Latanoprost Apotex_SPC_NL_08-2013 SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Latanoprost Apotex® 0,005% g/v, oogdruppels, oplossing 2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
1 ml oogdruppeloplossing bevat 50 microgram latanoprost (0,005% g/v). Elke druppel bevat 1,5 microgram latanoprost. Hulpstof met bekend effect : Bevat 0,2 mg/ml (0,02% g/v) benzalkoniumchloride. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oogdruppels, oplossing. De oplossing is een heldere, kleurloze vloeistof. 4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Reductie van de verhoogde intraoculaire druk bij patiënten met openkamerhoekglaucoom en oculaire hypertensie. 4.2
Dosering en wijze van toediening
Aanbevolen dosering voor volwassenen (inclusief ouderen): De aanbevolen dosering is eenmaal daags één oogdruppel in het (de) aangedane oog (ogen). Een optimaal effect wordt bereikt wanneer Latanoprost Apotex ’s avonds wordt toegediend. Latanoprost Apotex moet niet vaker dan éénmaal daags worden toegediend, aangezien is aangetoond dat frequentere toediening het oogdrukverlagende effect vermindert. Als een dosis is overgeslagen, moet de behandeling worden voortgezet met de volgende dosis zoals gebruikelijk. Zoals bij alle oogdruppels, moet men, om een eventuele systemische absorptie te beperken, de traanzak gedurende 1 minuut comprimeren ter hoogte van de mediale ooghoek (occlusie van het traanpunt). Dit moet onmiddellijk gebeuren na de instillatie van elke druppel. Contactlenzen dienen vóór instillatie van de oogdruppels te worden uitgenomen en mogen na 15 minuten weer worden ingezet. Als er meer dan één lokaal werkend oftalmisch geneesmiddel wordt gebruikt, dan dienen de geneesmiddelen met tussenpozen van ten minste vijf minuten te worden toegediend.
1/8
Pediatrische patiënten: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn niet vastgesteld. Latanoprost Apotex wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen. 4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. 4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Latanoprost kan de kleur van het oog geleidelijk veranderen door de hoeveelheid bruin pigment in de iris te vergroten. Voordat de behandeling wordt ingesteld, dienen patiënten te worden geïnformeerd over de mogelijkheid van een permanente verandering van de kleur van het oog. Enkelzijdige behandeling kan resulteren in permanente heterochromie. Deze verandering van de kleur van het oog is voornamelijk waargenomen bij patiënten met irissen met een gemengde kleur, bijvoorbeeld blauw-bruin, grijsbruin, geelbruin en groen-bruin. In studies met latanoprost begint de kleurwijziging meestal binnen de eerste acht maanden van de behandeling, zelden gedurende het tweede of derde jaar, en is niet waargenomen na het vierde jaar van de behandeling. De progressiesnelheid van de irispigmentatie neemt af in de tijd en is stabiel na vijf jaar. Het effect van de toegenomen pigmentatie na vijf jaar werd niet onderzocht. In een open, vijf jaar durende veiligheidsstudie met latanoprost, ontwikkelde 33% van de patiënten irispigmentatie (zie 4.8). De mate van verkleuring van de iris is in het merendeel van de gevallen gering en wordt vaak niet klinisch waargenomen. De incidentie bij patiënten met irissen van gemengde kleur varieerde van 7 tot 85%, waarbij de hoogste incidentie optrad bij geelbruine irissen. Bij patiënten met homogene blauwe ogen werd geen verandering waargenomen en bij patiënten met homogene grijze, groene of bruine ogen is de verandering slecht zelden waargenomen. De kleurverandering is het gevolg van een verhoogde melanine-inhoud van de stromale melanocyten in de iris en niet van een toename van het aantal melanocyten. Typerend is dat de bruine pigmentatie rondom de pupil zich concentrisch naar de periferie van de aangedane ogen uitbreidt, maar de gehele iris of delen ervan kunnen bruiner worden. Er is geen verdere toename van de bruine irispigmentatie waargenomen na het stopzetten van de behandeling. Het wordt tot op heden niet in verband gebracht met enig symptoom of pathologische verandering in klinische studies. Naevi en vlekjes van de iris werden niet beïnvloed door de behandeling. Accumulatie van pigment in het trabeculaire netwerk of elders in de voorste oogkamer is niet waargenomen in klinische studies. Op basis van vijf jaar klinische ervaring is niet aangetoond dat toegenomen irispigmentatie negatieve klinische gevolgen heeft en dat Latanoprost Apotex kan worden voortgezet als er irispigmentatie optreedt. Patiënten dienen echter wel regelmatig te worden gecontroleerd en als de klinische toestand dit vereist, dient de behandeling met Latanoprost Apotex te worden stopgezet. Er is beperkte ervaring met het gebruik van Latanoprost Apotex bij chronische geslotenkamerhoekglaucoom, openkamerhoekglaucoom bij patiënten met pseudofakie, en pigmentair glaucoom. Er is geen ervaring met het gebruik van Latanoprost Apotex bij inflammatoir en neovasculair glaucoom of inflammatoire oogaandoeningen Latanoprost heeft geen of weinig effect op de pupil, maar er is geen ervaring bij acute aanvallen van geslotenkamerhoekglaucoom. Er wordt daarom aangeraden Latanoprost Apotex met voorzichtigheid bij deze aandoeningen te gebruiken totdat meer ervaring is verkregen. Er zijn beperkte gegevens uit studies over het gebruik van Latanoprost Apotex tijdens de peri-operatieve periode van cataractchirurgie. Latanoprost Apotex dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij deze patiënten.
