TOELICHTING OP DE WIJZIGINGEN X=oud X=nieuw
Legesvervordening: De aan de tarieven ten grondslag liggende kosten bestaan voornamelijk uit personeelslasten. Voor 2016 worden er geen loonkostenontwikkelingen verwacht, zodat er geen algemene aanpassing op de leges worden toegepast. Uitzondering hierop zijn de volgende: De tarieven uit titel 1 en 3 zijn niet geïndexeerd (met uitzonderingen van de wettelijke tarieven en kostendekkende tarieven). Hieronder staan de hoofdstukken vermeld uit Titel 1 van de legesverordening waarbij de tarieven berekend of wettelijk bepaald zijn: Hoofdstuk 8 Reisdocumenten (wettelijke tarieven) Hoofdstuk 9 Rijbewijzen (wettelijke tarieven) Hoofdstuk 10 Wet op de kansspelen (wettelijke tarieven) Hoofdstuk 15 Kabels en leidingen (op basis van kostendekkendheid) Hoofdstuk 16 Diversen (verklaring omtrent gedrag, wettelijk tarief) De tarieven uit titel 2 worden verhoogd met 5% (verhoging naar aanleiding van besluiten die zijn genomen bij de vaststelling van de legesverordening 2012 (conform advies op pagina 25 van RB2011152) en de vaststelling van de VJN 2013 (bij13-240, pagina 19, behorend bij RB2013086 Besluitvorming over Jaarstukken 2012, voorjaarsnota, rapport van bevindingen, MPG en Rerservekeeper 2013). Wettelijke tarieven Op het moment van aanbieding van dit Raadsvoorstel zijn de wettelijk vastgestelde tarieven voor rijbewijzen en VOG nog niet bekend. De tarieven worden aangepast conform de leges die vastgesteld zijn door het Rijk vanaf 1 januari 2016.
Algemeen Artikel 4 Vrijstellingen Lid f vermiste reisdocumenten en rijbewijzen, indien blijkt, uit een door de politie opgemaakt proces verbaal, dat de vermissing van het reisdocument of het rijbewijs de aanvrager niet verwijtbaar is. (een overval, fysiek geweld of diefstal na inbraak uit woning) vermiste reisdocumenten en rijbewijzen
Titel 1: Algemene dienstverlening Hoofdstuk 8 Reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaart Toevoeging: 1.8.7 Kosten voor het op verzoek van de burger thuis bezorgen van een reisdocument bedraagt extra per document 1.8.7.1 voor ieder extra document dat op hetzelfde adres bezorgd moet worden zijn de kosten extra
€
13,50
€
3,50
Hoofdstuk 10 Wet op de kansspelen 1.10.1.2.5 Indien de vergunning geldt voor een tijdvak van meer dan 4 jaar of voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 1./10.1.1. in plaats van € 56,50 een bedrag van € 226,50 en voor de toepassing van artikel 1.10.1.2 in plaats van €34,00 een bedrag geldt van € 136,00. 1.10.1.2.5 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing, indien de vergunning geldt voor een tijdvak van meer dan 4 jaar of voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 1.10.1.1 in plaats van € 56,50 een bedrag van € 226,50 en voor de toepassing van artikel 1.10.1.2 in plaats van €34,00 een bedrag geldt van € 136,00.
