Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
De sanitair installateur
Leidingen in PVC-U, PVC-C
D E I N S
S A N I T A T A L L A T E
I U
R R
LEIDINGEN IN PVC-U, PVC-C
FONDS VOOR VAKOPLEIDING IN DE BOUWNIJVERHEID Koningsstraat 45 1000 Brussel Tel.: (02) 210 03 33 Fax: (02) 210 03 99 www.debouw.be 1
[email protected]
© Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, Brussel, 2000. Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen. D/1698/2000/15
2
VOORWOORD Toen het werkterrein van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid werd uitgebreid tot de Voltooiingssector, werden de verantwoordelijkheden per beroep verdeeld over werkgroepen: de FVB-secties. Binnen de FVB-sectie «Sanitaire Installaties, Kunststoffen en Gas» werd reeds van bij de aanvang beslist om een leerboek te ontwikkelen. In de loop van de werkzaamheden kreeg het leerboek eerder het karakter van een naslagwerk voor opleiding. Met dit naslagwerk willen we een zo breed mogelijk publiek bereiken: de leerlingen, de volwassenen in opleiding, de opleiders, en last but not least... de sanitair installateur zelf. Ten behoeve van de lezer werd het naslagwerk opgedeeld in verschillende modules. Per afgeronde eenheid werd er telkens een boekje van een 40-tal pagina’s opgemaakt. Voor diegenen die zich meerdere boekjes, of de volledige reeks willen aanschaffen, werd een bijbehorende map ontwikkeld, om de boekdelen in op te bergen. De volledige structuur van het naslagwerk vindt u op de keerzijde van de cover. We hopen met dit werk een bijdrage te leveren tot meer uniformiteit in de opleiding en zijn er van overtuigd dat de leerlingen of cursisten met dit werk op een aangename wijze kunnen kennismaken met het zo veelzijdige beroep van «Sanitair Installateur». We willen hierbij al de leerkrachten danken die hun bijdrage hebben geleverd om dit omvangrijk werk te realiseren, evenals de firma’s die ons hebben geholpen bij de keuze van de illustraties en het corrigeren van sommige teksten. Speciaal willen we de heren N. De Pue (†) (past-voorzitter L.B.I.S. - Beroepsfederatie Sanitair, Gas en Dakbedekking) en G. Wouters (honorair voorzitter, Verenigde Lood- en Zinkbewerkers, Antwerpen) vermelden, die mee aan de wieg stonden van dit project en de verdere realisatie mogelijk maakten. Veel leesplezier.
Stefaan Vanthourenhout, FVB-Voorzitter.
WERKGROEP – Opmaak en eindredactie: De heer Marc Boeynaems De heer Fons Ides De heer Patrick Uten De heer Georges Verhoeven – Coördinatie: De heer Paul Becquevort 3
INHOUDSTAFEL MODULE III: LEIDINGEN HOOFDSTUK VI: LEIDINGEN IN PVC-U, PVC-C VI.1. EIGENSCHAPPEN VAN PVC-U EN PVC-C ......................................................................... VI.1.1. Soortelijke massa ...................................................................................................... VI.1.2. Temperatuur ................................................................................................................ VI.1.2.1. Gedrag op lage temperatuur ..................................................................... VI.1.2.2. Gedrag op hoge temperatuur .................................................................... VI.1.2.3. Thermische uitzetting ................................................................................. VI.1.2.4. Thermoplastisch gedrag ............................................................................ VI.1.3. Oriëntatie ..................................................................................................................... VI.1.4. Elasticiteitsmodulus “E” ......................................................................................... VI.1.5. Kruip of koude vloei .................................................................................................. VI.1.6. Relaxatie ...................................................................................................................... VI.1.7. Breukspanning en toelaatbare spanning ............................................................ VI.1.8. Spanningscorrosie .................................................................................................... VI.1.9. Chemische invloeden ............................................................................................... VI.1.10. Kerfwerking ................................................................................................................. VI.1.11. Normalisatie ................................................................................................................
6 6 7 7 7 7 7 8 8 9 9 9 9 10 11 11
VI.2. ALGEMENE RICHTLIJNEN ..................................................................................................... VI.2.1. Warmte van buitenaf ................................................................................................. VI.2.2. Verwerking bij lage temperaturen .......................................................................... VI.2.3. Uitzetting en krimp ....................................................................................................
12 12 12 12
VI.3. BASISBEWERKINGEN ............................................................................................................ VI.3.1. Voorbereiding .............................................................................................................. VI.3.2. Afzagen of snijden ..................................................................................................... VI.3.3. Het afschuinen ............................................................................................................ VI.3.4. Optrompen ................................................................................................................... VI.3.5. Buigen ........................................................................................................................... VI.3.6. Verbindingen ............................................................................................................... VI.3.6.1. Koudlasverbinding ...................................................................................... VI.3.6.1.1. Verbindingsstukken ................................................................ VI.3.6.1.2. Werkwijze ................................................................................ VI.3.6.1.3. Belangrijke opmerkingen ....................................................... VI.3.6.1.4. Hoeveelheid lijm ..................................................................... VI.3.6.2. Mof met elastische dichting ....................................................................... VI.3.6.2.1. Mof met elastische lippendichting ........................................ VI.3.6.2.2. Mof met elastische O-ring ..................................................... VI.3.6.2.3. Mof met elastische dichtingsring met luchtkussen ............ VI.3.6.2.4. Werkmethoden ........................................................................ VI.3.6.3. Verbindingen met andere materialen .......................................................
12 12 13 13 13 14 14 15 15 15 18 18 19 19 19 20 20 20
4
VI.4. DE MONTAGE VAN PVC-U EN PVC-C AAN- EN AFVOERLEIDINGEN ......................... VI.4.1. Kwaliteitseisen ........................................................................................................... VI.4.2. Afmetingen .................................................................................................................. VI.4.3. Bevestiging ................................................................................................................. VI.4.4. Beugelafstanden ........................................................................................................ VI.4.5. Glijbeugel en vaste beugel ...................................................................................... VI.4.5.1. Glijbeugel ..................................................................................................... VI.4.5.2. Vaste beugel ................................................................................................ VI.4.6. Expansie ...................................................................................................................... VI.4.6.1. Expansiestukken ......................................................................................... VI.4.6.2. Montage ....................................................................................................... VI.4.6.2.1. Schuifkoppeling ...................................................................... VI.4.6.2.2. Balgcompensator .................................................................... VI.4.7. Doorvoeringen ........................................................................................................... VI.4.8. Spanningvrij monteren ............................................................................................ VI.4.9. Bevestiging van sanitaire toestellen .................................................................... VI.4.10. Bescherming van gemonteerde leidingen tijdens de bouw ........................... VI.4.11. Bescherming tegen mechanische beschadigingen .......................................... VI.4.12. Geluidshinder ............................................................................................................. VI.4.13. Bereikbaarheid ........................................................................................................... VI.4.14. Brandveiligheid .......................................................................................................... VI.4.15. Pleisteren .....................................................................................................................
21 21 22 23 23 24 24 24 25 26 27 27 27 29 29 29 30 30 30 31 31 31
VI.5. DE MONTAGE VAN PVC-U AFVOERLEIDINGEN VOOR BUITENRIOLERING ........... VI.5.1. Kwaliteitseisen ........................................................................................................... VI.5.2. Afmetingen .................................................................................................................. VI.5.3. Grondwerk algemeen ................................................................................................ VI.5.4. Voorbereiding van de sleufbodem ........................................................................ VI.5.5. Sleufbreedte ................................................................................................................ VI.5.6. Liggingsdiepte ........................................................................................................... VI.5.7. Afstanden .................................................................................................................... VI.5.8. Manipulatie van de leidingen voor het leggen ................................................... VI.5.9. Het leggen in de sleuf ............................................................................................... VI.5.10. Aanvullen van de sleuf .............................................................................................
