en streel hem zachtjes, teder… Volg met mijn duim de aders, dik en blauw. Je kijkt naar mij, je ogen leeg, je draagt niet meer de last van het verleden, maar evenmin die van de toekomst met je mee. Er is alleen het hier en nu: een flauwe flits die dooft nog vóór het helder wordt. Waar is die trotse man in jou gebleven, die zijn wandelstok zwierig en ritmisch liet meetikken op de cadans van zijn voetstappen? Die herinnering, zo dierbaar, in mij zo diep gegrift in hoofd en hart. Het lot heeft van jou een kind gemaakt, van mij een dochter die in jouw ogen steeds zal blijven zoeken naar de vader uit haar jeugd.
CIRCUMPLAUDO
25
Argibald
26
CIRCUMPLAUDO
C.P. Vincentius
Vier gedichten ’t Vale ouwe vouwt tot wouw Veluwe zeezwaluw zenuwelijer zweef een krolse kröller muller hoenderloos. Peluwen barmhartig barneveld scheef verwart deez‟ harrewar tot harderwijker, vraagt van redelozer tot radelozer reeën radioot bevelend benevelder kootwijker. Rogg‟ wuift moedeloos aller moederkoorn, stuit en stuift zandwolken rond het uddel. van aars tot a in apenheulend apeldoorn verveelt leproze klaproze, vervaalt rood tot in bleek klaarblijkelijk ontstoken feit.
CIRCUMPLAUDO
27
Uierzwaai Én boerderijdiere én boerderijdije én boerderijdije zwijnerije, zo danst ‟t rundvee in den ronde, den ronde zonder vlaaieweije; én boerderijdiere én boerderijdije. Én zwaaiewaaizwiep én uiers lek én zwaaiewaaizwiepende gek gloeiende spenen hooggespannen gespannen tot doedelzakdije; én boerderijdiere én boerderijdije.
28
CIRCUMPLAUDO
Kielekielekukel ukelele In uilskuikenknekel in uilskuikenkakel tokkelt kielekielekukel ukelele, in uilskuikenkrekel in uilskuikenhekel kietelt plonk-a-pukkel kielekiele, in uilskuikenbikkel in uilskuikenkukel fakkelt plink-a-ploink ukelele. Flinker linker klinkt uilskuikensukkel, cirkelt krakeel in uilskuikenorakel, in uilskuikenknekel in uilskuikenkakel tokkelt „t kukeleku kietel ukelele.
CIRCUMPLAUDO
29
Raderwerk Melancholie machineolie smeert traan, smeert raderen, smeert. Machineolie melancholie spiegelt, vet in donkere ogen, glanst. Melancholie machineolie geurt vijlsel, vijzelt ijzer in stalen lucht. Maginotlinie melancholie koekt aan, draait in onderdelen, koekt. Melancholie machineolie klikt glad en snel tot klok ineen en heft.
30
CIRCUMPLAUDO
Gurkje van Dam
Gurkje Wolvers wordt non Een nicht van mijn moeder – een achternicht van mij dus – is non geworden. Het is al lang geleden, ik kan er nu wel mee voor de dag komen. Deze achternicht was zo‟n tien jaar jonger dan mijn moeder en een twintig jaar ouder dan ik. Toen zij – haar naam was Gurkje Wolvers – nog klein was, logeerde ze vaak bij mijn opa en oma. Haar eigen moeder was ziekelijk, vandaar. Mijn moeder was erg op haar jonge nichtje gesteld. Misschien omdat ze naamgenoten waren. In ieder geval was mijn moeder er nogal ontdaan over toen haar nichtje in het klooster intrad. Het was nogal een stap; als je zoiets deed, zag je je familie daarna nog maar zelden. Het intreden, of het afleggen van de geloften, of het aannemen van de sluier of hoe je zoiets destijds ook noemde, was nog een hele vertoning; er werd door de nieuwbakken nonnen veelvuldig languit op de vloer gelegen, op de koude en viezige, stenen vloer. Ook werden er ijverig ringen gekust en er werden veel zegenende gebaren gemaakt. Het Latijn galmde door de ruimte en de lucht was zwaar van de wierook. Mijn moeder vertelde er wel eens over, zij is erbij geweest. Niet dat er veel familieleden bij waren, die werden toch een beetje op een afstandje gehouden. De moeder van Gurkje Wolvers was toen al ernstig ziek en zou een paar maanden later komen te overlijden. Die kon er niet bij wezen. En Gurkje‟s enige zuster was een half jaar daarvoor geëmigreerd, naar NieuwZeeland. Daarvandaan kwam je in die tijd niet zo makkelijk terug, de bootreis duurde een week of zes. Verder had ze alleen broers en daar had men het niet zo op in het nonnenklooster. Een vader, dat ging nog, maar verder waren er eigenlijk alleen vrouwen welkom. En gewijde priesters natuurlijk, men was er in die jaren nog van overtuigd dat die boven alle zonden, viezigheid en duisterheden verheven waren. Zodoende ging mijn moeder met haar oom mee om te zien hoe haar nichtje een bruid van Christus werd. Gurkje Wolvers legde de geloften af en kreeg de kloosternaam CIRCUMPLAUDO
