Nu Laika, inti en cultuurcentrum Hasselt lesmap
0. INLEIDING Deze lesmap bij de voorstelling NU bestaat uit vier delen. In een eerste deel gaan we in op de makers, de inspiratiebronnen en achtergronden. Deze informatie willen we u graag meegeven, minder voor de voorbereiding dan wel voor het nagesprek met de leerlingen. Het tweede deel verkent het thema van de voorstelling: de tijd en hoe we die beleven. We gaan uit van de titel, denken even na over de tijd, verkennen de tijd in onze taal, maken een uitstapje naar de poëzie om er te ervaren wat de tijd met mensen doet. Omdat de klankband (met een hedendaags woorden: de soundscape) van NU erg belangrijk is, bieden we wat materiaal om daar op een eenvoudige manier rond te werken. NU is een dansvoorstelling. Daar gaat het derde deel van deze lesmap over: met enkele voorbereidende dansoefeningen willen we de leerlingen de eigenheid van hedendaagse dans aan laten voelen. Immers, dit is geen theater, hier worden nauwelijks woorden gebruikt: alles wordt gezegd met het lichaam. Het vierde deel is voor achteraf: het nagesprek. We hopen dat u daar tijd voor kan en wil maken, omdat we ervaren hebben dat leerlingen heel veel gezien hebben tijdens de voorstelling, maar dat onvoldoende vinden omdat ze per sé een ‘verhaal’ willen ontdekken. Maar NU is geen verhaal, het is een associatieve dansverkenning van tijd, relaties, gevoelens, ervaringen, situaties.
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
2
1. VOOR DE LERAAR 1.1. algemeen: hedendaagse dans Dansen is zó eenvoudig en kan altijd. Zelfs hier en nu! Dit deel is enkel relevant wanneer u als leerkracht het vermoeden hebt dat de leerlingen onvoldoende vertrouwd zijn met hedendaagse dans. Hedendaagse of moderne dans is een vorm van dans waar en groot publiek minder vertrouwd mee is. Voor velen, ook voor kinderen, is een dansvoorstelling een combinatie van klassieke muziek en een ballerina op spitzen in een rokje uit thule (ook wel ‘tutu’ genoemd). Wij willen de kinderen graag leren dat een dansvoorstelling ook anders kan zijn, dat het begrip ‘dans’ méér inhoudt dan we doorgaans denken. kort gesprek over moderne dans met oefening: Als we aan dansen denken, denken we aan muziek . En aan bewegen met ons lichaam. Dansen is dus bewegen op muziek met ons lichaam. Zó eenvoudig is dat. Of toch niet? Wat als we bewegen zonder muziek? Of als we alleen met ons hoofd bewegen? Is dat dan nog ‘dans’? Het antwoord in moderne dans is: ja. – Vraag de kinderen of ze wel eens dansen. Wanneer doen ze dat? Hoe doen ze dat (wat heb je daarvoor nodig)? Wat voor muziek hoort daarbij? Hoort daar wel muziek bij? – Laat de kinderen enkele fragmenten van popmuziek horen en vraag hoe je daarop kunt dansen. Laat enkele kinderen dit voordoen. Bespreek de verschillende manieren waarop gedanst wordt. – Laat nu enkele fragmenten van jazzmuziek horen. Hoe kun je daarop dansen? Laat weer enkele kinderen dit voordoen en bespreek de verschillende dansvormen. – Laat nu enkele fragmenten van (lichte) klassieke muziek horen. Hoe kun je daarop dansen? Laat weer enkele kinderen dit voordoen en bespreek de verschillende dansvormen. – Is er iemand die op stilte kan en wil bewegen? – Laat nu andere fragmenten horen van zowel popmuziek als jazz en klassieke muziek. Vraag bij elk fragment waar de muziek over gaat. Welk verhaal vertelt de muziek? Laat de kinderen associatief een verhaal bedenken. – Hierna laat u de fragmenten nog een keer horen, waarbij de kinderen dansend het verhaal uitbeelden. – Bespreek hoe de kinderen het vonden om dansend het verhaal van de muziek uit te beelden. Dansen ze nu anders dan wanneer ze vrij op de muziek dansen? Volgen ze de veranderingen in de muziek? – Als afsluiting laat u enkele nieuwe fragmenten horen. Enkele kinderen beelden dansend het verhaal uit dat de muziek volgens hen vertelt. Ze vertellen dit niet, maar proberen het al dansend te laten zien.
