Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Het kansbegrip W. Oele
27 januari 2014
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Deze les
Het kansbegrip Kanstheorie volgens Laplace Experimentele kanstheorie Axiomatische kanstheorie Intu¨ıtie
W. Oele Het kansbegrip
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Kanstheorie volgens Laplace (1749-1827)
De kans op een gebeurtenis wordt verkregen door het aantal “winnende” mogelijkheden te delen door het totaal aantal mogelijkheden: P(A) =
W. Oele Het kansbegrip
nA aantal A = totaal ntotaal
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Voorbeeld Laplace
In ´e´en keer de juiste pincode gokken: Aantal “winnende” gevallen: 1 Totaal aantal mogelijkheden: 10.000 (nk ) De kans is derhalve: 1 10.000
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Voorbeeld Laplace
Op een lot uit de loterij staat de volgende letter- en cijfercombinatie: AXR9437203 Hoe groot is de kans dat dit het winnende lot is?
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Voorbeeld Laplace
AXR9437203 XXXYYYYYYY 26 · 26 · 26 · 10 · 10 · 10 · 10 · 10 · 10 · 10 263 · 107 P(winst) =
W. Oele Het kansbegrip
1 263 ·107
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Experimentele kanstheorie
Kans op een gebeurtenis baseren op frequenties: P(A) =
W. Oele Het kansbegrip
frequentie van A totale frequentie
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Experimentele kanstheorie: voorbeeld
Roger Federer wint 90 van de 100 tenniswedstrijden P(winst) =
W. Oele Het kansbegrip
9 10
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Experimentele kanstheorie: voorbeeld
Van het totaal aantal mensen dat rookt en blijft roken sterft de helft vroegtijdig: P(dood) =
W. Oele Het kansbegrip
2.500.000 1 frequentie dood = = totale frequentie 5.000.000 2
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Experimentele kanstheorie: voorbeeld
Het syndroom van Korsakov: geheugenstoornis als gevolg van langdurig gebruik van te veel alcohol symptomen: geheugenverlies confabulatie: overdrijven, liegen, fantasie verhalen vertellen zelfoverschatting
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Experimentele kanstheorie: voorbeeld
Fragment uit een onderzoek: “De groep jong-dementerenden is gemiddeld 56 jaar oud (tegen 82 jaar in de ouderenpopulatie) met een grote spreiding (23 tot 72 jaar) en in deze groep bevinden zich veel meer mannen dan in de ouderenpopulatie waar slechts 20% man is.” “Er is een grotere variatie aan onderliggende diagnosen dan bij de ouderen waarbij er in 15% van de populatie sprake is van Korsakovalcoholdementie als diagnose.”
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Intu¨ıtie
Men kan kansen bepalen op basis van intu¨ıtie, gevoel: “Er is nu al 8 keer kop gegooid, dus de volgende zal ook wel een kop zijn.” “Er is nu al 8 keer kop gegooid, dus de volgende is munt.” “Gisteren is hier iemand overvallen, dus nu is het hier vast veilig.” “Gisteren is hier een ongeluk gebeurd, dus nu kan ik makkelijk door rood rijden.”
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Intu¨ıtie
Het toeval kent geen geheugen
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatische kanstheorie
Axioma: uitspraak, waarvan we intu¨ıtief aannemen dat deze waar is niet af te leiden uit andere uitspraken niet in tegenspraak met andere axioma’ s verdere behandeling tijdens de module logica
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Axiomatische kanstheorie
zuiver theoretisch: regels in de axiomatische kansrekening zijn door mensen bedacht en hoeven zich niets van de empirische werkelijkheid aan te trekken
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Axiomatische kanstheorie
zuiver theoretisch: regels in de axiomatische kansrekening zijn door mensen bedacht en hoeven zich niets van de empirische werkelijkheid aan te trekken kansen op gebeurtenissen in de werkelijkheid kan men niet met axiomatische kansrekening berekenen
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Axiomatische kanstheorie
zuiver theoretisch: regels in de axiomatische kansrekening zijn door mensen bedacht en hoeven zich niets van de empirische werkelijkheid aan te trekken kansen op gebeurtenissen in de werkelijkheid kan men niet met axiomatische kansrekening berekenen axiomatische kansrekening wordt pas bruikbaar in de werkelijkheid wanneer men kansen uit de experimentele kanstheorie als “input” gebruikt en daarop regels uit de axiomatische kanstheorie toepast.
