LIST SENSORKABELSYSTEEM Handleiding en werking Sensor Control Unit 800 Systeem SEC-15
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
ALGEMEEN Algemene beschrijving De tot het LIST Sensorkabelsysteem behorende Sensor Control Unit 800 is de centrale unit van het SEC-15 detectiesysteem. De SCU verzorgt de aangesloten sensorkabel van spanning, vraagt met een tijdinterval de meetgegevens op van alle sensoren, verwerkt deze tot temperaturen en beoordeeld deze op een aantal (alarm)criteria. Overschrijden c.q. onderschrijden de gemeten temperaturen de ingestelde alarmdrempels, dan volg een alarmering via de LED indicatoren op de SCU en worden er potentiaal vrije contacten bekrachtigd voor alarmering van hogere systemen. Op één SCU kunnen twee sensorkabels type SEC-15, met elk maximaal 99 sensoren, worden aangesloten. De SCU bezit twee alarm LED’s en twee algemene alarmrelais die vast zijn toegewezen aan respectievelijk sensorkabel 1 en sensorkabel 2. Softwarematig kunnen beide sensorkabels in maximaal 16 softwaregroepen worden Ingedeeld doormiddel van een MOBBUS protocol. Deze groepenindeling heeft géén invloed op de werking van de beide algemene alarmrelais maar kunnen alleen worden gebruikt bij een softwarematige koppeling naar hogere systemen of bij het instellen van individuele alarmdrempels per softwaregroep. De bediening van de SCU wordt uitgevoerd met de op de print aanwezige druktoetsen of via de seriële RS232 poort, waarop een laptop computer met een terminal programma kan worden aangesloten. Speciaal hiervoor is het softwareprogramma LISTterm beschikbaar.
Figuur 1, Opengewerkte sensorkabel type SEC-15 Initialisering In de op de SCU aangesloten sensorkabel zijn een aantal sensoren aanwezig met elk hun eigen, uniek, systeemadres. Welke adressen de respectievelijke sensoren bezitten is in het productieproces bepaald en worden beschikbaar gesteld met de productie gegevens. Het is van het grootste belang dat de SCU weet welke sensoren (en met welke systeemadressen) zijn aangesloten, dit is niet alleen noodzakelijk omdat alleen de temperatuurgegevens van de aangemelde sensoren worden ingelezen, maar ook omdat een storing wordt gegenereerd als een niet aanwezige sensor wordt opgeroepen. Bij de aanmelding van de systeemadressen wordt aan elk adres automatisch een sensornummer toegekend (vanaf 101 of 201, oplopend genummerd). De parametrering en de gehele verwerking van het systeem wordt uitgevoerd met de systeemadressen, de toegekende sensornummers worden alleen gebruikt voor eindgebruiker.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800 Het aanmelden van sensoren is alleen tijdens de KALTSTART procedure mogelijk. Na de start van de normaal meetcyclus is nog alleen het uitschakelen c.q. inschakelen van een enkele sensor mogelijk met de commando’s $$$KILL en $$$NKILL. Voor het aanmelden van sensoren, zijn drie mogelijkheden: 1
Met het commando KALTSTART en vervolgens het commando AUTO. Hierdoor wordt een automatische procedure gestart waarbij bij elk gevonden systeemadres de temperatuur wordt ingelezen waardoor het zeker is dat een sensor is gevonden. De sensoren worden vervolgens geheel automatisch, oplopend, genummerd. Voor sensorkabel 1 met de sensornummers 101, 102, 103, enzovoort en voor sensorkabel 2 met de sensornummers 201, 202, 203, enz.
2
Met het commando KALTSTART1, is als de combinatie KALTSTART + AUTO
3
Gelijktijdig drukken van de toetsen TA1 en TA2 op de platina van de SCU. Actie wordt uitgevoerd als de combinatie commando’s KALTSTART + AUTO.
4
Met het commando KALTSTART en vervolgens het commando RLSIS wordt de in EEPROM opgeslagen sensor configuratie ingelezen.
