Landelijk Kader Forensische Diagnostiek Jeugd Richtlijnen en afspraken ten aanzien van de inhoud, organisatie, samenwerking en kwaliteitseisen
Den Haag 1 september 2014
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Besturing 1.4 Leeswijzer 1.5 Samenwerkingspartners 2. Afbakening forensische diagnostiek voor jeugdigen 2.1 Definitie van FDJ 2.2 Producten van FDJ 2.3 Output van FDJ 2.4 Inzet varianten zowel binnen strafrechtelijk als civielrechtelijk kader 3. Kwaliteitscriteria aan FDJ 3.1 Strafrecht 3.2 Civielrecht 4. Organisatie: verantwoordelijkheden en taken ketenpartners 4.1 Openbaar Ministerie (OM) en Zittende Magistratuur (ZM) 4.2 Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) 4.3 Nederlandse Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) 4.4 Gecertificeerde instelling 4.5 Ouders en advocaten 4.6 (Rechts)positie cliënt 5. Omgangsafspraken t.a.v. het Kader
4 4 4 4 4 5 6 6 6 7 9 10 10 11 14 14 15 16 18 18 19 21
Bijlagen A: Handreiking BooG wegingsinstrument noodzaak en soort Pro Justitia B: Criteria voor afweging GBM Zie voor actuele formulieren, vraagstellingen en kwaliteitskaders rondom de civielrechtelijke en strafrechtelijke rapportages de volgende websites: www.kinderbescherming.nl www.nifp.nl
2
3
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Voor u ligt de herziene versie van het Landelijk Kader Forensische Diagnostiek Jeugd (hierna: het Kader)1. Deze treedt in werking per 1 september 2014. In het Kader staan de richtlijnen en afspraken ten aanzien van inhoud, organisatie, samenwerking en kwaliteitseisen van forensische diagnostiek voor jeugdigen(hierna: FDJ) in zowel een strafrechtelijk als civielrechtelijk kader. Aanleiding voor het herzien van het Kader is een evaluatie die heeft plaatsgevonden in 20092. Aanbevelingen betroffen het aanscherpen van gemaakte afspraken en richtlijnen, het (nog beter) borgen van de doelmatigheid en de kwaliteit van de FDJ. De Tweede Kamer is op 8 juli 2010 per brief3 ingelicht over het feit dat de bevindingen uit de evaluatie zijn geaccepteerd en dat het Kader wordt aangepast. De Nationale Ombudsman heeft aanbevolen te reflecteren op de rol en taak van het Nederlandse Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) bij het toetsen van deskundigenrapportages en te komen tot een kwaliteitsverbetering van die toets en de advisering van de rechter op dit punt4. 1.2 Doel Het Kader dient bij te dragen aan verbetering van kwaliteit en tijdigheid van forensisch diagnostische rapportages voor jeugdigen. Het Kader bevat daarom: - afbakening van het begrip ‘forensische diagnostiek’; - kwaliteitscriteria voor proces, actoren en producten; - verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokken ketenpartners. 1.3 Besturing Dictoraat-Generaal Jeugd en Sanctietoepassing (DGJS) is verantwoordelijk voor het vaststellen en het beheer van het Kader. Om de kwaliteit en tijdigheid van de rapportages te borgen, stuurt DGJS de keten beleidsmatig aan. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt FDJ afgebakend. Hoofdstuk 3 bevat de criteria voorproces, actoren en producten. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de organisatie van FDJ. In hoofdstuk 5 staan de overige afspraken die van toepassing zijn. 1
Eerste versie Landelijk Kader Forensische Diagnostiek in de Jeugdzorg is vastgesteld op 29 juni 2002. Evaluatie Landelijk Kader Forensische Diagnostiek Jeugd, DSP-groep, Amsterdam, 11 november 2009. 3 Kamerstukken II, 2009/2010, 31 839, nr.63 4 Rapport betreffende een klacht over het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en de Raad voor de Kinderbescherming te Rotterdam, rapportnummer 2011/222, 1 augustus 2011 2
4
1.5 Samenwerkingspartners De onderstaande partners zijn gebonden aan de regels en afspraken zoals opgenomen in het Kader: - Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP); - Raad voor de Kinderbescherming (RvdK); - Openbaar Ministerie (OM) en Zittende Magistratuur (ZM); - uitvoerders van FDJ; - Gecertificeerde instellingen5.
5
Na 1-1-2015 is dit Kader verplicht voor huidige Bureaus Jeugdzorg, landelijk werkende instellingen en andere op dat moment gecertificeerde instellingen. Met oog op de decentralisatie en omwille van de leesbaarheid dient in het gehele document waar ‘gecertificeerde instelling’ staat tot 1-1-2015 ‘BJZ’ gelezen te worden. Landelijk werkende landelijke instellingen, te weten de William Schrikker Groep, SGJ, Leger des Heils, zijn net als Nidos gedurende 2014 niet gebonden aan het Kader. Echter, hantering van de in het kader opgenomen regels en afspraken is wel aanbevolen voor desbetreffende instellingen.
