Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
NATUURLIJKE ENTITEITEN Bijlage bij cluster Natuurlijke Entiteiten – Gemeenten en Provincies
Leidraad voor de opmaak van het onderdeel natuur, landschap, bos en groen in het milieubeleidsplan van gemeenten en provincies – Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007
LEIDRAAD voor de opmaak van het onderdeel natuur, landschap, bos en groen in het milieubeleidsplan van gemeenten en provincies Doel van deze leidraad De nieuwe samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse overheid biedt gemeentebesturen, provinciebesturen en hun diensten de kans om een stap te zetten naar een meer duurzame samenleving, ook op lokaal niveau. Gemeenten en provincies hebben heel wat taken en opdrachten. Tijd en menskracht zijn vaak beperkt en schaars. Het is dus belangrijk om efficiënt te kunnen werken. Gemeentelijk en provinciaal milieubeleid kunnen en mogen niet worden herleid tot het produceren van stapels papier, tot het maken van allerlei plannen. Een milieubeleidsplan is een middel, geen doel op zich. Het belangrijkste van het milieubeleid is dat er een actieplan komt met concrete, succesvolle projecten op het terrein. Om zinvolle projecten effectief en efficiënt te realiseren kan een zorgvuldige planning een handige hulp zijn. We leggen daarbij prioriteiten en geven aan wat we willen realiseren, wanneer, hoe en welke middelen daarvoor nodig zijn. Met deze leidraad willen we een ‘model’ aanbieden voor de opmaak van het onderdeel natuur, landschap, bos en groen. Uitermate belangrijk is het verweven van deze vier deelclusters. We willen deze elementen niet in aparte ‘hokjes’ stoppen, maar we willen ze samen bekijken en er acties voor uitwerken. Bij elke actie van gemeente of provincie zou idealiter steeds gedacht moeten worden aan de positieve effecten voor natuur, landschap, bos en groen. Deze leidraad vormt daarbij een handleiding; het is geen verplichting. Gemeenten of provincies die al op eigen initiatief zijn gestart, kunnen deze leidraad als toetsing gebruiken om de eigen aanpak na te kijken en eventueel bij te schaven. We bekijken eerst even de krachtlijnen voor de cluster natuurlijke entiteiten. Vervolgens bieden we - als model - een stappenplan aan en geven meer details bij de verschillende stappen.
Bijl NE 04 – pagina 1/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Cluster Natuurlijke Entiteiten De cluster Natuurlijke Entiteiten bestaat uit de deelclusters natuur, landschap, bos en groen. Het is erg belangrijk dat deze cluster een stap verder gaat dan het vroegere Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP), door nu de elementen landschap, bos en groen bewust mee op te nemen en met elkaar te verweven. In een aantal Gemeentelijke Natuurontwikkelingsplannen en Provinciale Milieubeleidsplannen gebeurde dat vroeger ook al. We willen dat nu - weloverwogen - voor alle milieubeleidsplannen doen. Het is nuttig en nodig om eerst even de doelstellingen en de verwachtingen voor deze deelclusters van korter bij te bekijken. è Bij natuur geeft onder andere het Natuurdecreet aan wat er (in grote lijnen) verwacht wordt van de gemeenten en de provinciebesturen. In hoofdlijnen wordt verwacht dat een lokaal bestuur zich toespitst op: · ·
natuur als lijnen en linten (verbindingen) in het landschap; natuureducatie, voorlichting en vorming.