5
Met het commando KALTSTART2, is als het commando KALTSTART + RLSIS De items 4 en 5 worden automatisch doorgevoerd na inschakelen van de SCU. Het opslaan van de sensor configuratie in EEPROM is alleen door specialisten van List met een specifiek commando via de seriële uitgang mogelijk. Bij het testen van het systeem kunnen de beide toetsen TA1 en TA2 worden ingedrukt. Als vervolgens de oorspronkelijke configuratie weer actief moet zijn, schakel eenvoudig de spanning van de SCU één maal uit en weer aan. Na het vastleggen van de sensor configuratie, maakt de SCU het éérste referentieprofiel aan (melding: REFERENZ-PR) en start vervolgens het normale proces (melding: MESSUNG). Werking van de SCU Meetcyclus De SCU vraagt met enige tussenpozen de gegevens van alle sensoren op en verwerkt deze gegevens tot temperaturen en beoordeeld deze op diverse (alarm)criteria. De tijd tussen twee metingen in wordt met het commando ZYKLUS in seconden geparametreerd. Bij het toepassen van 100 sensoren bedraagt de nominale cyclustijd 5,1 seconden. Referentieprofiel Van de referentietemperaturen van alle sensoren wordt een referentieprofiel aangemaakt wat enerzijds wordt gebruikt voor het herkennen van langzaam stijgende temperaturen als bij, bijvoorbeeld, zomer en winter en/of dag en nacht, maar wordt voornamelijk toegepast bij het berekenen van een alarm-in-de-tijd-gezien, het z.g. differentiaal alarm.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Figuur 2, Opzet en werking van het referentieprofiel De tijd tussen het opnieuw berekenen van het referentieprofiel en daarmee het bepalen van de snelheid waarmee temperatuurwijzigingen worden opgenomen door het detectiesysteem, ligt vast met het commando ZYKLMAX. In de parameter ZYKLMAX wordt het aantal meetcyclussen vastgelegd waarna een nieuw referentieprofiel wordt aangemaakt. Voor een uitleg van de mogelijkheden van de parameter ZYKLMAX, zie ook bijlage 3 De referentiewaarde T_REF voor sensor n wordt met de volgende formule berekend: T_REF(nieuw,n) = T_REF(oud,n) + (T_AKT(nieuw,n) - T_REF(oud,n)) / 16 De waarde voor T_REF en de hierbij behorende gemiddelde MITTELW(T_REF) wordt in de éérste meetcyclus berekend en wijzigt gedurende het aantal in ZYKMAX opgegeven meetcyclussen niet meer. Drift Als de temperatuur van alle sensoren langzaam en gelijkmatig wijzigt wordt dit tussen de referentieprofiel berekeningen door de parameter DRIFT opgenomen. De actuele gemiddelde waarde MITTELWERT en de DRIFT worden na elke meetcyclus berekend met de formule: DRIFT = MITTELW.(T_AKT) - MITTELW.(T_REF) Bij een stijgende temperatuur wordt de drift steeds groter maar valt, na het opnieuw berekenen van de referentie waarden, terug op een kleinere waarde. Verwerking van temperatuur gegevens Na het inlezen van de data van een sensor en het omzetten naar een temperatuur worden diverse berekeningen uitgevoerd. Bij stijgende temperaturen worden vervolgens alert- en hoofdalarmen gegenereerd.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800 Als allereerste wordt gecontroleerd of de gemeten temperatuur binnen de systeemgrenzen van - 55°C en + 100°C valt. Is dit niet het geval dan wordt de betreffende sensor een paar maal achter elkaar aangeroepen en uitgelezen om kortstondige storingen (ook van buitenaf) te elimineren. Valt de temperatuurwaarde vervolgens nog steeds buiten de systeemgrenzen, dan wordt de betreffende sensor opnieuw geadresseerd en vervolgens ingelezen om een corrupte dataoverdracht uit te kunnen sluiten. Indien de gemeten temperatuur nog steeds buiten de systeemgrenzen ligt wordt voor de betreffende sensor een storing gegenereerd. Sensornummer en oorzaak wordt opgenomen in het gebeurtenissenregister, de gele storingsLED wordt aangestuurd en het algemene storingsrelais wordt bekrachtigd. Als de temperatuurgegevens van sensor n als geldig zijn beoordeeld wordt éérst de differentiaal temperatuur T_DIF(n) berekend en vervolgens wordt T_DIF(n) en de actuele temperatuur T_AKT(n) vergeleken met de ingestelde alarmdrempels TKRITD (alarmdrempel op differentiaal temperatuur) en TKRITA (alarmdrempel op maximaal temperatuur). De differentiaal temperatuur voor sensor n wordt berekend met de formule: T_DIF(n) = T_AKT(n) - T_DIF(n) - DRIFT
Figuur 3, Werking maximaal alarm
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800 Genereren van meldingen en alarmen Een alarm op maximale temperatuur “FEUER! - AT” wordt gegenereerd als de temperatuur T_AKT(n) van een sensor hoger is dan de ingestelde alarmdrempel in TKRITA. Een alarm op een temperatuursverhoging in de tijd gezien, het differentiaal alarm “FEUER! - DT” wordt gegenereerd als differentiaal temperatuur T_DIF(n) van een sensor groter is als de ingestelde alarmdrempel TKRITD. Bovendien heeft de SCU de mogelijkheid een ondertemperatuur alarm te genereren. Een ondertemperatuur alarm “ALARM! - UT” wordt gegeven als de actuele temperatuur T_AKT(n) van een sensor kleiner is als is ingesteld voor de betreffende softwaregroep (a) met het commando TKRITCa=tt.t Een UT-alarm (alert alarm) wordt gezien als een geheel zelfstandig alarm, de beide alarm LED’s en de alarmrelais