Bodemdiertjes favoriete voedsel
Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel Doelgroep: Groep 4 t/m 8 Leerstofgebied: Wereldoriëntatie Werkvorm: Groepjes Duur: ± 30 minuten Doel van de opdracht: Leerlingen leren wat het favoriete voedsel van enkele bodemdiertjes is en hoe je dat kunt testen. Materiaal: Dozen (het liefst schoenendozen met deksel), vlees (bijv. ham, worst), fruit, suiker (of honing), verse blaadjes, rottende blaadjes. Vereiste voorkennis: Geen
Opdracht in het kort Groepjes kinderen maken een doos met verschillend voedsel in iedere hoek. Ook in het midden ligt iets te eten. Dan laten ze een aantal bodemdiertjes vrij in de doos en doen ze de deksel er op. Ze voorspellen waar de diertjes naar toe zullen gaan en waarom. Na een 10 – 15 minuten kijken ze waar alle beestjes zitten en schrijven dat op het werkblad. Voorbereiding Deze les sluit goed aan op de les ‘Bodemdiertjes bekijken’. Er zijn dan al bodemdiertjes in de klas en leerlingen zitten in groepjes. Vraag kinderen ruim van te voren om schoenendozen mee te nemen. Niet elke leerling heeft een doos nodig. Als de kinderen in groepjes zitten, is een doos per groepje voldoende. Laat leerlingen diertjes meenemen naar school of vang zelf alvast wat beestjes. Het experiment kan ook met alleen pissebedden gedaan worden, maar hoe meer verschillende beestjes hoe leuker! Denk aan slakken, mieren, kevers, duizendpoten, miljoenpoten etc. Wormen zijn niet zo handig. Print voor iedere leerling een werkblad uit. Bedenk van te voren of u zelf het voedsel voor in de dozen al meeneemt of dat u de leerlingen zelf het voedsel aanbod voor de diertjes laat meenemen/bepalen. Introductie Vertel de klas dat ze het over het voedsel van kleine diertjes die op de grond leven gaan hebben. Vraag de kinderen wat er allemaal te vinden is op en in de bodem? Bladeren, insecten, afval van mensen, poep, takken, paddenstoelen, plantenwortels etc.
Bodemdiertjes favoriete voedsel
“Het zou niet goed zou zijn als al die dingen zoals bladeren, takken, poep, afval van mensen blijven liggen. Gelukkig ruimt de natuur zijn eigen afval op. Bodemdiertjes maken de grond schoon en vruchtbaar. Maar wie eet nou wat? Dat gaan jullie onderzoeken.” Opdracht Leerlingen schrijven eerst op het werkblad welke diertjes ze hebben (of laat ze er bijvoorbeeld 3 kiezen om op te schrijven). Ze leggen daarna verschillende soorten voedsel in hun doos. In elke hoek en in het midden iets anders. Daarna mogen de beestjes er bij en gaat de deksel op de doos. Dozen blijven op tafel staan. Niemand mag er meer in kijken! Nu hebben leerlingen de tijd om het werkblad in te vullen. Ze voorspellen waar de diertjes op gaan zitten. Iedereen vult zijn eigen werkblad in en doet zijn eigen voorspelling. Natuurlijk mag er overlegd worden. Vragen die u kunt stellen om te helpen met de voorspelling : Op welke plekjes zie je deze diertjes vaak? (boven of onder de grond? natte of droge plekjes?) En wat voor voedsel er te vinden op deze plekjes? Welk diertje ziet er gevaarlijk uit qua kleur of vorm en zou een vleeseter kunnen zijn? Van welke dieren heb je wel eens last in huis of in de (moes)tuin? Waar zitten ze dan op? Na 10 – 15 minuten mogen ze in de doos kijken. Waar zitten de diertjes op of bij? Laat ze het opschrijven. NB: Er is ook een grote kans dat niet alle beestjes gaan eten. Maar de plek waar ze in de buurt gaan zitten, kan ook een aanwijzing zijn voor hun favoriete voedsel. Afsluiting Vraag de leerlingen of hun voorspelling uit is gekomen. Lees van een aantal dieren de tekst voor uit het document ‘Wie eet wat?’ in de bijlage van deze lesbrief. Klopte de bevindingen van de klas met de tekst? Zet de diertjes na afloop buiten terug op een groen plekje. Veel plezier met het experiment!