31 31 32 33 33 33 33 33 34 35 35
5
HOOFDSTUK VI: LEIDINGEN IN PVC-U, PVC-C VI.1. EIGENSCHAPPEN VAN PVC-U en PVC-C Alvorens dieper in te gaan op de montage van PVC-U en PVC-C leidingen voor sanitair en riolering, is het noodzakelijk even enkele specifieke eigenschappen toe te lichten van deze PVC-soorten om aldus een beter inzicht te krijgen in de later aangehaalde chemische en fysische verschijnselen.
BRON: KABELFABRIEK EUPEN
VI.1.1. SOORTELIJKE MASSA De rechte buizen zijn stijf en licht en hebben een soortelijke massa van : 1.40 kg/dm3 voor PVC-U
1.55 kg/dm3 voor PVC-C
dit is het gewone PVC zonder weekmaker
(= gewone PVC met chloor-nabehandeling = nagechloreerd PVC)
(niet geplastificeerd PVC-U = “unplastified”) LET OP : bij de meeste fabrikanten wordt de U van PVC-U niet vermeld!
6
VI.1.2. TEMPERATUUR VI.1.2.1. GEDRAG OP LAGE TEMPERATUUR Beneden de 0 °C worden de buizen zeer bros en zullen ze bij onvoorzichtig behandelen gemakkelijk barsten of breken. VI.1.2.2. GEDRAG OP HOGE TEMPERATUUR PVC-U
PVC-C
Max. toelaatbare gebruikstemperatuur 60 °C à 70 °C
Max. toelaatbare gebruikstemperatuur 90 °C à 100 °C
Verwekingstemperatuur tussen 78 °C en 82 °C
Verwekingstemperatuur tussen 100 °C en 120 °C
VI.1.2.3. THERMISCHE UITZETTING Door de betrekkelijk hoge thermische uitzettingscoëfficiënt – PVC-U 0,08 mm per m per °C – PVC-C 0.065 mm per m per °C ondergaan deze afvoerleidingen door temperatuurschommelingen vrij grote thermische bewegingen. Hiermee dient bij de leidingaanleg rekening gehouden te worden. VI.1.2.4. THERMOPLASTISCH GEDRAG PVC is een thermoplast dat wil zeggen dat het bij verwarmen zacht wordt en bij afkoeling hard. Dit proces is een gevolg van de moleculaire structuur van het materiaal en is in principe onbeperkt herhaalbaar. Op dit verschijnsel berust de vormgeving van buizen en hulpstukken door extrusie of injectie.
BRON: KABELFABRIEK EUPEN
7
Net als alle andere thermoplasten is PVC-U en PVC-C opgebouwd uit grote moleculen die de vorm hebben van lange draden of ketens (ketenmoleculen). Deze moleculen liggen oorspronkelijk willekeurig dooreen gestrengeld. Door extrusie van bv. buizen kunnen de moleculen enigszins in de lengterichting worden georiënteerd. Bij verwarming vergroot de afstand tussen de ketens en verliest het materiaal langzaam aan stijfheid, daarom mag bij warm vervormen nooit hoger worden verhit dan 130 °C voor PVC-U, 170 °C voor PVC-C. Bij afkoeling van het materiaal worden de moleculen steeds minder beweeglijk, het materiaal wordt brosser en vertoont vanaf 0 °C en minder een vrij kleine weerstand tegen slag of stoot.
EI T° VL O
T° VE R
W
EK
IN G
In de aggregatietoestandgrafiek van PVC-U is dit aanschouwelijk voorgesteld.
TEMPERATUREN
ONTLEDING BROS
HARD
TAAI
ELASTISCH
PLASTISCH
OVERGANGSGEBIEDEN
BRON: DYKA - OVERPELT
VI.1.3. ORIËNTATIE De aard van de verwerking dwingt een groter of kleiner deel van de ketenmoleculen in een bepaalde richting te gaan liggen. Dit verschijnsel, dat onder meer bij extrusie kan optreden, noemt men oriëntatie. Deze oriëntatie veroorzaakt vaak krimpspanningen in dezelfde richting omdat de oriëntatie gedeeltelijk in elastische toestand heeft plaatsgevonden. Krimpspanning wordt bij kunststofbuizen weggewerkt door het temperen (d.i. eenmalig na het fabricage proces terug opwarmen) van de buizen. Bij verwarmen kan zo’n krimp optreden. Dit is bij lasdraden voor kunststof ontoelaatbaar, maar bij folie wordt daarentegen dikwijls met opzet een krimpspanning geïntroduceerd, bv. voor krimpfolieverpakkingen.
VI.1.4. ELASTICITEITMODULUS “E” De E-Modulus is de verhouding van de spanning tot de uitzetting in het nog elastisch bereik van het materiaal. Hoe kleiner de E-Modulus des te flexibeler het materiaal. Bij toenemende grootte van de E-Modulus wordt het materiaal minder buigzaam. E-Modulus fi MPa (N/mm2). 8
VI.1.5. KRUIP OF KOUDE VLOEI Een langdurige belasting van een voorwerp uit PVC-U en PVC-C veroorzaakt een vervorming die toeneemt met de tijd. Deze ontstaat doordat de ketenmoleculen onder spanning langzaam langs elkaar schuiven. De vervorming wordt groter naarmate de belasting, de tijd en de temperatuur in combinatie met elkaar of elk afzonderlijk toenemen. Deze vervorming is blijvend. Kruipmodulus Ec [N/mm2] Voorbeeld van kruip Vergroting van de buismiddellijn door inwendige druk, het toenemen van het doorbuigen van kunststofbuizen bij onvoldoende ondersteuning.
VI.1.6. RELAXATIE Relaxatie is het tegengestelde van kruip. Het uit zich door het op de duur afnemen van de aanvankelijke spanning waarmee een thermoplast wordt belast indien de vervorming constant blijft. Voorbeeld van relaxatie Het afnemen van de dichtende werking van een flenspakking van kunststof met als gevolg lekkage, het losraken van een krimpverbinding, de vermindering van de dichtende werking van een borgring van kunststof met lekkage tot gevolg.
VI.1.7. BREUKSPANNING EN TOELAATBARE SPANNING Tijd en kruip hebben een invloed op de breukspanning. Dit wil zeggen, dat de toe te laten belasting lager moet zijn naarmate een langere levensduur wordt geëist. Verlangt men voor een buis een levensduur van 10 jaar, dan mag de werkdruk hoger zijn dan wanneer de levensduur 50 jaar moet zijn. Inwendige spanningen hebben een nadelige invloed op de mechanische eigenschappen.
VI.1.8. SPANNINGSCORROSIE Indien in het materiaal spanningen aanwezig zijn, kunnen deze door invloeden van buitenaf aanleiding geven tot breuk. Dit verschijnsel noemt men spanningscorrosie. Spanningscorrosie kan worden ingeleid door chemicaliën die de betreffende kunststof zelf niet aantasten.
9
VI.1.9. CHEMISCHE INVLOEDEN PVC-U en PVC-C zijn in principe bestand tegen huishoudelijke afvalwaters met de zich daarin bevindende chemicaliën en de inwerking van een vrij groot aantal chemische stoffen, deze bestendigheid wordt bepaald door de concentratie van de vloeistof en de temperatuur van de vloeistof. De chlooratomen maken deze kunststof gevoelig voor aantasting door aromatische en gechloreerde koolwaterstoffen. Om dezelfde reden is PVC-U zeer goed bestand aan alcoholen en zouten. Ook de meeste zuren en basen vormen geen probleem. Voor PVC-C gelden dezelfde regels; alleen zijn zij bestand tegen hogere temperaturen. In de tabel zijn de volgende afkortingen gebruikt: B : Bestand Een aantastend effect van de aangeduide stoffen is te verwaarlozen of is niet aanwezig.
BV : Bestand onder Voorbehoud Aantasting of opzwelling door de aange duide stof kan een levensduurvermindering van de kunststof veroorzaken.