in de SCU worden niet geactiveerd bij een UT-alarm. Verder geld dat een alarm alleen kan worden gegenereerd als bij een voorafgaande meetcyclus een alert alarm is gemeten en de temperatuur ten aanzien van het moment van het alert alarm niet lager is geworden. Een alert alarm op de maximaal temperatuur “WARNG. - AT” wordt gegenereerd als de actuele temperatuur T_AKT(n) van sensor n groter is dan 90% van de ingestelde alarmdrempel voor het maximaal alarm. Een alert alarm op de differentiaal temperatuur “ERHITZUNG” wordt uitgegeven als differentiaal temperatuur T_DIF(n) van de sensor n groter is dan 50% van de ingestelde alarmdrempel voor het differentiaal alarm. Een alert alarm op de ondertemperatuur “WARNG. - UT” wordt gegenereerd als de actuele temperatuur T_AKT(n) van sensor n lager is als de alarmdrempel TKRITC + 5°. LED SIGNALERINGEN OP SCU
Rode LED. Brandalarm gedetecteerd door groep 1 Rode LED. Brandalarm gedetecteerd door groep 2 Gele LED. Systeemstoring of uitgeschakelde sensoren Groene LED. Normaal bedrijf, geen storingen Gele LED. Meetcyclus, systeem checkt de aangesloten lussen. Gele LED. Data overdracht via seriële uitgang.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800 Reset van het systeem De Sensor Control Unit SCU en het detectiesysteem kan worden gereset : Door het drukken van de schakelaar TA1 op de printplaat van de SCU; Op afstand, door een hoger systeem als b.v. de Master SCU 4008. Door een externe sturing op de klemmen EXR (extern reset). Opmerking: De SCU en het aangesloten detectiesysteem kan alleen worden gereset als er géén alarmen of storingen in het detectiesysteem meer aanwezig zijn. Reset toets LIST-Sensorkabelsysteem BEDIENELEMENTEN OP DE SCU 1 Seriële poort De SCU is in het bezit van een seriële uitgang welke als RS232 of TTY (RS485) kan worden geschakeld. ST4 is de RS232 uitgang, de TTY (RS485)-signalen liggen op de klemmen S1P en S1M. De omschakeling tussen RS232 en TTY (RS485) gebeurd door middel van een draadbrug met speciale kabel op ST4. De keuze tussen TTY- of RS485 signalen op S1P en S1M ligt vast in de type van componenten montage op de printplaat. 2 ASCII Als schakelaar S2 staat in de positie ASCII kan via de seriële uitgang ST4 een computer met een terminal programma worden aangesloten. Een 9600Bd speciaalkabel is benodigd. 3 Protocol via RS232 Als schakelaar S2 in de positie Protokoll staat kan de seriële uitgang ST4 met een hoger systeem communiceren. Een 9600Bd speciaalkabel is benodigd. De SCU kan worden voorzien van verschillende protocollen als b.v. MODBUS. 4 Protocol via TTY (RS485) Staat S2 in de positie Protokoll kan communicatie via de seriële uitgangen S1P en S1M (TTY-RS485) communiceren met een hiervoor geschikt, hoger, systeem. De Baudrate (overdracht snelheid) kan met dipschakelaars worden ingesteld. 5 Omschakeling via de seriële uitgang Met het commando *122 kan de dataoverdracht van de ASCII-modus worden omgeschakeld naar overdracht via protocol. Met het commando *121 kan de dataoverdracht van protocol- naar ASCII overdracht worden omgeschakeld. Werkt alleen bij gebruik van het LIST protocol. Door het intoetsen van “+++” van dataoverdracht via protocol worden omgeschakeld naar ASCII overdracht (geldig bij elk protocol). Deze commando’s overrulen de stand van schakelaar S2. Door gebruik van deze schakelaar wordt wederom de seriële uitgang (in de nieuwe schakelstand) actief.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800 Instellen van Baudrate Met de dip-schakelaars DIP0 en DIP1 kan de Baudrate worden ingesteld: DIP1 ON ON OFF OFF
DIP0 ON OFF ON OFF
Baudrate 1200 2400 4800 9600
De Baudrate kan ook via de seriële uitgang met het commando SB worden ingesteld. Voor het vastleggen van de Baudrate gelden de volgende regels: Alleen voor TTY / RS485; RS232 is altijd vast 9600 Baud. Inschakelen van de SCU: de geldige Baudrate wordt ingelezen uit de in EEPROM opgeslagen standaard configuratie. Stand van DIP-schakelaars wordt niet ingelezen zodat zeker de configuratie vóór het uitschakelen wordt gebruikt. Verandering van de stand van DIP0 en DIP1 worden opgeslagen in EEPROM. Commando SB: de nieuwe Baudrate wordt toegepast en opgeslagen in EEPROM. Druktoets TA1, Reset. Met de toets TA1 wordt het commando RÜCKSETZEN uitgevoerd en worden alarmen en storingen gereset. Druktoets TA2, Test. Na het toetsen van TA2 wordt door het knipperen van de LED DATAOVERDRACHT op de SCU het aantal sensoren aangegeven. Langzaam knipperen van de LED geeft het aantal sensoren in tientallen; snel knipperen geeft het totaal aantal sensoren aan. Herstart van het systeem Bij het gelijktijdig drukken van de toetsen TA1 en TA2 wordt het systeem opnieuw opgestart met KALTSTART + AUTO Aansluitgegevens Aansluitspanning, Opgenomen vermogen in rust Opgenomen vermogen in alarm Processor
24 Vdc (20 … 25,4 Vdc) 100 Ma 120 Ma 80C32, 32 Kb RAM, 64 Kb EPROM 2 Kb EEPROM serieel