31
Cecilia. Die naam wekte veel verbazing bij vrienden en familie die er later van hoorden; nicht Gurkje had geen beste zangstem en was bovendien niet erg toonvast. Het zal wel iets met God Zijn wegen van doen hebben gehad, en dat die zo ondoorgrondelijk zijn. De moeder van zuster Cecilia stierf een paar maanden later en enkele weken daarna stierf ook haar vader. Er werd gefluisterd over een gebroken hart, de mensen schudden het hoofd erover en mompelden „die arme man‟. Mijn moeder vond het eigenlijk wel romantisch, een geval van Ware Liefde. In de jaren die kwamen, mocht zuster Cecilia zo nu en dan een dagje het klooster uit, op familiebezoek. Ze kwam dan graag een paar uurtjes bij ons, de grote nicht bleef favoriet. Dan zat ze daar in vol ornaat, bij ons in de achterkamer aan de eettafel, en hielp mijn moeder met het stoppen van sokken. Als haar handen niet bezig waren, stopte ze die in haar wijde mouwen. Het was voor de kleine dreumes die ik was heel indrukwekkend en ik wist zeker dat ik later ook non ging worden. ‟s Avonds oefende ik wel met een kussensloop of een hemdje op mijn hoofd bij wijze van nonnenkap, soms had ik er een rozenkrans bij, er slingerde er altijd wel eentje ergens rond. Terwijl ik groter werd verdwenen die rozenkransen langzaamaan steeds meer in stoffige laden of dozen. De tijden veranderden. Ik ben nooit op het idee gekomen ernaar te zoeken, naar die rozenkransen. Daarbij verlegde mijn belangstelling zich toen al en diende de hoofdtooi afwisselend als verpleegsterskap en als bruidssluier. Na verloop van tijd raakte het sokken stoppen in onbruik. Dan kwam ik thuis uit school en zaten mijn moeder en mijn eerwaarde achternicht te kletsen en koffie te drinken. Ik mocht er dan bij zitten en wou weten waarom zij non was geworden. Daar wist zuster Cecilia het antwoord nooit zo goed op. Ze ging dan aarzelen en weifelen en als ik dan hardnekkig begon over „roeping‟ – ik stelde mij daar heel wat bij voor, een stem uit de hemel, op z‟n minst, of iets met een brandende braambos - stuurde mijn moeder 32
CIRCUMPLAUDO
me om een boodschap; een fles melk ofzo. Soms vertelde zuster Cecilia hoe goed het haar beviel om non te zijn. De regelmaat sprak haar wel aan en ook vond ze het fijn om dagelijks een poosje alleen in haar kloostercel te zitten, zonder dat iemand zich met haar bemoeide. Op een dag, ik was een jaar of tien, vertelde zuster Cecilia over haar kinderjaren, een zomervakantie van toen zijzelf een jaar of tien was. Zo‟n leeftijd dat je oud genoeg bent om wekenlang zelf je tijd zoek te mogen maken, zonder veel bemoeienis van volwassenen (zolang je die maar niet voor de voeten liep) en nog te jong voor vakantiebaantjes. Het was een mooie zomer, lekker warm en met net voldoende regen. Zuster Cecilia, die nog gewoon Gurkje Wolvers heette, zat soms een poosje in een boom, wat voor zich uit te mijmeren. Zolang je thuis maar zei dat je „buiten ging spelen‟ of „boompje ging klimmen‟ stelde niemand lastige vragen. Bij deze woorden keek mijn moeder met onderzoekende blik naar mij. Gurkje Wolvers zat geen hele dagen in de boom, ze speelde ook met vriendinnetjes. Dammetjes bouwen in een slootje tot de boer je wegjoeg, of touwtje springen met de hele straat. Of gewoon, met twee vriendinnetjes in het lange gras achter het melkhok van Truus d‟r vader liggen en eindeloos kletsen over van alles en niks. Truus, die het niet laten kon, deed dan wel eens een handstand of een ander kunstje. Gurkje en Ria lieten haar dan maar. Het was tenslotte haar lange gras en haar melkhok. Op een dag lagen ze daar weer, het was al augustus en broeierig warm. De vogels lieten het afweten, maar je hoorde nog zo nu en dan een kikker. Plots stak de wind op en voor iemand kon zeggen „ik denk dat we regen krijgen‟, vielen de eerste, dikke druppels. Razendsnel werd de lucht nu donker. De kikkers zwegen. De meisjes wisten niet goed wat te doen. Naar Truus d‟r huis rennen was te ver en er zaten nogal wat sloten en hekken tussen, dat hield zo op. Ze besloten in het melkhok te gaan schuilen. Al gauw zagen ze door de deuropening en het groezelige raampje de regen striemend naar beneden komen. Gelukkig was overal het hooi al CIRCUMPLAUDO
33