Deze hoofdlijnen zijn echter niet bedoeld als beperking voor wat een (provincie -) of gemeentebestuur kan doen. Zo kan een gemeentebestuur ook een erg belangrijke rol vervullen bij de handhaving van de regelgeving, bijvoorbeeld bij de naleving van het vegetatiewijzigingsbesluit. Of een provincie kan in nauwe samenwerking met verschillende gemeenten een voortrekkersrol spelen bij de oprichting van een regionaal landschap. Bij de realisatie van grote eenheden natuur is de trekkersrol eerder weggelegd bij de Vlaamse overheid en de erkende terreinbeherende natuurverenigingen. Maar ook hier kunnen gemeenten en provincies een eigen rol spelen, onder andere bij de ondersteuning van terreinbeherende verenigingen. è Als we spreken over landschap, dan gaat het vooral over de ervaring en beleving van onze leefomgeving. We zien en ervaren overal een landschap: in de stad of op het platteland, in een natuurterrein of in een industriegebied. In de context van deze leidraad ligt de nadruk op de kwaliteit van het landschap in de open ruimte. Zeker in Vlaanderen gaat het bij de benadering van het landschap niet alleen over de landschapsecologische aspecten (de relaties van levensgemeenschappen van planten en dieren met hun omgeving), maar ook over alle invloeden die ons landschap hebben vorm gegeven, niet in het minst de mens zelf. Ook cultuurhistorie speelt dus een belangrijke rol. De taakstelling van de gemeenten kan er uit bestaan dat ze kiezen voor de ondersteuning van het Vlaamse beleid of voor een aanvullend beleid voor de lokaal waardevolle (kleine) landschappen. De taakstelling van de provincies ligt eerder bij de ondersteuning van het Vlaamse beleid voor de gemeentegrensoverschrijdende ankerplaatsen en de inkadering van de landschapszorg in het vergunningenbeleid. è In Vlaanderen is bos schaars en tegelijk is er een grote vraag naar bos, bijvoorbeeld voor recreatie. Bos is ook een natuurlijke leefomgeving voor tal van planten en dieren, maar bossen zijn ook al eeuwenlang zeer sterk door mensen beïnvloed. Tegelijk spelen bossen ook een belangrijke rol in de kwaliteit van het milieu, bijvoorbeeld door het vastleggen van koolstofdioxide, als bescherming tegen erosie en als infiltratiegebied voor de aanvulling van grondwater. ‘Last but not least’ levert het bos een duurzame grondstof: hout.
Bijl NE 04 – pagina 2/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
De verschillende functies die het bos moet vervullen (multifunctionaliteit) zijn verankerd in het Bosdecreet en in de beheervisie voor openbare bossen van de afdeling Bos & Groen die de krachtlijnen geeft voor een duurzaam bosbeheer. Het bosbeheer van de openbare bossen wordt uitgevoerd door de Vlaamse overheid. Provinciale en lokale besturen kunnen een belangrijke ondersteunende rol spelen bij het realiseren van bosuitbreiding en creatieve projecten voor recreatief medegebruik (bijvoorbeeld speelbossen). è Groen is een vlag die vele ladingen dekt. In deze context gaat de aandacht vooral naar meer bereikbare groene open ruimten en het versterken van ‘groenstructuren’, in het bijzonder in de bebouwde omgeving. We willen groen als een geheel zien en daarbij ook denken in termen van netwerken. Groene structuren in de bebouwde omgeving zorgen voor een (onder andere visueel) aantrekkelijke leefomgeving, voor herkenning en identiteit. Weloverwogen aangeplante groenstructuren kunnen ook een bijdrage leveren tot de geleiding en vertraging van het verkeer in de bebouwde omgeving. Tot voor kort werd vaak vooral aandacht besteed aan de vormgeving en aan praktische elementen (zoals gemakkelijk onderhoud), eerder dan aan ecologische aspecten. Ook dit verandert langzaam. De Vlaamse overheid wil met de principes van ‘Harmonisch Park- en Groenbeheer’ een kader bieden voor het beheer van openbaar groen in de bebouwde omgeving en wil zo meer zorg besteden aan het bevorderen van de verscheidenheid van planten- en diersoorten (biodiversiteit). Bij zorgen voor natuur in groenstructuren en parken wordt een zorgvuldige afweging gemaakt en er wordt ook rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde en de praktische bruikbaarheid voor een intensief gebruik door een breed publiek.
Bijl NE 04 – pagina 3/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Een plan in 7 stappen Voor het opstellen van een zorgvuldige planning gelden een aantal algemene principes, die ook toegepast kunnen worden bij deze leidraad. Volgende elementen zouden kunnen worden opgenomen in een stappenplan voor de opmaak van het onderdeel natuur, landschap, bos en groen in het milieubeleidplan.
Evaluatie van bestaande plannen. In kaart brengen actuele toestand. Eigen visie met prioriteiten. Actieplan met duidelijke doelen. Met per actie: ·
Taakverdeling;
·
Inzet van middelen;
·
Evaluatie en terugkoppeling.
