Kwartaalrapportage Q4-2011
Disclaimer De informatie in deze rapportage is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid opgesteld. U kunt hieraan echter geen rechten ontlenen. Uw rechten zijn omschreven in het voor u geldende pensioenreglement. U vindt het pensioenreglement op de website van het pensioenfonds: www.owase.nl
Inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
Samenvatting, deel 1, inleiding en dekkingsgraad Samenvatting, deel 2, beleggingen en markten Samenvatting, deel 3, financiën en bestuurszaken Pensioenuitkeringen en -premies Aantal actieven, slapers en uitkeringsgerechtigden Waarde-overdrachten Indexatie Indexatie Pensioenfonds OWASE 1991-Q4 2011 Kerncijfers Dekkingsgraad Vermogenspositie Bepaling vereist eigen vermogen en minimaal vereist eigen vermogen Ontwikkeling dekkingsgraad en rekenrente Ontwikkeling voorziening pensioenverplichting en rekenrente Renteschok en renteschok icm aandelenschok Vermogensoverzicht Rendement Rendementen beleggingsportefeuille 1991-Q4 2011 Mutaties ALM- en SAA-benchmark Fondsenoverzicht met bijbehorende rentegevoeligheid Doorkijk valuta per 31-12-2011 Rating obligaties per 31-12-2011 Verdeling actief en passief beleggen per 31-12-2011 Liquiditeitsprognose Q1 2012
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
Samenvatting, deel 1 Kwartaalrapportage algemeen
Kwartaalrapportage Q4-2011
Deze kwartaalrapportage geeft inzicht in de ontwikkeling van de financiële situatie van Stichting Pensioenfonds OWASE.
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is in het 4e kwartaal licht gestegen van 100,2% eind september naar 104,0% eind december. De rekenrente is na een lichte stijging in oktober en november weer gedaald naar 2,74% eind december. De pensioenverplichtingen zijn licht gestegen met 1,2 mln naar een niveau van 531 mln. Het vermogen is gestegen van 531 mln naar 553 mln door hoofdzakelijk een waardestijging van de aandelenportefeuille.
In de rapportage vindt u de voorziening pensioenverplichtingen, het minimaal vereist eigen vermogen (dekkingstekortgrens), het vereist eigen vermogen (reservetekortgrens), de reservepositie en de dekkingsgraad van het pensioenfonds over het afgelopen kwartaal, berekend op basis van de actuele rekenrente volgens de rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank. Ter indicatie wordt ook aangegeven welk effect een lagere of hogere rente (plus of min 1%) op de financiële situatie van het pensioenfonds zou hebben gehad. Voorts vindt u in de rapportage een beknopt overzicht van de samenstelling van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds, van de mutaties in de beleggingsportefeuille en van de rendementen van de beleggingen over het afgelopen kwartaal. Tevens wordt aangegeven hoe de rentegevoeligheid (duration) van het pensioenfondsvermogen zich verhoudt tot de rentegevoeligheid van de verplichten van het pensioenfonds (de mate van afdekking van het zgn. renterisico). De beleggingsgegevens zijn ontleend aan de beleggingsrapportages die in opdracht van de beleggingscommissie van het pensioenfonds maandelijks worden opgesteld.
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
Renteschok (i.c.m. aandelenschok) Pensioenfonds OWASE heeft ultimo december 2011 een dekkings- en reservetekort. Dit tekort zal verder oplopen bij een rentedaling van 1% en nog verder bij een rentedaling van 1% in combinatie met een daling van de aandelenkoersen. (zie blad 12). Ontwikkelingen in Q1 In januari 2012 is de rating van een aantal landen in de eurozone verlaagd wat een effect had op de gemiddelde kwaliteit van de obligatieleningen. Het aandeel in AAA leningen nam hierdoor af van 52% naar 41 % per 15-1-2012.