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800 BEDIENING VIA SERIËLE POORT De bediening via de RS232 en een terminal programma is in drie niveaus mogelijk: Niveau 1, normaal bedrijf Opvragen van meldingen, data en parameters. Reset van alarmen en storingen Niveau 2, service Toegang, door opgeleid persoon, alleen met paswoord Bedienaar heeft scholing bij List doorlopen basis instellingen en doorvoeren (nieuwe) initialisering Niveau 3, service Toegang, alleen door List , alleen met paswoord belangrijkste systeemparameters
1 Instellen van de
ONDERHOUD EN SERVICE Het LIST Sensorkabelsysteem is in principe geheel onderhoudsvrij en heeft diverse systeemfuncties voor technische storingsonderdrukking zodat het systeem geheel zelfstanding en zonder buitengewoon onderhoud kan functioneren. Wij adviseren de volgende werkzaamheden te laten uitvoeren: Alarm analyse Uit te voeren, indien noodzakelijk, op afroep. Indien door het detectiesysteem regelmatig ongewenste alarmen worden gegenereerd moeten de alarmparameters worden afgestemd op de (nieuwe) projectomstandigheden. In de systeemsoftware zijn per softwaregroep temperatuur registers beschikbaar waarin opgenomen de 8 hoogst gemeten Differentiaal temperaturen van die softwaregroep. Door de specialisten van List kunnen deze registers worden uitgelezen en, samen met u, geëvalueerd. Alarmparameters worden dan hierop aangepast. Als alle instellingen van het detectiesysteem juist zijn ingesteld en afgestemd op de specifieke projectomstandigheden kunnen ongewenste alarmen in normale omstandigheden niet voorkomen. Periodiek onderhoud Uit te voeren, één maal per jaar door List op geleide specialisten. Optische controle van de sensorkabel, de bevestiging hiervan en alle apparatuur. Opvragen en analyseren van het gebeurtenissen register. Opvragen en controleren van de temperatuur listings. Controleren van alle ingestelde parameters. Opvragen en analyseren van de temperatuur registers en het, indien noodzakelijk, aanpassen van de betreffende alarmdrempels. Functioneel testen van enige sensoren en alle aangesloten sturingen. Indien aanwezig, controleren en testen van de noodstroom accu’s.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Opbouw Printplaat SCU-800
GND NC 26V
GND
22,128,6V
3
2
1
NC
3
ST3
2
26V
KL1
22,128,6V
ST7
KL20
1
Stromversorgung Eingang Ausgang
S
O W A WA STOE AL1
D
F1: 315mA
WP M
M GND P
P
EXR
AL2
S1
M GND DQGND DQ GND S1
K1
K2
D
K1
GND
K2
GND
ST1
ST2
BR1 1
ON
6
Baudrate TTY
S1 1 2 1200 2400 4800 9600
S2 Protokoll
ASCII
TA1 Test
Abschluß RS485 BR1
TA1+TA2: Auto-Konfig. TA2 Rücksetzen
ST6 LED-Anschluß 1
1
5V
EXRP
BR1
6 Ext. Spng. + Kontakt
EXRM
+
-
nur ext. Kontakt
EXRM
EXRP
ST4
ST6 1 24V 3 NC 5 Alarm 1
2 NC 4 NC 6 Alarm2
7 Störung
8 Betrieb
9 Messung
10 Datenübertr.
T5010-02SKF
Legenda: Erde STOE AL1 AL2 S1
= Aarde = Storing = Alarm kabel 1 = Alarm kabel 2 = RS485 (Master/Slave)
EXR TA1 TA2
= Externe reset = Reset schakelaar = Test schakelaar
ST3 1 2 3
= Voeding = 26-30 Vdc = +24 Vdc = 0 Vdc
ST7 1 2 3
= Voeding naar volgende SCI = 26-30 Vdc = +24 Vdc = 0 Vdc
ST4
= RS232 uitgang
ST6
= Aansluiten LED print
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800 WERKING REFERENTIEPROFIEL Voorbeeld 1 ZYKLUS ZYKLMAX
10 seconden 1
Referentieprofiel wordt aangemaakt per: 10 x 1 = 10 seconden. Elke 10 seconden wordt dus een nieuw referentieprofiel aangemaakt en wordt de referentie voor het genereren van een differentiaal alarm hierop ingesteld. Voorkeur instelling in een projectomgeving met sterk wisselende temperaturen en waar een werkelijke brand snel tot ontwikkeling zal komen.
Voorbeeld 2 ZYKLUS ZYKLMAX
10 seconden 20
Referentieprofiel wordt aangemaakt per: 10 x 20 = 200 seconden. Elke 200 seconden = 3,34 minuut wordt dus een nieuw referentieprofiel aangemaakt en wordt de referentie voor het genereren van een differentiaal alarm hierop ingesteld. Voorkeur instelling in een projectomgeving met een constante temperatuur en een normale vuurbelasting, waar een normaal ontwikkelende brand zal kunnen ontstaan.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800 Voorbeeld 3 ZYKLUS ZYKLMAX
10 seconden 40
Referentieprofiel wordt aangemaakt per: 10 x 40 = 400 seconden. Elke 400 seconden = 6,67 minuut wordt dus een nieuw referentieprofiel aangemaakt en wordt de referentie voor het genereren van een differentiaal alarm hierop ingesteld. Voorkeur instelling in een projectomgeving met een stabiele, slechts langzaan wijzigende, temperatuur en waar een brand slechts zéér langzaam tot ontwikkeling zal komen.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
MELDINGEN Alarmmeldingen De volgende meldingen kunnen op de RS232 uitgang aangesloten terminal verschijnen: FEUER! - DT
Overschrijding van de differentiaal alarmdrempel
FEUER! - AT
Overschrijding van de maximaal alarmdrempel
ALARM! - UT
Onderschreiding van de alarmdrempel minimum temperatuur
ERHITZUNG
Alert alarm bij bereiken ½ differentiaal alarmdrempel
WARNG. - AT
Alert alarm bij bereiken van 90% van maximaal alarmdrempel
WARNG. - UT
Alert alarm wanneer de temperatuur minder als 5,0° boven de ingestelde minimum alarmdrempel is gezakt
Terugmeldingen Terugmeldingen zijn steeds een antwoord c.q. een reactie op de bediening vanaf de terminal bij het ingeven van commando’s: *
Melding bij invoeren commando zonder foutinvoer
F
Prompt bij foutieve paswoord invoer
??SYNTAX??