Hoofdstuk 10 Wet op de kansspelen Artikel verwijderd 1.10.4 Indien de aanvraag dan wel de wijziging van een vergunning als bedoeld in Artikel 2.39 van de A.P.V. voorgelegd moet worden aan het landelijk bureau Bibob wordt het tarief als bedoeld in artikel 1.10.3 verhoogd met Toelichting Bij D&H- , Prostitutie-, speelautomaten hal aanvragen is een Bibob toets noodzakelijk. Bij een Bibob-onderzoek (Bevordering van Integriteits Beoordelingen door het Openbaar Bestuur) wordt onderzocht of er een kans is dat een vergunning, subsidie of overheidsopdracht misbruikt zal worden voor criminele activiteiten. De werkzaamheden die het gemeentebestuur op grond van de Wet Bibob verricht houden in overheersende mate verband houden met een algemeen belang en is geen dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang." Er is geen sprake van een dienst en dus kunnen er voor Bibob-activiteiten geen leges worden geheven. Daarom wordt voorgesteld om de betreffende artikelen om leges te heffen te verwijderen uit onze legesverordening. Hoofdstuk 15 Kabels en leidingen 1.15.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag in verband met het verkrijgen van een instemmingsbesluit, als bedoeld in de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI), omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden: 1.15.1.1 indien het betreft tracés vanaf 25 tot 250 m¹ 1.15.1.2 indien het betreft tracés vanaf 250 tot 1000 m¹ 1.15.1.3 indien het betreft tracés vanaf 1000 tot 2500 m¹ 1.15.1.4 indien het betreft tracés vanaf 2500 m¹. Op basis van een begroting 1.15.1.5 Indien een begroting als bedoeld in 1.15.1.4 is uitgebracht, wordt een aanvraag pas in behandeling genomen nadat de uitgebrachte begroting is geaccordeerd. 1.15.2 Indien het betreft het in behandeling nemen van een graafmelding tot 25 m¹: 1.15.3 Indien er met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 1.15.1 overleg moet plaatsvinden tussen de gemeente en de netbeheerder of de gemeente, andere beheerders van openbare gronden en de netbeheerder, wordt het in 1.15.1 genoemde bedrag per overleg verhoogd met:
€
411,50
€ 272,35 € 393,65 € 575,65
€ 274,52 € 397,15 € 581,15
€
85,33
€ 70,46
€ 318,50
€ 322,00
1.15.4
1.15.5
Als met betrekking tot een aanvraag onderzoek naar de status van de kabel en/of leiding plaatsvindt, wordt het in 1.15.1 genoemde bedrag verhoogd met de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de netbeheerder meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die ter zake door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. Indien een begroting als bedoeld in 1.15.4 is uitgebracht, wordt een aanvraag pas in behandeling genomen nadat de uitgebrachte begroting is geaccordeerd.
Toelichting In 2014 is een Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur opgesteld door Tele-BS. Dit is samen met nog 10 gemeentes gedaan om voor nutsbedrijven een eensluidend stuk te krijgen. Onderdeel hiervan was o.a. het aanpassen van de legesverordening. Gezamenlijk is een rekentabel gemaakt met hierin vermeld de tijd die aan de vergunningsaanvraag wordt besteed.
Titel 2: Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Hoofdstuk 2 Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag Verwijdering: 2.2.3 een verzoek tot de beoordeling van een conceptaanvraag om een omgevingsvergunning (schetsplan) : 20% van de leges zoals deze bij een daadwerkelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het project zouden worden vastgesteld, met een minimum van € 160,00 Toelichting:
Voor een principeverzoek of een vooroverleg worden geen leges in rekening gebracht, maar wel voor een schetsplan. De meeste schetsplannen worden echter gevolgd door een Wabo aanvraag voor de activiteit bouw. De leges voor een schetsplan worden later weer verrekend met de omgevingsvergunning. Er worden nu twee keer een rekening verstuurd en dit vraagt ook weer enkele tussenstappen in de afhandelingen van plannen en het geeft meer controletaken. Het is efficiënter om in een keer de leges bij de omgevingsvergunning in rekening te brengen.