van het land. Bij de eerste bliksemschicht deed Ria de deur dicht en de grendel ervoor. Ze telden tussen iedere bliksem en donder, het onweer kwam snel dichterbij. Truus en Ria vonden dat ze moesten bidden, Gurkje deed mee want je kon nooit weten. Daar zaten ze, biddend en bibberend op hun knietjes tussen de melkemmers die Truus die ochtend nog samen met haar vader had schoongeschrobd. Ze vroegen Maria om voorspraak, en Sint Antonius, Sint Geertruida en elke heilige die ze te binnen wou schieten. Ze baden Onzevaders en Weesgegroetjes en Ria kende het Engel des Heren uit het hoofd. Toen de bliksem in het melkhok sloeg, rukte een windstoot de deur open. De meisjes schoten naar buiten, sloegen nog een kruis en renden naar Truus d‟r huis. De slootjes en hekken vormden nauwelijks obstakels, het leek of ze eroverheen vlogen. Nog lang zaten ze na te bibberen in nachtponnen van Truus en d‟r zus. De moeder van Truus bakte pannenkoeken omdat ze zo blij was met de goede afloop. Ik vroeg zuster Cecilia of dit avontuur haar soms had doen besluiten non te worden. Ze schudde het hoofd. “Het was heus geen wonder hoor, Truus d‟r vader zei later dat die grendel al een poos zo rot als een mispel was.” De vraag waarop ik maar geen antwoord kreeg, liet met niet meer los tot ik er toch een soort van antwoord op kreeg. Het kwam erop neer dat Gurkje Wolvers toch wat had gemoeten. Ze had niet mogen doorleren en verder was er destijds niet zo heel veel keus geweest voor Katholieke meisjes. “En moeder worden,” zei zuster Cecilia, “dat was nou ook weer zo wat.” Waarop mijn moeder licht geschrokken naar mij keek, begon te blozen en mij opdroeg in de keuken thee te gaan zetten. Ik hoorde ze nog wat fluisteren, we hadden een gehorig huis, maar niet gehorig genoeg om echt iets te verstaan van wat ze zeiden. Zuster Cecilia is jong gestorven, rond 1980. Met mijn ouders ben ik nog naar de begrafenis geweest, in het klooster. Mijn broers en 34
CIRCUMPLAUDO
zusje waren niet mee, zij hadden nooit heel veel belangstelling voor hun eerwaarde achternicht gehad. Ik was toen nog nooit in een klooster geweest, je kon er ruiken dat de mensen er anders leefden dan buiten de kloostermuren. Weer werd de familie op een afstandje gehouden. Mijn vader is nog boos geworden omdat mijn moeder van een van de nonnen te horen kreeg dat ze zo verdrietig niet mocht zijn. Ik moest steeds denken aan het brandende melkhok, ik had inmiddels uitgevonden waar dat ongeveer geweest moest zijn. Verder moest ik vooral veel niezen van de zware wierookwalm. Mijn aspiraties om non te worden waren toen al lang voorbij, zoekgeraakt in mijn puberteit en de losgeslagen zeden van de jaren zeventig.
CIRCUMPLAUDO
35
Argibald
36
CIRCUMPLAUDO
Interview met Eelt De schrijver die achter het pseudoniem Eelt schuilgaat, debuteerde onlangs op negenenzestigjarige leeftijd met Als ik me ophang breekt het touw. In deze tragikomische familiekroniek vertelt de schrijver met een cynische, maar vooral humoristische kijk over zijn leven en de bijzondere mensen die daar een rol in hebben gespeeld. Ongewone beroepen, vreemde gewoontes en kleine menselijke drama’s wisselen elkaar af zodat de lezer met een lach en een traan door het boek gaat. Een kort gesprek met Eelt gevolgd door een fragment uit het boek. - Als ik me ophang breekt het touw is 'een tragikomische familiekroniek'. In hoeverre is het gebaseerd op uw eigen familie? „Voor een groot deel, maar in de stad liepen veel kleurrijke figuren rond. Als kind vond ik het normaal;op de meesten was ik erg gesteld. De wereld is zo veranderd, er is nu geen plaats meer voor zulke mensen.‟ - Hoeveel eelt was er nodig om dit boek te kunnen schrijven? „Niet veel, dat Eelt had ik allang. Het was heerlijk om al die zonderlingen in mijn herinnering terug te roepen. Pure nostalgie.‟ - Wat zijn zoal de reacties van lezers tot dusver? „De lezers reageren enthousiast, vooral over de humor. Het tragische wordt wel opgemerkt, maar het hindert hen niet.‟ - Eelt heeft een uitgebreide familie. Elk van hen heeft een eigen, soms nogal ongebruikelijke “baan” waarvan een aantal al enige tijd uit het straatbeeld verdwenen is zoals een lompenman en opkoper van oud ijzer. In hoeverre vormen zij allemaal een kleur binnen de caleidoscoop die u heeft willen weergeven?
