• Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag
• • • •
Tel.: 070-789 07 70 Fax :070 -789 07 74 E-mail:
[email protected] www.landelijkeclientenraad.nl
Aan de Vaste commissie SZW van de Tweede Kamer Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag, 19 januari 2009 Betreft: Wetsvoorstel wijziging Wet Wajong Ref: LCR/090015/ER/JL
Geachte dames en heren, De LCR onderschrijft de doelstelling van het kabinet om meer jonggehandicapten te laten participeren in werk, bij voorkeur op de reguliere arbeidsmarkt. Hun arbeidsdeelname is echter niet vanzelfsprekend. Zij hebben niet voor niets een Wajonguitkering en de arbeidsmarkt biedt deze mensen vaak geen geschikt werk. Werkgevers stellen eisen waar jonggehandicapten vaak niet aan kunnen voldoen: diploma’s, flexibele inzet, sociale vaardigheden et cetera. De eigen verantwoordelijkheid van de jonggehandicapte staat voorop. Zij zijn verplicht zelf actief naar een baan te zoeken en algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden maar als jongeren met een handicap in staat zijn om bestaande vacatures in te vullen en algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten komen zij niet in aanmerking voor een Wajonguitkering. De LCR vindt aanscherping van een aantal onderdelen in de Wet noodzakelijk. Het betreft: werk moet lonen, studeren moet financieel mogelijk zijn, het opbouwen van pensioen en sociale verzekeringsrechten, arbeidsondersteuning en het werk moet aansluiten bij de persoonlijke kwaliteiten en mogelijkheden, de wajong als vangnet bij terugval en het ontbreken van een werkgeversaanpak. Inkomensvoorziening, werk moet lonen! Een complex systeem. Er zijn verschillende inkomensvoorzieningen, voor en na 27 jaar en bij studie of scholing. Dit betekent voor 27 jaar een inkomen van veelal onder het minimum-loon. Na 27 jaar zijn er twee varianten: Zonder Bremanregeling, hetgeen een inkomen van maximaal het minimumloon oplevert en met Breman-regeling hetgeen resulteert in een inkomen tot maximaal 120% van het minimumloon. Bij het berekenen van de inkomensvoorziening is de restverdiencapaciteit en het al of niet realiseren hiervan van belang. Dit leidt tot vele formules.
Studeren moet mogelijk zijn: Laten we blij zijn als een jongere met een handicap kan studeren (op WO of HBO-niveau). Maak dit niet financieel lastig door te bezuinigen op de uitkering. De LCR vindt dat een WO of HBO student naast studiefinanciering recht moet houden op een volledige Wajonguitkering. Het kan en moet eenvoudiger en rechtvaardiger. De LCR vindt dat het inkomen tijdens de arbeidsondersteuning op het niveau van het wettelijk minimumloon moet worden gebracht. De inkomensondersteuning na 27 jaar moet voor iedereen op grond van de Breman-regeling worden berekend. Hiermee wordt voldaan aan de wens van de minister dat meer werken loont en de jongeren er in inkomen op vooruit gaat na de periode van arbeidsondersteuning. Technische fout in de Wet: Volgens de LCR is er een fout geslopen in de Bremanregeling, artikel 5.7.4 onderdeel a, 1° en 2°. In bijlage 1 geven we aan welke fout in de Wet is geslopen en lichten we onze voorstellen toe op basis van een aantal casussen. Pensioen en sociale verzekeringsrechten Mensen die met loondispensatie werken zijn hun leven lang aangewezen op een uitkering. Ook bouwen zij geen pensioenrechten op. De LCR vindt dit ongewenst. Het kan eenvoudig worden opgelost door de inkomensondersteuning in de vorm van een loonkostensubsidie aan de werkgever uit te keren. De werkgever betaalt de werknemer het bij de functie rechtsgeldende loon. De werknemer die op deze wijze een loon hoger dan het minimumloon verdient, bouwt dan net als iedere andere werknemer pensioenrechten en sociale verzekeringsrechten op. Arbeidsondersteuning en werkaanbod De Wet legt de jongeren een aantal verplichtingen op om hun mogelijkheden tot het verrichten van arbeid te vergroten. Een aanbod dat aansluit bij de wensen en mogelijkheden van de jonggehandicapte garandeert dat jongeren duurzaam op de arbeidsmarkt aanwezig blijven. Maatwerk en passende arbeid zijn hier sleutelwoorden. In het wetsvoorstel wordt algemeen geaccepteerde arbeid als passend beschouwd. De LCR vindt dat in de Wet moet worden vastgelegd dat aansluiting op wensen en capaciteiten van jonggehandicapten noodzakelijk is. De druk op het accepteren van een ondersteunings- of werkaanbod is erg hoog. Niet accepteren betekent dat geen aanspraak kan worden gemaakt op inkomensondersteuning. Bezwaar en beroep aantekenen is een uiterste middel. Het in de Wet opnemen van het recht op een second-opinion levert grote meerwaarde op. Vele jonggehandicapten zullen zonder hulp geen werk kunnen vinden. Het kabinet stelt 50 miljoen beschikbaar om de overgang van school naar werk te verbeteren. De LCR betwijfelt of dit voldoende is. Een principieel punt komt de LCR tegen in artikel 5.6.1 lid 2 onder a. Daarin wordt gesteld dat de jonggehandicapten zich geneeskundig moet laten behandelen of aanwijzingen van een arts op moet volgen indien het UWV of het re-integratiebedrijf (in opdracht van het UWV) daartoe opdracht geeft. De LCR vraagt zich af hoe zich dit verhoudt tot de integriteit van het menselijk lichaam. Participatieplan De LCR vindt het een goede zaak dat, in samenspraak met de jonggehandicapte, een participatieplan wordt opgesteld. Daarbij wordt vastgelegd wat de beste manier is om werk te vinden, welke ondersteuning beschikbaar is en welke rechten en plichten de jonggehandicapte heeft. Jonggehandicapten krijgen allerlei sancties opgelegd als zij zich niet aan de afspraken houden maar hebben zij geen wettelijke middelen om het UWV aan de afspraken te houden. Dit moet wel geregeld worden.
2
Het is daarbij niet meer dan redelijk dat jonggehandicapten 5 werkdagen bedenktijd krijgen voordat zij het participatieplan ondertekenen. Tevens vindt de LCR het van belang dat de jonggehandicapte hierover een onafhankelijk arbeidsadviseur kan raadplegen. Vangnet Onbeperkte termijn herleven recht op arbeidsondersteuning: Indien het recht op arbeidsondersteuning is beëindigd omdat hij of zij meer dan 75% van zijn maatmaninkomen kan verdienen, kan het recht herleven als betrokkene binnen vijf jaar vanwege dezelfde oorzaak opnieuw niet meer dan dat bedrag kan verdienen. Het is belangrijk dat de jonggehandicapte duurzaam aan het werk blijft. De LCR vindt dan ook dat als een jongehandicapte om welke redenen dan ook zijn werk verliest ongeacht de oorzaak minder dan 75% van zijn maatmaninkomen gaat verdienen het recht op arbeidsondersteuning te allen tijde dient te herleven. Werkgeversaanpak Als werkgevers niet bereid zijn jonggehandicapten in dienst te nemen en stages aan te bieden zal de arbeidsparticipatie niet toenemen. Werkgevers- en werknemersorganisaties dienen afspraken te maken over arbeidsplaatsen en stageplaatsen voor jonggehandicapten. Werkgevers (privaat en publiek) verplicht worden in hun sociaal jaarverslag te publiceren hoeveel jonggehandicapten zij in dienst hebben en hoeveel stageplaatsen zij aan jonggehandicapten hebben aangeboden. De overheid dient een voortrekkersrol te vervullen. Ook zij stellen tot op heden weinig arbeidsplaatsen voor jonggehandicapten beschikbaar. Tot slot Een aantal jonggehandicapten zal aangewezen blijven op beschutte arbeid. Voor hen is en blijft de WSW nodig. De wachtlijsten voor de WSW moeten snel verdwijnen om deze jonggehandicapten tijdig aan het werk te helpen. Veranderingen in het dagelijks leven van jonggehandicapten kunnen van grote invloed zijn op hun arbeidsprestaties. Om te kunnen functioneren maken vele jonggehandicapten gebruik van begeleiding uit de AWBZ. Het wegvallen hiervan kan de arbeidsparticipatie ernstig belemmeren. Het wetsvoorstel Wajong biedt hiervoor geen compensatie. De LCR mist aandacht voor het basisonderwijs. Door onvoldoende ondersteuning van leerlingen met leerproblemen in het basisonderwijs komen zij vaak ten onrechte in het speciaal onderwijs terecht met alle gevolgen voor hun arbeidstoekomst. Met vriendelijk groet,