Foutieve invoer van een commando
??PARAMETER??
Ongeldige invoer van parameter
??BERECHTIGUNG??
Invoer van een *-commando zonder invoer van paswoord
??UNZULÄSSIG??
Ongeldige functie opgeroepen
KEINE MLDG.
Na commando FLIST bij een leeg gebeurtenissen register
RUECKSETZEN
Na gebruik van de functietoets RESET of bij het doorvoeren van een externe RESET. Melding wordt opgenomen in het gebeurtenissen register
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Systeem meldingen Einschalten
Stroomverzorging van het systeem wordt ingeschakeld
KALTSTART
Na doorvoeren van het commando KALTSTART
Auto-Suchl.
Na doorvoeren van het commando AUTO
REFERENZ-PR
Opbouw van het eerste referentieprofiel na de KALTSTART procedure, of na het commando CRESET
MESSUNG
Start van normale metingen, na opbouw van het referentieprofiel
RESET
Het systeem heeft een software start doorgevoerd. Bijvoorbeeld na het inschakelen van de stroomvoorziening of het doorvoeren van een RESET
WD-RESET
Watchdog-Reset door een softwarefout
Storingsmeldingen Het storing relais kan met de RESET toets TA1 of met het commando RUECKSETZEN of met de externe reset sturing alleen worden gereset als er géén storingen meer aanwezig zijn en dus alle storingbits op 0 staan. Met het commando TEST kan ingeval van een storing opgevraagd worden welke storing nog aanwezig zijn (storing bit staat op 1). Na het ingeven van het commando *42/TEST worden de storingbits als volgt getoond: 15 14 13 12 11 10 9 8
76543210
Betekenis van de storingbits: Bit
Betekenis
Bijbehorende storingsmelding
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Sensor defect Kabel defect Niet in gebruik Niet in gebruik ROM defect Niet in gebruik Niet in gebruik EEPROM defect Niet in gebruik Niet in gebruik Afschakeling Communicatie fout
SENSORBRUCH CRC-FEHLER KABELDEFECT ROM Defekt ??EEPROM?? Abschaltung Komm.Fehler
Bij alle meldingen wordt in de kolom K-Nr. de met het commando SL ingestelde slave nummer opgegeven.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Storingsmeldingen Bit 0 - Sensor defect Bit 0 wordt op 1 gezet wanneer één sensor defect is (S.-Bruch/CRC-Fehler). De Bit wordt weer op 0 gezet als alle sensoren goed zijn of na het invoeren van het commando *14 (RÜCKSETZEN) en bij gebruik van de Resettoets TA1 of EXR. Ook bij de melding KABELDEFECT (Bit 1) wordt de melding van Bit 0 op 0 gezet Het storingsrelais komt pas in de rusttoestand als met het commando $$$KILL de defecte sensor uit de systeemconfiguratie is verwijderd en een nieuwe meetcyclus is uitgevoerd. Melding: Oorzaak:
SENSORBRUCH Aangeroepen sensor antwoordt niet, stroom < 100 uA
Melding: Oorzaak:
CRC-FEHLER Communicatie met aangeroepen sensor is gestoord sensor levert een te hoge temperatuurstroom
Bit 1 - Kabel defect Als bij een meetcyclus géén van de aangemelde sensoren kan worden opgeroepen wordt deze melding aan het eind van de meetcyclus gegenereerd. Na het invoeren van het commando *14 (RÜCKSETZEN) en bij gebruik van de Resettoets TA1 of EXR wordt Bit 1 weer op 0 gezet. Oorzaak: Bit 4 - ROM defect
Na het doorvoeren van een KALTSTART zijn er géén sensoren gevonden of géén van de geconfigureerde sensoren zijn aanwezig. Controleer de aansluiting van de sensorkabel.
