Eindrapportage L41 Inventarisatie en verbetering monitoring VOS-emissies door puntbronnen in convenantchemiebedrijven Maart 2004
Colofon
Dit rapport is opgesteld door: Mw. Drs. L. Vollebregt InfoMil, Status:Eindrapportage Ondanks het feit dat bij de samenstelling van dit rapport grote zorgvuldigheid in acht is genomen, kunnen er geen rechten aan worden ontleend. InfoMil is een gezamenlijk project van Novem en Senter
Juliana van Stolberglaan 3 2595 CA Den Haag Postbus 93144
2509 AC Den Haag Telefoon (070) 373 55 75 Fax (070) 373 56 00 E-mail
[email protected]
Website www.infomil.nl
Inhoudsopgave
1.
Inleiding……………………………………………………………………………………………………………….5
2.
Methode van onderzoek…………………………………………………………………………………………….7
3.
Resultaten……………………………………………………………………………………………………………..9
4.
Gemaakte afspraken………………………………………………………………………………………………15
5.
Voorstel monitoringsprotocol…………………………………………………………………………………..…19
6.
Referenties………………………………………………………………………………………………………….25
Bijlagen: 1.
Leden begeleidingscommissie……………………………………………………………………………….…….27
2.
Vragenlijst voor bedrijven…………………………………………………………………………………….......29
3.
Methode monitoring volgens Handreiking Validatie Milieujaarverslagen …………………………….……..33
1. Inleiding Achtergronden In de stuurgroep VOS is in juni 2001 overeenstemming bereikt over de inzet van het beleidsinstrumentarium bij het nakomen van de inspanningsverplichting ingevolge het NMP4 om de VOS-emissies in 2010 met circa 30% te reduceren ten opzichte van de feitelijke emissie in 2000. Daarbij is tevens afgesproken dat de monitoring van VOS, los van de beleidsinstrumentenkeuze, verbeterd dient te worden. Als gevolg hiervan is in het kader van een workshop die in oktober 2001 gehouden is met vertegenwoordigers van overheden en monitoringsinstanties een inventarisatie gemaakt van knelpunten t.a.v. monitoring. Als één van zes geprioriteerde knelpunten is daarbij het feit geconstateerd dat er geen duidelijkheid bestaat over de wijze van vaststelling van de VOS-emissies door de convenantbedrijven in de sector chemie. Het definitieve Plan van Aanpak met acties ter verbetering van de VOSmonitoring als follow-up van genoemde workshop is na accordering door de Stuurgroep VOS door de Coördinatiecommissie doelgroepmonitoring (CCDM) geaccordeerd.
Probleemstelling Als we het bedrijfsleven de komende periode willen kunnen “afrekenen” op het halen van emissiedoelstellingen, dan is het zaak er voor te waken dat er over de cijfers straks uitvoerige discussies ontstaan, die zijn terug te voeren op onduidelijke ofwel niet uniforme monitoringsmethodieken. Het belang van transparantie en uniformiteit van monitoringsmethodiek zal overigens nog toenemen indien er t.z.t. besloten mocht worden tot introductie van emissiehandel. Op dit moment is de situatie dat de convenantbedrijven wèl gegevens over hun proces- en verbrandingsemissies aanleveren, maar het is niet bekend hoe die emissies worden vastgesteld. Daarom zijn de volgende twee acties uitgevoerd.
Onderzoek Fase 1. Inventarisatie gebruikte methode Inventarisatie welke methode(n) gebruikt worden door convenantchemiebedrijven om de procesemissies (exclusief op- en overslagemissies) en verbrandingsemissies (inclusief fakkels) van VOS vast te stellen. Hiervoor zijn negen bedrijven bezocht en is bij deze bedrijven in kaart gebracht welke methodieken worden gebruikt voor de vaststelling van de proces- en verbrandingsemissies. De resultaten van deze eerste fase van het onderzoek worden in onderliggende rapportage beschreven. Dit onderzoek is uitgevoerd door InfoMil in de periode mei 2002- november 2002. Fase 2. Maken van afspraken over te gebruiken methode Op basis van de rapportage van de onder fase 1 genoemde actie is vervolgens in samenspraak met de branche een beslissing genomen over een in de toekomst door alle convenantbedrijven te hanteren methodiek. Na een geslaagde test van de gekozen methodiek bij een aantal bedrijven is deze methodiek in een protocol vastgelegd. Dit protocol is geaccordeerd door de stuurgroep VOS en de CCDM en opgenomen onder bijlage F in de Handreiking Validatie Milieujaarverslagen. Het destijds opgestelde voorstel voor dit monitoringsprotocol is ook in deze rapportage in hoofdstuk vijf opgenomen. Voor dit onderzoek is een begeleidingscommissie samengesteld waarvan de leden zijn weergegeven in bijlage 1. Deze begeleidingscommissie had als doel om vakinhoudelijke kennis in te brengen tijdens de inventarisatiefase en om mee te denken over voorstellen voor wijziging van de methodiek.
Aandachtspunten -
De ervaringen die zijn weergegeven in de Handreiking validatie milieujaarverslag, (incl. een bepalingsprotocol van VOS-emissies) van december 2001 zullen in dit onderzoek gebruikt worden. In dit onderzoek zullen een aantal stappen voor stroomlijning worden gemaakt. Deze stappen zijn ook noodzakelijk indien in de toekomst besloten mocht worden tot inzet van het instrument emissiehandel. Het
5
-
onderzoek zal echter niet leiden tot een bepalingsprotocol dat voldoende waarborgen biedt voor gebruik voor VOS-emissiehandel. De emissies van de sector chemie zijn in dit onderzoek afgebakend tot de proces- en verbrandingsemissies. De verbetering van de monitoring van de zogeheten diffuse emissies en emissies bij op- en overslag zijn onderwerp van aandacht van een andere actie in het kader van het eerdergenoemde Plan van Aanpak ter verbetering van de VOS-monitoring, die zich richt op de vaststelling van een uniform toe te passen rekenmethodiek voor de bepaling van de diffuse VOS-emissies en de emissies bij op- en overslag bij de chemie, raffinaderijen en onafhankelijke tankopslagbedrijven.
Leeswijzer In dit rapport worden de resultaten van fase één en twee van bovengenoemd onderzoek beschreven. Hoofdstuk twee gaat in op de bezochte bedrijven en de gebruikte vragenlijsten. In hoofdstuk drie zijn de belangrijkste resultaten van de bedrijfsbezoeken weergegeven en in hoofdstuk vier worden de gemaakte afspraken weergegeven om de monitoring in de convenantchemiebedrijven te stroomlijnen. Hoofdstuk vijf tot slot beschrijft een voorstel voor een monitoringsprotocol.