J.P. Laurier Voorzitter
3
Bijlage 1 Inkomensondersteuning Technische fout in de Wet Volgens de LCR is er een fout geslopen in de Breman-regeling, artikel 5.7.4 onderdeel a, 1° en 2°. Er staat: 1°. M – I, maar ten hoogste 0,75 * G, als het inkomen per dag lager is dan de resterende verdiencapaciteit; en 2°. G – I, als het inkomen per dag ten minste gelijk is aan de resterende verdiencapaciteit; en Volgens de LCR zou dit moeten zijn 1°. M – I, maar ten hoogste 0,75 * G, als het inkomen per dag tenminste gelijk is dan de resterende verdiencapaciteit; en 2°. G – I, als het inkomen per dag lager is aan de resterende verdiencapaciteit; en Inkomensondersteuning De wet kent verschillende inkomensvoorzieningen: 1. Inkomensondersteuning bij studie of scholing; 2. Inkomensvoorziening tijdens het recht op arbeidsondersteuning gedurende 7 jaar (tot ten minste de 27 jaar); 3. voortgezette inkomensondersteuning na 27 jaar. Deze ondersteuning kent vervolgens nog weer twee varianten: a inkomensondersteuning voor jongehandicapten; b inkomensondersteuning voor jonggehandicapten die werken met loondispensatie en een jobcoach (Breman-regeling). Bij het bepalen van de inkomensvoorziening is de restverdiencapaciteit van belang. Dit leidt tot veel verschillende formules voor het berekenen van de inkomensondersteuning. Inkomensondersteuning tijdens arbeidsondersteuning gedurende 7 jaar (tot tenminste 27 jaar) G = grondslag I = inkomen per maand gedeeld door 21,75 Hoogte inkomensondersteuning met arbeidsondersteuning volgens Wet. bij een inkomen minder dan 20% WML: 0,55*G bij een inkomen van tenminste 20% WML: 0,55 * G – 0,5x(I-0,2*G)
indien de jongere aantoont dat hem niet kan worden verweten dat hij een inkomen verwerft van minder 20% WML bedraagt de inkomensondersteuning per dag: 0,75*G - I
Hoogte inkomensondersteuning met arbeidsondersteuning voorstel LCR bij inkomen minder dan 25% WML: 0,75*G bij inkomen van tenminste 25% WML: G-I
4
Voortgezette inkomensondersteuning (na 7 jaar arbeidsondersteuning) volgens Wet: 1 Indien resterende verdiencapaciteit lager is dan 25% van de grondslag: a. G-I; als inkomen per dag tenminste de resterende verdiencapaciteit bedraagt b. 0,75*G; als inkomen per dag lager is dan resterende verdiencapaciteit. 2 Indien resterende verdiencapaciteit die tenminste gelijk is aan 25% van de grondslag: c. G-I; als inkomen per dag tenminste gelijk is aan de resterende verdiencapaciteit d. 0,75*G + 0,25*G*I/R-I; als inkomen per dag lager is dan resterende verdien capaciteit. Breman-regeling Indien resterende verdiencapaciteit lager is dan 45% van de grondslag: a. M-I; als inkomen per dag tenminste de resterende verdiencapaciteit bedraagt b. G-I; als inkomen per dag lager is dan resterende verdiencapaciteit. 2
Indien resterende verdiencapaciteit die tenminste gelijk is aan 45% van de grondslag: c. M-I; als inkomen per dag tenminste de resterende verdiencapaciteit bedraagt d. 0,75*G + (L-0,75)*G* I/R-I 0,25*G*I/R-I; als inkomen per dag lager is dan resterende verdien capaciteit.
Voortgezette inkomensondersteuning in de vorm van een loonkosten subsidie aan de werkgever volgens LCR (Breman-regeling voor iedereen): a. M-I maar ten hoogste 0,75*G; als inkomen per dag ten minste gelijk is aan de resterende verdien capaciteit. b. G-I; als inkomen per dat lager is dan de resterende verdiencapaciteit.