2
Latanoprost Apotex moet met voorzorg gebruikt worden bij patienten met een voorgeschiedenis van herpetische keratitis en moet vermeden worden in geval van actieve herpes simplex keratitis en bij patienten met een voorgeschiedenis van recidiverende herpetische keratitis, die specifiek met prostaglandine-analogen geassocieerd is. Gevallen van macula-oedeem (zie 4.8) zijn vooral gerapporteerd bij patiënten met afakie, patiënten met pseudofakie met een gescheurde achterste kapselzak of met voorste oogkamer-lenzen of bij patiënten met bekende risicofactoren voor cystoïd macula-oedeem (zoals diabetische retinopathie en retinale veneuze occlusie). Latanoprost Apotex dient met voorzichtigheid te worden gebruikt bij patiënten met afakie, patiënten met pseudofakie met een gescheurde achterste kapselzak of voorste oogkamer-lenzen of bij patiënten met bekende risicofactoren voor cystoïd macula-oedeem. Bij patiënten met bekende predisponerende risicofactoren voor iritis/uveïtis kan Latanoprost Apotex met voorzichtigheid worden gebruikt. Er is beperkte ervaring bij patiënten met astma, maar er zijn enkele gevallen van exacerbatie van astma en/of dyspneu gerapporteerd uit postmarketing ervaringen. Astmatische patiënten dienen daarom met voorzichtigheid te worden behandeld totdat er voldoende ervaring is opgedaan, zie ook 4.8. Periorbitale huidverkleuring is waargenomen en werd het vaakst gemeld bij Japanse patiënten. De ervaring tot op heden toont aan dat periorbitale huidverkleuring niet permanent is; in sommige gevallen verdween de verkleuring terwijl de behandeling met Latanoprost Apotex werd voortgezet. Latanoprost Apotex kan de wimpers en het vellushaar van het behandelde oog en de omliggende gebieden geleidelijk veranderen; deze veranderingen omvatten een toename van de lengte, dikte, pigmentatie, en het aantal wimpers of haren, en ingegroeide wimpers. Veranderingen van de wimpers zijn reversibel na het staken van de behandeling. Latanoprost Apotex bevat benzalkoniumchloride, dat vaak wordt gebruikt als conserveringsmiddel in oftalmische producten. Er is gerapporteerd dat benzalkoniumchloride keratitis punctata en/of toxische ulceratieve keratitis veroorzaakt, dat het oogirritatie kan veroorzaken en dat het zachte contactlenzen verkleurt. Strikte controle is vereist bij frequent of langdurig gebruik van Latanoprost Apotex bij patiënten met droge ogen of onder omstandigheden waarbij de cornea gecompromitteerd is. Zachte contactlenzen kunnen benzalkoniumchloride absorberen. Deze moeten vóór toediening van Latanoprost Apotex oogdruppels worden uitgenomen, maar mogen na 15 minuten weer worden ingezet (zie rubriek 4.2). 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Definitieve gegevens in verbant met interacties met andere geneesmiddelen zijn niet beschikbaar. Er zijn paradoxicale stijgingen van de intraoculaire druk gemeld na gelijktijdige toediening van twee prostaglandine-analogen in het oog. Daarom wordt het gebruik van twee of meerdere prostaglandinen, prostaglandine-analogen of prostaglandinederivaten niet aanbevolen. 4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap De veiligheid van dit geneesmiddel voor gebruik tijdens de zwangerschap bij mensen is niet vastgesteld. Het heeft potentieel schadelijke farmacologische effecten ten aanzien van het verloop van de zwangerschap en het ongeboren of pasgeboren kind. Latanoprost Apotex dient daarom niet te worden gebruikt tijdens de zwangerschap.