NB : Niet Bestand
— : Niet bekend
De aangeduide stoffen zullen PVC-U en/of PVC-C zodanig snel aantasten dat de installatie niet meer bruikbaar is. Deze kunststoffen kunnen dus niet gebruikt worden in toepassing met die aangeduide stoffen.
De gegevens ontbreken.
PVC-U (°C)
Aceton, waterig Ammoniak, vloeibaar, 100 % Azijn (wijnazijn) Benzeen (Benzol) Bleekwater, 10 % werkzame chloor Chloorwater, koud verzadigd Ethylalcohol Freon Gist Kerozeen Kwikzilver Lijnolie Looizuur (tanninezuur) Salpeterzuur, waterig, tot 65 % Olie en vetten (dierlijk en plantaardig) Pekel (gechloreerd) Propaan, vloeibaar Propaan, gasvormig Stookolie Trichloretheen Urine Vruchtensappen, geconcentreerd Water (gedistilleerd), drinkwater, bronwater Zeewater Zoutzuur, waterig, 10 - 35 % Zuurstof Zwavelzuur, waterig, tot 80 % 10
PVC-C (°C)
20
60
20
60
80
100
NB BV B NB B B B B B B B B B B B B B — B NB B B B B B B B
NB BV B NB BV BV BV B B BV B BV B BV BV B — — — NB BV B B BV BV B B
NB B B NB B B B B B B B B B B B B B B — NB B B B B B B B
NB B B NB B B B B B B B B B B B B B B — NB B B B B B B B
NB B B NB B B — — B B — — B B B B — — — NB — B B B B B B
NB B B NB B B — — — — — — B B B B — — — NB — B B — B B NB
Een uitgebreide lijst van chemische stoffen en hun inwerking op polyvinylchloride (PVC) kan worden teruggevonden in de NBN T42-004: “Buizen en koppelstukken van PVC-U (niet geplastificeerd PVC) – Chemische bestandheid tegen vloeistoffen en gassen.” Deze Belgische Norm komt overeen met de publicatie ISO/DATA 7-1979. Indien geen voldoende verdunning van de gebruikte chemicaliën kan worden gegarandeerd en indien de betrokken stoffen in de gepubliceerde lijst zijn aangeduid met “niet” of “beperkt” bestand, dient het advies van een deskundige te worden ingewonnen. De afvoerleidingen van zogenaamde groot keukeninstallaties zoals in bejaardencentra, ziekenhulzen, hotels en kazernes dienen steeds in overleg met de fabrikant van de buizen te worden uitgevoerd. Voor verdere algemene richtlijnen verwijzen we naar Technische Nota 10 van het BIN (Belgisch Instituut voor Normalisatie) – “Richtlijnen voor het opslaan, het vervoer en het leggen van ondergrondse thermoplastische leidingen voor de distributie en het vervoer van vloeistoffen en van gassen.”
VI.1.10. KERFWERKING Kunststoffen zijn zeer gevoelig voor kerven en scherpe overgangen. Deze kerven (diepe krassen) kunnen bij belasting (bv. waterdruk) breuken veroorzaken. Kerven ontstaan door onzorgvuldige behandeling bij transport (slepen van de buis over de grond) of plaatsing van de leidingen.
VI.1.11. NORMALISATIE De buizen en hulpstukken dienen te voldoen aan de volgende normen: NBN T 42-003: NBN T 42-004: NBN T 42-009: NBN T 42-101: NBN T 42-107: 3 NBN T 42-108: NBN T 42-109: 3 NBN T 42-110: 3 NBN T 42-111: NBN T 42-601: 3 NBN T 42-602: NBN T 42-603: 3
Kunststofbuizen en fittings voor het doorstromen van vloeistoffen – Algemene omschrijvingen, nominale waarden en toleranties. Buizen en koppelstukken van PVC-U. Chemische bestandheid tegen vloeistoffen en gassen. Buizen en toebehoren in kunststof voor het doorstromen van vloeistoffen. Instructies voor opslag, verwerking, vervoer en opstellen. Buizen in PVC voor het afvoeren van afvalwater op hoge temperatuur en het doorstromen van warme lucht. Buizen in PVC voor afvoerleidingen van huisafvalwater en regenwater. PVC buizen voor riolering. PVC buizen voor regenwaterafvoer. Buizen in PVC voor industrieel gebruik. PVC-U buizen voor drinkwaterleidingen. Koppelingen in niet geplastificeerd PVC voor buizen in niet-geplastificeerd PVC, voor de afvoer van huisafvalwater en riolering – Specificaties. Koppelingen in PVC-C voor buizen in PVC-C voor de afvoer van afvalwater aan hoge temperatuur, ventilatie en doorstroming van warme lucht – Specificaties. PVC-U hulpstukken met mofeinde, met elastomeer afdichtingsring voor leidingen onder druk.
Normen worden regelmatig geactualiseerd, raadpleeg daarom steeds de meest recente.
11
VI.2. ALGEMENE RICHTLIJNEN Uit de in het vorige deel besproken fysische en chemische verschijnselen vloeien een aantal algemene richtlijnen voort, die bij het monteren van PVC-U en PVC-C aan- en afvoerleidingen dienen te worden in acht genomen. TEMPERATUURSINVLOEDEN:
VI.2.1. WARMTE VAN BUITENAF PVC-U leidingen mogen nooit worden geplaatst in de onmiddellijke nabijheid van warmtebronnen waarbij temperaturen van meer dan 60 °C kunnen worden verwacht (bv. radiatoren, convectoren verwarmingsketels, heetwaterleidingen en andere warmtebronnen). Is dit in de praktijk onvermijdelijk, dan dient de warmtebron of de PVC-U afvoerleiding in voldoende mate te worden afgeschermd door middel van isolatie. Toch verdient het aanbeveling steeds een minimale afstand van 20 cm aan te houden.
VI.2.2. VERWERKING BIJ LAGE TEMPERATUREN Door de verminderde slagvastheid van PVC-U en PVC-C buizen bij temperaturen lager dan het vriespunt, verdient het aanbeveling deze buizen en hulpstukken tijdens de verwerking met de nodige voorzichtigheid te behandelen.
VI.2.3. UITZETTING EN KRIMP Gezien de relatief hoge uitzettingscoëfficiënt van PVC-U en PVC-C dient de vrije uitzetting en de krimp van de leidingen te worden gewaarborgd door middel van expansiemogelijkheden. Hier dient bij de plaatsing rekening mee te worden gehouden. Verderop zal dieper ingegaan worden op de praktische toepassing van expansiestukken.
VI.3. BASISBEWERKINGEN Bij de montage van PVC-U en PVC-C aan- en afvoersystemen voor sanitair en riolering dienen de buizen vaak vooraf een aantal bewerkingen te ondergaan die in dit deel worden beschreven.
VI.3.1. VOORBEREIDING Alvorens de buizen en hulpstukken te verwerken, dient visueel te worden vastgesteld of zij tijdens het vervoer en/of de behandeling niet beschadigd werden. Er dient gebruik gemaakt van gereedschappen die zijn aangepast aan de behandeling van kunststoffen, derhalve dient te worden afgezien van het gebruik van sleutels, tangen, klemmen met onbeschermde bekken en van alle andere gereedschappen waardoor het kunststof materiaal het gevaar loopt te worden beschadigd.
12
VI.3.2. AFZAGEN OF SNIJDEN PVC-U en PVC-C buizen kunnen, bij voorkeur met een fijngetande zaag of een speciaal in de handel verkrijgbare kunststof buizensnijder, tot de vereiste lengte worden ingekort. Goed haaks afzagen is uitsluitend mogelijk door gebruik van een verstekbak of verstekzaag. De bramen die bij het zagen onvermijdelijk vrijkomen, moeten zorgvuldig worden verwijderd. Dit kan met een scherp mes gebeuren of een speciale kunststofontbramer.