Samenvatting, deel 2 Kwartaalrapportage Q4-2011 Beleggingen en rendementen Over het vierde kwartaal is, exclusief valuta afdekking, een rendement gerealiseerd van 4,3% bij een benchmark van 4,2%. Het totaal rendement was 3,9% bij een benchmark van 4,2%. De valuta afdekking had een negatief effect (-0,4%) op het rendement. De resultaten zijn in dit kwartaal: Incl Valuta Exclusief valuta SAA ALM Benchmark Benchmark Q1 -1,00% -1,18% -0,83% -0,66% Q2 0,7% 0,3% 0,5% -0,15% Q3 -0,7% 0,5% 0,75% -4,77% okt. 2,5% 2,1% 1,94% 1,86% nov. -1,8% -1,5% -1,54% -2,01% dec. 3,3% 3,8% 4,64% -1,76% Q4 3,9% 4,2% 4,15% 4,01% YTD 3,0% 4,0% 4,58% -1,76% Ondersteund door een licht gedaalde rente boekten de vastrentende waarden een rendement van 1,6% (bm 0,9%). Het rendement op de zakelijke waarden bedroeg 9,7% (bm 10,0%). De overige zakelijke waarden (goud en vastgoed) lieten een performance zien van 0,4% (bm 1,4%). Het onroerend goed bleef achter met een negatief rendement van -0,3% (bm 0,7%). In het vierde kwartaal is in totaal voor 30 mln geïvesteerd in een drietal staatsobligaties ten laste van de liquiditeiten. De liquiditeiten kwamen hierdoor binnen de ALM bandbreedte van 5%. Aangekocht werden een Duitse, Nederlandse en Oostenrijkse obligatie (allen ca 10 mln). Algemene marktontwikkelingen Ook in het vierde kwartaal ging met betrekking tot de wereldeconomie de aandacht uit naar de Europese schuldencrisis. De EU landen versterkten het stabiliteitspact met daarbij automatische sancties. De algemene indruk is evenwel dat dit niet afdoende zal zijn om het Griekenlandprobleem op te lossen. Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
Ook de andere perifere landen konden zich op de belangstelling van de beleggers verheugen. De rentes in deze landen liep zorgwekkend hoog op en ook zorgwekkend werden de schuldenposities van de Europese banken. In Italië trad een nieuwe technocratische regering aan en de ECB versoepelde het monetair beleid door een lening van bijna 500 miljard beschikbaar te stellen, waardoor de rente in Spanje en Italië daalde met 2%. Het vertrouwen van de Europese banken onderling is nog ver te zoeken, waardoor er extreem grote posten bij de ECB worden gestald. De EU als geheel stevent op een recessie af, waaraan alleen de Duitse economie zich zal kunnen onttrekken. De economie in de VS laat een gematigde groei zien. De arbeidsmarkt verbetert gestaag en ook andere indicatoren wijzen er op dat een recessie voor de VS onaannemelijk is geworden. Ook Azië en met name China heeft te leiden van de Europese crisis. Japan herstelt van de gevolgen van de tsunami. Mondiaal gezien wordt algemeen uitgegaan van een gematigde groei in 2012. De EURO verzwakte t.o.v. de USD (Q3: 1,3417 en eind Q4: 1,29815) en ook t.o.v. de andere valuta. Door deze ontwikkeling bedroeg de afdekking per september 89%, duidelijk meer dan de doelstelling van 80%. Het beleid van de beleggingscie was er op gericht bij een dollar lager dan 1,20 de afdekking weer te verhogen. Mede hierom en het feit dat de dollar daarna afzwakte (per 31 oktober 1,3984) is half oktober besloten de afdekking niet te herzien. Op dat moment was de afdekking 83%, eind oktober was de afdekking ca 80% en op het niveau van de doelstelling. Tot op heden wordt een afwachtende houding aangehouden ten opzichte van het toevoegen van risico in de beleggingsportefeuille en handhaven de relatief grote kaspositie met daarbij een aantal individuele staatsleningen en de onderwogen positie in aandelen. Totdat er meer duidelijkheid komt over wie en hoe het EFSF (European Financial Stability Fund) gaat funden, wordt een verdere correctie in de aandelenmarkten niet uitgesloten.