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
3
De andere kinderen raden na afloop welke verhaal dansend is uitgebeeld. Herkenden de kinderen wat dansend is uitgebeeld? Of hoorden zij een ander verhaal? 1.2. de dansvoorstelling NU 1.2.1. de makers Steven Brys (scenografie en licht), Thomas Devens (dans), Ilythyia de Lignière (dans), Anabel Schellekens (dans), Bert Van Gorp (dans), Gerhard Verfaillie (dramaturgie). Anabel en Thomas vormen de kern van inti, het dansgezelschap dat het initietief nam voor deze voorstelling.
1.2.2. hun inspiratie waarom een voorstelling voor kinderen? Voor inti (Anabel Schellekens en Thomas Devens) is de interactie tussen ruimte, beweging en toeschouwer van groot belang. De beweging bepaalt de ruimte, de ruimte geeft betekenis aan de beweging. De toeschouwer wordt zo rechtstreeks mogelijk betrokken bij de voorstelling. In Nu gaat inti de uitdaging aan om ook jonge toeschouwers op een zo direct mogelijke manier aan te spreken over een thema dat via beweging en dans herkenbaar wordt gemaakt. Bij hun vorige voorstellingen zaten er geregeld kinderen in het publiek. Ze waren duidelijk geboeid en gaven soms verrassende beschrijvingen van wat ze gezien hadden, of hoe ze de voorstelling beleefd hadden. Het viel ook op dat ze gefascineerd waren door de handelingen die betrekking hadden op licht, geluid en decor: het verzetten van een voorwerp, het aan-/uitknippen van een lamp, schaduwen, een schoen die achterblijft, ... Thomas Devens en Anabel Schellekens hadden tijdens vorige repetities al vaker gefantaseerd over materiaal voor een familievoorstelling. Reacties van kinderen op hun voorstellingen sterkten hen in de overtuiging dat de wereld van kinderen dicht kan aansluiten bij dans en bij hun artistieke visie rond beweging, ruimte en publiek. ‘Direct contact met het publiek’ is een lijn die inti ook doortrekt in de uitwerking van haar workshops voor scholen. Speciaal voor Nu ontwikkelt inti drie verschillende educatieve lijnen die apart of gecombineerd aan haar jong publiek aangeboden kunnen worden. waarom NU? Het uitgangspunt van Nu zijn nauwe verwantschappen tussen verschillende generaties. Een bron van inspiratie is – naast andere - Boudewijn Büchs roman De kleine blonde dood. Het boek exploreert de relatie tussen vader en zoon. In het eerste deel spreekt de schrijver als zoon van zijn vader, in het tweede deel als vader van zijn zoon. De herkenbaarheid komt er zo op twee niveaus: vanuit het kind
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
4
of vanuit de vader, die tegelijk ook naar het kind kijkt. Het roept bij ons de centrale vraag op: ‘Hoe verhoudt een kind zich tot zijn ouder en later, zelf ouder, tot het eigen kind?’
Er wordt vertrokken vanuit één punt in de tijd: nu. Wij ervaren die beweging in de tijd echter niet als rechtlijnig naar !wat was" en naar !wat zal zijn", maar eerder als circulair, zodat verleden en toekomst elkaar ook kunnen tegenkomen - een zoon kan immers zelf een vader worden op een dag, bijvoorbeeld. Juist op die kruispunten gebeurt er iets belangrijks: alles krijgt een ander perspectief binnen het kader van eindigheid. !Nu" doet ons beseffen dat dingen komen, maar ook weer gaan en weer terugkomen in een andere gedaante om vervolgens opnieuw te verdwijnen. Het is niet de bedoeling om het expliciet over de dood te hebben, maar wel over wat belangrijk wordt in het licht van verandering en verlies: onvoorwaardelijkheid, roekeloosheid, zorgzaamheid, herinnering.