De ROM wordt getest bij het inschakelen van het systeem en bij gebruik van de toets TA2 of bij het commando TEST. Als een fout wordt bemerkt wordt Bit 4 op 1 gezet. Bit 7 - EEPROM defect Een EEPROM test wordt doorgevoerd bij het inschakelen van het systeem en na het commando RESET. Bit 7 wordt op 1 gezet als en fout wordt bemerkt of als EEPROM niet aanwezig is. Na deze storing, moet het storingsrelais met het commando *14 hersteld worden. Bit 10 - Afschakeling ABSCHALTUNG, Bit 10 wordt op 1 gezet als een sensor met het commando *33 is afgeschakeld. Bit 10 wordt weer op 0 gezet na het doorvoeren van het commando *14. Als een afschakeling van kracht is blijft deze aanwezig na het uit- en weer inschakelen van het detectiesysteem. Bit 11 - Communicatiefout met Master via TTY/RS485 Bit 11 wordt op 1 gezet als, nadat de Slave SCI door de Master SCM is aangeroepen en de dataoverdracht verminkt overgezonden is. Als dataoverdracht is goed bevonden wordt de Bit weer op 0 gezet. Controleer de instellingen in SCI en SCM en alle verbindingen.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
COMMANDOTAAL Een commando mag niet langer zijn als 16 tekens. Spaties (lege tekens) mogen niet worden toegepast in een commandoregel. Een commando kan in tekst of als *-commando worden ingegeven. Betekenis van code in de ( ) notatie: (P) Commando is pas ná het invoeren van het paswoord mogelijk (P1) Commando is alleen na het invoeren van paswoord 1 mogelijk. Hiermee kunnen de specialisten van List de belangrijkste systeem parameters instellen c.q. wijzigen (-)
Commando alleen bij Slave SCI mogelijk en niet bij Master SCM
Master / Slave communicatie *60(P)
SL(P)
Instellen van Slave nummer SLn
n=1…32
Het Slave nummer (1…8) moet aan de SCI800 met het commando *60n / SLn ingesteld worden. Het nummer wordt in de EEPROM opgeslagen is daarmee (als een dipschakelaar) vast ingesteld. Zonder een correct ingestelde Slave nummer is communicatie niet mogelijk. Commando kan alleen op de SCI800 worden ingegeven en niet op de Master unit. *66(P)
SB(P)
Instellen van de Bautrate communicatie. SBn=m
(communicatiesnelheid) voor de Master
/ Slave
n is altijd 1 m=0 m=1 m=2 m=3
1200 Baud 2400 Baud 4800 Baud 9600 Baud
Het instellen van de Bautrate kan zowel op de Master als op de Slave SCU worden uitgevoerd. Om géén foutmeldingen te krijgen is het het beste om éérst alle Slave units te Parametreren en dan pas de Master. De instelling wordt vast in de EEPROM opgeslagen. Een Bautrate van 1200 kan op de SCM4008 niet worden toegepast.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Opstart commando’s *03 (P)
KALTSTART
Opstartcommando, invoeren van Paswoord is noodzakelijk. Als het ingegeven paswoord OK is verschijnt de melding: “BERECHTIGUNG??” Na het invoeren van het commando worden alle ingestelde parameters en de aanwezige data gewist. Vervolgens verschijnt de melding: “AUTO / KVECTOR / RLSIS” En moet een keuze worden gemaakt voor één van deze commando’s
*43 (P)
AUTO
Automatisch opzoeken en aanmelden van de sensoren Als er tijdens deze procedure géén sensoren worden gevonden wordt de melding “KABELDEFECT” gegeneerd en opgenomen in het gebeurtenissen register.
*59 (P)
RLSIS
Opstarten van het systeem met gebruik van de in de EEPROM opgeslagen instellingen.
*06 (P)
START
Na het doorvoeren van het commando KVECTOR wordt met het commando START vervolgens de meetcyclus opgestart.
Configuratie van de sensorkabel *28(P)
KVECTOR
Commando voor het vrij toekennen van sensornummers aan sensoradressen. KVECTORa=n
a=Sensornummer n=Sensoradres
Het commando kan alleen worden uitgevoerd als na het opstarten van het systeem de melding “AUTO / KVECTOR / RLSIS” is gegeven. Als het commando op een andere tijd wordt gebruikt, verschijnt de melding ??UNZULAESSIG?? Met het commando kunnen transparant sensornummers projectspecifiek worden toegekend aan elk systeemadres. Deze logische opbouw van sensornummers in een project is van groot belang als ook een twee-sensor-afhankelijkheid wordt toegepast in het project Bij uitgebreide parametreringen kan tussentijds met het commando KKONFIG de configuratie getest worden. Hierbij is de parameter MSTSUM=0. Na parametrering wordt met het commando START het normale meetproces in werking gesteld. *27(P)
KABSCHN
Toewijzen van sensoren aan een softwaregroep of het opvragen van de bestaande instellingen. KABSCHNa=n-m
*19( )
a=Softwaregroep n, m=Sensornummers
KABSCHNn
Opvragen van bij welke softwaregroep behoort sensor n systeem antwoord met: ABSCHNITT a n
KKONFIG
Opvragen van de kabelconfiguratie met de toewijzing van sensornummers aan de systeemadressen en de bij een softwaregroep behorende sensoren. .
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Configuratie van de SCU *12( )
KONSOLE
Vastleggen van de RS232 modus KONSOLEk
k=1 K=2
ASCII modus Protocol modus
Het commando wordt gebruikt met de parameter 2 om de communicatie om te schakelen naar de koppeling met een hoger systeem via een specifiek protocol. Terminal communicatie op ASCII niveau met b.v. een laptop computer is nu niet meer mogelijk. Om het protocol om te schakenen naar terminal bedrijf moet op de terminal “+++” worden ingegeven. *67(P)
SD
Softwarematig instellen van options. SDn=m
n = Bit 0…7 m = 0/1
SD0=1
Instellen van de twee sensor afhankelijkheid Na het instellen van deze parameter wordt verhinderd dat één enkele sensor een alarm kan genereren. Een DT (alarm) of AT (alert alarm) wordt pas gegenereerd als ook het sensornummer -1 of +1 in DT- of AT-alarm is. Als één van de naast gelegen sensoren in de toestand “sensorbreuk” is, wordt dit in dit geval de betreffende sensor als een werkelijk aanwezig alarm afgehandeld.