BRON: VIRAX (FRANKRIJK)
BRON: VIRAX (FRANKRIJK)
VI.3.3. HET AFSCHUINEN Bij gebruik van toebehoren met een rubberdichting moeten de buizen afgeschuind worden. De afschuinhoek is 15° en wordt bereikt met een rasp of een daarvoor voorzien toestel.
BRON: VIRAX (FRANKRIJK)
VI.3.4. OPTROMPEN Voor het verbinden van twee buizen in de lengterichting kan gebruik worden gemaakt van een opgetrompte mof. Voor het maken van een goede mof, zoals hierna staat beschreven, is vakmanschap vereist. Vaak worden in de praktijk slecht uitgevoerde moffen aangetroffen. (Verbranding, slechte passing, onvoldoende insteekdiepte, enz.) Het optrompen op de werf dient met de grootste zorg en voorzichtigheid te worden uitgevoerd. 13
Verwarm de buis zowel in lengte- als in dwarsrichting, laat de buis om haar as draaien, zodat elke plaats van het verwarmde oppervlak gelijkmatig vervormbaar wordt. Vermijdt een ononderbroken langdurige aanraking van de warmtebron met één punt op de buis. De verwarming dient te worden aangehouden totdat het materiaal bij aanraking voldoende soepel is (max temp. 130 °C voor PVC-U en 170 °C voor PVC-C), waarbij verschroeiing van het oppervlak dient te worden voorkomen. Het spie-eind dient bij voorkeur uit een passende hardhouten of lichtmetalen trompgeleider te zijn, waarrond het plastische mofeind centrisch wordt gefixeerd. Indien men hiervoor een kunststof hulpbuis of hulpstuk gebruikt, dient men er op te letten dat hulpbuis of hulpstuk niet vervormen (verkleinen). Om dit te voorkomen dient het opgewarmde buiseinde na het optrompen direct afgekoeld te worden. Na afkoeling kan de trompgeleider worden verwijderd en de verbinding kan tot stand worden gebracht. • Afvoer PVC-U en PVC-C Tromplengte voor afvoerleidingen: – tot Ø 50 mm: min. 1 x de buisdiameter te bedragen; – boven Ø 50 mm: min. 1/2 x de buisdiameter + 6 mm met een minimum van 50 mm. • Aanvoer PVC-U en PVC-C Voor aanvoerleidingen moet de moflengte – tot Ø 32 mm: min. 32 mm bedragen; – tot Ø 63 mm: 1 x de buisdiameter. Grotere diameters kunnen beter met fabrieks-spuithulpstukken verbonden worden.
VI.3.5. BUIGEN Het buigen van buizen op de werf dient zonder meer te worden afgeraden. Het gebruik van industrieel vervaardigde bochten is noodzakelijk.
VI.3.6. VERBINDINGEN Men onderscheidt twee soorten verbindingen: – de koudlasverbinding (lijmverbinding), – de mof met elastische dichting. Koudlasverbindingen dienen in de regel te worden toegepast voor drukbuis en binnenhuisrioleringen. Zij zorgen voor een onmiddellijke starre verbinding in het leidingsysteem. Mofverbindingen met elastische dichtingsring daarentegen verdienen de voorkeur bij gebruik van afvoerleidingen in de grond, dus voor buitenhuisrioleringen, zij laten een enigszins flexibele verbinding toe in het leidingennet, dit betekent niet dat ze zonder meer beschouwd kunnen worden als expansiestuk. De toepassing van expansiestukken blijft bij binnenhuisriolering beslist noodzakelijk.
14
VI.3.6.1. KOUDLASVERBINDING (lijmverbinding) Onder koudlasverbinding verstaat men de verbinding door middel van een kleefstof op basis van polyvinylchloride en een oplosmiddel met of zonder vulstof. LIJM De te gebruiken lijm dient door de fabrikant van de buizen en hulpstukken te worden aangeduid op basis van de toepassing (afvoer- of drukbuis) en van de passing (gewone lijm voor een nauwpassende, strakke verbindingen en een vullijm voor buizen en hulpstukken met een ruime passing). Wanneer de vloeibaarheid van het koudlasmiddel verandert (dikker wordt), mag het niet meer gebruikt worden. Na het verstrijken van de vervaldag mag het koudlasmiddel niet meer gebruikt worden. Het gebruik van kleefstoffen van het meer-componententype, dat vermenging vereist op het ogenblik van gebruik, is af te raden wegens de complexiteit, het tijdverlies en de te snelle verharding van de kleefstof.
VI.3.6.1.1. Verbindingsstukken Voor buizen met genormaliseerde afmetingen dienen steeds de bijbehorende, spuitgegoten hulpstukken te worden gebruikt. Alleen deze hulpstukken garanderen immers een perfecte passing van de buis in het hulpstuk. Om dezelfde reden dient ook bij het gebruik van door verwarming opgetrompte buizen en hulpstukken de grootste zorg en nauwkeurigheid in acht genomen te worden.
VI.3.6.1.2. Werkwijze Voor het maken van een goede lijmverbinding dient als volgt te worden tewerkgegaan. • Controleer vooraf of de gebruikte buizen en hulpstukken vrij zijn van beschadigingen.
BRON: DURAPIPE (UK)
15
• Maak de mofruimte net als het te verlijmen gladde buiseinde ruw door middel van zeer fijn schuurpapier om het hechtvermogen te bevorderen.
• Reinig het spie-eind en de mof door middel van crêpe-papier of een schone doek, licht gedrenkt in een door de fabrikant aanbevolen reinigingsmiddel. (Niet inademen en ruimte verluchten!) Oplosmiddel laten verdampen alvorens te lijmen.
• Vervolgens beide delen met een ruime kwast inlijmen. Eerst de lijm aanbrengen op de binnenzijde van de mof, daarna op het spie-eind. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van een kwast, breed genoeg om snel te werk te kunnen gaan (zo wordt voor een buisdiameter van Ø 160 mm aangeraden gebruik te maken van een platte borstel van 40 tot 50 mm breed). De lijm dient axiaal (in de lengterichting) aangebracht te worden. Tussen de verschillende besmeringsoperaties moet de borstel steeds in de lijm ondergedompeld blijven. De lijm verdroogt snel en moet zeer vlug aangebracht worden. Voor grote diameters is het aanbevolen met twee personen te werken.
16
• Schuif de te verbinden gedeelten zo vlug mogelijk in elkaar, dit om te voorkomen dat het oplosmiddel verdampt. Er dient op gelet dat het spie-eind zonder draaien en in één keer in de mof wordt geschoven (dit veroorzaakt het ophopen van lijm en een slechte verbinding tijdens het drogen). Daarom is het aan te bevelen vooraf de gewenste stand van de te verlijmen delen en de insteekdiepte met een merkteken aan te geven.
Bij ruime passing kan gebruik worden gemaakt van PVC-vullijm met een snelle, sterke hechting en een hoog gehalte aan vaste stof, waardoor spleetvullend vermogen optreedt. Bij kleine verschillen kan worden volstaan met het tweemaal inlijmen van de te verlijmen delen. Bij het ineenschuiven moet men een zekere weerstand voelen, anders is de laag lijm te dun!
• Na het in elkaar schuiven dient de overtollige lijm onmiddellijk met een schone doek of crêpepapier te worden verwijderd.
In verband met de droogtijd van de lijm mogen de lijmverbindingen niet binnen de 24 uur worden belast.