De verhoudingen tussen de vier performers spelen een belangrijke rol: Thomas Devens (dynamische danstaal, confrontatie met de ruimte, insinuerend), Bert Van Gorp (!Vlaamsche" roccoco, beeldenrijk, veel), Anabel Schellekens (poëtisch, pure bewegingstaal in relatie met ruimte) en Ilythyia de Lignière (pittig, speels krachtig, heel lijfelijk). In duetten leveren onderlinge combinaties sterke verbanden, wendingen en situaties op: vader-zoon, ouder-kind, man-vrouw, tweelingen…
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
5
2. VOOR VOORAF: THEMA 2.1. verkennend gesprek vanuit de titel De titel van de voorstelling is NU. In een open klassengesprek vraagt u de leerlingen wat die titel zou kunnen betekenen, waarom de makers deze titel gekozen zouden kunnen hebben. Meestal starten de leerlingen met antwoorden die vanuit de realiteit komen: ‘dat het nu gaat beginnen’, ‘dat ze nu gaan spelen’… Vervolgens schakelen ze over naar begrippen als vroeger, verleden en geven ze dus aan dat het over de tijd gaat. Maak tijdens het gesprek een tijdsas op het bord met VROEGER-NU-TOEKOMST en laat de leerlingen er vervolgens impressies en waarden onder schrijven. Zo maken ze duidelijk hoe ze verleden en toekomst ervaren. Maak daarbij ook een onderscheid tussen waarden die uit hun PERSOONLIJKE leefwereld komen (grootvader sterft, feest van oudere broer…) en meer ALGEMENE referenties (vb. oorlog, ridderavonturen…). NU we weten dat het over de tijd zal gaan, kan u er de flyer of de affiche bijhalen: laat de leerlingen die grondig bekijken en bespreken. Voor wie nog iets verder wil gaan: ° Hoe wisten mensen hoe ‘laat’ het was toen er nog geen horloges waren? (de natuurlijke tijd van de seizoenen, zaaien, groeien, oogsten // de stand van de zon // dag en nacht) ° Hoe zouden de leerlingen de tijd voorstellen: als een cirkel, een pijl of nog anders? Waarom? ° Als we even uitgaan van een pijl, een tijdsas, wat is er dan voor en achter die pijl? ° Hoe kan het dat 10 minuten les voor de ene leuk en amusant is en voor de andere vervelend? ° Wat is vervelen? ° Wat is verlangen? (denk aan het mooie gedicht van P.C. Hooft: verlangen is de tijd, die ik verkorten wil, verlengen) ° Wat is tijd? Tot welke definitie kunnen we leerlingen komen? (ter vgl. zie woordenboek)
2.2. de tijd in taal Hoewel we ervan uitgaan kunnen gaan dat de tijd er gewoon is, buiten onze wil en macht om, willen we als mens wel graag greep krijgen op die tijd. Dat blijkt heel duidelijk uit ons taalgebruik. Als startoefening staat TIJD centraal groot op het bord. We gaan op zoek naar samenstellingen en afleidingen: hoeveel woorden kennen de leerlingen? Ongetwijfeld hebben de leerlingen (behalve als u er een woordenboekoefening van maakt) enkele begrippen niet gevonden. Wat zouden de volgende woorden kunnen betekenen volgens hen:
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
6
tijdsbestek tijdrekening tijdsruimte tijdverdrijf tijdschakelaar Vervolgens gaan we op zoek naar uitdrukkingen met TIJD: tijd maken tijd verliezen
bij de tijd zijn zijn tijd vooruit zijn
tijdrovend de tijd gaat traag / snel de tijd vliegt zijn tijd afwachten de goede oude tijd de tijd doden zijn beste tijd gehad hebben ten tijde van Opvallend:
* er zijn veel ‘negatieve’ zegswijzen over de tijd (linkerkolom) * mensen zijn/willen meester zijn over tijd: ze maken, doden, verliezen tijd…
2.3. een tijdsduik in gedichten Achteraan in deze lesmap staan enkele gedichten over de persoonlijke belevenis van tijd. Hoe u er ook mee omgaat (lezen, voorlezen, groepjes), ze verkennen enkele manieren van tijds-belevenissen: ° de trage of ‘ambetante’ tijd: verveling, ziekte, alleen-zijn, dood ° de blijde tijd: verliefd, feest ° de stille tijd: genieten van het moment, de stilte, de natuur Deze tijdsaspecten zijn belangrijke invalshoeken geweest voor de voorstelling. Scènes verwijzen duidelijk naar een leuk dansfeest, andere refereren naar het wachten op iets. In de klankband horen we spelende kinderen, het buitenleven, een onweer… Het is niet de bedoeling dit vooraf aan de leerlingen te vertellen, maar het lijkt ons wel goed dat de leerlingen kennis genomen hebben van deze diverse tijdservaringen.