3
Borstvoeding Latanoprost en diens metabolieten kunnen overgaan in de moedermelk en Latanoprost Apotex dient daarom niet te worden gebruikt door vrouwen die borstvoeding geven, of de borstvoeding dient te worden stopgezet. Vruchtbaarheid In studies bij dieren werd geen effect van latanoprost op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid vastgesteld (zie rubriek 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek). 4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Net als andere oogpreparaten kan de instillatie van oogdruppels leiden tot wazig zicht van voorbijgaande aard. Patienten dienen geen voertuig te besturen of machines te bedienen tot dit voorbij is. 4.8
Bijwerkingen
De meeste bijwerkingen hebben betrekking op het oculaire systeem. In een open, vijf jaar durende veiligheidsstudie met latanoprost trad er bij 33% van de patiënten irispigmentatie op (zie 4.4). Andere ongewenste oculaire voorvallen zijn over het algemeen van voorbijgaande aard en treden op bij het toedienen van de dosis. Bijwerkingen worden als volgt naar frequentie gerangschikt: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100; <1/10); soms (≥1/1.000; <1/100); zelden (≥1/10.000; <1/1.000); zeer zelden (<1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Infecties en parasitaire aandoeningen: Niet bekend : herpetische keratitis Oogaandoeningen Zeer vaak: Toegenomen irispigmentatie; milde tot matige conjunctivale hyperemie; oogirritatie (brandend, korrelig, jeukend, prikkend gevoel en vreemdlichaamgevoel); veranderingen van de wimpers en vellushaar (toename van lengte, dikte, pigmentatie en aantal) (het overgrote deel van de gerapporteerde gevallen bij Japanse patiënten). Vaak: Voorbijgaande gespikkelde epitheelerosies, meestal zonder symptomen; blefaritis; pijn aan het oog. Soms: Ooglidoedeem; droge ogen; keratitis; wazig zicht; conjunctivitis. Zelden: Iritis/uveïtis (de meerderheid van de gerapporteerde gevallen waren patiënten met bijkomende predisponerende factoren); macula-oedeem; symptomatisch cornea-oedeem en -erosies; periorbitaal oedeem; in een verkeerde richting groeiende wimpers, soms resulterend in oogirritatie; een extra rij cilia in de opening van de meibomklieren (distichiasis), fotofobie. Zeer zelden : Periorbitale en ooglid-wijzigingen die aanleiding geven tot een verdieping van de ooglidspleet. Niet bekend : Iriscyste Zenuwstelselaandoeningen: Niet bekend : Hoofdpijn, duizeligheid Hartaandoeningen: Zeer zelden: Verergering van het ziektebeeld bij patiënten met reeds bestaande angina pectoris. Niet bekend: Hartkloppingen Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Zelden: Astma, exacerbatie van astma en dyspneu.