CIRCUMPLAUDO
37
„Zij vervullen een dubbele functie: het wordt een leuk verhaal en ze illustreren de bedoeling van mijn boek: het laten zien van de revolutionaire veranderingen in de maatschappij sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw.‟ - Er is veel kritiek in het boek op de tijd waarin Eelt opgroeit, met name ook op de scholing die hij krijgt. Een leraar krijgt menigmaal het apenzuur als Eelt op basis van het geleerde enkele kritische vragen stelt. Vindt u dat het onderwijs sindsdien beter daarmee omspringt? „Aangezien ik geen kinderen heb kan ik weinig over het huidige onderwijs zeggen. In de tijd waarover ik schrijf waren er twee soorten lagere scholen. Mijn school was geen opleidingsschool voor vervolg onderwijs. Er waren nog hele legers fabrieksarbeiders nodig. Opleidingsscholen voor Mulo, HBS enz. waren er wel. Als je daarnaartoe ging, kwam je uit een gezin waar de kostwinner een goed inkomen had. Als een kind er te dom voor was, vond pa altijd een onderwijzer die graag wat wilde bijverdienen met het geven van bijlessen. Overigens is het een zegen voor de fabriek dat ik er niet terechtgekomen ben. Ik ben zo handig in het ongewild veroorzaken van chaos, dat de chef er geestelijke schade door opgelopen zou hebben.‟ - Dit boek is uw debuutroman, maar u hebt deze op 69-jarige leeftijd geschreven. Wat maakte het schrijversbloed in u wakker? „Toen ik 68 was, begon ik op aandringen van vrienden een boek te schrijven. Daarvoor heb ik dertig jaar columns gepubliceerd. Altijd lezen kan ook niet, en ik wil geen hangoudere worden. Het overlijden van mijn idool Harry Mulisch heeft mij zeer aangegrepen. De ontdekking van de hemel en Het stenen bruidsbed zijn niet te evenaren. Zo'n grote schrijver wordt er eens in de honderd jaar geboren. Dit klopt vrij aardig. Mulisch is van 1927 en Douwes Dekker van 1820.‟ 38
CIRCUMPLAUDO
- Staat er al een volgend boek op stapel? „Ja, maar dat wordt heel anders; wel weer met humor. Er zal echter nog heel veel aan geschaafd moeten worden voor het echt af is.‟
21 juli 1951 Het was een zonnige julidag, zo‟n dag dat je in een vlaag van waanzin kunt denken dat het leven de moeite waard is. Ik zat verdwaasd naar een voor mij onbegrijpelijke rekenopgave te staren. Dat werd weer een dikke onvoldoende. Rekenen! Dat leerde ik nooit. Juist toen ik het lege vel waarop ik die vervloekte som moest beredeneren tot een prop wilde vormen om die door de klas te smijten, kwam de bovenmeester binnen. Hij fluisterde de meester iets in het oor en die kwam als een haan met stront aan zijn poten naar me toe lopen. Hij zei dat mijn zus op de gang stond om mij mee naar huis te nemen, er was iets vreselijks gebeurd. De meester begeleidde mij naar de gang. Daar stond ze te snikken. Even schrok ik. Mijn grote zus, elf jaar ouder dan ik en al getrouwd. Ik was een nakomertje. Was er maar tijdig een auto over mijn verwekker heen gereden. Dat had mij dit ellendige leven bespaard. Schopenhauer had gelijk toen hij zei dat een mens geen groter geluk kon hebben dan nooit geboren te worden. Toen had ik echter nog nooit van die gozer gehoord en de slechte boodschap was voor mij een blijde. Vader was dood. Het was voor mij onbegrijpelijk dat mijn zus er om huilde. Mijn moeder had die plaag niet tijdig naar het gekkenhuis laten gaan. Het hele gezin was door hem mishandeld. We hadden in het hele huis geen onbeschadigd meubelstuk. Alleen mij had hij nooit iets gedaan. Ik denk omdat opa had gezegd dat er geen been in vaders lijf heel bleef als hij mij sloeg. Zo gek was vader toch niet, al zei moeder dat hij niets aan die woede aanvallen kon doen. Vader was CIRCUMPLAUDO
39
ziek. Het leek mij verstandig om maar niets tegen mijn zus te zeggen. Thuis was iedereen in tranen. Mijn broer was er met dat wijf van hem. En mijn oudste zus was er, met de door mij vereerde zwager. Ook de man van mijn jongste zus had zijn werk in de steek gelaten om mee te rouwen. Hij was voor mij ook een fijne kerel. De vrouwen huilden allemaal. Mijn schoonzus deed een poging om mij tegen haar boezem te drukken. Dat had ik als kleine jongen: alle vrouwen raakten in vervoering zodra zij mij zagen. Dat werd later een stuk minder. Ik gaf mijn schoonzus een schop. Ze kon een kreet niet onderdrukken. Iedereen dacht dat het van droefheid was. Ik ging in een hoek zitten. Stom verbaasd. Het was toch heerlijk. Nog maar een paar maanden geleden had moeder gezucht dat ze best wel weer wilde proberen of vader thuis kon komen. Dat kon nu niet meer. Omdat de dokter mijn moeder verboden had om een overgevoelig kind mee te nemen naar dat helse oord, had ik mijn vader niet in snel tempo zien aftakelen. Hij had lang onbeweeglijk op bed gelegen. Terwijl hij eerst zoveel nutteloze bewegingen maakte. Met genoegen overdacht ik de situatie. Mijn grootste grief tegen vader was ontstaan omdat hij een jong hondje, dat een plasje deed op ons vale vloerzeil, tegen het plafond had gegooid. Het diertje was op de grond doodgevallen. Het was toen al mijn gewoonte om al het kwaad dat mij werd aangedaan te straffen. De volgende morgen stond vader op blote voeten pogingen te doen om zich te scheren. De door mij met volle kracht gehanteerde hamer kwam op zijn grote teen terecht. Die actie bleek zijn teen te hebben gekneusd, waardoor hij te gebrekkig liep om mij te pakken te krijgen. Vader praatte moeilijk, maar slaagde er toch in te zeggen, dat ik tenminste pit in mijn lijf had. Iets wat hij van zijn oudste drie niet kon zeggen. Vader was trots op mij. Ik glunderde breed. Een fikse draai om mijn oren was het resul40
CIRCUMPLAUDO
taat. Moeder jammerde: „dat satanse jong lacht terwijl zijn vader dood is. Als er een hond kapot gaat is dat kreng weken van streek.‟ Er zat niets anders op dan naar buiten te gaan. De zon scheen en ik hoefde niet te rekenen.