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
7
2.4. foto’s uit de tijd Foto’s leggen de tijd vast, zo geven ze een tijdsbeeld. Welke informatie lezen we allemaal uit een foto? Als bijlage vindt u vijf foto’s uit de oude doos. groepsopdracht Uit welke tijd dateren deze foto’s volgens de leerlingen? Daarbij zullen ze gebruik maken van de persoonlijke tijd: grootvader, overgrootmoeder… Waaruit blijkt dat? Laat ze zich identificeren met één personage uit een foto en een korte voorstelling van zichzelf maken: naam, leeftijd, beroep, woonplaats, … oefening De leerlingen brengen een foto van zichzelf en grootouder(s) mee naar de klas. In kleinere groepjes worden alle foto’s dooreen gegooid. Kunnen ze de juiste grootmoeder/vader bij de juiste leerling plaatsen? Via een geleend fotoboek uit de bibliotheek, kunnen ze zelfs foto’s van hun voorouders in de 17
de
eeuw zoeken….
2.5. een duik in de wereld van klanken en geluiden Hier willen we een aantal spelvormen uitwerken die uitgaan van geluid en - niet te vergeten - van stilte. Daarbij wordt de stap gemaakt van het registreren van geluiden naar het zelf produceren van geluiden. Wel dient opgemerkt dat we hierbij de stem als geluidsbron NIET aanwenden. Instap Laat elke leerling opschrijven wat hij/zij allemaal aan geluiden hoort als iedereen het "stil" maakt. Daarna vergelijken: iedereen hoort andere geluiden! Mijn ... geluiden Elke leerling maakt een lijstje van een 5-tal favoriete geluiden en van een aantal vreselijke geluiden. Laat ze vertellen welke gevoelens die geluiden opwekken, waarom ze die geluiden mooi of lelijk vinden,... Benadruk vooral dat de leerlingen via bijwoorden en adjectieven het geluid en/of het gevoel zo precies mogelijk omschrijven. Blind luisteren Door iemand te blinddoeken wordt de functie van o.a. het horen en luisteren nog essentiëler. Zo kan u de andere leerlingen vragen om beurt 1 voorwerp te laten vallen dat door de 'blinde' geraden moet worden. De andere leerlingen kan gevraagd worden met een voorwerp uit de klas een geluid te
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
8
maken (bordflappen, stoel, deur, schrijfgerief, boterhamdoos, drinkfles, brief in omslag, handen over de vloer wrijven,...), wat tot een heuse geluidenquiz kan leiden. Daarnaast kan u aan een tweede leerling vragen een geblinddoekte klasgenoot/ote te leiden door de ruimte. Enkele afspraken: de 'ziende' mag de blinde niet aanraken noch verstaanbare woorden produceren, de 'blinde' mag zich nergens tegen stoten. Nog iets moeilijker wordt het als u alle leerlingen van de klas inschakelt om een 'blinde' te leiden doorheen een parcours als ze elk alleen maar één lucifersdoosje hebben om geluid mee te maken!
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
9
3. VOOR VOORAF: DANSOPDRACHTEN 3.1. Raad – je – praatje (verwijst naar de fluisterscène)
•
Doel: Via een simpel fluister- en ‘uitbeeldings’spelletje leren de kinderen dat ze aan een beweging een eigen betekenis kunnen geven. (die niet altijd dezelfde hoeft te zijn als die van hun klasgenoot.)