6
2. Methode van onderzoek Voor de uitvoering van fase 1 zijn in totaal negen bedrijven bezocht die allen het chemieconvenant getekend hebben. De bedrijven zijn geselecteerd op basis van hun grootte van de VOS-emissie (>100.000 kg/ jaar) en hun SBI-code. Getracht is bedrijven uit zoveel mogelijk verschillende SBI-codes te selecteren. Helaas bleek dit niet altijd mogelijk omdat er voor sommige SBI-codes geen bedrijven waren die het convenant ondertekend hadden en/of een emissie hadden groter dan 100.000 kg/jaar. De geselecteerde bedrijven zijn aangegeven in tabel 2.1. Tabel 2.1 Geselecteerde bedrijven en hun VOS-emissie SBI-code Naam Hoofdactiviteit(en)
VOS-emissie 2001 in kg (volgens MJV)
24100 Vervaardiging van basischemicaliën 24100 Thermphos International BV Productie fosfor, fosforzuur en 299.122 (Vlissingen) natriumtripolyfosfaat 2414 Vervaardiging van petrochemische producten en overige organische basischemicaliën 24141 Dow Benelux NV (Terneuzen) Kraken van nafta, LPG en Algerijns 1.228.653 condensaat 24141 Lyondell Chemie BV (Europoort) Productie van propyleenoxide en t. 202.000 butylalcohol 24141 Shell Nederland Chemie (Pernis) Productie oplosmiddelen, polyolen, 779.000 rubber 24142 Uniqema (Gouda) Productie vetzuren dimeren, esters en 113.160 zepen uit plantaardige en dierlijke oliën en vetten. 2416 Vervaardiging van kunststof in primaire vorm 2416 General Electric Plastics BV Productie van plastics 346.690 (Bergen op Zoom) 24160/ Du Pont de Nemours Nederland Productie chemicaliën zoals Teflon, 407.497 24700 BV (Dordrecht) Delrin en Lycra 243 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek 24300 Akzo Nobel Coatings BV Productie autoreparatielakken 275.142 (Sassenheim) 2442 Vervaardiging van farmaceutische producten (geen grondstoffen) 2442 Diosynth BV (Oss) Productie geneesmiddelen 230.000 De bedrijven zijn ondervraagd middels een gestandaardiseerde vragenlijst (zie bijlage 2) over de volgende onderwerpen: algemene activiteiten, certificering, totale VOS-emissies, bronnen van VOS-emissie, methode voor bepaling VOS-emissies, volledigheid van VOS-registratie, soorten VOS, vergunningsvoorschriften, externe validatie van gegevens, informatiestroom en rapportage, nauwkeurigheid/ onzekerheid, tijdsbesteding/ kosten en knelpunten en verbetermogelijkheden.
7
8
3. Resultaten Algemeen Alle geïnterviewde bedrijven zijn chemiebedrijven met een relatief grote VOS-emissie. Bij vijf van de geïnterviewde bedrijven bestaan de processen volledig of vrijwel volledig uit continue processen. Bij twee bedrijven werden alleen batchprocessen uitgevoerd en bij twee bedrijven werden zowel batch als continue processen uitgevoerd. Voor de wijze van bepaling van de VOS-emissie lijkt het verschil tussen batch- en continue processen weinig relevant.
Certificering De bedrijven hebben vrijwel allemaal certificering op basis van de ISO 9000-serie en/of ISO 14.000-serie. Een enkel bedrijf heeft OHSAS1 18.001 certificering of EMAS-certificering2 .
VOS-emissies De VOS-emissies van de bedrijven zijn weergegeven in tabel 3.1 (verdeling op basis van VOS-emissies in 2001). Tabel 3.1 Bedrijf Thermphos Dow Benelux Lyondell Shell Uniqema GEP Du Pont Akzo Nobel Diosynth
Puntbronnen (%) ± 100 38 2 13 81 19 71 99 20
Verbranding (%) ±0 7 32 7 11 69 1 -
Belading (%) 2 14 15 32
Tanks (%) 9 1 24 1 10 1 13
Diffuse emissies en overige emissies (%) 44 65 42 7 12 3 ±0 35
Bronnen van VOS-emissie Aantal emissiepunten Het aantal emissiepunten varieert van ± tien tot honderden (het maximum bij de onderzochte bedrijven was 400 stuks). Bij bedrijven met veel emissiepunten wordt dit grote aantal met name veroorzaakt door de complexiteit en omvang van de productie en de ouderdom van de site; oude locaties hebben vaak meer emissiepunten. Door combinatie van de afgasstromen kan het aantal emissiepunten gereduceerd worden. Bronnen van VOS-emissie De volgende puntbronnen van VOS-emissies zijn genoemd door de geïnterviewde bedrijven. Nageschakelde technieken zoals cryocondensatie-units, scrubbers, strippers, naverbranders, koolbedden Analysers Ruimteventilatie en afzuigsystemen Verbrandingsemissies van stookinstallaties/ fornuizen Procesvents Koelmachines 1 OHSAS: Occupational Health and Safety Management 2
EMAS staat voor communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem. Het is een Europees milieubeheersysteem voor bedrijven, dat
erop gericht is voortdurend milieuwinst te boeken bij industriële activiteiten. De deelnemende bedrijven moeten de milieuprestaties van hun locaties evalueren, bekendmaken en verbeteren.
9
-
Reactievaten Fakkels Vulverliezen van procesvaten Vulverliezen en losverliezen van tanks (verschillende bedrijven beschouwen opslagtanks die niet zijn voorzien van dampretourleiding als puntbron) Incidentele emissie (emissies bij starts en stops en uitvallen techniek)
De emissies uit naverbranders worden bij één bedrijf gerekend onder de verbrandingsemissies. Bij een ander bedrijf werden de verbrandingsemissies niet meegenomen omdat ingeschat werd dat door het stoken op aardgas de VOSemissie heel laag zou zijn.
Methode voor bepaling VOS-emissies De methode die bedrijven hanteren voor bepaling van de VOS-emissies is vaak het resultaat van jarenlange ervaring en continue verbetering ervan, in overleg met het bevoegd gezag. Een goed voorbeeld hiervan is dat één bedrijf eerst zijn verbrandingsemissies berekende met behulp van een standaard factor maar vervolgens een nieuwe factor heeft opgesteld op basis van metingen aan hun eigen installatie. Indien bedrijven zelf factoren ontwikkelen, worden deze over het algemeen als nauwkeuriger en dus beter beschouwd dan de standaard factor die bijvoorbeeld in handboeken te vinden is. Ook het overleg met het bevoegd gezag speelt een belangrijke rol in de methode die gehanteerd wordt en de frequentie waarmee de emissie van de verschillende bronnen worden bepaald. Het bevoegd gezag geeft bijvoorbeeld aan dat men vindt dat de emissie van een bepaalde puntbron maar weer eens opnieuw bepaald moet worden gezien zijn bijdrage aan de totale emissie en de ouderdom van de bestaande meting. Er kunnen twee methoden worden onderscheiden in de methoden die door de verschillende bedrijven gebruikt worden voor de bepaling van de VOS-emissies: oplosmiddelenboekhouding en bepaling van VOS-gehalte in afgasstromen (zie ook overzicht tabel 3.2). Oplosmiddelenboekhouding De oplosmiddelenboekhouding wordt slechts door één bedrijf gebruikt maar zal in de toekomst ook door een ander bedrijf gebruikt moeten gaan worden. Beide bedrijven zijn hier vanaf 2007 toe verplicht vanuit het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn. Het bedrijf dat een oplosmiddelenboekhouding uitvoert doet hiervoor veel metingen om de oplosmiddelenboekhouding te kunnen opstellen. Zo worden metingen uitgevoerd aan afvalstromen, afvalwater, de hoeveelheid VOS die met technieken verwijderd wordt en aan verschillen in de inhoud van opslagtanks. Bepaling van VOS-gehalte in afgasstromen Bij bedrijven waarbij de vaststelling van de VOS-emissies op metingen van de afgasstromen gebaseerd is, worden verschillende methoden gebruikt. Er kan een onderscheid gemaakt worden in verbrandingsemissies, emissies uit fakkels en procesemissies. Verbrandingsemissies Voor vaststelling van de verbrandingsemissies (emissies uit vuurhaarden) wordt door alle bedrijven gebruik gemaakt van emissiefactoren. Deze emissiefactoren zijn ofwel door het bedrijf zelf opgesteld door éénmalig metingen uit te voeren aan de emissie van VOS per hoeveelheid ingezette brandstof, of men gebruikt emissiefactoren die in het verleden door TNO zijn opgesteld (Bakkum, 1986). Emissies uit fakkels Voor vaststelling van de emissies uit fakkels wordt door alle bedrijven de methode uit de Publicatiereeks Emissieregistratie (rapport nummer 8, 1993) gebruikt. Deze methode bestaat uit een formule waarin drie verschillende condities moeten worden ingevuld. Het voorkomen van deze drie condities is vaak in het verleden een keer bepaald en wordt vervolgens als constant verondersteld.