Samenvatting, deel 3 Kwartaalrapportage Q4-2011
Kwartaalrapportage Q4-2011
Begroting 2012 In de bestuursvergadering van 22 november 2011 is de begroting voor 2012 behandeld. Voor komend jaar zijn - naast de reguliere uitvoeringskosten - onder meer een legal check van alle fondsdocumenten begroot, een check van het risicomanagement en een check van het Handboek AO/IC. In de tweede helft van 2012 zal overeenkomstig de meerjarenplanning een visitatiecommissie worden ingehuurd. Ook zal in 2012 groot onderhoud plaatsvinden aan ConPackage, het pensioenadministratiesysteem en zal het systeem worden voorbereid op de implementatie van het nieuwe pensioenakkoord.
Kostendekkende premie De huidige pensioenpremie van 30% van de pensioengrondslag is niet geheel kostendekkend. Op basis van de zgn. premiedekkings-graadeis zou de feitelijke premie ten minste 31,1% dienen te bedragen. De premiedekkingsgraadeis wordt door DNB gesteld aan fondsen die een dekkingstekort hebben. De premie dient in dat geval namelijk bij te dragen aan het herstel van de financiële positie van een fonds. DNB biedt fondsen die niet aan de premiedekkings-graadeis voldoen wel de mogelijkheid om - onder bepaalde voorwaarden - een ‘adempauze’ aan te vragen. Ook als gebruikt wordt gemaakt van de adempauze dient de premie ten minste kostendekkend te zijn. Het bestuur heeft besloten om van de adempauze gebruik te maken. De adempauze duurt een jaar. Komend jaar zal door de CAO Werkgroep Pensioen worden bekeken in hoeverre de OWASE-pensioenregeling - mede in verband met de implementatie van het landelijke pensioenakkoord - aangepast dient te worden. Als blijkt dat de pensioenpremie ook per 1 januari 2013 niet kostendekkend is, dan zal het bestuur per die datum de benodigde maatregelen treffen. De voorzitter van het pensioen-fondsbestuur heeft CAO-partijen tijdens de WVO-satellieten-vergadering op 16 november 2011 alvast ingelicht over mogelijke problemen met de kostendekkende premie en over de maatregelen die in het voorkomende geval getroffen moeten worden.
Indexaties Het pensioenfonds heeft op dit moment niet voldoende financiële middelen om de pensioenuitkeringen van de pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers per 1 januari 2012 te kunnen verhogen, ook niet gedeeltelijk. Het bestuur heeft daarom in januari besloten om per 1 januari 2012 geen indexatie aan de pensioengerechtigden en aan de gewezen deelnemers toe te kennen. Het bestuur probeert de gemiste indexatie op een latere datum alsnog toe te kennen zodra de financiële situatie van het pensioenfonds dat weer toelaat. Indien (alsnog) een CAO-verhoging wordt afgesproken, zal het bestuur beoordelen of er per toekomende datum al dan niet een indexatie aan de actieve deelnemers toegekend kan worden. Als uitgegaan moet worden van de huidige financiële situatie van het pensioenfonds kan ook aan de actieve deelnemers geen indexatie worden toegekend.
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
Herbenoemingen De SOR heeft de heer Brookhuis per 1 januari 2012 voor een nieuwe termijn van 4 jaar herbenoemd in het pensioenfondsbestuur en WVO heeft de heer Dries per 1 januari 2012 voor een nieuwe termijn van 4 jaar herbenoemd in het bestuur. WVO heeft tevens de heer De Jonge per 1 januari 2012 voor een nieuwe termijn van 4 jaar herbenoemd in het verantwoordingsorgaan. Wavin Old heeft de heer Meijer per 1 januari 2012 voor een nieuwe termijn van 4 jaar herbenoemd in het verantwoordingsorgaan.