Noot:
Doorgenummerd: 2.2.4 is nu 2.2.3
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning: Toevoeging: 2.3 Het tarief kan worden verhoogd met advieskosten van de Commissie MER, Cultuurcompagnie, welstand of andere adviesorganen. Toelichting: Deze zin wordt toegevoegd om de kenbaarheid voor de aanvrager te vergroten met welke kosten de aanvrager rekening moet houden.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning: 2.3.3.3 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking): 2.3.3.3 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, lid, onder a, onder 2 van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking): Toelichting: De tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan valt nu onder de afwijking op grond van art. 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo (afwijking op grond van algemene
maatregel van bestuur). Daarmee is de procedure vereenvoudigd.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning: 2.3.3.3.1 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking), voor een verlenging van een reeds verleende tijdelijke vergunning: 2.3.3.3.1 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, lid, onder a, onder 2 van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking): Toelichting: De tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan valt nu onder de afwijking op grond van art. 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo (afwijking op grond van algemene maatregel van bestuur). Daarmee is de procedure vereenvoudigd.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning: 2.3.3.3.2 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking), voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij de nieuwbouw van een woning: 2.3.3.3.2 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, lid, onder a, onder 2 van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking): Toelichting: De tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan valt nu onder de afwijking op grond van art. 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo (afwijking op grond van algemene maatregel van bestuur). Daarmee is de procedure vereenvoudigd.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning 2.3.4.3.1 Indien de projectkosten minder bedragen dan € 500.000 Toelichting Artikel 2.3.4.3.1 Het tarief planologisch strijdig gebruik zonder bouwen is € 2.885,80 (tarief 2015) en het tarief planologische strijdig gebruik met bouwen is € 2.546,70. De procedures zijn gelijk en het bedrag van € 2.546,70 is kosten dekkend. Dit verschil is niet eerder opgemerkt. Het tarief wordt voor dezelfde procedure nu gelijk. Nieuw tarief 2016: € 2.546,70 x 1,05 = € 2.674,05
€ 2.885,80
€ 2.674,05
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning: 2.3.4.4 indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking) 2.3.4.4 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, lid, onder a, onder 2 van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking): Toelichting: De tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan valt nu onder de afwijking op grond van art. 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo (afwijking op grond van algemene maatregel van bestuur). Daarmee is de procedure vereenvoudigd.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning: 2.3.4.4.1 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag; indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking), voor een verlenging van een reeds verleende tijdelijke vergunning: 2.3.4.4.1 van het op grond van onderdeel 2.3.1.1 verschuldigde bedrag;
Toelichting:
indien artikel 2.12, lid, onder a, onder 2 van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking): De tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan valt nu onder de afwijking op grond van art. 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo (afwijking op grond van algemene maatregel van bestuur). Daarmee is de procedure vereenvoudigd.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning: 2.3.18.1 Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo: 2.3.18.1
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in paragraaf 2.5 van de Wabo:
Toelichting:
Door niet alleen artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo te noemen maar paragraaf 2.5 van de Wabo kunnen niet alleen de kosten van verklaringen van geen bedenkingen, maar ook andere advieskosten die gemaakt worden door de gemeente voor ander bestuursorganen opgevoerd worden.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning: Toevoeging: 2.3.18.1.3 Indien de gemeenteraad of een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen of een advies aan een ander overheidsorgaan moet afgeven voor project of bouwplan dat gemeente overschrijdend is Toelichting:
De gemeente Heerhugowaard wordt bij gemeente overschrijdende projecten om advies of om een verklaring van geen bedenkingen gevraagd. Nu is er geen grondslag voor het doorberekenen van leges voor een verklaring van geen bedenkingen aan een ander gemeente of provincie. Het betreffen over het algemeen grote infrastructurele werken.
Titel 3 Dienstverlening vallen onder Europese dienstenrichtlijn Hoofdstuk 1 Horeca 3.1.2 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een gewijzigde vergunning of gewijzigde locatie ingevolge artikel 30 van de Drank- en Horecawet 3.1.2
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een gewijzigde vergunning of een wijziging op locatie ingevolge artikel 30 van de Drank- en Horecawet
Hoofdstuk 1 Horeca Toelichting op tariefwijziging naar € 92,00 3.1.3 een ontheffing ex artikel 35 van de Drank en horecawet (tijdelijke ontheffing) wordt aangevraagd bij evenementen. Dit levert veel werk op. Een tarief van 25,60 is totaal niet kostendekkend. Het kost
€
6.600,00
zelfs meer tijd dan om een ontheffing sluitingsuur af te handelen. Het voorstel is daarom het tarief gelijk te trekken met het tarief ontheffing sluitingsuur € 92,00 ( en met 3.5.4 niet genoemde beschikking of ontheffing € 92,00).