10
Procesemissies Voor de vaststelling van de procesemissies worden drie verschillende methoden gebruikt. Bij de eerste methode worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. De frequentie van de periodieke metingen is over het algemeen afgesproken met het bevoegd gezag. Bij de tweede methode wordt de emissie van de puntbronnen éénmalig bepaald en daarna als constant verondersteld. Alleen bij veranderingen worden deze puntbronnen opnieuw doorgemeten. Bij de derde methode wordt de emissie van de puntbronnen éénmalig bepaald en worden op basis van deze meting emissiefactoren opgesteld. Door de geïnterviewde bedrijven wordt vaak een combinatie van twee van deze methoden toegepast. Zo worden bij bepaalde bedrijven de bronnen die verantwoordelijk zijn voor 80% of 90% van de emissie regelmatig doorgemeten en wordt de rest verondersteld constant te zijn. Bij een ander bedrijf worden bijvoorbeeld de scrubbers éénmalig doorgemeten en daarna alleen als er veranderingen optreden en is voor de VOS-emissie door de analysemonsters een emissiefactor opgesteld die de VOS-emissie per monster weergeeft. De metingen van de concentratie VOS worden in alle gevallen gecombineerd met metingen aan het debiet (meting van debiet of bijvoorbeeld op basis van capaciteit ventilator) en een registratie van het aantal bedrijfsuren. De registratie van het aantal bedrijfsuren vindt op verschillende manieren plaats. Soms worden er urentellers per emissiepunt gebruikt, soms worden er logboeken bijgehouden voor verschillende emissiepunten en soms wordt het aantal bedrijfsuren als constant verondersteld In een enkel geval is er sprake van gelijksoortige puntbronnen en meet het bedrijf maar de emissie van een deel van deze puntbronnen en worden de emissie van de overige gelijksoortige puntbronnen hieraan gelijk gesteld. Tabel 3.2 Overzicht wijze van bepaling VOS-emissies Wijze van bepaling VOSemissies Oplosmiddelenboekhouding Bepaling VOS-gehalte in afgasstromen
Soort emissies
Concrete gebruikte methode
Alle emissies Verbrandingsemissies Fakkels Procesemissies
Volgens het Oplosmiddelenbesluit Emissiefactoren van bedrijf zelf of uit Bakkum (1986) Methode uit Publicatiereeks Emissieregistratie (nr. 8) Continue of periodieke metingen Eenmalige vaststelling en daarna constant Eenmalige vaststelling voor bepaling emissiefactoren
Volledigheid van VOS-registratie Bij de geïnterviewde bedrijven worden alle emissiepunten jaarlijks gemeten of berekend met behulp van emissiefactoren. Bij een enkel bedrijf (met 25 emissiepunten) werden jaarlijks alle emissiepunten gemeten. Bij een tweetal bedrijven met meer dan 100 emissiepunten worden de emissies van de bronnen die verantwoordelijk zijn voor 80%-90% van de VOS-emissie jaarlijks gemeten en zijn de emissies van de overige bronnen in het verleden éénmalig vastgesteld en daarna constant verondersteld of worden de emissies van deze overige bronnen één keer per vier/ vijf jaar opnieuw gemeten. Bij één van deze twee bedrijven werd de methode van de handreiking validatie milieujaarverslagen (2001) al gebruikt. Dit bedrijf had een meetprogramma voor de emissies van de significante bronnen die samen ±90% van de gemeten emissie vormen. Hierbij worden bronnen significant genoemd als ze een bijdrage hadden van meer dan 10% aan de VOS-emissie van de fabriek of van meer 5% aan VOS-emissie van de hele site. Bij dit bedrijf werd ook de meetfrequentie bepaald afhankelijk van de hoogte van de emissie. Bij één bedrijf waren wel alle emissies een keer bepaald maar werden slechts de emissies van de belangrijkste puntbronnen meegenomen voor de bepaling van de VOS-emissie. Extra emissies door het uitvallen van de nageschakelde techniek worden door vrijwel alle bedrijven meegenomen door bijvoorbeeld op dat moment een indicatieve FID3-meting uit te voeren of de bestaande meting van de ingaande 3
FID: Flame Ionisation Detection
11
stroom te gebruiken en de tijd van de uitval te registreren. Storingen in de nageschakelde techniek vormen voor sommige bedrijven een belangrijke bron van VOS-emissie door puntbronnen. Bij één bedrijf werd bij het uitvallen van de nageschakelde techniek, deze taak tijdelijk overgenomen door een multibox met een lager rendement. Voor dit lagere rendement werd niet in de berekening gecorrigeerd omdat het maar om kleine hoeveelheden ging. Extra emissies door het stilleggen of weer opstarten van (delen van) de fabriek worden door slechts twee bedrijven meegenomen door de extra emissie van de fakkel mee te nemen. Verder nemen sommige bedrijven nog incidentele emissies via veiligheden en ontluchtingen van reactoren mee.
Meetmethode Bij de meeste bedrijven wordt gebruik gemaakt van actief kool in combinatie met GC-FID4 om de concentratie van VOS te meten. Soms wordt gebruik gemaakt van HPLC5, GC-MS6, IR7 of ECD8-detector (voor meten gechloreerde koolwaterstoffen). De meetmethode wordt vaak bepaald door de soort VOS die gemeten moet worden. Voor sommige soorten VOS zijn bepaalde methodes meer geschikt. Monsters worden over het algemeen genomen door het bedrijf zelf conform de methode uit de NeR (halfuursgemiddelden in triplo). In enkele gevallen zijn de metingen uitbesteed.
Soorten VOS Bij de meeste bedrijven worden de afzonderlijke componenten gemeten en als zodanig geregistreerd. Bij twee bedrijven werd alleen totaal VOS bepaald (o.a. bedrijf met de oplosmiddelenboekhouding). Bij één van deze bedrijven werd uit de totale VOS-emissie (ontstaan via verbrandingsprocessen) via de omstoffenmethode de emissie van de afzonderlijke componenten bepaald die in het kader van het milieujaarverslag afzonderlijk gerapporteerd moeten worden. Bij het andere bedrijf werd nog wel een onderscheid gemaakt in gechloreerde en niet-gechloreerde VOS. Bij één bedrijf werd op sommige plaatsen van de locatie alleen totaal-VOS bepaald terwijl op andere plaatsen wel de afzonderlijke componenten werden bepaald.