17
VI.3.6.1.3. Belangrijke opmerkingen Kunststof-lijm mag onder geen enkel beding worden aangelengd of bewaard in een slecht gesloten verpakking. Vermijd het gebruik van te kleine kwasten. Zowel gewone lijm als vullijm bevatten vluchtige, brandbare oplosmiddelen. Het gebruik van deze stoffen bij open vuur is verboden. Bij koud en vochtig weer kan vochtneerslag gevormd worden op het ogenblik dat de oplosmiddelen verdampen. De lijm slaat dan wit uit. In dit geval dient het werk te worden onderbroken en de bestreken oppervlakken te worden gereinigd. Om dit euvel te voorkomen, kan men de te verlijmen oppervlakken vooraf lichtjes opwarmen en ervoor zorgen dat op koude dagen zowel de lijm als de te verlijmen delen zoveel mogelijk dezelfde temperatuur hebben. Bij lage temperaturen (tussen 0 en 5 °C) dient rekening gehouden te worden met een aanzienlijk langere droogtijd. De chemische bestendigheid van de lijmverbinding is dezelfde als die van de PVC-U en PVC-C buis. De solventen die aanwezig zijn in de samenstelling van het koudlasmiddel zijn toxisch en ontvlambaar. Contact met vonken, vuur, rook, of het inademen van dampen zijn verboden. De ruimte goed verluchten. Bij contact van de lijm met de ogen onmiddellijk uitwassen en een dokter raadplegen. De lijmdozen na gebruik zo snel mogelijk goed sluiten om het verdampen van het oplosmiddel te vermijden.
VI.3.6.1.4. Hoeveelheid lijm Tabel van de vermoedelijke hoeveelheid lijm nodig voor het lijmen van 100 moffen Buisdiameter in mm 32 40 50 75 90 110 125 160
18
PVC-lijm in kg 0,6 1 1,5 3 4,5 6 7,5 10
VI.3.6.2. MOF MET ELASTISCHE DICHTING Onder flexibele mofverbinding verstaat men de verbinding door middel van een rubberring in de mof van het hulpstuk of van de buis. Al naargelang de fabrikant zijn er verschillende moffen met afdichtingsringen op de markt: – mof met elastische lippendichting, – mof met elastische O-ring of rolringverbinding, – mof met elastische dichtingsring met luchtkussen.
VI.3.6.2.1. Mof met elastische lippendichting De dichtingen dienen te worden vervaardigd uit een synthetische rubbersoort (SBR - styreen-butadieen-rubber). Zij zijn door de fabrikant tijdens de productiefase door omplooiing vastgezet in het mofeinde en kunnen dus achteraf niet meer worden verwijderd. Deze dichtingsring dient ervoor te zorgen dat de buis of het hulpstuk steeds lucht- en waterdicht gemonteerd kan worden. Dit type van verbinding mag niet worden verward met de rolringverbinding.
VI.3.6.2.2. Mof met elastische O-ring In tegenstelling tot de elastische lippenverbinding wordt bij de elastische rolringverbinding de dichting niet tot stand gebracht door een elastische lippenring die gefixeerd zit in de mof van het hulpstuk of de buis, maar door een losse O-ring die achteraf op de werf zelf dient te worden gemonteerd in een daartoe voorziene sparing. De praktijk wijst echter uit dat de montage van deze losse ring vaak niet of foutief gebeurt, en bij het in elkaar schuiven de O-ring wordt weggedrukt, zodat lekkage en verstopping in het leidingsysteem optreedt. Bovendien zal door het kruipverschijnsel de O-ring het spie-einde op de duur wegdrukken en aldus lekken kunnen veroorzaken. Het gebruik van het losse rolringsysteem voor het verbinden van kunststof buizen onderling of van buizen met dito hulpstukken dient daarom met de grootste omzichtigheid te gebeuren. Er is een verbeterde versie van de losse O-ring op de markt nl. de losse lippenring
19
VI.3.6.2.3. Mof met elastische dichtingsring met luchtkussen De dichtingen dienen te worden vervaardigd uit een synthetische rubbersoort (SBR - styreen-butadieen-rubber). Zij zijn door de fabrikant tijdens de productiefase vastgezet in het mofeinde maar kunnen achteraf in tegenstelling met de lippendichting wel worden verwijderd. Deze dichtingsring dient ervoor te zorgen dat de buis of het hulpstuk steeds lucht- en waterdicht gemonteerd kan worden. Dit type van verbinding mag men ook niet verwaren met de rolringverbinding.
VI.3.6.2.4. Werkmethoden De toepassing van hulpstukken met elastische dichtingen maakt een snelle en eenvoudige montage van buis en hulpstukken mogelijk. Vandaar dat de richtlijnen voor het monteren van buizen en hulpstukken vrij beknopt als volgt kunnen worden weergegeven: – controleer vooraf of de gebruikte buizen en hulpstukken vrij zijn van beschadiging; – de buis haaks op maat brengen met een fijngetande zaag of buizensnijder; – buiseinden afschuinen (± 15°) en ontbramen; – indien nodig de spie-einden en de rubberdichtingen schoonmaken; – een door de fabrikant aanbevolen glijmiddel (bv. technische vaseline) aanbrengen op de spieeinden van de buizen, alsmede op het zichtbare gedeelte van de elastische dichtingen; – de buis met druk al draaiend in de mof steken.
VI.3.6.3. VERBINDINGEN MET ANDERE MATERIALEN De meeste verbindingen kunnen tot stand worden gebracht door middel van overgangsstukken die in de handel verkrijgbaar zijn. De overgang van PVC op ABS kan worden beschouwd als een gewone lijmverbinding. Ook voor de aansluiting van sanitaire toestellen kan gebruik worden gemaakt van speciale overgangsstukken die een lucht- en waterdichte aansluiting garanderen. De overgang van andere materialen naar PVC-U en PVC-C (zelfs met een diameter afwijking) kan met een krimpmof gebeuren.
BRON: AKATHERM - ANTWERPEN
20
VI.4. DE MONTAGE VAN PVC-U EN PVC-C AAN- EN AFVOERLEIDINGEN VI.4.1. KWALITEITSEISEN Bij de montage van PVC-U leidingen voor waters tot max. 65 °C en bij montage van PVC-C leidingen voor water tot max. 95 °C mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van een compleet programma buizen en hulpstukken, die voldoen aan de BENOR kwaliteitseisen.
Voor PVC-U leidingen is dit het geval voor: – buis voor industrieel gebruik (transport van gassen en vloeistoffen), – drainagebuis, – drinkwaterleiding, – sanitair afvoer en binnenriolering van huishoudelijk afvalwater met doorlopende watertemperatuur tot 65 °C, – sanitair dikwandige afvoerbuis voor huishoudelijk afvalwater met kortstondige temperatuur tot 95 °C (minder dan 2 minuten), – rioleringsbuis, – regenwaterafvoerbuis.
Voor PVC-C leidingen is dit het geval voor: – warmeluchtleidingen, – drukleidingen bij hoge temperatuur (warmwateraanvoer of retourleidingen), – sanitaire afvoer van huishoudelijk afvalwater met hoge temperatuur tot 95 °C zoals: •
de afvoeren van wasautomaten in keukens en badkamers,
•
de afvoeren van automatische vaatwasmachines,
•
de afvoeren van tappunten van heet water, vb. boilers,
•
de overloopleidingen van centrale verwarmingsinstallaties, enz.
De bestendigheid voor afvoerleidingen is niet alleen afhankelijk van de wanddikte maar ook van de buisdiameter. Het is daarom aangewezen om in geval van twijfel gebruik te maken van een grotere diameter dan nodig. De afvoerleidingen van grote keukeninstallaties zoals in bejaardencentra, ziekenhuizen, hotels en kazernes dienen steeds in overleg met de fabrikant van de buizen en hulpstukken te worden uitgevoerd. Volg hierbij de richtlijnen van het lastenboek.
21
VI.4.2. AFMETINGEN Enkele veel gebruikte begrippen voor de diametervermelding bij kunststofbuizen.
Buitendiameter Meestal aangeduid als D (ook nog Du of OD outside diameter). Dit is de meest gebruikte maat voor het aanduiden van diameter bij kunststofbuizen. Eenheid in mm.
Binnendiameter Meestal aangeduid met d (ook Di of ID inside diameter). Dit is geen gestandaardiseerde waarde. Eenheid in mm.