4
Huid- en onderhuidaandoeningen: Soms: Huiduitslag. Zelden: Gelokaliseerde huidreactie op de oogleden; donkere verkleuring van de huid van de oogleden. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Niet bekend: Myalgie; artralgie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Zeer zelden: Pijn op de borst. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem : België Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Afdeling Vigilantie EUROSTATION II Victor Hortaplein, 40/ 40 B-1060 Brussel Website: www.fagg.be e-mail:
[email protected] 4.9
Overdosering
Behalve oogirritatie en conjunctivale hyperemie zijn er geen andere oculaire bijwerkingen bekend bij overdosering van Latanoprost Apotex. Als Latanoprost Apotex per ongeluk wordt ingeslikt, kan de volgende informatie nuttig zijn: één flesje bevat 125 microgram latanoprost. Meer dan 90% wordt gemetaboliseerd gedurende de eerste passage door de lever. Intraveneuze infusie van 3 microgram/kg bij gezonde vrijwilligersgeproduceerd gemiddelde plasmaconcentraties 200 maal hoger dan in de klinische behandeling en gaf geen symptomen, maar een dosis van 5,5-10 microgram/kg veroorzaakte misselijkheid, buikpijn, duizeligheid, vermoeidheid, opvliegers en transpireren. Bij apen is latanoprost als intraveneuze infusie toegediend in doses tot 500 microgram/kg zonder grote effecten op het cardiovasculaire systeem. Intraveneuze toediening van latanoprost bij apen is in verband gebracht met bronchoconstrictie van voorbijgaande aard. Bij patiënten met matige bronchiale astma veroorzaakte latanoprost echter geen bronchoconstrictie bij lokale toediening in de ogen van een dosis die zeven maal hoger was dan de klinische dosis van latanoprost. In geval van een overdosering met Latanoprost Apotex dient de behandeling symptomatisch te zijn. 5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie (ATC-code) : Prostaglandine-analoguen S01 EE01
5
Het werkzame bestanddeel latanoprost, een prostaglandine F 2α-analoog, is een selectieve prostanoïd-FPreceptoragonist die de intraoculaire druk verlaagt door de afvoer van kamervocht te bevorderen. De reductie van de intraoculaire druk begint bij mensen ongeveer drie tot vier uur na toediening, en het maximale effect wordt bereikt na acht tot twaalf uur. De verlaging van de druk houdt ten minste 24 uur lang aan. Uit studies bij dieren en mensen blijkt dat het belangrijkste werkingsmechanisme een toegenomen uveosclerale afvoer is, hoewel bij mensen ook enige toename van de uitstroomcapaciteit (afname van de uitstroomweerstand) is gerapporteerd. Pivot-studies hebben aangetoond dat Latanoprost Apotex effectief is als monotherapie. Daarnaast zijn er klinische studies uitgevoerd naar gecombineerd gebruik. Uit enkele van deze studies bleek dat latanoprost effectief is in combinatie met bèta-adrenerge antagonisten (timolol). Korte-termijn sutides (1 à 2 weken) suggereren dat latanoprost een additief effect heeft bij gecombineerd gebruik met adrenerge agonisten (dipivalylepinefrine), orale carbonanhydraseremmers (acetazolamide) en in ieder geval een gedeeltelijk additief effect bij gecombineerd gebruik met cholinerge agonisten (pilocarpine). Klinische studies hebben aangetoond dat latanoprost geen significant effect heeft op de productie van kamervocht. Latanoprost blijkt geen effect te hebben op de bloed-liquor-barrière. Latanoprost heeft geen of een verwaarloosbaar effect op de intraoculaire bloedcirculatie bij gebruik in de klinische dosering en onderzocht bij apen. Tijdens lokale behandeling kan echter wel milde tot matige conjunctivale of episclerale hyperemie optreden. Chronische behandeling met latanoprost van de ogen van apen die een extracapsulaire lensextractie hadden ondergaan, had geen effect op de retinale bloedvaten zoals werd vastgesteld aan de hand van fluoresceïne angiografie. Bij kortdurende behandeling veroorzaakte latanoprost geen fluoresceïne lekkage in het achterste segment van de ogen bij mensen met pseudofakie. Er is gebleken dat latanoprost geen significante farmacologische effecten heeft op het cardiovasculaire of respiratoire systeem bij gebruik van klinische doses. 5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Latanoprost (moleculair gewicht: 432,58) is een isopropylester prodrug die op zich inactief is, maar na hydrolyse tot het zuur van latanoprost biologisch actief wordt. De prodrug wordt goed geabsorbeerd door de cornea en al het geneesmiddel dat het kamervocht binnenkomt, wordt gehydrolyseerd tijdens de passage door de cornea. Studies bij mensen geven aan dat de piekconcentratie in het kamervocht ongeveer twee uur na lokale toediening wordt bereikt. Na lokale toediening bij apen wordt latanoprost hoofdzakelijk verdeeld in het voorste segment, de conjunctiva en de oogleden. Slechts minieme hoeveelheden van het geneesmiddel bereiken het achterste segment. Er vindt nagenoeg geen metabolisatie plaats van het zuur van latanoprost in het oog. Het metabolisme vindt voornamelijk in de lever plaats. De halfwaardetijd in plasma bedraagt 17 minuten bij de mens. De belangrijkste metabolieten, de 1,2-dinor- en 1,2,3,4-tetranormetabolieten, hebben geen of slechts een zwakke biologische activiteit bij dieronderzoeken en worden voornamelijk in de urine uitgescheiden. 5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
