Tweetalig Nr 4 - April 2013
Chère enseignante, cher enseignant, Plusieurs activités sont consacrées aux vacances et aux loisirs, qui constituent les thèmes principaux du quatrième numéro de Knipoog. Elles permettent de revoir le vocabulaire lié à la vie quotidienne tant à la maison qu’à l’extérieur. Les activités à propos de la famille et de l’habitat s’ajoutent aux nombreux exercices des trois premiers numéros illustrant les aspects importants de la personnalité de l’élève et de son environnement immédiat. La rédaction de Knipoog vous souhaite une excellente fin d’année scolaire et des vacances reposantes.
De honden van Lisa 2
Solutions : Dessin de Titus qui est couché dans son panier: Ik lig in mijn mand. Dessin de Titus qui est assis derrière son panier: Ik zit achter mijn mand. Dessin de Titus qui est couché à côté de son panier: Ik lig naast mijn mand. Dessin de Titus qui est assis entre son panier et la commode: Ik zit tussen mijn mand en de kast. De mand van Titus is in de woonkamer. Suggestions : - Les élèves situent des objets en classe, en utilisant les prépositions apprises. - Les élèves apportent des images sur lesquelles ils situent des objets, en utilisant les prépositions apprises.
1
3
Golf, een sport voor jou?
Solutions : Knipoog: Nicolas, golf is in Vlaanderen de sport van het jaar. Nicolas: Ja, het is een mooi initiatief. Knipoog: Kan iedereen golf spelen? Nicolas: Je moet het natuurlijk leren. Maar veel clubs geven initiatielessen. Voor kinderen zijn die lessen dikwijls gratis. Knipoog: Hoe oud moet je zijn om golf te spelen? Nicolas: Je kan heel jong beginnen. Vanaf vijf, zes jaar. En je kan nog spelen als je oud bent. Knipoog: Is het een dure sport? Nicolas: Voor alle sporten moet je betalen. In veel clubs is er een startpakket. Daar zit alles in: de lessen en het gebruik van het materiaal van de club. Suggestions : - En paires, les élèves rédigent l’interview fictive d’une vedette sportive. - Ils jouent cette interview. - Chaque élève parle du sport qu’il/elle pratique (club, âge, coût, matériel).
4
Jaap stelt zijn familie voor
Solutions : Kijk Nina ! Dit is mijn familie… Ik heb één broer en één zus. Mijn broer heet Maarten en mijn zus heet Anja. Dat is mijn vader, Frank en dat is mijn moeder, Marlies. Mijn oom heet Adriaan. Mijn tante heet Anneke. Oh ja ! Hier is mijn neef, Thomas en hier is mijn nicht Lies. Mijn grootouders zijn heel leuk : opa Jan is zeer grappig en oma Joke is heel lief.
Mijn oom Adriaan
Mijn vader Frank Mijn moeder Marlies Mijn tante Anneke
Mijn neef Thomas
Suggestions - Chaque élève dresse son arbre généalogique en indiquant le lien de parenté (EX: mijn opa, mijn tante…).
Mijn oma Joke
Mijn opa Jan
Mijn nicht Lies Jaap: ik!
Mijn zus Anja
Mijn broer Maarten
- Chaque élève présente son arbre généalogique à un(e) condisciple. - Chaque élève dresse un arbre généalogique imaginaire.
2
5
Waar zijn ze en wat doen ze ?
Solutions : Grenier: zolder; chambre à coucher: slaapkamer; salle de bain: badkamer; cuisine: keuken; living: woonkamer; cave: kelder; jardin: tuin. De jongen speelt videospelletjes op zolder. Papa kookt in de keuken. De hond zit in de tuin. Mama kijkt tv in de woonkamer. Het meisje wast zich in de badkamer. De kat slaapt in de kelder. Opa leest in de slaapkamer. Oma eet in de woonkamer. Suggestion : Chaque élève dessine le plan d’une maison fictive et décrit sa maison à son voisin/sa voisine.
6-7
Vakantieplannen
Solutions : Dans l’ordre des textes: 7,3,10,6,2,8,1,9,4,5. Suggestions : - Chaque élève présente ses projets de vacances. - Chaque élève interviewe son voisin/sa voisine et lui demande ses projets de vacances : Wat doe je in de vakantie ? Met wie ga je op vakantie ? Hoelang ga je naar… ? Vind je dat leuk? (voir aussi P15 et P16)
8-9
Waar wonen ze?