Rapportage deelnemersadministratie Ultimo december 2011 is er aan pensioenpremie een bedrag van € 316.216 te ontvangen. Inmiddels zijn alle pensioenpremies ontvangen.
1. Pensioenuitkeringen en -premies Q4-2011 maand oktober november december totaal
aantal 1.380 1.382 1.390
uitkering 1.481.630 1.475.046 1.466.735 4.423.410
premie 1.291.485 1.294.682 1.297.718 3.883.885
Q1-2011-Q4-2011* Kwartaal Q1-2011 Q2-2011 Q3-2011 Q4-2011 totaal
aantal 1.362 1.359 1.373 1.390
uitkering 4.347.389 4.321.165 4.392.701 4.423.410 17.484.665
premie 3.907.085 3.929.060 3.895.022 3.883.885 15.615.052
De trend van het dalende aantal actieve deelnemers zet ook in 2011 door. Dit houdt mede verband met reorganisaties bij de aangesloten bedrijven (mn. RPC) als gevolg van de economische crisis (outplacement). Het aantal pensioengerechtigden blijft stijgen. Dit houdt enerzijds verband met de vergrijzing van het deelnemersbestand, maar anderzijds ook met de hiervoor genoemde reorganisaties bij de aangesloten bedrijven (vroegpensioen).
2. Aantallen Deelnemers actieven slapers pensioen op pensioen wdp pensioen wzp Totaal
De inkomsten uit pensioenpremie zijn de laatste maanden redelijk constant. De premie inkomsten zijn echter al geruime tijd lager dan de pensioenuitkeringen.
Q4-2011 Q3-2011 Q4-2010 Q4-2009 Aantallen Aantallen Aantallen Aantallen 1.611 1.635 1.679 1.775 1.479 1.468 1.416 1.363 850 846 831 804 412 402 401 398 25 22 20 19 4.377 4.373 4.347 4.359
*Het aantal uitkeringen komt niet overeen met het aantal uitkeringsgerechtigden in de kolom pensioen op, wdp en wzp in tabel "2. Aantallen". Er is sprake van dubbeltellingen. Een arbeidsongeschikte werknemer kan een uitkering ontvangen en actieve deelnemer zijn.
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
Slapers: vanaf 1 januari 2010 worden kleine pensioenaanspraken van gewezen deelnemers afgekocht (2 jaar na uitdiensttreding). Voor 2011 is de afkoopgrens kleine pensioenen bepaald op €427,29. Elke laatste maand van het kwartaal worden de voor dat kwartaal aangeschreven deelnemers afgekocht.
Rapportage deelnemersadministratie
3. Waarde-overdrachten
Kwartaal Q1-2010 Q2-2010 Q3-2010 Q4-2010 Q1-2011 Q2-2011 Q3-2011 Q4-2011
inkomend aantal 15 8 9 8 8 7 5 4
bedrag 119.444 161.433 168.341 85.457 132.469 84.147 459.434 117.193
uitgaand aantal 5 12 4 5 3 3 4 2
bedrag 108.194 292.686 143.141 101.598 99.789 46.770 70.702 22.813
Er is geen achterstand in de verwerking van waarde overdrachten, wel staan veel waardeoverdrachten 'on hold' in verband met een te lage dekkingsgraad bij het andere betrokken pensioenfonds. Waarde overdracht mag alleen worden uitgevoerd als beide pensioenfondsen een dekkingsgraad hebben boven de 100%.
4. Indexatie - Actieven Er was nog geen akkoord bereikt over een nieuwe CAO, derhalve heeft er in het vierde kwartaal geen indexatie plaatsgevonden. - Slapers en gepensioneerden In het vierde kwartaal heeft geen indexatie plaatsgevonden.