€ 25,60
Hoofdstuk 1 Horeca verwijdering 3.1.5 Indien de aanvraag tot het verkrijgen dan wel de wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 3 en 30 van de Drank- en Horecawet voorgelegd moet worden aan het landelijk bureau Bibob, wordt het tarief als bedoeld in artikel 3.1.1 of 3.1.2 verhoogd met Toelichting: Bij D&H- , Prostitutie-, speelautomaten hal aanvragen is een Bibob toets noodzakelijk. Bij een Bibob-onderzoek (Bevordering van Integriteits Beoordelingen door het Openbaar Bestuur) wordt onderzocht of er een kans is dat een vergunning, subsidie of overheidsopdracht misbruikt zal worden voor criminele activiteiten. De werkzaamheden die het gemeentebestuur op grond van de Wet Bibob verricht houden in overheersende mate verband houden met een algemeen belang en is geen dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang." Er is geen sprake van een dienst en dus kunnen er voor Bibob-activiteiten geen leges worden geheven. Daarom wordt voorgesteld om de betreffende artikelen om leges te heffen te verwijderen uit onze legesverordening.
Hoofdstuk 3 Prostitutiebedrijven Verwijdering 3.3.3 Indien de aanvraag dan wel de wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4 van de A.P.V. voorgelegd moet worden aan het landelijk bureau Bibob, wordt het tarief als bedoeld in artikel 3.3.1 of 3.3.2 verhoogd met Toelichting:
Hoofdstuk 5 3.5.2.1 3.5.2.2 3.5.2.3 3.5.2.4 3.5.2.5
€ 92,00
€
419,75
€
419,75
€ € € € €
311,45 311,45 311,45 97,35 97,35
Bij D&H- , Prostitutie-, speelautomaten hal aanvragen is een Bibob toets noodzakelijk. Bij een Bibob-onderzoek (Bevordering van Integriteits Beoordelingen door het Openbaar Bestuur) wordt onderzocht of er een kans is dat een vergunning, subsidie of overheidsopdracht misbruikt zal worden voor criminele activiteiten. De werkzaamheden die het gemeentebestuur op grond van de Wet Bibob verricht houden in overheersende mate verband houden met een algemeen belang en is geen dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang." Er is geen sprake van een dienst en dus kunnen er voor Bibob-activiteiten geen leges worden geheven. Daarom wordt voorgesteld om de betreffende artikelen om leges te heffen te verwijderen uit onze legesverordening.
Diverse vergunningen/ontheffingen Vast 1 dag Vast 2 dagen Vast meer dan 2 dagen Tijdelijk (seizoensplaats) Incidenteel
3.5.2.6 3.5.2.7
3.5.2.1 3.5.2.2 3.5.2.3 3.5.2.4 Toelichting:
Weigering standplaats Onverminderd het bepaalde in onderdeel 3.5.2.1, 3.5.2.2, 3.5.2.3, 3.5.2.4, 3.5.2.5 en 3.5.2.6 bedraagt het tarief krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een welstandstoets noodzakelijk is en hiervoor het advies van de welstandcommissie moet worden ingewonnen, wordt het overeenkomstig 2.2.3 en 2.3.1 berekende bedrag verhoogd met het bedrag van de door de stichting welstandszorg Noord-Holland vastgestelde advieskosten. vast 1 of meer dagen voor een periode van 5 jaar tijdelijke (seizoensplaats) voor een periode van 1 jaar incidenteel weigering standplaats Bij de invoering van het standplaatsenbeleid is voorgesteld om voor de reguliere standplaatsvergunning een vergunningstermijn voor 5 jaar in te voeren. Voor het bepalen van het tarief van 5 jaar is uitgegaan van het bestaande tarief vermenigvuldigd met 1,5. Daarnaast is het tarief met de jaarlijkse stijging toegepast. In de vorige legesverordening waren er een regels opgenomen voor vast 1 dag, vast 2 dagen en vast meer dagen. Het tarief voor deze vergunning was voor alle gevallen hetzelfde. Het voorstel is om dit in een legesartikel te clusteren.