•
Muziek: --
•
Benodigdheden: Een aantal kaartjes met daarop voorbereidde woorden en/of zinnen:
Bijv. -
koekenpan
-
tandwiel
-
kerktoren
-
paardenstaart
-
blije mus
-
ik dans rond
-
ik maak golven, ik word zee
-
ik zweef en ik beef
-
ik dans sneller dan het licht
-
ik ben verlegen ik maak, me klein
-
ik ben stoer, ik maak me groot en breed
-
ik ben een berg, ik dans op en neer
Uiteindelijk zou het leuk zijn als de leerlingen zelf, zinnetjes verzinnen. Afhankelijk van de groep kan je vertrekken van woorden en naar meer complexe zinnen gaan. •
Omschrijving:
De leerlingen worden verdeeld in groepjes van 3. (*) Eentje is ‘de bron’ (X), eentje ‘ de boodschapper’ (Y) en de laatste ‘de uitvoerder’(Z). Elk groepje staat vooraan de klas. X trekt één van de bovenvermeldde kaartjes en fluistert de inhoud hiervan aan Y. ‘Zeg eens tegen Z dat hij/zij danst als een koekenpan’ Y fluistert deze boodschap vervolgens door aan Z. ‘X wilt dat je danst als een koekenpan’. Z beeldt zonder (!) woorden uit wat hem/haar ingefluisterd is. De rest van de klas kan nu raden naar de betekenis van wat Z heeft laten zien. Belangrijk is dat elk antwoord juist kan zijn. De leerkracht vraagt ook soms naar het waarom van een antwoord. (na elke ronde verschuiven de rollen)
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
10
(*) je kan ook de klas in groepjes van 4-5 verdelen waarbij de overgeblevene(n) de raders worden. Op die manier kan het tegelijk gespeeld worden.
3.2. Blije tijd – improvisatie
•
Doel: De kinderen leren in een kort dansmoment zelf de 4 belangrijkste ingrediënten van dans te herkennen en te gebruiken.
•
Muziek: swingende jazz, Chet Baker, CD: Cheketah, No 4 “Four”
•
Benodigdheden: CD-speler, genoeg plaats (tafels en stoelen aan de kant)
Danskaarten: (4 categorieën, zelf te knutselen) Lichaamsdelen
Ruimte en Richting
Tempo en Ritme
Kwaliteit, fantasie
handen
op de plaats
langzaam
licht als een pluim
voeten
klein en groot
snel
strak als een robot
elleboog
omhoog - omlaag
met stops (alsof foto)
slap als een vaatdoek
knie(ën)
door de zaal (klas)
plots, accenten
stoer
schouders
vooruit - achteruit
herhaling
grappig
heupen
opzij, heen en weer
triest
hoofd
zig zag
hier kan je ze ook vragen om zelf wat te verzinnen.
armen
•
rond
Omschrijving:
De leerkracht begint met een kort vraaggesprekje: “Wanneer ben je blij? Hoe voel je je als je blij bent?” Zet de muziek op. Het is een groot en blij feest. Enthousiasmeer de de leerlingen om zonder schroom te dansen op de muziek. Daag ze in het begin wat uit: “ronddraaien, springen, twisten, shaken, ....” Na ongeveer een minuutje, trekt de leerkracht uit een stapeltje van één van de 4 categorieën telkens een kaart en roep int de groep wat erop staat. (Tip: begin met de lichaamsdelen) De leerlingen passen dit meteen in hun dans toe. Vervolgens legt de leerkracht de kaartjes verspreid door het lokaal ondersteboven. De leerlingen dansen individueel naar een kaartje, lezen het en draaien het weer om. Ze laten in hun dans hetgeen ze gelezen hebben zien. Ze kiezen zelf om naar een nieuw kaartje te dansen.
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
11
Een volgende mogelijke stap is om de groep te verdelen in twee-, drie- of vier-tallen. Waarbij eentje de voordanser is deze danst naar een kaartje, leest het en laat in zijn dans zien wat erop stond. De anderen kijken naar de voordanser en proberen te herkennen wat er in zijn dans het belangrijkste is. Ze copiëren hem/haar en dansen mee. Nadien is er kort tijd om te testen of ze juist geraden hadden. Als dit in de klas aanslaat en de leerkracht ziet het zitten om hier regelmatig mee aan de slag te gaan. Kan in een volgend stadium ook een combinatie van kaartjes uit verschillende categorieën aangeboden worden. De klas kan in kleine groepjes verdeeld worden. Elk groepje krijgt een aantal kaartjes (uit minstens twee verschillende categorieën) en maakt hiermee een kort stukje dans.
3.3. Ergste vijand en de Engelbewaarder
•
Doel: De kinderen worden zich bewust van zichzelf en van elkaar terwijl ze zich verplaatsen door een lokaal. Spelenderwijs leren ze af te wisselen in richtinggebruik en te variëren in tempo.
