Lezing over ‘Wet en Evangelie’ door Ds. A. Simons Ik had maar een uur om mijzelf voor te bereiden, voordat ik hierheen kwam. Maar mijn ogen zijn vanavond op de Heere, die onvoorbereid wonderen kan doen. En het was mijn verlangen vanavond om jullie een paar dingen aan te wijzen, die er in onze dagen in de kerk mis zijn. Ik geloof dat er ook vanavond zijn die soms de verwarring in de kerk als iets beangstigenst ervaren. De verwarring vooral tussen wet en evangelie, die is erg groot in onze dagen. De ene predikant leert het weer anders dan een ander. En misschien leeft vanavond ook wel die vraag in jullie hart: wat is nou waarheid? En één van de dingen, die daaraan meewerken, om die vraag op te wekken in ons hart is dat wet en evangelie niet recht meer gepredikt worden. In de tweede plaats denk ik dat de bevinding van Gods volk meer gezag heeft dan het Woord van God. Als aan jullie gevraagd wordt vanavond; wat is nu bekering, en als er aan jullie vanavond gevraagd wordt; wat is nu rechtvaardiging van de goddeloze, dan weet ik dat er velen zijn, die beroepen zich op het oude volk van God. De Heere is bezig in ons land om ons terug te brengen naar de éénvoudigheid van het Woord. Wij moeten alle terug naar het Woord. Want de verwarring, die is juist gekomen in ons land, omdat wij ons beroepen op kinderen van God. Maar alles wat niet naar het Woord is, dat zal geen dageraad hebben. Onthoudt het. In de derde plaats wordt er vaak een beroep gedaan op het gevoel. Ik sprak pas ook een vrouw en ik vroeg aan die vrouw of zij geloofde dat er een God was. Die vrouw zegt: Ik geloof……, en niet in die God van de Bijbel. Ik ben moslim. Ik zeg: Hoe weet u nou, dat u de waarheid spreekt? Ze zegt: Omdat ik het gevoel! Ik zeg jullie vanavond: beroep je nooit op je gevoel! Want ons gevoel is bedorven en verdorven. En ons gevoel, dat kan in het licht van het Woord geen dageraad hebben. Heel veel jonge mensen gaan af op hun gevoel. Ik zeg vanavond, en ik hoop dan ook daar nog op terug te komen, dat je gevoel niet te vertrouwen is. In de vierde plaats is er in de kerk veel onkunde, als het gaat over de leer. Vanmorgen was ik in gesprek met evangelische jongeren, en ik ben geknakt naar huis gegaan. Omdat ik verbaasd was, vanwege het onderwijs wat ze hadden uit het Woord. Ik zeg niet dat ik het met hen eens was, maar ze beriepen zich elke keer op het Woord. Wij in onze reformatorische kringen moeten terug naar het Woord! Dat is het enige wapen in de strijd ook tegen alle sekten en tegen alles wat de kerk binnen komt. En wij hebben geen wapen, als wij ons beroepen op de traditie, en dat wij ons beroepen op het oude volk van God. Nogmaals met eerbied gesproken over de Kerk, die boven is. Maar wij moeten terug naar het Woord, wil de helderheid van het evangelie en de wet weer terug keren in de kerk, dat kan alleen maar door het Woord. Jonge mensen! Onderzoek het Woord! Want mijn woord vanavond is niks waard. Want wij hebben allemaal een bedrieglijk hart. En al weet ik dat wij nodig hebben de leiding van de Heilige Geest, die het ons bevindelijk leert. Maar alle bevinding die niet gegrond is op het Woord, dat zal geen dageraad hebben. Eén van de grote verwarringen in de kerk! In de vijfde plaats geloof ik, dat de
zekerheid, die het Woord zo duidelijk aanwijst dat die in onze dagen plaats heb moeten maken voor de onzekerheid. Het kenmerk van de twijfel, het kenmerk van de strijd, het kenmerk van de onzekerheid, het kenmerk van het een weinig tijds bezeten te hebben, heeft meer kracht gekregen in onze dagen, dan het kenmerk van de zekerheid. ‘Ik weet in Wien ik geloofd heb’. Daarom is het mijn hartelijke begeerte vanavond, om jullie een paar richtlijnen te geven: Wat de Heere nou gebruikt in jullie leven, omdat dat nieuwe leven in jullie hart geboren te doen laten worden. Als je de brieven van Paulus leest. Ik ben vorige week klaar gekomen, en ik moest mijn scriptie schrijven, en dat heb ik ook gedaan aan de hand van de Galatenbrief. En toen ben ik opnieuw er bij bepaald, dat Paulus op elke bladzijde van zijn brieven waarschuwt voor de verwarring tussen wet en tussen evangelie. Ook in Romeinen 10, het hoofdstuk wat ik jullie heb voorgelezen, daar gaat het eigenlijk maar over één ding: over wet en over evangelie. Wat moet ik doen om zalig te worden? Ik wil vanavond veel vragen in jullie harten oproepen, dus ik geef een gevaarlijke stelling. Wat moet ik doen om zalig te worden? NIETS DOEN. In Romeinen 10, daar gaat het over dat Paulus beschrijft dat de Joden een ijver tot God hadden, maar niet met verstand. Vandaag aan de dag zouden deze mensen het etiket krijgen van kinderen Gods. Want zij hadden een ijver……, niet naar de wereld…., maar ze hadden een ijver in de godsdienst. En Paulus zegt in het eerste vers: Ik bid, zegt hij, ik bid voor mijn broeders. En ik geef een getuigenis, ik geef een zegel dat zij een ijver tot God hebben. Maar jongelui, niet met verstand. Niet met het rechte onderscheid, zegt Paulus. Waarom niet Paulus? Dan zegt hij in het derde vers, omdat zij de rechtvaardigheid van God niet kennen. Dus ze hadden wel een ijver tot God, maar niet met verstand. En dat kwam zegt Paulus, dat zij niet begrepen; wie God was. Ik vraag jullie vanavond: weten jullie wie God is? Als wij vanavond met elkaar over zonde spreken, dan spreken wij over zonde zoals wij ze zien. Dan spreken wij over de zonde, zoals een kind van God ze ziet. Maar ik wil jullie vanavond vragen: hoe ziet God de zonde? En