Opmerking:
Voor deze functie is een logische opbouw van het detectiesysteem met de functie KVECTOR van groot belang. SD1 SD2 SD3 SD4 SD4=0 SD4=1 SD5..7
niet in gebruik niet in gebruik niet in gebruik Alert alarm in gebeurtenissen register. Alle alert alarmen worden opgenomen Alert alarmen worden niet opgenomen niet in gebruik
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Opvragen en parametreren *38(P1)
TKRITD
Opvragen of programmeren van de alarmdrempel voor het differentiaal alarm per softwaregroep. TKRITDa=tt.t
a = softwaregroep a = 0 = alle groepen tt.t = alarmdrempel in ºC
TKRITDa
Opvragen instelling groep a
Een alert alarm “ERHITZUNG” wordt bij TKRITD ÷ 2 gegeven Fabrieksinstelling TKRITD volgens VdS = 3,4 º *37(P1)
*39( )
TKRITA
TKRITC
Opvragen of programmeren van de alarmdrempel voor het maximaal alarm per softwaregroep. TKRITAa=tt.t
a = softwaregroep a = 0 = alle groepen tt.t = alarmdrempel in ºC
TKRITAa
Opvragen instelling groep a Een alert alarm “WARNG.AT” wordt bij het bereiken van 90% van de ingestelde waarde gegenereerd. Fabrieksinstelling TKRITA volgens VdS = 50,0 ºC
Opvragen of programmeren van de alarmdrempel voor de ondertemperatuur per softwaregroep TKRITCa=tt.t
a = softwaregroep a = 0 = alle groepen tt.t = alarmdrempel in ºC
TKRITCa
Opvragen instelling groep a Een alert alarm “WARNG.-UT” wordt bij het bereiken van TKRITC+5º gegenereerd. Fabrieksinstelling voor alle groepen is -40,0 ºC
*36(P1)
ZYKLUS
Opvragen of programmeren van cyclustijd. ZYKLUS=hh.mm.ss
ZYKLUS
hh = uren mm = minuten ss = seconden
Opvragen ingestelde tijd 00.00.10 00.00.30
Fabrieksinstelling Maximale instelling
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Opvragen en parametreren, vervolg *15(P1)
ZYKLMAX
Opvragen of programmeren van het aantal maal uitvoeren van een meetcyclus waarna een nieuw referentieprofiel wordt aangemaakt. ZYKLMAX
Opvragen ingesteld aantal
ZYKLMAXx
x = 1 - 40 aantal cyclussen
ZYKLMAX1
Fabrieksinstelling volgens VdS
Opvragen van meldingen en temperaturen *08(-)
TMA
Cyclische temperatuur uitgifte van één of meerdere sensoren TMAa
n = 1-1.024 sensornummer
Uitgifte stoppen met TME of met de Esc toets Commando werkt alleen bij Slave SCU *07(-)
TMST
Eenmalig opvragen van de temperatuur van een sensor TMSTn
n = sensornummer
*09(-)
TME
Stoppen van de cyclische uitgifte van temperaturen Commando werkt alleen bij Slave SCU
*48( )
TMB
Uitgifte van de gemiddelde temperatuur van en softwaregroep TMBa
*25(-)
FN
Opvragen van één melding uit het gebeurtenissen register FNx FN FN1000
*26(-)
FV
a = softwaregroep 1 - 16
`
x = nummer van melding volgende melding, één hoger Laatste melding
Opvragen van één melding uit het gebeurtenissen register FVx FV
x = nummer van de melding vorige melding, één lager
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Afschakelen *33( )
ABSCHALTEN
Afschakelen van één sensor ABSCHALTENn
n = sensornummer 1 - 1699
Na dit commando worden de storing LED en het storingsrelais aangestuurd. Functie wordt met commando RUECKSETZEN weer opgeheven. Resetten *14( )
RUECKSETZEN
RESET van alarmen en storingen. Bij het commando RÜCKSETZEN worden de algemene alarmrelais is rust geschakeld; het storingsrelais valt af, eventuele afgeschakelde sensoren worden weer bijgezet. Commando wordt opgenomen in gebeurtenissen register.
*04( )
RESET
RESET van de systeemsoftware, parameters worden niet veranderd bij gebruik van dit commando.