Nominale druk Meestal aangeduid als PN (pression nominale), (ook nog ND). Hiermee wordt de werkdruk aangegeven waarmee de buizen mogen worden belast bij watertemperatuur van 20 °C. (bv. PN 6 betekent dat de continue werkdruk voor die leiding 10 bar bij 20 °C kan bedragen). Eenheid kg/cm2 (bar).
Wanddikte Gestandaardiseerde waarde. Meestal weergegeven als s (ook nog e).
22
VI.4.3. BEVESTIGING BEUGELS De goede plaatsing van een kunststofleiding is voor een groot deel afhankelijk van de wijze van beugelen (glijdend of vast). Beugels voor kunststofleidingen dienen te voldoen aan de volgende vereisten: – de beugelhouders moeten voldoende stevig zijn om het gewicht van de belaste leiding te kunnen dragen; – de leidingen moeten minstens 15 mm van de wand of het steunprofiel verwijderd zijn; – met uitzondering van de vaste beugels, dienen alle bevestigingsbeugels een vrije uitzetting en krimp van de leiding toe te laten; – de beugels moeten van een zodanig type zijn dat zij bij uitzetting of krimp de buis niet beschadigen (kerfgevoeligheid); – men kan gebruik maken van beugels uit kunststof; – er dient rekening mee gehouden te worden dat beugels uit kunststof minder sterk en meer temperatuurgevoelig zijn.
BRON: ERIKS - HOBOKEN
VI.4.4. BEUGELAFSTANDEN De maximumafstand tussen de beugels is afhankelijk van de gebruikstemperatuur en de temperatuursbestendigheid van de kunststof. Volgende vuistregel kan gehanteerd worden voor het bepalen van de beugelafstanden bij kunststofafvoerleidingen. Horizontaal : 10 x de buisdiameter tot een maximum van 1,25 m Verticaal : 20 x de buisdiameter tot een maximum van 1,50 m Voor het beugelen van kunststof-drukleidingen kan volgende tabel gebruikt worden.
23
Maximale beugelafstanden voor PVC-U en PVC-C buizen volgens drukklassen PN10 en PN16 Beugelafstanden in cm bij
D mm
20 °C
30 °C
40 °C
16 20 25 32 40 50 63 75 90 110 140 160 225
75 85 90 100 110 125 140 150 165 185 215 225 250
60 70 75 85 100 125 140 150 165 185 215 225 250
40 50 55 65 80 95 110 120 135 155 185 200 225
50 °C
60 °C
volledige volledige ondersteuning ondersteuning 45 30 50 35 60 40 70 45 85 55 95 60 105 70 120 80 160 110 170 130 200 160
Voor verticale leidingen mogen de tabelwaarden met 1.3 vermenigvuldigd worden.
VI.4.5. GLIJBEUGEL EN VASTE BEUGEL Afhankelijk van de functie van de beugel in het leidingstelsel, kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee methoden: – met glijbeugel, – met vaste beugel. Bij beide methoden wordt uitgegaan van beugels die voldoende ruim om de buis sluiten.
VI.4.5.1. GLIJBEUGEL Een glijbeugel dient uitsluitend te worden toegepast op plaatsen waar de leiding in de lengterichting vrij kan uitzetten en krimpen, en alleen geleid hoeft te worden.
VI.4.5.2. VASTE BEUGEL Bij vaste beugels wordt aan weerszijden van de beugel om de PVC-buis een doorgezaagd stukje buis gelijmd.
BRON: WTCB - BRUSSEL
24
De breedte van de ringen dient ten minste 3 cm te bedragen. Ze dienen met zorg om de buizen te worden gelijmd. Men kan ook een vast punt creëren door de buis in de muur te verankeren. Let op! Alvorens de buis in te metselen moet men het in te metselen gedeelte met lijm insmeren en vervolgens met zand bestrijken. Een vast punt op deze manier uitgevoerd verhindert bij lengte veranderingen ongewenste spanningen. In verticale leidingen vangt een vaste beugel tevens het gewicht van het leidinggedeelte op. Hierdoor worden de aftakkingen niet belast. Het is noodzakelijk hierop bij de uitvoering te letten. Als aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient een expansiestuk te worden geplaatst.
VI.4.6. EXPANSIE Gezien de vrij hoge lineaire uitzettingscoëfficiënt van PVC-U en in mindere mate PVC-C dient bij de montage van kunststofleidingen rekening gehouden te worden met lengteveranderingen (uitzetting of krimp). Voor de bepaling van deze uitzettingen dient men de gebruikstemperaturen te respecteren. In het leidingsysteem worden dus expansiestukken voorzien, die de lengteveranderingen opvangen zodat er geen spanningen optreden.
BRON: KABELFABRIEK EUPEN
25
VI.4.6.1. EXPANSIESTUKKEN Gebruik: tussen twee vaste punten in het leidingstelsel dient minstens 1 expansiemogelijkheid aanwezig te zijn. Het aantal expansiestukken tussen twee punten wordt bepaald door: – buislengte, – maximaal te verwachten temperatuurverschil, – opnamecapaciteit van het expansiestuk. Expansiestukken moeten in staat zijn bij een maximumtemperatuur de lengteverandering op te vangen. In standleidingen dient per verdieping 1 expansiestuk te worden gemonteerd. Deze expansiestukken dienen op een zo laag mogelijk punt vlak boven de vloer te worden aangebracht. Indien in of vlak boven de vloer aansluitingen aanwezig zijn, moet het expansiestuk wor den aangebracht zo dicht mogelijk boven de hoogste aansluiting om spanningen in de aftakleiding te vermijden.
glijbeugel
expansiestuk (als vast punt gebeugeld) aftakking
glijbeugel
expansiestuk (als vast punt gebeugeld) aftakking
Lengteveranderingen in liggende leidingen dienen bij voorkeur te worden opgevangen door de flexibiliteit van het leidingstelsel op daarvoor geschikte punten. Als een vrije opstelling niet mogelijk is dient een expansiestuk geplaatst te worden.
glijbeugel expansiestuk (als vast punt gebeugeld)
glijbeugel
expansiestuk (als vast punt gebeugeld)
glijbeugel
glijbeugel
Om de uitzetting in een kunststofleiding op te vangen kan men gebruik maken van volgende hulpstukken die in de handel verkrijgbaar zijn: – de schuifkoppeling, – de balgcompensator. 26
VI.4.6.2. MONTAGE VI.4.6.2.1. Schuifkoppeling Een schuifkoppeling bestaat uit twee in elkaar schuivende delen die door middel van een elastische lippendichting op elkaar afdichten en in de lengterichting voldoende beweging toelaten. Voor de juiste lengteafstelling moet het schuifbare deel uitgetrokken worden tot de aangegeven merkstreep (bij een omgevingstemperatuur van 20 °C), die op de meeste schuifkoppelingen is aangebracht. Zo kan na de montage steeds visueel worden vastgesteld of de door de fabrikant voorgeschreven lengteafstelling werd gerespecteerd. Het schuifbare deel moet vanuit de monteerstand minstens 20 mm ingeschoven en 70 mm uitgetrokken kunnen worden. De vereiste expansiemogelijkheid is afgestemd op het maximaal te verwachten lengteverschil in een leidinggedeelte met een lengte tussen twee vaste punten van ± 3 meter. Voor het optimaal werken van de schuifkoppeling dient ze grondig te worden uitgelijnd. Dit uitlijnen kan geschieden door de inkomende buis met behulp van een geleidingsbeugel over een afstand van ongeveer 200 mm voor de schuifkoppeling te geleiden.
VI.4.6.2.2. Balgcompensator Uitzettingen in drukleidingen kunnen eveneens opgevangen worden door het inbrengen van flexibele leidingelementen. Afhankelijk van het toepassingsgebied kan men gebruik maken van een balgcompensator of een rubber slang. Balgtypes zijn geconstrueerd met één of meerdere golven van een flexibel materiaal (meestal rubber of teflon).
