• Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag
• • • •
Tel.: 070-789 07 70 Fax :070 -789 07 74 E-mail:
[email protected] www.landelijkeclientenraad.nl
Aan de leden Vaste Tweede Kamer Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Den Haag, 1 april 2008 Ref.: LCR 080032A/ER/JL Geachte dames en heren, Op 2 april heeft uw Kamer een Algemeen Overleg over re-integratie. De Landelijke Cliëntenraad wil hierbij nog een aantal punten onder uw aandacht brengen. 1 Veel onduidelijkheid over besteding re-integratiemiddelen 2 Afbouw gesubsidieerde arbeid 3 Meer maatwerk noodzakelijk 4 IRO en PRB Ad 1 Veel onduidelijkheid over besteding re-integratiemiddelen De LCR constateert dat het eigenlijk schrikbarend is hoe weinig we weten met betrekking tot de inzet van re-integratiemiddelen en de beoogde doelen in relatie tot de bereikte effecten. In 2002 stelde het kabinet ruim 3 miljard euro aan gemeenten en UWV beschikbaar voor re-integratie. In 2007 is dat iets meer dan 2 miljard, 1,6 miljard voor het W-deel van gemeenten en circa 400 miljoen voor het UWV. In 2006 hebben de gezamenlijke gemeenten 200 miljoen van het W-deel niet besteed. Uit het kabinetstandpunt re-integratie blijkt dat in 2004 25% van de reintegratiemiddelen worden besteed in de private sector (re-integratiebedrijven). Op grond van deze gegevens werd door gemeenten in 2006 voor 350 miljoen in de markt ingekocht en ruim 1 miljard werd uitgeven aan activiteiten in eigen beheer. Over de in de markt bestede middelen is enige nader informatie bekend. Uit de gegevens die Blik Op Werk bij de keurmerkbedrijven verzamelt, blijkt dat in 2006 24% van de door gemeenten ingekochte trajecten gericht zijn op plaatsing in regulier werk (84 miljoen). Maar liefst 64% (224 miljoen) van de door de gemeente ingekochte trajecten bij keurmerkbedrijven heeft betrekking op diagnostische onderzoektrajecten. Anders gezegd werd door de gemeente ingezet om de eigen cliënten te leren kennen. Wat er daarna met de opgedane kennis wordt gedaan, valt niet te achterhalen. Bij de inzet van de middelen voor activiteiten in eigen beheer (ruim 1 miljard) is het volgende bekend. Ultimo 2006 besteden gemeenten circa 600 miljoen aan de oude vormen van gesubsidieerde arbeid. Resteert ruim 400 miljoen waarvan onduidelijk is waaraan deze re-integratiemiddelen zijn besteed en met welk doel en welk resultaat.
Figuur: schatting besteding W-deel in 2006
Meer inzicht bestaat over de besteding van UWV. Het re-integratiebudget van het UWV bedraagt ruim 400 miljoen. Hiervan wordt 130 miljoen besteed aan WWgerechtigden en ruim 270 miljoen aan Arbeidsgehandicapten. Het budget voor arbeidsgehandicapten wordt niet alleen uitgegeven aan trajecten ook voorzieningen als werkplekaanpassingen, vervoersvoorzieningen en jobcoaches worden uit het budget gefinancierd. Uit de Blik op Werk rapportage over keurmerkbedrijven blijkt dat in 2006 82% van de door UWV ingekochte trajecten zijn gericht op plaatsing in regulier werk. Uit de vierde voortgangsrapportage IRO blijkt dat 50 tot 60% van de gestarte trajecten een IRO traject is. Het kabinet zet in op het selectief inzetten van re-integratiemiddelen. Uit de toelichting blijkt dat het kabinet dan doelt op het slechts inzetten van reintegratiemiddelen voor die groepen die re-integratie ondersteuning ook werkelijk nodig hebben. Over hoe de middelen aan deze groepen moeten worden ingezet, doet het kabinet geen uitspraak. De LCR vraagt zich af hoe het kabinet straks kan beoordelen of er zoals zij wensen alleen re-integratiemiddelen worden ingezet voor hen die dat nodig hebben? Beleidsvrijheid is verworden tot een ondoorzichtige inzet van middelen en een gebrek aan inzicht van de beoogde doelen en resultaten. In een dergelijk speelveld is geen goed beeld te vormen van de effectiviteit van re-integratie. De LCR twijfelt niet aan het nut van re-integratie. Met name mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben behoefte aan ondersteuning om te kunnen participeren. Ook twijfelen wij niet aan het nut van evaluatie van de besteding van middelen om te zien of de beoogde doelen ook bereikt zijn.