Kosten indexatie Q3 jaar 2011 actieven 345.451 niet-actieven 4.374.858 Totaal 4.720.309
Achterstand indexaties per 31-12-2011 actieven 0,00%
niet-actieven
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
0,00%
5. Indexatie Pensioenfonds OWASE van 1991 tot 2011 Q4 Indexaties Pensioenfonds Owase (tot 1-1-2004 eindloonregeling) 180
Aktief 170
pensioen CPI
160 150 140 130 120 110 100 90
07-2011
07-2010
07-2009
07-2008
07-2007
07-2006
07-2005
07-2004
07-2003
07-2002
07-2001
07-2000
07-1999
07-1998
07-1997
07-1996
07-1995
07-1994
07-1993
07-1992
07-1991
12-1990
80
Voorwaardelijkheidsverklaring Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt (half-) jaarlijks toeslag* verleend van maximaal de stijging van de OWASEloonindex voor de actieve deelnemers en maximaal de stijging van de CBS consumentenprijsindex (CPI alle huishoudends, afgeleid) voor de slapers en gepensioneerden. Het bestuur beslist evenwel (half-) jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. * Indexatie wordt ook wel toeslagverlening genoemd.
periode
In 2002 verkeerde het pensioenfonds in onderdekking. Zowel werkgevers, actieven en niet-actieven hebben een bijdrage geleverd. De premie is in 2 stappen verhoogd tot het huidige niveau van 30%. De eindloonregeling is omgezet naar een middelloonregeling. Er is eenmalig geen indexatie toegekend aan pensioengerechtigden.
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
6. Kerncijfers (bedragen euro * 1.000)
Nieuwe AG tafels
2007 maand
2008
Q4-09
Q1-10 Q2-10
Q3-10 Q4-10
jun-10
sep-10
vermogen
456.106
421.512
483.190
501.499
508.394
VPV
309.590
398.033
405.298
425.520
456.558
20
18
18
18
18
18
17
17
17
17
17
17
17
17
17
17
17
17
16
dekkingsgraad
147,3%
105,9%
119,2%
117,9%
111,4%
107,5%
116,8%
118,5%
119,5%
121,9%
122,3%
120,5%
121,4%
114,7%
108,6%
100,2%
104,0%
103,1%
104,0%
dekkingstekortgrens
325.070
417.935
425.563
446.796
479.386
531.029
479.512 470.247
472.277
457.580 464.195 475.901 463.109 495.880 539.315 556.503 549.588 545.053
557.820
reservetekortgrens
365.550
441.721
464.476
480.971
514.154
566.882
536.211 528.000
532.000
521.782 530.000 539.315 526.372 553.949 576.459 620.104 612.398 607.345
622.000
5
4
4
4
3
3
reservepositie
0
0
0
90.536
-20.227
18.696
20.510
Met ingang van juli 2011 is er opnieuw sprake van een reservetekort. Dit betekent dat het langetermijnherstelplan weer van toepassing is. De rentegevoeligheid is gedeeltelijk afgedekt. Door een daling van de rente is de voorziening pensioenverplichting toegenomen. De voorziening pensioenverplichting is sterker toegenomen dan het vermogen, mede door de negatieve resultaten op zakelijke waarden . De reservetekortgrens is gebaseerd op de strategische beleggingsmix. In september 2011 is een dekkingstekort ontstaan. Hierdoor is het kortetermijnherstelplan weer van toepassing.