Vergunningvoorschriften In twee van de negen bedrijven was in de vergunning een plafond opgenomen voor de totale VOS-emissie. Bij vier bedrijven waren in plaats van een plafond concentratie-eisen voor verschillende puntbronnen opgenomen. Deze concentratie-eisen zijn dan bijvoorbeeld gebaseerd op de algemene concentratie-eisen voor dampvormige organische stoffen van de NeR. Bij één bedrijf waren tot nu toe in het geheel geen eisen aan de VOS-emissie opgenomen maar wel eisen ter reductie van de stankhinder, hetgeen bij dit bedrijf overeenkwam met reductie van de VOS-emissies. Bij de overige twee bedrijven waren ook geen eisen aan de hoogte van de VOS-emissie opgenomen maar was wel de verplichting tot het opstellen van een meetprogramma opgenomen. Ook vier andere bedrijven hebben een meetprogramma/ meetplan afgesproken met het bevoegd gezag. Soms loopt dit meetprogramma gewoon jaarlijks door terwijl in andere gevallen het bedrijf elk jaar weer opnieuw een meetprogramma indient bij het bevoegd gezag. Eén bedrijf moest in het verleden wel jaarlijks een meetplan indienen maar hoeft dit nu niet meer vanwege het gecertificeerde milieuzorgsysteem dat het bedrijf heeft. Het bedrijf is nu met het bevoegd gezag overeengekomen dat de belangrijkste punten regelmatig gemeten worden. Twee van de geïnterviewde bedrijven hadden een vergunning op hoofdzaken (VOH) terwijl bij één bedrijf de nieuwe vergunning een vergunning op hoofdzaken zou worden.
Externe validatie van gegevens Bij vier van de geïnterviewde bedrijven vindt momenteel een externe validatie van de VOS-emissie door een accountantskantoor plaats. Bij één bedrijf vindt dit plaats in het kader van de EMAS-certificering. Eén van de
4
GC-FID: Gaschromatografie gevolgd door vlamionisatiedetectie HPLC: High Pressure Liquid Chomatography 6 GC-MS: Gaschromatografie gevolgd door massaspectrometrie 7 IR: Infrarood 8 ECD: Electron capture detection 5
12
resterende bedrijven gaf aan nu geen controle te hebben van de gegevens maar dat dit in de toekomst in opdracht van het moederbedrijf waarschijnlijk wel zou moeten.
Informatiestroom en rapportage Vrijwel alle bedrijven stellen jaarlijks twee rapportages op: het milieujaarverslag (een publieksverslag en een overheidsverslag) dat ofwel door henzelf ofwel door de moederorganisatie wordt opgesteld en een rapportage voor het moederconcern. Deze rapportages worden standaard opgesteld door een centraal persoon (bijv. de milieucoördinator) of centrale organisatie (bijv. afdeling veiligheid en milieu) binnen de organisatie. Meestal verzamelen de afzonderlijke fabrieken de VOS-emissies (of concentraties in stromen) voor die fabriek en sturen deze gegevens toe aan de centrale persoon/afdeling. Deels maken de afzonderlijke fabrieken hiervoor gebruik van centrale databases of spreadsheets en deels van handmatige berekeningen.
Nauwkeurigheid/onzekerheid Vrijwel alle fabrieken schatten de onnauwkeurigheid van hun eindresultaat in op minimaal 10%. Dit betekent dat de emissie 10% te hoog dan wel 10% te laag kan zijn. Dit getal is in alle gevallen gebaseerd op een inschatting. De realiteit hiervan is dan ook niet duidelijk. Sommige bedrijven schatten de onzekerheid op 20% terwijl één bedrijf inschatte dat de variatie in de emissie tussen de 0% en 50% kon liggen. Soms worden onnauwkeurigheden veroorzaakt doordat men bijvoorbeeld uitgaat van een bepaald productenpakket terwijl de emissie bij een ander productenpakket sterk kan afwijken, maar ook worden onzekerheden veroorzaakt door standaard afwijkingen van bijvoorbeeld weegapparatuur. Er zijn door de bedrijven vrijwel geen mogelijkheden aangegeven om de registratie van de emissie nauwkeuriger te maken. In een enkel geval wordt gezegd dat men door het plaatsen van (meer) urentellers nauwkeurigheid van de registratie kan verbeteren. Een aantal bedrijven gaf aan dat zij in verband met de nauwkeurigheid de voorkeur geven aan hun eigen meetresultaten in plaats van standaard emissiefactoren.
Tijdsbesteding/kosten De kosten en tijdsbesteding van de registratie/meting van de VOS-emisies is voor de meeste bedrijven erg lastig aan te geven. Een belangrijke reden hiervoor is dat de registratie/ meting van de VOS-emissies vaak meeloopt met andere metingen en/of registraties zodat geen afzonderlijke cijfers voor de tijdsbesteding/kosten van de VOSregistratie te geven zijn.
Knelpunten en verbetermogelijkheden Knelpunten Door meerdere bedrijven is aangegeven dat zij de onzekerheid in de getallen als een probleem ervaren. Hierdoor zijn bijvoorbeeld trends of verbeteringen aan de installatie ook moeilijk zichtbaar te maken omdat deze binnen de onzekerheidsmarge vallen. Daarnaast geeft een aantal bedrijven aan dat zij niet zo geïnteresseerd zijn in de absolute VOS-emisies maar veel meer in de veranderingen in de VOS-emissies ten opzichte van eerdere jaren. Zij zijn dan ook van mening dat het bevoegd gezag zich veel meer op de verbetermogelijkheden zou moeten richten dan op de absolute VOS-emissie. Daarnaast merkt één bedrijf op dat de kosten van een nieuwe werkwijze voor hen het belangrijkste criterium is of deze nieuwe werkwijze acceptabel is of niet. Verbetermogelijkheden Twee bedrijven hebben aangegeven dat zij de methode die zij gebruiken voor de berekening van de emissie van de fakkel zouden willen verbeteren. Ten eerst zou deze methode geen rekening kunnen houden met verbeteringen die men aan fakkels kan doorvoeren en ten tweede vraagt een bedrijf zich af in hoeverre deze methode wel de realiteit weergeeft. Een derde bedrijf merkte op dat er door de vrijheid die er is in het bepalen van de condities, verschillen in de toepassing van de methode kunnen ontstaan. De methode voor berekening van de emissie van de fakkel wordt reeds onderzocht in het kader van het project voor de bepaling van de diffuse VOS-emissies en emissie bij op- en overslag bij chemie, raffinaderijen en onafhankelijke
13
tankopslagbedrijven. Hieruit blijkt echter dat er geen betere methoden voorhanden zijn maar dat er wel mogelijkheden zijn om de toepassing van de methode vast te leggen. Dit zal in de tweede fase van bovengenoemd onderzoek worden opgepakt. Stroomlijning Voor stroomlijning zien de geïnterviewde bedrijven weinig mogelijkheden. Een aantal bedrijven ziet nog wel mogelijkheden in het vastleggen van de meetmethode terwijl één bedrijf zich afvraagt in wiens belang het is om methodes zo veel mogelijk te stroomlijnen. Een aantal bedrijven gaf ook aan dat men de methode liever niet wil veranderen omdat dan de gegevens niet meer vergelijkbaar zijn met de voorgaande jaren.
14
4. Gemaakte afspraken Door de grote variatie aan soorten processen en complexiteit van de productiesites, lijkt het in eerste instantie lastig om een uniforme methode voor de chemie op te stellen. Bij standaardisatie van de methodiek is echter ook de vraag aan de orde tot op welk detailniveau je uniformiteit wilt bereiken. Bij de interviews met de bedrijven zijn met name verschillen gesignaleerd in de bronnen die worden meegenomen voor de bepaling van de VOS-emissie, de frequentie van bepaling van deze bronnen, de methodes die gebruikt worden voor bepaling van de emissies, de meetmethodes die gebruikt worden, hoe metingen in berekeningen worden meegenomen, de methode van registratie van het aantal bedrijfsuren, hoe de VOS-emissie uit batchprocessen wordt bepaald en de externe validatie van de meetgegevens. Deze aandachtspunten zullen hieronder kort worden toegelicht en tevens zal worden aangegeven welke afspraken hierover in de werkgroep zijn gemaakt.