2
De LCR verzoekt u zorg te dragen dat de inzet van re-integratiemiddelen inzichtelijk wordt. Hoeveel middelen worden ingezet voor welke groepen, met welk doel en met welk resultaat. Ad 2 Afbouw gesubsidieerde arbeid Op de vraag van uw Kamer hoe het staat met de afbouw van Melkert/ID-banen bij gemeenten, antwoordt het kabinet het volgende. Volgens gegevens uit de WIW- en ID monitor is er sprake van de volgende ontwikkeling: • Eind 2002 stonden er 82.619 mensen geregistreerd. • Begin 2005 blijken nog 43.800 personen werkzaam te zijn in ID-baan of WIW-dienstbetrekking; • Eind 2006 zijn nog 28.060 personen werkzaam in oude vormen van gesubsidieerde arbeid. In de periode 2002 – eind 2006 zijn er dus 82.619 – 28.060 = 54.559 ID-banen en WIW-dienstbetrekkingen verdwenen. Uit door het kabinet verstrekte gegevens blijkt dat: • van de 7.560 personen die per 1 januari 2005 niet meer in de registratie voorkomen is 5.430 in 2005 nog aan het werk. • Van de 12.130 personen waarvan in de loop van 2005 de ID-baan of WIWdienstbetrekking is beëindigd is eind 2005 nog 6.200 personen aan het werk. Deze gegevens maken inzichtelijk dat 11.630 personen nog werken en 8.060 werkloos zijn geworden. De LCR constateert dat er geen inzicht bestaat over de overige personen, (54.559 – (7.560 + 12.130) = 34.869. U hebt het kabinet gevraagd welke mogelijkheden het kabinet ziet om de mensen die u nog steeds gesubsidieerd werken naadloos over te brengen in participatiebanen. Het kabinet antwoordt dat uitvoering van het reintegratiebeleid en daarmee de uitvoering van participatiebanen aan de gemeenten is. Gezien de doelgroep van de participatieplaatsen is het volgens het kabinet niet waarschijnlijk dat die mensen in participatieplaatsen worden geplaatst omdat deze mensen veel dichter bij de arbeidsmarkt staan en al een arbeidscontract hebben. Ook hier dreigt dus opnieuw onduidelijkheid. Voor hen die na beëindiging van hun ID-baan of WIW-dienstbetrekking geen werk hebben behouden, gaat de redenering van het kabinet niet op. De vraag is dan ook of de gemeenten hen wel zal overbrengen naar participatieplaatsen? Hoe komen we er achter of dit wel of niet gebeurt. De LCR verzoekt u aandacht te vragen voor de ruim 30 duizend mensen waarvan de ID-baan of WIW-dienstbetrekking is verdwenen. Ad 3 Meer maatwerk noodzakelijk Het kabinet pleit in het kabinetsstandpunten re-integratie en evaluatie SUWI voor meer maatwerk. Het pleidooi voor meer maatwerk wordt door de LCR van harte toegejuicht. De wijze waarop het kabinet meer maatwerk wil bewerkstellingen, roept bij de LCR veel vraagtekens op. Op welke wijze wordt de uitvoering geprikkeld maatwerk te leveren?
3
Het kabinet mikt in deze op verbetering van de samenwerking van UWV en gemeenten in de Locatie Werk en Inkomen (LWI) en op de professionaliteit van de medewerkers in de LWI. Onduidelijk is hoe het kabinet kan beoordelen of er maatwerk is geboden. Zoals de LCR reeds eerder en vaker heeft opgemerkt, leidt samenwerking van ketenpartners niet vanzelfsprekend tot het centraal stellen van de vraag van werkzoekenden. De inzet van het kabinet op versterking van de regie van opdrachtgevers bij re-integratie stemt de LCR in deze verre van gerust. De cliënt is in het huidige en voorgestane systeem te veel speelbal van de uitvoering. Er zijn geen waarborgen gesteld om maatwerk te realiseren. Het feit dat niet langer complete trajecten maar deelproducten worden ingekocht die op maat aan de cliënt kunnen worden aangeboden, is geen garantie van maatwerk. Want wie bepaalt welke producten noodzakelijk zijn? Wie bepaalt wat maatwerk is? Bij de professional aan het roer schuilt een risico van willekeur. Dat vraagt om voldoende tegenwicht. In het voorgestane beleid is dat nauwelijks ingebouwd. Op uw vraag welke mogelijkheden de cliënt heeft als hij geen traject krijgt aangeboden, antwoordt het kabinet dat tegen de beslissing tot het niet toekennen van ondersteuning bezwaar en beroep mogelijk is. De LCR vindt dit een uiterste middel. Waarbij wij ons afvragen of gemeenten en UWV het niet toekennen van een traject ook in alle gevallen vastleggen in een beschikking. De LCR is van mening dat naast de mogelijkheid van bezwaar en beroep een wettelijk recht voor de cliënt op een second-opinion met betrekking tot de reintegratievisie