5
2. Afbakening forensische diagnostiek voor jeugdigen (FDJ) 2.1 Definitie FDJ Reguliere diagnostiek Reguliere diagnostiek is het volgens methodische principes onderzoeken van de aard en de oorzaak van de eventuele stoornis of problematiek van de onderzochte (jeugdige en zijn cliëntsysteem), waarmee de (gedragswetenschappelijke of psychiatrische) vraagstelling beantwoord kan worden. De onderzoeksgegevens kunnen gebruikt worden om de hulpvraag, d e problematiek en de daarmee samenhangende factoren, alsook de aangrijpingspunten voor een mogelijke therapeutische oplossing, in zinvol en oorzakelijk onderling verband te brengen. Forensische Diagnostiek FDJ omvat dezelfde methoden als reguliere diagnostiek, maar dient ten behoeve te zijn van een justitiële beslissing. Daarbij zijn de volgende kaders mogelijk: - jeugdstrafrecht; - een (onderzoek naar de noodzaak van een) civielrechtelijke maatregel van kinderbescherming; - een rechterlijke beslissing inzake gezagsvoorziening en omgangsregeling na scheiding; - een contra-expertise of second opinion in het kader van bovenstaande mogelijkheden. 2.2 Producten van FDJ Binnen dit Kader vallende volgende producten onder FDJ: - In strafrechtelijk kader: o Pro Justitia rapportage via het NIFP (in opdracht van de Officier van Justitie of de Rechter (- commissaris)). Dit kan zowel een advies ten behoeve van een opleggingsrapportage als een 4-jaarsverlening betreffen; o aanvullend gedragsdeskundig onderzoek naar aanleiding van de afname van het LIJ 2b door de RvdK (par 3.1.3 Protocol Straf RvdK). Dit betreft met name gedragsdeskundig onderzoek in het kader van de advisering van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) door de RvdK. - In civielrechtelijk kader: o gedragsdeskundige component van het raadsonderzoek; o gedragsdeskundig onderzoek via het NIFP (aangevraagd door RvdK, (kinder)rechter of gecertificeerde instelling); o gedragsdeskundig onderzoek door een medewerker van een gecertificeerde instelling.
6
2.3 Output van FDJ Pro Justitia rapportage in strafrechtelijk kader De Pro Justitia rapportage via het NIFP kan als output hebben: - psychiatrische en/of psychologische voorlichting over de persoon van de verdachte; - diagnostiek betreffende de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens; - uitspraken en uitleg over het eventuele verband tussen een aangetroffen gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis en het ten laste gelegde; - een ‘zorg’-taxatie en ontwikkelingsprognose; - een ‘risico’-taxatie en gevaarsprognose; - een advies over een eventueel binnen een juridisch kader te treffen maatregel / straf en/of behandeling; - een advies over de verlenging van een PIJ-maatregel of de eventuele omzetting van PIJ in TBS. De varianten van de Pro Justitia rapportage zijn: - enkelvoudig psychologisch onderzoek; - enkelvoudig psychiatrisch onderzoek; - multidisciplinair onderzoek van psycholoog en psychiater; - tripleonderzoek (als bovenstaand multidisciplinair, uitgebreid met rapportage RvdK en/of andere milieurapportage); - enkelvoudig psychologisch of psychiatrisch onderzoek, aangevuld met forensisch milieuonderzoek; - klinische observatie6. Ook kan ondersteunend onderzoek vanuit een andere discipline ingezet worden, bijvoorbeeld neurologisch, neuropsychologisch of klinisch genetisch onderzoek. Gedragsdeskundig onderzoek in opdracht van of uitgevoerd door de RvdK binnen strafrechtelijk kader (GBM) Het gedragsdeskundig onderzoek uitgevoerd door de RvdK kan als output hebben: - pedagogische en/of psychologische voorlichting over de persoon van de verdachte; - diagnostiek betreffende een eventuele niet leeftijdsadequate ontwikkeling van de jeugdige en/of stoornis; - een ‘zorg’-taxatie en ontwikkelingsprognose van de jeugdige; - een ‘pedagogische’-taxatie van de ouders, in relatie tot de (aangetroffen problematiek van de) jeugdige;
6
Hiertoe kan alleen besloten worden door rechter-commissaris na consultatie van één of meer gedragsdeskundigen
7
-
een advies m.b.t. strafrechtelijke afdoening en/of noodzakelijke hulpverlening aan/behandeling van de jeugdige en zijn ouder(s) binnen het kader van een GBM.