5
Inkomensondersteuning tijdens arbeidsondersteuning gedurende 7 jaar (tot tenminste 27 jaar) Voorbeeld 1 Pieter heeft recht op arbeidsondersteuning (periode tot 27 jaar) Hij werkt voltijds met arbeidsondersteuning en heeft een productiviteit van 40%. Hij heeft een functie met een loon ter hoogt van 110% WML. Hoogte inkomensondersteuning volgens Wet: G= WML I = O,44 WML Inkomensondersteuning volgens de Wet: 0,55 * G – 0,5x(I-0,2*G) Dit is voor Pieter: 0,55 x WML – 0,5 x (0,44 WML – 0,2WML) = 0,55 WML – 0,12 WML = 0,43 WML Inkomen van Pieter volgens de Wet: Loon betaald door werkgever + inkomensondersteuning = 0,44 + 0,43 = 0,87 WML Inkomen volgens voorstel LCR Inkomensondersteuning: G-I, waarbij inkomensondersteuning maximaal 0,75*G bedraagt. Inkomensondersteuning voor Pieter: WML- 0,44 WML = 0,56 WML Inkomen van Pieter volgens LCR: Loon betaald door werkgever + inkomensondersteuning = 0,44 WML + 0,56 WML = 100% WML Voorbeeld 2 Josien heeft recht op arbeidsondersteuning (periode tot 27 jaar) Josien werkt 20 per week uur werken met een productiviteit van 60%. Zij vervult een functie met een loon van 110% WML (bij 40 uur werken). Hoogte inkomensondersteuning volgens de Wet. I = 20/40 1,1WML X 0,6 WML= 0,33 WML per dag Inkomensondersteuning per dag: 0,55 x WML – 0,5 x (0,33 WML – 0,2WML)= 0,55WML – 0,065 WML = 0,485 WML Inkomen Josien per maand volgens Wet bedraagt: loon betaald door werkgever + inkomensondersteuning= 0,33 WML + 0,485 WML = 0,815 WML Volgens voorstel LCR: Inkomens ondersteuning per dag: G-I = WML – 0,33 WML = 0,67 WML Inkomen Josien per maand volgens LCR bedraagt: loon betaald door werkgever + inkomensondersteuning= 0,33 WML + 0,67 WML = 100% WML
6
Voortgezette inkomensondersteuning (na 27 jaar) G = grondslag; I= inkomen per maand gedeeld door 21,75; L= voor het bij de arbeid die de jonggehandicapte verricht rechts geldende loon per maand gedeeld door G; R = Resterende verdiencapaciteit; M = voor het bij de arbeid die de jonggehandicapte verricht rechtens geldende loon gedeeld door 21,75, waarbij M ten hoogste 1,2*G is. Voorbeeld 3 Josien werkt 20 uur per week en heeft een productiviteit van 60%. Zij heeft geen jobcoach. Zij verricht een functie waarbij het functieloon 110% WML (op basis van een 40-urige werkweek) bedraagt. Haar resterende verdiencapaciteit bedraagt 30% WML. G = WML; I = 20/40 x 0,6 x 1,1 WML = 0,33 WML per dag; M= 1,1 WML L= 0,66 WML/ 1 WML; R = 0,3 WML Inkomensondersteuning volgens de Wet: G-I, dit is voor Josien: WML – 0,33 = 0,67 Haar inkomen bedraagt volgens de Wet: 33% WML (loon werkgever) + 67% WML (inkomensondersteuning) = 100% WML. Zij bouwt geen pensioenrechten en sociale verzekeringsrechten omdat haar dagloon lager is dan WML loonkostensubsidie volgens voorstel LCR loonkostensubsidie: M-I= 1,1- 0,33 = 0,77 WML. Inkomen= 0,33 + 0,77 = 1,1 WML Josien ontvangt een dagloon van 1,1 WML en zij bouwt pensioen en sociale verzekeringsrechten op. Voorbeeld 4 Pieter werkt full-time en heeft een productiviteit van 40%. Hij verricht een functie waarbij het functieloon 110% WML bedraagt. Zijn resterende verdiencapaciteit is 40% WML. Hij wordt begeleid door een jobcoach. G= WML ; I = 0,4 x 1,1 = 0,44 WML per dag; L= 0,44 WML per maand; R= 0,4 WML M= 1,1 WML per dag Inkomensondersteuning Pieter volgens de Wet: M-I, voor Pieter betekent dit: 1,1WML- 0,44 WML= 0,66 WML per dag. Zijn inkomen per maand bedraagt: O,44 WML (loonwerkgever) + 0,66 inkomensondersteuning= 110% WML Hij bouwt geen pensioenrechten en sociale verzekeringsrechten op omdat zijn dagloon lager is dan WML. volgens LCR: Loonkostensubsidie voor werkgever ter hoogte van M-I. Dit is: 0,66WML Inkomen per maand volgens LCR: Loon van werkgever: 1,1 WML (gedispenseerde loon, 0,44 WML + 0,66 WML Loonkostensubsidie). Pieter bouwt pensioenrechten en sociale verzekeringsrechten op omdat zijn dagloon hoger is dan WML. 7