Titel: Als ik me ophang breekt het touw Een tragikomische familiekroniek Auteur: Eelt Uitgeverij: de Brouwerij Aantal pagina's: 250 ISBN: 9789078905462 Prijs: 17,50
CIRCUMPLAUDO
41
Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte
uit: Brieven, Deel I, 1985 Sassenheim 8 juli 1985 Uwe getalenteerdheid, Mijnheer Jac.P. Meiland. Uw laatste brief heeft mij zeer verontrust. Nimmer heb ik geweten dat het zo erg met U was. Woorden van troost schieten hier ongetwijfeld tekort. Toch moet U Uzelf nog maar niet ophangen, broeder in de letteren. Tenslotte hebt U nog geeneens een roman geschreven, en dat met Uw talent. Want jawel, U hebt talent, daar heb ik me onlangs nog van kunnen overtuigen, U weet wel, toen U mij laatst dat stukje over dien eter liet lezen. Dit talent mag niet verloren gaan, in de Heilige Schrift staat al dat men met zijn talenten moet woekeren, nou, en dat is toch niet zomaar ‟n boekje. Dus waarde vriend, (ik hoop tenminste dat Uwedele mij toestaat dat ik U als mijn vriend beschouw) begin weer te schrijven, eens zal het lukken, en met Uw talent waarschijnlijk vrij snel. U vroeg mij om enkele onderwerpen om over te schrijven. Welnu, de taak om voor U onderwerpen te vinden en ze U te doen toekomen rust zwaar op mij. Voorwaar, dat is geen kleinigheidje wat U hier van mij verlangt, en uit naam van onze vriendschap voel ik mij toch wel verplicht om aan Uw verzoek te voldoen. Natuurlijk vraagt U toch niets bijzonders van mij, maar ik ben zo‟n zwakkeling voor wie de lichtste taak nog te zwaar is. Hier volgend de onderwerpen die ik voor U vond. Een man die van anarchist katholiek wordt, of omgekeerd. (Daar heb ik zelf eens over willen schrijven, maar daar kan ik niet goed genoeg voor schrijven, het werd weer eens niks.) Of U kunt schrijven over een paus die dronken op zijn eigen wijding verschijnt. 42
CIRCUMPLAUDO
Of schrijf eens een boek over iemand die verliefd is op een popster ofzo, een onbereikbare liefde dus. En U kunt natuurlijk ook eens wat schrijven over het getob rond het verlaten van ‟t ouderlijk huis. U ziet wel, aan mij hebt U ook niet veel, en schrijven kan ik ook al niet. Tussen twee haakjes (weet u misschien waar ik een goed boekje over de grammatica kan vinden, en wat zo‟n goed boekje is. U moet weten, de grammatica dreigt mij te doen ondergaan.) Eigenlijk ben ik deze brief begonnen uit ellende. Ik ben vroeg opgestaan om verder te schrijven aan ‟t domme verhaaltje dat ik zeer hoogmoedig „mijn boek‟ noem, maar ik kan niet verder, het lukt gewoon niet. Ik ben niet eens in staat een slecht boek te schrijven! En om deze ellende te vergeten ben ik deze brief begonnen. Doch het helpt niet, mijn geheugen is te goed. U merkt het al, (dat neem ik tenminste maar aan) troosten kan ik ook al niet. Het is voor U te hopen dat Uw uitstapje naar Antwerpen Uwedele een beetje heeft opgebeurd, want deze brief kan Uw treurige toestand hoogstens verergeren. Maar toch, beste vriend, schrijf! U moet schrijven, schrijven en nog eens schrijven. Dan zal de wereld zich eens aan U verbazen, dat staat vast. Ik heb vertrouwen in Uw talent. Dezer dagen verblijf ik, voor altijd en eeuwig, voor overal en nergens en daartussenin, vertrouwend op Uw talent, tot op dit moment voor zover ik weet de enige echte Hilde Jutte
CIRCUMPLAUDO
43
Sassenheim 13 juli 1985 Uwe onsterfelijkheid H.A.M. Jutte; Dit moet een zeer lange brief worden, want zulks heb ik voorgenomen te schrijven. Of dit lukt is mij op dit moment nog niet bekend. Maar ik ga mijn best doen, dus zet U neder en maak het U gemakkelijk, voor gij zijt aan het begin ener epistel. Op de verrekijker vindt een concert plaats met de bedoeling geld in te zamelen voor een werelddeel dat armoe lijdt. Armoe troef dus. Maar toch leuk. Het is ontzettend mooi weer, en ik behoor eigenlijk op het terras te zitten. Ik schrijf U toch maar deze brief, want dat is beter zo. Mijn boodschappen die ik vanmorgen gehaald heb, liggen veilig opgeborgen. Ik ben klaar voor het weekeind. Om te beginnen heb ik Uw hoofdstuk gelezen. Het boek heeft nog geen titel, maar U weet wel waarover ik praat. (of: waarvan ik kond doe.) U zit dus in zenuwheid wat mijn oordeel zal zijn. En ik moet ook eerlijk zijn in mijn oordeel. Maar wanneer ik positief reageer en ik het zou menen, dan denkt U dat ik niet negatief durf reageren und zo weiter (of zoiets.) Ik zal eerlijk zijn, dat beloof ik uit het diepst van mijn hart. NEEN; niet mijn hart, want dat is nix meer waard. Ik beloof het met de hand op de Bijbel. Laat ik beginnen met te zeggen dat een heel hoofdstuk schrijven al een prestatie is, die niet mag worden onderschat: Een heel hoofdstuk schrijven mag niet worden onderschat. Zo. Er zijn een aantal pluspunten, en er zijn een aantal minpunten. Maar voordat ik begin wil ik voorop stellen dat U mijn oordeel niet moet nemen als uitgangspunt of Waarheid. U schrijft wat, en hoe U wilt. Nu ga ik echt van start. Ik zal beginnen met het onderwerp. Ik vond het…