Gedragsdeskundig onderzoek in opdracht van ZM, een gecerticifeerde instelling of in opdracht van/ uitgevoerd door de RvdK in civielrechtelijk kader Het gedragsdeskundig onderzoek via het NIFP in opdracht van ZM, BJZ of in opdracht van/uitgevoerd door de RvdK kan als output hebben: - In beschermingszaken: o pedagogische en/of psychologische en/of psychiatrische7 beschrijving van de persoon van de jeugdige; o diagnostiek betreffende een eventuele niet leeftijdsadequate ontwikkeling en/of stoornisvan de jeugdige; o een taxatie van de pedagogische mogelijkheden van de ouders/verzorgers/netwerk in relatie tot de eventuele aangetroffen problematiek van de jeugdige; o een ‘zorg’-taxatie en ontwikkelingsprognose van de jeugdige; o psychologische en/of psychiatrische beschrijving van de persoon van de ouders/verzorgers; o een ‘pedagogische’-taxatie van de ouders/verzorgers, indien van toepassing in relatie tot eventuele psychische en/of psychiatrische problematiek van de ouders; o een advies over noodzakelijke hulpverlening aan/behandeling van de jeugdige en zijn ouders/verzorgers. - Machtiging gesloten jeugdzorg: o instemmingsverklaring met het oog op een verzoek machtiging gesloten jeugdzorg. - Gezag- en omgangzaken: o pedagogische en/of psychologische en/of psychiatrische beschrijving van de persoon van de jeugdige; o diagnostiek betreffende een eventuele niet leeftijdsadequate ontwikkeling en/of stoornis van de jeugdige; o een taxatie van de pedagogische mogelijkheden van de verzorgende en de nietverzorgende ouder in relatie tot de eventuele aangetroffen problematiek van de jeugdige; o een ‘pedagogische’-taxatie van de ouders, in relatie tot eventuele psychische en/of psychiatrische problematiek van de ouders; o een advies (gepaard met voorwaarden, indicaties en contra-indicaties) over gezag, verdeling van zorg- en opvoedtaken, de hoofdverblijfplaats van de kinderen en omgang met ouder zonder gezag/derden. Een gedragsdeskundig onderzoek in civielrechtelijk kader kent meerdere varianten:
7
De RvdK wel als opdrachtgever, niet als uitvoerder van psychiatrisch onderzoek
8
-
-
enkelvoudig psychologisch/orthopedagogisch en/of psychiatrisch; dit kunnen één of meer rapporteurs met dezelfde achtergrond zijn (bijvoorbeeld bij een psychologisch onderzoek naar zowel volwassene als kind); multidisciplinair (combinatie van bovenstaande vormen).
2.4 Inzet varianten zowel binnen strafrechtelijk als civielrechtelijk kader De voornoemde onderzoeksvarianten kunnen ingezet worden in de vorm van een: - regulier forensisch diagnostisch onderzoek; - een secundair dubbel onderzoek: in aansluiting op het onderzoek van de eerste deskundige, door een deskundige die een andere discipline/specialisme vertegenwoordigt. Te denken valt aan een psychiatrisch onderzoek volgend op een psychologisch onderzoek; - second-opinion: een verzoek om de test- en onderzoeksgegevens vanuit het eerste onderzoek waarbij de cliënt is gezien door de deskundige, te overleggen aan een tweede deskundige die dezelfde discipline vertegenwoordigt als de eerste deskundige, en die (opnieuw) de bestaande gegevens interpreteert en daarover rapporteert; - een contra-expertise: een verzoek om de vraagstelling opnieuw voor te leggen aan een extern deskundige die dezelfde discipline vertegenwoordigt als de eerste deskundige, en die dezelfde vraagstelling opnieuw onderzoekt.
9
3. Kwaliteitscriteria met betrekking tot FDJ Om te zorgen dat de kwaliteit en uniformiteit van de forensisch diagnostische rapportages en rechtsgelijkheid geborgd worden, zijn criteria opgesteld voor de diverse stappen in het proces. Deze criteria zijn bindend voor de partners die volgens dit Kader werken. De criteria hebben betrekking op: - noodzaak en variant onderzoek(§1); - uniforme vraagstelling(§2); - criteria mbt de rapportage(§3); - criteria mbt de rapporteur(§4). 3.1 Strafrecht 3.1.1 Noodzaak en variant Een onderzoek wordt enkel aangevraagd als het daadwerkelijk meerwaarde oplevert en bijdraagt aan een gewogen justitiële beslissing. De afweging hiervoor wordt in ieder geval mede gebaseerd op het door het NIFP ontwikkelde hulpmiddel ‘Beslissingsondersteuning onderzoek Geestvermogens (BooG)’8. BooG is sinds de invoering van de landelijke benoemingsprocedure het hulpmiddel voor casefinding door het OM van zaken waarin Pro Justitia rapportage of een daaraan voorafgaand consult door het NIFP kan worden geïndiceerd. De RvdK beschikt over een eigen module in BooG die op basis van de gegevens uit de vroeghulp wordt geraadpleegd en adviseert over de wenselijkheid van een rapportage c.q. een NIFP-consult. Daarnaast vindt er een indicatie-overleg plaats tussen gedragsdeskundigen van de RvdK en NIFP, waarin voorgeleide jongeren worden besproken. Het indicatie-overleg adviseert het OM (en soms ZM) over noodzaak en type rapportage. De opdrachtgever (OM/ZM) kan, eventueel op advies van het indicatie-overleg, een verzoek doen aan het NIFP om een voorgeleidings-of trajectconsult uit te voeren. Een psychiater of psycholoog van het NIFP voert dan een consult uit om te bepalen of en welk type rapportage geïndiceerd is. Een dergelijk consult wordt in ieder geval aangevraagd bij de overweging van een klinische observatie. Er kunnen ook andere redenen zijn om een consult aan te vragen, zoals bij het vermoeden van complexe problematiek of vraag naar bijzondere zorg. 3.1.2 Uniforme vraagstelling Landelijk wordt gewerkt met een uniforme vraagstelling zoals op landelijk niveau is afgesproken met OM/ZM9. De vragen dienen gedragsdeskundig gericht te zijn en de justitiële besluitvorming te ondersteunen.
