2013 Leerlingen…in de watten gelegd?
Eline Geneugelijk Arjanne Schouls Scholengemeenschap Pieter Zandt
Driestar Hogeschool
--Leerlingen…in de watten gelegd?---Komt het verwende kind syndroom voor in de klassen een tot en met vier van de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen? Zo ja, hoe kunnen docenten hier het beste mee omgaan? --
Minor onderzoek
ter verkrijging van het bachelor diploma aan de Driestar Hogeschool te Gouda met medewerking van Scholengemeenschap Pieter Zandt en dhr. G.J. Beunk in het openbaar te presenteren op --23--april--2013--
door Eline Geneugelijk 09GE2106L Arjanne Schouls 09SC3009L
1
Hoofdlijn Vanuit de literatuur en de media komt steeds meer naar voren dat kinderen van deze tijd verwende kinderen zijn. Ons doel met dit onderzoek is om te kijken of dit ook geldt voor de eerste vier klassen van de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen.
Komt het verwende kind syndroom voor in de klassen een tot en met vier van de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen? Zo ja, hoe kunnen docenten hier het beste mee omgaan? Om dit te kunnen onderzoeken hebben we ons eerst verdiept in de literatuur die verschenen is. Als snel kwamen we er achter dat er vrij weinig over gepubliceerd is. Een van de bekendste publicaties is ‘Het verwende kind syndroom’ van Willem de Jong. Dit boekje hebben wij als basis gebruikt. Naar aanleiding van dit boekje hebben we, volgende de sneeuwbalmethode, meer literatuur gevonden en bestudeerd. Na ons literatuur onderzoek hebben we ons gericht op de enquête die we gehouden hebben onder leerlingen en collega’s van de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen. Naar aanleiding van de enquêtes onder collega’s, hebben we met negen collega’s een half gestructureerd interview gehouden. Uit de enquêtes en de interviews kwam naar voren dat het verwende kind syndroom niet aanwezig is op onze school, althans niet op de manier zoals deze beschreven wordt in de literatuur. De meerderheid van de geïnterviewde collega’s herkenden dit niet bij de leerlingen. Veel collega’s gaven wel aan problemen te ervaren op het gebied van concentratie en motivatie. De oorzaak hiervan is te vinden in de vluchtigheid van de maatschappij. Voor verdere informatie verwijzen wij naar ons onderzoeksverslag.
2
Inhoudsopgave Hoofdlijn
2
Inleiding
4
Kwantitatief onderzoek
5
Kwalitatief onderzoek
17
Conclusie
67
Aanbeveling
69
Bronvermelding
71
3
Inleiding De aanleiding van het onderzoek is de maatschappelijke interesse die gewekt werd door een uitzending van Hart van Nederland over het boek van Willem de Jong. In deze uitzending werd er een meisje gefilmd die voldoet aan de beschrijving zoals Willem de Jong deze beschreven heeft in ‘Het verwende kind syndroom’. Na het bekijken van deze uitzending en het lezen van bovenstaand boekje, was onze interesse gewekt. Met dit onderzoek hebben wij als doel om erachter te komen of dit ook van toepassing is in de eerste vier klassen van de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen. Als resultaat kwamen wij bij de volgende onderzoeksvraag
Komt het verwende kind syndroom voor in de klassen een tot en met vier van de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen? Zo ja, hoe kunnen docenten hier het beste mee omgaan? Om het antwoord op bovenstaande vraag te vinden hebben wij de volgende deelvragen gesteld. 1. Wat is verwenning? 2. Wat is het ‘verwende-kind-syndroom’ en hoe uit het zich bij kinderen op school? 3. Wat houdt het gedrag van een verwend kind concreet in? 4. Hoeveel respondenten, binnen de school, komen voor het verwende kind syndroom in aanmerking? 5. Hoe kan een docent hier op een positieve manier mee omgaan. Antwoorden hierop hebben we gevonden in verschillende bronnen. Voor deze bronnen verwijzen we u naar de bronvermelding achterin dit verslag.
4
Kwantitatief onderzoek 1. Wat is verwenning? 2. Wat is het ‘verwende-kind-syndroom’ en hoe uit het zich bij kinderen op school? 3. Wat houdt het gedrag van een verwend kind concreet in?
1. Wat is verwenning?
Betekenis volgens van Dale: bederven door toegevendheid: een kind verwennen. Bijzonder goed verzorgen. Er zijn twee soorten ‘verwenning’, het ene soort is positief, het andere heeft een problematische kant. Op deze problematische kant willen wij dieper ingaan. In het artikel ‘Verwenning – Psychologische achtergronden en gevolgen voor de ontwikkeling van het kind’ worden verschillende vormen van verwenning genoemd. Als eerste de materiële
verwenning: het kind wordt overspoeld met snoep, speelgoed, zakgeld, cadeaus enz.1 Pedagogische verwenning: geen of veel te weinig regels en grenzen stellen, een gebrek aan ouderlijke verwaarlozing.2
Affectieve verwenning: het op een verkeerde manier houden van een kind. Men houdt dan onvoldoende rekening met de totaliteit van de ontwikkelingsbehoeften en – opgaven van het kind.3 2. Wat is ‘het-verwende-kind-syndroom’ en hoe uit zich het bij kinderen op school? In de literatuur wordt er gesproken over ‘het-verwende-kind-syndroom’4. Dit is geen officiële diagnose. Als er in dit onderzoek gesproken wordt over ‘het-verwende-kindsyndroom’, gaat het om de negatieve factor van verwenning. De term ‘verwende-kindsyndroom’ bestaat sinds 1989 en is bedacht door Bruce McIntosh.5
5
Wat is het nu eigenlijk ‘het-verwende-kind-syndroom’? De naam van dit ‘syndroom’ is ontstaan door een groep kinderen, die gewend is haar zin te krijgen. Niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. Kinderen die geen uitstel dulden, kinderen aan wie geen leeftijdsadequate eisen worden gesteld, kinderen die op zichzelf gericht zijn, kinderen die berekenend en manipulatief gedrag laten zien; ze worden er niet plezieriger in de omgang van, in het bijzonder niet met hun liefhebbende ouders of hun leerkrachten. 6 Natuurlijk kunnen we gaan letten op hoe de opvoeding van de ouders invloed heeft op het gedrag van kinderen. Echter, is het ook belangrijk om te kijken hoe de samenleving staat tegenover kinderen. Het fenomeen opvoeding en ‘verwende’ kinderen is niet alleen van deze tijd. Socrates (via Plato in de vijfde eeuw voor Christus) zegt het volgende:
‘Kinderen van nu houden van luxe, ze hebben slechte gewoontes, minachting voor autoriteit, tonen een gebrek aan respect voor ouderen en kletsen liever dan dat ze leren. Kinderen zijn tegenwoordig tirannen, niet de dienaren van het huishouden. Ze staan niet meer op wanneer ouderen de kamer binnenkomen. Ze spreken hun ouders tegen, vallen mensen in de rede, eten lekkernijen aan tafel, kruisen hun benen en tiranniseren hun leraren.’ (volgens Patty en Johnson, 1953, van Socrates, [470 tot 399 v. C] via Plato, blz. 277)7 Er zijn verschillende bronnen die duidelijk zijn over de tegenwoordige samenleving en de opvoeding: We live in a child-centered society where childeren’s wants and
demands are increasingly being given priority over marital or family harmony, Financial considerations, parental sanity, common courtesy, quiet enjoyment, respect and common sense.8 Ook Willem de Jong zegt dit in zijn ‘Het verwende kind syndroom’: We leven in een kindgeoriënteerde maatschappij en de vervelende gevolgen daarvan ondervinden we dagelijks op school, in de supermarkt, op de camping en in restaurants. We zien kinderen en jeugdigen die zich het centrum van het universum wanen, geen frustratie aankunnen en voortdurend hun vermeende rechten opeisen.9 Nu zouden we ons de vraag kunnen stellen of de kinderen (en dus de ouders) worden beïnvloed door de maatschappij of dat de opvoeding de maatschappij beïnvloed, daar zou een heel onderzoek aan vooraf kunnen gaan. Wat echter waar is, is dat er van ouders en kinderen wordt verwacht dat zij hogerop komen en constant bezig zijn om hun grenzen 6
te verleggen. Om te voldoen aan dit beeld zullen ouders zich veelal bezig houden met zichzelf, hun carrière en hun toekomst. Dit betekent dat zij enerzijds van hun kinderen verwachten dat ze zelfstandig zijn, terwijl zij, als ouders tijd hebben, hun kinderen overladen met cadeaus. Zolang dat met mate is, is het nog niet zo erg, helaas worden kinderen overspoeld met cadeaus. Ook wordt grenzeloos gedrag toegestaan; vaak hoor je van ouders: ‘we willen ook niet gaat als we eens met elkaar zijn, dan houd je het gewoon gezellig’. Hierdoor nemen kinderen de ruimte om zich niet aan regels te hoeven houden, immers, als het die ene keer niet hoeft, doen we het de andere keer ook niet. Natuurlijk is dit niet de enige reden waarom ouders hun kind verwennen. Hier zetten we eens op een rijtje waarom ouders hun kind verwennen: -
Uit schuldgevoel
-
Ouders werden zelf verwend
-
Ouders hadden het vroeger zelf niet breed
-
Vanwege concurrentie met andere volwassenen
-
Om hun kind te controleren
-
Om confrontatie en afwijzing uit de weg te gaan
-
Om zich een goede ouder te voelen
-
Kunnen geen grenzen stellen
-
Vanwege competitie met andere ouder over de controle van het kind
-
Weg van de minste weerstand
-
Snelle oplossing bij een jengelend kind
-
Om conflicterende belangen te verbergen
-
Om populair te zijn bij het kind
-
Ter compensatie van mishandelende ouder
-
Ter compensatie van afwezige ouder
-
Om kind gunstig te stellen
-
Vanwege verafgoding van het kind
-
Om de eigenwaarde van de ouder op te krikken
-
Om het kind blij te maken
-
Om te concurreren met ouders van vriendjes van het kind
-
Uit angst voor de boosheid of woede van het kind 7
-
Uit liefde, zonder dat er iets tegenover staat
-
Ter compensatie van wat de ouder niet kon, mocht of had
-
Om andere ouder of grootouders dwars te zitten
-
Geen kennis hebben van de ontwikkelingsfases van een kind
-
Onder druk van media of andere kinderen
-
Om grootouders of andere volwassenen te pleasen
-
Vanwege ziekte van iemand in het gezin of de familie
-
Uit tijdgebrek of gebrek aan energie10
Bron: Bredehoft e.a. 1998 In het kort is al aangestipt hoe het syndroom zich uit bij kinderen, hier willen we nog wat dieper op in gaan. Gedrag op school In het artikel ‘Verwende kinderen op school’ (Caleidoscoop, 10e jaargang, nr. 3) wordt antwoord gegeven door leerkrachten hoe zij verwenning vaststellen. Daar werd het volgende antwoord op gegeven: het zijn kinderen die nooit genoeg
krijgen, kortom, geen grenzen kennen. Ze waarderen ook niet wat je hun geeft, en wat opvalt is hun egocentrisme: ze hebben weinig sociaal gevoel of aandacht voor de anderen. Hun wereld is ‘klein’ geworden, alles draait rond hun eigen persoontje. Ze hebben gebrek aan doorzettingsvermogen, zijn gemakzuchtig en nooit tevreden (terwijl ze alles hebben). Verwende kinderen kunnen niet spontaan blij zijn met de gewone dingen. Ze kennen geen innerlijke rust en geraken gestresseerd.11 Niet alleen vertonen kinderen gedrag op school wat met verwenning te maken heeft, ook ouders hebben een aandeel om te laten zien dat zij hun kind verwennen. In hetzelfde artikel staat: ouders gaan in hun verwenning zo ver dat ze geen schoolstraf
voor hun kind accepteren. Ze ondermijnen aldus het gezag van en het respect voor de leerkracht. Die zal zich verder hoeden voor optreden en het stellen van grenzen, waardoor de pedagogische verwenning zich ook op de school doorzet. Vooral in de lagere school wordt hier de plooi gevormd door de latere opstelling tegenover school en gezag. De affectieve verwenning gebeurt uiteraard meer thuis. Leerkrachten zien er 8
enkel de gevolgen van voor de ontwikkeling en de prestaties van een dergelijk verwend kind. Toch laten ook leerkrachten zich soms meeslepen met affectieve verwenning van huis uit. Gehandicapte en zorgvragende kinderen worden ook door leerkrachten ontzien en onderschat. Uiteraard is deze vorm van verwenning meer aanwezig bij kleinere en zorgbehoevende kinderen. Ze wordt wel problematisch als ze blijft doorduren op lagereof middelbare-school-leeftijd: een kasplantje zal nooit het harde buitenleven aankunnen.12 3. Wat houdt het gedrag van een verwend kind concreet in? Wanneer kinderen problematisch verwend worden, ouders veel te toegeeflijk zijn en kinderen niet leren bij hun leeftijd passende verantwoordelijkheid te dragen, zijn er problemen te verwachten op het gebied van onder andere de morele en de egoontwikkeling. Hier willen we wat dieper op in gaan. De gebrekkige morele ontwikkeling Kinderen worden niet geboren met een besef van wat wel of niet mag. Dat moet een kind aangeleerd worden door de ouders in het gezin, door familie, grootouders en de omgeving, waarin de school en hobby- en sportclubs een grote rol spelen. Vervolgens leren kinderen in te schatten wat wel en niet kan en mag. De ouders zijn rolmodellen voor het kind en leren het de regels aan zoals die in de maatschappij gelden. Zij geven ook uitleg over het hoe en waarom van de regels. Sport en (gezelschaps)spelen zijn een goede manier om kinderen regels aan te leren, en zich te houden aan die regels.13 Op jonge leeftijd zal een kind, zoals bij prosociaal gedrag, sociaal wenselijke moraliteit vertonen. Het handelt vooral naar de verwachte effecten op zijn gedrag: beloning wordt nagestreefd, straf wordt vermeden. Met het ouder worden leert het zijn keuzen en handelingen onder woorden brengen. Het kind houdt daarbij rekening met de reacties van anderen en leert zijn eigen gedrag te evalueren.14
9
Juist bij problematische verwende kinderen stokt hier de ontwikkeling. Vanuit de egocentrische opstelling van het verwende kind lukt het slecht rekening te houden met de belangen van anderen. Ook het evalueren van het eigen gedrag verloopt moeizaam of lukt niet. De verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag wordt uit de weg gegaan. De schuld voor mislukkingen en fouten wordt aan anderen toegeschreven.15 De ego-ontwikkeling In de vorming van de identiteit van het kind wordt een aantal fasen onderscheiden. Elke fase heeft een eigen thema en in elke fase is er een specifieke wisselwerking tussen het kind en zijn of haar sociale omgeving. Die sociale omgeving wordt in eerste instantie gevormd door ouder en overige gezinsleden, later breidt die omgeving zich uit met familie, vrienden en school. Wij gaan, bewust, alleen in op de fase die van toepassing is op leerlingen van het Voortgezet onderwijs. Tussen het zesde en twaalfde jaar leert het kind taakgericht te werken. Het leert samen te werken met gezinsleden, medeleerlingen, en vriendjes op de sportclub. Het leert zijn of haar gegeven talenten succesvol in te zetten. In dit proces is de ondersteuning van volwassenen onontbeerlijk. In deze fase ervaart het kind dat het presentaties kan leveren: de kracht bekwaamheid. In de puberteit en adolescentiefase, ruim gedefinieerd de leeftijd van tien tot in de twintig, gaat de jeugdige steeds meer initiatieven nemen, zelfstandig keuzes maken en beslissingen nemen. De sociale omgeving verwacht en waardeert dit en geeft daarbij ondersteuning. De jeugdige wordt in deze fase beschermd tegen het nemen van onverantwoorde risico’s. De jeugdige leert verantwoordelijkheid te nemen en trouw te zijn aan de verplichtingen die voortvloeien uit eigen keuzen. Voor een goede identiteitsontwikkeling is het van belang dat de adolescent door ouders, gezinsleden, leeftijdsgenoten, leerkrachten en andere belangrijke personen in zijn omgeving geprikkeld wordt tot zelfstandigheid. Daarnaast is het belangrijk dat de 10
jongere positieve ondersteuning ervaart in dit proces van zelfstandig worden en dat hij of zij daar serieus in wordt genomen.16 Een gebrekkige ego-ontwikkeling Wanneer in de hiervoor genoemde fasen structureel geen goede ervaringen worden opgedaan door het kind en er sprake is van een opvoedpatroon of een sociale omgeving die niet actief stimulerend is, kan dit de identiteitsvorming van het kind en de jeugdige dwarsbomen. Dit tekort betekent dat deze jongeren te weinig mogelijkheden of vaardigheden bezitten om de realiteit adequaat te hanteren en om de eigen behoeften te verzoenen met de eisen en de wensen van anderen. Deze egocentrische jongeren zijn dus gewoon dat de realiteit en de omgeving zich aan hun noden en behoeften aanpast. Deze houding en eis tot directe behoeftebevrediging gaat vaak gepaard met agressieve en dwingende gedragspatronen. Deze jongeren hebben dus het ‘lustprincipe’ niet leren inruilen voor het ‘realiteitsprincipe’.17 Problematisch verwende kinderen en jongeren en hun omgeving ervaren afhankelijk van leeftijd, ontwikkelingsfase en overige bedreigende en beschermende factoren moeilijkheden op de volgende gebieden:18 -
uitgestelde aandacht
-
begrenzing en beperking
-
samenwerking
-
taakgericht werken
-
vertrouwen in eigen talent en vaardigheden
-
zelfstandig keuzes maken
-
probleeminzicht
-
frustratietolerantie
-
initiatief ontplooien
-
inzet laten zien
-
aangaan van verplichtingen 11
-
autoriteit
-
probleemoplossende vaardigheden
Het ontwikkelen van sociaal angstig gedrag Het zal geen verbazing wekken dat een gebrekkige gewetens- en identiteitsvorming en een laag gevoel van eigenwaarde tot conflicten in de sociale omgeving leiden. Omdat het problematisch verwende kind voortdurend op de ouderlijke nabijheid en assistentie kan rekenen, heeft het niet geleerd zijn of haar ‘boontjes te doppen’. Deze kinderen en jongeren zijn door hun ouders overbeschermd tegen de werkelijkheid en hebben niet geleerd op een sociale manier voor zichzelf op te komen. Ondertussen worden ze wel geconfronteerd met de junglewetten die bijvoorbeeld op een school heersen. Door verwenning en overbescherming hebben deze kinderen geen leeftijdsadequate sociale vaardigheden ontwikkeld. Daartegenover staat een sociale omgeving die zich niet laat commanderen of zich als tweederangsburgers laat behandelen.19 Problematisch verwende kinderen en jongeren ervaren de ‘buitenwereld’ als onvoorspelbaar, oneerlijk, onbetrouwbaar en onveilig. Ze kennen het spel en de spelregels van die wereld niet of niet goed genoeg en kunnen daar verward en angstig door worden. Dit kan de volgende effecten hebben: -
vermijding van sociale contacten
-
sociaal isolement
-
potentieel pestslachtoffer
-
risico van schoolverzuim of –weigering
-
achteruitgang schoolresultaten
-
koppig, oppositioneel gedrag
-
manipulerend gedrag
-
boos, agressief gedrag20
12
Het ontwikkelen van een negatief zelfbeeld, een gering zelfvertrouwen en geringe zelfwaardering Langzamerhand ontwikkelt zich het zelfbeeld van het kind of de jongere. Dit wordt omschreven als het beeld dat het kind van zichzelf vormt. In dit beeld gaat het niet alleen om de feitelijke karaktertrekken en eigenschappen van het kind, maar ook om datgene wat gewenst wordt, zoals idealen en de waardering van zichzelf en anderen. Naarmate kinderen en jongeren successen boeken en op doeltreffende wijze taken volbrengen en problemen oplossen, zal dat hen motiveren en zullen ze vol vertrouwen nieuwe situaties aangaan. Niet alleen het zelfvertrouwen, maar ook de zelfwaardering zal daardoor toenemen. Voorwaarden voor het ontwikkelen van een positief zelfbeeld, zelfvertrouwen en zelfwaardering bij het kind zijn onder andere: -
zich gewaardeerd en geaccepteerd voelen
-
positieve bejegening door de ouders
-
complimenten krijgen van ouders
-
opbouwende kritiek krijgen van ouders
-
ouders die initiatieven van het kind aanmoedigen
-
ouders die leeftijdsadequaat begrenzen
-
ouders die kansen en ruimte geven aan het kind
-
ouders die ook fors durven ingrijpen, indien noodzakelijk
-
ouders die moeilijke en pijnlijke thema’s niet vermijden
-
ouders die goed luisteren en in gesprek blijven
-
ouders die er zijn voor hun kind, tijd hebben voor hun kind
-
ouders die de prestaties van hun kind op een gezonde manier waarderen
-
ouders die fysiek contact maken, knuffelen, aanhalen, stoeien
Bij problematisch verwende kinderen en jongeren heeft het vaak ontbroken aan een aantal van de bovengenoemde voorwaarden. In de praktijk blijken de kinderen een matig zelfbeeld en weinig zelfwaardering te hebben.21
13
Ondanks de vaststelling dat deze jongeren vaak gepercipieerd worden als zeer zelfzekere, egocentrische, arrogante en narcistische jongeren schuilt onder deze vaak compenserende en zelfbeschermende houding een laag zelfwaardegevoel en onzekerheid.22 Clarke rapporteert de volgende ervaringen: -
niet goed aansluiten bij leeftijdsgenoten
-
niet geaccepteerd worden of afgewezen worden door anderen
-
moeite hebben met zelf beslissingen nemen, steeds leunen op een ander
-
steeds bevestiging van anderen willen
-
zich snel aangevallen en gekwetst voelen
-
moeite hebben met kritiek en feedback
-
slachtoffer zijn van pesterijen
-
vaak geen empathie ervaren van de omgeving, omdat ze het al zo goed hebben23
Het ontwikkelen van depressieve klachten Wanneer het negatieve zelfbeeld en de geringe zelfwaardering de overhand krijgen, lopen problematisch verwende kinderen het risico depressieve klachten te ontwikkelen. Gevoelens van afwijzing en tekortschieten kunnen gaan overheersen, terwijl de beschermde invloed van veerkracht ontbreekt, omdat daar, door de opvoedstijl van de ouders, te weinig aandacht aan besteed is. Machteloosheid en hulpeloosheid slaan toe. Dit kan zich uiten in: -
een negatieve stemming
-
slecht eetlust
-
weigeren aan activiteiten mee te doen
-
traagheid, sloomheid
-
laag energieniveau, vermoeidheid
-
slechte concentratie
-
onderpresteren op school
-
terugtrekken in sociale contacten
-
gebrekkige sociale vaardigheden
-
suïcidale uitingen 14
Opvallend bij problematisch verwende kinderen met depressieve klachten is, dat er vaak elementen van dwingelandij en manipulatie een rol spelen. De traagheid en sloomheid is vaak ook een vorm van lijdelijk verzet. De slechte eetlust kan ook een poging zijn om het favoriete voedsel op tafel te krijgen. De vermoeidheid kan soms het gevolg zijn van het weigeren op tijd te gaan slapen, omdat ’s nachts de tv of computer belangrijker zijn. De suïcidale uitingen kunnen door het kind als dwang- en chantagemiddel ingezet worden, om een bepaald doel te bereiken. Kortom, bij problematisch verwende kinderen en jongeren zijn er verhoogde risico’s voor depressieve gevoelens. Deze zullen zeker gevoed worden door de negatieve respons van de omgeving op het vaak onacceptabele, verwende en dwingende gedrag van het kind.24 Het ontwikkelen van agressief, dwingend of oppositioneel gedrag Definitie:
“Oppositioneel-uitdagend gedrag wordt gekenmerkt door een consistent en chronisch patroon van negativisme, vijandigheid, koppigheid en passief verzet tegen ouders, leerkrachten en eventueel andere gezagsdragers.”
25
Omdat deze jongeren onvoldoende geleerd hebben om te gaan met regels en beperkingen, bestaat het risico dat deze jongeren oppositioneel-uitdagende gedragspatronen ontwikkelen. Naast risicofactoren in de opvoeding (o.a. persoonlijke verwenning) kunnen biologische factoren, persoonlijkheidskenmerken en sociale invloeden deze gedragsstoornis mede ontwikkelen.26 De jongeren hebben geleerd dat, wanneer ze agressief reageren op een weigering of grens, hun ouders vaak capituleren en toegeven. Dit toegeven impliceert een indirecte beloning voor het onaangepaste gedrag (schelden, zeuren, beledigen, vechten) van de jongeren en ook een beloning voor de ouders. ( X stopt bij een toegeving met verbaal
agressief gedrag te vertonen en er is opnieuw rust) Deze beloning voor de ouders heet ook de dynamiek van de secundaire winst.
15
Als die jongeren merken dat dergelijke strategie vaak werkt, kan dit agressieve en eisende gedrag verder uitgroeien tot afdwingend gedrag.
27
Gerald Patterson: De hoofdoorzaak van het ontstaan van het overmatig dwinggedrag is
de beperking en de daaropvolgende verdere ondermijning van de ouderlijke vaardigheden, vooral de bekwaamheid van de ouders om disciplinerend op te treden. De rol van de alledaagse ouder-kind-interacties in het ontstaan van gedragsstoornissen wordt door Reid, Patterson en Snyder verklaard vanuit de principes van de operante conditionering.
28
Positieve bekrachtiging van sociaal wenselijk gedrag wordt weinig of inconsequent gegeven; hierdoor leren kinderen in onvoldoende mate zich sociaal wenselijk te gedragen. Belangrijker nog is de rol van negatieve bekrachtiging, het wegnemen van de onaangename stimulus. Als ouders hun opdrachten of eisen ( een voor het kind onaangename stimulus) intrekken wanneer het kind zich ertegen verzet, wordt dit verzetsgedrag bekrachtigd en neemt het in frequentie toe. Met andere woorden: als ouders zwichten voor het dwingend, manipulerend en negatieve gedrag van het kind, dan zal het kind dit gedrag in toenemende mate gebruiken op zijn doelen na te streven en aldus in het gezin een machtspositie verwerven.29
16
Kwalitatief onderzoek Resultaten naar aanleiding van de enquête onder 247 leerlingen.
1. Ik ben een... 135
133
130 125 119
120 115 110 Jongen
Meisje
2. Ik kom uit... 70 60 50 40 30 20 10 0
58
51 37
36
36
28 5
17
3. Ik zit in klas
120
108
100 73
80 60
45
40 24 20
0 Klas 1
Klas 2
Klas 3
Klas 4
4. Ik doe 70 60 50 40 30 20 10 0
66 48
42
40
22
17
16
5. Mijn ouders hebben...kinderen 160
134
140 120 100 80 60
58 36
40
23
20 0 1-3 kinderen
4-6 kinderen
6-8 kinderen
Meer dan 8 kinderen
18
6. Mijn ouders zijn gescheiden 237
250 200 150 100 50 14
0 Ja
Nee
7. Ik woon bij mijn.... 10
9
9 8 7 6
5
5 4 3 2 1 0 Vader
moeder
8. Mijn ouders werken allebei 129
128
128 127
126 125 124 123
122
122 121 120 119 Ja
Nee
19
9. Ik ben vaak thuis zonder beide ouder(s)
200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
187
40 12 1 dagdeel per week 2 dagdelen per week
10
3-4 dagedelen per Meer dan 4 week dagdelen per week
10. Wij gaan elk jaar op vakantie 120
108
100 73
80
68
60 40 20 0 Ja, in Nederland
Ja, in het buitenland
Nee
11. Wij gaan meerdere keren per jaar op vakantie 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
176
26
Ja, in Nederland
34 13 Ja, in het buitenland
Ja, zowel in Nederland als in het buitenland
Nee
20
12. Mijn ouder(s) willen dat ik geld verdien
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
89 71 50
23 16
Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
13. Ik vind dat mijn ouder(s) mij zakgeld horen te geven 200 173
180 160 140 120 100
76
80 60 40 20 0 Ja
Nee
14. Ik krijg ook daadwerkelijk zakgeld 120
106
100 80
65
60
50
40
20
15
13
0 € 1 - 5,00 per € 5 - 10,00 per € 10 - 15,00 week week per week
€ 15 of meer per week
geen
21
15. Ik vind dat mijn ouder(s) alles moeten betalen wat ik nodig heb
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
86
81
35 26
Helemaal oneens
21
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
16. Mijn ouder(s) betalen daadwerkelijk alles wat ik nodig heb 120 100
104
100
80 60 40
28 13
20 4 0 Veel te weinig
Weinig
Af en toe
Vaak
Altijd
17. Ik vind dat ik alles mag kopen zonder overleg met mijn ouder(s) 140 121
120 100 80 59
60
36
40 20
17
14
0 Veel te weinig
Weinig
Af en toe
Vaak
Altijd
22
18. Ik koop wat ik nodig heb zonder enig overleg met mijn ouder(s)
140
128
120 100 80 60
50 40
40 21 20
8
0 Nooit
Zelden
Regelmatig
Vaak
Altijd
19. De volgende items heb ik gekregen van mijn ouder(s) (meerdere antwoorden mogelijk) 160 140 120 100 80 60 40 20 0
148 126
128 101 69
38 9
6
20. Ik vind dat ik een cadeau moet krijgen voor een prestatie die ik geleverd heb (Bijv. allemaal voldoendes op mijn rapport) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
88 62 44
32 21
Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
23
21. Ik krijg daadwerkelijk cadeaus voor bepaalde prestaties die ik geleverd heb (Bijv. allemaal voldoendes op mijn rapport) 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
75
77
44 34 17
Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
22. Het cadeau is in de vorm van (meerdere antwoorden mogelijk) 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
165
59 28
55 22
23. Ik verwacht van anderen (familie, docent, medeleerlingen) dat ze mij altijd helpen 120
109
100
91
80 60 35
40 20 2
10
0 Zeer oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Zeer eens
24
24. Ik word erg boos als dingen niet gaan zoals ik wil dat ze gaan
160
149
140 120 100 80 55
60 40
20
20
13
10
Vaak
Altijd
0 Nooit
Zelden
Regelmatig
25. Als er iets verkeerd gaat leg ik snel de schuld bij anderen 160
142
140 120 100 80 60
54
36
40
11
20
4
0 Nooit
Zelden
Regelmatig
Vaak
Altijd
26. In hoeverre heb ik zicht op de negatieve gevolgen van mijn gedrag tegenover anderen 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
89
64 45
33 16
Nooit
Zelden
Regelmatig
Vaak
Altijd
25
27. Ik vind het moeilijk om mij te houden aan regels die buitenshuis gesteld worden (bijv. school, openbare leven) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
87 74
47 27 12
Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
28. Ik kan met al mijn vragen bij mijn ouder(s) terecht 29. Hoeveel tijd hebben je ouders voor een gesprek? 120
104
100 76
80 60
82 83 68
45
40 20
11
5
11
9
0 Heel weinig
Weinig
Neutraal
Veel
Heel veel
30. Ik heb het gevoel dat mijn ouder(s) belangstelling voor mij tonen 120 104 93
100 80 60 35
40 20
7
8
Veel te weinig
Weinig
0 Af en toe
Vaak
Altijd
26
31. Ik weet dat mijn ouder(s) van mij houden
180
167
160 140 120 100 80
63
60 40 20
14
2
1
Helemaal niet
Niet
0 Neutraal
Zeker
Zeer zeker
32. Mijn ouder(s) zeggen daadwerkelijk dat zij van mij houden 100 86
90 80 67
70
67
60 50 40 30 20
11
16
10 0 Heel weinig
Weinig
Neutraal
Veel
Heel veel
27
Beschrijving van de resultaten naar aanleiding van de enquête die onder leerlingen is uitgezet. Hieronder staat een zo volledig mogelijk omschrijving van de resultaten naar aanleiding van de enquête die, ten behoeve van ons onderzoek, onder de leerlingen is uitgezet. Deze enquête is in oktober en november 2012 afgenomen op de Pieter Zandt scholengemeenschap, locatie Kampen. In totaal hebben 247 leerlingen de enquête volledig ingevuld. Deze leerlingen zijn afkomstig uit de onderbouw. Concreet: de klassen 1 tot en met 4 VMBO-VWO. De groep geënquêteerde leerlingen bestaat uit 133 jongens en 119 meisjes. Aangezien de Pieter Zandt scholengemeenschap een streekschool is, leek het ons nuttig eerst in kaart te brengen waar de leerlingen vandaan komen. De meeste leerlingen, 58 van de ondervraagden, komen uit Kampen en omstreken. De minste leerlingen, 5 van de ondervraagden, komen uit de provincie Friesland. De meeste leerlingen, die geënquêteerd zijn, zitten in de 4e klas. Het gaat hier om 108 leerlingen. De minste leerlingen, die geënquêteerd zijn, zitten in de 2e klas. Het gaat hier om 24 leerlingen. Van de 247 geënquêteerde leerlingen zitten er 66 in de bovenbouw van het VMBO , sector Economie. Deze stream heeft hiermee het hoogste aantal respondenten. Van de 247 geënquêteerde leerlingen zitten er 16 in de onderbouw van het VWO. Hiermee heeft deze stream het laagste aantal respondenten. De meeste gezinnen (134) bestaan uit 4-6 kinderen. In totaal geeft 23 leerlingen aan dat ze uit een gezin komen van meer dan 8 kinderen. Van de 247 geënquêteerde leerlingen geven er 14 aan dat zijn/haar ouders uit elkaar zijn. Van deze 14 leerlingen geven er 5 aan dat ze bij hun vader wonen en 9 leerlingen dat ze bij hun moeder wonen. Ongeveer de helft van het totaal aantal respondenten geeft aan dat beide ouders werken. Concreet: 128 leerlingen geven aan dat beide ouders werken, 122 geven aan dat er 1 van de ouders werkt. 28
Van de geënquêteerde leerlingen geven er 187 aan dat zij een dagdeel per week alleen thuis zijn. Het aantal dat aangeeft dat zij 2 dagdelen alleen thuis zijn, is uitzonderlijk minder, dit komt uiteindelijk neer op een aantal van 40 leerlingen. Uiteindelijk gaat het maar om 4-5% van het totale aantal geënquêteerden die in de praktijk 3-4 dagdelen per week alleen thuis zijn. Het merendeel van de respondenten geeft aan dat zij elk jaar op vakantie naar het buitenland gaan, dit komt neer op 108 leerlingen van het totaalaantal geënquêteerden. Toch nog een groot deel van de leerlingen geeft aan dat zij niet elk jaar op vakantie gaan, 68 leerlingen. Van onze respondenten geven er 176 aan dat zij niet meerdere keren per jaar op vakantie gaan. Daarentegen geven er 13 aan dat ze meerdere keren per jaar naar het buitenland gaan. Van de ondervraagde leerlingen geven er 89 aan dat hun ouders willen dat ze geld verdienen, 16 leerlingen geven aan dat hun ouders niet willen dat ze geld verdienen. Een groot aantal leerlingen, 173 van de ondervraagden, geeft aan dat ouders hen zakgeld horen te geven . Van hen krijgt 50 leerlingen geen zakgeld. Het aantal dat €1-5,00 per week krijgt is het hoogst, 106 van het totaalaantal leerlingen geeft dit aan. Daarnaast geven 86 leerlingen dat ouders alles moeten betalen wat ze nodig hebben, 26 leerlingen geven aan dat ze het hier niet mee eens zijn. Van het totaalaantal leerlingen geven er 104 aan dat ouders vaak ook daadwerkelijk alles betalen wat hun kind nodig heeft. Het merendeel, 121 leerlingen, geven aan dat ze af en toe wel iets kopen zonder overleg met ouders. Echter, bij de volgende vraag geeft het merendeel (128 leerlingen) aan dat ze maar zelden iets kopen zonder eerst te overleggen met ouders. Van het totaalaantal ondervraagden geven 148 leerlingen aan dat ze een mobiel van de ouders hebben gekregen. Het aantal dat een scooter of Ipad heeft gekregen, ligt aanzienlijk lager. 6 – 9 leerlingen geven dit aan.
29
In totaal geven 88 leerlingen aan dat ze een cadeau horen te krijgen voor een prestatie die ze geleverd hebben, 77 leerlingen geven aan dat ze daadwerkelijk een cadeau ontvangen. De meeste leerlingen, 165, geven aan dat het cadeau dan in de vorm van een geldbedrag is. Het aantal dat een gadget of kleding ontvangt, ligt aanzienlijk lager. Resp. 28 en 59 De meeste leerlingen, 109, verwachten dat anderen hun altijd zullen helpen. Het aantal dat het niet verwacht ligt een stuk lager, 2 – 10 leerlingen. Het merendeel van de geënquêteerde leerlingen, 149, geven aan dat ze zelden boos worden als de dingen niet gaan zoals zij willen dat ze gaan. Daarnaast geven er 142 aan dat ze zelden de schuld bij een ander leggen als er iets verkeerd gaat. De meeste leerlingen, 89 van de ondervraagden, geeft aan dat ze zelden zicht hebben op de negatieve gevolgen van hun gedrag. Van het totaalaantal ondervraagden geven er slechts 27 leerlingen aan dat ze moeite hebben met de regels die buitenshuis gesteld worden. Het aantal wat aangeeft dat ze er geen moeite mee hebben, ligt een stuk hoger (87 leerlingen). Uit onze enquête blijkt verder dat de meeste leerlingen heel veel met hun vragen bij de ouders terecht kunnen. De meeste leerlingen, 83, geven verder aan dat hun ouders veel tijd hebben om daadwerkelijk met ze in gesprek te gaan. De meeste leerlingen, 104, geven aan dat hun ouders altijd belangstelling voor ze tonen. Slechts 7 leerlingen geven aan dat hun ouders dat eigenlijk veel te weinig doen. Van de ondervraagden weten er 167 leerlingen zeer zeker dat hun ouders van de houden. Daarnaast zijn er toch nog 3 leerlingen die aangeven dat hun ouders niet of helemaal niet van ze houden. Van het totaalaantal ondervraagden geven er 86 leerlingen aan dat hun ouders vaak – heel vaak daadwerkelijk zeggen dat ze van hun kinderen houden. 30
Resultaten naar aanleiding van de enquête onder 49 medewerkers van de Pieter Zandt scholengemeenschap.
1. Hoelang werkt u al in het onderwijs? 16
14
14 12 9
10
9
7
8
5
6 4
3
2
2 0 15 jaar 15 - 20 jaar20 - 25 jaar25 - 30 jaar30 - 35 jaar35 - 40 jaar Anders
2. Wat is uw functie binnen de Pieter Zandt? 35 30 25 20 15 10 5 0
32
12
9 3
2
5 1
31
3. Heeft u altijd dezelfde functie gehad?
30
27
25
22
20 15 10 5
0 Ja
Nee
4. Om welke andere functie gaat het? 35
30
30 25 20 15 10 3
2
5
1
1
0
5. Ik zie duidelijk verschil tussen de leerlingen van 15 jaar geleden en nu. 40
37
35 30 25 20 15 10 5
6 1
1
Helemaal oneens
Oneens
4
0 Niet oneens
Eens
Helemaal eens
32
6. Leerlingen zijn mondiger geworden.
35
32
30 25 20 15 10 10
6
5 0
1
Helemaal oneens
Oneens
0 Niet oneens
Eens
Helemaal eens
7. Leerlingen accepteren minder van elkaar. 18
16
16
16 14
14 12 10 8 6 3
4
2
0
0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
8. Leerlingen die niet voldoen aan "de gemiddelde leerling van deze tijd" (vlotte uitstraling, op de hoogte van de nieuwste gadgets, mondig) worden sneller buitengesloten. 23
25 20
16
15 8
10
5
2
0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
33
9. Leerlingen passen zich sneller aan, aan de gemiddelde leerling om buitensluiting te voorkomen. 25
22
20
17
15 10
7
5
3 0
0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
10. Agressiviteit onder leerlingen is toegenomen. 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
18 14 12
5
0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
11. Leerlingen tonen minder inzet om hun doel te bereiken. 30
27
25 20 15
12
10
6
4
5 0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
34
12. Leerlingen gunnen zichzelf minder tijd om hun doel te bereiken.
40
37
35 30 25 20
15 10 5
6 0
0
Helemaal oneens
Oneens
6
0 Niet oneens
Eens
Helemaal eens
13. Leerlingen hebben zichtbaar meer geld te besteden. 30
27
25 20
17
15 10 4
5 0
1
Helemaal oneens
Oneens
0 Niet oneens
Eens
Helemaal eens
14. De leerlingen hechten nu meer waarde aan de secundaire levensbehoefte dan 15 jaar (of langer) geleden. 35 29
30 25 20
15
5
10
9
10 0
1
Helemaal oneens
Oneens
0 Niet oneens
Eens
Helemaal eens
35
15. Ouders geven meer geld uit aan hun kind dan 15 jaar (of langer) geleden.
25
23 19
20 15 10
5 5
2 0
0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
16. Ouders zijn minder strikt in het stellen en onderhouden van regels. 35
31
30 25 20 15
11
10 4
3
5 0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
17. De weekendbesteding van onze leerlingen is duidelijk anders dan 15 jaar (of langer) geleden. 30
26
25 20 15 10
10
10 3
5 0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
36
18. De ouderkind relatie is duidelijk meer open dan 15 jaar (of langer) geleden. 25
22
22
20 15 10 4
5
1
0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
19. Kinderen worden nu sneller door hun ouders in bescherming genomen. 25
23
20 15
12 9
10
5 5 0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
20. Ouders van nu verwachten een hogere prestatie van hun kind dan 15 jaar (of langer) geleden. 25 20
20 15 15 11 10 5
3 0
0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
37
21. Ouders zijn minder snel eens met de regels die de school opstelt.
35
31
30 25 20 15 9
10 5
4
5 0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
22. Ouders ondermijnen het gezag van school door hun kind toestemming te geven om die regels te overschrijden. 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
18 16
8 5 1 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
23. Ouders hebben minder belangstelling voor het kind zelf, maar meer voor de resultaten van hun kind dan 15 jaar (of langer) geleden. 30 25 25 19
20 15 10
4
5 0
0
0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
38
24. Leerlingen hebben nu minder behoefte aan een relatie met de docent.
25
23
20 15 11 9
10
5 5 0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
25. De docent is nu minder een identificatiefiguur dan 15 jaar (of langer) geleden. 25 21 20 15
13
10
8 6
5 0 0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
26. Mijn stijl van lesgeven is in de loop van de jaren anders geworden. (Dit met betrekking tot de behoeftes van de leerlingen.) 30
27
25 20 15 8
10 5
10
2
1
0 Helemaal oneens
Oneens
Niet oneens
Eens
Helemaal eens
39
27. Ik sta open voor een interview om mijn antwoorden nader toe te lichten.
30 26 25 21 20 15 10 5
0 Ja
Nee
40
Beschrijving van de resultaten naar aanleiding van de enquête die onder medewerkers is uitgezet. Hieronder staat een zo volledig mogelijk omschrijving van de resultaten naar aanleiding van de enquête die, ten behoeve van ons onderzoek, onder medewerkers is uitgezet. Deze enquête is in oktober en november 2012 afgenomen op de Pieter Zandt scholengemeenschap, locatie Kampen. In totaal hebben 49 medewerkers de enquête volledig ingevuld. We hebben medewerkers die 15 jaar of langer in het onderwijs zitten, dit omdat deze collega’s een goede vergelijking hebben kunnen maken met de situatie van nu versus 15 jaar geleden. Het merendeel van de geënquêteerden is docent van een theorievak, verder zijn conciërges, onderwijsassistenten, praktijkdocenten, teamleiders en een directielid vertegenwoordigd. Van de respondenten hebben er 27 meerdere functies gehad binnen het onderwijs. Dit kan gaan om conciërge, onderwijsassistent, teamleider of directie. Een meerderheid van de geënquêteerden, 37 in totaal, geven aan dat ze meer verschil zien tussen de leerlingen van 15 jaar geleden en nu. De leerlingen zijn mondiger geworden. Wat opvalt is dat 16 respondenten vinden dat leerlingen minder van elkaar accepteren en 16 respondenten het daarmee oneens is. Ongeveer een even groot aantal is het niet oneens met deze stelling. Op de vraag of leerlingen die niet voldoen aan het beeld, van de ‘gemiddelde leerling van deze tijd’, sneller buitengesloten worden geven 25 respondenten aan dat leerlingen dit inderdaad doen. Een groot gedeelte, 16 respondenten, geven aan dat zij het niet oneens zijn met deze stelling. Een groot gedeelte van de respondenten geeft aan dat leerlingen zich sneller aanpassen om buitensluiting te voorkomen, maar 7 zijn het niet eens met deze stelling. Volgens de meeste geënquêteerden is de agressiviteit onder leerlingen toegenomen, slechts 12 van de 49 respondenten vinden dat dit niet zo is. 41
Van de respondenten vinden 45 medewerkers dat leerlingen tonen minder inzet om hun doel te bereiken en vinden alle respondenten dat leerlingen zichzelf minder tijd gunnen om hun doel te bereiken. Op de stelling of leerlingen zichtbaar meer geld te besteden hebben, hebben 48 van de respondenten beamend geantwoord. Ook vindt dit aantal medewerkers dat de leerlingen meer waarde hechten aan secundaire levensbehoeften dan 15 jaar geleden. De weekendbesteding van leerlingen is ook anders. Als het over de ouders gaat vindt de meerderheid, 47 van de 49, dat ouders meer geld aan hun kind uitgeeft dan 15 jaar of langer geleden. Ook zijn de ouders, volgens deze respondenten, minder strikt in het stellen en onderhouden van regels. Ouders hebben een opener relatie met hun kind dan 15 jaar geleden, slechts 4 van alle respondenten is het hier niet mee eens. Kinderen worden nu sneller in bescherming genomen door hun ouders. Daarentegen verwachten ouders een hogere prestatie van hun kind dan 15 jaar geleden. De meerderheid van de respondenten geeft aan dat ouders nog steeds evenveel belangstelling voor hun kind heeft dan 15 jaar geleden. Slecht 4 van de geënquêteerden zegt dat zij vinden dat dat niet zo is. Een grote meerderheid van de geënquêteerden vindt dat ouders het minder snel eens is met de regels die de school opstelt. Van de respondenten geven 41 van de 49 aan dat ouders het gezag van de school ondermijnen door hun kind toestemming te geven om de regels te overschrijden. Volgens de respondenten hebben leerlingen nog steeds evenveel als vroeger een relatie nodig met de docent. Toch nog opvallend veel - 21 respondenten - vindt dat de docent nu minder een identificatiefiguur is dan dat hij 15 jaar geleden was. Een meerderheid (39) geeft aan dat de stijl van lesgeven in de loop der jaren is verandert met betrekking tot de behoeftes van de leerlingen.
42
Resultaten naar aanleiding van het interview met 9 medewerkers van de Pieter Zandt scholengemeenschap. In de enquêtes voor leraren stelden wij de vraag of docenten ook geïnterviewd wilden worden. Naar aanleiding hiervan hebben wij 9 docenten geïnterviewd. Wij hebben gekozen voor de opzet om, na elke vraag, alle antwoorden van de docenten weer te geven. Aan het eind zullen wij een conclusie hierover geven. 1. Hoeveel jaar onderwijservaring heeft u precies? -
20,5 jaar in basis- en voortgezet onderwijs
-
34 jaar voortgezet onderwijs
-
28 jaar voortgezet onderwijs
-
26 jaar voortgezet onderwijs
-
40 jaar in basis- en voortgezet onderwijs
-
30 jaar in basis- en voortgezet onderwijs
-
25 jaar voortgezet onderwijs
-
27 jaar voortgezet onderwijs
-
17 jaar voortgezet onderwijs
2. Wat is uw functie -
Wiskunde docent, teamcoach VWO bovenbouw
-
Scheikunde docent, in 2004 teamleider VWO geworden
-
Economie docent en vakgroepleider
-
Eerst TOA, laatste 10 jaar docent, nu ook leerlingen coach sinds 3 jaar
-
Directeur basisonderwijs. Voortgezet onderwijs altijd docent.
-
Vakgroepleider / Docent Zorg & Welzijn
-
Conciërge
-
Docent Godsdienst / Maatschappijleer
-
Docent Geschiedenis, Docentopleider, Opleidingscoördinator
43
3. In welke stream bent u het meeste werkzaam? -
VWO, bovenbouw
-
VWO, bovenbouw
-
HV, bovenbouw
-
VMBO, bovenbouw
-
HV, bovenbouw
-
VMBO, bovenbouw
-
Praktijkonderwijs
-
HV / VWO, Bovenbouw
-
HV, bovenbouw
4. Ziet u duidelijk verschil tussen de leerlingen van 15 jaar geleden en nu, zo ja, wat voor verschil? -
Het gedrag van leerlingen is opener, ze praten makkelijker over problemen die ze hebben. Het kan ook zijn dat doordat de docent meer ervaring heeft de leerlingen je eerder vertrouwen. Men praat makkelijk op internet, maar het kan ook zijn dat een klas elkaar de tent uitveegt. Onder schuilnaam wordt er een account aangemaakt, er wordt al in de vakantie over docenten op internet gepraat. Digitaal pesten leerlingen gaat ook makkelijker.
-
Leerlingen zijn nog even ondeugend als toen, dat is altijd hetzelfde gebleven, het blijven pubers. Ze staan wel vrijer tegenover volwassenen. Men durft meer te zeggen. Vroeger moest je er niet aan denken dat je je naam niet gaf als die gevraagd werd, dat komt nu wel voor, een stukje brutaliteit, ongepaste vrijmoedigheid. Gepaste vrijmoedigheid is prima. Wat vroeger en nu nog steeds belangrijk is, is de relatie tussen docent en leerling, dan kun je er alles ingieten. Leerlingen accepteren nu evenveel van elkaar als vroeger, er kan tussen vriendengroepen een (on)gezonde rivaliteit zijn.
-
Leerlingen zijn tegenwoordig wat drukker, dat heeft te maken met mobieltjes, ze zijn minder geconcentreerd. Leerlingen zijn mondiger geworden, niet negatief, wel mondiger, vooral Urkers zijn recht voor hun raap, dat heeft met niveau niet heel veel te maken.
44
-
Over het algemeen komen ze onrustiger binnen, voordat ze gaan zitten moet er nog van alles gebeuren. Ze hebben hun spullen niet bij zich. Dat kwam 15 jaar geleden ook wel voor, maar dat waren toen uitzonderingen. Leerlingen zijn over het algemeen slordiger. De mobiel heeft heel veel invloed. Leerlingen zijn mondiger geworden, ze verdedigen zich meer. Ze zijn brutaler geworden ook naar docenten, dat ze bijvoorbeeld zeggen: ‘jonge’ (New Kids Taal). Terwijl je aan het woord bent, maken ze er opmerkingen door heen. Daarmee vragen ze aandacht.
-
Ja, kinderen zijn altijd product van hun tijd. Deze kinderen zijn het product van deze tijd. Het beeld van de maatschappij is weerspiegelt in de personen zelf. Als onderwijsgevenden moet je hier verstandig mee opgaan. De kinderen waar je mee omgaat zijn van deze tijd en daar moet je mee om leren gaan. De maatschappij is opener geworden, aan de ene kant heel direct gecommuniceerd en aan de andere kant heel stug. De techniek moet niet de overhand krijgen. Je stelt iets aan de orde en de leerlingen haken erop in, ze weten meer. Leerlingen zijn assertiever geworden, dit vind ik positief.
-
Geen duidelijk verschil, de leerlingen worden wel onhandiger. Ze kunnen minder en schuiven de verantwoordelijkheid sneller af op een ander. Als ik kijk naar de kooklessen zie ik vooral dat de leerlingen onhandiger worden, ze zijn niet praktisch. Bijvoorbeeld: Ik zag pas een leerling die een aardappel een schilmes had en het verband niet zag. Mondiger? Ja, dat merk ik heel duidelijk wel. Dit is niet altijd negatief. Als ze maar netjes en beleefd blijven, niet stellig. Als ze het niet met je eens zijn dan vinden ze gewoon dat hun eigen mening belangrijker is. Verniel zucht is groter geworden, de kleding, het is allemaal een beetje soepeler geworden. De leerlingen gaan nu altijd in discussie. Ze leggen zich er niet bij neer.
-
Lastig te zeggen, je groeit zelf ook mee. Het verschil is vooral in het geconcentreerd zijn. De leerlingen zijn nu eerder afgeleid, hebben minder concentratie. Mondiger? Dat weet ik niet, kan ik niet zo zeggen.
-
Er zijn dingen anders, dat is gewoon een feit. Maar het ligt eraan hoe jij er als docent mee omgaat. Hoe sta jij voor de groep? In zekere zin zijn ze misschien 45
wel mondiger. Ze krijgen heel veel mee vanuit media etc. In die zin weten ze meer, maar of dat nu zo heel veel anders is…. 5. Merkt u dat leerlingen minder van elkaar accepteren? -
Leerlingen accepteren meer van elkaar, bijv. kerkgenootschap. Als je niet aan het ideale leerling beeld voldoet dan wordt je hier op school geaccepteerd, dat kan aan het niveau van de stream liggen. Sommige leerlingen maken bewust die keuzes. Leerlingen zoeken hun eigen soort vrienden, ze passen zich niet gelijk aan, aan het gros. Leerlingen gaan bewuster kiezen, maar waarschijnlijk de groep die zich niet thuis voelt bij de hoofdmoot. Maar er zijn er zeker die zich aan de hoofdmoot aanpassen.
-
Leerlingen accepteren nu evenveel van elkaar als vroeger, er kan tussen vriendengroepen een (on)gezonde rivaliteit zijn. Of leerlingen buitengesloten worden ligt heel erg aan karakter. Als je nu bijvoorbeeld een leerling hebt die een wat langere rok draagt terwijl de mode nu vrij kort is, maar als je in de interactie je toegankelijk gedraagt is het al heel anders dan dat je timide bent. Leerlingen doen er niet meer moeite voor om buitengesloten te worden, dat was vroeger ook al zo, de pubers zijn niet verandert wat dat betreft. Vroeger paste de leerlingen zich ook aan.
-
Leerlingen accepteren niet minder van elkaar. Op zich gaan leerlingen redelijk goed met elkaar om. Leerlingen worden in HV bovenbouw niet buitengesloten, van pesten merk ik ook niets, het zal er ongetwijfeld zijn. Je hebt wel altijd leerlingen die er buiten vallen, die staan ook alleen. Maar dat is niet meer dan 15 jaar geleden.
-
Leerlingen accepteren evenveel van elkaar als jaren geleden. Je ziet wel dat er bevolkingsgroepen tegen elkaar zijn. Sommigen lokken dat zelf uit. Er zijn leerlingen die er geen last van hebben, die hebben gewoon een eigen persoonlijkheid. Je hebt leerlingen die zich niet aanpassen, maar dat kunnen ze ook over zichzelf afroepen, maar dat is niet meer dan vroeger. Iedereen houd toch z’n eigen stempel, als ze met een bepaalde houding binnen komen, houden ze dat wel. Wel wat meer in uitwendige zin. 46
-
De leerlingen accepteren nu meer van elkaar, hebben respect voor elkaar en voor elkaars mening. Doorgaans ben ik hier mee tevreden. De leerlingen die minder bij de groep horen, zijn de potentiele uitvallers. Je ligt uit de groep als je niet meedoet met het gros. De leerlingen doen gedeeltelijk meer moeite om er bij te horen. Dit is afhankelijk van de persoon. De ene leerling doet moeite en de andere leerling is stabiel.
-
Ja, wat ik de laatste jaren aan “meidenvenijn” tegenkom in de klas… onderling gepest, het heel snel iemand in een kwaad daglicht zetten. Mijn ‘ik’ zegt wat goed is en een ander is niet belangrijk. De meiden moeten leren om mee te helpen aan de sfeer in de klas. Het heeft volgens mij niet te maken met dat bepaalde leerlingen zich bewust aanpassen. Het uiterlijk is volgens mij minder van belang dan hun doen en laten. Het groepsgedrag is heel belangrijk. De mening van anderen is belangrijk.
-
Lastig om het algemene beeld weer te geven. Over de algemene lijn is er denk ik meer acceptatie. Het gaat dan om het accepteren van andere meningen, andere gedragingen. Mensen rekenen elkaar nu minder af op dingen. Grotere tolerantie. De buitensluiting is nu minder dan 15 jaar geleden. De neiging bestaat nu om je meer aan te passen aan de gemiddelde leerling.
-
In zekere zin misschien wel. Ze krijgen heel veel mee vanuit media etc. In die zin weten ze meer, maar of dat nu zo heel veel anders is. Minder snel accepteren? Lastig. Er gebeurt natuurlijk heel veel buiten je lesgeven om. Er zijn nu wel meer problematieken rondom de leerlingen, maar dat kan ook zou zijn dat je er nu meer zicht op hebt.
6. Is agressiviteit onder leerlingen is toegenomen? Voorbeeld? -
Minder agressiviteit tussen groepen. Leerlingen zijn als individu minder aanspreekbaar, met name Staphorst, zijn niet voor rede vatbaar, zelfs niet door ouders.
-
Agressiviteit toegenomen? Wat versta je daar onder? De leerlingen zijn absoluut mondiger geworden, als je dat gaat vereenzelvigen, dan wel, maar dat is het
47
natuurlijk niet. Men gaat meer op zijn rechten staan. Dat zie je meer gebeuren: die en die rechten heb ik. Vroeger was men iets meer gezeglijk. -
Agressiviteit is niet toegenomen, mondiger zeker wel.
-
Naar ouders en docenten zeker, ze zeggen meer, dichtslaan van deuren. Oorzaak is algehele erosie van gezag, waarom worden hulpverleners aangevallen? Het is toch het eigen ‘ik’ voorop stellen.
7. Tonen leerlingen minder inzet om hun doel te bereiken? -
Leerlingen tonen minder inzet om hun doel te bereiken: hot item is: hoe motiveren we de leerlingen? Vroeger voelden leerlingen zich verantwoordelijker, leerlingen tonen nu geen inzet, bijv. als er een vergelijking wordt gemaakt met een klas, vroeger werd er nog gezegd: ‘wij willen beter zijn dan die anderen.’ Tegenwoordig is het vooral: ‘wij kunnen er niets aan doen dat zij beter zijn.’ Het minder inzet tonen heeft te maken met de consumentenmaatschappij, alles wordt de leerlingen toegeworpen, ze hoeven nergens meer voor te werken, als het nu niet lukt, kan het later ook nog wel. ‘mondje open, het wordt wel gevuld.’
-
Tonen leerlingen meer inzet om hun doen te bereiken? Als je het globaal bekijkt zou je zeggen ‘ja’. Speerpunt in het team is motivatie, vlak voor de vakantie is er een enquête afgenomen. Er zijn leerlingen die aangeven dat ze alles doen om hun doel te bereiken. Ze hebben het druk. Het beeld strookt niet helemaal, want als je kijkt globaal naar klassen, als je kijkt hoe ze hun huiswerk doen, je zou zeggen: ‘men is niet meer zo gedreven.’ Uit de reacties blijkt dat ze best gedreven zijn, om ergens voor te gaan. Als ik die enquête gisteren niet gezien had, had ik gezegd: ‘ja, ik vind dat het minder is.’ Dat ze hun huiswerk niet in orde hebben heeft te maken met het hele maatschappelijke gebeuren, volwassenen hebben er ook mee te maken. Er komt zo verschrikkelijk veel informatie op ons af, een heleboel leuke dingen. Als oudere kun je makkelijker zeggen dat je dat even niet doet. De jongere wil van alles wat weten, reageren overal op, daardoor hebben ze het zo druk, ze krijgen zo verschrikkelijk veel prikkels, hebben ze te verwerken, dat het voor hen moeilijk wordt om geconcentreerd te blijven van: ‘dat wil ik, daar ga ik voor.’ Als oudere kun je dat 48
makkelijker dan en jongere. Ik denk dat het een heel belangrijk punt is, ook in ons onderzoek, hoe kun je die prikkels op een goede manier gebruiken, dat ze op zo’n manier bezig zijn dat ze op een goede manier bezig zijn. Dat vind er plaats op dit moment, dat leerlingen heel gauw afgeleid zijn, dat geven ze zelf ook aan. Ik weet niet of jullie er zelf ook zo over denken. Leerlingen hebben dat mobieltje naast zich als ze aan het studeren zijn. Eigenlijk zou je moeten zeggen: ‘ik laat dat ding beneden en over een uur a 1,5 uur ga ik wel een keer beneden kijken.’ Jongeren hebben die beheersing gewoon niet. Leerlingen zijn wat dat betreft eigenwijs. Ik kan het mezelf ook voorstellen, dat hebben wij vroeger ook gedaan. Wij hebben ook allerlei tips in de wind geslagen van ‘doe dit en doe dat’. Dat hebben jullie denk ik ook gedaan, of nog steeds. Dat hoort er gewoon bij, maar uit een stukje ervaring als docent en teamleider wil je mee geven van: zo moet je het niet doen. Maar ik denk dat jongeren een hele boel dingen zelf moeten ervaren, ook de miskleunen. Maar ze moeten op een gegeven moment zelf gaan inzien, zo ver moet je ze zien te krijgen van ‘ho, dit is niet de juiste manier, hoe ze bezig zijn, ze moeten het wel zelf ervaren. Want wij kunnen het ze aanpraten dat het niet goed is. Maar dat werkt niet, ik denk dat we dat met elkaar wel eens vergeten, als docenten wel eens zeggen van: ‘zo moet het’, en dat dan elk ander gedrag we verkeerd vinden, dat is natuurlijk niet juist. Het zou ook beter zijn als leerlingen zich zo zouden gedragen, ga je het vanuit hun ontwikkeling bekijken, dan denk ik dat het gewoon bij hun ontwikkeling hoort. En we kunnen zo reageren omdat je de leerling in bescherming wilt nemen en omdat je zelf al dingen ervaren hebt. Enerzijds wil je dat leerlingen zich optimaal ontwikkelen in de juiste, gewenste richting, in die zin bescherm je ze ook tegen verkeerde invloeden. Anderzijds wil je ook zeggen: ‘wij hebben ervaren dat dat de juiste manier is, dus doe het nu ook zo. Daar zit ook een gevaar in, elk individu is anders, de een heeft dit nodig, de ander heeft dat nodig. Je moet er altijd voor waken dat je niet in een soort absolutisme verzand. Anderzijds het omgekeerde, te veel relativeren is ook niet goed.
49
-
Leerlingen tonen absoluut niet meer inzet om hun doel te bereiken. Als ik vijf minuten niks zou doen in de les, dan heeft 80% een mobieltje voor zich en die gaan een spelletje zitten doen. Ik denk dat dat wel funest is, haast.
-
Leerlingen hebben minder tijd om hun huiswerk te maken, meer dan de helft heeft het dan niet gemaakt. Ze gunnen zichzelf veel minder tijd om hun doel te bereiken. De sociale media heeft hier invloed op. Natuurlijk kunnen ze tegenwoordig meer dingen tegelijk, maar dan nog snel afgeleid.
-
Leerlingen tonen minder inzet om hun doel te bereiken. Nu moet je ze echt aanzetten om wat te doen. Andere dingen zijn belangrijker, motivatie is slecht. Vroeger was het een enkeling die niet mee deed, nu is dat massaler. Hier doen leerlingen evenveel als vroeger om hun doel te bereiken, maar van collega’s hoor ik dat anders. Wat ze nu op de Havo krijgen kregen ze vroeger op een lager niveau. Vroeger had je voor elk niveau een andere school, wat houdt het in dat ze nu allemaal bij elkaar zitten? Zouden leerlingen veel minder beïnvloed worden? Je hebt natuurlijk de factor massaliteit meespeelt. Mijn gedachten gaan naar het jaar aan de Wederiklaan, er zaten toch veel voordelen aan. Leerlingen waren ook positief over een kleine locatie.
-
Ja, we hebben een wat verwen maatschappij gekregen. Vroeger moest je meer vechten om iets te bereiken. Er zijn nu zoveel mogelijkheden om toch nog weer op het rechte spoor te komen. Bijv: herkansingen.
-
Ja, het moet allemaal heel makkelijk gaan, het moet niet teveel inspanning kosten. Je moet het nu stap voor stap een instructie uitleggen. In het verleden zag ik meer inzet. Als je het nu niet in hapklare brokken voor ze neerlegt is het te moeilijk en te lastig. Maar, misschien stimuleren we dat als docenten ook teveel. Tijd gunnen om doel te bereiken: Wat zie je als hun doel? Als het om lessen gaat wel, als het gaat om contacten juist niet. Ik merk vaak dat een aantal leerlingen er echt voor gaan, maar een groot deel van de leerlingen vinden sociale contacten belangrijker.
-
Ja, dat idee heb ik wel. Ze krijgen het misschien ook makkelijker, maar ze zien het nut er niet meer van in.
50
-
Ja, de leerlingen tonen nu minder inzet om hun doel te bereiken. Ze zijn nu eerder tevreden met lagere resultaten. Er gaat natuurlijk nu enorm veel tijd op aan activiteiten die ze 15 jaar geleden niet hadden. De bijbaantjes zijn nu enorm tegenomen en dat vraagt natuurlijk ook tijd. Maar, volgens mij moet de beschikbare tijd voldoende zijn.
-
De leerlingen willen nog wel, maar ze krijgen nu veel meer prikkels. Ze hebben dus ook minder tijd om hun huiswerk te maken. De leerlingen vinden het moeilijk om met die prikkels om te gaan.
8. Leerlingen hebben zichtbaar meer geld te besteden. (waaraan merkt u dat?) -
Leerlingen hebben zichtbaar meer geld te besteden: mobieltjes, zijn complete Smart-Phones. Er zijn leerlingen die hun eigen laptop meebrengen naar de les. Twee keer in de week wordt er een bar open, de vreetcultuur is niet goed hier op school. Leerlingen hechten meer waarde aan de secundaire levensbehoeften dan 15 jaar geleden, totale afhankelijkheid van de mobiel. Je moet ergens deelnemen aan een sportvereniging, anders tel je niet mee.
-
Leerlingen hebben zichtbaar meer geld te besteden, dat merk je aan waar ze mee rond lopen, alles kan aangeschaft worden. Als ik dat vergelijk met hoe dat bij mij vroeger was, dan zit er een heel groot verschil in. Anekdote: ‘Vroeger hadden we 6 dagen in de week les. Op zaterdag was je om half 1 vrij, dan moest je nog naar huis en je huiswerk voor maandag nog doen.’ Leerlingen vroegen: maar hoe kwam u dan aan uw geld? ‘dat hadden wij niet nodig, we hadden geen tijd om het te besteden.’ Dit is dus heel illustratief dat men tegenwoordig meer geld nodig heeft, maar men besteed ook veel meer geld. Dat is ook een van de problemen, die we nu natuurlijk in het onderwijs hebben, wij hadden geen tijd voor bijbaantje of wat dan ook. En nu heeft iedereen een bijbaantje. Er is nu een leerlinge in 5 vwo die eens in de week, doordeweeks een nachtbaantje heeft, vind je het gek dat die meid overdag niet bij de pinken is. Concreet dat ze meer geld te besteden hebben: elke leerling, hoe jong ook, lopen met een mobieltje rond. De leerlingen hechten ook meer waarde aan de secundaire levensbehoeften. 51
-
Ik kan niet goed beoordelen of leerlingen meer geld te besteden heeft. Ik kom hier niet vandaan dus ik niet hoeveel de jeugd hier werkt. Vanuit mijn eigen jeugd weet ik dat je vanaf je 12e in de tomaten zat, dus had je ook aardig wat geld te besteden, dus ik denk niet dat dat heel veel veranderd is. Wat noem je secundair tegenwoordig? Sociale media is primaire levensbehoeften.
-
Ja, door de baantjes, vroeger alleen vakantiebaantjes, nu werken ze elke zaterdag. Gedrag verandert hier niet echt door. Het studeren enz. is duurder geworden, dus leerlingen moeten ook wat zelf verdienen. Ze zijn eerder wat onafhankelijker, maar verder niet echt.
-
Ja, vroeger konden we met veel minder doen dan tegenwoordig. Het verbruik van je mobieltje kost behoorlijk wat. Nu krijgen kinderen van hun ouders een bepaald bedrag aan zakgeld. Vroeger klopte je aan bij je ouders en kreeg je het geld, dat bedrag was toen gewoon nodig.
-
Ik denk het wel, als ik zie wat ze hebben aan kleding, mobieltjes en gadgets. Ze hebben behoorlijk veel! Hoe komen ze aan het geld? Krijgen ze dus van hun ouders.
-
Ja, dat is te zien aan de prullenbakken. Als je ziet wat er weggegooid wordt!
-
Ja, de dingen die ze aanschaffen. De meest moderne telefoon. Daar gaat een groot deel van hun geld aan op.
-
Is per leerling erg verschillend. 17 jaar geleden hadden, toen vooral de Urkers, ook veel geld te besteden. Ik heb nu niet de indruk dat ze overlopen van geld.
9. Ouders geven meer geld uit aan hun kind dan 15 jaar (of langer) geleden. -
Ouders geven met name meer uit aan hun kinderen onder de 14 jaar. Daarboven geen mening. Bij ons in het dorp zie je ook: geef maar een heleboel, dan zijn ze (de kinderen) tenminste tevreden. Je ziet dat de verhouding tussen ouders en kinderen verandert. Het lijkt wel afkopen, maar als ze om 15.30 alleen thuis komen missen ze het mooiste. Het gaat dus voor een groot deel om een materiele band, dat deel van de kinderen wordt steeds groter. Dure vakanties moeten dat ook een stukje vergoeden. Je hoort er niet meer bij met 52
een goedkope vakantie. Op school merk je dit ook aan leerlingen. Met dagopeningen heel voorzichtig geworden, met dingen als: ‘als je thuis komt en je vader en moeder er is…’ leerlingen kunnen nu hun verhaal kwijt op internet. We veroorzaken zelf veel door er niet voor ze te zijn. Bij het zorg team hebben we heel veel leerlingen die thuis niet kunnen praten. Natuurlijk zijn ze puber, maar dit aantal neemt toe. -
Ouders geven meer geld uit aan hun kind dan 15 jaar geleden: ‘weet ik niet, vroeger waren er ook ouders die veel geld aan hun kinderen uitgaven, het is erg afhankelijk van gezinssituatie, samenstelling, inkomen. Per persoon heel verschillend.
-
Geld uitgeven aan hun kind? Heeft te maken met inkomen van ouders, je ziet ook ouders die hun kind kort houden. Je ziet bijvoorbeeld wel leerlingen uit Genemuiden die naar de laatste mode zijn gekleed.
-
Durf ik niet te zeggen, ik denk gelijk gebleven.
-
Ja, er zijn ouders die hun kind materieel verwennen omdat ze er gewoon geen tijd voor hebben. Deze ouders heb je altijd gehad, vroeger ook. Dat zijn mensen die weinig tijd spenderen aan de opvoeding van hun kind. Deze ouders gaan voor de grote lijn, gedraag je netjes en haal goede cijfers. Ik kan niet zeggen of dit meer of minder is.
-
Ja, met de angst dat hun kind anders niet bij de groep hoort.
-
Durf ik niet te zeggen, weet ik niet.
-
Ja, met name aan dat soort dingen die dan zo nodig zijn. Mobieltjes etc. Materiele verwenning? Ja, soort afkoping krijg je dan. Iedereen wil zijn standaard ophouden en ergens wordt die rekening betaalt en die kan nog wel eens bij de kinderen terecht komen.
10. Ouders zijn minder strikt in het stellen en onderhouden van regels. -
Ouders zijn minder strikt, worden er wel regels gesteld? Wie niet aanwezig is kan geen regels onderhouden. Andere kant is dat het lastig om pubers op te voeden. Het is een generatiekloof, het is voor ouders lastig te begrijpen, ouders moeten de tijd nemen om hun kinderen te begrijpen. Hebben wij als 53
volwassenen door wat de jeugd beweegt. Als docent: ken de namen, informatie te komen via Magister, gewoon een belangstellende vraag hier over stellen. Waarom heb je lage cijfers? Is er thuis iets? -
Ouders zijn minder strikt in het onderhouden en stellen van regels. Ik heb de indruk dat ouders van nu, die hebben al een wat minder strikte opvoeding gehad, en die weten hun kinderen nauwelijks op te voeden. Dat wordt steeds erger. Daardoor krijg je allerlei sociale problemen, en krijg je ook de opvoedingsbegeleiding en dat soort dingen, dat komt omdat ouders niet goed opgevoed zijn en dat heeft alles te maken met het individualisme. Door het individualisme dat begon in de jaren 60, krijg je de tweeverdieners, beide ouders werken, vaak moet dat ook wel weer vanwege de financiën, maar goed, dan gaat het ten allen tijde ten koste van de opvoeding, ze zijn dan beiden meer met hun werk bezig dan met de kinderen. Dan krijg je van dat weekend gebeuren, de kinderen worden dan in de watten gelegd en te veel vertroeteld. Het harmonieuze ontbreekt, dat is in de opvoeding heel hard nodig, en wat zonder meer duidelijk is, dat het belangrijk is dat er een vader of moeder thuis is als een kind thuis komt.
-
Ouders zijn minder strikt in het stellen en onderhouden van regels, wij als docenten ook. Omdat het complexer is qua opvoeding, het is moeilijker. Wil je je kind aan het werk hebben, zal je de mobiel af moeten pakken en de laptop beneden zetten. Dat werkt ook niet. Je zou ouders ook moeten vragen. Maar ouders hebben vaak geen vergelijkingsmateriaal.
-
Ouders zijn minder strikt, voorzichtig ‘ja’ op zeggen.
-
Ja, dat is waar. Ook dit heeft weer te maken met de opener maatschappij. Vroeger zullen ze er ook geweest zijn, maar je hoorde ze niet. Regel was regel. Alleen al het feit dat wij nu een medezeggenschapsraad hebben, laat zien dat de ouders nu meer ruimte daarin krijgen. Gebeurt weleens dat ouders hun kinderen daar toestemming voor geven. Bijvoorbeeld als de gezinnen op vakantie gaan. Ouders nemen dan gewoon toestemming en overschrijden zichtbaar de regel van school. Dit geeft een bepaalde boodschap weer naar hun kind.
54
11. De weekendbesteding van onze leerlingen is duidelijk anders dan 15 jaar (of langer) geleden. -
Weekendbesteding: woonplaats doet er zeker toe, je ziet meer het effect op de leerlingen op maandagmorgen.
-
Weekendbesteding: vroeger gingen jongeren ook uit, volgens mij is er niet veel veranderd, leerlingen hebben meer geld te besteden. Vroeger was: degene die werkten betaalde de rondjes.
-
25 jaar geleden gebeurde ook heel veel, ook discotheken, cafe’s, keten. 25 jaar geleden was je een minderheid, nu een meerderheid. Toen waren ze verbonden aan jv, kerk.
-
Zaterdagbaantje is algemener. De stap naar het uitgaansleven dat het makkelijker geworden. Ze zitten met soortgenoten bij elkaar, niet echt kroegenlopers. De stap naar de wereld is kleiner. Ik heb liever dat ze thuis zitten. Uitgaansleven is makkelijker door geld, maar vroeger was het ‘de wereld’ dat is nu niet meer zo. Het verhaal van een donkerbruine kroeg is weg. Als docenten moeten we ook niet bij dat soort gelegenheden komen.
-
Ja, ook hierbij zie je dat de maatschappij opener is geworden. Via sociale media hebben ze snel contact. Negatief: sommige leerlingen op deze school komen in het weekend, inclusief de zondag, op plaatsen waar ze niet horen.
-
Nee, ik merk hierbij geen verschil.
12. De ouder-kind relatie is duidelijk meer open dan 15 jaar (of langer) geleden. -
De ouder kind relatie: de relatie is meer open dan 15 jaar geleden? ‘dat hangt van het gezin af. Er zijn gezinnen waar het 15 jaar geleden heel open was, en heel gesloten, ook nu nog gezinnen zijn waarvan ouders niet weten wat hun kinderen doen. Is de relatie anders tussen ouders en kind dan 15 jaar geleden? ‘Ik ben geneigd om te zeggen dat het niet anders is, nogmaals dit is afhankelijk van de ouder en het kind en de gezinssituatie. Als je in z’n algemeenheid spreekt dat er weinig verschil in zit. Het kan zijn dat er per familie een verschil
55
in zit. Het kan zijn dat de vorige generatie er anders tegen over stonden dan nu, het hangt zo van karakters af. -
Relatie is opener, zoals seksuele opvoeding, leerlingen zijn mondiger qua Schriftkritiek en op de preek. Ouders hebben een draai gemaakt.
-
Misschien meer open
-
Ja, de gezagsrelatie is opener geworden. De maatschappij vraagt / eist dat eigenlijk.
-
Denk het wel, maar het is per gezin ook echt verschillend. Over het algemeen wel – zeer open.
-
Ja, de relatie is nu opener.
-
Ja, in zekere zin wel. Over het algemeen wordt er wat opener over bepaalde dingen gesproken. Bijv: seksualiteit.
13. Kinderen worden nu sneller door hun ouders in bescherming genomen. -
Worden kinderen sneller in bescherming genomen? Nee, bescherming begint met een goede thuissituatie. Als er wat gebeurt zou je ouders aan de lijn kunnen krijgen, maar dat is relatief weinig in deze regio, dat is vooral in het westen.
-
Kinderen worden sneller door ouders in bescherming genomen? Is weer heel afhankelijk van wat voor mensen heb je voor je, ook hier is het weer afhankelijk van hoe staan de ouders er tegen over. Ouders vragen niet meer om opheldering binnen het HV team, ik merk wel dat er steeds meer kinderen met problemen zijn, in vergelijking tot 2004. Gelukkig zijn er niet zo gek veel die bellen naar school. Er worden meer leerlingen in het ZAT besproken, Salomo heeft een wijs woord gesproken die zei: ‘Kennis vermeerdert smart.’ Wetenschap heeft een goede kant dat je meer te weten komt, maar het probleem is het gewicht dat je er aan toe kent. Vroeger waren er ook kinderen met leer en gedragsproblemen, maar nu weet men er iets van, en krijgen ze een stickertje opgeplakt. En als je weet dat je een probleem hebt wordt het alleen maar erger. Ik denk dat door het maatschappelijke gebeuren te veel prikkels op zich af krijgen, dat je daar eerder gek van wordt. Dat heeft zijn weerslag ook, denk ik. Binnen onze gezindte krijg je ook dat er binnen de gezinnen steeds meer 56
spanningen komen. De harmonie binnen het opvoeding wordt minder, dat heeft ook zijn weerslag. Juist in deze regio verwachten ouders helemaal niet zo veel van kinderen. In de randstad heb je veel meer de drive bij ouders dat leerlingen het hoogste moeten halen, een enorme druk op scholen dat kinderen het hoogst mogelijk niveau moeten behalen. Bij ons is dat veel minder. In bepaalde sub regio’s laten ouders zich door hun kinderen regeren. Als de kinderen zeggen: ‘ik heb niet zo veel zin.’ Laten de ouders dat eerder toe. -
Vroeger stonden de ouders meer achter de school dan nu. Nu hoor je vaker: ‘wat denk je wel niet.’ Ouders zijn kritischer naar de school toe. Dek maar aan de roklengte, ouders bellen nu naar school als de leerling teruggestuurd wordt, of ze gewoon weer met dezelfde rok naar school sturen. Ouders ondermijnen het gezag van de school, dat is niet slim, ze hebben toch voor deze school gekozen. Daar merk ik niks van bij de leerlingen.
-
Over het algemeen wel, relatie tussen ouder en kind is wel warmer geworden. Anderzijds las ik een verhaal in het RD over prinsen en prinsesjes, er was een kind bij de kapper die al de schort om had, ‘of wilde je liever volgende week’. Het kind besliste in deze situatie.
-
Ja, persoonlijk heb ik er geen last van, maar in het algemeenheid moet je als leerkracht goed op je hoede zijn want anders heb je een ouder aan de lijn.
-
Ja, de trend die we bij leerlingen zien zie ik ouders ook doen. (Het is niet mijn verantwoordelijkheid, maar die van een ander)
-
Ja, dat merk ik wel ja. Ouders bellen nu sneller naar school.
-
Durf ik niet te zeggen, weet ik niet.
-
Ouders vinden strenge scholen heel goed, totdat het om hun kind gaat. Je merkt wel de trend dat ouders het steeds meer het opnemen voor hun kind en niet in eerste instantie achter school gaan staan.
57
14. Ouders van nu verwachten een hogere prestatie van hun kind dan 15 jaar (of langer) geleden. -
Ouders verwachten een hogere prestatie van hun kind. Ouders kunnen de school onder druk zetten dat hun kind op zijn minst op 1gth zit. Ze vinden het gek dat er meer onvoldoendes dan voldoendes. Het is frustrerend. Ouders gaan dus eerder voor prestatie dan voor hun kind.
-
Ouders verwachten niet een hogere prestatie, de lat ligt even hoog. Ouders zien wel redelijk in wat hun kind kan, ze passen zich daar wel aan. De ouders van Urk zijn sneller tevreden, moeder moet alleen kinderen opvoeden, vader is op zee, heeft wel invloed.
-
Toen ook al, ouders schatten hun kind te hoog in.
-
Vast! Vroeger had je een kans die je moest benutten. Redde je het niet, jammer dan ging je wat anders doen. Door socialistische kabinetten hebben we een trend gekregen dat iedereen moet kunnen leren/studeren. Dit is wel een beetje doorgeslagen.
-
Dit is per ouder verschillend. Sommigen zijn echt zeer realistisch van naar hun kind, maar sommigen ook totaal niet.
-
Durf ik niet te zeggen, weet ik niet.
-
Dat heb je altijd al gehad. Bij een aantal ouders zie je nu wel de drang van almaar hoger en hoger. De vraag is of het kind daar gelukkig van wordt.
15. Ouders zijn minder snel eens met de regels die de school opstelt. -
Zijn ouders het snel eens met de regels die de school stelt? Dat merk ik gelukkig niet. Je vraagt je ook af of alle regels op school even slim zijn. Het lijkt wel of de school steeds meer regels gaan stellen en we eigenlijk niet realiseren kunnen we ze eigenlijk wel handhaven. Daardoor krijgen we zo’n regel cultuur, dat is niet werkbaar, voor iedereen niet werkbaar, voor mij als teamleider ook niet. Als je iets hebt wat je duidelijk kan handhaven dan moet je dat ook handhaven, dat is een stuk duidelijkheid. Wat we met elkaar toch nodig heb is: duidelijkheid. Dat hebben leerlingen nodig, dat hebben ouders nodig, dat hebben we als school ook nodig. Maar wanneer je in het vage blijft, waar blijf je dan? 58
Dan kom je in een gedoogcultuur terecht, dan kom je ook in een cultuur terecht dat de regels die je wilt handhaven gaat relativeren. 16. Ouders ondermijnen het gezag van school door hun kind toestemming te geven om die regels te overschrijden. -
Ouders geven hun kinderen toestemming om de regels te overschrijden: kledingregels, hoeveel ouders dragen daadwerkelijk uit waar de school voor staat? Hoe staan we er als school voor?
-
Ja hoor! Vb: als ouders bijvoorbeeld vrij vragen omdat ze op vakantie willen, als dat dan niet toegekend wordt, dan toch een kind van school af nemen, dan geef je toch een verkeerd voorbeeld. Ik heb wel eens een keer gehad dat ouders belden. ‘U hoeft niet uw bestand na te gaan, mijn zoon komt niet naar school, want wij zijn onderweg naar Oostenrijk.’ Dit is niet meer geworden, het zijn met namen Urkers, die zijn redelijk autonoom. ‘wij regeren de wereld en doen wat wij willen. Ik zou ook nooit van mijn les geven op Urk.
-
Ja, voorzichtig denk ik dat wel. Via kinderen hoor je soms wel eens wat. Dit is niet echt hard te maken. Wat kleding betreft ondermijnen de ouders het gezag van school. Ouders lopen er soms bij, zoals hun dochter niet op school hoeft te komen.
-
Ja, dat gaat door naar de school. Als de leerlingen nu door iemand gecorrigeerd worden, vinden ze dat eigenlijk maar een beetje vreemd. De ouders hebben ervoor wel gekozen om hun kinderen op deze school te plaatsen. Doelbewust.
-
Ik denk dat dit wel zo is. Ouders zijn het nu niet minder snel eens met de schoolregels. Ouders raken ook steeds meer gevuld met van alles en nog wat. Ouders krijgen ook van allerlei prikkels. Daardoor hebben ze geen tijd om regels te stellen. Dit is de basis van allerlei opvoedingsproblemen. Ouders hebben minder tijd voor kun kind. Ouders zijn het minder snel eens met de regels die de schools stelt. Ouders ondermijnen dan ook het gezag van school, ook al realiseren ze zich dat niet altijd.
59
17. Ouders hebben minder belangstelling voor het kind van i.p.v. de resultaten van hun kind dan 15 jaar (of langer) geleden. -
Ouders hebben belangstelling voor het kind in de zin van resultaten, materieel. Kerkelijk ook zo: ‘als mijn kind maar in het spoortje loopt.’ Je hoeft niet na te denken. Evangelische beweging helpt bij het verwoorden van persoonlijk geloof. Minpunt voor een de Pieter Zandt als refo school, ook hier hoef je niet echt na te denken.
-
Als je belangstelling hebt voor de resultaten van je kind heb je ook belangstelling voor het kind. Volgens mij zit er weinig verschil in. Ik denk zelfs dat ze er meer aandacht aan besteden dan vroeger. Vroeger was het: ‘je gaat aan het werk en klaar, maar nu moet vooral het zieltje niet al te veel gekwetst worden.’ Maar ook dat is weer afhankelijk van ‘wie heb je voor je’.
-
Ouders hebben meer belangstelling voor het sociale gebeuren, het is meer geaccepteerd, lezen er over, zijn beter opgeleid. 30 jaar geleden wat er gedaan wordt aan vervolgopleiding was nihil, hier op school worden ouders er bij betrokken.
-
Kan ik niet zeggen. De cultuur van school is anders geworden, ouders worden er sneller bij betrokken, Magister is er nu. Sociaal emotioneel: Ouders zijn veel drukker dan vroeger, kinderen komen vaker alleen thuis. Men zegt dat het minder is: je ziet wel dat ouders van leerlingen die je wel op school verwacht op basis van resultaten er dan niet zijn.
-
Ja, dit is ook heel divers. Er zijn echt ouders die gaan voor resultaten, maar ook ouders die ontwikkeling belangrijk vinden. Die vragen naar gedrag in de klas, kennen hun kind goed, geven voorbeelden van thuis etc. Deze ouders gaan voor meer dan cijfers.
-
Dit is per ouder echt heel verschillend. Sommige ouders willen dat het op alle fronten goed gaat met hun kind, maar dit is niet algemeen te stellen.
-
Als ik kijk naar mezelf denk ik wel. Ik was eerder minstens net zo druk als dat mijn kleinkinderen nu zijn. Ouders hebben zo hun eigen leven en hebben daardoor minder belangstelling voor hun kinderen. Het wordt een beetje verschoven naar grootouders en docenten op school. 60
-
Nee, ouders hebben nu niet echt minder tijd voor hun kinderen. De invulling vindt op een andere manier plaats.
-
Ik vraag me af of ouders echt de tijd hebben voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kind. Ze zijn er dan niet. Op het moment dat ze er wel zijn, en het gaat mis, pakken ze de cijfers want dan heb je iets “hards”.
18. Leerlingen hebben nu minder behoefte aan een relatie met de docent. -
Leerlingen hebben meer behoefte aan een relatie met hun docent, sommigen laten het niet blijken, maar hun houding is een schreeuw om aandacht, omdat een aantal het thuis niet krijgt, en de maatschappij wordt steeds moeilijker, wie gidst het echt? Denk aan beroepskeuze, geloof.
-
Leerlingen hebben nu meer behoefte aan een relatie met een docent? Dat is hetzelfde, dat is weer afhankelijk van de docent en van de leerling. Er waren vroeger ook leerlingen die geen relatie met de docent nodig hadden. Er zijn ook leerlingen die hebben gewoon relaties nodig, wat dat betreft. Het wisselt, maar is niet veranderd, naar mijn idee. Nu kom je ook leerlingen tegen die aan de lippen van docenten hangen en met hen bezig zijn en van alles willen weten, maar er zijn ook leerlingen die zoiets hebben van: ‘blijf van me af’. Niet fysiek natuurlijk.
-
Het is nog steeds hetzelfde, in 5 havo zit een jongen, drinkt veel, stapt veel, hij heeft er behoefte aan om goed contact met je te hebben. Met Havo leerlingen is dat meer dan met VWO leerlingen, zij zijn hooghartiger, ze hebben minder behoefte aan een relatie.
-
Leerlingen hebben die echt nog wel nodig. VMBO’ers hebben dat zeker nodig. Het wordt wel overwoekerd door alle andere dingen zoals media, maar ten diepste hebben ze die zeker nodig.
-
De leerlingen hebben nu absoluut meer behoefte aan een relatie met de docent. Het is een vluchtige maatschappij geworden, ze vinden het heerlijk als je eens even de tijd voor ze neemt. Nee, de docent is niet minder een identificatie figuur dan 15 jaar geleden
-
Ja, keihard nodig. De leerlingen hebben nu echt voorbeelden nodig, mensen op wie ze kunnen vertrouwen. De omgeving is onveiliger geworden, de 61
maatschappij wordt steeds ingewikkelder en de leerlingen zoeken naar stabiele factoren. -
Ja, dat denk ik wel!
-
Uiteraard! Dat was toen ook belangrijk. Ik denk dat we nu meer in staat zijn om het onder woorden te brengen. Wat doe je dan? Nu hebben we daar veel meer woorden voor en er is veel onderzoek naar gedaan.
19. De docent is nu minder een identificatiefiguur dan 15 jaar (of langer) geleden. -
De docent zou meer een identificatiefiguur moeten zijn. Er zijn docenten die hun lessen perfect in orde hebben, terwijl er veel leerlingen zijn die niet met persoonlijke dingen naar het toekomen.
-
Docenten zijn nog steeds identificatiefiguur, of ze ook zo gezien worden ligt weer aan: hoe ligt de relatie. Bewust identificatiefiguur zijn moet je heel erg mee oppassen, wees gewoon je zelf, achteraf hoor je dat je een identificatiefiguur was. In mijn loopbaan als docent heb ik herhaalde keren mee gemaakt dat een leerlingen komt, en zegt: ‘dat en dat heeft mij geraakt.’
-
Minder, meer concurrentie, sociale media, het is voor een deel overgenomen. Door het sociale gebeuren is zijn er meer mogelijkheden, vroeger hadden de leerlingen de kerk, klasgenoten, thuis en wat vrienden, nu zien leerlingen veel meer. Ze zijn oppervlakkiger geworden. Toch ben je nog wel steeds identificatiefiguur. Bijvoorbeeld bij een dagopening komen ze naar je toe.
20. Mijn stijl van lesgeven is in de loop van de jaren anders geworden. (Dit met betrekking tot de behoeftes van de leerlingen.) -
Stijl van lesgeven is veranderd, de beeldcultuur haal je de les in. Met SmartBoard is het makkelijker geworden om les te geven, je kunt beter differentiëren.
-
Vraag: Is de stijl van uw lesgeven verandert? Hoe definieer je stijl? Manier van omgaan met leerlingen is gewijzigd, als je begint met lesgeven ben je zo met de lesstof bezig dat je de leerlingen niet ziet, dat levert conflicten op, op een 62
gegeven moment krijg je zoveel ervaring op jou vakgebied dat je de leerlingen in de klas ook ziet. Persoonlijk vind ik dat je een vakdocent bent. In artikelen komt steeds meer naar voren: ‘wees een vak docent.’ De leerlingen worden gemotiveerd als ze zien dat jij je vak kent, niet het omgaan met kindertjes. Dat andere komt dan ook wel. Leerlingen komen hier in wezen niet voor de gezelligheid, als leerlingen een groot aantal lessen lopen te verklooien vinden ze dat ook niet leuk, ze gaan zich dan vervelen. Bij docenten waar hard gewerkt wordt daar vinden ze hun plezier, misschien niet op het moment zelf, maar later zeker. -
Is niet anders geworden. Omgaan met leerlingen is niet anders geworden, het is nog steeds fijn om goed contact te hebben met leerlingen, dat is een van de belangrijkste dingen.
-
Ja, met de digitale wereld kun je meer doen. Ik kan vooruit werken, alles opslaan. Nu doe je meer in een les. Vroeger moest je alles op het bord schrijven. We moeten nu veel meer behandelen in de les. De werkdruk is toegenomen door gesprekken enz. Veel meer vergaderingen. Correctie brieven die je moet afhandelen, repetities laten inhalen. Je moet veel meer je gedachten er bij houden. Door de ICT zijn we er veel afhankelijker van geworden. Het kost veel tijd om dat soort dingen in orde te maken. Gemak is anders, omdat ik een oudere docent ben. Zijn erg afhankelijk van SmartBoard, wat veel tijd kost. Over het algemeen is het wel makkelijk.
-
Vroeger was ik een strenge schoolmeester. Nu is het wat relaxter. Ik neem de kinderen nu zoals ze zijn. Tegenwoordig besteed ik meer tijd aan de vorming van mensen, vroeger spendeerde ik meer tijd aan het cognitieve.
-
Enorm! Ik geef nu les op een plein, dat is al anders. Ik geef nu minder dwingender les, maar wel vasthoudender. Leerlingen hebben nu meer dat aanloopje nodig. Ze komen niet onder de opdracht uit. De omgang met leerlingen is ook anders geworden. Je gunt nu de leerlingen meer tijd om even bij te komen. Ze hebben soms al van alles meegemaakt voordat de les begint. Ik heb nu minder druk op de ketel gezet. Ik observeer nu meer.
63
-
Ja, dat is verandert. Je ging vroeger toch wat vrijer met elkaar om. Dat kon toen ook gewoon.
-
Ja, ik speel nu meer in op de verminderde concentratie. Er is dus nu meer afwisseling in de les. De aandacht van de leerlingen verslapt nu sneller, het is een spel om daar nu mee om te gaan.
-
Ja, deze is verandert. Ik doe het nu veel bewuster. Ook vroeger investeerde je in relatie met je groep. Nu doe je dat veel bewuster. Je gereedschapskist raakt nu meer gevuld. Je gaat dingen toepassen die je leert in cursussen etc.
21. Tips voor docenten om hier mee om te gaan? -
Tips gerelateerd aan het gespreksonderwerp: Blijf in contact door de leerling te kennen, erken dat je fouten kan maken, op ooghoogte gaan zitten (letterlijk, doet er niet toe welke klas dat is), eerlijk zijn naar leerlingen toe. M.b.t. relatie met leerlingen: zit vooral in karakter. Heb oog voor het groepsproces. Als school: loyaliteit naar wat je met elkaar afspreekt.
-
Tips voor docenten: vakkennis, toon passie voor je vak, wees daarin ook authentiek, ga niet geforceerd dingen opleuken, er wordt gezegd: iets moet leuk zijn, nee, dat hoeft niet. Wees je zelf, dan gaat het vanzelf goed. Tip: kijk op youtube naar Perde de Bruijkere. Je moet niet iets leuk maken, iets moet leuk zijn. Leerlingen prikken er ook door heen als jij iets geforceerd leuk gaat maken, daar worden ze niet enthousiast door. Gewoon door de vak inhoud en hoe dat je met ze omgaat moeten ze het leuk gaan vinden, maar als je iets gaat opleuken gaat het geheid fout en dat wordt veel te veel gedaan.
-
Probeer in gesprek met leerlingen te blijven, wij hebben natuurlijk veel kritiek, maar de sociale media horen er bij.
-
Goed voorbereiden, laatste week elke dag op school zijn, geef tijd om te wennen. Vaste stereotypen jezelf aan wennen. Alles klaar zetten voordat de les begint. Vaste tijden om mail te checken. Ik kijk in de vakantie geen mail. Er kwam pas naar voren dat werkgevers mogen geen werk gerelateerde mail sturen een kwartier naar werktijd. M.b.t. relatie met leerlingen: begin formeel, oppassen
64
met vriendje worden met leerlingen. Daarom is het goed dat je in het begin gecoacht wordt. -
Neem tijd voor je leerlingen. Ze leven in een jachtige tijd, waar ze op verschillende punten nauwelijks aan bod komen. Dit krijg je terug als docent. Hoe meer je investeert in leerlingen, hoe meer je terug krijgt.
-
Zorg voor relatie. Zie de leerlingen echt, ga bij de deur staan, kijk wat voor lichaamstaal ze uitstralen. Ga voor je vak, je lessen zijn heel belangrijk enthousiasme
-
Stel heldere kaders. Een aantal basale regels moeten helder zijn. Daarbinnen moet je flexibel, open, toegankelijk zijn en kunnen variëren. Je biedt zodoende veiligheid en geeft ruimte voor een relatie.
-
Het start met relatie. Dit is de hoofdmoot. Als je niet aan relatie werkt, moet je niet verwachten dat je ooit prestatie opbouwt. Wees helder in je verwachtingen. Hoge verwachtingen. Wees je ervan bewust dat je een voorbeeld bent. Laat aan je leerlingen zien wat een leven met God is. Leerlingen vinden dat heel belangrijk.
65
Stellingen: Kind is vaak opstandig 3 oneens 1 eens Weigert zich te voegen naar regels 2 oneens 2 eens Geeft anderen de schuld van eigen fouten of wangedrag 3 eens 1 oneens Maakt vaak ruzie met volwassenen 4 oneens 0 eens Is vaak driftig 3 oneens 1 eens Ergert vaak met opzet anderen 4 oneens 0 eens Hebben het idee dat ze gelijkwaardig zijn aan volwassenen 3 eens 1 oneens
66
Conclusie Om onze conclusie te kunnen trekken moeten we eerst terug naar de kenmerken van het verwende kind syndroom. Gebaseerd op de literatuur hebben wij de volgende kenmerken gevonden: -
Beide ouders werken
-
Vaak thuis zonder de ouders
-
Meerdere keren per jaar op vakantie
-
Geen verantwoordelijkheid hebben voor een bijbaantje
-
Veel zakgeld krijgen
-
Ouders betalen alles wat hun kinderen nodig hebben
-
Het heft in eigen handen nemen (bijv. zonder overleg wat kopen)
-
Gadget cadeau krijgen van ouders
-
Vinden dat er een cadeau moet zijn n.a.v. een prestatie die geleverd is
-
Egocentrisch gedrag m.b.t. de omgang met anderen
-
Ontvangen weinig persoonlijke aandacht van ouders
De conclusie die getrokken kan worden uit de leerling enquête is dat een minderheid van het totaal aantal respondenten voldoet aan deze kenmerken. Opvallend is wel dat ongeveer de helft van het totaal respondenten aangeeft dat beide ouders werken. Daarentegen geven 187 van de 247 leerlingen dat zij maar 1 dagdeel per week alleen thuis zijn. Hieruit kan geconcludeerd worden dat als ouders werken zij toch zoveel mogelijk thuis zijn bij hun kinderen. Opvallend is ook dat het merendeel van de leerlingen vindt dat zij een cadeau moeten krijgen voor een prestatie die op school is geleverd. Uiteindelijk geven daarvan 60 leerlingen aan dat zij het cadeau in werkelijkheid niet ontvangen. Deze conclusie geeft aan dat leerlingen de stimulatie van een cadeau nodig hebben om een goede prestatie te kunnen leveren.
67
In de enquête komt verder naar voren dat leerlingen zich goed bewust zijn van hun eigen gedrag en dat ze zich, over het algemeen, houden aan de regels die buitenshuis gesteld worden. Verder is het positief om te zien dat het merendeel van de leerlingen weet dat hun ouders van ze houden, tijd en belangstelling voor ze hebben. Wij hebben de medewerkers van de Pieter Zandt scholengemeenschap gevraagd om, in de enquête, een vergelijking te maken met de situatie van 15 jaar geleden. De conclusie die getrokken kan worden uit de medewerkers enquête is dat de meerderheid aangeeft dat een grote verandering gekomen is in 15 jaar tijd. Wat ons opgevallen is, is dat leerlingen minder inzet tonen om hun doel te bereiken en zichzelf minder tijd ervoor gunnen. In de interviews kwam ook naar voren dat de motivatie en de concentratie sterk verminderd is. Verder komt meer voor dat ouders hun kind in bescherming nemen en ze toestemming geeft om de regels te overtreden. Positief om op te merken is dat de leerlingen nog steeds behoefte hebben aan een relatie met de docent. In de interviews kwam daarnaast naar voren dat een docent zeker een identificatiefiguur is en dat leerlingen dit nodig hebben als stabiele factor op school. Al deze resultaten in ogenschouw nemend, kunnen wij vaststellen dat het verwende kind syndroom, zoals deze in de literatuur wordt beschreven, zeer weinig tot niet voorkomt onder de leerlingen van klas 1 tot en met 4 van de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen.
68
Aanbeveling Uit het onderzoek is op te merken dat de medewerkers meer behoefte hebben aan een duidelijke richtlijn om leerlingen te motiveren, te stimuleren en te laten concentreren.
Motivatie / stimulatie Van een van de teamleiders hoorden wij dat het motiveren van leerlingen een speerpunt is binnen de meeste teams. Ook docenten gaven, in zowel enquête als interview, aan dat ze hiermee worstelen. Uiteindelijk geven de docenten zelf al een belangrijk item aan om leerlingen te motiveren. Bouw een relatie met je leerling op! -
Verder moet een docent weten wat er speelt in de leefwereld van de jongere
-
De docent moet zich bewust worden van het feit dat tijden zijn verandert en dat leerlingen dus anders zijn van vroeger. Je kunt het niet laten zoals het was
-
De docent moet zijn stijl van lesgeven dus aanpassen aan de indirecte wensen van de leerling. Bijv: het inzichtelijk maken van je lesplanning aan het begin van een les. De leerlingen weten wat ze kunnen verwachten.
-
Zorg voor dynamische lessen die aansluiten bij de leefwereld van leerlingen
-
Pas je instructie aan, aan niveau van de leerlingen
-
Zorg voor uitdagende opdrachten waarbij elke leerstijl volledig tot zijn recht komt (differentiatie)
-
Neem, als docent, een kritische houding aan tegenover je eigen functioneren
-
Sta altijd open voor het bevorderen van je eigen deskundigheid. Hetzij vakinhoudelijk of didactisch
Concentratie Uit de interviews kwam heel duidelijk naar voren dat deze concentratieproblemen heel duidelijk te maken hebben met het gebruik van mobiele telefoons. Daarnaast werd de vluchtigheid van de maatschappij als oorzaak genoemd. Dit is te vinden in het feit dat er van kinderen verwacht wordt dat zij aan alles meedoen en van alles op de hoogte zijn. Dit geeft de onrust weer.
69
De maatschappij kunnen we niet veranderen. Wel kunnen we praktische aanbevelingen geven aan de school hoe hiermee om te gaan.
Multimedia gebruik -
Geen sociale netwerksites openstellen op schoolcomputers
-
Mobiel niet zichtbaar aanwezig in de school (optie: kluisje)
-
Toerusten van docenten in het gebruik van multimedia
-
Toerusten van ouders in het gebruik van multimedia
-
Toerusten van leerlingen in het gebruik van multimedia
70
Bronvermelding 1
De la marche, J. (1998) Verwenning - Psychologische achtergronden en gevolgen voor de ontwikkeling
van het kind’ Caleidoscoop, 10e jaargang, nr. 3, 4-9 2
De la marche, J. (1998) Verwenning - Psychologische achtergronden en gevolgen voor de ontwikkeling
van het kind’ Caleidoscoop, 10e jaargang, nr. 3, 4-9 3
De la marche, J. (1998) Verwenning - Psychologische achtergronden en gevolgen voor de ontwikkeling
van het kind’ Caleidoscoop, 10e jaargang, nr. 3, 4-9 4
De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
5
Wikipedia (2012, 17 september) http://en.wikipedia.org/ wiki/Spoiled_child
6
‘De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
7
Delfos. M, 2006, ‘Het maakbare kind – opvoeding als (ver)gissing’, Comeniusvoordracht, 31-03-2006
8
TVO – (2012, 24 september) http://www.tvo.org/TVOOrg/Images/tvoresources
9
‘De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
10
‘Het verwende kindsyndroom, Willem de Jong, Uitgeverij Pica, 2011
11
‘Kockelbergh, L. (1998) ‘Verwende kinderen op school’ Caleidoscoop, 10e jg. Nr. 3, 10-14
12
‘Kockelbergh, L. (1998) ‘Verwende kinderen op school’ Caleidoscoop, 10e jg. Nr. 3, 10-14
13
De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
14
Rigter, 2002
15
‘De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
16
‘De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
17
‘biblio.ugent.be (2005, mei) opgevraagd op 24 september 2006
https://biblio.ugent.be/input/download 18
‘De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
19
The pampered child syndrome. How to recognize is, how to manage it, and how to avoid it. A guide
for parents and professionals’, Jessica Kingsley Publishers, 2006 blz. 64-66 20
‘De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
21
De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
22
‘biblio.ugent.be (2005, mei) opgevraagd op 24 september 2006
https://biblio.ugent.be/input/download 23
Clarke, J.I., Dawson, C., Bredehoft, D. 2004. ‘How much is enough?’, Da Capo Press Lifelong
Books, Cambridge Massachusetts 24
‘De Jong, W. (2011) ‘Het verwende kind syndroom, Uitgeverij Pica, Huizen
25
Cverle, P. (2004). ‘Wat met psychische stoornissen op school? Oppositioneel-uitdagend gedrag’
Caleidoscoop, 11e jg, Nr 4. P. 32-34 26
biblio.ugent.be (2005, mei) opgevraagd op 24 september 2006
https://biblio.ugent.be/input/download
71
27
‘biblio.ugent.be (2005, mei) opgevraagd op 24 september 2006
https://biblio.ugent.be/input/download 28
‘Reid, J.B., Patterson, G.R., Snyder, J. (2002) ‘Antisocial behavior in children and adolescents’
Washington, DC, US 29
‘De Jong, W. (2010) ‘Gedrag is meer dan je ziet! Wat iedere leerkracht moet weten over
gedragsproblemen- en stoornissen’. Uitgeverij Pica, Huizen
72