BRON: ERIKS - HOBOKEN
27
Balgcompensatoren hebben het voordeel dat ze geen dichtingen bevatten zoals de schuifcompensatoren (minder risico op lekkage) en dat ze naast axiale verplaatsingen (lengteveranderingen) eveneens laterale (asverschuiving) en/of hoekveranderingen (kleine knik in de buis) kunnen opvangen. laterale beweging
axiale beweging
hoekbeweging
BRON: VINK - HEIST-OP-DEN-BERG
Het nadeel van de balgcompensator is de beperkte opvangcapaciteit van de lengteverandering van de buis. (± 5 tot 50 mm). Balgcompensatoren worden daarom vaak gebruikt als scharnierpunten waardoor ze grotere uitzettingen kunnen opvangen.
ΔL
BRON: VINK - HEIST-OP-DEN-BERG
Rubber balgcompensatoren worden bovendien vaak gebruikt om trillingen in een leiding (pompaansluiting) op te vangen. Indien de lengte van het leidinggedeelte groter is dan 3 meter, dienen 1 of meer expansiemogelijkheden extra te worden aangebracht. Expansiestukken in het leidingstelsel dienen steeds als een vast punt gebeugeld te worden.
28
VI.4.7. DOORVOERINGEN Bij doorvoering door daken, buitenmuren of vloeren in contact met de grond besteedt men extra aandacht aan de afdichting tussen buis en bouwconstructie zodat er geen gassen of vloeistoffen langs de buis naar binnen kunnen treden (bezanden van de buis). Voor afdichtingen mogen geen kitsoorten worden gebruikt die stoffen bevatten die de PVC-structuur aantasten. Bij het aanbrengen van asfalt-dakbedekkingen moet men er op letten dat er geen druppels hete bitumen in de afvoerleiding kunnen vallen. Doorvoeringen dienen te worden uitgevoerd als “vast punt” door ofwel een hulpstuk in te betonneren ofwel de buis ter hoogte van de doorvoering te voorzien van een opgelijmde kraag.
BRON: KABELFABRIEK EUPEN
VI.4.8. SPANNINGVRIJ MONTEREN Kunststofleidingen worden steeds zo te gemonteerd dat zij vrij zijn van spanningen, dit wil zeggen dat de afzonderlijke onderdelen bij montage niet mogen klemmen of worden geforceerd.
VI.4.9. BEVESTIGING VAN SANITAIRE TOESTELLEN Deze worden steeds zo gemonteerd dat noch door hun gewicht, noch door hun gebruik of bediening ongewenste krachten worden uitgeoefend op de afvoerleiding. Een sanitair toestel wordt steeds als een vast punt beschouwd.
29
VI.4.10. BESCHERMING VAN GEMONTEERDE LEIDINGEN TIJDENS DE BOUW Teneinde tijdens de ruwbouwperiode het inwendige van reeds gemonteerde leidingen te beschermen tegen verontreinigingen, (cement, bezetting, enz.) is het aangewezen de uiteinden tijdelijk af te sluiten met daartoe speciaal ontwikkelde speciedeksels in opvallende, afwijkende kleuren (bv. rood of geel). Zo kunnen verstoppingen veroorzaakt tijdens de bouwfase vermeden worden.
VI.4.11. BESCHERMING TEGEN MECHANISCHE BESCHADIGINGEN In ruimten waar dergelijke beschadigingen kunnen worden verwacht, (bv. in een autoparking) dienen de kunststofleidingen op plaatsen te worden gemonteerd waar ze niet of moeilijk bereikbaar zijn (bv. langs het plafond). Indien dat niet mogelijk is, worden zij best op de een of andere manier afgeschermd. Dikwandige buizen hebben in dit geval steeds de voorkeur. Het is aan te bevelen kunststofleidingen in een zo laat mogelijk stadium van de afwerking van het gebouw aan te brengen.
VI.4.12. GELUIDSHINDER Af- en aanvoerleidingen kunnen door vallend of stromend water of bij optredende trillingen geluidshinder veroorzaken. In geluidsgevoelige lokalen (woon- en slaapvertrekken, kantoor- en schoolgebouwen, vergader- en slaapzalen) kunnen dan ook maatregelen worden getroffen om dergelijke geluidshinder te beperken of te voorkomen. Zo kunnen de leidingen bijvoorbeeld op kortere afstand worden gebeugeld of voorzien van een geluidsisolerende ommanteling. Bij kans op geluidshinder is het beter steeds dikwandige buizen te gebruiken.
30
VI.4.13. BEREIKBAARHEID Hoewel kunststof afvoerleidingen niet gemakkelijk verstoppen (door hun gladde binnenwand), dienen ze bij voorkeur zo te worden aangelegd dat die plaatsen waar eventueel verstoppingen kunnen optreden (op bochten 90° en korte aftakkingen), worden voorzien van ontstoppingsstukken die vlot bereikbaar moeten zijn.
VI.4.14. BRANDVEILIGHEID PVC-U en PVC-C buizen voor aan- of afvoer zijn vervaardigd uit zelfdovend PVC-materiaal. Indien toch om een of andere reden speciale eisen worden gesteld in verband met de brandveiligheid, dan kan hieraan worden voldaan door de leidingen te voorzien van een brandwerende omhulling (bv. een bepleisterde steengaasomhulling) of ze te monteren in speciaal daarvoor voorziene leidingschachten.
VI.4.15. PLEISTEREN Indien bepleistering over delen van kunststofleiding moet worden aangebracht, dient de leiding eerst met steengaas te worden omhuld.
VI.5. DE MONTAGE VAN PVC-U AFVOERLEIDINGEN VOOR BUITENRIOLERING VI.5.1. KWALITEITSEISEN Voor de aanleg van grondriolering mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van PVC-U buizen en hulpstukken voorzien van elastische dichtingsring. De rioolbuizen volgens NBN T 42-108 worden onderverdeeld in verschillende reeksen: reeks 25 en reeks 20. In het kort kan hun gebruik als volgt worden samengevat: reeks 25
zandgrond: met verkeerslast en een gronddekking van meer dan 1 meter. zavel, leem, klei: zonder verkeerslast. zavel, leem, klei: met verkeerslast en zandomhulling van meer dan 1 en minder dan 3 meter.
reeks 20
zandgrond: met verkeerslast en dekking van minder dan 1 meter. zavel, leem of klei: met verkeerslast en dekking van meer dan 3 meter.
31
Uit het voorgaande blijkt dat de reeks 25 meestal zal gebruikt worden voor privé-woningen (aansluitingen aan straatrioleringen en regenwaterafvoeren). De minimum legdiepte bedraagt in dit geval 80 cm, tenzij er een voldoende bescherming wordt voorzien door middel van beton. PVC-U afvoerbuizen volgens reeks 20 dienen toegepast op openbare terreinen en zijn vooral geschikt voor de aanleg van collectoren en voor rioolpersleidingen onder lage druk. Zij zijn door hun grotere wanddikte beter bestand tegen zwaardere mechanische belastingen en tegen ongunstige terreinomstandigheden. Wanneer men twijfelt aangaande de te gebruiken reeks, verdient het aanbeveling om het advies in te winnen van de fabrikant. Leidingen die worden opgehangen in kelders en kruipruimten worden beschouwd als binnenhuisrioleringen (sanitair) en dienen dan ook te voldoen aan die norm.
VI.5.2. AFMETINGEN
BRON: KABELFABRIEK EUPEN
PVC-U reeks 25
PVC-U reeks 20
uitw. Ø
wandd.
uitw. Ø
wandd.