Voor welke bedrijven kunnen afspraken gemaakt worden? Van de geïnterviewde bedrijven vallen twee bedrijven onder het Oplosmiddelenbesluit. In het kader van het Oplosmiddelenbesluit is gekozen voor de methode van een oplosmiddelenboekhouding. Deze bedrijven vallen derhalve sowieso buiten eventuele afspraken die gemaakt worden voor de convenantchemiebedrijven omdat vanuit het Oplosmiddelenbesluit voor deze bedrijven al een methode is voorgeschreven. Naast verfindustrie, inkt en lijmfabrikanten vallen ook de bedrijven die plantaardige oliën en/of dierlijke vetten extraheren en/of raffineren en de geneesmiddelenproducten met een VOS-verbruik hoger dan de drempelwaarde als genoemd in het Oplosmiddelenbesluit, onder de werkingssfeer van het Oplosmiddelenbesluit. • Afgesproken is de emissies van de convenantchemiebedrijven die onder het Oplosmiddelenbesluit vallen uit te sluiten van afspraken die hieronder zijn gemaakt voor de overige convenantchemiebedrijven • Afgesproken is voor de overige convenantchemiebedrijven onderstaande methode te hanteren.
Welke bronnen moeten worden meegenomen in VOS-registratie? Bij de meeste bedrijven worden (naar de mening van het bedrijf) alle reguliere VOS-emissies meegenomen in de registratie die leidt tot de totale jaarlijkse VOS-emissie. Dit betekent dus niet dat de emissie van alle bronnen elk jaar opnieuw bepaald moeten worden maar dit betekent wel dat de emissie van alle bronnen wordt meegerekend bij de totale VOS-emissie van het bedrijf. Dit is echter niet bij alle bedrijven het geval. In één situatie werden alleen emissiepunten met een emissie van minder dan 2 kg/jaar niet meegenomen terwijl in een ander geval alleen de belangrijkste emissiepunten werden meegenomen terwijl onduidelijk was wat de bijdrage van deze emissiepunten aan het totaal was. • Afgesproken is dat alle VOS-emissies van alle puntbronnen die samenhangen met een normale bedrijfsvoering (ongeacht de grootte van de emissie) moeten worden meegenomen in de VOS-registratie.
Moeten starts en stops, het uitvallen van de nageschakelde techniek en incidenten worden meegenomen? De VOS-emissies bij het opstarten en weer stilleggen van de fabriek werden door slechts enkele bedrijven in kaart gebracht door de fakkelemissies die hierbij optreden te bepalen. Een aantal fabrieken gaf ook aan geen extra emissies te hebben door het starten of stilleggen van de fabriek zodat de emissies die hieronder vallen reeds onder de reguliere procesemissies worden meegenomen. • Afgesproken is de extra emissies door puntbronnen ten gevolge van starts en stops wel mee te nemen in de VOS-registratie. Deze emissies worden vaak al meegenomen onder de emissie van de fakkel of de gaswasser. Storingen van de nageschakelde techniek werden wel door vrijwel alle bedrijven meegenomen. De methode die hiervoor gebruikt wordt verschilt echter wel per bedrijf. • Afgesproken is om de emissie door storingen van de nageschakelde techniek mee te nemen in de VOSregistratie. Ook over de methode van registratie van de VOS-emissies bij uitvallen van de nageschakelde techniek zijn afspraken gemaakt (zie hoofdstuk 5).
15
•
Daarnaast is afgesproken om de extra emissies bij incidenten mee te nemen in de VOS-registratie.
Welke methode moet gehanteerd worden voor bepaling van de frequentie van de metingen? De frequentie voor bepaling van de VOS-emissies is bij de meeste bedrijven vastgelegd in een meetprogramma. Hierin is meestal een keuze gemaakt om bijvoorbeeld de emissie van de belangrijkste bronnen één keer per kwartaal of één keer per jaar door te meten. Daarnaast wordt de emissie van sommige bronnen door bedrijven slechts éénmalig vastgesteld en daarna als constant verondersteld tenzij er veranderingen zijn. Het blijkt dat er tussen de bedrijven onderling geen uniformiteit is in wat de belangrijkste bronnen zijn en hoe vaak en wanneer de emissie door deze bronnen opnieuw bepaald moet worden. In sommige gevallen heeft het bedrijf een duidelijke emissiegrens voor wat men verstaat onder de belangrijkste bronnen terwijl in andere gevallen dit meer op basis van een inschatting wordt gedaan. • Afgesproken is voor de bepaling van de reguliere VOS-emissies (wat hoeveelheid van bronnen en frequentie betreft) aan te sluiten bij de methode van de handreiking validatie milieujaarverslagen (2001). Deze methode is opgesteld om (ook met behulp van ERP’s) een voldoende betrouwbare jaarvracht vast te stellen. In de handreiking is voor deze methode ook een specifieke uitwerking voor VOS opgenomen. De algemene methode en de specifieke uitwerking voor VOS zijn opgenomen als bijlage 3. De specifieke uitwerking voor VOS is nog aan discussie onderhevig en zal niet als uitgangspunt gebruikt worden.
Afspraken voor methode voor berekening VOS-emissies door fakkels en vuurhaarden Voor vaststelling van de emissie uit fakkels werd door alle geïnterviewde bedrijven de methode van de Emissieregistratie (rapport nr. 8, 1993) gebruikt. Over de toepassing van deze methode worden in het kader van het project “Verbetering monitoring diffuse emissies en emissies bij op- en overslag” afspraken gemaakt. Voor vaststelling van de emissie uit vuurhaarden werd door alle bedrijven de methode van Bakkum (1986) gebruikt of werd gebruik gemaakt van zelf opgestelde emissiefactoren. • Afgesproken is om voor de vaststelling van de VOS-emissie door fakkels de afspraken die gemaakt worden in het kader van de werkgroep “Verbetering monitoring diffuse emissies en emissies bij op- en overslag” over te nemen. • Afgesproken is om voor de vaststelling van de VOS-emissie door vuurhaarden de methode van Bakkum (1986) of Scheffer (1997) als basismethode af te spreken maar dat hiervan mag worden afgeweken indien een bedrijf zelf via meting emissiefactoren voor de verschillende gebruikte energiebronnen heeft vastgesteld. Bij emissies die in de bepalingsklasses III en IV vallen (zie tabel 5.2) dienen door het bedrijf zelf metingen te worden uitgevoerd.
Externe validatie van gegevens Bij vier van de negen bedrijven vindt momenteel een externe validatie van de VOS-registratie plaats. • Afgesproken is om vooralsnog geen externe validatie van de gegevens door een gecertificeerd accountantskantoor verplicht te stellen, Indien men in de toekomst mocht overgaan tot inzet van het instrument emissiehandel zal dit punt echter zeker opnieuw moeten worden bezien.
Welke meting hou je aan (laatste of gemiddelde)? Het ligt voor de hand dat voor de berekening van de VOS-emissie de laatste meting moet worden aangehouden voor de periode voorafgaande aan deze laatste meting tot de vorige meting. • Vooralsnog is afgesproken om, conform de handreiking, de laatste meting aan te houden voor berekening van de VOS-emissie. Indien deze meting echter erg afwijkt van voorgaande metingen en er zijn geen productietechnische verklaringen voor te vinden dan dient het gemiddelde van de drie voorgaande vergelijkbare periodes gehanteerd te worden.