wat is voor God zonde? Nou, zegt Paulus: de ijver, die mijn volk had, dat was een ijver, maar ze kenden de rechtvaardigheid van God niet. Want zij zoeken door hun ijver God te behagen. Dus wat verstonden de Joden niet… Jongelui, ze verstonden niet wat de wet was. Jullie hebben al zo lang onder het Woord van God gezeten, jullie hebben elke zondagmorgen gehoord de Wet van God. Ik vraag jullie vanavond: wat betekent die wet, als die zondagsmorgens gelezen wordt? Ik weet dat het merendeel denkt: dan krijg ik een regel hoe ik leven moet, dan krijg ik een regel hoe ik bekeerd moet worden. Dan krijg ik een regel: ‘van wat mag en wat niet mag’. Ik zeg jullie: je verstaat de wet niet. Die wet wordt zondagsmorgens niet afgelezen dat je in de spiegel zou kijken hoe je moet leven voor God, in de eerste plaats. Wat doet die wet dan? Weet je wat die wet zondagsmorgens doet: die veroordeelt jullie en mij. Gij zult niet echtbreken. Gij zult niet begeren. Ik hoor al iemand zeggen: Heere, morgen doe ik het niet meer, met Uw hulp. En als je dan zondagsmorgens hoort dat het voor gelezen
wordt: ‘Gij zult niet begeren’, dan voel je het, dat je in de achterliggende dagen verkeerd geweest bent. Maar wat doen we? Misschien wel, uit de nood van je hart, buig je je knieën. En je bid de Heilige Geest of dat je die zonden van binnen, van begeerte, mag onderdrukken, mag doden. Ik zeg jullie: je verstaat de wet niet. Zo deden de Joden, zo gingen zij met de wet van God om. Maar ze hadden geen verstand, zegt Paulus, geen licht. Jongelui, we hebben geen licht meer over de wet. We hebben een godsdienst, die een last op onze schouders legt, niet te dragen. We hebben een wet van 613 wetten: dit doen en dat nalaten. Maar we zijn farizeeërs geworden. Daarom komt het werk van God, dat breekt niet meer door in onze dagen. Dat komt omdat wij de wet niet verstaan. Een ijver tot God. Misschien zucht je daar ook wel onder. Dat je denkt: ‘wat moet ik nou doen om zalig te worden?’ Nog een keer: NIETS DOEN. Wat bedoelt de apostel daar mee? Niet uit de werken, maar uit de genade. Laat dat vanavond, ik bid de Heere, dat het vanavond mag inslaan in je hart. Wat doet de wet? De wet doet nogmaals maar één ding; die spreekt het oordeel vanavond uit over reformatorische jongeren. Vervloekt, dat zegt de wet. Ja maar, zeg je misschien, ik ben ernstig. Vervloekt, zegt de wet. En dat doet de wet, meer doet de wet niet. De wet doet maar één ding; het oordeel uitspreken over jullie en mijn leven. Ja maar, u bedoelt vanavond misschien wel die jongeren, die in de disco zitten. U bedoelt waarschijnlijk vanavond, dat God vertoornd is over de jongeren, die afscheid van de kerk genomen hebben. Nee. Het oordeel, zegt mijn Meester rust op u allen. Ja, maar….. Ik ben veranderd. Vervloekt, zegt de wet. Ja, maar ik bid en vroeger bad ik nooit. Ik onderzoek de Schrift en ik gaat twee keer in een week naar de kerk. Weet je wat jullie doen jongeren? Je probeert van beneden op te klimmen naar boven. Je probeert kenmerken te vinden in je zelf. Maar wees nou eens eerlijk, je wordt geslingerd en geschud en je bent de weg kwijt en je hebt geen vrede. Hoe komt dat dan? Omdat je een aanknopingspunt probeert te vinden in jezelf, waar God aan vast kan knopen. Ik zeg jullie: de wet, die zegt dat er geen aanknopingspunt is in jullie en in mij. Als we dat gaan verstaan vanavond, dan zakken we door al onze godsdienst heen! Ja maar……ik heb wel eens last van mijn zonden gehad. Vervloekt, zegt de wet. Ik zie in gedachten de berg Sinaï. En ik zie in gedachten heel veel jongeren, die lopen om de berg Sinaï. En ze praten over de vloek en over de donder. Sommigen hebben zelfs hun tent opgeslagen rondom de berg Sinaï. En die wet, die Sinaï, die doet maar één ding: die eist. En die zegt: jongen, je moet bidden. Maar als je dan bid, dan moet je volmaakt bidden, want anders vervloek ik je. Dat doet de wet. O, komt het dan misschien zo, dat je daarom geen vrede in je hart hebt. Ondanks dat je zoveel veranderen heb ondergaan. En je zoekt misschien naar een bevestiging, ook vanavond. Je wilt het misschien niet weten voor je vriend of vriendin. Maar je zoekt eigenlijk een stempel, een bevestiging dat de Heere in je begonnen is. Ik zeg je, je zal het nooit vinden, want Sinaï bevestigt nooit. We leven in dagen, en ik zeg het met een schreeuwend hart: we leven in dagen, dat de mensen aangespoord worden om ‘vroom’ te worden. Ik wens vanavond je toe, dat je een goddeloze wordt. We
worden aangezet in onze dagen om kenmerken te verzamelen, om je eigen te veranderen. En dan maar hopen. Hopen, dat God de rest doet. En als je dan veranderd, dan zegt je Heere: ‘Ik heb dit gedaan, en ik heb dat gedaan, en ik ben ernstig geworden’. Ja maar, als God toch in je leven komt, dan krijg je toch een liefde tot het Woord en een liefde tot het volk. Is dat eigenlijk wel zo? Zolang je bij Sinaï bent, kan je proberen dat te zoeken in jezelf. Maar je kan het nooit vinden. Want Sinaï wekt alleen maar de zonde in je op. Heb je dat dan nooit ervaren? Dingen die niet mogen, dat je juist door de wet wordt aangezet om het juist te doen! Net als mijn kinderen, die kleine Benjamin. Hij kan me nog geen eens verstaan. Hij begrijpt nog niet eens wat ik zeg. Maar dan moet ik hem soms met een tik duidelijk maken, dat iets niet mag. En juist waar hij een tik voor krijgt, dat doet hij graag. Daar gaat hij elke keer na toe. Dat doet de wet! De wet zegt: je mag niet begeren. En wat doet je vlees: je vlees doet het juist. En dat is nou het doel van de wet, om de zonde van binnen levend te maken. En nou ben je allemaal bezig om de zonde te onderdrukken. Laat het vanavond duidelijk zijn, zolang wij bij Sinaï zijn, dan zitten wij in de dood. Jonge vrienden, wie je ook bent. Wat wordt er nu gedaan? Dan wordt wet en evangelie vermengd. Nou wordt er gezegd: weet je ook al wanneer God in je leven begonnen is? Want daar gaat het om zeggen wij dan. Ik zeg het je: wat bedoelen we eigenlijk? Ja maar het gaat er toch om, of je levend gemaakt ben? Ik zeg je, dat de wet alleen maar je zonden levend maakt. En de wet laat alleen maar zien dat ik zover van God verwijderd ben, dat ik door al mijn werken nooit meer tot God kan naderen. Meer doet de wet niet. En ik zie jullie vanavond zitten, en de lasten leggen op jullie schouders. En je gaat misschien wel kamer in, kamer uit en je zegt: ‘hoe zal ik vrede vinden?’ Nou zegt de één: ‘dit doen’. En de ander zegt: ‘als je dat nu eens nalaat, dan is er hoop’. Je verstaat de wet niet! Het is hopeloos. Het is met jullie en met mij hopeloos. Dat zegt ook Paulus in Romeinen 10. Het gaat in Romeinen 10 over twee dingen. Het beeld wat Paulus hier gebruikt, is het beeld van Mozes. Mozes is het type van de wet. En wat zegt de wet? Doe dat, en leef. En dat deden de joden. En ze meenden op grond van hun doen en laten aangenaam te zijn voor God. Dat voel je ook hé? Je wil aangenaam worden voor God. En als je bepaalde zonden de baas kunt, dan denk je: ‘Nou zal God wel komen’. En als je denkt: ‘Nou zal ik eens anders gaan leven’. Dan denk je: ‘Dan zal God wel komen’. En God komt niet. En de één zegt: ‘Dat komt omdat het zo donker is’. De ander zegt: ‘Dat komt omdat God niet meer werkt’. Ik zeg jullie: ‘Dat komt omdat wij de wet niet meer verstaan’. Wat moet ik dan doen om zalig te worden? Laat het vanavond duidelijk zijn: ’ Zolang als je in zo’ n toestand ben, dat je buiten Christus bent, dan zit je onder de wet’. Dan heb je geen troost, dat God in je leven begonnen is. Want Judas heeft misschien ook wel gedacht, dat God in zijn leven begonnen was. En Kaïn had ook last van zijn zonden. Dus het kenmerk van last van je zonden hebben, is geen kenmerk dat je een kind van God bent. Ik zeg niet, dat de Heer buiten zondekennis om werkt. Maar het gaat vanavond daarom, wat is nu eigenlijk het ware leven. Hoe krijg ik nou vrede met God. En ik weet
als ik vanavond het Evangelie gaat verkondigen, dat jullie hart van binnen vol van verdachtmakingen komt. Maar wat moet ik dan doen om zalig te worden? In de hel afdalen? Moet ik dan in de hel afdalen, om zalig te worden? Moet ik dan zo’n verre reis maken en moet ik dan zo diep overtuigd worden, zegt hier Romeinen 10, dat ik in de hel moet afdalen? En als ik die hel ben afgedaald, zal ik dan zalig worden? Of moet ik dan opklimmen tot in de hemel? Jongelui, moet je zalig worden door op te klimmen tot in de hemel? Weet je wat Paulus zegt: het is loochenen het werk van Christus. Als jullie nog menen, dat er iets aan toegevoegd moet worden, aan het werk van Christus, dan loochen je daarmee het Volbrachte Werk. Maar wat moet ik dan doen om zalig te worden? Wat moet ik dan doen, jongelui, om zalig te worden? Ik zeg jullie vanavond, dat het Evangelie ons predikt vanavond, dat ALLES GEDAAN is, om zalig te worden. En dat wil je niet. Je wilt er wat aan toe voegen. En je wil de Heere een handje helpen. Maar ik verkondig jullie vanavond zo’n ruim Evangelie voor nietsdoen. Want wat zegt de apostel nou? De tegenstelling: Moet ik nu in de hel afdalen om zalig te worden? Dat is de wet! Maar wat zegt dan het Evangelie vanavond? Nabij u is Hij, in het Woord. Wat betekent dat eigenlijk? Beseffen jullie wat dat betekent, nabij u is het Woord? Dat is nu Evangelie, en dat verkondigt Paulus hier in het aangezicht van de Joden, die onder de wet waren. Hij zegt: Zalig worden, dat is al gedaan. De zaligheid is volbracht. Het werk wat gewerkt moest worden, is gewerkt. Christus Jezus heeft de zaligheid volbracht. En Hij heeft het nabij gebracht, in het Woord. Wat moet ik dan nog doen om zalig te worden? Niks doen, want Christus heeft het gedaan! En zolang je er nog ene zucht aan toe wilt voegen, aan die dierbare prijs van de Middelaar, dan zal je geen Vrede vinden. En nu heeft Hij het werk volbracht. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende en hun de zonden niet toerekende. God heeft Zijn dienstknechten uitgezonden om te verkondigen: Het is volbracht! En hoe doet God dat dan? Door het geschreven Woord. Nabij u is het Woord. In jullie mond, in jullie hart. Wat moet ik dan nog doen om zalig te worden? Indien gij met u mond zult belijden en met u hart zult geloven, dat God Christus uit de dood opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden. Wat is dan zalig worden? Zalig worden is alles uit handen geven en leren rusten op het volbrachte Werk van een Ander. Ik weet dat er vanavond zijn, die worstelen, die zoeken naar kenmerken. Had ik maar……, had ik maar liefde tot God. Kon ik de liefde tot God maar in mijn hart opwekken, dan had ik nog hoop om zalig te worden. Je verstaat de wet niet. God heeft alzo lief de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve. Maar zo wil je het niet hé? Je vertrouwt het niet! En we hebben graag wat zekerheid. Zekerheid in ons zelf. Een beetje vroomheid. Een beetje godsdienst. Een beetje leven naar de wet. En we menen dat we anders zijn dan andere mensen. Ik zeg het jullie: Jullie zijn zondaren. Ik zeg jullie ook vanavond, dat de hemel geopend is om een zondaar zalig te maken. Wat is dan zalig worden? Amen zeggen. Amen zeggen op wat God in Zijn Woord zegt. Ja maar, het gaat er toch over…..je moet eerst overtuigd zijn van je zonden. En had ik maar meer last van me zonden, dan had ik