8 9
Zie bijlage A www.nifp.nl
10
3.1.3 Criteria mbt de rapportage De strafrechtelijke rapportage moet aan een aantal kwaliteitseisen voldoen: - volledigheid en consistentie; - heldere onderbouwing; - juridisch advies moet op haalbaarheid getoetst zijn; - ‘ state of the art’ werkwijzen gehanteerd; - conclusies vloeien logisch voort uit onderzoeksbevindingen; - tijdigheid van de rapportage; - voor de cliënt begrijpelijke taal; - helder onderscheid tussen feiten en meningen. Het NIFP heeft een kwaliteitskader ontwikkeld voor de Pro Justitia rapportage. In dit kwaliteitskader zijn o.a. de eisen opgenomen die vanuit het tuchtrecht aan rapporteurs worden gesteld. Landelijk wordt gewerkt volgens een zelfde rapportageformat voor de Pro Justitia rapportages10. De RvdK heeft een kwaliteitskader en protocollen met o.a. eisen aan gedragsdeskundigen. De RvdK heeft een eigen format voor de GBM rapportages11. 3.1.4 Criteria mbt de rapporteur Rapporteurs die forensisch strafrechtelijk onderzoek uitvoeren, moeten minimaal aan de volgende criteria voldoen: - BIG-registratie (en voor psychiaters: opgenomen in het specialistenregister als (kinder-en jeugd) psychiater) of NVO-registratie orthopedagoog generalist of NIP-registratie psycholoog kinder en jeugd; - op het moment van het onderzoek niet onderworpen aan krachtens enige wet opgelegde beperking of voorziening wegens ongeschiktheid; - doet aan de binnen het vak voorgeschreven deskundigheidsbevordering en reflectie. Aanvullende eisen aan NIFP rapporteurs zijn: - registratie in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD); - heeft de door het NIFP verzorgde opleiding voor Pro Justitia rapporteurs jeugd straf gevolgd; - neemt deel aan forensische bijscholing en intervisie. Aanvullende eis gedragsdeskundige bij de RvdK is: - is ingeschreven in het Kwaliteitsregister Jeugd. 3.2 Civielrecht 3.2.1 Noodzaak en variant onderzoek 10 11
Zie www.nifp.nl Zie www.kinderbescherming.nl
11
Een civielrechtelijk forensisch diagnostisch onderzoek dient alleen aangevraagd te worden als het daadwerkelijk meerwaarde zal opleveren en zal bijdragen aan een gewogen justitiële beslissing. Daarnaast kan per casus door een opdrachtgever indicatie-overleg worden gevoerd met het NIFP over noodzaak van onderzoek, de te onderzoeken personen, het type onderzoek en de vraagstelling. 3.2.2 Uniforme vraagstelling De vraagstelling voor FDJ binnen civielrechtelijk kader dient van gedragsdeskundige aard te zijn en dient als onderbouwing van de rechterlijke beslissing. De vragen dienen logisch te volgen uit de probleemanalyse die op basis van de voorinformatie is gemaakt. Voor de aanvraag van een civielrechtelijk onderzoek is een format beschikbaar dat kan dienen als basis voor het onderzoek en probleemanalyse12. Bij de formulering van de onderzoeksvragen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gestandaardiseerde vragen uit het aanvraagformat, waarin de voor een specifieke casus relevante onderzoeksvragen worden aangekruist. 3.2.3 Criteria mbt rapportage De civielrechtelijke rapportage moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: - volledigheid en consistentie; - heldere onderbouwing; - juridisch advies moet op haalbaarheid getoetst zijn; - ‘ state of the art’ werkwijze gehanteerd; - conclusies vloeien logisch voort uit onderzoeksbevindingen; - voor de cliënt begrijpelijke taal; - helder onderscheid tussen feiten en meningen. Het NIFP heeft een kwaliteitskader voor de civielrechtelijke rapportages. In dit kwaliteitskader zijn o.a. de eisen opgenomen die vanuit het tuchtrecht aan rapporteurs worden gesteld. Landelijk wordt gewerkt volgens een zelfde rapportageformat13.Ook de RvdK heeft een kwaliteitskader en protocollen met o.a. eisen waaraan de gedragsdeskundige dient te voldoen. 3.2.4 Criteria mbt de rapporteur Rapporteurs die civielrechtelijk forensisch onderzoek doen, moeten aan de volgende eisen voldoen: - BIG-registratie (en voor psychiaters: opgenomen in het specialistenregister als (kinder-en jeugd) psychiater) of NVO-registratie orthopedagoog generalist of NIP-registratie psycholoog kinder en jeugd; - op het moment van het onderzoek niet onderworpen aan krachtens enige wet opgelegde beperking of voorziening wegens ongeschiktheid; - doet aan de binnen het vak voorgeschreven deskundigheidsbevordering en reflectie. 12 13
Zie voor het format www.nifp.nl Zie de website van het NIFP voor het kwaliteitskader en het rapportageformat: www.nifp.nl
12
Aanvullende eis aan NIFP rapporteurs is: - heeft de door het NIFP verzorgde opleiding voor Pro Justitia rapporteurs civiel gevolgd. Aanvullende eis gedragsdeskundige bij de RvdK is: - is ingeschreven in het Kwaliteitsregister Jeugd.