16
Welke meetmethodes zijn acceptabel voor concentratie VOS, debiet en tijdregistratie? Uit de resultaten zoals beschreven in hoofdstuk drie blijkt dat er verschillende meetmethodes gebruikt worden voor VOS waarvan de keuze vaak bepaald wordt door het soort VOS dat gemeten moet worden. Het ligt om deze reden dan ook niet voor de hand om één bepaalde methode voor te schrijven. Wel zijn afspraken gemaakt over de soort methoden die gebruikt kunnen worden voor de meting van VOS, de meting van het debiet en de tijdregistratie (zie hoofdstuk 5).
Welke soorten VOS worden gemeten? Op grond van wettelijke verplichtingen is bepaald of men de VOS als totaal kan weergeven of dat het nodig is afzonderlijke VOS te rapporteren. Hierover zijn dan in ook in dit kader geen verdere afspraken gemaakt.
Nauwkeurigheid/ onzekerheid Het is heel lastig, zo niet onmogelijk om eisen te stellen aan de gewenste nauwkeurigheid van de VOS-registratie omdat in dat geval ook afspraken gemaakt moeten worden over de methode waarop deze nauwkeurigheid bepaald moet worden. Er wordt dan ook voorgesteld geen verdere afspraken te maken over de gewenste nauwkeurigheid.
17
18
5. Voorstel monitoringsprotocol Bepalingsmethode voor emissies in kader milieujaarverslag (MJV ) In de Handreiking Validatie is een algemene methode opgenomen voor bepaling van de luchtemissies (zie hoofdstuk 7). Hierbij is de te gebruiken methode afhankelijk van de bepalingsklasse waarin de emissie valt. Deze bepalingsklasse wordt op zijn beurt weer bepaald door de grootte van de emissie van de inrichting in relatie tot zijn drempelwaarde of landelijke c.q. lokale doelstellingen of eisen. Voor VOS-totaal is de drempelwaarde gelijk aan een emissie van 10.000 kg/jaar. Daarnaast dienen enkele specifieke VOS zoals benzeen en etheen nog apart gerapporteerd te worden. Deze stoffen hebben in het kader van het MJV ook ieder hun eigen drempelwaarde van respectievelijk 500 en 1000 kg/jaar. De bepalingsklasse voor emissies in het kader van het MJV in het algemeen en voor VOS in het bijzonder is weergegeven in tabel 5.1 (hieronder) en tabel 2 in bijlage 3. Tabel 5.1 Categorisering van emissies in relatie tot drempelwaarde
Emissiecategorie
In woorden Bij overschrijding van:
Zeer belangrijke emissie
• • • •
In formule
Bepalingsklasse
n.v.t.
norm- of streefwaarden Wettelijke eisen IV
Vergunning eisen Lokale doelstellingen
Groter dan of gelijk aan 5x de drempelwaarde Groter dan of gelijk aan de drempelwaarde Aanzienlijke emissie maar kleiner dan 5x de drempelwaarde Aandachtsemissie
Groter dan of gelijk aan de helft van de drempelwaarde maar kleiner dan de drempelwaarde
Gewone emissie
In alle overige gevallen
φ ≥ 5φd φd ≤ φ < 5φd 0,5 φd ≤ φ < φd
φ < 0,5 φd
III II I
Noten: φ = jaaremissie φd = drempelwaarde Voor de bepalingsmethode van de reguliere puntbronnen wordt aangesloten bij deze methode uit de handreiking MJV.
Werkingssfeer Het monitoringsprotocol is van toepassing op VOS-emissies door reguliere puntbronnen van convenantchemiebedrijven die niet onder het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn (Staatsblad 2001, 161) vallen. Hierbij worden onder de emissies van puntbronnen alle emissies uit een afgaskanaal of nabehandelingsapparatuur verstaan. Hieronder vallen dus niet de diffuse emissies en emissies bij op- en overslag tenzij deze zijn aangesloten op nabehandelingsapparatuur. Onder de VOS-emissies van reguliere puntbronnen worden alle emissie uit puntbronnen verstaan die met een normale bedrijfsvoering samenhangen. De genoemde indeling in bepalingsklassen en de daaruitvolgende bepalingsmethoden gelden zowel voor totaalVOS als voor afzonderlijke VOS-verbindingen die worden geëmitteerd en derhalve in het kader van het MJV gerapporteerd moeten worden (n.b. in de projectgroep van het convenant Chemie is afgesproken dat ook emissies onder de drempelwaarden worden gerapporteerd).
19
Bepalingsmethode 1. Reguliere puntbronnen De methode voor de bepaling van de VOS-emissies door reguliere puntbronnen in de chemie is weergegeven in tabel 5.2. In deze tabel zijn voor de volledigheid ook de diffuse emissies en emissie bij op- en overslag opgenomen. Voor de bepaling van deze emissies wordt in die tabel verwezen naar het handboek ‘Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag, handboek emissiefactoren’ (Rapportagereeks Milieumonitor, Nr. 14, maart 2004) en het ‘Meetprotocol voor lekverliezen’ (Rapportagereeks Milieumonitor, Nr. 15, maart 2004). Verder wordt in dit protocol ook aandacht besteed aan de bepalingsmethode voor niet-reguliere puntbronnen, de tijdregistratie, de meetmethoden voor VOS en de meting van het debiet. 2. Niet-reguliere puntbronnen Voor de bepaling van de VOS-emissies voor niet-reguliere puntbronnen gelden de volgende aandachtspunten: • Extra emissies ten gevolge van het uitvallen van de nageschakelde techniek dienen te worden meegenomen. Deze emissies dienen op het moment van uitval via meting of berekening te worden vastgesteld. Voor controle op het functioneren van de nageschakelde techniek kan worden aangesloten bij paragraaf 3.7 van de NeR. • Extra emissies ten gevolge van starts en stops dienen te worden meegenomen in de VOS-registratie. Hiervoor dienen met het bevoegd gezag afspraken te worden gemaakt over de wijze van vaststelling van de extra VOSemissies die hierbij optreden. • Extra emissies ten gevolge van incidenten dienen te worden meegenomen in de VOS-registratie. 3. Tijdregistratie Tijdregistratie, nodig voor de bepaling van de totale emissies van VOS, dient plaats te vinden door continue registratie van een parameter die een directe relatie heeft met de tijd. 4. Meetmethoden voor VOS Voor het meten van de VOS-emissies als totaal-VOS dient gebruik te worden gemaakt van gestandaardiseerde meetmethoden (NEN, EN, ISO, etc.) zoals: Continue metingen − NEN-EN 13526 (2001): Emissies van stationaire bronnen; bepaling van de massaconcentratie van totaal gasvormig organisch koolstof in verbrandingsgassen uit processen waar oplosmiddelen gebruikt worden; continue methode met vlamionisatiedetector; − NEN-EN 12619 (1999): Emissies van stationaire bronnen; bepaling van de massaconcentratie van totaal gasvormig organisch koolstof in lage concentraties in verbrandingsgassen; continue methode met vlamionisatiedetector. Periodieke metingen − VDI 3481-1 (1975): Gaseous emission measurement; Determination of hydrocarbon concentration; flameionizationdetector (FID); − VDI 3481-2 (1998): Gaseous emission measurement - Determination of gaseous organic carbon in waste gases Adsorption on silica gel (monstername); − VDI 3481-3 (1995): Gaseous emission measurement - Determination of volatile organic compounds, especially solvents, flameionizationdetector (FID); − VDI-2457-1 (1997): Gaseous emission measurement - Chromatographic determination of organic compounds – Fundamentals; − VDI-2457-5 (2000): Gaseous emission measurement - Chromatographic determination of organic compounds Sampling in gas vessels, gas chromatographic analysis (monstername).