44
CIRCUMPLAUDO
Om U een indruk te geven hoe deze brief verloopt, zal ik U het volgende vertellen: Ik begon de dertiende te schrijven, en het is vandaag de zeventiende (17e.) Van Zaterdag (Sabado) tot Woensdag (Miércoles), vandaag dus, ben ik al met deze brief bezig, en ik heb nog maar bar weinig gepend. Dat komt doordat ik telkens onderbroken word. We, Evert J. en ik, hebben het huis namelijk schoongemaakt, omdat we op het balcon maaien (hoe schrijft men dat???) ontdekten. De douche en de keuken moesten ook nodig van etensresten, haarresten, lichaamsresten, poriënresten etc. etc. worden ontdaan, dus vandaar. Maar noemt U dit maar niet tegen Evert J., want hij schaamt zich een beetje ervoor. Ik was gebleven bij Het Onderwerp. Welnu, het onderwerp stond mij niet zo aan. Ik vond het persoonlijk te onrealistisch. De Stijl was wel goed. Het lijkt me echter beter als U eens van Uw principe afstapt van de “moeilijke woorden”. Soms kun je met andere woorden (woorden die van enig niveau getuigen) de dingen zoveel mooier zeggen. U moet schijt hebben aan die arbeiders voor wie het dan leesbaar worden zou. Hoeveel percent van de arbeiders leest er eigenlijk? U hebt schoolgegaan, U hebt kennis van zaken, waarom U dan dommer voordoen? Alleen doordat een stelletje leraren en leraressen U dol hebben gemaakt met studeren en kennis is macht? Ik vind het te “keutelig”. U moet Uw stijl veel fermer maken. Neem een voorbeeld aan de Stijl in Uw brieven; die is meesterlijk, humoristisch, en getuigt van kennis van zaken. Zo; ik moest eerlijk zijn. Maar ik zeg U: Als U door mijn oordeel zoudt stoppen met dit boek, voel ik mij voor eeuwig schuldig. U moet doorgaan, en na het voltooid te hebben, het herschrijven, net zo lang tot U het perfect vindt. Trouwens, als U het perfect vindt zoals het nu is, dan moet U er nix meer aan doen, want U moet U nix van mij aantrekken, anders word ik boos. Ik heb het manuscript doorgespeeld aan Maria. Zij zal het, daarCIRCUMPLAUDO
45
van ben ik overtuigd, aan U teruggeven zodra zij het gelezen heeft. Om terug te komen op Uw brief d.d. 8.7.1985. het volgende: U vroeg mij naar een boek waarin U alles over de Nederlandse Grammatica vinden kunt. En ik weet zulk een boek. Het is wat prijzig, maar allesomvattend. Praktijk en Theorie worden apart behandeld op een goede manier. Ik raad het U ten zeerste aan. U hebt toch geld zat. Dus: “NEDERLANDSE GRAMMATICA” Dr. M.C. van den Toorn. Uitg: Wolters-Noordhoff. Prijs: f 52,75 (±) 8e herziene druk. Ik bezit het boek zelf ook, want ik heb ook geld zat. Bedankt natuurlijk voor Uw onderwerpen. Ik had er, zoals U al vermoedde, weinig aan. Het waren voor mij geen thema‟s waarin het LIJDEN tot uitdrukking komt. Ik weet misschien een onderwerp waarin het LIJDEN onomstotelijk is. Het is mij door Evert J. aan de hand gedaan. Namelijk, (U weet het ook) toen hij in het gips zat, en jeuk had, en gek werd van “willen krabbelen”. En van een tor die op zijn kamer was. En angstideeën over beestjes die in dat gips en je been beginnen te groeien. Alles lijkt me wel een aardig onderwerp. Dat been met dat gips erom is dan symbolisch voor het onbereikbare. Die angst is de angst voor het onbereikbare, want het onbereikbare is tevens het onbekende. Is het onbekende Goed of Slecht, God of Satan, Geluk of Sterfte. G.S. Wat vindt U ervan? Dit alles neemt niet weg dat ik nog geen letter op papier krijg. Maar… ik moet ooit nog een poging wagen. 46
CIRCUMPLAUDO
Het gaat mij al iets beter. Ach, die hypochondrie van mij, die weet wat. Op een keer schrijf ik U een langere brief, want door omstandigheden is deze te kort. Desalniettemin blijf ik Uw broeder; zoon; kind, en geheime penvriend. En daarbij nog Uw eeuwig trouwe, gelijk een trieste hond, Uw immer aanbiddende, langzaam, doch zeker stervende, en altijd vroeg op: Jac.P. Meiland.
P.S: Als U verhuist naar de villa van Josje J. + Joost Z., geeft U mij dan het adres door, en de datum van ingang, zodat onze correspondentie niet hoeft te stagneren. Ik kom U daar natuurlijk ook opzoeken. J.P.M.