13
4. Organisatie: verantwoordelijkheden en taken ketenpartners Het hoofdproces van FDJ bestaat voor zowel strafrechtelijke als ook civielrechtelijke diagnostiek in abstractie uit de volgende stappen:
• Adviseren
•Aanvragen/ opdracht geven
•Bemiddelen
•Uitvoeren
•Kwaliteitsfeedback
• Toetsen of vraag beantwoord is
In de volgende paragraven zijn de verantwoordelijkheden op hoofdlijnen beschreven. 4.1 Openbaar Ministerie (OM) en Zittende Magistratuur (ZM) 4.1.1 Opdracht geven tot Pro Justitia rapportage straf Opdracht geven tot Pro Justitia rapportage (strafrecht) is voorbehouden aan OM, ZM. Opdracht geven betekent: - bepalen dat het onderzoek uitgevoerd dient te worden; - aangeven wat voor soort onderzoek noodzakelijk is; - bepalen welke vragen beantwoord dienen te worden; - benoemen van de deskundige. Belangrijke aandachtspunten bij het verstrekken van de opdracht zijn: - OM/ZM krijgen vooraf advies van de RvdK of het NIFP over de noodzaak van een aanvraag, het soort onderzoek en de vraagstelling. Er vindt een indicatieoverleg plaats, waarbij de partijen hun eigen (juridische) verantwoordelijkheid behouden; - OM/ZM kan gebruik maken van de webapplicatie BooG om een keuze te maken of er een onderzoek dient te worden aangevraagd en zo ja welk type onderzoek aangevraagd dient te worden; - de opdracht wordt ingediend middels een opdrachtbrief met een standaard vraagstelling inclusief relevante bijlagen; - de opdracht verloopt conform de landelijk door OM, ZM en NIFP overeengekomen benoemingsprocedure. 4.1.2 Opdracht geven tot civiele rapportage De rechter kan binnen het civielrechtelijke kader forensisch diagnostisch onderzoek opdragen. Bij het verstrekken van een opdracht tot civiele rapportage neemt de rechter een beslissing over:
14
-
de noodzaak van de aanvraag; het soort onderzoek; de vraagstelling.
Belangrijke aandachtspunten bij het verstrekken van de opdracht tot civiele rapportage zijn: - de rechter kan desgevraagd advies krijgen van het NIFP over de noodzaak van het onderzoek, het soort onderzoek en de vraagstelling; - de rechter kan gebruik maken van het weginginstrument ‘noodzaak aanvraag civielrechtelijke rapportage’14; - de opdracht geschiedt via het standaardaanvraagformulier civielrechtelijke rapportage inclusief vragenlijst; - de opdracht verloopt via het NIFP. 4.1.3 Toetsen of de vraag beantwoord is Als aanvrager toetst de rechter of de vraag beantwoord is. Belangrijke punten hierbij zijn: - de rapportage is van kwaliteitsfeedback voorzien door het NIFP alvorens deze bij de aanvrager terugkomt; - de aanvrager bepaalt of er eventuele vervolgstappen nodig zijn (extra vragen, nieuw onderzoek ed.). 4.2 Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) 4.2.1 Adviseur in strafrechtelijk kader De RvdK geeft gevraagd en ongevraagd advies aan OM en ZM over de noodzaak van een rapportage, het soort rapportage en de vraagstelling. Overleg met het NIFP hierover vindt plaats in het indicatieoverleg en conform gemaakte afspraken. 4.2.2 Uitvoerder in strafrechtrechtelijkkader Gedragsdeskundig onderzoek uitgevoerd door gedragsdeskundigen van de RvdK in het kader van de advisering van de gedragsbeinvloedende maatregel (GBM). 4.2.3 Aanvrager in civielrechtelijk kader De RvdK kan binnen het civielrechtelijke kader forensisch diagnostisch onderzoek aanvragen. Bij het verstrekken van een opdracht tot civiele rapportage neemt de RvdK een beslissing over: - De noodzaak van het onderzoek; - het soort onderzoek; - de vraagstelling.
14
Zie www.nifp.nl voor het wegingsintrument.