hoop. Je zit onder de wet. Je verstaat niet wat de wet is. Jullie maken, en ik ook, van de overtuigingen van zonde een prijs om God te bewegen. Jongelui, God is bewogen in Zichzelf. God wordt niet bewogen om jullie offers. God laat vanavond verkondigen, dat Hij bewogen is. Wij zijn net als de heidenen, we proberen God te bewegen om ons genadig te zijn. Ik zeg jullie: “jullie kunnen allemaal nog zalig worden, zonder prijs, zondermelk”. Geloof alleenlijk, en gij zult behouden worden. Wat moet je dan geloven? Je moet niets. Want ‘moeten’ is de wet. En toch eist God dat. Want nu heb je al zo lang het Evangelie gehoord, en misschien er wel over gediscussieerd. Misschien ook wel het onderscheid gezien tussen een ‘rechte’ en een ‘niet-rechte’ prediking. Maar nu ligt het oordeel vanavond op ons, omdat wij niet geloofd hebben in de Naam van de Eniggeborenen Zoon. Wie wil er vanavond zalig worden, zonder prijs en zonder geld? Dan zegt de Geest van binnen, en den Geest van de Bruid zegge: KOM. Wat moet je dan mee brengen? Wat moet je dan meebrengen? Kenmerken?! Dat je de zonde haat?! Het kenmerk dat je God liefhebt? Welnee, want je bent een goddeloze!! Mag je dan zo maar komen, zoals je ben, zoals een goddeloze? Ja, kom maar in je zonden en in je ellenden tot HEM, zich ter genezing te wenden. Hoe word ik dan genezen? Zie het Lam Gods, dat de zonden de wereld wegneemt. Dat is Evangelie. En nu wordt het vermengd. En nu leven er velen tussen hoop en tussen vrees. Ze horen niet bij de wereld en ze horen niet bij de kerk. Maar ik vrees, dat we in een grijs gebied leven van de kerk. Ik zeg het met liefde. Maar het gaat niet goed in ons leven. Ik geloof op grond van het Woord, dat de Wet maar één ding doet. Daar staan twee deuren daar wagen wijd open. Dat is het Evangelie. En wat doet de Wet nou? De Wet sluit de deuren op het nachtslot. Dat doet de Wet. En nu willen we allemaal een prediking horen, dat de deur op een kier staat. Als de Wet gepredikt wordt, dan staat de deur op een kier. En wordt het Evangelie gepredikt, dan zetten we deur ook op een kier. We kunnen er niet door. En we willen er eigenlijk ook niet door. Maar ik verkondig je vanavond, dat de Wet, alles wat jullie doen, dat kan voor God niet bestaan. Maar als God vanavond de deur open zet voor een ellendige en voor een arm volk, die om niet kunnen zalig worden. Zonder de werken der wet. Zonder kenmerken. Ja maar…. je moet toch bevinding hebben…... Bevinding, dat is een vrucht van de genade!! En jullie zoeken naar bevinding, om zo met je bevinding tot Christus te gaan. Je zal het nooit vinden. Want die bevinding is altijd gewogen en te licht bevonden. De kenmerken die jullie zoeken en die ik zoek worden op de weegschaal van God te licht bevonden. Er is maar één kenmerk: de volmaaktheid die in Christus is. Daarin heeft de Vader een welbehagen gehad, een iegelijk die tot Hem vlucht. Voel je het, waar vanavond de oorzaak ligt. Je durft niet. Wij blijven liever onder de wet. Ik zeg weleens: ‘Je krijgt liever een pak slaag onder de prediking’. En dat je zegt: ‘O ja, het is waar’. We horen liever het oordeel. We horen liever dat een mens er diep door moet. En het is net zoals bij kinderen, die iets verkeerds hebben gedaan. En ze worden gestraft. Dan hebben ze weer geboet. We zijn rooms. Maar, er heeft er maar Eén geboet. Er heeft er maar Eén geleden. Er heeft er maar Eén striemen
gehad, die voor God aangenaam waren. Jongen,…. Al zou je tachtig jaar worden en je zou je knieën kapot kruipen en bidden om genade…het zal je niet baten. Al zou je je gewaad, je gepraat en je gelaat veranderen om God te bewegen, het is niets anders dan de wet. Wat moet ik dan doen om zalig te worden? Weten jullie wat Luther zei? Luther zei: U Gerechtigheid, is mijn Gerechtigheid. Terwijl ik vol van ongerechtigheid ben. Maar het geloof, zegt Luther, dat eigent, en dat geloof dat vlucht tot de Gerechtigheid. “Komt dan, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal je rust geven”, zegt de Heere Jezus. Tussen haakjes: “Allemaal dat boekje gaan kopen van Thomas Boston –Komt alleen tot Mij, die vermoeid en belast zijn-“. Daar zal je het in lezen, dat ook onze vaderen een onvoorwaardelijk Evangelie hebben gepreekt, voor goddelozen. Er is zoveel benauwdheid. Er is zoveel onzekerheid in de kerk. Ik weet het, ik hoor het en ik wordt geschreven door jonge mensen dat ze het niet meer weten. Want je moet dit hebben en je moet dat hebben. En je moet dit mee gemaakt hebben en je moet dat meegemaakt hebben. Het is een leer uit de hel!! Om niet. En dat stelt jullie schuldig. En die Geest zal je vanavond overtuigen van zonden. Wat voor zonden? Dat je niet gelooft hebt in Hem, die de Vader gezonden heeft. Dat zal mijn oordeel uitmaken, jonge vrienden, dat ik Christus verworpen heb. Ik ga niet verloren omdat ik te weinig kenmerken heb, want ik het licht van Gods rechtvaardigheid verbranden al mijn kenmerken. We hebben zakken vol met kenmerken, maar we hebben Wet en Evangelie vermengd. Door genade zijt gij zalig geworden. Jullie hebben allemaal gezondigd, allemaal hebben jullie gezondigd! Je derft allemaal de heerlijkheid van God. Wou nou