CIRCUMPLAUDO
47
De Engel 21 juli 1985 Uwe Fermheid, Meester Jac.P. Meiland; Uw laatste brief heeft mij veel goed gedaan. Wat doet U niet een moeite voor een derderangs-schrijfstertje. De bedoelde brief was dan wel niet echt lang, maar een iel briefje was het toch ook niet. Waar heb ik het aan verdiend. Vanavond wenste ik eigenlijk verder te gaan aan mijn boek (gisteren ben ik aan hfst. 3 begonnen), maar de inspiratie heeft een snipperdag genomen. En zo is het gekomen dat ik U een brief schrijf op papier dat ik ontvreemd heb van de heer (U beter bekend als „die zak van ‟n Joost Z.‟) in wiens huis ik tijdelijk verblijf. Hij verdient niet beter dan dat ik zijn papier steel, ik heb heel zere voeten van het wandelen met zijn hond. U moet van mij geen enkele raad aannemen behalve deze: Schaf Uzelve nooit een hond aan! Neem een kat, en parkiet of voor mijn part een vrouw, maar neem nooit, maar dan ook nooit, een hond. Als U het toch doet zal ik niet op hem passen als U op vakantie bent. Een hond is geen ellende, en ook geen getob. Neen, het is veel erger, een hond is gezeur. Als je naar bed wilt moet je eerst dat beest nog uitlaten. Maar ik ben niet boos op de hond, die kan het niet helpen dat hij een hond is, het is de schuld van zijn baasje, die mislukte kunstenaar. Maar laat ik hierover verder zwijgen. Ik moet U oprecht danken voor Uw eerlijke reactie op het hoofdstuk dat ik U onderlaatst heb doen toekomen. Weest echter niet bevreesd, zoals U waarschijnlijk al opgemerkt had, ik maak het boek gewoon af. U schreef me dat U het thema te onrealistisch vond. Wel, dat mag zo zijn, maar zegt U me eens, wat is de realiteit? Ik zal het U vertellen, de realiteit, dat is een kat die wurmen heeft; de realiteit, dat is een stoel waar een onzindelijke opa op heeft zitten pissen; de 48
CIRCUMPLAUDO
realiteit, dat is een moeder die zeurt dat je op de boot naar Engeland geen pakjes van vreemden aan moet nemen omdat daar dan drugs in zitten, maar dat hoef ik U niet te vertellen, U heeft zelf een moeder. En bovenal is het realiteit dat mensen zeuren over het weer. En hier zou ik dan een boek over moeten schrijven? Ik kijk wel linker uit. En bovendien, ik hou van sprookjes. Van uw kritiek op mijn onderwerpskeuze trek ik me zoals U ziet weinig aan. Dit is niet zo met Uw kritiek op mijn stijl. Die stijl hè, dat weet wat, vanaf het begin heb ik ermee getobd, die stijl van mij, die paste niet, dat was net als de platen die mijn zus de godganse dag draaide terwijl het mijn smaak niet was. Maar ik wist niet waar het aan lag, dat moest U mij eerst vertellen. U heeft gelijk wat die zgn. moeilijke woorden betreft Weet U, ik vond het zielig voor mijn moeder als ik woorden gebruikte die zij niet zou begrijpen. Maar ze heeft me zelf naar die school gestuurd waar ze mij, zoals U het noemde, gek hebben gemaakt, en waar ze mij die woorden hebben geleerd, dus eigenlijk heeft ze er zelf om gevraagd. Ik zal dus proberen wat fermer te schrijven. Het boek dat U mij in Uw brief aanprees als zijnde een betrouwbaar grammaticaboek heb ik gisteren bij de plaatselijke boekhandel besteld. Het drong moeilijk tot de lui aldaar door wat ik bedoelde, ondanks Uw duidelijke instructies die ik letterlijk heb doorgegeven. Uiteindelijk werd mij toegezegd dat ik het woensdag zou mogen afhalen. Dat moet ik nog zien gebeuren. Ik zit hier met mijn vermoeide voetjes op tafel, opdat zij kunnen uitrusten. Ene meneer Jagger staat op een bandje iets te schreeuwen over straatvechtende mannen, en de luidsprekers geven dat door. Naast mij staat het flesje guinness dat ik hier naar toe heb gezeuld opdat mijn ouders niets merken van mijn alcoholisch experiment. Het smaakt me goed. Als deze brief U niet bevalt weet U dus waar het aan ligt.
CIRCUMPLAUDO
49
Nu moet ik stoppen, het is half elf en ik moet de hond ook nog uitlaten, en de poezen een aaitje geven, en de enveloppe beschrijven. U moet me die sombere postzegel maar vergeven, ik vroeg gewoon om postzegels van zeventig cent en toen gaven ze me die, in plaats van echte postzegels met onze koningin erop. Hieruit blijkt maar weer dat men altijd waakzaam moet blijven, de mensen zijn er altijd op uit je een loer te draaien. Toch blijf ik na deze rotstreek nog in één mens vertrouwen stellen en aldus vertrouwende op U blijf ik Uw immer op de levensweg voortploeterende, H.A.M. Jutte.
Door omstandigheden is mijn huidige adres: xxxxxx Dit pand is zelfs in het bezit van telefoon, zodat U mij kunt bereiken op nr. xxxxx. Door het aannemen van hetzelfde kengetal als onze mooie woonplaats S. pogen ze te doen alsof zij ook tot de beschaafde wereld horen.