20
5. Meting van debiet Voor de meting van het debiet dient gebruik te worden gemaakt van gestandaardiseerde meetmethoden (NEN, EN, ISO, etc.) zoals: Continue metingen − ISO 10780 (1994): Stationary source emissions; measurement of velocity and volume flow rate of gas streams in ducts; deze norm wordt momenteel herzien. Periodieke metingen − NPR 2786 (2001): Luchtkwaliteit; debietmeting en debietregeling. In Europees verband wordt momenteel in werkgroep 23 van de CEN technische commissie 264 gewerkt aan een norm voor handmatige en een norm voor continue debietmeetsystemen.
21
Tabel 5.2 Bepalingsmethode voor VOS (zowel totaal-VOS als afzonderlijke stoffen) voor de chemie
Welke bronnen1
Methode voor reguliere puntbronnen
Bepalingsklasse
Bepalingsmethode
• Bronnen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn ! voor 90% van de • inrichtingsemissie
(semi-)continue meten of als dat problematisch is 2x per jaar meten2 en ERP's3 cat. 2 of continu monitoren ERP's3 cat. 1
Methode voor diffuse emissies Te meten gelijksoortige bronnen min. 1 – max. 5
Bij verbrandingsemissies: berekening met emissiefactor op brandstof; vaststelling van emissiefactor door middel van meting
n.v.t.
•
Bij fakkels: berekening op basis van “Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag, handboek emissiefactoren”, Rapportagereeks doelgroepmonitoring (2004)
n.v.t.
Overige bronnen
•
Jaarlijkse vaststelling emissie via éénmalig vastgestelde emissiefactor
Bronnen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor 75% van de inrichtingsemissie
•
1x per jaar meten2 + ERP's3 cat. 3
•
of 2 jaarlijks meten2 + ERP's3 cat. 2
•
of monitoren ERP's3 cat. 1
•
Bij verbrandingsemissies: berekening met emissiefactor op brandstof; vaststelling van emissiefactor door middel van meting
n.v.t.
•
Bij fakkels: : berekening op basis van “Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag, handboek emissiefactoren”, Rapportagereeks doelgroepmonitoring (2004)
n.v.t.
•
Jaarlijkse vaststelling emissie via éénmalig vastgestelde emissiefactor
IV
III
Overige bronnen
Methode voor emissies bij open overslag
n.v.t. min. 1 – max. 3
n.v.t.
Berekening en meting op basis van “Diffuse emissies en Berekening op basis van emissies bij op- en overslag, handboek “Diffuse emissies en emissies bij op- en emissiefactoren”, overslag, handboek Rapportagereeks emissiefactoren”, Milieumonitor nr. Rapportagereeks 14, (maart 2004) Milieumonitor nr. 14, en (maart 2004) “Meetprotocol voor Lekverliezen”, Rapportagereeks Milieumonitor nr. 15, (maart 2004)4
II
• Bronnen die • gezamenlijk verantwoordelijk zijn • voor 50% van de inrichtingsemissie •
of monitoren ERP's3 cat. 1 Bij verbrandingsemissies: berekening met emissiefactor op brandstof; gebruik van emissiefactor uit Bakkum (1986) of vergelijkbare bron mogelijk.
n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
•
Jaarlijkse vaststelling emissie via éénmalig vastgestelde emissiefactor
De grootste bron
•
Eenmalig meten2 bij opstarten
•
of wijzigen + ERP's3 cat. 3
1
3
•
of monitoren ERP's cat. 1
•
Bij verbrandingsemissies: berekening met emissiefactor op brandstof; gebruik van emissiefactor uit Bakkum (1986) of vergelijkbare bron mogelijk.
n.v.t.
Bij fakkels: : berekening op basis van “Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag, handboek emissiefactoren”, Rapportagereeks doelgroepmonitoring (2004)
n.v.t.
Jaarlijkse vaststelling emissie via éénmalig vastgestelde emissiefactor
n.v.t.
•
Overige bronnen
min. 1 – max. 2
Bij fakkels: : berekening op basis van “Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag, handboek emissiefactoren”, Rapportagereeks doelgroepmonitoring (2004)
Overige bronnen
I
1
2 jaarlijks meten2 + ERP's3 cat. 3
•
Berekening op Berekening op basis basis van van “Diffuse emissies en “Diffuse emissies en emissies bij op- en emissies bij op- en overslag, handboek overslag, handboek emissiefactoren”, emissiefactoren”, Rapportagereeks Rapportagereeks Milieumonitor nr. Milieumonitor nr. 14, 14, (maart 2004) (maart 2004)
Het kan voorkomen dat één bron verantwoordelijk is voor de totale jaaremissie van de inrichting. In dat geval geldt de bepalingsmethode natuurlijk voor die bron Het vaststellen van de emissie en het vastleggen van de relatie tussen de relevante procesomstandigheden (ERP’s) en de emissie. 3 Voor de uitleg over welke Emissierelevante Parameters (ERP’S) in de verschillende categorieën van toepassing zijn, wordt verwezen naar de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR). 4 In het meetprotocol voor lekverliezen is bepaald dat de meetverplichting geldt bij een emissie aan lekverliezen groter dan 10 ton koolwaterstoffen per jaar, met een dampspanning hebben van 1 kPa (1000 Pa) bij 293,15 K of meer, of die onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid hebben. De emissiedrempel heeft betrekking op de lekverliezen van de gehele inrichting. 2
24
6. Referenties -
Bakkum, A., Emissieregistratie van vuurhaarden, TNO-MT, ERL1, 1986 (of bijgewerkte versie uit 1994). Handleiding validatie milieujaarverslagen, UvW, V&W/RIZA, VNG, TNO, Den-Haag, december 2001. Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR), InfoMil, Den-Haag, april 2003. Publicatiereeks Emissieregistratie, rapport nr. 8, Emissiefactoren en lekverliezen van apparaten en verliezen bij op- en overslag, 1993. Scheffer, C.B. en W.J. Jonker, Uittreksel van de interne TNO-handleiding voor het vaststellen van verbrandingsemissies (herziening januari 1997), TNO, projectnr. 26960 GV.