Hoofdstuk 5 Diverse vergunningen/ontheffingen Toevoeging: 3.5.4.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een andere, in deze titel niet genoemde vergunning of ontheffing of tot het nemen van een andere beschikking voor een termijn van 5 jaar Toelichting: Er zijn situaties bij enkele ontheffingen en vrijstellingen waarbij bijna geen wijzigingen optreden. Het vergt en van de ondernemer en van de gemeente veel administratief werk. In het kader van lastenverlichting en deregulering zou besloten kunnen worden om in die situaties een vergunning voor 5 jaar te verlenen (dit is ook al voor de standplaatsen in het nieuwe beleid opgenomen). Dit is ook haalbaar bij de vuurwerkvergunningen voor bestaande verkooppunten en vervoer gevaarlijke stoffen. Indien er een nieuw verkooppunt voor vuurwerk wordt aangevraagd wordt eerst een vergunning voor 1 jaar verleend. Indien uit de evaluatie blijkt dat er geen overlast veroorzaakt is. Kan daarna een vergunning voor 5 jaar worden verleend.
€
97,35
€ € € €
467,20 97,35 97,35 97,35
€
138,00
Onroerende-zaakbelasting: De OZB-tarieven worden gecorrigeerd voor de prijs- en waarde ontwikkeling. De waardeontwikkeling is medio oktober 2015 ontvangen van Cocensus. Voor de prijsontwikkelingen wordt het CPI-index (1,0%) gebruikt zoals vermeld in Paragraaf A van de Raadsbegroting. Op grond van bovenstaande uitgangspunten worden de tarieven als volgt berekend:
OZB-tarieven Eigenaar woning Eigenaar niet-woning Gebruiker niet-woning
Tarief 2015 0,12476% 0,26545% 0,21469%
Tarief 2016 0,12374% 0,27028% 0,23673%
Mutatie -0,81% 1,82% 10,27%
Bij de berekeningen van de tarieven wordt rekening gehouden met opbrengstverlagende effecten 1 zoals bezwaren, vrijstellingen, “De Pater” woningen en leegstand. Het verwachte effect in verband met accres in 2016 wordt via de groeigelden aangevraagd. Bij de correctie in verband met leegstand bij “gebruiker niet-woning” is de waarde van de huidige leegstand (stand oktober 2015) nog extra naar boven bijgesteld teneinde de jaarlijkse fluctuaties bij dit onderdeel beter op te kunnen vangen. Verder is bij het bepalen van de omvang van leegstand nu ook rekening gehouden met leegstand bij bouwgrond. Ingeval er op 1 januari nog geen bouwactiviteiten zijn opgestart, dan is er formeel gezien sprake van “leegstand”.
Lijkbezorging: Toelichting van de belangrijkste wijzigingen: De nacalculatie van de kosten hebben geleid tot een gemiddelde stijging van de leges van de belangrijkste producten (particulier graf, algemeen graf, urnengraf, begraven van een persoon 12 en het bijzetten van een asbus) met 1,3 % De leges voor het verkrijgen van grafrecht voor graven op de begraafplaats in Veenhuizen met ingang van 2016 op dezelfde manier berekend als die op de begraafplaats aan de Krusemanlaan. Dit leidt tot een eenmalige kostenstijging voor deze bestemmingen. Voor de graven op de begraafplaats in Veenhuizen, die zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, is er weer een tarief voor het dekken van de kosten voor het onderhoud opgenomen in de legesverordening. De rechthebbenden van deze graven zullen vanaf 2016 hier weer voor worden aangeslagen. Er is een apart legestarief opgenomen voor het verkrijgen en het verlengen van de gelegenheid tot het aanbrengen van een naamplaatje op een van de herdenkingszuilen. Dit tarief staat los van de aanschaf van het naamplaatje en zorgt voor een betere dekking van de gemaakte kosten. De tekst van artikel 4.4 aangaande begraven van foetussen is aangepast om beter aan te sluiten bij de tekst in de Wet op de lijkbezorging. De tekst van artikel 6.4 aangaande het opgraven uit een algemeen graf tegelijkertijd met de ruiming van de omliggende graven sluit beter aan bij de praktijk. De tekst van artikel 7.1 aangaande naamplaatjes is aangepast in verband met de eerder genoemde splitsing van het verkrijgen van de gelegenheid tot het aanbrengen van een naamplaatje op de herdenkingszuil en de levering van het naamplaatje zelf.