een onrein mensenkind God behagen door zijn werken? Het kan niet. Wat behaagt God dan alleen? Zie op Hem, in Dewelke God een welbehagen heeft. Ja, maar….. had ik maar meer droefheid. Had ik maar meer gemis, dat ik God kwijt bent. Wis ik maar echt, dat God in mijn leven begonnen is, toen ik onder die prediking niet meer verder kon. Want ik geloof dat ik daar levend gemaakt ben. Jonge vrienden, er lopen zo veel levend gemaakte mensen buiten Christus. De Wet doet maar één ding, die maakt de zonde levend. Maar, hoe word ik nu waarlijk levend? Om met Christus te sterven. Om ook met Christus opgewekt te mogen worden in een nieuw leven. Dat Hij voor mij de dood hebt willen ingaan. Ja maar, ik moet toch eerst zelf de dood in. Jongens, meiden, je ligt midden in de dood. Ja maar ik gevoel het niet. Of je het gevoelt of niet gevoelt, God zegt het vanavond, dat het verloren is. Dat is nou vanavond Wet en Evangelie. En ik weet het, want ik heb hetzelfde hart, en mijn pak was vroeger ook niet zwart genoeg. Ik dacht: nou moet het nog zwarter, wil God komen. Maar God kleed je uit. Hoe moet je dan leren komen? Als een naakte. Als een vijand. Als één, die de kenmerken om God lief te hebben, mist. Is er dan een welkom bij Jezus, voor zulke zondaren? Ja! Hoe weet u dat dan? En het Woord zegt: een iegelijk, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden. Wat is geloven? Dat is loslaten. Wat is geloven? Dat is juist je eigen laten zakken. Waarop dan? Op het enige fundament, die dierbare Bruidegom, Jezus Christus. O jonge vrienden, Hij is zo
gewillig om jullie zalig te maken. Ons reformatorisch deel gaat verloren, omdat wij wat willen doen. Maar wat een wonder, ik hoef NIETS meer te doen. Christus heeft het gedaan! Wat heb ik dan nodig? Nog een keer: VERTROUWEN. Paulus zegt in Galaten 3: Hebt gij nou de Geest ontvangen uit de werken der Wet, of hebt gij de Geest ontvangen uit de prediking van het Woord? Beseffen jullie vanavond wat er gebeurt? Beseffen jullie wat er gebeurd vanavond? De Heilige Geest is vanavond bezig. Om mij te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Wat het is de weg, waarin de bekering plaatsvindt. Wat is bekering? Dat ik af mag zien van mijzelf. En dat ik als eeen goddeloze mag zien op Christus. Dat is bekering. Tegenwoordig hebben we ook een bekering, namelijk buiten Christus. Ik zeg het met ernst, maar de hel ligt er vol van. Het gaat om Jezus. En de vlammen slaan uit je hart. En de vijandschap, die moet je vanbinnen in je houden, anders zou je weglopen. Kom herwaarts! Kom dan, in je vijandschap. Want God weet allang, wie je bent. Je kan God niet meer tegenvallen. Echt niet! Je eigen val je tegen, maar God nooit meer. Waarom niet? Omdat God weet wie ik ben. En waar wacht de Heere dan op? Dat ik kom. Ja maar ik kan niet komen! Ik heb geen kracht om te komen. Hoe werkt God het nou? Door de werken der Wet? Nee, door de prediking van het Woord. De Heere doet vanavond geweld op jullie harten. Door Wet en Evangelie. Als je me nou niet gelooft vanavond? En dat doe je niet! En je mag het ook niet geloven, omdat ik het zeg. Want er zijn zoveel mensen bekeerd door een dominee. Je mag het vanavond alleen maar aanvaarden, als jij jouw vinger bij het Woord legt. Sla dan je ogen naar het gebergte heen, vanwaar ik dag en nacht mijns Hoogsten bijstand wacht. Heere! Kom mijn ongelovigheid te hulp!! Heere, geef mij dat kinderlijke vertrouwen! Dat ik rusten mag op die Bruidegom, Christus. Je moet thuis eens Handelingen 2, 3 en 4 lezen. Om de naam van Jezus werden ze geworpen in de gevangenis. Niet omdat ze de Wet predikten, maar omdat zij het Evangelie preekten. En dan nog Galaten 2. Petrus, een kind van God, hij dwaalde niet in de Wet, maar in het Evangelie. Wat was dan de dwaling van Petrus, een kind van God? Hij vermengde Wet en Evangelie. Dus een kind des Heeren kan ook Wet en Evangelie vermengen. En weet je hoe dat komt, jonge vrienden? Petrus zat aan een tafel te eten met heidenen. Die mensen hadden natuurlijk geen vorm, en die hadden geen norm, en die hadden geen waarde. En nou zat Petrus daar tussen die heidenen aan één tafel hetzelfde brood te eten. En nou komt het. Toen ging de deur open. Toen kwam er zo’n farizeeër binnen. En toen schrok Petrus. En wat deed hij? Hij stond op van de tafel, want hij voelde al wat die farizeeër gevoelde. O, dacht Petrus, nu gaat het mis. En dan staat er een man op, Paulus. En hij bestraft Petrus in het openbaar. Waarom? Omdat Petrus, doordat hij zich terug trok van de tafel met de heidenen, de heidenen dwong om te leven, zoals de joden leefden. Want die heidenen misten de kenmerken, die de joden zochten. En Paulus zegt: “Petrus, Petrus, ben je nou als een jood zalig geworden, of ben je nou ook als een heiden zalig geworden?” “Petrus, ben je nou zalig geworden door het geloof alleen, of ben je nou zalig geworden door de werken der Wet?” Moeilijk hé? Jongen vrienden, we zoeken zekerheid in
kenmerken. En daar gaan we op rusten. Laat het vanavond voor je duidelijk zijn. Ik bid het de Heere, dat je nu niets meer voor God hebt. En dat je nu met alles in je leven, wat je nu gedaan hebt. Misschien wel vijf jaar aan het tobben. Misschien wel vijf jaar aan het zoeken. En je moet het vanavond zeggen: ‘Ik heb geen vrede, want het is niet voor mij’. ‘Wist ik maar, of het ook voor mij is!’ ‘Kreeg ik maar een briefje uit de hemel, dat God het ook op mij gemunt had’. ‘Wist ik vanavond maar, dat ik uitverkoren was’. ‘Dan zal ik God gaan bidden!!’ De Wet. Er is nog nooit een uitverkoren zondaar tot Christus gekomen, wel een verloren zoon, en een verloren dochter. En ik zie hem komen, en daar besluit ik mee. Die jongen, die verloren zoon had de varkensmest nog aan zijn voeten. De stank, die kwam zijn vader al tegemoet. En zijn kleren waren gescheurd. En zijn portemonnee was leeg. En wat deed zijn vader toen hij die jongen zag? Keerde de vader zich toen om en zei hij: ‘Ga nou eerst maar eens terug, jongen?’ ‘Ga nou eerst maar eens terugverdienen, wat je er doorgebracht had’ Dat doen ze tegenwoordig. Maar die vader liep op die jongen toe! Geloof je dat vanavond, jongelui? Geloof je dat God, de Rechtvaardige, de Heilige, de Vlekkeloze, dat Hij vanavond Zijn handen uitbreid? Hoe kan dat? Ik heb maar één antwoord: ‘Om Christus wil, omdat de Vader Zijn Kind aanschouwt’. En allen diegenen, die in Christus Jezus zijn, die zijn een nieuw schepsel. Al het oude is voorbijgegaan. En zo reist er in 1997 een volk, onder het heiligend kruis, naar het Vaderhuis hierboven. En dan mogen er tijden zijn, jonge vrienden, dan mag je een zekerheid hebben, die alle zekerheden van de verzekeringen van onze dagen, te boven gaan. Dan mag je belijden: “Ik weet in Wien in geloofd heb, door de Heilige Geest”. En als die Geest in je komt wonen, dan gaat die Geest je leren om in de Waarheid te wandelen, als vrucht van het nieuwe leven. En jullie keren het allemaal om. Je wil heilig worden, om rechtvaardig te worden. Je wilt iets hebben, om tot God te komen. Maar ik zeg je: ‘Het is een vrucht van het Evangelie’. ‘Dat je mag gaan leven uit de verdiensten van een Ander’. Wat moet ik dan nog doen, na ontvangen genade? Niets doen! Mezelf laten zaligen. Mezelf laten dragen, door die gewillige Middelaar Gods en der mensen. O, wat zou het toch zijn als jullie verloren moeten gaan! Dan zal straks niet de Wet je verdoemen, maar dan zal het Evangelie zeggen: ‘Gij hebt niet gewild, dat ik Koning over u zijn zal’. Laat dan vanavond al je wapens maar vallen. Laat dan vanavond al je bijééngeraapte kenmerken maar verbranden, opdat ik door genade Eén Kenmerk mag overhouden. Ik heb alles schade en drek leren achten om de uitnemendheid van Dien dierbare Borg en Middelaar Jezus Christus. Wet en Evangelie. Als het vermengd wordt, kom je nooit, nooit, nooit tot de Vrijheid. Zolang als Wet en Evangelie in je leven niet duidelijk is door de Geest, blijf je heel je leven onder het juk der dienstbaarheid. O arme jeugd, Nederland zit onder het juk der dienstbaarheid. Kinderen Gods hebben geen ware blijdschap meer, omdat zij Wet en Evangelie hebben vermengd. Maar Luther, die had het verstaan, dat moet je lezen. De Galatenbrief van Luther. Luther zei: ‘Wet als je tot mij komt, om mij te veroordelen, ga weg, ga weg Wet, ik heb niets meer met je te doen!’ ‘Want Eén heeft voor mij de Wet volbracht!’ ‘Maar als je me
dan nog wilt benauwen, o Wet, ga dan maar tot mijn vlees, want mijn vlees moet gekruisigd worden’. ‘Maar in mijn geweten ben ik vrij, vrij tussen God’. De schuld uws volks hebt Gij uit Uw Boek gedaan, om Christus wil, door het geloof. Dat geve de Heere, dat het vanavond mag meewerken om je vanavond van al je droggronden af te brengen, en dat je vanavond mag aanschouwen. O Hij is blank, en Hij is rood, en Hij draagt de banier boven tienduizenden. Zulk Eén is mijn Liefste, zulk Eén is mijn Metgezel. Zingen Psalm 72 vers 8, 9 en 10.
Vragenbeantwoording
Luther zegt: ‘Ga weg met de Wet, want die kan alleen maar vervloeken’. ‘Maar Calvijn die zegt, de Wet is een regel der dankbaarheid’. Dit is toch een bepaalde tegenstelling? Luther en Calvijn worden wel eens tegen over elkaar gesteld, maar dat is niet helemaal terecht. Wel is het waar dat Luther bijna niet wil weten van de Wet in de ‘stuk der dankbaarheid’. Luther heeft heel sterk de volgorde: Wet en Evangelie. En hoe omschrijft Luther dan, hoe je na ontvangen genade moet leven? Dan zegt Luther: ‘De Wet is Christus’. Hoe behoort een kind van God te wandelen, na ontvangen genade? Door het geloof, zegt Luther, in Christus. Calvijn, die legt meer de nadruk erop, dat de Wet, die eertijds een Wet was die mij vervloekte, dat diezelfde Wet in het licht van Christus wordt een regel der dankbaarheid. Zoals de catechismus daar sterk de nadruk op legt. Ik denk ook dat dit één van de dingen is, dat vaak Wet en Evangelie vermengd worden. Dat de Wet in het ‘stuk der dankbaarheid’ als een tegenstelling gezien wordt. Met een Wet, die een tuchtmeester is tot Christus. We zien vaak, dat als de Heere ons tot de genade gebracht heeft (al is het in aanvang), dan horen we vaak dat zo iemand naar de Wet gaat leven. Ik vind dat een hele moeilijke uitspraak, want ik denk dat er kinderen van God zijn (die juist weer uit de Wet gaan leven) weer terugvallen in de werken der Wet. Een heel mooi beeld vind ik in het Oude Testament de Ark. In de Ark lag de Wet. En nou zijn er veel kinderen Gods, die halen de Wet uit de Ark. En als de Wet uit de Ark gehaald wordt, dan gaat die Wet weer vervloeken. De Wet kan alleen maar van vrede spreken, als deze legt onder het verzoendeksel, in de Ark. En wie is de Ark anders, dan Christus. Dus ik zou veel meer op grond van de Schrift zeggen, dat het leven naar de Wet, het leven is naar Christus. Er zijn veel kinderen Gods, die na ontvangen genade menen dat ze wat voor God moeten gaan doen (dat leert ook de Bijbel). Ook na ontvangen genade, omdat zij de Wet losgemaakt hebben van de Ark.