en het re-integratie aanbod, noodzakelijk is. Daarnaast blijven wij van mening dat de mogelijkheid om onafhankelijk advies in te winnen onlosmakelijk verbonden is aan het bieden van voldoende tegenwicht. De LCR vindt het een onbegrijpelijke gedachte van het kabinet dat bij een goed functionerende keten de mogelijkheid van onafhankelijk advies niet meer nodig is. Het realiseren van een goedwerkende keten is juist gebaat bij het feit dat cliënten een onafhankelijk advies kunnen vragen en goed voorbereid aan de tafel van de werkcoach verschijnen. In het vergezicht SUWI heeft de LCR samen met het Breed Platform Verzekerden en Werk en het WAO-café het belang van een onafhankelijke informatie en adviesfunctie uiteengezet. De LCR verzoekt u zorg te dragen dat: 1. de mogelijkheid van onafhankelijk advies bij de arbeidsadviseur ook na 2010 blijft bestaan; 2. de cliënt een wettelijk recht krijgt voor een second-opinion met betrekking tot de re-integratievisie en de inzet van re-integratie ondersteuning; Ad 4 IRO en PRB Tot slot willen wij wijzen op het succes van de IRO. De LCR ziet de IRO als een derde element van tegenwicht en goede garantie van maatwerk. In de vierde voortgangsrapportage IRO blijkt dat IRO-trajecten een hogere bruto-plaatsingscijfers opleveren ten opzichte van reguliere trajecten. Gemeenten maken nauwelijks gebruik van de mogelijkheid om cliënten een Persoonsgebonden Re-integratiebudget te bieden. Daar waar gemeenten hiervan wel gebruik maken, zien we net als bij de IRO hogere bruto-plaatsingscijfers.
4
De IRO kan slechts worden ingezet voor complete trajecten. In het kader van vraagsturing en meer mogelijkheden voor tegenwicht vanuit de cliënt pleit de LCR voor het aanpassen van de regelgeving rond het IRO waardoor het gebruik van IRO ook mogelijk wordt bij het inzetten van afzonderlijke producten. Tevens pleiten wij voor aanpassing van de WWB met betrekking tot het PRB. Wij pleiten voor een wettelijk recht op PRB. Dit betekent niet dat iedereen automatisch een PRB krijgt toegekend. De noodzaak van de inzet van reintegratieondersteuning is een voorwaarde en het moet gaan om een ‘goed’ plan. In Breda heeft men dat goed op het netvlies daar kan iedereen (WWb-cliënten en nuggers) een PRB krijgen tenzij….. Dat tenzij betekent dat er ondersteuning bij het vinden van werk noodzakelijk is en het door de cliënt voorgelegde plan aan de gestelde eisen voldoet. Bij het uitvoeren van het PRB werkt Breda nauw samen met de onafhankelijke arbeidsadviseurs. In de folder over het PRB worden cliënten gewezen op de mogelijkheid van het inwinnen van onafhankelijk advies bij het nadenken over en het vormgeven van een PRB aanvraag. Breda heeft zich gerealiseerd dat het beoordelen van een plan niet kan samengaan met het adviseren van de cliënt bij het opstellen van een plan. De vermenging van deze rollen belemmert vraagsturing. De LCR verzoekt u zorg te dragen dat: 1. het verkrijgen van een IRO ook mogelijk wordt voor de inkoop van afzonderlijke producten of deeltrajecten; 2. het recht op een PRB wettelijk in de WWB wordt verankerd. De LCR zal de ontwikkelingen met betrekking tot re-integratie blijven volgen en is gaarne bereid zijn standpunten nader toe te lichten. Met vriendelijke groet,
Drs J.P. Laurier Voorzitter van de LCR Samenstelling Landelijke Cliëntenraad • Landelijke cliëntenorganisaties: Christelijk Nationaal Vakverbond/Vakcentrale voor Middengroepen en Hoger personeel (CNV/MHP), Chronisch zieken en Gehandicaptenraad Nederland (CG-Raad), Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, publieke sector), Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA), Samenwerkingsverbanden Landelijk Overleg Minderheden (LOM), • Toegevoegde leden: Cliëntenbond in de geestelijke gezondheidszorg/Stichting Landelijke Patiënten en Bewonersraden in de geestelijke gezondheidszorg (Cliëntenbond/LPR), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, private sector), VG-belangen, • vertegenwoordigers van cliëntenraden: cliëntenraden CWI, SVB en UWV, • vertegenwoordigers van de gemeentelijke cliëntenparticipatie: Landelijk Netwerk Cliëntenorganisaties/Samenwerkingsverband Mensen Zonder Betaald Werk (LNCO/SMZBW), Landelijke Vereniging Thuislozen (LVT), Landelijk overleg cliëntenraden Sociale Zekerheid (LocSZ).
5