Bijl NE 04 – pagina 4/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Maak een korte, krachtige en kritische evaluatie van bestaande plannen en ideeën Het is aan te bevelen om een korte, krachtige en kritische evaluatie te maken van bestaande plannen en ideeën rond natuur, landschap, bos en groen. We kunnen daarbij sterke en zwakke punten selecteren: doelen die werden bereikt en doelen die niet werden gerealiseerd. Het is interessant om bij projecten te kijken naar de reden van succes. Maar het is ook van groot belang om aan te geven waarom bepaalde doelen niet tot een goed einde zijn gebracht. De redenen of oorzaken kunnen bijvoorbeeld zijn: · · · · ·
te vage formulering van de doelstellingen te weinig kennis of deskundigheid te weinig tijd te weinig middelen (menskracht, geld) te weinig samenwerking (intern, met andere overheden, met doelgroepen)
Uit deze oefening kunnen we lessen trekken tot verbetering. We kunnen zoeken naar externe deskundigheid en hulp of intergemeentelijke samenwerking. Misschien zijn meer financiële middelen op de begroting en beter overleg met andere overheden nodig. Of het kan wenselijk zijn om meer lokale groepen, verenigingen of organisaties bij de projecten te betrekken. Het is bij het uitwerken van onze visie en het bijhorende actieplan nodig om een evenwicht tussen ambitie en haalbaarheid te zoeken. Het heeft bijvoorbeeld niet veel zin om ‘theoretische’ projecten te formuleren die zich afspelen op privé-terreinen, als al bij voorbaat verwacht kan worden dat samenwerking met die private partners heel erg moeilijk of onmogelijk zal zijn. De ambities mogen of moeten echter ook niet te laag worden ingezet. Zeker op het ‘publieke’ domein liggen nog heel wat kansen om de zorg voor natuur, landschap, bos en groen te verbeteren en samen te versterken, zelfs in een ‘natuur- en bosarme’ regio.
Bijl NE 04 – pagina 5/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Breng de actuele stand van zaken in kaart Het is erg zinvol om een duidelijk beeld te geven van wat er op het eigen grondgebied allemaal bestaat of gebeurt. Daarbij brengen we de actuele stand van zaken goed in kaart. Voor alle duidelijkheid: een goed milieubeleidsplan mag zeker niet louter de zoveelste ‘inventaris’ worden, waarbij veel aandacht gaat naar opsommingen en kaarten, maar heel weinig naar concrete projecten op het terrein. In een eerste fase kunnen we de relevante gebiedsgerichte projecten overlopen in: · · · · · · · ·
speciale beschermingszones in uitvoering van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn; grote eenheden natuur in het Vlaams Ecologisch Netwerk; natuurinrichtings- of landinrichtingsprojecten; Vlaamse natuurreservaten, erkende natuurreservaten en lopende reservaatprojecten; bosreservaten, domeinbossen, gemeentebossen en zoekzones voor bosuitbreiding; beschermde landschappen, dorpsgezichten, beschermde monumenten en hun omgeving; ankerplaatsen en relictzones; (openbare) parken, groene ruimten en groenstructuren binnen de bebouwde omgeving.
Een weergave op kaart kan worden aangevuld met praktische gegevens (onder andere oppervlakte, soort beheer, beheerder en overige betrokken partijen) en per gebied kan worden aangegeven wat de betrokkenheid van gemeente of provincie is. Bij het bepalen van de eigen visie en de uitwerking van het actieplan kan verder ook gekeken worden of op het grondgebied soorten van de ‘Rode Lijsten’ voorkomen. ‘Rode Lijsten’ bestaan voor zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels, … Ook de soorten uit de bijlagen van de Vogel - en Habitatrichtlijn zijn belangrijk. Om meer mensen en groepen te betrekken bij het beleid kan worden aangegeven welk aanbod er bestaat op vlak van educatie, vorming en voorlichting en op welke manier de gemeente of de provincie daarbij betrokken is: · · · · ·
opleidingen en vormingsprogramma’s voor het eigen personeel; jaarlijks terugkerende programma’s (Week van het Bos, Dag van het Park, Dag van de Natuur, Milieuzorg op School, ...); beschikbare cursussen van verenigingen of organisaties (natuurgids, …) voor het brede publiek en/of voor specifieke groepen; betrokkenheid bij bezoekers - of educatieve centra; betrokkenheid bij educatieve of studienetwerken.
Bijl NE 04 – pagina 6/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Bepaal een eigen visie met eigen prioriteiten Prioriteiten Bij de uitwerking van deze visie en het actieplan verwacht de Vlaamse overheid van gemeenten en provincies vooral aandacht voor: · · · · · · · · · · · · · · · ·
omzetten van de zorgplicht voor natuur in de praktijk; gemeente- of provincie-eigendommen in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN); speciale beschermingszones in uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn; beschermd onroerend erfgoed en omgeving; meer bereikbare groene en open ruimten; versterken van groenstructuren in de bebouwde omgeving; ankerplaatsen en relictzones; ruimtelijk structurerende elementen zoals bakens, lijnelementen,…; versterken van de bosstructuur; bosuitbreiding; integraal waterbeheer; beheer en ontwikkeling van kleine landschapselementen in verbindingsgebieden; ontsnippering; bijzondere soorten; handhaving van regelgeving; voorlichting en verhogen van de betrokkenheid van mensen en groepen.
Op basis van de actuele stand van zaken en bovenstaande prioriteiten kan de eigen visie worden uitgewerkt. Het is van belang om aan te geven of de gemeente (of de provincie) optreedt als trekker (initiatiefnemer) of eerder ondersteunend in samenspraak en samenwerking met andere overheden, organisaties of verenigingen. Projecten voor het realiseren en beheren van natuurreservaten, natuurinrichtings - of landinrichtingsprojecten, het beheer en de uitbreiding van bossen, … worden vaak door de Vlaamse overheid (afdeling Natuur en afdeling Bos & Groen, in samenwerking met de Vlaamse Landmaatschappij) of door de erkende terreinbeherende natuurverenigingen uitgevoerd. Voor wat de uitbreiding van bossen betreft, vereisen de doelstellingen, die opgenomen zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (10 000 hectare bosuitbreiding), dat ook vanuit provincies en gemeenten, in overleg met de Vlaamse overheid, initiatieven worden genomen. Gemeente en provincie kunnen een belangrijke ondersteunende functie vervullen door: · · · ·
eigen terreinen (of terreinen die eigendom zijn van een OCMW) ter beschikking te stellen voor bosuitbreiding, speelbossen, oprichting of uitbreiding van natuurreservaten of voor natuurinrichtingsprojecten; financiële ondersteuning te geven aan de erkende terreinbeherende natuurverenigingen; financiële ondersteuning te geven voor het beheer van terreinen; indien nodig en wenselijk en in nauwe samenspraak met de terreinbeheerders, zelf te investeren in de aankoop van terreinen.
Buiten de grote eenheden natuur (in ontwikkeling) van het Vlaamse Ecologisch Netwerk is het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) eveneens erg belangrijk. Bij IVON is er sprake van verweving en verbinding. è In verwevingsgebieden is natuur verweven met andere functies. Dit is onder andere het geval bij parken en bossen.
Bijl NE 04 – pagina 7/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
è Bij verbindingsgebieden spelen lijn- en lintvormige elementen (hagen, houtkanten, bomenrijen, holle wegen, bermen, oevers, …) een belangrijke rol. In deze context kan een gemeente of een provincie als beheerder van onder andere wegbermen en waterlopen een zeer belangrijke voortrekker zijn en het ‘goede voorbeeld’ geven. In landschappen met een speciale kwaliteit kan aandacht gaan naar herstel van oude verbindingen, heraanleg van dreven, hoogstamboomgaarden, poelen, klein historisch erfgoed (kapellen, kruisen, …). Vaak gaat dit ook gepaard met het behoud, herstel of de aanleg van leefgebieden voor speciale soorten (denk aan vleermuizen, libellen, vlinders, amfibieën en reptielen) die ook of zelfs vooral leven buiten de grote eenheden natuur of natuurreservaten. Zorgen voor natuur, landschap en groen in de bebouwde omgeving Er zijn nogal wat bijzondere en/of zeldzame soorten die zeker niet alleen in grotere natuurgebieden voorkomen. In de bebouwde omgeving zijn zelfs nogal wat soorten bijna exclusief afhankelijk van een ‘man-made’ leefomgeving; we geven enkele voorbeelden: · · · · · · · ·
overwinterende vleermuizen in ijskelders, bunkers, mergelgrotten of oude forten, zomerkolonies van vleermuizen op zolders van kerken of kastelen, broedende gierzwaluwen in kieren en spleten van oude gebouwen, kolonies huiszwaluwen onder brede dakranden, kauwenkolonies in oude schouwen van een school of in de holten van een oude dreef, een broedende kerkuil in een torenspits, een broedende torenvalk in een holte van een kerktoren, een ruïne, waar zeldzame varens en andere bijzondere plantensoorten op de muren groeien, …
Zorg voor beschermde monumenten en hun omgeving, de zorg voor groen in de bebouwde omgeving en de zorg voor natuur en landschap kunnen hier opvallend worden verweven. Een gemeente of een stad kan bijvoorbeeld een project opstarten ‘historische gebouwen en zeldzame soorten’ om bewust en doelgericht de leefomgeving en de groeiplaatsen van deze soorten in stand te houden en te verbeteren en om te verhinderen dat bijvoorbeeld bij restauraties deze soorten zouden verdwijnen. In de bebouwde omgeving kan de (verdere) uitbouw van een netwerk van groenstructuren niet alleen de levenskwaliteit van de bewoners verhogen, maar ook meer natuur dichter bij mensen brengen. Bij (gemeentelijke) parken en openbaar groen kan veel meer aandacht gaan naar ‘Harmonisch Park- en Groenbeheer’ door, in afweging met de verschillende functies, zeer bewust te kiezen voor diversiteit en dynamiek in structuren en de aanplanting van streekeigen soorten. Zorgen voor soorten Soortgericht beleid kan toegespitst zijn op één welbepaalde soort. Er zijn enkele soorten die in Vlaanderen maar op enkele plaatsen of in één streek voorkomen. Voorbeelden zijn das, hamster, adder, vroedmeesterpad of vuursalamander. Gemeenten en provincies kunnen een heel belangrijke rol spelen bij behoud en herstel van het leefgebied van deze soorten. Het is niet alleen van belang om het eigenlijke leefgebied van de kwetsbare en/of zeldzame soort te beschermen, maar ook om te verhinderen dat dieren die zich verplaatsen sneuvelen door het verkeer. Dergelijke voorzieningen kan een gemeente zelf plaatsen. Het voordeel is dat dit ook erg nuttig is voor een waaier van dieren
Bijl NE 04 – pagina 8/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
(egel, bunzing, wezel, hermelijn). Dit voorbeeld gaat ook op voor amfibieën. De aanleg van ecorasters en -tunnels is een duurzame oplossing om verkeersslachtoffers te vermijden. Mensen betrekken bij acties Een belangrijke opdracht voor de gemeenten en de provincies is het betrekken van meer mensen bij de zorg voor natuur, landschap, bos en groen. Bij bossen is er bijvoorbeeld ook vraag naar speelruimte voor onder andere jeugdverenigingen. In nauwe samenspraak met de bosbeheerder en de toekomstige gebruikers (onder andere jeugdverenigingen) kan een gemeente een trekkersrol spelen om een speelbos af te bakenen * en dit speelbos op een creatieve, avontuurlijke manier met natuurlijke materialen in te richten. In de stedelijke of bebouwde omgeving liggen vele duizenden kleinschalige percelen. Heel vaak worden deze niet op een erg ‘natuurvriendelijke’ manier ingericht en beheerd. Nochtans liggen hier heel veel kansen om natuur in de stad en dichter bij de mensen te brengen. Zo kunnen bijvoorbeeld acties op touw worden gezet om hagen aan te planten met streekeigen soorten. Het is belangrijk dat een stad of gemeente ook zelf het goede voorbeeld geeft bij aanleg en beheer van haar eigen groenstructuren. Deze zijn een leefomgeving en voedselbron voor vele honderden soorten insecten en vogels. Meer en bereikbare groene ruimten (zeker in een sterk verstedelijkte omgeving) zijn natuurlijk ook heel belangrijk voor het welzijn van de burgers zelf en kunnen op een milieu- en natuurvriendelijke wijze beheerd worden. Een bijdrage leveren aan een groenere leefomgeving is ook mogelijk zonder tuin. Aanleg van groendaken kan door iedereen die een plat of hellend vlak heeft, maar ook tegeltuinen bieden mogelijkheden. De gemeente kan een stimulerende rol