1
Met ingang van het belastingjaar 2006 is bij de OZB de gebruikersheffing voor de woningen afgeschaft. Door 2e Kamerlid mevrouw De Pater is nadien een amendement ingediend waardoor ook de woningdelen binnen niet-woningen (bijvoorbeeld een woningdeel binnen een bedrijfspand of het woningdeel bij een boerenbedrijf) vrijgesteld worden. Daarom is de aftrek in het kader van de De Pater alleen bij de gebruikersheffing niet-woningen is opgenomen.
Toelichting: De wijzigingen in de tarieven worden veroorzaakt door de actualisatie van de te verwachten kosten die aan de basis hiervan liggen. Er zijn ook wijzigingen doorgevoerd in de verdeling van sommige kosten over de verschillende producten. Vandaar dat sommige producten duurder zijn geworden en andere goedkoper. Per saldo veranderd er, behalve door prijsindexatie, niets. Meer informatie over de exploitatie van de begraafplaatsen is terug te lezen in BW14-0193 (exploitatie begraafplaatsen). Tarieventabel Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten op de begraafplaats aan de Krusemanlaan 1.1 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf wordt geheven: 1.1.1 Voor een periode van 20 jaar: € 2.330 € 2.365 1.2 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een kindergraf wordt geheven: 1.2.1 Voor een periode van 20 jaar: € 1.267 € 1.283 1.3 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urenengraf wordt geheven: 1.3.1 Voor een periode van 20 jaar: € 864 € 809 1.4 Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een graf wordt geheven: 1.4.1 Voor een periode van 10 jaar: € 1.150 € 1.174 1.4.2 Voor een periode van 20 jaar: € 2.213 € 2.255 1.5 Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een kindergraf wordt geheven: 1.5.1 Voor een periode van 10 jaar: € 618 € 633 1.5.2 Voor een periode van 20 jaar: € 1.150 € 1.174 1.6 Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een urnengraf wordt geheven: 1.6.1 Voor een periode van 10 jaar: € 454 € 428 1.6.2 Voor een periode van 20 jaar: € 822 € 765 Hoofdstuk 2 Verlenen van rechten op de begraafplaats aan de Kerkweg 2.1 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf wordt geheven: 2.1.1 Voor een periode van 20 jaar: € 1.404 € 2.183 2.2 Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een graf wordt geheven: 2.2.1 Voor een periode van 10 jaar: € 665 € 1.036 2.2.2 Voor een periode van 20 jaar: € 1.330 € 2.073 2.3 Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de begraafplaats wordt voor graven, die voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven, geheven: 2.3.1 Voor een periode van 10 jaar € 852 2.3.2 Voor een periode van 20 jaar € 1.705 Hoofdstuk 3 Bieden van gelegenheid op de begraafplaats aan de Krusemanlaan 3.1 Voor het bieden van de gelegenheid tot begraven in een algemeen € 557 € 562 graf wordt geheven: 3.2 Voor het bieden van de gelegenheid tot begraven in een algemeen € 380 € 381 kindergraf wordt geheven: 3.3 Voor het bieden van de gelegenheid tot begraven in het foetusgraf € 148 € 151 wordt geheven: 3.4 Voor het bieden van de gelegenheid tot bijzetten in een urnennis wordt geheven: 3.4.1 Voor een periode van 10 jaar: € 1.102 € 1.109 3.4.2 Voor een periode van 20 jaar: € 1.978 € 1.984 3.5 Voor het verlengen van de gelegenheid tot bijzetten in een urnennis wordt geheven:
3.5.1 3.5.2 3.6
Voor een periode van 10 jaar: Voor een periode van 20 jaar: Voor het bieden van de gelegenheid tot aanbrengen van een naamplaatje op een herdenkingsmonument voor de periode van 10 jaar wordt geheven: 3.7 Voor het verlengen van de gelegenheid tot aanbrengen van een naamplaatje op een herdenkingsmonument voor de periode van 10 jaar wordt geheven: Hoofdstuk 4 Begraven, bijzetten en verstrooien 4.1 Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een persoon van 12 jaar of ouder wordt geheven: 4.2
Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een kind van beneden 12 jaar wordt geheven:
4.3
Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een kind beneden één jaar wordt geheven:
4.4
Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een foetus geboren na minder dan 24 weken zwangerschap wordt geheven: Voor het begraven van een menselijke vrucht, die na een zwangerschap van minder dan 24 weken zwangerschap levenloos ter wereld is gekomen danwel binnen 24 uur na de geboorte is overleden, wordt geheven: 4.5 Voor het na opgraving begraven van de overblijfselen van een stoffelijk overschot wordt geheven: 4.6 Voor het begraven of bijzetten van een asbus of urn wordt geheven: 4.7 Voor het verstrooien van as wordt per asbus of urn geheven: Hoofdstuk 6 Opgraven en ruimen 6.1 Voor het opgraven van een stoffelijk overschot wordt geheven: 6.2 Voor het opgraven of verwijderen van een asbus of urn wordt geheven: 6.3 Voor het op verzoek van de rechthebbende ruimen van een graf wordt geheven: 6.4 Voor het na opgraving bijeen brengen en inkisten van de overblijfselen van een stoffelijk overschot voor crematie of herbegrafenis wordt geheven: Voor het opgraven van een lijk uit een algemeen graf tegelijkertijd met de ruiming van de omliggende graflagen wordt geheven: Hoofdstuk 7 Overige diensten 7.1 Voor het door of vanwege de gemeente aanbrengen van een naamplaatje op een herdenkingsmonument wordt geheven: Voor het leveren, graveren en aanbrengen van een naamplaatje voor een van de herdenkingszuilen wordt geheven:
€ 962 € 1.838
€
€ 967 1.843 € 46 €
46
€ 641
€ 644
€ 363
€ 356
€ 258
€ 246
€ 170 € 180 € 641 € 170 € 42
€ 644 € 202 € 44
€ 833 € 86
€ 825 € 68
€ 326
€ 176
€ 171 € 405
€ 28
Afvalstoffenheffing De tarieven van de afvalstoffenheffing worden vastgesteld op basis van kostendekkendheid. Na het opstellen van Paragraaf A van de Raadsbegroting 2016 is er nog een mutatie doorgevoerd: Verhoging van € 10 duizend van de kwijtschelding afvalstoffenheffing. Op basis van gegevens van Cocensus blijkt dat de kwijtschelding in 2015 € 10 duizend hoger is dan begroot. Verwacht wordt dat dit effect ook in 2016 doorzet en wordt daarom in de tarieven afvalstoffenheffing meegenomen. In onderstaande tabel staan de tarieven afvalstoffenheffing vermeld zoals die in de Paragraaf A van de Raadsbegroting staan vermeld en de nieuwe vastgestelde tarieven naar aanleiding van de verhoging van de kwijtschelding.
€ 30
Huishouden 1-persoons 2-persoons meerpersoons
Tarief 2016 Raadsbegroting Nieuw tarief € ,9 € , € , € , € , € ,
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: a indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door één persoon € 197,51. b indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door twee personen € 215,83 c indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door meer dan twee personen € 234,16. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: a indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door één persoon € 205,43. b indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door twee personen € 225,60. c indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door meer dan twee personen € 245,77.
Rioolheffing De tarieven van de rioolheffing worden vastgesteld op basis van kostendekkendheid.
1. 2. 3.
Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt € 144,96 per perceel per jaar. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt het tarief van het eigenarendeel voor een perceel met een bruto vloeroppervlakte van minder dan 25 m² € 36,24 per perceel per jaar. Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt voor elke kubieke meter water of gedeelte daarvan boven het aantal van 250 kubieke meters water € 0,58 en voor zover het een perceel betreft dat niet in hoofdzaak tot woning dient, Tevens voor elke vierkante meter hemelwater afstromend oppervlak boven het aantal van 500 vierkante meters € 0,13
1. Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt € 147,86 per perceel per jaar. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt het tarief van het eigenarendeel voor een perceel met een bruto vloeroppervlakte van minder dan 25 m² € 36,97 per perceel per jaar. 3. Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt voor elke kubieke meter water of gedeelte daarvan boven het aantal van 250 kubieke meters water € 0,59 en voor zover het een perceel betreft dat niet in hoofdzaak tot woning dient, Tevens voor elke vierkante meter hemelwater afstromend oppervlak boven het aantal van 500 vierkante meters € 0,15