Solutions : Vanessa: nummer 10; Tal: nummer 8; David: nummer 15; grootmoeder: nummer 21; oom: nummer 9; Kali: nummer 5; ik: nummer 22; Miss Peggy: nummer 18; Tom: nummer 7; Martin: nummer 14. Suggestion : Chaque élève propose à son voisin/sa voisine un parcours lui permettant d’atteindre une des maisons numérotées non utilisées dans l’activité.
3
10
Ben jij een muzikant?
Solutions : Vind de namen van de verschillende instrumenten.
V
I
O O L
E C E
F
R
F
B
J
K
L G
K E H R R
L
H
J
O P
P A N O H S viool
G
I
T
A
T
A A R E
F J
T D
L O E M P K
A A R X R U K M U Z U
I
S N D N D R A M Y J
O O P O T
R V gitaar
drums
piano
dwarsfluit
I
E O K
D W A R S
F
I
N
F D P
I
G
L
E R
C Y
I
S D U E U
I
L
A
Z
I
D R H D
L
U
I
T
R O M E
trompet
T
blokfluit
Vul in Jasper: ik speel viool ; Jeroen: ik speel gitaar ; Lisa: ik speel blokfluit ; Ik zou graag trompet spelen. Suggestions : - Chaque élève dit s’il/si elle joue d’un instrument. - Chaque élève dessine un instrument fictif. Il/Elle le présente à la classe.
11
Maak je eigen instrument
Solution : L’instrument réalisé est une maraca. Les élèves l’utilisent toutefois à leur guise.
4
12-13
Met Henk en Kaatje Vlaamse kastelen ontdekken
Solutions : Verbind dan de woorden met de tekeningen … Heaume: de helm ; armure: het harnas ; bouclier: het schild ; épée: het zwaard ; lance: de lans ; porte de château: de poort ; tour: de toren ; pont-levis: de hefbrug. … en antwoord op volgende vragen. Rob bezoekt het kasteel van Beersel met zijn vrouw, zijn 2 kinderen Jonas (8 jaar) en Lies (12 jaar) en zijn mama (68 jaar). Hoeveel betaalt hij voor de 5 personen? 10 euro. Katrien wil het kasteel op dinsdag 30 april om 11 uur bezoeken. Kan dat? Ja, dat kan. Ahmed en Lorien willen het kasteel op maandag 29 april bezoeken. Kan dat? Nee, dat kan niet. Kobe wil het kasteel op vrijdag 13 december bezoeken. Kan dat? Nee, dat kan niet. Suggestion Les élèves font l’exercice suivant: Zoek in kolom B het Frans voor de woorden van kolom A. Kolom A de opening gesloten bezoeken de burcht soms sommige de middeleeuwen de graven klaar verbinden de volwassene de cover ontdekken weten
Kolom B relier l’adulte savoir l’ouverture les contes visiter la couverture (de livre) fermé découvrir certains le château fort prêt le Moyen Âge parfois
5
14
Een beetje van alles
Solutions :
17
3 1
2
W
Z
P
A
4
K
6
F
Z
I
V
W
I
T
L
A 19
B
O
R
D
T
20
B
O
10 22
25 28
B D
O E
O U
9 31
B
Z
A
N
O T
E
L
L
O
T
O
12
D
K
O
21 A
18 B S
E
E
V
E
N
M
O
B
R
R
29
K
E
P
K A
A
S
S K
E
N
T
E
15 15
N
E
E
S
G
N
K
L
T
A
U
A
I
P
G
E
L
S
A H
A
W
O
23
E
S
A
N 24
Z
S O
U
A K
T 16
O
N
IJ
N
S
M
15
E
M
34
E
L
R
Z
27
T
O 33
I
A
O
K
32
E
S
R
S
K
P
L
N
U 30 A
E
L
E
K
13 E
P
7
14
E
O L
P
K
D
T
11 26
A
8
K
W
O O
O
5
J K
A
M
E
E
L
S E
G
E
N
T
I
E
N
Leve de vakantie!
Solutions : Garçon couché: rusten ; garçon qui fait de la voile: zeilen ; fille qui fait du vélo: fietsen ; fille qui mange: eten ; garçon qui se promène: wandelen ; garçon qui dort: slapen ; garçon qui soulève des haltères: sporten. Suggestion Les élèves écoutent et chantent la chanson.
16
Suggestions : - Les élèves racontent la saynète en français. - Les élèves racontent la saynète en néerlandais. - Les élèves jouent la saynète avec leurs propres projets de vacances. 6