spelen door zelf groendaken en tegeltuinen aan te leggen, promotie te voeren en een subsidie te voorzien voor de aanleg. Groendaken zijn een voorbeeld om niet alleen een aantrekkelijke voedselbron voor onder andere vlinders te creëren, maar ook om een natuurlijke ‘spons’ op een plat (of hellend vlak) dak te voorzien die water opvangt, opslorpt en langzaam vrijgeeft. Gemeente- en provinciale scholen kunnen projecten op touw zetten om de kennis over natuur, landschap, bos en groen te verbeteren. Naast kennis zijn ervaring, beleving en betrokkenheid heel belangrijk. Dat kan gestimuleerd worden door een groep jonge mensen (of evengoed een groep van bijvoorbeeld een andere dan een natuurvereniging) eens zelf de handen uit de mouwen te laten steken bij het beheer van een natuurgebied, een bos, een waardevol landschap of een groene ruimte in de bebouwde omgeving. Ook de eigen medewerkers zijn zeer belangrijk. Zo wordt sterk aanbevolen dat de milieudienst en de groendienst meer intensief gaan samenwerken. Het is ook belangrijk om de medewerkers van de diensten die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke ordening en voor het beheer van wegen en waterlopen te betrekken bij acties. Daarbij kan het zeer interessant zijn om meer aandacht te besteden aan de (ecologische) vorming van de eigen medewerkers.
*
Een handig hulpmiddel is de brochure van Steunpunt Jeugd, Jeugdwerk & Jeugdbeleid vzw: ‘Jeugd bij bosjes. Groene Speelruimte gepland & geplant’ Bijl NE 04 – pagina 9/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Werk een actieplan uit en bepaal de doelstellingen nauwkeurig Als we onze eigen visie hebben, is het van groot belang om te bepalen welke doelstellingen we nastreven en welke acties noodzakelijk zijn. Deze worden vervolgens opgenomen in een actieplan. Dat betekent dat doelstellingen niet alleen kwalitatief (wat we willen bereiken), maar ook kwantitatief (in welke mate we iets willen bereiken) weergegeven worden. Cijfers (die zelf een afweging zijn tussen ambitie en haalbaarheid) laten toe om achteraf meer nauwkeurig te kunnen evalueren. Voor elke actie wordt ook de locatie duidelijk aangegeven. Het is hier erg belangrijk om eerst zorgvuldig te overwegen waar en hoe we deze gaan uitvoeren. Bij elke actie zouden we moeten toetsen hoe deze een positieve bijdrage levert aan natuur, landschap, bos en groen. Enkele voorbeelden van acties met verweving van de zorg voor natuur, landschap, bos en groen: · · · · · · · · ·
aanleg van 20 nieuwe poelen op gemeente-eigendommen in het Vlaams Ecologisch Netwerk om de kamsalamander (soort uit de Habitatrichtlijn) duurzame overlevingskansen te geven; herstelbeheer (onderhoud, aanvulling en aanleg) van 5 kilometer hagen in beschermde landschappen in de gemeente; aanplanting van 200 linden, als dreef naar een beschermd kasteeldomein; plaatsen van 50 kunstnesten voor huiszwaluwen en 20 gierzwaluwendakpannen bij een oude brouwerij, die beschermd is omwille van de industrieel - archeologische waarde; aanleg van twee amfibieëntunnels met 500 meter raster bij een vijver bij een drukke verkeersweg; aanleg van 3 hectare bos met streekeigen soorten als verbinding russen twee bestaande bossen; inrichting van een nieuw buurtparkje van 10 are midden in de stad, in een wijk waar weinig publieke ruimten zijn en waarbij streekeigen bomen en struiken gebruikt worden voor de groenstructuur; herinrichting van 100 meter rivieroever in de stad als groen lint in de verstedelijkte omgeving; organisatie van twee vormingsdagen over ‘natuurvriendelijk groenbeheer’ voor eigen personeel.
Bij elke actie hoort ook een duidelijke timing. Voor elk project wordt aangegeven hoeveel tijd nodig is voor de voorbereiding en de uitvoering. Eventueel kan dit gespreid worden over verschillende jaren. Voor elk project wordt ook aangegeven in welk seizoen of welke periode dit wordt uitgevoerd. Voor elk jaar wordt aangegeven welke doelstellingen de gemeente wil bereiken. Bij de verschillende acties is het belangrijk om telkens ook de volgende stappen te zetten.