6
Zowel de oculaire als de systemische toxiciteit van latanoprost is onderzocht bij verschillende diersoorten. Over het algemeen wordt latanoprost goed verdragen met een veiligheidsmarge tussen de klinische oculaire dosis en systemische toxiciteit van ten minste factor 1000. Hoge doses van latanoprost, ongeveer 100 maal de klinische dosis/kg lichaamsgewicht, die intraveneus werden toegediend aan niet-genarcotiseerde apen bleken de ademhalingssnelheid te verhogen. Dit duidt waarschijnlijk op kortdurende bronchoconstrictie. In dieronderzoeken is gebleken dat latanoprost geen sensibiliserende eigenschappen heeft. In het oog zijn geen toxische effecten waargenomen bij doses tot 100 microgram/oog/dag bij konijnen en apen (de klinische dosis bedraagt ongeveer 1,5 microgram/oog/dag). Bij apen bleek latanoprost echter een toegenomen pigmentatie van de iris te veroorzaken. Het mechanisme van toegenomen pigmentatie lijkt stimulering van de melanineproductie in melanocyten in de iris te zijn zonder dat er proliferatieve veranderingen werden waargenomen. De verandering in de kleur van de iris kan permanent zijn. In studies naar chronische oculaire toxiciteit bleek toediening van latanoprost in een dosering van 6 microgram/oog/dag ook een toename van de fissura palpebralis te veroorzaken. Dit effect is reversibel en treedt op bij doses boven het klinische doseringsniveau. Het effect is niet waargenomen bij mensen. Latanoprost gaf negatieve uitkomsten in omgekeerde-mutatietests bij bacteriën, genmutatietests bij muizenlymfoom en de muizenmicronucleustest. Chromosoomafwijkingen werden in vitro met humane lymfocyten waargenomen. Vergelijkbare effecten werden waargenomen met prostaglandine F 2α, een natuurlijk voorkomend prostaglandine, hetgeen erop duidt dat dit een klasse-effect is. De uitkomsten van aanvullende mutageniciteitsonderzoeken van ongeplande in vitro-/in vivo-DNA-synthese bij ratten waren negatief en geven aan dat latanoprost geen mutagene potentie heeft. Carcinogeniciteitsonderzoeken bij muizen en ratten leverden eveneens negatieve uitkomsten op. Uit dieronderzoeken bleek niet dat latanoprost van invloed is op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid. In het embryotoxiciteitsonderzoek bij ratten werd geen embryotoxiciteit waargenomen bij intraveneuze doses (5, 50 en 250 microgram/kg/dag) latanoprost. Latanoprost had echter wel een embryoletaal effect bij konijnen bij doses van 5 microgram/kg/dag en hoger. De dosis van 5 microgram/kg/dag (ongeveer 100 maal de klinische dosis) veroorzaakte significante embryofoetale toxiciteit die werd gekenmerkt door een toename van de incidentie van late resorptie en abortus, en een afname van het foetaal gewicht. Er werd geen teratogeen potentieel vastgesteld. 6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Natriumchloride Watervrij dinatriumfosfaat Natriumdiwaterstoffosfaatmonohydraat Benzalkoniumchloride Water voor injecties 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
7
In vitro studies hebben aangetoond dat precipitatie plaatsvindt indien thiomersalbevattende oogdruppels worden gemengd met Latanoprost Apotex. Als dergelijke geneesmiddelen worden gebruikt moeten de oogdruppels met een interval van ten minste vijf minuten worden geïnstilleerd. 6.3
Houdbaarheid
Houdbaarheid: 24 maanden. Houdbaarheid na eerste opening: 4 weken. 6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
De fles in de buitenverpakking bewaren ter bescherming tegen licht. Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Na eerste opening: bewaren beneden 25oC en binnen de vier weken gebruiken. 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Container met druppelpipet: Doorzichtige, witte LDPE-container van 5 ml met een inhoud van 2,5 ml. Dop met druppelpipet: Witte doorzichtige LDPE-druppelpipet. Schroefdop: Turquoise doorzichtige HDPE-schroefdop. Verpakkingsgrootten: 1 x 2,5 ml en 3 x 2,5 ml Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Geen bijzondere vereisten. 7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Apotex Europe BV Darwinweg 20 2333 CR Leiden Nederland 8.
NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE386793 9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
Datum van eerste verlening van de vergunning: 24/02/2011. Datum van laatste hernieuwing: 10.
DATUM VAN HERZIENING/GOEDKEURING VAN DE TEKST
Datum van goedkeuring: 03/2015
8