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatische kanstheorie
De fundamentele eigenschap van wiskunde is dat je er niets uit kunt krijgen dat je er niet eerst ingestopt hebt.
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Axiomatische kanstheorie
De fundamentele eigenschap van wiskunde is dat je er niets uit kunt krijgen dat je er niet eerst ingestopt hebt. Het vak dat kansrekening heet, doet niets anders dan, uitaande van a priori gegeven kansen van elementaire evenementen, de a posteriori kansen uitrekenen van de daaruit samengestelde evenementen. N.G. van Kampen, waanwetenschap 2002
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
De uitkomstenruimte
Men neme bij een kansexperiment alle denkbare uitkomsten. De verzameling van alle uitkomsten bij elkaar opgeteld heeft een kans van 1 P(U) = 1
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
De uitkomstenruimte
Elke uitkomst of samenstelling van uitkomsten is een deelverzameling van de uitkomstenruimte: A ⊆ U ⇒ 0 ≤ P(A) ≤ 1
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
De uitkomstenruimte
A ⊆ U ⇒ 0 ≤ P(A) ≤ 1 Een kans is altijd een getal tussen de 0 en 1.
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Voorbeeld Hoe groot is de kans dat men 4 gooit met een dobbelsteen?
1
3 6 5
2 4
Uitkomstenruimte: U = {1, 2, 3, 4, 5, 6} W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Voorbeeld Hoe groot is de kans dat men 4 gooit met een dobbelsteen?
1
3 6 5
2 4
Kans op 4:{4} ⊆ {1, 2, 3, 4, 5, 6} ⇒ P(4) = W. Oele Het kansbegrip
1 6
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Samengestelde gebeurtenissen
Indien twee verzamelingen met uitkomsten geen gemeenschappelijke elementen bevatten, kan men de kansen op ´e´en van beide bij elkaar optellen: A ∩ B = ∅ → P(A ∪ B) = P(A) + P(B)
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Voorbeeld
13 52 = 13 52
De kans op een ruitenkaart in een pak kaarten: P(R) = De kans op een hartenkaart in een pak kaarten: P(H) De kans op een ruiten- of hartenkaart: P(R ∪ H) = P(R) + P(H) =
W. Oele Het kansbegrip
26 1 13 13 + = = 52 52 52 2
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Voorbeeld De verzamelingen ruiten- en hartenkaarten zijn disjunct: een ruitenkaart kan geen hartenkaart zijn. 2
rb 5 4
9
3
4
ra
rh
6 6
8
3
9
hb 5
2
7
8
7 hh
rv ruiten
W. Oele Het kansbegrip
hv
ha
harten
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Complementaire kansen
De kans op het niet plaatsvinden van een gebeurtenis: P(A) = 1 − P(A) Bewijs: P(U) = P(A ∪ A) = P(A) + P(A) = 1 → P(A) = 1 − P(A)
W. Oele Het kansbegrip
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Voorbeeld
De kans op het niet trekken van een hartenkaart: P(H) = 1 − P(H) = 1 −
W. Oele Het kansbegrip
13 39 = 52 52
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Samengestelde gebeurtenissen
Indien twee verzamelingen gebeurtenissen gemeenschappelijke elementen bevatten, geldt: P(A ∪ B) = P(A) + P(B) − P(A ∩ B)
W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Voorbeeld
De kans op een hartenkaart of aas: P(H ∪ A) = P(H) + P(A) − P(H ∩ A) =
W. Oele Het kansbegrip
13 4 1 4 + − = 52 52 52 13
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
Axiomatisch
Voorbeeld Bij gemeenschappelijke elementen: P(A ∪ B) = P(A) + P(B) − P(A ∩ B) hb 5 4 hh
9 6
8
3
ra ha ka
2
7
hv harten W. Oele Het kansbegrip
azen
sa
Laplace
Experimenteel
Intu¨ıtie
disjuncte en conjuncte verzamelingen Disjunct: 2
rb 5 4
9
3
4
ra
rh
6 9
6
8
3
hb 5
hv
ha 2
8
7
7 hh
rv ruiten
harten
A ∪ B = ∅ → P(A ∪ B) = P(A) + P(B) Conjunct: hb 5 4 hh
9
ra 6
8
3
sa
ha ka
2
7
hv harten
azen
A ∪ B 6= ∅ → P(A ∪ B) = P(A) + P(B) − P(A ∩ B) W. Oele Het kansbegrip
Axiomatisch