•
Muziek: Swingende muziek met een stevig tempo. Bijv. Buckshot Lefonque, CD: Music Evolution, No 4 “James Brown”.
•
Benodigdheden: CD-speler, een ruim lokaal of speelplaats
•
Omschrijving:
1. De leerkracht zet de muziek aan en geeft de leerlingen drie manieren om door de zaal te verplaatsen: -
gewoon, losjes, nonchalant (skate-cool) wandelen, met ronde bogen en bochten verplaatsen
-
supersnel, kriskras, snelle en plotse richtingwissels (mensen op hol)
-
strak, duidelijke richtingen, altijd van richting wisselen met rechte hoeken (strenge zakenmensen, strak in het pak)
Eerst geeft de leerkracht aan welke versie ze doen, dan gaan ze zelfstandig afwisselen. 2. “Ergste vijand”, ze moeten zelf blijven afwisselen tussen bovenstaande manieren, maar het gaat bepaald worden doordat ze voor zichzelf iemand kiezen die hun “ergste vijand” is. Bedoeling is dat ze tijdens het verplaatsen een zo groot mogelijke afstand moeten zien te bewaren tussen zichzelf en de “vijand”. (wijs ze erop James Bond-cool te blijven, alleen zij mogen weten wie hun gekozen vijand is) 3. Laat ze stilstaan, maar ze mogen nog niet verklappen wie de “vijand” is. Nu kiezen ze er een “beschermengel” bij. Dan hetzelfde als in punt 2, maar nu moeten ze ervoor zorgen dat hun “beschermengel” altijd tussen zichzelf en de “vijand” in staat. (de grootst mogelijke afstand vervalt hier). De leerkracht kan de leerlingen af en toe doen bevriezen. Vragen of de afstanden nog kloppen, moeten ze zich misschien corrigeren om terug veilig te staan? Er kan voor gekozen worden om te
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
12
wisselen van keuze, maar leuker is om het zo lang mogelijk geheim te houden en te blijven doen alsof er ‘geen vuiltje aan de lucht is’. Op het einde van de opdracht is het leuk om klassikaal te checken of de “vijand” niet te dichtbij is gekomen, of de “beschermengel” hem/haar inderdaad nog kan beschermen.
3.4. Hypnosemaster
•
Doel: De kinderen leren in dit dansspel elkaar te leiden en te volgen. Tegelijkertijd wordt het lichaam spelenderwijs in onvoorspelbare bewegingen en vormen gebracht.
•
Muziek: Eventueel rustige (niet te bepalend tempo) muziek op de achtergrond. Bijv. Zap mama, CD: Sabsylma, No 2 “Sabsylma”
•
Benodigdheden: CD-speler en een ruim lokaal
•
Omschrijving:
Basisgegeven van het spel is dat er en ‘hypnotiseur’(H) en een ‘slachtoffer’ (S) is. Elk hebben ze een vast lichaamsdeel waartussen een vaste afstand bestaat. S moet zorgen dat de afstand tussen de twee lichaamsdelen atijd bewaard wordt. H manipuleert, plaagt S door zijn lichaamsdeel in beweging te brengen en zorgt er zo voor dat S zich in diverse bochten en kronkels moet bewegen. In het spel kan je de volgende opbouw maken: -
Tweetal: 1 H en 1 S, H gebruikt zijn handpalm en S volgt deze met zijn neus.
-
Drietal: 1 H die zijn beide handen gebruikt en 2 S die elk met hun neus een handpalm volgen.
-
Viertal: 1H die beschikt over zijn 2 handen en zijn achterwerk (of een ander L-deel), 3 S die elk met hun neus een hand of het achterwerk volgen.