15
Belangrijke punten bij het aanvragen van civielrechtelijk onderzoek: - de RvdK kan desgevraagd advies krijgen van het NIFP over de noodzaak van onderzoek, soort onderzoek en vraagstelling; - de RvdK kan gebruik maken van het weginginstrument ‘noodzaak civielrechtelijkerapportage’; - de RvdK maakt gebruik van het standaardaanvraagformulier civielrechtelijkerapportage inclusief vragenlijst; - de aanvraag verloopt via het NIFP; - hanteren van zorgvuldigheidseisen voor cliёntrechten, zoals genoemd in het Kwaliteitskader en protocollen 2013. 4.2.4 Toetsen of de vraag beantwoord is Als aanvrager toetst de RvdK of de vraag beantwoord is. Belangrijke puntenhierbij zijn: - de rapportage is van kwaliteitsfeedback voorzien door het NIFP alvorens deze bij de aanvrager terugkomt; - de aanvrager bepaalt of er eventuele vervolgstappen nodig zijn (extra vragen, nieuw onderzoek ed.). De gedragsdeskundige van de RvdK toetst de rapportage marginaal, waarbij hij de conclusies in de rapportage beoordeelt in het licht van de gehanteerde onderzoeksmethoden. De door de Raad gehanteerde toetsingscriteria zijn gebaseerd op uitspraken van NVO, NIP en het Regionaal Tuchtcollege. 4.2.5 Uitvoerder in civielrechtelijk onderzoek Gedragsdeskundigen van de RdvK kunnen in het kader van een beschermingsonderzoek en/of een gezag- en omgangsonderzoek een civielrechtelijk diagnostisch onderzoek uitvoeren15. 4.3 Nederlandse Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) 4.3.1 Adviseren in strafrechtelijk kader In het indicatieoverleg adviseren NIFP en RvdK over de noodzaak van strafrechtelijke rapportages en het soort onderzoek. Bij twijfel over noodzaak en/of soort onderzoek kan het NIFP een face-to-face consult uitvoeren. Dit is ook mogelijk indien de Officier van Justitie of de rechter-commissaris het NIFP hiertoe verzoekt. Op grond van de bevindingen voortkomend uit dit consult kan het NIFP aan de Officier van Justitie dan wel rechter-commissaris adviseren over de noodzaak van strafrechtelijk forensisch diagnostische rapportages en het type onderzoek. 4.3.2 Adviseren in civielrechtelijk kader 15
De Raad voor de Kinderbescherming werkt in gedragsdeskundig onderzoek bij screening voor buitenlandse kinderen ter adoptie (BKA), dat strikt genomen niet onder dit Kader valt, conform de eigen kwaliteitseisen en analoog aan dit LKFDJ.
16
Op verzoek van de RvdK, gecertificeerde instelling of (kinder)rechter adviseert het NIFP over de noodzaak van civielrechtelijk onderzoek, soort onderzoek en vraagstelling. 4.3.3 Coördinatie Het NIFP zoekt de juiste onderzoeker bij het gevraagde onderzoek en houdt daarbij rekening met de specifieke expertise van een rapporteur en met de kwaliteitseisen die aan rapporteurs worden gesteld. Het NIFP kan een aanvraag die binnen het kader valt niet weigeren. Wel kan het NIFP aan de opdrachtgever aangeven dat een onderzoek niet geïndiceerd is of dat er teveel contra-indicaties voor het uitvoeren van een onderzoek zijn. Voor de strafrechtelijke Pro Justitia rapportages zijn landelijke afspraken gemaakt over doorlooptijden. Bij de civielrechtelijke onderzoeken spreekt het NIFP met opdrachtgever en uitvoerder een datum af waarop het onderzoek afgerond dient te zijn. Het NIFP bewaakt de onderzoekstermijnen en rappelleert indien nodig. Daarnaast is het NIFP beschikbaar als vraagbaak, zowel voor de opdrachtgever als voor de rapporteur. Het is de verantwoordelijkheid van het NIFP om een totaaloverzicht te hebben van rapporteurs in de regio. Het NIFP dient op de hoogte te zijn van de uitvoeringsmogelijkheden (capaciteit en deskundigheid) van de verschillende rapporteurs. 4.3.4 Kwaliteitsborging in strafrechtelijk en civielrechtelijk kader Het NIFP geeft feedback op de conceptrapportage, die door de rapporteur wordt ingezonden. Hierbij wordt getoetst of het advies voldoet aan de kwaliteitseisen. De feedback wordt gegeven door een vakgenoot en in specifieke gevallen een jurist. Voor de feedback wordt gebruik gemaakt van een feedbackformulier16. Indien een rapport niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet, zal het NIFP in eerste instantie de rapporteur in staat stellen het rapport aan te passen aan de gestelde eisen. Blijft een rapporteur echter in gebreke dan zullen er maatregelen genomen worden: - Als naar de mening van de betrokken NIFP-medewerker een rapportage kan leiden tot verkeerde voorlichting van de opdrachtgever, met mogelijk verstrekkende gevolgen voor de onderzochte(n) en/of zijn/hun naasten, signaleert hij dit in een begeleidende, door een jurist getoetste brief aan de opdrachtgever. Hierin kan eventueel worden voorgesteld om alleen een bepaald gedeelte van het rapport te gebruiken of een andere rapporteur te benoemen en de zitting uit te stellen.
16
Zie voor de feedbackformulieren met toelichting www.nifp.nl
17
-
Indien een onderzoeker meerdere malen onder de gestelde norm levert, zal de onderzoeker niet meer worden gevraagd te rapporteren.