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
543.814
533.296 530.771
505.742
456.678 447.854
3
4
nov-11
dec-11
537.368
531.361 540.462 546.347 535.316 541.891 533.762 531.208 544.363 534.990
552.699
449.788
435.790 442.090 453.239 441.056 472.250 491.440 530.003 523.417 519.098
531.257
4
mrt-11
4
apr-11
4
mei-11
4
jun-11
4
jul-11
3
aug-11
Q4 2011
mrt-10
dekkingstekort
feb-11
Q3 2011
dec-09
schatting gemidd. FTK rente
jan-11
Q2 2011
dec-08
overige voorzieningen
dec-10
Q1 2011
dec-07
3
sep-11
3
okt-11
3
3
3
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
-25.295
-5.225
-10.063
-5.121
-5.778
-23.086
-2.915
2.754
5.351
9.562
10.445
7.015
8.927
-12.058
-42.697
-88.913
-68.052
-72.372
-69.317
7. Dekkingsgraad
Dekkingsgraad Pensioenfonds Owase 125%
percentage
120% 115% 110% 105% 100%
dec-11
nov-11
okt-11
sep-11
aug-11
jul-11
jun-11
mei-11
apr-11
mrt-11
feb-11
jan-11
dec-10
nov-10
okt-10
sep-10
aug-10
jul-10
jun-10
mei-10
apr-10
mrt-10
feb-10
jan-10
dec-09
nov-09
okt-09
sep-09
aug-09
jul-09
jun-09
mei-09
apr-09
mrt-09
feb-09
jan-09
dec-08
95%
maand dekkingsgraad
minimaal eigen vermogen
Dekkingsgraad: de nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds is de nominale waarde van de bezittingen minus de kortlopende schulden gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen, bepaald op basis van de rentetermijnstructuur. Minimaal vereist eigen vermogen of dekkingstekort-grens: de dekkingstekort-grens van het pensioenfonds ligt bij een nominale dekkingsgraad waarbij net geen sprake is van een dekkingstekort. Er is sprake van een dekkingstekort als de middelen van het pensioenfonds niet toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. De dekkingstekort-grens ligt bij een nominale dekkingsgraad van 105%.
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen of reservetekortgrens: de reservetekortgrens van het pensioenfonds ligt bij een nominale dekkingsgraad waarbij net geen sprake is van een reservetekort. Van een reservetekort is sprake als de middelen van het pensioenfonds niet toereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, en andere - door het Financiële Toetsingskader voorgeschreven - reserves te dekken.
8. Vermogenspositie Q4-2011: Door een stabilisatie van de rekenrente zijn de verplichtingen (3 maandsgemiddele, voorgeschreven door DNB) slechts licht toegenomen. Het pensioenfondsvermogen is gestegen dank zij een positieve waardeontwikkeling van de aandelenportefeuille. Beide mutaties zorgen voor een toename van het vermogen. Eind vierde kwartaal van 2011 is er echter blijvend sprake van een dekkings- en reservetekort. De reservepositie wordt in deze berekening bepaald op basis van de modified duration van zowel de verplichtingen als ook de obligatieportefeuille. Als deze bepaald wordt op basis van kasstromen, kan deze licht afwijken. Rekeninghoudend met de werkelijke RTS per 31-12-2011 zou de dekkingsgraad 3,5% lager worden vastgesteld op 100,5%. Zowel het dekkingstekort als ook het reservetekort nemen in die situatie toe.
Grafiek Vermogenspositie Pensioenfonds Owase
Miljoenen
700
600
500
400
300
200
100
0
-100
-200 200 7-4
200 8-4
200 9-1
200 9-2
200 9-3
200 9-4
201 201 0-1 0-2 kwartaal
voorziening pensioenverplichting
dekkingstekort
reservetekortgrens
reservepositie
201 0-3
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
201 0-4
201 1-1
201 1-2
201 1-3
dekkingstekortgrens
201 1-4
Algemeen: In de grafiek worden de verplichtingen van het pensioenfonds per kwartaal afgezet tegen de omvang van het pensioenfondsvermogen. De gehele staaf geeft de omvang van het vermogen weer (voor zover de staaf onder de nullijn ligt, dient dit gedeelte in mindering te worden gebracht op het gedeelte dat boven de nullijn ligt). Op de staaf wordt de omvang van de voorziening pensioenverplichtingen (blauw), van het minimaal vereist eigen vermogen (wit) en van het vereist eigen vermogen weergegeven (groen). De ruimte op de staaf die overblijft geeft de reservepositie van het pensioenfonds weer (paars). Als deze boven de nullijn (aan de top) wordt weergegeven is sprake van een positieve rservepositie. Als deze onder de nullijn wordt weergegeven is sprake van een negatieve reservepositie: een reserve- en/of dekkingstekort.