*17( )
CRESET
Als het commando RESET echter nu wordt gelijk een nieuw referentieprofiel aangemaakt
Opvragen van lijsten via seriële uitgang Bij bediening via de RS232 kunnen alle lijsten (behalve DLIST) worden afgebroken met de toets Esc. *24(-)
FLIST
Uitgifte van het totale gebeurtenissen register via één van de standaard uitgangen. FLISTk
*29(-)
LISTP
k = 1 = RS232 uitgang K = 2 = CENTRONICS
Eenmalige uitgifte van temperatuurgegevens in lijstvorm via één van de standaard uitgangen. LISTPk=n-m
k = 1 = RS232 uitgang K = 2 = CENTRONICS n = eerste sensornummer
m = laatste sensornummer Als n-m niet wordt opgegeven worden alle sensoren opgenomen in de lijst. In de kolom “STAT” wordt de status van de sensor aangegeven W c a d s
AT-, DT- of UT alert alarm UT-Alarm Feuer-AT Feuer-DT Sensor afgeschakeld
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Opvragen van lijsten via seriële uitgang, vervolg *30(-)
LISTA
Cyclische temperatuur uitgifte in lijstvorm via één van de standaard uitgangen LISTAk=n-m
k = 1 = RS232 uitgang K = 2 = CENTRONICS n = eerste sensornummer m = laatste sensornummer
Als n-m niet wordt opgegeven worden alle sensoren opgenomen in de lijst. In de kolom “STAT” wordt de status van de sensor aangegeven zie hiervoor ook LISTP. Commando werkt alleen vanaf de slave SCU. * 16( )
LISTC
Eenmalige uitgifte van een speciale aangepaste lijst die specifiek bedoeld is om te worden opgevraagd door hogere systemen. LISTCk
k = 1 = RS232 uitgang k = 2 = CENTRONICS In de header van de lijst is opgenomen, datum, tijd en cyclusnummer. In de lijst is opgenomen alle aangemelde sensoren en per regel, het betreffende sensornummer, de referentie temperatuur, de actuele temperatuur en de alarmstatus zoals bij LISTP. Lijst wordt afgesloten met de alarmstatus: FEUER! - DT Alarm op differentiaal alarm FEUER! - AT Alarm op maximaal alarm ALARM! - UT Alarm op ondertemperatuur STOERUNG Storing in SCU of sensorkabel KEIN ALARM Geen alarm of storing Commando werkt alleen vanaf de slave SCU. *40(-)
LISTE
Stoppen met uitgifte van lijsten die met LISTA zijn opgeroepen. Commando werkt alleen vanaf de slave SCU.
*70(P)
DLIST
Uitgifte van de temperatuur registers per softwaregroep DLIST1=a
a = softwaregroep 1 - 16
Per softwaregroep is een temperatuur register beschikbaar met hierin opgenomen de 8 hoogst gemeten differentiaal temperaturen in die softwaregroep. Temperatuur registers worden gebruikt voor de “fijn”-inregeling van het detectiesysteem. Alarmdrempels kunnen per projectonderdeel nauwkeurig worden afgesteld op de omstandigheden in dat deel van het project.
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Testen van het systeem *42(-)
TEST
Starten van de testfunctie waarbij een ROM-test wordt doorgevoerd die enige tijd kan kosten. Als resultaat wordt de volgende regel getoond: Anz.Mst.nnnn aktivmmmm ssssssss ssssssss nnnn = aantal geconfigureerde sensoren mmmm = aantal actieve sensoren s….s = 16-Bits storing status, zie item 1.4 Opmerking: bij een verschil in aantal tussen nnnn en mmmm zijn dit sensoren die met SENSORBRUCH of SENS.-SCHL uitgevallen zijn of met $$$KILL of ABSCHALTEN zijn afgeschakeld.
*46( )
Version
Opvragen van de software version
Functies voor service en onderhoud *00( )
Paswoord commando *00pppp
pppp = geldig paswoord
*51
RRTC
Initialiseren van de klok-IC. Alleen uitvoeren bij de eerste ingebruikname van de processor platina.
*58
STSIS
De belangrijkste parameters kunnen na het indrijfstellen worden opgeslagen in het EEPROM geheugen. De volgende gegevens worden opgeslagen: KVECTOR, de sensor - systeemadres definitie De definitie voor de softwaregroepen Sensorgegevens met defecten sensoren TKRITAa, TKRITCa, TKRITDa, ZYKLMAX, ZYKLUS,
alarmdrempels op maximaal temperatuur alarmdrempels voor minimum temperatuur alarmdrempels voor differentiaal alarm aantal cyclussen tussen referentieprofiel cyclustijd in seconden
LIST-Sensorkabelsysteem Handleiding en werking SCU-800
Functies voor service en onderhoud *49( )
REL
Commando voor het testen van de alarmrelais en de hierop aangesloten acties. RELx REL1 REL2 REL3
x = Relais 1 - 3 Alarmrelais 1 wordt geactiveerd Alarmrelais 2 wordt geactiveerd REL1 en REL2 vallen af, storingsrelais wordt geactiveerd.
*18(P)
$FLIST
Gebeurtenissenregister wordt leeggemaakt.
*32(P)
$$$KILL
Buiten gebruik nemen van één sensor $$$KILLp
*56(P)
$$$NKILL
p = sensornummer 1 - 1024
Commando voor het in bedrijf nemen van één sensor. $$$NKILLn
n = sensornummer 1 - 1024
Er kunnen alleen sensoren in bedrijf worden genomen die Zijn aangemeld met AUTO of KVECTOR. Als op het ingegeven adres géén sensor bestaat wordt in het gebeurtenissenregister de melding “SENSORBRUCH” opgenomen. *71(P)
$DLIST
Leegmaken van alle 16 temperatuur registers.