Na telkens een kort dansmomentje, schuift de rolverdeling door. Stimuleer de hypnotiseurs om hun slachtoffers in verplaatsing te krijgen. Laat ze ook afwisselen tussen snel en langzaam bewegen. Wijs ze er ook op dat ze moeten blijven samen dansen. Het is geen wedstrijd om te zorgen dat de ander niet meer kan volgen. Dit spel kan ook gebruikt worden als een insteek voor een groepsdans. Zet muziek op met een stevige en duidelijke beat, in een niet te hoog tempo. Eentje start in het midden met een heldere beweging die hij/zij in eenzelfde ritme kan blijven herhalen. Vervolgens wijst de leerkracht iemand aan die kiest om met een eigen lichaamsdeel (bijv. neus) een lichaamsdeel van de ander (bijv. knie) te gaan volgen. Zo gaat iedereen een voor een naar het midden (ze hoeven niet perse een lichaamsdeel van de eerste te volgen, kan ook van de anderen die er dan staan) tot heel de groep in beweging is. Dan kan er op aangeven van de leerkracht gespeeld gaan worden met snel en langzaam bewegen, groot en klein bewegen, stopmomenten, ze in en uit elkaar laten verplaatsen, ....
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
13
3.5. Zitten – Staan – Liggen
•
Doel: De kinderen krijgen een grote alertheid naar elkaar. Afwisselen tussen hoog-middenlaag als een ruimtelijk aspect. Het tijdselement ‘plots’ speelt een grote rol.
•
Muziek: --
•
Benodigdheden: stoelen
•
Omschrijving:
Drietallen: ieder heeft zijn eigen stoel. Uitgangspositie is dat er eentje zit, eentje staat en eentje ligt. Regel van het spel is dat je nooit met z’n tweeën hetzelfde mag doen. Toch moet je afwisselen in zitten, staan en liggen. Initiatief nemen en/of reageren.
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
14
4. VOOR ACHTERAF Onze ervaring na de try-outs is dat de leerlingen zich spontaan wat verwonderen over de voorstelling. Hedendaagse dans is een vorm waar ze minder vertrouwd mee zijn. De publieksopstelling (waardoor ze heel dicht rond het speelvlak zitten, NIET VERKLAPPEN VOORAF AUB) laat grote betrokkenheid toe, maar ook dat moet even wennen. MAAR we hebben ook ervaren dat de kinderen heel veel gezien hebben, verrassend veel zelfs en dat ze bijzonder veel kunnen duiden. Begin het nagesprek dan ook met de heel open vraag wat ze gezien hebben. Wellicht komen de meer spectaculaire delen van de voorstelling eerst aan bod. Dat is prima!
4.1. nagesprek Via meer open vragen gaat het dan vanzelf wel dieper: ervaringen van tijd, relaties tussen personages, thema. Ervaringen:
de blijde tijd (het dansfeestje aan het begin), verliefdheid, jongen spelend in zijn hok de moeilijke, ambetante tijd: de dood (piëta), de oorlog (bom), wachten
Personages:
de dansers wisselen vaak van personage, maar kinderen zien er vrij vlug de grootvader in, vader-zoon/dochter-relatie, verliefdheid man-vrouw,…
Thema:
tijd, ervaren van tijd, dood, liefde, kinderen-(groot)ouders
De klankband: wat hebben de leerlingen allemaal gehoord? Spelende kinderen (Waar? Waarom aan begin?) Vliegtuigen (Welke? Wanneer? – oorlog, dreiging) Onweer (Wat doen de dansers dan? Vissen, spelen in hok) Muziek (jazz in dansfeestje aan begin, beat om snel op te dansen, piëta: Albinoni : sfeer?) De dans: dansen ze altijd allemaal samen? Wanneer wel: dansfeest begin, scène met de laarzen = dansspel samen, blijde tijd). Hedendaagse dans maakt niet altijd gebruik van muziek, kan ook op klank en zelfs in stilte? Is daar voorbeeld van? Deze dans gebruikt ook de vloer: hoe?
4.2. creatieve verwerking ° een kort fictief interview laten schrijven of als korte spreekoefening in de klas laten brengen met één van de gedanste personages uit de voorstelling
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
15
° een kort IK-verhaaltje schrijven vanuit één van de personages ° laat de leerlingen een 5-tal foto's verzamelen die volgens hen met de voorstelling te maken hebben. Mondeling kunnen ze daarvoor dan wel een uitleg geven of laat ze er een nieuwe flyer of affiche mee ontwerpen.
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
16
Vader Als hij groot is, koop ik een auto. Kan hij die ’s zaterdagsochtends wassen. En een gazon. Dan moet hij dat maaien. Oude vrouwtjes jaag ik de straat op. kan hij die helpen oversteken. Knaapjes het wakke ijs. Die moet hij redden met levensgevaar. Eenmaal toch moet ik het meemaken dat ik Goedkeurend hem op de schouder kan kloppen, diep in de ogen kijk, verlegen mompel: Jongen, je vader is trots op je. (Anton Korteweg, Voor de goede orde, Meulenhoff)
Vaders Knuffelen gaat niet zo goed. Ze roepen hé joh, je weet het hé, en lezen de krant. Over de rand kijken ze mee Hoe je je huiswerk doet Of niet. Je staat versteld van Wat ze weten over de wereld. Meer dan van jou bijvoorbeeld. Vaders zijn zo. Ze laten niets merken Tot er iets is. Dan leer je ze kennen als moeders. (Johanna kruit, Als een film in je hoofd, Holland)
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
17
Adv. Soms denk ik in een bange droom dat moeder dood en vader dood en huis in brand en ik alleen. Waar moet ik heen? Een bankje In het park en als het regent Een krant boven mijn hoofd. Letters lekken door het dak; Een zin groeit uit mijn mond: Ik, blond, zoek thuis, brieven ond. (Ted van Lieshout, Multiple noise, Leopold)
Opa Hij heeft witte bretellen met glimmende klippen en hij rookt sigaren Mijn opa kan mooie verhalen vertellen over Egypte en z’n eerste auto en over de oorlogsjaren hij schildert vogels met waterverf en hij heeft een pensioen en ik wil niet dat hij ziek wordt en pijn heeft maar ik kan er niets tegen doen. (Thara Coppens, Trappen om vooruit te komen, Holland)
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
18
Ik zit me voor het open raam Onnoemelijk te vervelen. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen. (Godfried Bomans, Ongerjjmde rijmen, Het Spectrum)
Soms Soms, dan heb ik er flink de pest in. Zit het me opeens tot hier. Loop ik heel de dag te balen, vind ik iedereen een klier. Op mijn kamer: uren mokken, de volumeknop op luid. Dat er niemand vraagt: wat scheelt er, maakt geen ene donder uit. Want dan ga ik gillen, hoor je? Gillen. Als er iemand vraagt: waarom? Blijf maar uit mijn buurt, want anders Moet ik janken, denk ik. Stom. (André Sollie, Soms, dan heb ik flink de pest in, Houtekiet)
Wit Je brief gekregen. Een beetje kapot Van het stukje wit Tussen twee zinnen. Hier stokte je stem. Begaf je adem. Zat ik naast je. Het mooiste in je brief
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
19
is het stukje zwijgen tussen twee zinnen. (Gil vander Heyden, Taartjes van glas, Houtekiet)
Het sloeg twaalf uur het sloeg twaalf uur de wind ging op zijn zij liggen door de straten vlogen hemden en deuren op weg naar de haven ieder ogenblik konden ze zeilboot worden (Gerard Berens, Het sloeg twaalf uur, Holland)
Nacht De maan keek op de aarde neer. Vol en rond. Een vreemd, vurig licht straalde ze uit. Geen mens die het zag, Want iedereen sliep. maar de huizen leefden. Alles leefde in huis In het licht van de vurige maan. De klok tikte. De slinger sloeg. De wijzers bewogen Nauwelijks zichtbaar. ‘Wakker worden,’ zei de klok, ‘tijd om op te staan. TIK TAK TIK TAK.’
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
20
‘Is het al zo laat?’ De stoel geeuwde, rekte zich uit. Heel groot maakte hij zich en trapte tegen de tafelpoot. ‘Auw- moet dat?’ De tafel gromde. De stoel gromde. Alles gromde en geeuwde in het licht van de vurige maan. Charlotte merkte er niets van. Ze sliep diep en droomde Een mooie droom. Elke nacht dezelfde droom. Mama kwam. Lieve mama. Charlotte hield van de nacht. De dag haatte ze. Vooral die dag. De auto kwam uit het niets. Mama. Mama. Soms zag ze papa huilen. dan zei ze: ‘Papa, mama is niet dood.’ Elke nacht zag ze haar In het licht van de vurige maan. Daarom hield Charlotte van de nacht. (Heide Boonen, Mijn vingers zijn niet lang genoeg, Averbode)
Nu lesmap I Laika, inti, cultuurcentrum Hasselt
21