Bodemdiertjes favoriete voedsel
Bijlagen Wie eet wat? Bodemdiertjes
Voedsel
Pissebedden
Het eten van pissebedden bestaat uit rottende bladeren en schimmels. Pissebedden kunnen alleen overleven op vochtige plaatsen. Hun grootste vijand is uitdroging! Dit komt omdat pissebedden ademhalen met een soort pootjes onder hun buik en deze moeten altijd vochtig blijven. Pissebedden worden door veel dieren gegeten, zoals vogels, amfibieën, spinnen en insecten.
Slakken
Het lichaam van een slak bestaat voor een heel groot deel uit water. Door hun slijmerige huid drogen ze niet snel uit. Maar het slijm is ook vooral om te bewegen over de bodem. Slakken eten dode diertjes en plantjes, maar ze lusten ook graag levende planten en dieren. Tuinslakken houden bijvoorbeeld veel van brandnetels! Veel vogels eten slakken, vooral de zanglijster, maar ook kikkers, padden, duizendpoten en grote roofkevers eten ze.
Wormen
Regenwormen eten resten van dode en rottende planten en dieren. Ze maken gangen in de grond, waardoor de grond luchtig blijft en waterdoorlatend. Dat is fijn voor planten. Wormen hebben een dun huidje, daarom leven ze graag in vochtige grond. Regenwormen zijn voedsel voor veel vogelsoorten, zoals de merel, kraai, en het roodborstje. Egels, dassen en mollen eten ook regenwormen en kleine diertjes zoals kevers, duizendpoten en naaktslakken lusten ze ook.
Duizendpoten
Duizendpoten zijn snelle jagers met giftige kaken. Ze eten kleine diertjes zoals insecten, slakken, wormen, pissebedden en spinnen. worden gegeten. Duizendpoten zijn nuttige dieren omdat ze aan planten knagende dieren opeten. Vijanden van duizendpoten zijn grotere roofinsecten als loopkevers, amfibieën en vooral vogels.
Miljoenpoten
Miljoenpoten eten rottende planten, rottend hout en ook paddenstoelen. Ze worden graag gegeten door vogels, kikkers, egels
Bodemdiertjes favoriete voedsel
en sommige soorten kevers. Om aan deze dieren te ontsnappen vluchten ze weg of rollen ze zich op. Miljoenpoten kunnen niet bijten of steken. Kevers
Tot de roofkevers behoren het lieveheersbeestje (eet bladluizen) en loopkevers. Er zijn ook veel kevers die planten eten of zelfs hout (boktorren). Boktorren kunnen schade aanrichten aan houten spullen zoals meubelen, daken, kunstvoorwerpen en bomen. Mestkevers en aaskevers zijn “opruimers”.
Oorwormen
Oorwormen zijn alleseters. Ze houden van dieren en planten, dood of levend! Oorwormen zijn voor veel dieren een makkelijk hapje, omdat ze niet giftig zijn en niet steken. Ze worden gegeten door vogels, zoogdieren, amfibieën en spinnen. Als een oorworm verstoord wordt, laat hij zich vallen en kruipt snel weg.
Mieren
Mieren houden vooral van zoet. Het meeste voedsel dat mieren eten wordt door bladluizen gemaakt. Bladluizen halen eiwit uit planten en daar maken ze een zoete nectar van. Dat wordt honingdauw genoemd. Mieren ‘melken’ de bladluizen om de honingdauw te krijgen. Alle dieren die insecten eten, eten ook mieren. Vooral de miereneter!
Spinnen
Alle spinnen zijn rovers, ze eten vooral insecten die ze in een web vangen. Eerst doden ze hun prooi met een gifbeet. Daarna maken ze de prooi vloeibaar door het inspuiten van speeksel en zuigen ze hem leeg! Spinnen eten vooral vliegen en muggen, maar een aantal spinnen eet ook kreeftachtigen, sprinkhanen, mieren of andere spinnen. De belangrijkste vijanden van spinnen zijn insectenetende dieren zoals hagedissen, slangen, kikkers, padden en vooral vogels.
Aansluiting kerndoelen Oriëntatie op jezelf en de wereld > Natuur en techniek
Bodemdiertjes favoriete voedsel
40 Leerlingen leren in de omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41 Leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Links naar interessante websites http://www.dierenzoeker.nl/ http://www.eisnederland.nl http://www.nederlandsesoorten.nl