Dus het is geen tegenstelling. Calvijn zegt ergens: ‘Het is ten diepste waar, want Christus draagt de Wet in Zijn binnenste ingewand’. Maar als in de prediking de Wet zo op de voorgrond wordt gezet, dan is het gevaar groot, dat een kind van God meent met genade naar de Wet te moeten leven. Ik zeg jullie: ‘Je kunt alleen maar leven door het geloof, wandelen met Christus’. En dat is ten diepste een wandelen naar de Wet. Maar als de nadruk zo gelegd wordt, dat ook na ontvangen genade, dat je dan een liefde tot God krijgt, en een liefde tot de Wet, dan weet ik dat er vanavond zijn, die moedeloos zijn, terneergedrukt, want ze hebben gefaald en het is mislukt. Ze hadden gemeend met de genade dankbaar te kunnen zijn, met de Wet als een regel der dankbaarheid. Maar de Kerk kan alleen maar leven, door het geloof uit een dankende Hogepriester. En als we door het geloof leven uit een dankende Hogepriester, dan leven we in de ogen van de Vader, naar de Wet. Wat bedoelt u met ‘De Wet zet de deur op een kier’. Ik dacht juist dat de Wet de deur dicht deed. Ik heb me waarschijnlijk niet goed uitgedrukt. Ik zei dat in de prediking vaak ‘Wet en Evangelie’ vaak gepreekt worden in de zin van, dat de deur op een kier gezet wordt. Dus als de Wet gepreekt wordt, dan gaat de deur niet dicht. En als het Evangelie gepreekt wordt dan gaat de deur niet open. Hij blijft op een kier staan. De zondaar kan er niet door. Hij blijft er voor staan. En dat is geen rechte prediking. De prediking van ‘Wet en Evangelie’ is dat de Wet de deur sluit, en niet zomaar sluit, op een kiertje, zodat je je voeten ertussen kan zetten. Maar de Wet sluit de deur definitief. Onmogelijk is het om door de Wet het Koninkrijk der hemelen in te nemen. Maar als het Evangelie gepredikt wordt, dan zegt het Evangelie: “Kom herwaarts”; dan wordt de deur geopend voor een ieder die gelooft. U noemde in het begin van uw inleiding dat de bevinding van Gods volk in de prediking soms meer gezag krijgt dan Gods Woord. Zou u daar nog wat aan willen toevoegen? En hoe zou dat komen? In de eerste plaats komt dat, omdat de mens graag in het middelpunt staat. Ook de mens na ontvangen genade. Dat is helaas ook vaak onder Gods knechten, dat de christen in het middelpunt komt te staan met zijn bevinding. In plaats van de Christus met Zijn bevinding. Eén van de gevolgen is, dat Gods volk op een voetstuk wordt gezet. En dat de bevinding van Gods volk normatief wordt, en meer gezag krijgt dan de eenvoudigheid van het Woord. Ik weet dat er jonge mensen zijn die met een strijd over de wereld gaan, dat het anders gaat dan bij een kind van God. En de duivel zegt in je hart: “zie je wel dat het bij jou niet waar is, want het gaat niet zo, als bij dat kind van God”. En als deze leer in de prediking de nadruk krijgt, dan krijgt de mens meer grezag dan het Woord Gods. Daarom wordt er wel eens gezegd: “de prediking moet bevindelijk zijn” Ds.
Zweistra hoopt daar de volgende keer over te spreken, dan moet je maar aan hem vragen, wat bevinding nu is. Bevinding is niet iets anders dan het Woord van God, maar bevinding is dat het Woord Gods doorleeft wordt. En waarom ben ik zo bang voor de bevinding van Gods volk, omdat Gods volk niet te vertrouwen is. Omdat ik vanavond wil belijden, dat er geen slechter volk op de aarde is dan Gods volk. Zou je dat altijd onthouden, het zijn bedriegers, in hun zelf! Huichelaars in hun zelf. Maar in de genade in Christus, zijn ze volmaakt. Door het geloof mogen ze ook zo wandelen. In hun vlees zijn ze niet te vertrouwen. Daarom mag de bevinding van Gods Woord nooit de nadruk krijgen, dat wil niet zeggen dat ik tegen een bevindelijke prediking ben, natuurlijk niet, maar niet normatief, het Woord heeft het laatste woord. Bevinding moet altijd ondergeschikt zijn aan het gezag van het Woord. Als dit in onze dagen niet meer zou gebeuren, dan geloof ik dat er meer helderheid zou komen, doorbraak in het geestelijke leven en dat er ook meer vrijheid gesmaakt zou worden door het geloof. Er zitten er wat mensen in de gevangenis, er zijn wat mensen die van verre staan, en die zien op een kind van God.