4.3.6 Scholing en opleiding Het NIFP is verantwoordelijk voor (de ontwikkeling van) de opleidingen tot Pro Justitia rapporteur en de bijscholing van de rapporteurs, zowel voor strafrecht als voor civielrecht. 4.4 Gecertificeerde instelling 4.4.1 Aanvragen civielrechtelijk forensisch diagnostisch onderzoek In het kader van civielrecht heeft de gecertificeerde instelling de mogelijkheid om forensisch diagnostisch onderzoek aan te vragen ten behoeve van een justitiële beslissing. Bij het verstrekken van een opdracht tot civiele rapportage neemt de gecertificeerde instelling een beslissing over: - de noodzaak van onderzoek; - het soort onderzoek; - de vraagstelling. Belangrijke punten bij de aanvraag van civielrechtelijk onderzoek door de gecertificeerde instelling zijn: - de gecertificeerde instelling kan desgevraagd advies krijgen van het NIFP over de noodzaak van onderzoek, soort onderzoek en vraagstelling; - de gecertificeerde instelling kan gebruik maken van het weginginstrument ‘noodzaak civielrechtelijke rapportage’ om te bepalen of een rapportage noodzakelijk is; - de aanvraag geschiedt via het standaardaanvraagformulier civielrechtelijke rapportage inclusief vraagstelling; - de aanvraag verloopt via het NIFP, niet rechtstreeks via de Pro Justitia rapporteur. 4.4.2 Uitvoeren civielrechtelijk onderzoek Gedragsdeskundig onderzoek in een civiel kader uitgevoerd door gedragsdeskundigen van de gecertificeerde instelling zelf, dient te voldoen aan de kwaliteitseisen uit het kader FDJ. 4.5 Ouders en advocaten Ouders en advocaten hebben de mogelijkheid om forensisch onderzoek aan te vragen. Zij dienen dit in beginsel zelf te bekostigen en vallen buiten het systeem van FDJ17, tenzij de aanvraag via de rechtbank verloopt. Ook kunnen second opinion onderzoeken en contra-expertises lopen via een verzoek van de rechtbank als neutrale opdrachtgever (en financier). Dan vallen ze binnen het Kader.
17
Het is aan te raden om het onderzoek door een geregistreerde onderzoeker te laten doen. Onderzoekers staan geregistreerd in het openbare Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD)
18
4.6 (Rechts)positie cliёnt 4.6.1 Rechten cliёnten voorafgaand aan onderzoek Na de beslissing tot een civielrechtelijk onderzoek, stelt de opdrachtgever een concept-brief op. De opdrachtgever bespreekt de concept-brief met de te onderzoeken persoon/personen en/of diens wettelijke vertegenwoordiger(s). Voordat een onderzoek door een rapporteur wordt gestart, is vereist dat cliënten instemmen met het onderzoek, de vraagstelling en de meegezonden stukken. Onder bepaalde omstandigheden kan de rechter besluiten om ook zonder instemming van de cliënten een deskundigenonderzoek te bevelen18. Bij een strafrechtelijk onderzoek worden jongere en ouders (bij jongeren < 16 jaar) wel ingelicht over de aanvraag, maar zij hoeven hier niet mee in te stemmen. 4.6.2 Rechten cliёnten tijdens onderzoek De rapporteur licht de cliënt op duidelijke wijze, en desgevraagd schriftelijk, in over de opzet en werkwijze van het onderzoek. Tevens wijst hij de cliënt op zijn rechten: bij strafzaken het inzage- en correctierecht, bij civiele zaken het inzage-, correctie-en (in bepaalde gevallen) blokkeringsrecht. Ook wijst hij de cliënt op het recht een klacht in te dienen bij het NIFP of de RvdK, bij het College van Toezicht van de betreffende beroepsvereniging of bij het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Een cliënt kan de rapporteur schriftelijk en beargumenteerd verzoeken om bepaalde personen te raadplegen. Wijzigingen van de onderzoeksopzet kunnen slechts met toestemming van de opdrachtgever en (bij civiele onderzoeken) de cliënt plaatsvinden, via bemiddeling van het NIFP. 4.6.3 Rechten cliёnten na afloop van onderzoek Na de afronding van het onderzoek dient de rapporteur de cliënt in de gelegenheid te stellen de concept-rapportage in te zien, te bespreken en becommentariëren. Indien een cliënt niet in staat blijkt om tijdens de bespreking van de rapportage zijn commentaar te formuleren, wordt hem de mogelijkheid geboden om binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van de cliënt, alsnog zijn commentaar kenbaar te maken. Bij civiele onderzoeken geldt daarnaast dat indien het onderzoek plaatsvindt op basis van door de cliënt gegeven toestemming, de cliënt deze toestemming om te rapporteren aan de opdrachtgever kan intrekken. Dit kan slechts betrekking hebben op gegevens betreffende de cliënt zelf of de kinderen waarover de cliënt het gezag heeft. Tijdens en na de afronding van het onderzoek heeft een cliënt het recht op
18
Ingeval de cliënt(en) niet instemmen met het onderzoek (en/of de vraagstelling en/of de meegezonden stukken) en er niet alsnog overeenstemming bereikt kan worden, kan de RvdK mits er voldaan is aan de voorwaarden die de wet stelt voor het treffen van een beschermingsmaatregel, de rechter verzoeken om een maatregel op te leggen en in dat kader een onderzoek te gelasten. Ook in het kader van lopende maatregel kan een onderzoek zonder toestemming van de cliënten worden ingezet (via aanwijzing of beslissing van de kinderrechter). Indien het doel van het te laten verrichten van een onderzoek is gelegen in een verzoek van de rechter om te adviseren over het gezag, de (hoofd)verblijfplaats en of de verdeling van de zorg –en opvoedingstaken of de omgang, kan de weigering van de cliënt om mee te werken aan een deskundigenonderzoek voor de RvdK aanleiding zijn om de rechter te adviseren een deskundigenonderzoek te bevelen.