9. Bepaling vereist eigen vermogen
bepaling vereist vermogen 90000 80000 70000
* € 1.000
60000 50000
Renterisico Risico zakelijke waarden
40000
Q4-2011: De belangrijkste risico's voor het pensioenfonds zijn het aandelenrisico, het renterisico en het valuatarisico. Zowel de buffers voor het renterisico als voor het valutarisico zijn echter relatief laag. Dit komt doordat deze risico's gedeeltelijk zijn afgedekt. Daarnaast speelt mee dat, hoe lager de rentestand hoe minder reserves hoeven te worden aangehouden voor het renterisico. De buffer voor het zakelijke waardenrisico is relatief hoog. Afdekking van het zakelijke waardenrisico zou ten koste gaan van het realiseren van beleggingsrendement en dit rendement is nodig om de voorwaardelijke indexaties te financieren. De berekening is gebaseerd op de strategische beleggingsmix.
Valutarisico 30000
Grondstoffenrisico Kredietrisico
20000
Verzekeringstechnisch risico 10000
Vereist eigen vermogen
0 1 FTK risico's (S1 t/m S6)
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
Algemeen: In de grafiek wordt aangegeven welke risicobuffers het pensioenfonds op grond van het Financieel Toetsingskader moet aanhouden en wat de omvang is van deze buffers. De grote blauwe staaf geheel rechts geeft het vereist eigen vermogen weer. De andere staven zijn de specifieke risicobuffers (S1 t/m S6) die afhankelijk zijn van wettelijke parameters en van het eigen risicoprofiel van het pensioenfonds. Tezamen vormen deze specifieke risicobuffers het vereist eigen vermogen, met dien verstande dat de staven niet zomaar bij elkaar opgeteld kunnen worden. Hiervoor geldt een bepaalde formule, de zgn. wortelformule. De risicobuffers in deze opstelling zijn bepaald op basis van de werkelijke beleggingsmix
10. Ontwikkeling dekkingsgraad en rekenrente Q4-2011: In Q4 hebben zich geen grote wijzigingen voorgedaan.
Dekkingsgraad en rekenrente dekkingsgraad
rente
1,5
110
1
105
0,5
100
0
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
2011-4
115
2011-3
2
2011-2
120
2011-1
2,5
2010-4
125
2010-3
3
2010-2
130
2010-1
3,5
2009-4
135
2009-3
4
2009-2
140
2009-1
4,5
2008-4
145
2007-4
5
2006-4
150
De rente is licht gestegen van 2,71% in september naar 2,74% in december. Hierbij moet wel worden vermeld dat in december, in opdracht van DNB, moet worden gerekend met het drie maands gemiddelde. De werkelijke rente zou echter 2,55% zijn geweest. De pensioenverplichtingen zijn in Q4 licht gestegen van 530 naar 531 mln. Het vermogen is gestegen van 531 naar 553 mln. Als gevolg hiervan is de dekkingsgraad in Q4 gestegen van 100,2% naar 104,0%. Algemeen: Uit de grafiek blijkt of er in een bepaalde periode een sterke correlatie is tussen de renteontwikkeling en de ontwikkeling van de dekkingsgraad.