50
CIRCUMPLAUDO
Sassenheim, Nacht 6/7 augustus 1985 Uwe goedertierenheid Juffrouw H.A.M. Jutte. Zoals U bovenaan ziet is het nacht. Om precies te zijn is het tien over half een. Mijn ogen zijn loodzwaar, en zakken nu en dan omlaag. Ik zit, naast het schrijven van deze brief, platen op te nemen. Die platen zijn van Johan de Dove, die vriend van Uw broer. U moet weten: zaterdag, toen ik bij U vandaan kwam, ben ik nog naar ons stamcafé gegaan. Daar heb ik gesproken met Johan de Dove, en zulks was alleen mogelijk doordat hij normaal deed. Toen ons stamcafé sloot, ben ik nog naar Johan de Dove thuis gegaan, met Reimar Brakman, en hebben we daar tot diep in de nacht gezeten. Ik tot half zes. Ik heb zijn platencollectie doorgezocht, en heb een zooitje platen meegenomen: Louis Armstrong (van vroeger), Billy Holiday, Tom Waits (een bootleg), Bessie Smith en een aantal bluesgitaristen. Maar dit alles terzijde. Ik ben van plan geweest deze nacht op te blijven, maar ik ben te moe van het werken. Ik moest nl. zoveel doen, o.a. een brief naar U schrijven. Het is nu een uur. Ik heb net Billy Holiday opgenomen. Maar goed, ik kan niet meer. Ik ga nu echt slapen, welterusten. (wordt vervolgd.) 7 augustus 1985 (vervolg) Vandaag is Maria‟s vader jarig. Dit gebeuren heb ik aangegrepen om niet te hoeven overwerken. Op mijn werk zei ik dat ik de hele avond naar de verjaardag moest. Ik ben een uurtje geweest, en ben daarna terug naar huis gegaan. Zojuist heb ik de douche schoongemaakt, en nu zit ik naar U te schrijven. Misschien ga ik wel varen, als matroos. Veel landen zien; havens CIRCUMPLAUDO
51
bezoeken, de beest uithangen, genieten van mijn laatste, resterende, jonge jaren. Ik vraag me af waarvoor ik al vierentwintig jaar geleefd heb. Niemand houdt van mij. Als ik later, een zeer oude man zijnde, in een bejaardenhuis zit, alleen met de zacht ruisende stilte om mij, en ‟s avonds in een groot, meedogenloos leeg bed slaap, dan zal ik terugdenken aan mijn jeugd, en hoe die nooit meer goed kwam. Ik zal denken aan wat ik allemaal had moeten doen, en waar ik het lef voor had moeten hebben. Maar, daar zittende voor een raam met uitzicht op de MAVO, waar elke dag jonge mensen elkaar verdriet brengen, zal ik het meest denken aan de Dood, die mij snel komt halen, en mij zal zeggen: “Jongen, wat heb je met al die tijd gedaan? Het is al laat nu, je hebt geen tijd meer.” Wat moet je dan antwoorden? “Geef me een kans” NEEN; als mensen je al geen kans geven; waarom de Dood dan wel? Maar dit terzijde. Ik zit U weer depressief te maken. Mijn excuses daarvoor. Schrijven gaat nog steeds niet. Druk, druk, druk. Soms word ik niet goed van mezelf, maar vooral van het leven. Het moest niet zo ingewikkeld zijn. Van die arbeiders kots ik momenteel even. Ze komen me de strot dus uit. Het is maar goed dat ik met die Indonesische man werk, met wie je nog kan lachen. Maar hoeveel je ook lacht, uiteindelijk vergaat het lachen je toch, want dan ga je dood. Zo zit dat nu eenmaal. Ik dwaal weer af. (wordt vervolgd) 9 augustus 1985 Zojuist schoot mij te binnen dat U aanstaande zondag afvaart naar betere tijden. Ik wil natuurlijk dat U deze brief ontvangt voordat U vertrekt. Daarom zal ik hem: of persoonlijk brengen of bij U, ongezien, in de brievenbus werpen. 52
CIRCUMPLAUDO
Ik hoop dat U het ontzettend naar de zin zult gaan hebben. En misschien kunt U, als U tijd vinden kunt, mij een kaartje sturen, of een echte brief uit het buitenland. Maar allebei mag ook best. Het leven is toch al zo hard, en wanneer je nooit post krijgt, is het nog harder. Ik ga dus een einde maken aan dit, wederom doorspekt met literair vakmanschap, epistel en moet U nog met een uitleiding verwennen. Hoort: hier komt die: Hier groet de nog immer stervende, doch hardnekkig volhoudende man, wiens eenzaamheid de grootste der zeeën overtreft, wiens hersenen een pot van maalsel zijn dat grotendeels ellende betreft, wiens vertrouwen in de mens tot nul is gedaald etc. etc. etc. De jongen die het maar niet opgeeft. Uw fan, en toeverlaat tot in lengte van dagen Uw bezetene Jac.P. Meiland (himself) (Bollendorp)
CIRCUMPLAUDO
53
Binnenkort verkrijgbaar
54
CIRCUMPLAUDO
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald Aantal pagina‟s: 106 Uitgever: Xtra Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com Prijs: € 9,90
CIRCUMPLAUDO
55
56
CIRCUMPLAUDO