Bijl NE 04 – pagina 10/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Verdeel de taken Bij elke actie is een duidelijke taakverdeling nodig. Bij het stellen van de eigen prioriteiten kan de gemeente of de provincie aangeven of ze zelf als trekker/initiatiefnemer optreedt of eerder ondersteunend gaat werken voor andere beleidsniveaus en/of organisaties. Het is belangrijk om aan te geven welke diensten (van binnen of buiten de gemeente), verenigingen, groepen, … betrokken worden bij de actie. Een optie kan zijn om over de gemeentegrenzen heen te gaan werken. Intergemeentelijke projecten hebben het voordeel dat voorbereiding, voorlichting en bijvoorbeeld aankoop en inzet van materiaal door één team kan gebeuren. Als de gemeente zelf volledig instaat voor uitvoering is het belangrijk om intern een (voor iedereen bekende) verantwoordelijke aan te duiden en er voor te zorgen dat het nodige materiaal en de nodige menskracht (bijvoorbeeld van de technische dienst) gereserveerd zijn op het gepaste ogenblik. In een (kleinere) gemeente met beperkte menskracht, kan het ook zijn dat er onvoldoende (gespecialiseerde) kennis of deskundigheid in huis is. Lokale afdelingen van natuurverenigingen, thematische werkgroepen (rond vleermuizen, amfibieën en reptielen, roofvogels, kerkuilen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels, hoogstamboomgaarden, …), provinciale koepels voor natuurstudie, netwerken voor natuureducatie, heemkundige verenigingen, verenigingen voor bos en groenvoorziening, regionale landschappen,… kunnen zeer waardevolle ondersteuning geven bij de voorbereiding en uitvoering van een project. Heel wat beleidsondersteunende wetenschappelijke kennis is voorhanden bij het Instituut voor Natuurbehoud en het Instituut voor Bos- en Wildbeheer. Om bepaalde vaardigheden aan te leren of om specifieke cursussen te organiseren kan onder andere een beroep gedaan worden op het Educatief Bosbouwcentrum Groenendaal of het Centrum voor Natuur- en Milieueducatie. Externe deskundigen zijn ook te vinden bij universiteiten of adviesbureaus. Het kan ook een bewuste keuze zijn om vrijwilligers (al dan niet in verenigingsverband) te betrekken bij de uitvoering van een project.
Bijl NE 04 – pagina 11/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Geef aan welke middelen ingezet worden Als we concrete projecten op het terrein willen realiseren, dan veronderstelt dit dat de gemeente of de provincie ook op de eigen begroting zelf voldoende middelen voorziet. Maar een goed milieubeleid wordt niet alleen met financiële middelen gevoerd. Ook de inzet van juridische instrumenten en (vooral) de handhaving van bestaande regelgeving kunnen zorgen voor behoud van natuur, landschap, bos en groen. Financiële middelen Het is nodig om de kost van elke actie zo nauwkeurig mogelijk in te schatten en om aan te geven of de financiering met eigen middelen gebeurt of dat er ook bijkomende middelen (subsidies) worden gevraagd/gezocht. Juridische randvoorwaarden Geef aan of er ook randvoorwaarden gerespecteerd moeten worden (bijvoorbeeld: bouwvergunning bij graafwerken). Hou ook rekening met de tijd die er overheen gaat vooraleer bijvoorbeeld een bouwvergunning kan worden afgeleverd. Juridische hulpmiddelen Er kan ook geopteerd worden voor acties waarbij niet gekozen wordt voor de ‘uitvoering van werken’, maar voor de inschakeling van juridische instrumenten (verordeningen en vergunningen). Belangrijk is ook de link met de ruimtelijke ordening en met bouwvergunningen. Handhaving Het is niet voldoende om juridische elementen te voorzien; het is ook nodig om de regelgeving te laten respecteren. Dat heet dan: handhaving. Geef duidelijk aan hoe de gemeente en/of de provincie haar eigen rol zal vervullen om die handhaving te organiseren. Dit kan met eigen personeel of er kan ook een beroep worden gedaan op derden (onder andere de Vlaamse overheid). Het is mogelijk en wenselijk dat (een deel van) de lokale politie