19
verbetering, aanvulling of verwijdering van op hem betrekking hebbende feitelijke gegevens in het dossier/rapport, indien hij kan aantonen dat de opgenomen gegevens onjuist of onvolledig zijn, gelet op de doelstelling van het onderzoek niet ter zake dienend, of onrechtmatig zijn verkregen. Bij civielrechtelijke rapportages hebben onderzochten in bepaalde gevallen recht op blokkering van een over hen uitgebracht rapport. Het gaat daarbij om situaties waarbij de onderzochte meent dat zijn privacy wordt geschonden door het uitbrengen van het rapport. Als de rapporteur niet tot een voor de onderzochte acceptabele aanpassing van het rapport kan komen, kan onderzochte de verzending aan opdrachtgever blokkeren. Hierbij gaat het om gegevens die de onderzochte zelf betreffen. De rapporteur moet hierbij een belangenafweging maken: het recht op blokkering van de rapportage moet worden afgewogen tegen het recht op bescherming van een minderjarige. Het recht op privacybescherming, de grondgedachte waarop het blokkeringsrecht is gestoeld, zal niet altijd zwaarder wegen dan het recht van een minderjarige op een veilige en ongestoorde ontwikkeling. Dit kan dus betekenen dat de rapporteur ondanks het beroep op blokkering, toch het rapport uitbrengt wanneer andere belangen daartoe dwingen. De motivatie van zowel cliënt als rapporteur wordt schriftelijk vastgelegd, zodat beroep mogelijk is. Besluit de rapporteur het verzoek om blokkering wel te honoreren, dan brengt de rapporteur het rapport niet uit en laat dit via het NIFP schriftelijk weten aan de opdrachtgever. De opdrachtgever is in een dergelijk geval wel verplicht de onderzoeker te betalen, hoewel er uiteindelijk geen rapportage wordt geleverd.
20
5. Omgangsafspraken t.a.v. het Kader Het beheer van het Kader is in handen van DGJS (Ministerie van Veiligheid en Justitie). De werkwijze wordt vijfjaarlijks geëvalueerd op bruikbaarheid/werkbaarheid en op de verbetering in de kwaliteit en tijdigheid van rapportages. Het Kader wordt indien nodig op basis van de evaluatie aangepast.
21
BIJLAGE A - Indicatiestelling - BooG BooG (Beslissingsondersteuning onderzoek Geestvermogens) is het instrument voor de casefinding door het OM van zaken waarin PJ-rapportage en/of een daaraan vooraf gaand consult door het NIFP kan worden geïndiceerd. Het is een webapplicatie waarin elke nieuwe zaak wordt vergeleken met significant gebleken gegevens van een groot aantal andere zaken. Naast het OM beschikken ook de Raad voor de Kinderbescherming en het NIFP over een module in BooG die geraadpleegd kan worden bij het geven van advies over de wenselijkheid van en het soort PJ-rapportage.
22
BIJLAGE B - Criteria voor afweging van onderzoek en advies Gedragsbeïnvloedende Maatregel (GBM) De Raad voor de Kinderbescherming maakt in zijn onderzoek in jeugdstrafzaken op basis van een aantal criteria een afweging om al dan niet een gedragsdeskundig onderzoek uit te voeren om te bepalen of een gedragsbeïnvloedende maatregel zinvol kan worden geadviseerd. Criteria Bij de jeugdige moet sprake zijn van ernstige gedragsproblematiek en/of opvoedings-/ gezinsgerelateerde problematiek19. Wat betreft de strafrechtelijke status moet de jeugdige een meer-veelpleger/ harde kern-jongere (m.a.w. met duidelijke strafrechtelijke antecendenten) of een first offender met een ernstig delict zijn. Daarnaast moet het recidive risico hoog zijn. Er is een intensieve reactie nodig gelet op risicofactoren (criminogene factoren) evt. in combinatie met een gebrek aan beschermende factoren. Er worden behandelmogelijkheden gezien bij de jeugdige in een ambulant kader, inclusief enige motivatie daarvoor bij jeugdige en ouders. De GBM moet naar verwachting kunnen bijdragen aan de verder ontwikkeling van de jeugdige. Wat betreft het juridische kader is verder nog van belang bij de afweging: Het vrijwillig kader voor behandeling is een gepasseerd station. De mogelijkheden voor behandeling in civielrechtelijk kader zijn beperkt. Een jeugdreclasseringmaatregel met een enkele voorwaarde lijkt onvoldoende. Een (voorwaardelijke) PIJ is/lijkt niet wenselijk of mogelijk. Besluit Het besluit tot het gedragsdeskundig onderzoek wordt genomen in een multidisciplinair overleg waarin bovenstaande criteria aan een professionele afweging worden onderworpen.
19 In de Samenwerkingsafspraken tussen NIFP en Raad inzake GBM (2012) staat: “In principe verricht een gedragsdeskundige van de Raad voor de Kinderbescherming het zgn. GBM-onderzoek, tenzij er sprake is van: a. (een vermoeden van) een psychiatrische stoornis (en/of b. een indicatie voor een multidisciplinair pro Justitia-onderzoek, d.w.z. psychologisch en psychiatrisch onderzoek.”
23