110 mm 125 mm 160 mm 200 mm 250 mm 315 mm 400 mm 500 mm 630 mm
3,0 mm 3,0 mm 3,2 mm 3,9 mm 4,9 mm 6,2 mm 7,8 mm 9,8 mm 12,3 mm
110 mm 125 mm 160 mm 200 mm 250 mm 315 mm 400 mm 500 mm 630 mm
3,0 mm 3,1 mm 4,0 mm 4,9 mm 6,2 mm 7,7 mm 9,8 mm 12,1 mm 15,4 mm
standaardlengten: 4 of 5 meter
standaardlengten: 4 of 5 meter
OPMERKING: Eventueel kan voor de diameters 110 mm tot en met Ø 200 mm gebruik worden gemaakt van mofbuizen voorzien van een spuitgegoten mof met elastische dichting. Standaardlengten: 1, 2, 3 en 5 meter. 32
VI.5.3. GRONDWERK ALGEMEEN Het grondwerk wordt uitgevoerd volgens de geldende regels en rekening houdend met de van toepassing zijnde reglementeringen. Het omvat de verkeersaanduidingen, het grondwerk zelf, het opvullen, het herstellen van de wegen en alle werken die een goede leiding van het werk vereisen. Het is gewenst: de nodige maatregelen te nemen om alle ongevallen in verband met het verkeer, instortingen, waterinfiltratie enz. te vermijden; alle tijdens het werk vrijgekomen leidingen en/of kabels intact te houden; de nodige maatregelen te nemen ter bescherming van blootliggende waterleidingen tegen vorst; maatregelen te nemen ter bescherming van de buizen tegen gevaarlijke producten.
VI.5.4. VOORBEREIDING VAN DE SLEUFBODEM De PVC-afvoerbuizen worden gelegd in losse, homogene grond en rusten over heel hun lengte op de sleufbodem. De sleufbodem moet vrij zijn van steenslag, rotsen, metselwerk, sintels, wortels of harde, hoekige en scherpe materialen. lndien dit niet het geval is, wordt een zandbed van 10 cm onder de buis aangebracht. Het leggen van buizen in zeer slappe gronden, bijvoorbeeld veengronden, moet speciaal bestudeerd worden.
VI.5.5. SLEUFBREEDTE De sleuf heeft bij voorkeur rechtopstaande wanden. De breedte van de sleuf aan de basis gemeten is afhankelijk van de diameter van de buis, van de toegepaste koppelingstechniek en van de liggingdiepte. Zij bedraagt minstens D + 30 cm voor buizen met een diameter kleiner of gelijk aan 200 mm en 2 x D voor buizen met een diameter groter dan 200 mm, dit om een degelijke aandamming van de grond onder en naast de buizen toe te laten. De breedte kan vergroot worden ter hoogte van de verbindingen.
VI.5.6. LIGGINGDIEPTE Om een goede verdeling van de lasten te bekomen, moet de gronddekking ten minste D ± 60 cm bedragen voor buizen met een diameter kleiner of gelijk aan 400 mm en 2,5 x D voor buizen met een diameter groter dan 400 mm. Waterleidingen en afvoerleidingen worden steeds beneden de vorstlijn gelegd.
VI.5.7. AFSTANDEN Bij kruising van twee leidingen moet de afstand tussen de buizen ten minste 10 cm bedragen. Bij evenwijdige leidingen moet de afstand minstens 20 cm bedragen voor buizen met een diameter kleiner of gelijk aan 400 mm en 0,5 x D voor buizen met een diameter groter dan 400 mm. (D is in dit laatste geval de diameter van de grootste der twee leidingen). Waar mogelijk, worden de bovenvermelde afstanden groter genomen, vooral in de nabijheid van omvangrijke bouwwerken.
33
VI.5.8. MANIPULATIE VAN DE LEIDINGEN VOOR HET LEGGEN De buizen en hulpstukken worden inwendig eerst zorgvuldig nagekeken op voorwerpen (zand of steengruis) zodat die later bij het gebruik niet voor verstoppingen kunnen zorgen. Uitwendig om na te gaan of ze gaaf, effen en vrij zijn van alle gebreken veroorzaakt door vervoer of manipulatie (geen diepe krassen, denk aan kerfwerking). Het hanteren van de buizen en hulpstukken moet met de nodige zorg gebeuren, teneinde alle mogelijke beschadigingen te voorkomen. Het is verboden om: – de buizen en hulpstukken over een ruw oppervlak of voorwerp te duwen of te schuiven; – ze te laten vallen of er andere voorwerpen op te laten vallen die mogelijk beschadigingen kunnen veroorzaken.
FOUT
JUIST
BRON: GEORG FISCHER (DUITSLAND)
34
VI.5.9. HET LEGGEN IN DE SLEUF De kunststofbuizen worden met zorg gelegd om elke beschadiging te voorkomen (bv. inkervingen, knikken, enz.) De leidingen worden zo aangebracht dat de spanningen, veroorzaakt door het leggen of door thermische invloeden, zo klein mogelijk zijn. Bij het monteren van de verbindingsmoffen let men er op dat de rubbermanchetten zoveel mogelijk zandvrij blijven (zij bemoeilijken sterk het ineenschuiven). Als glijmiddel wordt bij voorkeur technische vaseline gebruikt. Vooral GEEN zeep of agressieve vetten gebruiken, de rubberdichtingen zullen verharden en of aangetast worden.
VI.5.10. AANVULLEN VAN DE SLEUF De opbouw van de sleufaanvulling en de verdichting is aangegeven in onderstaande figuur. a. De buis dient te worden gelegd op de losgemaakte ondergrond, boven op een laagje los zand van circa 0,15 m dikte. b. Bij buizen met een nominale buitenmiddellijn van 250 mm en groter moet de eerste aanvulling plaatsvinden tot maximaal de halve buishoogte. De grond moet gelijktijdig worden aangestampt. Het is noodzakelijk dat de aanvulling naast de buis goed aangestampt wordt om een efficiënte inbedding te krijgen. Hierbij dient te worden gezorgd dat de verdichting niet zo zwaar wordt uitgevoerd dat de buis omhoog wordt gedrukt. Het aanvullen moet gelijkmatig en gelijktijdig aan beide kanten gebeuren. c. De tweede aanvulling, tot ongeveer bovenkant buis, wordt eveneens gelijkmatig uitgevoerd. d. Aanvulling over de volle sleufbreedte tot 0,60 m boven de kruin van de buis dient in ten minste 2 lagen te geschieden.
f
e d c b a
BRON: DYKA - OVERPELT
e. Elke laag mag alleen naast de buis worden verdicht. Het verdichten boven de buis is niet toegestaan. f. De verdere aanvullingen dienen in lagen, afhankelijk van de later uit te voeren werkzaamheden op het maaiveld, over de volle sleufbreedte te worden aangebracht en over de volle breedte te worden verdicht.
35
Drukkerij Schaubroeck, Nazareth 36
handboeken De sanitair installateur •• Overzicht beschikbare handboeken •• Tekenen: conventies, normen, symbolen en definities
•• Aanleg van waterleidingen
•• Tekenen: planlezen voor de sanitair installateur
•• De sanitair warmwaterbereiding
•• Leidingen in lood •• Leidingen in koper •• Leidingen in gietijzer
•• Sanitair kraanwerk •• Brandweerleidingen en sprinklers •• Waterafvoer
•• Leidingen in staal
•• Gas : Van oorsprong tot distributie - De binneninstallatie
•• Kunststoffen: algemeen
•• De verbranding van gas
•• Leidingen in PVC-U, PVC-C
•• Gas : De huishoudelijke toestellen - Ventilatie en schoorstenen
•• Leidingen in PE, VPE, sandwichbuis •• Leidingen in PPR, sandwichbuis •• Leidingen in ABS, PB
•• De sanitaire toestellen •• Aanverwante technologieën
•• Leidingen in gresbuis
•• Elektriciteit voor de sanitair installateur
•• Het bereiden van drinkwater - Waterbehandeling en drukverhoging
•• De sanitair installateur - Lege klasseermap
•• Scheikunde en fysica voor de sanitair installateur
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid