Faculteit Rechtsgeleerdheid – KU Leuven
LEERGANG PENSIOENRECHT NIEUWSBRIEF Nr.
2
academiejaar 2012 - 2013 Prof. dr. Yves Stevens, Leen Van Assche en Ellen Van Grunderbeek
INHOUDSTAFEL 1. Europees Hof Rechten van de Mens......................................................................................................2 1.1. Eigendom en pensioen: terugvordering Pools pensioen is inbreuk op het eigendomsrecht .................2 1.2. Eigendom en pensioen: Hongaarse pensioennationalisatie is geen inbreuk op het eigendomsrecht .....3 2. Hof van Justitie ...................................................................................................................................4 2.1. Verplichte ambtsneerlegging op 62 jaar: schending gelijkheidsbeginsel ............................................4 2.2. Premiebetaling en deeltijdse arbeid: indirecte discriminatie op basis van geslacht .............................4 2.3. Geen discriminatie van een sociaal plan met gedifferentieerde afvloeiingsregeling naar leeftijd ..........4 2.4. Inbreuk vrij verkeer van kapitaal: fiscaliteit dividenduitkering niet-ingezeten pensioenfondsen ...........5 3. Grondwettelijk Hof ..............................................................................................................................5 3.1. Successierechten aanvullend pensioen voor wettelijk samenwonenden: geen schending ...................5 3.2. Overgangsregeling voor de referentiewedde van het ambtenarenpensioen: geen schending ..............5 4. Hof van Cassatie .................................................................................................................................6 4.1. Werknemers- en werkgeversbijdragen in aanvullend pensioen zijn aanwinst tijdens het huwelijk .......6 4.2. Aanvullende uren in het onderwijs tellen mee in het ambtenarenpensioen .......................................6 5. Lagere rechtspraak .............................................................................................................................6 5.1. Erkende verstoting: opening echtscheidingspensioen .....................................................................6 5.2. Geen erkende verstoting: pensioen aan alleenstaandentarief ..........................................................7 5.3. Begunstigingsclausule in groepsverzekering: geen recht voor feitelijk samenwonende .......................7 5.4. Aanvullende pensioen als beding ten behoeve van een derde: geen rechtstreekse vordering .............7 5.5. Bestaansmiddelenonderzoek IGO .................................................................................................8 5.6. Pensioenraming heeft geen bindende gevolgen .............................................................................8 5.7. Fiscaliteit aanvullende pensioenrenten ongelijke behandeling met kapitaaluitkering? .........................8 6. Belgische rechtsleer ............................................................................................................................8 6.1. Hoger voordeel van alle aard: goede zaak voor individuele pensioentoezegging ................................8 6.2. Anticipatieve heffing vervroegd ....................................................................................................8 6.3. Is vervroegde anticipatieve heffing voordelig of nadelig voor belastingplichtige? ...............................9 6.4. Wijninckxbijdrage’ al van toepassing op bijdragen van … 2011 ........................................................9 6.5. Gelijkstelling met een periode van zelfstandige activiteit: de studieperiodes .....................................9 6.6. Belastbaarheid in België van AOW-uitkering: rechtspraak nuanceert ................................................9 6.7. Het statuut van de groepsverzekering in een stelsel van gemeenschap van goederen .......................9 6.8. De pensioenhervorming voor zelfstandigen: nieuwe voorwaarden voor vervroegd pensioen ............. 10 6.9. De split van het (aanvullend) pensioen: waarom en hoe? ............................................................. 10 6.10. Les pensions complémentaires mises à contribution : mesures fiscales et parafiscales ................... 10 6.11. Verhoging premietaks treft vooral kortetermijnbeleggingsverzekerigen......................................... 10 6.12. Vlinderakkoord: langer en meer werken .................................................................................... 11 7. Nieuwe life and benefits .................................................................................................................... 11 8. Gelezen in het Belgisch Staatsblad...................................................................................................... 11 8.1. Procedure voor wijzigen van gegevens in Databank Aanvullende Pensioenen gewijzigd ................... 11 8.2. Procedure uitstellen pensioen statutair overheidspersoneel ........................................................... 12
- 1/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
Faculteit Rechtsgeleerdheid – KU Leuven
LEERGANG PENSIOENRECHT NIEUWSBRIEF Nr.
2
academiejaar 2012 - 2013 Prof. dr. Yves Stevens, Leen Van Assche en Ellen Van Grunderbeek 8.3. Goedkeuring regelgeving gepensioneerden die in het onderwijs in dienst treden............................. 12 8.4. Pensioenhervorming vliegend personeel burgerluchtvaart afgerond ............................................... 12 8.5. Vervroegd overheidspensioen op 60 jaar mogelijk bij disponibiliteit ............................................... 13 8.6. Nieuw stelsel vierdagenweek en halftijds werken voor federaal overheidspersoneel ........................ 13 8.7. Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden in het onderwijs ............................... 14 8.8. Begrippenkader voor gelijkgestelde periodes bij werknemerspensioen ........................................... 14 8.9. Verblijf in België niet verplicht voor pensioenuitkering op basis van Europese blauwe kaart ............. 14 8.10. Aanpassing voorwaarden eenmalige taks op langetermijnsparen ................................................. 14 8.11. Wijziging versoepelings- en overgangsmaatregelen overheidspersoneel ....................................... 15 8.12. Laatste overgangsmaatregel vervroegd pensioen in privésector ................................................... 15 8.13. Verzaking roerende voorheffing voor buitenlandse pensioenfondsen verstrengd ............................ 15 8.14 Aanpassing bijzonder sociale zekerheidsbijdrage voor aanvullende pensioenen .............................. 16 8.15. Antidiscriminatiewet man-vrouw gewijzigd ten gevolge van “Test Aankoop” case .......................... 16 8.16. Bekrachtiging recente koninklijke besluiten werknemerspensioenen ............................................. 17 8.17. Sectorpensioenen .................................................................................................................... 17 9. RVP Dienstnota’s............................................................................................................................... 17 10. Nederland: beëindiging arbeidsovereenkomst wegens bereiken pensioenleeftijd is geen discriminatie ..... 17 11. Buitenlandse rechtsleer.................................................................................................................... 18 11.1. Betrieblicher Altersversorgung und IFRS-Kapitalflussrechnung ..................................................... 18 11.2. Unisex-Urteils-Rechtsfolgen für das Versicherungsvertragsrecht................................................... 18 OMBUDSMAN PENSIOENEN: COMPLEMENT WEGENS LEEFTIJD IN DE OPENBARE SECTOR ......................................... 20
Pensioenopinies: afgeleide rechten? ............................................................................................... 21
1. EUROPEES HOF RECHTEN VAN DE MENS
aangezien er onvoldoende bewijs is van ziekte van het familielid. Het EHRM is van oordeel dat de stopzetting van de
1.1. Eigendom en pensioen: terugvordering
betaling van het vervroegd pensioen een inbreuk is
Pools pensioen is inbreuk op het
op het eigendomsrecht, zoals vastgelegd in artikel 1
eigendomsrecht
Eerste Aanvullend Protocol EVRM. Het Hof komt tot deze beslissing, steunend op het feit dat de Poolse
Voor het EHRM zijn een aantal zeer gelijkaardige
overheid pas lang na de initiële toekenning tot de
Poolse zaken gepleit. De feiten zijn allemaal
stopzetting overgaat. Bovendien geldt de beslissing
gelijklopend: een Poolse werknemer vraagt een
met
EWK pensioen aan, dit is een vervroegd pensioen
onmiddellijke
ingang,
wat
de
uitkeringsgerechtigde direct zonder enig inkomen
om de zorg voor een ziek familielid op te nemen. Hij
zet. Het aangewende middel wordt dan ook
draagt daartoe het bewijs van ziekte aan en zet de
disproportioneel geacht.
arbeidsovereenkomst met de werkgever stop. Na zestien maanden wordt de beslissing die het recht
Het EHRM deed hoofdzakelijk op twee data uitspraak. Op 2 oktober 2012 in de zaken nr. 5744/05, Czaja vs Polen, nr. 15435/04, Placzkowska vs Polen, nr. 6762/04, Lasota vs Polen, nr.
op het vervroegd pensioen opende, gewijzigd. De betaling van het EWK pensioen wordt stopgezet,
- 2/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
25360/04, Rusin vs Polen, nr. 21913/05, Kowal vs Polen, nr. 5970/05, Helena Trznadel vs Polen, nr. 16519/05, Kapel vs Polen, nr. 38459/03, Antoni Lewandowski vs Polen, nr. 17318/04, Kura vs Polen, nr. 33384/04, Kluska vs Polen. Op 4 december 2012 in de zaken nr. 8578/04, Swiatek vs Polen, nr. 39430/04, Fraczek-Potega vs Polen, nr. 34386/04, Lew vs Polen, nr. 35538/04, Misielak vs Polen, nr. 27680/04, Zofia Sikora vs Polen, nr. 31492/05, Szewc vs Polen, nr. 10368/05, Migalska vs Polen. , nr. 18683/04, Potok vs Polen, nr. 6112/05, Sasor vs Polen, nr. 11815/05, Krzyzek vs Polen, nr. 39225/05, Stepien vs Polen, nr. 31803/04, Franciszek Dabrowski vs Polen.
Ms E.B. decided to remain a member of a private
1.2. Eigendom en pensioen: Hongaarse
final amendment, the applicant – according to her
pensioennationalisatie is geen inbreuk op het
understanding – will be entitled to receive a full
eigendomsrecht
State pension for service acquired after 1 November
pension fund. On 30 December 2011 a further amendment provided that the contributions paid by private fund members should be directed to the State fund. Under a final amendment of 2 July 2012 private fund members regained their rights to acquire additional service time and a State pension in the State pension scheme. Their State pension will be calculated by adjusting the amount of the regular State pension using a multiplier. As a result of this
2010 (that is, the date from which the entirety of
The applicant, Ms E.B., is a Hungarian and Serbian
the employees’ contributions started to be paid into
national who was born in 1983 and currently lives in
the State pension fund) and, prior to that date, to
Budapest. After completing her legal studies in
75% of the regular State pension (with the residual
Serbia in 2008, Ms E.B. moved to Hungary to work.
25% being disbursed by the private pension fund).
Under the two-pillar mandatory pension system in force in Hungary at the time, it was obligatory for
Relying on Article 1 of Protocol No. 1 (protection of
her to contribute 8% of her monthly gross salary to
property), Ms E.B. complained that the new
a private pension fund and 1.5% to the State
legislation effectively amounted to confiscating her
pension fund (the equivalent of 24% of her gross
private pension contributions to the benefit of the
salary being paid by her employer to the State
State budget. She alleged in particular that, even if
pension fund). A process with a view to amending
she was entitled to a full State pension under the
this pension system was introduced at the end of
new legislation, this fell short of a private pension
2010 with the adoption of a series of laws. In particular,
all
pension
contributions
paid
scheme
by
which
was
directly
related
to
her
contributions and investment strategy. She also
employees (that is, 9.5% of their monthly gross
complained that, as she intended to work abroad, it
salary, which was raised to 10% as of 1 January
was not for certain that she would accumulate
2011) between 1 November 2010 and 31 December
enough years’ service to be entitled to a State
2011 were to be paid into the State pension fund to
pension.
reduce its deficit.
The Court observed that Ms E.B.’s contributions to
The two-pillar mandatory pension system was
the
abolished and private pension fund members were
private
funds
before
1
November
2010
remained intact under the new legislation, and that
given the choice of being automatically returned to
the ones made afterwards were transformed into an
the State pension scheme or declaring that they
entitlement under the State scheme. Similarly, her
would remain private pension fund members.
service time was recognised in the periods both
Special rules were introduced with respect to the
before and after the change in legislation. Any
latter category. As of 31 December 2011 their entire
speculation
contributions (10%) were to be directed to their
domestically
private pension fund account, and they were no
as or
to
accumulating
abroad
was,
service
for
the
years Court,
immaterial.
longer able to acquire additional service time or entitlement to a State pension on the basis of their
Quite besides the fact that the situation complained
employer’s contribution paid after 1 December 2011.
of resulted from Ms E.B.’s own choice, she was in any case entitled to future pension payments - 3/21 -
Leergang Pensioenrecht 2012-2013
through the contributions she had made during the
echter wel naar rato van het deeltijdpercentage
entire period of her employment either to the
verlaagd.
private pension fund or the State fund. There had therefore been no interference with her property
Artikel 4 van de richtlijn 79/7/EEG bepaalt dat het
rights, including her legitimate expectation to
beginsel van gelijke behandeling iedere vorm van
receive a pension in the future.
directe of indirecte discriminatie op basis van geslacht uitsluit, in het bijzonder met betrekking tot onder meer de verplichting tot premiebetaling en de
EHRM, 15 januari 2013, nr. 34929/11, E.B. against Hungary.
premieberekening.
2. HOF VAN JUSTITIE
Een regeling zoals in Spanje voert een, zij het indirect verschil in behandeling, in op grond van
2.1. Verplichte ambtsneerlegging op 62 jaar:
geslacht, aangezien deeltijdwerkers voornamelijk
schending gelijkheidsbeginsel
vrouwen zijn.
Hongaarse rechters of andere officieren van justitie
HvJ 22 november 2012, C-385/11, Isabel Elbal Morena vs. Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) en Tesoreria General de la Seguridad Social (TGSS).
worden - vanaf 1 januari 2012 - geconfronteerd met een abrupte verlaging van de leeftijd om hun ambt neer te leggen, te weten van 70 naar 62 jaar. Deze regelgeving leidt ertoe dat het betrokkenen moeten
2.3. Geen discriminatie van een sociaal plan
neerleggen binnen een periode van maximum één
met gedifferentieerde afvloeiingsregeling
jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe regeling.
naar leeftijd
Het Hof van Justitie is van oordeel dat de
De Duitse regelgeving voorziet in de mogelijkheid
ingevoerde regeling – die overigens niet van
dat de sociale partners in het kader van sociale
toepassing is op andere beroepsgroepen – het
plannen de afvloeiingsregeling kunnen differentiëren
beginsel van gelijke behandeling op basis van
naar leeftijd of anciënniteit. Hierdoor wordt een
leeftijd schendt. De regeling mag dan wel legitiem
verschillende
zijn omdat ze steunt op het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid. Toch acht het Hof dat er minder
aan
berekend op basis van de vroegst mogelijke
leeftijdsverlaging door te voeren. Het middel wordt
pensioendatum.
niet noodzakelijk geacht om het doel te bereiken,
Het
Hof
van
Justitie
wordt
gevraagd uitspraak te doen over de conformiteit van
daar de overgangsregeling buitengewoon kort is. C-286/12,
uitgekeerd
ouder dan 54. Deze laatste krijgen een vergoeding
beperkende maatregelen bestaan om een dergelijke
HvJ 6 november 2012, Commissie vs. Hongarije.
vergoeding
werknemers jonger dan 54 dan aan werknemers
de
reglementering
met
de
Europese
Richtlijn
2000/78/EG inzake de gelijke behandeling in arbeid
Europese
en beroep. De voorliggende vraag spitst zich toe op de criteria leeftijd en handicap.
2.2. Premiebetaling en deeltijdse arbeid: Het Hof oordeelt ten eerste dat de Duitse regeling
indirecte discriminatie op basis van geslacht
geen verschil in behandeling op basis van leeftijd In Spanje hebben deeltijdwerkers recht op een
invoert. Het verschil in berekeningsmethode kan
premiegebonden ouderdomspensioen in verhouding
immers worden gerechtvaardigd. Het Hof acht de
tot hun percentage van tewerkstelling. De uitkering
compensatie voor de toekomst, de bescherming van
van dat ouderdomspensioen is gebonden aan een
jongere
periode van premiebetaling. Deeltijdwerkers dienen
arbeidsproces en de rechtvaardigde verdeling van
gedurende een langere periode premies te betalen,
de
het bedrag van het ouderdomspensioen wordt
legitieme doelstellingen. De aangewende middelen
werknemers,
financiële
de
middelen
re-integratie van
het
in
sociaal
het plan
zijn redelijk en geschikt, te weten de bescherming
- 4/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
van de werknemers met een moeizame overgang
successierechten. De wetgever heeft de renten en
naar een nieuwe werkkring.
kapitalen van een groepsverzekering gevestigd door de werkgever van de overledene uitgesloten van de
Het Hof oordeelt ten tweede dat de Duitse regeling
heffingsgrondslag. Deze uitzondering geldt voor
wel een verschil in behandeling op basis van
echtgenoten en kinderen; wettelijk of feitelijk
handicap
samenwonende partners genieten de uitzondering
invoert.
Het
verschil
is
niet.
berekeningsmethode wordt niet gerechtvaardigd, daar gehandicapte werknemers (die de facto een verlaagde
wettelijke
pensioenleeftijd
Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat het verschil in
kennen)
behandeling
belemmerd worden een nieuwe werkkring te vinden.
tussen
echtgenoten
en
wettelijk
samenwonenden dat voortvloeit uit artikel 8, lid 6, 3° redelijk te verantwoorden is. De persoonlijke
HvJ 6 december 2012, C-152/11, Johann Odar vs. Baxter Deutschland GmbH.
verplichtingen en de vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk verschillen danig van deze van een
2.4. Inbreuk vrij verkeer van kapitaal:
wettelijke
fiscaliteit dividenduitkering niet-ingezeten pensioenfondsen
niet-toepasselijkheid
van
kapitaal
voorziet
te
waarborgen.
twee
Finland
stelsels
Het
van
de belasting voor niet-ingezeten pensioenfondsen. een aftrek te doen wat neerkomt op een vrijstelling
Hof
laat
de
uitbreiding
naar
wettelijk
ambtenarenpensioen: geen schending De artikelen 105 en 106 van de wet van 28
Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat dergelijk
december
onderscheid een beperking vormt op het vrij verkeer
2011
houdende
diverse
bepalingen
(berekening van de pensioenen van de openbare
van kapitaal; een beperking die overigens niet kan
sector) stellen dat de referentiewedde voor de
worden gerechtvaardigd door een dwingende reden
berekening van het ambtenarenpensioen gelijk is
van algemeen belang.
aan de gemiddelde wedde van de laatste tien
HvJ 8 november 2012, C-342/10, Commissie vs. Republiek Finland.
loopbaanjaren (of van de volledige duur van de
Europese
loopbaan als die minder dan tien jaar bedraagt). Voordien was de referentiewedde gelijk aan de gemiddelde wedde van de laatste vijf jaar.
3. GRONDWETTELIJK HOF
De wet trad in werking op januari 2012 maar
3.1. Successierechten aanvullend pensioen
voorziet een overgangsregeling voor personen die
voor wettelijk samenwonenden: geen
op 1 januari 2012 de leeftijd van 50 jaar hebben
schending
bereikt. Dergelijke regeling zou – volgens de
8, lid
1
Successierechten
t.e.m. 5 bepaalt
verzoekende partij – een ongelijkheid inschrijven
van het Wetboek welke
tussen statutaire ambtenaren die nog geen 50 jaar
kosteloos
zijn en de andere ambtenaren en contractueel
ontvangen sommen, renten en waarden deel uitmaken
wettelijk
referentiewedde van het
niet-ingezeten
pensioenfondsen.
Artikel
het
3.2. Overgangsregeling voor de
van belasting. Deze mogelijkheid tot aftrek staat voor
van
GwH 20 september 2012, nr. 109/2012.
Ingezeten pensioenfondsen hebben de mogelijkheid
open
het
van de wetgever.
voor Finse ingezeten pensioenfondsen en anderzijds
niet
is
samenwonenden over aan het opportuniteitsoordeel
dividenduitkeringsbelasting: enerzijds de belasting
echter
Bovendien
overlevingspensioen voor wettelijk samenwonenden.
Elke EU-lidstaat heeft de verplichting het vrij verkeer
samenwoning.
onderscheidend criterium pertinent, te weten de
van
de
heffingsgrondslag
voor
overheidspersoneel.
de
- 5/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
Het Grondwettelijk Hof is van oordeel dat alle
4.2. Aanvullende uren in het onderwijs tellen
ambtenaren geviseerd worden, zonder onderscheid.
mee in het ambtenarenpensioen
Het gemaakte verschil is redelijk verantwoord door het verschil in doel, financiering en toekenning van
Artikel 8 van de wet van 21 juli 1844 op de
het pensioen. Het Hof oordeelt dat er uit de
burgerlijke en kerkelijke pensioenen bevat een
overgangsregeling geen verschil in behandeling
limitatieve lijst van weddebijslagen die meetellen in
voortvloeit, daar het onderscheid pertinent en
de pensioenberekening. Deze lijst werd in 1999
eveneens redelijk te verantwoorden is. De impact
ingevoegd. Vóór 1999 was enkel vereist dat de
van de regeling blijft binnen redelijke grenzen en
weddebijslag inherent was aan de uitgeoefende
daarnaast zal het effect op de pensioenberekening
functie. Het uitoefenen van aanvullende uren in het
pas echt te merken zijn tegen 2024. Dat geeft de
onderwijs maakt geen deel uit van de in 1999
statutaire ambtenaren de tijd zich aan de nieuwe
ingevoerde opsomming.
situatie aan te passen. Het Hof herhaalt tot slot het argument van de wetgever dat er niet geraakt kan
De
worden aan de verwachtingen van zij die de
ingegaan vóór 1999 op basis van de limitatieve lijst
pensioenleeftijd naderen.
schendt het verbod op retroactieve toepassing van de
GwH 17 januari 2013, nr. 2/2013.
berekening
wet.
Op
van
die
het
manier
ambtenarenpensioen
werd
aan
reeds
gepensioneerde ambtenaren het recht op een hoger pensioenbedrag ontzegd.
4. HOF VAN CASSATIE
Cass. 20 december 2012, C.10.0667.F, www.cass.be.
4.1. Werknemers- en werkgeversbijdragen in
5. LAGERE RECHTSPRAAK
aanvullend pensioen zijn aanwinst tijdens het huwelijk
5.1. Erkende verstoting: opening echtscheidingspensioen
Echtgenoten die een gemeenschap van aanwinsten bedingen, beperken de verdeling bij echtscheiding
Een Marokkaanse man huwde in 1955 met een
tot de aanwinsten gezamenlijk of afzonderlijk
Marokkaanse vrouw. In april 1979 verstoot hij haar,
verwezenlijkt tijdens het huwelijk en voortvloeiend
van deze verstoting wordt een akte opgemaakt.
uit inkomen uit arbeid. Een aanvullend pensioen onder
de
gefinancierd
vorm
van met
een
Nadien verleent de verstoten echtgenote ‘quitus’
groepsverzekering
werkgevers-
aangaande
en
werknemersbijdragen afgesloten voor het huwelijk uit van de verdeling. Conform (het inmiddels
wat
In 1992 vraagt de man een rustpensioen aan bij de
opgeheven) artikel 1498 Burgerlijk Wetboek zijn
RVP, dat toegekend wordt aan gezinstarief. In 2006
tegenwoordige en toekomstige roerende goederen
wordt deze beslissing hervormd en wordt het
van ieder van de partners uit de gemeenschap
wettelijk rustpensioen van de man beperkt tot de
gesloten. Goederen verdiend tijdens het huwelijk
helft,
zijn gemeen, hieronder vallen ook de gestorte
berekend
aan
gezinstarief.
De
RVP
beargumenteert de beslissing, stellende dat de man
bijdragen in het aanvullend pensioen die een
gehuwd is maar feitelijk gescheiden leeft van zijn
tegenprestatie voor arbeid uitmaken. 2012,
huwelijksvermogensrechten,
(o.m. op diens wettelijk rustpensioen).
is een aanwinst tijdens het huwelijk en maakt deel
Cass. 30 november www.cass.be.
de
impliceert dat zij geen enkel recht meer kan opeisen
echtgenote. De arbeidsrechtbank vernietigde in eerste aanleg de beslissing van de RVP.
C.11.0332.N,
Voor het arbeidshof spitst het debat zich toe op de (geldigheid van de) verstotingsakte. Conform artikel 57 het Wetboek Internationaal Privaatrecht (WIPR) mag een akte ter beëindiging van het huwelijk door - 6/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
de man opgesteld in het buitenland in België niet
5.3. Begunstigingsclausule in
worden erkend als de vrouw niet dezelfde rechten
groepsverzekering: geen recht voor feitelijk
heeft. Een dergelijke akte wordt echter wel erkend
samenwonende
onder welbepaalde voorwaarden, waaronder de ondubbelzinnige aanvaarding van de ontbinding
Een werknemer heeft een aanvullend pensioen
door de vrouw zonder dwang.
middels een groepsverzekering. Het bijhorende pensioenreglement omvat een persoonlijk certificaat
In casu oordeelt het arbeidshof dat aan de
dat de begunstigden bij overlijden opsomt. De
voorwaarde van de ondubbelzinnig aanvaarding is
werknemer leeft feitelijk samen met diens partner.
voldaan door de ‘quitus’ van de ex-echtgenote. De
Bij overlijden komt de partner niet in aanmerking als
verstotingsakte wordt bijgevolg erkend. Bovendien
begunstigde van de groepsverzekering. Deze laatste
acht het hof het in overeenstemming met de
betwist dat.
Belgische internationale openbare orde dat aan de verstotingsakte uitwerking wordt gegeven met als
Het hof van beroep is van oordeel dat de beslissing
enig doel het toekennen van rechten inzake het
van de verzekeringsmaatschappij terecht is, daar –
rustpensioen.
conform het pensioenreglement – enkel de wettelijk samenwonende partner begunstigde kan zijn. Het
Slotsom: de RVP dient een volledig rustpensioen
feit dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen
aan
wettelijk en feitelijk samenwonende partners acht
gezinstarief
aan
de
man
en
een
het hof niet arbitrair noch waardeloos; het steunt
echtscheidingspensioen aan de vrouw te betalen.
immers op een objectief vaststelbaar onderscheid
Arbh. Brussel (8e kamer) 9 maart 2012, JTT 397400.
tussen een wettelijk geregelde samenlevingsvorm en loutere feitelijke toestanden.
5.2. Geen erkende verstoting: pensioen aan
Brussel 6 april 2012, RGAR 2012, afl. 7, 14895.
alleenstaandentarief
5.4. Aanvullende pensioen als beding ten Een man van Marokkaanse afkomst verstoot zijn
behoeve van een derde: geen rechtstreekse
echtgenote. De echtgenote wordt verstoten. De
vordering
Belgische Rijksdienst voor Pensioenen kent de man een pensioen aan alleenstaandentarief toe. Deze is
Een werknemer geniet een aanvullend pensioen in
hier niet mee akkoord en meent dat hij recht heeft
zijn onderneming.
op een pensioen aan gezinstarief.
wegens
een
arbeidsongeval.
pensioenreglement
De arbeidsrechtbank bevestigt de beslissing van de
Hij wordt arbeidsongeschikt voorziet
in
Het een
geldende vervroegde
pensionering in geval van arbeidsongeschiktheid. De
Rijksdienst voor Pensioenen een pensioen aan
werknemer stelt een vordering in tot het bekomen
alleenstaandentarief toe te kennen.
van de vervroegde pensionering, zowel tegen de werkgever als tegen het pensioenfonds.
De verstoting wordt in casu niet erkend, aangezien de rechten van verdediging van de verstotene niet
Het arbeidshof te Brussel oordeelt dat de vordering
gerespecteerd werden. Bijgevolg leeft de man
gericht tegen de werkgever niet mogelijk is. Het
feitelijk gescheiden van zijn echtgenote en is er
pensioenreglement is immers een beding ten
geen reden om een pensioen aan gezinstarief toe te
behoeve van een derde, waarbij de begunstigde
kennen.
geen vorderingsrecht heeft jegens de bedinger (in
casu de werkgever). De werkgever heeft geen enkel
Arbrb. Antwerpen 18 oktober 2012, AR 12/3097/A, onuitg.
engagement aangegaan. Enkel het pensioenfonds kan
worden
aangesproken
prestaties dient te voldoen.
- 7/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
die
welbepaalde
Arbh. Brussel (4e kamer) 11 juli 2012, JTT 2012, 383.
5.7. Fiscaliteit aanvullende pensioenrenten ongelijke behandeling met kapitaaluitkering?
5.5. Bestaansmiddelenonderzoek IGO Een
koppel
besluit
in
echtscheidingsprocedure
het het
kader
Een belastingplichtige geniet rente-uitkeringen ter
van
uitvoering van de groepsverzekering van haar
een
vakantieverblijf
overleden
te
verkopen. De opbrengst komt toe aan de exechtgenote. De ex-echtgenoot die afstand deed van de
inkomsten
uit
de
verkoop,
diende,
pensioenkapitaal het
diende
het
te
worden
Rijksdienst. De schulden aangegaan voor de afstand
echter niet bewezen. De Rijksdienst heeft terecht de
individuele pensioentoezegging (IPT). de
80%-grens
gevolgen
aftrekbaar. zendt
Deze
kennisgeving
vermelding
van
beroepsmogelijkheden.
bevat
geen De
van
rechtsgevolgen ressorteert voor de werknemer. Het een
administratieve
omhoog
gaat.
pensioenpremies
2012) voorziet in een eenmalige vervroegde inning
voorlopig van aard is, alsook geen bindende om
fors
hogere
De programmawet van 22 juni 2012 (BS 28 juni
De arbeidsrechter oordeelt dat een pensioenraming
niet
ook
dus
individuele
6.2. Anticipatieve heffing vervroegd
werknemer betwist de raming.
gaat
zijn
een
M. GIELIS, “Hoger voordeel van alle aard: goede zaak voor individuele pensioentoezegging (IPT)”, Fisc.Act. 2012, nr. 44, 7-10.
een
loopbaanoverzicht en een pensioenraming naar een werknemer.
voor
pensioentoezegging Daardoor
pensioenen
Een hogere
belastbare bezoldiging heeft namelijk tot gevolg dat
5.6. Pensioenraming heeft geen bindende
voor
De
belasting op voordelen van alle aard voor de
Arbrb. Antwerpen 18 oktober 2012, AR 12/3340/A, onuitg.
Rijksdienst
wordt.
De auteur bespreekt de pluspunten van de hogere
het
bestaansmiddelenonderzoek.
De
belast
voor individuele pensioentoezegging
worden afgetrokken. Deze persoonlijke schuld wordt bij
tarief
6.1. Hoger voordeel van alle aard: goede zaak
van het onroerend goed kunnen van de opbrengst
gebracht
progressief
6. BELGISCHE RECHTSLEER
De arbeidsrechtbank volgt het standpunt van de
mindering
wordt
Antwerpen 18 december 2012, onuitg. (zoals aangehaald in Fiscoloog nr. 1325, 13).
IGO terug.
in
kapitaal
vraag aan het Grondwettelijk Hof.
opgenomen en vordert dan ook een gedeelte van de
opbrengsten
Een
beroepsrechters stellen hierop een prejudiciële
Rijksdienst voor Pensioenen is van oordeel dat de in
genieten.
immers afzonderlijk belast, terwijl de rente volgens
opbrengst van het onroerend goed niet aan. De
bestaansmiddelenonderzoek
renten
tussen rentegenieters en individuen die aanvullend
herziening van de IGO aan, maar geeft de
degelijk
periodieke
aan dat er een verschil in behandeling bestaat
De ex-echtgenoot die een IGO geniet, vraagt een
wel
Deze
De dame vecht voor het Antwerpse hof van beroep
als
compensatie, geen onderhoudsgeld te betalen.
opbrengst
echtgenoot.
worden belast volgens het progressief tarief.
een
gedeelte
van
de
taks
op
het
langetermijnsparen die normaal verschuldigd is op
beslissing
60-jarige leeftijd. Het betreft geen extra belasting
waartegen een beroep moet openstaan.
maar wel een vervroegde inning van een deel van de eindbelasting. Met een afzonderlijk KB is nu ook
Arbrb. Antwerpen 15 november 2012, AR 12/3874/A, onuitg.
de
inwerkingtreding
pensioenspaarrekeningen.
- 8/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
vastgelegd
voor
De auteur bespreekt uitvoerig de reglementering over
L. DE GREEF, “Anticipatieve heffing vervroegd”, Fisc.Act. 2012, nr. 35, 4-6.
voordelig of nadelig voor belastingplichtige?
anticipatieve
heffing
voor
van
studieperiodes
de
belastingplichtige tegen elkaar af. Deze eenmalige
6.6. Belastbaarheid in België van AOW-
heffing
uitkering: rechtspraak nuanceert
op
pensioenspaarrekeningen
levensverzekeringen
neemt
een
deel
van
met
D. BINAME, “Gelijkstelling met een periode van zelfstandige activiteit: de studieperiodes”, Pacioli 2013, nr. 354, 5-7.
De auteur weegt de voor- en nadelen voor de van vervroegde
gelijkstelling
praktische toepassing.
6.3. Is vervroegde anticipatieve heffing
de
de
periodes van zelfstandige activiteit, met oog voor de
en de
opgebouwde reserves weg, die daardoor niet verder
Om te weten of een Nederlands AOW-pensioen in
kunnen aangroeien. Toch komt de vervroegde
België belastbaar is krachtens art. 34, § 1, 1° WIB
heffing
niet
neer
op
belastingverhoging.
Met
cijfervoorbeeld
de
toont
een een
auteur
1992
verkapte eenvoudig
aan
dat
moet
nagegaan
per of
onrechtstreeks
de
genieter
het
afzonderlijk
pensioen
betrekking
worden
rechtstreeks heeft
op
of een
maatregel in het voordeel van de belastingplichtige
beroepswerkzaamheid in Nederland. Het AOW-
is. Los van die puur cijfermatige voorstelling zijn er
pensioen
dat
wordt
genoten
door
een
echter toch wel enkele (mogelijke) problemen.
belastingplichtige die destijds een dienstbetrekking
K. JANSSENS, “Is vervroegde anticipatieve heffing voordelig of nadelig voor belastingplichtige?”, Fisc.Act. 2012, nr. 35, 11-12.
pensioen dat wordt genoten op basis van de zuivere
in Nederland uitoefende, is belastbaar. Het AOWsolidariteitsgedachte en dus betaald wordt aan een belastingplichtige die nooit een dienstbetrekking in Nederland
6.4. Wijninckxbijdrage’ al van toepassing op bijdragen van … 2011
zogeheten 'Wyninckxbijdrage' bijgespijkerd. Bedoeld is de socialezekerheidsbijdrage van 1,5 % die is
op
het
tweedepijlerpensioenpremies
gedeelte
van
is
daarentegen
niet
C. HENDRICKX, “Belastbaarheid in België van AOWuitkeringen: rechtspraak nuanceert” (noot onder Rb. Antwerpen 6 juni 2012), TFR 2012, afl. 431, 976980.
De Programmawet van 27 december 2012 heeft de
verschuldigd
uitoefende,
belastbaar.
de
6.7. Het statuut van de groepsverzekering in
(groepsverzekering,
een stelsel van gemeenschap van goederen
IPT-verzekering, pensioenfonds, ...) boven 30.000 EUR die een werkgever of vennootschap op
De auteur analyseert het arrest van Grondwettelijk
jaarbasis betaalt voor een bepaalde aangeslotene.
Hof van 27 juli 2011 (nr. 136/2011) uitvoering en
Die 'Wyninckxbijdrage' werd ingevoerd door de
formuleert oplossingen voor de problematiek van
eerdere Programmawet van 22 juni 2012 (BS 28
groepsverzekering bij echtscheiding.
juni 2012). Nog voor de nieuwe bijdrage goed en wel op de rails gezet was, bleek zij aan 'reparatie'
Volgens
toe.
het
Grondwettelijk
groepsverzekering
een
Hof
maakt
persoonsverzekering
een uit
waarop de artikelen 127 en 128 van toepassing zijn.
P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Wijninckxbijdrage al van toepassing op bijdragen van … 2011”, Fiscoloog 2013, nr. 1324, 1.
Omdat een groepsverzekering voor het Hof een spaarverrichting
betreft,
is
het
kapitaal
gemeenschappelijk. Als extralegaal voordeel vormt
6.5. Gelijkstelling met een periode van
de groepsverzekering immers deel van het loon van
zelfstandige activiteit: de studieperiodes
de werknemer, dat gemeenschappelijk is op grond van artikel 1405, 1° BW. Er zal dan ook bij de ontbinding van de gemeenschap rekening moeten - 9/21 -
Leergang Pensioenrecht 2012-2013
worden gehouden met de afkoop waarde van de
van
het
nog uit te keren groepsverzekering.
verdeling
aanvullend van
pensioen
de
bij
vereffening-
huwelijksgemeenschap
na
echtscheiding. Uit het arrest van het Grondwettelijk Er bestaat thans nog veel discussie en onzekerheid
Hof en de verdeelde lagere rechtspraak concluderen
met betrekking tot de wijze van verdeling. Gelet op
de
de ongrondwettelijkheidsverklaring van de artikelen
noodzakelijk is om een pensioensplit te kunnen
127 en 128 WLVO staat partijen niets in de weg
organiseren. Ten slotte gaan de auteurs nader in op
naar eigen inzichten hieromtrent te bedingen in een
de mogelijke inhoud van dergelijke wetswijziging.
auteurs
dat
een
wetgevende
ingreep
huwelijkscontract. J. VAN GYSEGEM en L. VERMEULEN, “De split van het (aanvullend) pensioen: waarom en hoe?”, Or. 2012, afl. 8, 194-208.
B. SCHEERS, “Het statuut van de groepsverzekering ter financiering van een aanvullend pensioen in een stelsel van gemeenschap van goederen” (noot onder GwH 27 juli 2011, nr. 136/2011), Not.Fisc.M. 2012, afl. 9, 294-307.
6.10. Les pensions complémentaires mises à contribution : mesures fiscales et parafiscales
6.8. De pensioenhervorming voor
In de beleidsverklaring van de regering van eind
zelfstandigen: nieuwe voorwaarden voor
2011 waren een aantal budgettaire maatregelen
vervroegd pensioen In
het
opgenomen wat betreft de aanvullende pensioenen.
regeerakkoord
van
november
Die maatregelen in een programmawet van 22 juni
20111
2012 gegoten. De auteur bespreekt volgende vier
kondigde de regering diverse maatregelen aan met het
oog
op
de
hervorming
van
maatregelen:
het
-
zelfstandigenpensioen. Die hervormingsmaatregelen
-
maart 2012 houdende diverse bepalingen. De geeft
een
overzicht
van
de
invoering
van
-
de verhoging van de belastingheffing op de het
verbod
op
interne
maakt
stortingen vóór 1993
het
huwelijksvermogensrecht. Omdat deze niet los kan worden gezien van het wettelijk pensioen, dat dan
en
De Programmawet van 27 december 2012 heeft de
echtscheiding.
premietaks
aan
bod
met
op
tak
21-
en
tak
23-
levensverzekeringen opgetrokken van 1,1 % naar
Na dat korte overzicht komt de rechtspraak van het Hof
door
kortetermijnbeleggingsverzekerigen
beschreven wordt, waarbij aandacht gaat naar de
Grondwettelijk
gevormd
6.11. Verhoging premietaks treft vooral
ook na overzicht van de wettelijke bepalingen kort pensioen
spaartegoeden
P. DOYEN, “Les pensions complémentaires mises à contribution. Les dernières mesures fiscales et parafiscales”, Bull. ass. 2012, afl. 3, 328-339.
De auteurs schetsen de problematiek van het
wettelijk
eenmalige
(6,5 %) te innen, met betrekking tot de gevormde
dat
een
deel van de taks op het langetermijnsparen
waarom en hoe?
tussen
van
voorheffing het de staat mogelijk vervroegd een
6.9. De split van het (aanvullend) pensioen:
relatie
financiering
in de individuele levensverzekering en het pensioensparen
D. BINAME, “Pensioenhervorming voor de zelfstandigen: nieuwe voorwaarden voor vervroegd pensioen”, Pacioli 2012, afl. 352, 7-8.
in
bijzondere
pensioentoezeggingen
zelfstandigen.
pensioen
nieuwe
pensioenkapitalen vanaf 1 juli 2013
nieuwe
voorwaarden voor het vervroegd pensioen voor
aanvullend
een
socialezekerheidsbijdragevan 1,5 %
zijn officieel in werking getreden met de wet van 29 auteur
de
2 %. De vrijstelling van roerende voorheffing (in tak
bijzondere
21 in principe pas na acht jaar) blijft echter overeind.
aandacht voor het arrest van 27 juli 2011. DE auteurs bespreken ook de rechtspraak over het lot
- 10/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Verhoging premietaks treft vooral kortetermijnbeleggingsverzekerigen”, Fiscoloog 2013, nr. 1325, 1-4.
In Life&Benefits nr. 2012/9 lezen we:
6.12. Vlinderakkoord: langer en meer werken
-
-
Beleggingsvorm levensverzekering – Tak 23obligatiefonds rendeert op termijn beter dan tak 21- belegging (door L. VEREYCKEN) Tweedepijlerpensioenen
-
Geslachtsdiscriminatie: nieuwigheden in verhaal met ‘reporting’ (door C. MERLA)
Maatregelen om langer werken’ aan te moedigen en
-
‘vervroegd uitstappen’ te ontmoedigen in het kader crisis,
onvoldoende.
zogenaamde
Vlinderakkoord
In
werden
meer
-
-
gebied van de ‘landingsbanen’, de evolutie van het brugpensioen naar het stelsel werkloosheid met aanvullende vergoedingen (SWAV) en het vervroegd
A. GIELEN, I. VERHELST en A. WITTERS, “Vlinderakkoord: langer en meer werken”, Or. 2013, nr. 1, 2-13.
Geslachtsdiscriminatie: de markt zal zich moeten Tweedepijlerpensioenen:
de
bijdrage
deel
verliest
een
persoonlijke van
zijn
8.1. Procedure voor wijzigen van gegevens in Databank Aanvullende Pensioenen gewijzigd
7. NIEUWE LIFE AND BENEFITS
De
Databank Aanvullende
Pensioenen
(DB2P),
beheerd door de vzw Sigedis, bevat gegevens over
In Life&Benefits nr. 2012/7 lezen we:
alle
Nieuwe programmawet – Wetgever trekt streep door onderhandse pensioenbeloften
Belgische
en
buitenlandse
tweedepijlerpensioenen. De procedure voor het
(door P.
wijzigen van de gegevens wordt ietwat aangepast
VAN EESBEECK)
met een koninklijk besluit van 7 september 2012,
Nieuwe programmawet – Tarieven van 10 % tot
met ingang van 22 september 2012.
20 % vergen individuele keuzemogelijkheden (door L. VEREYCKEN)
Aangepaste aangiftetermijnen. Tot nog toe was er
Nieuwe programmawet – Meer betalen voor een
een deadline voor het wijzigen van gegevens die al
hoog aanvullend pensioen (door P. ROELS)
in de DB2P zaten. De gegevens van het vorige kalenderjaar moesten ten laatste op 30 juni worden
In Life&Benefits nr. 2012/8 lezen we: –
meegedeeld. Eventuele wijzigingen konden nog tot
Verhoging
31
voordelen in natura geeft boost aan 80 %-grens
december
meegedeeld.
(door P. VAN EESBEECK)
van
datzelfde
jaar
worden
Omdat een jaarlijkse aangifte niet
voor alle soorten aangiften de beste werkwijze bleek,
Nieuwe programmawet – Zware Sigedis-sancties
worden deze deadlines nu geschrapt. De thans
zijn stevige stok achter de deur (door L.
geldende aangifte-instructies voorzien in andere,
VEREYCKEN) -
op
8. GELEZEN IN HET BELGISCH STAATSBLAD
pensioen.
-
Voorschot
aantrekkelijkheid (door P. ROELS)
bedrijfstoeslag (SWT), het stelsel werkloosheid met
bedrijfsleiders
–
zetten (door L. VEREYCKEN)
De auteurs bespreken de hervormingen op het
Zelfstandige
Derdepijlerpensioenen vlees (door P. VAN EESBEECK)
heeft op de traditionele eindeloopbaanregelingen.
-
Hogere
anticipatieve heffing: overheid snijdt in eigen
omgezet in dwingende wetgeving die een invloed
-
–
In Life&Benefits nr. 2012/10 lezen we:
die maatregelen werden in de loop van 2012
-
zelfstandigen
interessanter (door P. VAN EESBEECK)
het
drastische wijzigingen aangekondigd. Diverse van
-
pijler
dividendbelasting maakt IPT-verzekering nog
van Generatiepact, bleken, mede ingevolge de economische
Tweede
meer
Aanvullend pensioen – Het risico van het falen
aangepaste
aangiften.
van een pensioeninstelling (door P. ROELS)
- 11/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
termijnen
voor
wijzigende
Verantwoordelijke aangiften. Momenteel ligt de
8.3. Goedkeuring regelgeving
aangifteplicht
gepensioneerden die in het onderwijs in
voor
de
pensioentoezeggingen
voor
aangiften
van
werknemers
dienst treden
en
bedrijfsleiders bij de werkgever of inrichter. Die voor de
andere
pensioenregelingen
pensioeninstellingen. verantwoordelijken
Het voor
ligt
bepalen de
diverse
bij
de
Het besluit beoogt de voorwaarden waaronder
van
de
definitief gepensioneerden na de pensioenleeftijd
aangiften
aangesteld kunnen worden en een salaris(toelage) kunnen krijgen, te bestendigen.
gebeurt voortaan in overleg met de ‘werkgroep aanvullende pensioenen’, opgericht binnen het
B.Vl.Reg. 14 september 2012 tot bestendiging van de regelgeving betreffende gepensioneerden die in het onderwijs in dienst treden, BS 15 oktober 2012.
algemeen coördinatiecomité van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten
8.4. Pensioenhervorming vliegend personeel
(FSMA) meldt in een recent advies dat als de communicatieverplichting
niet
meer
burgerluchtvaart afgerond
de
verantwoordelijkheid van de werkgever is, maar van
Het vliegend personeel van de burgerluchtvaart viel
de pensioeninstelling, ervoor gezorgd moet worden dat
deze
buitenlandse
adequaat
wordt
ingevuld
pensioeninstellingen
pensioeninstellingen.
De
tot voor kort onder een bijzonder pensioenregime.
door
Ze konden op een lagere leeftijd met pensioen en
buitenlandse
procedures
hun pensioen werd op basis van een kleinere
werden
pensioenbreuk
aangepast voor de registratie van buitenlandse
berekend.
Piloten
hadden
een
volledige loopbaan na 30 jaar, cabinepersoneel na
pensioeninstellingen. De portaaltoepassing voor de
34 jaar. Dit gunstig pensioenregime werd op 31
aangiften is ook vanuit het buitenland toegankelijk
december 2012 geschrapt door de wet houdende
en de meeste teksten zijn ook in het Engels en het
diverse bepalingen van 28 december 2011 (BS, 30
Duits beschikbaar.
december
2011).
Aan
de
verworven
pensioenrechten werd niet geraakt. Wie op 31
KB 7 september 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet (I) van 27 december 2006, BS 12 september 2012, Addendum BS 15 oktober 2012.
december
2012
voldeed
aan
de
pensioenvoorwaarden uit het KB van 3 november 1969, kan zijn pensioen opnemen volgens de voorwaarden van dat besluit. Deze wetgeving voorziet in een reeks overgangsbepalingen.
8.2. Procedure uitstellen pensioen statutair overheidspersoneel
Het uitvoerings-KB van 20 september 2012 werkt de overgangsmaatregelen voor werknemers jonger dan
Volgens het regeerakkoord van december 2011
55
moet werken na 65 jaar mogelijk zijn in de
jaar
verder
uit.
Met
dit
KB
wordt
de
pensioenhervorming voor het vliegend personeel
overheidssector, mits het akkoord van de werkgever
afgerond.
Het MB van 11 september 2012 legt de te volgen
Zo
worden
de
voorwaarden
voor
vervroegd pensioen voor piloten en cabinepersoneel
procedure vast, met een aanvraagformulier in
gelijkgeschakeld
bijlage.
met
het
algemeen
stelsel.
Vervroegd pensioen zal pas mogelijk worden vanaf 62 jaar na een loopbaan van minstens 40 jaar.
MB 11 september 2012 tot uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de Staat, BS 24 september 2012. Zie ook de bijhorende omzendbrief, Omz. nr. 618 11 september 2012 betreffende de oppensioenstelling voor ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de Staat, BS 24 september 2012.
KB 20 september 2012 tot uitvoering van de artikelen 116, tweede lid en 119 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, inzake het pensioen van het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, BS 27 september 2012. Bekrachtigd met ingang van 1 januari 2012 bij wet 27 december 2012 tot bekrachtiging van enkele
- 12/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
personeelsleden van het federaal administratief
recente koninklijke besluiten inzake werknemerspensioenen, BS 28 december 2012.
openbaar ambt die al vóór 31 december 2011 in het systeem zaten. Het koninklijk besluit van 20
8.5. Vervroegd overheidspensioen op 60 jaar
september 2012 regelt de modaliteiten rond de
mogelijk bij disponibiliteit
vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
De minimumleeftijd voor vervroegd pensioen in de overheidssector wordt stapsgewijs opgetrokken tot
Dit KB doet de artikel 4 tot 8 van de eerder
62 jaar en 40 loopbaanjaren in 2016. Op deze
gepubliceerde wet van 19 juli 2012 betreffende de
algemene regel voor administratieve functies met
vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of
tantième 1/60 per dienstjaar, bestaan heel wat
55 jaar in de openbare sector (BS 6 augustus 2012)
uitzonderingen, onder ander voor wie op 28
in werking treden. De wet van 19 juli 2012 en het
november 2011 in ‘disponibiliteit voorafgaand aan
KB van 20 september 2012 treden in werking op 1
de oppensioenstelling’ zit en voor vergelijkbare
oktober 2012.
situaties.
De mogelijkheid om vier dagen per week te werken,
Het uitvoerings-KB van 20 september 2012 bepaalt
blijft bestaan maar de voorwaarden waaronder dat
53 situaties die onder dit uitzonderingsregime van
gebeurt, worden ingeperkt. De periode waarin
disponibiliteit vallen. Bij de samenstelling van de lijst
contractuelen
werden drie cumulatieve criteria gehanteerd: 1) de situatie moet de opruststelling onmiddellijk
van de vrijwillige vierdagenweek zaten, kunnen nog
3) tijdens de afwezigheid moet de bezoldiging of
maximum 60 maanden volgens het oude stelsel
een wachtgeld behouden worden. loopbaanonderbrekingen
met
enkel
dat een
werken te tellen vanaf 1 september 2012. Na
de
uitputting van het verlofrecht van 60 maanden met
RVA-
premie, kunnen ze de
uitkering niet in aanmerking komen.
Vanaf 55 jaar tot aan hun pensioen kunnen de
vervroegd overheidspensioen op 60 jaar mogelijk is
statutaire personeelsleden voortaan overstappen
werd van kracht op 1 januari 2013.
naar het systeem van hetzij halftijds werken vanaf 55 jaar, hetzij in de vierdagenweek 55+, zonder
KB 20 september 2012 tot uitvoering van artikel 88, vijfde lid, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, BS 27 september 2012.
anciënniteitsvoorwaarden en met een bijkomende premie.
vierdagenweek
en
de
op
de
halftijdse
loopbaanonderbreking. KB 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, BS 25 september 2012
vrijwillige vervroegde
uittreding volgens de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid. Het regime
bleef
wel
van
toepassing
voor
kunnen
stelsels voorzien in het kader van de deeltijdse
overheidspersoneel niet langer mogelijk om gebruik recht
voorwaarden
contractuele personeelsleden zijn er gelijkaardige
Sinds 1 januari 2012 was het voor federaal het
bepaalde
beide systemen stappen met premie. Voor de
werken voor federaal overheidspersoneel
van
Onder
statutaire personeelsleden al vanaf hun 50 jaar in
8.6. Nieuw stelsel vierdagenweek en halftijds
maken
vierdagenweek wel zonder
premie verderzetten.
Dit lijstje met uitzonderingsgevallen waarin toch
te
de
Ook de personeelsleden die al in het oude stelsel
onomkeerbaarheid niet absoluut te zijn; en
impliceert
het
maanden de bestaande premie van 110,60 euro.
activiteiten moet onomkeerbaar zijn, al hoeft die
voorwaarde
van
jaar. Ze behouden nog slechts gedurende 60
2) de vermindering of de stopzetting van de
derde
statutairen
wordt beperkt tot 60 maanden tot de leeftijd van 55
voorafgaan;
De
en
vierdagenweek met premie gebruik kunnen maken,
de - 13/21 -
Leergang Pensioenrecht 2012-2013
8.7. Terbeschikkingstelling wegens
nieuwe maatregelen meegedeeld moeten worden
persoonlijke aangelegenheden in het
aan de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP). De
onderwijs
Rijksdienst voor Arbeidsvoorzieningen (RVA) levert via de VZW SIGeDIS alle nodige informatie aan de RVP.
Na advies van de Raad van State wijzigt de Vlaamse regering de regeling van de terbeschikkingstelling
KB 24 september 2012 tot uitvoering van artikel 123 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, BS 27 september 2012. Bekrachtigd met ingang van 1 januari 2012 bij wet 27 december 2012 tot bekrachtiging van enkele recente koninklijke besluiten inzake werknemerspensioenen, BS 28 december 2012, met uitzondering van artikel 1, 1° dat wordt bekrachtigd met ingang van 1 november 2012.
wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor de personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. Het gaat om de formele beslissing in het kader van de
overeenkomst
die
op
11
mei
met
de
vakorganisaties werd bereikt. B.Vl.Reg 21 september 2012 tot wijziging van de regeling van de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor de personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, BS 7 november 2012.
8.9. Verblijf in België niet verplicht voor pensioenuitkering op basis van Europese blauwe kaart Derdelanders (personen die geen EU-burgers zijn) die in België werkten met een Europese blauwe kaart zijn niet verplicht om in België te blijven
8.8. Begrippenkader voor gelijkgestelde
wonen om hun pensioen te ontvangen. Ook hun
periodes bij werknemerspensioen
langstlevende echtgen(o)ot(e) mag in een ander land verblijven om het overlevingspensioen te
De wet houdende diverse bepalingen van 28
krijgen. Met het KB van 23 oktober, dat uitwerking
december 2011 (gewijzigd door de wet van 28
heeft vanaf 10 september 2012, conformeert de
december 20 juli 2012, BS 14 augustus 2012).
regering
zorgde ervoor dat bepaalde gelijkgestelde periodes minder zwaar wegen bij de berekening van het werking op 1 januari 2012. Ze is van toepassing op januari 2013. gemachtigd
om een
aantal
basisbegrippen verder uit te werken. Het KB van 24
-
Periodes van gemotiveerd tijdskrediet
-
Een aantal periodes van thematische verloven
richtlijn
Bij programmawet van 22 juni 2012 werd een eenmalige taks op langetermijnsparen ingevoerd die ten laatste betaald moest worden op 1 oktober 2012. Het gaat om een heffing van 6,5% op de
met recht op onderbrekingsuitkeringen -
van
taks op langetermijnsparen
door naar hun reglementaire basis te verwijzen: Periodes van werkloosheid van de derde periode
vereisten
8.10. Aanpassing voorwaarden eenmalige
september 2012 omschrijft volgende basisbegrippen
-
de
KB 23 oktober 2012 tot wijziging van artikel 65 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, BS 30 oktober 2012.
de pensioenen die voor het eerst ingaan vanaf 1
Koning werd
aan
kaart.
werknemerspensioen. Deze nieuwe regeling trad in
De
zich
2009/50/EG tot invoering van de Europese blauwe
theoretische afkoopwaarde van:
Periodes van halftijds of 1/5 tijdskrediet voorbehouden aan de werknemers van 50 jaar
-
of ouder
de
individueel
levensverzekeringscontracten,
gesloten samengesteld
door de premies of bijdragen gestort vóór 1
Verder omschrijft het KB van 24 september 2012
januari 1993, en waarvan de verzekeringnemer
hoe de inlichtingen voor de uitvoering van de
een vrijstelling, vermindering of aftrek van - 14/21 -
Leergang Pensioenrecht 2012-2013
-
belastingen heeft gekregen (bepalingen van
categorieën statutair overheidspersoneel. Ten slotte
vóór
worden
het
aanslagjaar
1993),
of
een
gelijkstellingen
inzake
het WIB 1992);
werken verduidelijkt.
de
individueel
Wet 13 december 2012 houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector, BS 21 december 2012.
gesloten of
de
spaartegoeden geplaatst op een collectieve of individuele spaarrekening, samengesteld door
8.12. Laatste overgangsmaatregel vervroegd
de premies, bijdragen of stortingen betaald vóór 1
januari
1993,
en
waarvan
pensioen in privésector
de
verzekeringnemer of de houder een vrijstelling, vermindering
of
aftrek
heeft
Een KB van 20 december 2012 voert een laatste
gekregen
overgangsmaatregel in die de hervorming van het
(bepalingen van vóór het aanslagjaar 1993), of
vervroegd pensioen voor werknemers verzacht voor
een belastingvermindering (artikel 145(1), 5°
werknemers die vóór 28 november 2011 bij de
van het WIB 1992).
Rijksdienst voor Pensioenen een aanvraag tot het bekomen van een vervroegd rustpensioen in 2013
Het uitvoerings-KB van 27 september 2012 wordt
hebben ingediend.
nu bijgestuurd door het KB van 4 december 2012. Het KB van 27 september 2012 verwijst uitdrukkelijk
Zij kunnen rekenen op een vervroegd pensioen
naar artikel 69, § 1 van de programmawet van 22 2012.
Dit
zijn
de
individueel
onder de oude voorwaarden, voor zover ze op de
gesloten
gevraagde ingangsdatum voldoen aan de leeftijds-
levensverzekeringscontracten. Het wijzigings-KB van
en loopbaanvoorwaarden die van kracht waren vóór
4 december 2012 gaat een stap verder door te
de hervorming die de wet van 28 december 2011
verwijzen naar ‘de taks ingevoerd door artikel 69
heeft doorgevoerd. Dit betekent dat ze nog met
van de programmawet van 22 juni 2012’. De uitvoeringsbepalingen
zijn
voortaan
dus
pensioen kunnen op 60 jaar, voor zover ze een
van
loopbaan van minstens 35 jaar achter de rug
toepassing op de beide componenten van de taks
hebben.
op het langetermijnsparen. Deze aanpassingen treden in werking op 7 december 2012, de dag van
Deze overgangsbepalingen bij de regeling voor het
bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
vervroegd pensioen zijn van toepassing op de pensioenen die voor de eerste maal ten vroegste op
KB 4 december 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit uitvoering van de artikelen 72, §1, zesde lid, en 74 van de Programmawet van 22 juni 2012, BS 7 december 2012.
1 januari 2013 ingaan. KB 20 december 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 april 2012 tot uitvoering, inzake het pensioen van de werknemers, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen.
8.11. Wijziging versoepelings- en overgangsmaatregelen overheidspersoneel De wet van 13 december 2012 bevat een aantal
8.13. Verzaking roerende voorheffing voor
versoepelings- en overgangsmaatregelen in het
buitenlandse pensioenfondsen verstrengd
kader van de hervorming van de pensioenen van de overheidssector die werd ingezet met de wet van 28
Wanneer
december 2011 houdende diverse bepalingen. De leeftijds-
vervroegd
en
loopbaanvoorwaarde
rustpensioen
te
kunnen
om
dividenden
worden
uitgekeerd
aan
spaarders niet-inwoners die geen onderneming
wijzigingen hebben betrekking op de verhoging van de
de
loopbaanonderbreking, vierdagenweek en halftijds
levensverzekeringscontracten
juni
ook
belastingvermindering (artikel 145(1), 2° van
exploiteren
een
noch
zich
met
verrichtingen
van
winstgevende aard bezighouden en die vrijgesteld
genieten.
zijn van inkomstenbelastingen in het land waarvan
Daarnaast zijn er uitzonderingen op de verhoogde
ze inwoner zijn, is een verzaking van roerende
leeftijds- en loopbaanvoorwaarde voor bepaalde - 15/21 -
Leergang Pensioenrecht 2012-2013
voorheffing mogelijk krachtens art. 106 KB/WIB
neutrale overdracht van interne provisies, niet in
1992. Deze verzaking is bedoeld om het voor
aanmerking worden genomen om te bepalen of de
buitenlandse
drempel van 30.000 EUR wordt overschreden noch
institutionele
beleggers
zoals
om de bijdrage te berekenen.
pensioenfondsen aantrekkelijk te maken om in Belgische aandelen te beleggen.
Programmawet 27 december 2012, BS 31 december 2012.
Omdat de verzaking meer werd toegestaan dan de bedoeling
was,
verstrengde
de
regering
de
8.15. Antidiscriminatiewet man-vrouw
voorwaarden bij KB van 20 december 2012. Dit
gewijzigd ten gevolge van “Test Aankoop”
besluit is van toepassing op de dividenden en de
case
inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 7 januari 2013
De
wet
van
19
december
antidiscriminatiewet
KB 20 december 2012 tot aanpassing van het KB/WIB 92 inzake de verzaking van de inning van de roerende voorheffing met betrekking tot de dividenden die worden toegekend aan pensioenfondsen niet-inwoners, BS 28 december 2012.
2012
beoogt
man-vrouw
de in
overeenstemming brengen met enerzijds het arrest Test-Aankoop van het Europees Hof van Justitie (HvJ 1 maart 2011, nr. C-236/09, Association Belge des
Consommateurs
Test-Achats
e.a.,)
en
anderzijds het arrest 116/2011 van 30 juni 2011 van het Grondwettelijk Hof.
8.14 Aanpassing bijzonder sociale zekerheidsbijdrage voor aanvullende pensioenen
Door deze rechtspraak moest artikel 10 van de wet
Een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage voor de
tussen mannen en vrouwen, worden herschreven.
aanvullende pensioenen werd ingevoerd door de
Het verbod op direct onderscheid op grond van
van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie
geslacht
programmawet van 22 juni 2012. Gedurende een
in
levensverzekeringen
is
enkel
van
toepassing op nieuwe contracten, nu gepreciseerd
overgangsperiode treft deze bijdrage van 1,5% de
aanvullend pensioen omgezet in een maandelijkse
als: “het sluiten of het wijzigen van een overeenkomst of regeling waarvoor het uitdrukkelijke akkoord van alle partijen vereist is met dien verstande dat de laatste instemming die vereist is voor het sluiten of het wijzigen van voornoemde overeenkomst of regeling vanaf 21 december 2012 betuigd werd.” Voortaan is de
rente die hoger is dan de ‘pensioendoelstelling’.
Nationale
Verder verduidelijkt de programmawet de wijze van
gegevens betreffende het gebruik van geslacht als
premies (betaald door de werkgever of door een rechtspersoon) die een drempel van EUR 30.000 (voor werknemers en zelfstandigen) overschrijden. In de definitieve regeling (uiterlijk 1 januari 2016), zal de bijdrage verschuldigd zijn wanneer de som van het wettelijke pensioen en de reserve inzake
Bank
van
België
belast
met
het
verzamelen, bekendmaken en actualiseren van de beslissende actuariële factor. Verder wordt het
berekening en de inning van de bijdrage. Wat betreft de berekening, wordt voortaan verwezen
verantwoordingssysteem
naar de bedragen toegekend aan de rekeningen
onderscheid op grond van geslacht in bepaalde regelingen
met betrekking tot de opbouw van een aanvullend tot de veranderingen in de reserves, of naar de premies met betrekking tot de dekking bij overlijden. Daarnaast zal rekening worden gehouden met de gegevens van het voorgaande jaar om te bepalen of de bijdrage verschuldigd is en om ze te berekenen. Er wordt ook verduidelijkt dat veranderingen in de die
overeenstemmen
met
de
aanvullende
een
sociale
direct zekerheid
verduidelijkt.
pensioen/overlijdensdekking of, bij gebrek daaraan,
reserves
van
voor
Wet 19 december 2012 tot wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen wat het geslacht op het gebied van goederen en diensten en van aanvullende regelingen voor sociale zekerheid betreft, BS 25 januari 2013.
fiscaal - 16/21 -
Leergang Pensioenrecht 2012-2013
uitzendkrachten-bedienden in de sector van de scheikundige nijverheid, BS 26 oktober 2012.
8.16. Bekrachtiging recente koninklijke besluiten werknemerspensioenen
KB 26 november 2012 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 2004 tot aanduiding van het beheer van het sociaal sectoraal aanvullend pensioenstelsel voor de arbeiders van de voedingsindustrie en tot invoering van het solidariteitsreglement, BS 13 december 2012.
De wetgever bekrachtigde volgende koninklijke besluiten over werknemerspensioenen, met ingang van 1 januari 2012: - KB 24 september 2012 tot uitvoering van artikel 123 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, BS 27 september 2012. - KB 24 september 2012 tot uitvoering van artikel 123 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, BS 27 september 2012, met uitzondering van artikel 1, 1° dat wordt bekrachtigd met ingang van 1 november 2012.
KB 5 december 2012 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 20112012 (sectie monteerders), BS 5 december 2012.
Wet 27 december 2012 tot bekrachtiging van enkele recente koninklijke besluiten inzake werknemerspensioenen, BS 28 december 2012. 8.17. Sectorpensioenen
9. RVP DIENSTNOTA’S
KB 3 augustus 2012 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de wijziging en de coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 oktober 2007 omtrent het sociaal sectoraal pensioenstelsel, BS 25 oktober 2012.
De RVP vaardigde volgende dienstnota’s uit: -
Dienstnota
2012/10:
koppeling
van
de
pensioenen aan het algemeen indexcijfer der consumptieprijzen. Aanpassing op 1 december 2012; -
KB 10 oktober 2012 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, tot invoering van een tweede pensioenpijler volgens het systeem van vaste bijdrage, BS 5 november 2012.
Dienstnota
2013/01:
tabellen
voor
de
berekening van de pensioenen die ten vroegste op 1 januari 2013 ingaan (definitieve tabellen); -
Dienstnota 2013/02: aanpassingen van de bedragen die overeenkomst art. 1409 van het Gerechtelijk
KB 10 oktober 2012 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de toekenning en wijze van uitkering van de aanvullende sociale voordelen en de vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgever, BS 13 november 2012.
Wetboek
kunnen
worden
overgedragen of in beslag genomen. -
Dienstnota
2013/03:
tabellen
voor
de
berekening van de pensioenen die ten vroegste op 1 januari 2014 ingaan (voorlopige tabellen). -
Dienstnota
2013/04:
bijzondere
verwarmingstoelage
betalen
van aan
een de
gerechtigden op een gewaarborgd inkomen voor bejaarden in februari 2013.
KB 10 oktober 2012 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende het nationaal akkoord 2011-2012, BS 13 november 2012.
10. NEDERLAND: BEËINDIGING ARBEIDSOVEREENKOMST WEGENS BEREIKEN PENSIOENLEEFTIJD IS
KB 10 oktober 2012 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2010, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, betreffende de pensioenpremie voor de
GEEN DISCRIMINATIE Voorleggend cassatieberoep betreft het vraagstuk van verplichte pensionering en leeftijdsdiscriminatie.
In casu eindigde de arbeidsovereenkomst van eiser in cassatie met KLM (verweerder in cassatie) van - 17/21 -
Leergang Pensioenrecht 2012-2013
rechtswege
bij
het
bereiken
van
de
11.1. Betrieblicher Altersversorgung und
pensioengerechtigde leeftijd vastgelegd bij CAO.
IFRS-Kapitalflussrechnung
Eiser in cassatie meent dat dit onderscheid op grond van leeftijd niet objectief gerechtvaardigd is. Verder
In Zeiten immer härteren Wettbewerbs um die
meent eiser dat de geviseerde CAO-bepaling strijdig
Ressourcen
is met de Wet gelijke behandeling op grond van
Informationen
leeftijd bij de arbeid (Wgbl, die Richtlijn 2000/78/EG
Unternehmens kontinuierlich an Bedeutung. Im
implementeert in Nederlands recht) en bijgevolog
Mittelpunkt des Cashflow-Reporting nach IFRS steht
nietig is.
die
externer über
Kapitalgeber die
Kapitalflussrechnung,
vermeintlich
wenig
gewinnen
Zahlungsströme
die
eines
Bilanzierenden
Gestaltungspotenzial
und
Het beginsel van non-discriminatie op grond van
Adressaten somit leicht vergleichbare Informationen
leeftijd moet worden beschouwd als een algemeen
bietet. Die kontrovers diskutierte Abbildung von
beginsel
Richtlijn
Planvermögensänderungen, für die es derzeit keine
2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot
van
gemeenschapsrecht.
eindeutige Klassifizierungslösung gibt, stellt die
instelling van een algemeen kader voor gelijke
Adressaten vor diesem Hintergrund vor besondere
behandeling
Herausforderungen.
in
De
arbeid en beroep vormt een
concretisering van dit beginsel op het vlak van arbeid en beroep.
Der vorliegende Beitrag legt auf Basis der vom IFRS IC unlängst präzisierten Klassifizierungsprinzipien
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie
eine Systematik zur Abbildung der Zahlungsströme
schept een regeling volgens welke het bereiken
betrieblicher Altersversorgung vor, um einen Beitrag
door
vastgelegde
zur laufenden Diskussion über die Behandlung von
pensioengerechtigde leeftijd meebrengt dat de
Planvermögensdotierungen sowie allgemein zu den
arbeidsovereenkomst
aktuellen Bestrebungen der Standardsetter zur
de
werknemer
van van
de
rechtswege
wordt
ontbonden, een direct verschil in behandeling op
Lösung
grond van leeftiid.
Kapitalflussrechnung zu liefern.
Volgens artikel 6 lid 1 van de richtlijn 2000/78/EG
T. TEUTEBERG, H. ZÜLCH, J. ZIMMERMANN en P. KNIGGE, “Prinzipien für einen Ausweis von Zahlungsströmen betrieblicher Altersversorgung in der IFRSKapitalflussrechnung”, Der Betrieb 2012, afl. 44, 1469-2475.
van 27 november 2000 vormt een verschil in behandeling op grond van leeftijd evenwel geen discriminatie indien dit verschil in het kader van de nationale wetgeving objectief en redelijk wordt het
bereiken
voorspelbare tussen
de
evenwichtige
van
doorstroming rangen,
een van
regelmatige
Klassifizierungsproblemen
in
der
11.2. Unisex-Urteils-Rechtsfolgen für das
gerechtvaardigd door een legitiem doel, zoals in
casu
von
Versicherungsvertragsrecht
en
verkeersvliegers
kostenbeheersing
personeelsopbouw.
en
Der Beitrag beschäftigt sich mit den Rechtsfolgen
een
des
Bijgevolg
Test-Achats-Urteils
des
EuGH,
welches
europaweit zur Einführung von Unisex-Tarifen für
oordeelde de Hoge Raad dat er in casu geen sprake
Versicherungen geführt hat. Er geht den Fragen
was van leeftijdsdiscriminatie en wees ze de
nach, seit wann Artikel 5 Absatz II RL 2004/113/EG
cassatievordering af.
–
der
Ausnahmen
geschlechtsspezifischer
Hoge Raad (NL) 13 juli 2012, nr. 10/04128, Nederlands Juristenblad 2012, afl. 42, 6177-6228; SEW 2012 (weergave S. GARBEN en S. JANSSEN), afl. 10, 420
vom
Verbot
Prämienberechnung
und
Leistungsbestimmung zuließ – unwirksam ist und welche Auswirkungen das Unwirksamwerden auf das
AGG,
das
Versicherungsvertragsrecht
11. BUITENLANDSE RECHTSLEER
Versicherungsverträge
hat.
kodifizierte
sowie
auf
Ferner
einzelne wird
die
Umsetzung des Urteils im Rahmen der mittlerweile stockenden VAG-Novelle, beleuchtet. - 18/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
Neue Versicherungsvertragsrecht”, Wochenschrift 2013, afl. 3, 114-118.
K. PUNRHAGEN, “Nach dem Ablauf der Übergangsfrist des Unisex-Urteils - Rechtsfolgen für das
Juristische
Nummer 2 afgesloten op 29 januari 2013 www.law.kuleuven.be/leergangpensioenrecht Deze niet periodieke nieuwsbrief is verbonden aan de leergang pensioenrecht en wordt in functie van recente ontwikkelingen opgesteld. Het doel is de studenten te informeren over de laatste ontwikkelingen in het pensioenrecht in zijn meest ruime benadering. De nieuwsbrief is verwijzend en moet de studenten op pad zetten naar nieuwe bronnen. De redactie berust integraal bij Yves Stevens, Leen Van Assche en Ellen Van Grunderbeek. Zowel studenten als docenten in de leergang pensioenrecht zijn vrij om suggesties te geven naar de inhoud. Reacties zijn welkom
[email protected] of
[email protected]. De nieuwsbrief “Leergang pensioenrecht” is erkend als juridisch tijdschrift in de zin van art. 280,5° van het wetboek der registratie, hypotheek en griffierechten – erkenningsnummer E.L. 911/1021/135.
- 19/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
OMBUDSMAN PENSIOENEN COMPLEMENT WEGENS LEEFTIJD IN DE OPENBARE SECTOR TOEGEKEND IN GEVAL VAN TEWERKSTELLING BIJ EEN ANDERE OVERHEID TIJDENS EEN VERLOF VOOR OPDRACHT De Ombudsman Pensioenen ontving twee gelijkaardige klachten. De eerste klacht kwam van een 63 jarige vrouw die vanaf 1 januari 2012 als ambtenaar gepensioneerd werd. Bij de FOD Binnenlandse zaken genoot zij de laatste 10 jaar van haar loopbaan een verlof voor opdracht om een functie te kunnen uitoefenen bij de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging. De tweede klacht kwam van een ambtenaar van 62 jaar die vanuit een Vlaamse parastatale gedetacheerd was naar een instelling afhangend van het Vlaams Parlement. De Vlaamse parastatale kende hem een verlof voor opdracht toe. Mevrouw is niet akkoord met de pensioenbeslissing. Mijnheer kan niet instemmen met de raming van zijn pensioen. Beiden halen dezelfde reden aan: zij krijgen geen complement wegens leeftijd dat vanaf 60 jaar kan toegekend worden. Het complement wegens leeftijd werd ingesteld door de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen en heeft tot doel de aanmoediging van de ambtenaren om na hun 60ste te blijven werken. Artikel 5 van deze wet stelt: “ Het nominaal bedrag van de in artikel 2 bedoelde rustpensioenen (…), wordt, voor de werkelijk gepresteerde diensten na 31 december 2000, verhoogd met een pensioencomplement waarvan het bedrag als volgt wordt vastgesteld: − 0,125 % van dit nominaal bedrag voor elke maand begrepen tussen de eerste dag van de maand die volgt op die van de 60e verjaardag van het personeelslid en de laatste dag van de maand van zijn 62e verjaardag, zonder dat het bedrag van het complement per maand werkelijk gepresteerde dienst minder dan (15 EUR) per jaar mag bedragen aan het spilindexcijfer 138,01; − 0,167 % van dit nominaal bedrag voor elke maand begrepen tussen de eerste dag van de maand die volgt op die van de 62e verjaardag van het personeelslid en het einde van zijn loopbaan, zonder dat het bedrag van het complement per maand werkelijk gepresteerde dienst minder dan (20 EUR) per jaar mag bedragen aan het spilindexcijfer 138,01. Voor de toepassing van dit artikel worden enkel de verloven met behoud van bezoldiging gelijkgesteld met werkelijk gepresteerde diensten. (…)” De PDOS leidt uit deze wettelijke bepaling af dat enkel de verloven met behoud van bezoldiging bij de administratie van oorsprong gelijkgesteld kunnen worden met werkelijk gepresteerde diensten. In beide gevallen werd de betaling van de bezoldiging overgenomen door de instelling waar betrokkenen effectief hun prestaties leverden. Volgens de Ombudsman maakt de PDOS een letterlijke lezing van de teksten. Deze letterlijke lezing stemt niet overeen met de geest van de wet. De Ombudsman kan niet in redelijkheid aannemen dat de wetgever de bedoeling had om vast benoemde ambtenaren die in verlof voor opdracht zijn en die tewerkgesteld zijn in een andere instelling (en die bij deze instelling geen afzonderlijke pensioenrechten opbouwen) hun recht op een complement wegens leeftijd te ontnemen. Deze dossiers kregen een positieve oplossing daar PDOS met de argumenten van de Ombudsman rekening hield en zijn administratieve praktijk aanpaste in overeenstemming met de geest van de wet. Zie ook Jaarverslag Ombudsdienst Pensioenen 2011, p. 78-80
- 20/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013
PENSIOENOPINIES bedenkingen bij recente evoluties Afgeleide rechten? Als u deze nieuwsbrief doorneemt, dan lijkt het wel alsof het een thematische nieuwsbrief is. Zelden was er zoveel rechtspraak en rechtsleer rond de afgeleide pensioenrechten op zo een korte tijd. Het is duidelijk dat onze maatschappij worstelt met de nieuwe samenlevingsvormen. Dit is niet nieuw. Het pensioenrecht is nog grotendeels gebaseerd en geïnspireerd op het oude kostwinnersmodel waarbij de man ging werken en de vrouw thuis aan de haard bleef. De maatschappij is echter geëvolueerd en het kan dan ook niet anders dan dat het pensioenrecht getest wordt op zijn maatschappelijke houdbaarheid. Tot hier toe is de rechtspraak eerder terughoudend en laat een mogelijke uitbreiding van de pensioenrechten naar wettelijk samenwonenden – terecht – over aan het opportuniteitsoordeel van de wetgever. De meerderheid van de rechtsleer is er reeds langer van overtuigd dat de beperking van het wettelijk pensioenrecht tot de gehuwden onhoudbaar is. Vroeg of laat zal de wetgever overgaan tot een gelijkstelling van de wettelijk samenwonenden met de gehuwden. Het is niet de vraag of het gebeurt, maar wanneer het gebeurt. Het staat trouwens al in het lopende regeerakkoord (hoofdstuk 2.2.6) dat de nieuwe regeling betreffende de overlevingspensioenen, de zogenaamde “overgangsuitkering”, uitgebreid zou worden naar “wettelijk samenwonen” en dit in principe voor de drie professionele stelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren). Hiermee aligneert het pensioenrecht zich met andere takken van de sociale zekerheid die de wettelijk samenwonenden al wel erkennen. Denken we bijvoorbeeld maar aan bepaalde situaties van het arbeidsongevallenrecht waarbij een langstlevende wettelijk samenwonende partner ook na een eventuele breuk een verplichting tot financiële bijstand kan hebben. Het spreekt voor zich dat er met andere woorden voornamelijk rechten gecreëerd zullen worden voor het wettelijk overlevingspensioen en het echtscheidingspensioen. Daarnaast zal een pensioen aan het gezinstarief (75%) in sommige gevallen voordeliger blijken dan twee pensioenen aan alleenstaandentarief (tweemaal 60%). In al deze gevallen gaat het om de creatie van zogenaamde afgeleide rechten. De rechten worden opgebouwd, afhankelijk gezet, berekend op basis van of voorwaardelijk gemaakt van de rechten van iemand anders. Daarbij rijzen twee vragen. Ten eerste wie is die “iemand anders”? Ten tweede is het wel verstandig om nieuwe afgeleide rechten te creëren. Eerste vraag. In België kan je wettelijk samenwonen met bijvoorbeeld een broer of een zus. Is het de bedoeling dat het pensioenrecht zich ook ent op dergelijke familiale banden? Kun je bijvoorbeeld een overlevingspensioen vragen op basis van een wettelijk samenwoningscontract met je zus onder een nieuwe
regeling? Sommigen zullen zeggen dat dit niet meer dan logisch is. Bij de berekening van de inkomensgarantie voor ouderen wordt er bijvoorbeeld ook rekening gehouden met de gedeelde financiële middelen om het recht toe te kennen. Als dit in de bijstand gebeurt, waarom zou het dan niet moeten gebeuren bij het wettelijk pensioen? Deze redenering gaat uit van de notie: leeféénheid. Anderen zullen argumenteren dat dergelijke vergelijking tussen bijstand en sociale zekerheid niet opgaat omwille van het verschil in doelstelling en het bestaansmiddelenonderzoek. Zij zullen veeleer ijveren voor een afgeleid recht dat aanleunt bij het bestaande “huwelijkse” karakter van het wettelijk pensioen. In die optiek moet het gaan om “partner” met wie er een bepaalde duurzame affectieve – maar niet familiale - band is die niet familiaal is. Wat betekent dat concreet? Moeten er seksuele relaties bestaan alvorens het recht zich opent? Dan moeten er ongetwijfeld ook een aantal overlevingspensioenen gebaseerd op de huwelijkse band worden herbekeken. Als men terugkoppelt naar de notie “leeféénheid” dan stellen er zich ook verdere problemen. Waarom zou men zich bijvoorbeeld beperken tot de klassieke tweerelatie? Kloostergemeenschappen, communes of zelfs “des menages à trois” geven dan ook afgeleide rechten. Maar waar ligt dan weer de lijn met de feitelijk samenwonenden? Al deze interpretatieproblemen doen de tweede vraag rijzen: is het allemaal wel zo verstandig? In een geïndividualiseerd wereldbeeld moeten er geen afgeleide rechten zijn. Ieder zorgt voor zichzelf en het is op de eigen rechten dat men zich later wel of niet kan beroepen. Deze redenering is zeker niet fout in een aantal situaties. Denken we bijvoorbeeld maar aan de problematiek van de mensen met een overlevingspensioen voor de pensioenleeftijd en hun rechten op toegelaten arbeid. De redenering gaat daarentegen niet op in een aantal andere situaties. Denken we bijvoorbeeld maar aan het overlevingspensioen na de pensioenleeftijd voor de langstlevende, die zelf geen rechten heeft opgebouwd. Daar mag men niet individualiseren want dan gaat men in tegen een kerntaak van de sociale zekerheid: voorzorg bieden. Het verhaal van de afgeleide rechten is met andere woorden complex. Het komt er volgens mij hoofdzakelijk op aan om twee soorten situaties te onderscheiden. Ten eerste de situaties waarbij er vanuit de sociale voorzorgsgedachte een sociaal behartenswaardige situatie ontstaat. Ten tweede de situaties waarbij er geen sociaal behartenswaardige situatie is en waarbij het individu een stuk eigen voorzorg (financieel) kan dragen. Het is in dit spanningsveld dat er soms wel en soms geen afgeleide rechten moeten worden onderschreven. Met alle risico’s van discriminatie tot gevolg. De invulling van het finaliteitsbeginsel binnen de gelijke behandeling gaat hoogdagen tegemoet. YS
- 21/21 Leergang Pensioenrecht 2012-2013