25
26
Bijlage 1 Leden begeleidingscommissie Naam Ab Hauer Nils Hofman Geert-Jan Heuvink Kees Peek/ Bas Guis Lucie Vollebregt (secretaris) Enno de Vries Paul van Wessem (voorzitter)
Organisatie IPO/MJV Du Pont de Nemours, Dordrecht Uniqema, Gouda ENINA (RIVM/CBS) InfoMil Shell Chemie Nederland, Hoogvliet Ministerie van VROM
27
28
Bijlage 2 Vragenlijst voor interviews Hieronder vindt u de vragenlijst die gebruikt zal worden bij het interview met uw bedrijf over de monitoring van de VOS-emissies van de puntbronnen. De vragenlijst bevat allereerst een afbakening over welke processen de vragen gaan en vervolgens een opsomming van de vragen zelf. Het idee is om na de vragen de gehele procedure van monitoring nog een keer te doorlopen om eventuele onduidelijkheden weg te nemen. Afbakening Afbakening tot puntbronnen; dit zijn in ieder geval: Reguliere procesemissies Reguliere verbrandingsemissies Incidentele emissies via veiligheden Storingen nageschakelde techniek Opstarten en uit bedrijf nemen van installatie Vragen Algemeen Bij welke activiteiten in het bedrijf komen VOS-emissies vrij; Heeft het bedrijf een BMP opgesteld; Wat staat er in de vergunning en/of het BMP ten aanzien van VOS-emissies en de monitoring/registratie hiervan; Heeft het bedrijf nog andere rapportageverplichtingen ten aanzien van VOS emissies behalve het MJV; Is het bedrijf ISO-gecertificeerd; Type processen, puntbronnen en emissies Is er sprake van batch-processen en/of continue processen, als beide voorkomen, welke is dan de grootste bron van VOS-emissies; Welke puntbronnen kunnen worden onderscheiden (zie opsomming op vorige pagina); Hoeveel VOS-emissiepunten heeft het bedrijf; Hoeveel vergelijkbare (gelijksoortige) emissiepunten zijn er en wat verstaat men onder gelijksoortig; Wat is grootte en samenstelling van VOS-emissies (inperking tot bijv. grote emissiepunten); Wordt een onderscheid gemaakt in verbrandingsemissies en procesemissies; Monitoring/ registratie van emissies Welke bronnen van VOS-emissies worden nu gemonitord/ geregistreerd en welke dus niet; Welke wijze van monitoring/registratie wordt voor welke soort bronnen gebruikt (metingen, schattingen, emissiefactoren, etc.); Indien sprake is van metingen, welke meetmethode wordt gehanteerd; wordt ook gebruik gemaakt van ERP’s en zo ja, van welke soort ERP’s (type + categorie); hoe wordt de representativiteit van het monsternamepunt gegarandeerd; Indien sprake is van schattingen, hoe wordt deze schatting gedaan; Indien sprake is van emissiefactoren, hoe zijn deze vastgesteld; Etc.; Hoe vaak worden deze emissies gemonitord/geregistreerd; hoe wordt rekening gehouden met fluctuaties in de tijd; Zin voor de monitoring/registratie van deze VOS-emissies nog aanvullende gegevens nodig (bijv. doorzet, debiet, etc.) Is er een protocol afgesproken met het bevoegde gezag voor bepaling van de VOS-emissies
29
Procedure van monitoring Hoe ziet de huidige monitoringprocedure eruit; welke stappen kunnen worden onderscheiden en wat is de bijbehorende tijdsbesteding en tijdsplanning; Door wie wordt monitoring/ registratie uitgevoerd; zowel metingen als registraties (uitbesteed of zelf); Indien de monitoring door het bedrijf zelf wordt uitgevoerd, zijn de afzonderlijke fabrieken dan verantwoordelijk voor de aangeleverde getallen of is er een aparte (milieu)afdeling die deze getallen controleert en de eindverantwoordelijkheid hiervoor heeft; Welke controles worden er verder nog uitgevoerd op de monitoringsgegevens; vindt er bijv. ook controle door accountantskantoor plaats; Vindt er een melding van de VOS-emissies naar de overheid plaats, zo ja in welke vorm.
30
Kosten van monitoring Kunt u een indicatie geven van de kosten van de VOS monitoring in relatie tot de geëmitteerde hoeveelheid VOS (kosten per kg geëmitteerde hoeveelheid VOS) (met name rapportage en metingen); Nauwkeurigheid monitoring Globale inschatting van de nauwkeurigheid van de opgegeven VOS-emissie: is deze structureel te hoog of te laag; Welke vrijheden/keuzes zitten er in de huidige wijze van monitoring; Verbeterpunten voor de monitoring Welke knelpunten worden ervaren bij de huidige wijze van monitoring; Op welke punten moet de monitoring van de puntbronnen gestroomlijnd worden zodat tussen convenantchemiebedrijven onderling de getallen vergelijkbaar zijn; Welke problemen worden verwacht indien wijze van monitoring gewijzigd zou moeten worden; Welke elementen zou een monitoringsprotocol in ieder geval moeten bevatten; Zou een dergelijk protocol voldoende zijn voor emissiehandel of moet er dan nog meer worden vastgelegd; Procesmatige exercitie Uitgaande van de VOS-emissie die is opgegeven in het MJV, hoe is dit getal tot stand gekomen; Hier zal geen rekenkundige exercitie worden uitgevoerd maar wordt getracht samen met het bedrijf een totale procedure op te stellen waarin alle elementen uit bovenstaande vragen in terugkomen. Doel van deze exercitie is om eventuele onduidelijkheden of onvolkomenheden in de antwoorden op bovenstaande vragen inzichtelijk te maken en alsnog op te helderen.
31
32
Bijlage 3 Monitoring volgens handreiking MJV In deze bijlage zijn twee tabellen opgenomen. De eerste tabel geeft de algemene methode voor monitoring volgens de handreiking weer. De tweede tabel geeft een specifieke uitwerking van deze methode voor de monitoring van VOS. Een combinatie van deze twee tabellen is in de rapportage in hoofdstuk 4 opgenomen. Tabel 1: Bepalingsmethode bij meerdere bronnen
Bepalings-
Welke bronnen1
Bepalingsmethode
klasse
IV
III
II
Bronnen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor 90% van de inrichtingsemissie Bronnen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor 75% van de inrichtingsemissie Bronnen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor 50% van de inrichtingsemissie De grootste bron
I
•
•
(semi-)continue meten of als dat problematisch is 2x per jaar meten2 en ERP's cat. 2
2
min. 1 – max. 5
of continu monitoren ERP's cat. 1 −
1x per jaar meten2 + ERP's cat. 3
−
of 2 jaarlijks meten2 + ERP's cat. 2
−
of monitoren ERP's cat. 1
−
2 jaarlijks meten2 + ERP's cat. 3
−
of monitoren ERP's cat. 1
−
Eenmalig meten2 bij opstarten
of wijzigen + ERP's cat. 3 −
1
Te meten gelijksoortige bronnen
min. 1 – max. 3
min. 1 – max. 2
1
of monitoren ERP's cat. 1
Het kan voorkomen dat 1 bron verantwoordelijk is voor de totale jaaremissie van de inrichting. In dat geval geldt de bepalingsmethode natuurlijk voor die bron Het vaststellen van de emissie en het vastleggen van de relatie tussen de relevante procesomstandigheden (ERP’s) en de emissie.
33
Tabel 2 Invulling van de bepalingsmethoden voor VOS
Klasse
IV IV
III III III
Bepalingsmethode
Continue meting Berekening in combinatie met metingen (bijvoorbeeld lekdetectie) Frequente meting Berekening met emissiefactor op brandstof Oplosmiddelenbalans
II
VDI 3481 / 3 NER Meetstrategie beschikbaar – niet standaard VDI 3481 / 3 NER Standaard handboeken;
Bepalingsfrequentie (aantal per jaar)
Indicatie van nauwkeurigheid *)
365
15-25%
1 (aantal metingen afhankelijk van meetstrategie) 1 – 12 1 (brandstofboekhouding)
Dit vergt een uitvoerige boekhouding per procesunit
1
Berekening aan de hand van een modelstof
Technische stand van zaken bepaalt de emissie
1
Berekening aan de hand van de actuele situatie
Standaard handboeken (ER 8, API, EPA)
+ metingen II
Meetprotocol, deskundigheid, apparatuur
II
I
Sommatie van ‘lokale’ oplosmiddelbalansen
Schatting op basis van voorgaande jaar
25-50% 25-50%
50-100%
1 (logistiek bijhouden maandelijks tot dagelijks)
II Oplosmiddelenbalans
15-25%
25-50%
1
Bepaald door nauwkeurigheid waarmee de hoeveelheden bepaald zijn
Dit vergt een uitvoerige boekhouding per procesunit.
1
Bepaald door nauwkeurigheid waarmee de hoeveelheden bepaald zijn
Factor gebaseerd op verhouding productie/doorzet
1
Ordegrootte
Oplosmiddel Boekhouding
*) Deze indicatie gaat uit van een representatieve situatie. Als de representativiteit van de metingen of berekeningen voor de desbetreffende situatie onduidelijk is dan is de onbetrouwbaarheid veel groter
34