U zei dat als mensen verloren gaan, ze verloren gaan, omdat ze in Christus niet geloofd hebben, maar soms hoor je: ‘dat als de mens ontdekt wordt, dat hij dan tegen Christus gezondigd heeft en niet tegen God de Vader’. Hoe moet je dit zien? Als God werkt laat de Heere toch je toch in de eerste plaats zien dat je tegen God de Vader gezondigd hebt? Ik zal maar eerlijk wezen, ik vind het een hele moeilijke vraag. Dogmatisch kan ik hem zo verklaren, maar ik voel wat er met deze vraag bedoeld wordt. Er wordt eigenlijk mee bedoeld, dat het leven toch niet begint met Jezus. Dat bedoelt eigenlijk de vraagsteller. Het begint toch met God. Ik zeg vanavond dat het met Jezus begint, want alles wat buiten Jezus is, dat is geen leven. Alles wat er aan vooraf gaat, dat kan van God zijn. Het kan, maar daarin bevestigt de Heere nooit Zijn werk. De zekerheid dat God in mij werkt, die ligt aan de voet van het kruis. Het ware leven begint daar, waar je, door het geloof, mag zien op die Borg en Zaligmaker. Als is die zekerheid er dan niet in die volle mate, als is dat licht er niet in zijn volle glans, maar daar begint in aanvang het leven, al is het met een zwakke en bevende hand. En alles wat er aan vooraf gaat, dat kan van de Heere wezen, maar het kan ook van niet. Begint het dan niet met God in je leven? Als je God wil zien als een verterend vuur, zoals de Hebreeën brief zegt. Als je God wil zien, dat Hij de wet in Zijn hand houdt. Dan zeg ik: “Ja, zo kan de Heere werken, maar het is geen systeem”. Want Paulus hè, en dat moet je allemaal maar eens vragen aan je eigen predikant, Paulus ontmoette Jezus op de weg naar Damaskus. En we kunnen er omheen maken wat we willen, maar het staat er, het Woord zegt dat hij Jezus ontmoette. En dan weet ik wel, dat hij Hem ontmoette in de veroordeling en dan weet ik ook dat Paulus als een blinde naar Damaskus gegaan is, maar toch staat er: ‘Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij’. Het was Jezus! Jonge mensen ik weet het, de drie-eenheid, het wordt ook de volgende keer behandeld, maar we mogen de drie-eenheid nooit uit elkaar trekken. Ook dat is iets dat we in onze dagen gescheiden hebben. We mogen de drie-eenheid nooit scheiden. Wel onderscheiden, maar nooit scheiden. Indien we tegen God gezondigd hebben, zo hebben we ook tegen Christus gezondigd. En als we tegen Christus gezondigd hebben, zo hebben we ook tegen de Heilige Geest gezondigd. Als je vanavond naar huis gaat, zoals je er in gekomen bent, dan heb je de Heilige Geest weerstaan. Dat zegt Stefanus: ‘Gij wederstaat altijd de Heilige Geest’. Dan heb je gezondigd, ook tegen de Heilige Geest. Niet dè zonde tegen de Heilige Geest, maar gezondigd tegen de Heilige Geest. Dus als we gezondigd hebben, dan hebben we gezondigd tegen een drie-enig God. Ik kan er verder niet op ingaan.
Als je Christus hebben leren kennen in je leven, dan krijg je toch een verlangen om Hem na te volgen en te dienen. En dan ga je toch in Zijn kracht werken om te leven zoals Hij het wil. Jullie hebben wel gehoord dat ik niet hou van het woordje werken. Ook na ontvangen genade niet, want als het woordje werken in de Bijbel gebruikt wordt, dan wordt het ook gebruikt in negatieve zin. Als Paulus in Galaten 3 tegen de betoverde Galatieërs zegt, dan zegt hij; “Wie heeft ulieden betoverd, dat gij door de werken de wet weer de geest wil terug ontvangen?” Dus wanneer wij weer in de werken der wet terugvallen, dat is een teken van de dood. Ook een kind van God die de troost, de liefde en de gemeenschap kwijt is, die valt vaak weer in de verzoeking om door de werken op te klimmen naar God. Maar wat is dan leven van genade? Dat is niet werken, dat is rusten! Dat is Christus laten werken! Wat moet ik dan nog doen? Zie op Hem, dat is leven uit de genade! Ziende op de overste Leidsman en de voleinder van het geloof, Jezus Christus! Is dat werken? Is dat door ingestorte genade werken? Dat leert Rome! Rome leert dat je ingestorte genade krijgt om te werken. Ik zeg dat de Kerk geloof krijgt, om te geloven. Om op het werk van de dierbare Bruidegom te rusten. En als je dàt dan werken wil noemen, dan mag je dat doen. Nogmaals het is geen werken, het is rusten op het volbrachte werk van Christus. Maar er zijn toch goede werken? De apostel Paulus zegt, dat Christus de werken voorbereidt heeft, de werken voor een kind van God, die liggen al voorbereidt in de hemel. En door het wandelen in de hemelen mogen ze leven uit de werken van Christus. Wat is dat een bevrijding! Want ook een kind van God, na ontvangen genade, is een zondaar. Ik heb vanavond geen andere boodschap, dan dat ik roemen kan in Christus. Als ik mag zien dat Hij voor mij de werken heeft volbracht. Ook de werken na ontvangen genade. Wat moet ik dan nog doen? In Hem blijven. Blijf in Mij, en gij zult veel vrucht dragen. En weet je hoe het nu gaat met een wijnstok. De rank mag sappen trekken uit de Wijnstok. Er zijn heel veel mensen die hangen vruchten aan de rank, maar dat zijn geen vruchten. De ware vruchten zijn die, die uit Christus mogen trekken. En de rank mag de vruchten dragen, meer niet. Waar blijven bij u de woorden: “Strijd om in te gaan”? Volgens u moet je alleen maar afwachten, net als iemand die op de bus staat te wachten. Ik wens jullie vanavond één ding toe: ‘ik hoop dat je vanavond allemaal op de bus wacht, maar dan (met eerbied gesproken) mijn ogen wachten op U, o Heere’. Dat is nou zalig worden. Zien en uitzien. Immers is mijn ziel stil tot God, want van Hem is mijn verwachting. Is dat nou zalig worden?? Ja, dat is nou zalig worden. Maar er staat toch: “strijd om in te gaan door die enge poort” Ja, dat is waar, dat eist de Heere ook van ons. Werkt u zelfs zaligheid, dat eist de Heere van ons. Gelooft in de Heere Jezus Christus, dat eist de Heere van ons. Ja, dat eist Hij wel. Belijdt vanavond maar als je thuis komt: ‘Heere ik breng er niets van terecht, ik heb vanavond gehoord, dat elke inspanning dat ik probeer op te klimmen tot U vruchteloos is’. ‘Heere mijn ogen wachten op u’. Denk je meisje, dat Hij je zal laten wachten. ‘Wat
verwacht ik o Heere, mijn hoop is op U’. Dacht je dat de Heere die hoop zal laten beschamen? Die Hem verwachten die zullen de kracht vernieuwen, en die zullen zalig zijn. Dat wens ik jullie van harte toe!