een specifieke vorming en training krijgt om actief bij te staan in de handhaving van de regelgeving die relevant is voor de bescherming van natuur, landschap, bos en groen. Communicatie Een motto voor elk beleid is: ‘Be good and show it’. Het eerste deel is natuurlijk essentieel: ‘Be good’. Het kan en mag niet de bedoeling zijn om een ‘goednieuwsshow’ op te voeren als er weinig of niets gebeurt. Langs de andere kant kunnen positieve voorbeelden ook stimulerend werken, bijvoorbeeld als acties gericht zijn naar een breed publiek, zoals individuele burgers. è Mogelijkheden om de betrokkenheid bij acties te vergroten zijn de volgende: ·
Afbakening betrokken groepen of mensen
Het is belangrijk om bij elk project of elke actie eerst zorgvuldig na te gaan welke groepen (of individuele mensen) betrokken kunnen worden en op welke manier dat best kan gebeuren. ·
Organisatie overleg
Om succesvolle acties op touw te zetten, is het nodig om voldoende tijd te voorzien voor overleg met diverse groepen. Openheid en directe communicatie zijn nodig om projecten tot een goed einde te brengen. Daarbij moeten vage en/of onduidelijke doelen of conclusies worden vermeden. Bijl NE 04 – pagina 12/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Duidelijke en concrete afspraken vermijden frustraties, verwarring en/of tegengestelde verwachtingen. Het verdient aanbeveling om lokale groepen van in het begin te betrekken bij overleg om achteraf (negatieve) reacties, vertraging en/of gemiste kansen te vermijden. ·
Voorlichting
Het is mogelijk dat bij acties gemikt wordt op een zeer breed publiek (bijvoorbeeld alle burgers van de gemeente) of op een beperkte, scherp afgelijnde doelgroep. Het is meestal onvoldoende om slechts één enkele keer te aandacht te vestigen op een initiatief om een duurzame mentaliteitswijziging te bekomen. Het is belangrijk aan te geven welke voorlichtingsinstrumenten gehanteerd zullen worden om dat publiek en/of die mentaliteitswijziging te bereiken. Bij die instrumenten horen: · · · · ·
eigen gemeentelijke infokrant en/of andere al dan niet periodiek uitgegeven infobladen persconferenties of -mededelingen gemeentelijke website informatie ‘op het terrein’ met bijvoorbeeld (goede) infoborden een plechtige, feestelijke afsluiting voor een breed publiek van een origineel, creatief of vernieuwend project.
Bijl NE 04 – pagina 13/14
Bijl NE 04 Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 – Leidraad opmaak GMBP voor Natuurlijke Entiteiten.
Zorg voor evaluatie en terugkoppeling Het is belangrijk om in de loop van de planningsperiode via het milieujaarprogramma momenten van evaluatie te voorzien. Het is ook nuttig om momenten van terugkoppeling met alle betrokkenen in te bouwen en om zo nodig bij te sturen. Die evaluatie en de verdere opvolging zijn slechts mogelijk als voldaan is aan een aantal elementen die in de voorgaande stappen zijn aangegeven. We zetten ze nog even op een rijtje: · · · · · · · · · · · · ·
beperk u tot de prioriteiten; geef aan wie het initiatief neemt; duidt binnen de eigen organisatiestructuur een verantwoordelijke ‘trekker’ of ‘contactpersoon’ aan die altijd aan te spreken is voor een project, actie of initiatief; verdeel de taken en geef aan wie betrokken is bij de actie; geef aan of en hoe externe deskundigheid of hulp nodig zijn; kwantificeer de doelen; geef de locaties van actie duidelijk aan; geef de timing (tijdsbesteding, looptijd en periode) duidelijk aan en maak een planning; geef aan welke en hoeveel middelen (onder andere financiële middelen) nodig zijn en waar die vandaan moeten komen; let op juridische randvoorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen); zet in uw planning ook momenten voor regelmatige terugkoppeling; voorzie middelen en tijd voor communicatie; durf bij te sturen, indien nodig.
Gebruik de eigen ervaringen en die van anderen en gebruik sterke punten om meer succesvolle acties uit te voeren.
Bijl NE 04 – pagina 14/14