11. Ontwikkeling voorziening pensioenverplichting en rekenrente Q4-2011:
Voorziening pensioenverplichting en rekenrente VPV
rente 5
600
4,5 500
4 3,5
400
De rente is iets gestegen in het vierde kwartaal, namelijk van 2,71% in september naar 2,74% ultimo december. Als gevolg hiervan zijn de pensioenverplichtingen in Q4 eveneens licht gestegen, namelijk van 530 naar 531 mln.
3 300
2,5 2
200
1,5 1
100
0,5
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
2011-4
2011-3
2011-2
2011-1
2010-4
2010-3
2010-2
2010-1
2009-4
2009-3
2009-2
2009-1
2008-4
2007-4
0 2006-4
0
Algemeen: Uit de grafiek blijkt dat er een sterke negatieve correlatie is tussen de renteontwikkeling en de ontwikkeling van de verplichtingen. Een daling van de rente betekent een stijging van de verplichtingen en een stijging van de rente betekent een daling van de verplichtingen.
12. Renteschok en renteschok in combinatie met aandelenschok
vermogen VPV dekkingsgraad overige voorzieningen dekkingstekortgrens reservetekortgrens dekkingstekort reservepositie
modified duration vastrentend totaal modified duration VPV
rente -1% aand. -25% 529.299 618.914 85,5% 16 649.860 690.953 120.561161.670-
rente -1% 585.953 618.914 94,7% 16 649.860 702.904 63.907116.967-
Q4-2011 rente +1% 552.699 518.899 531.257 443.600 104,0% 117,0% 16 16 557.820 465.780 613.283 521.699 5.12160.6002.816-
Q4-2011 Q4-2010 Duration Euro's Duration Euro's 15,8 278,6 15,2 277,6 8,0 552,7 7,9 531,0 16,5 531,2 15,7 456,7
rente +1% aand. +25% 575.553 443.600 129,7% 16 465.780 532.329 43.208
Q4-2011: Het Pensioenfonds OWASE heeft een reserve- en een dekkingstekort. Bij een rentedaling van 1% loopt dit tekort verder op en bij een aandelenschok van -25% in combinatie met een renteschok van 1% worden de tekorten nog groter. De reservepositie wordt in deze berekening bepaald op basis van de werkelijke beleggingsmix en de modified duration van zowel de verplichtingen als ook de obligatieportefeuille.
Algemeen: Ter indicatie wordt in deze tabel aangegeven welk effect een lagere of hogere rente (plus of min 1%) al dan niet in combinatie met een aandelenschok (plus of min 25%) in dit kwartaal op de financiële situatie van het pensioenfonds zou hebben gehad. De rentegevoeligheid (duration) van de verplichtingen is gedeeltelijk gematched met de rentegevoeligheid van de vastrentende waardenportefeuille van het pensioenfonds. Voor het effect van deze matching is tevens relevant welke omvang de vastrentende waardenportefeuille van het pensioenfonds heeft ten opzichte van het totale pensioenfondsvermogen.
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
13. Vermogensoverzicht Deze tabel geeft het aandeel van de specifieke beleggingscategorieën weer in de totale beleggingsportefeuille van het pensioenfonds.
Q4 2011 Beleggingscategorie Staatsobligaties Bedrijfsobligaties Inflatiegerelateerde obl. Opgelopen rente
Vastrentende waarden Aandelen wereldwijd Aandelen sectoren Aand. ontwikkelde R&L Aand. ontwikkelende R&L
Zakelijke waarden Indirect onroerend goed Commodities: edelmetalen Commodities: andere met. Hedgefunds High yield credits Private equity
Overige zakelijke waarden Deposito Nog te ontvangen/betalen
Liquiditeiten Valutatermijnaffaires Totaal beleggingen Aansluiting performance met vermogensoverzicht Liq.uitvoeringsorg. Totaal
Waarde Weging 189.593.677 35% 68.808.756 13% 29.072.501 5% 1.354.090 0% 288.829.024 53% 47.539.824 9% 19.075.644 3% 91.048.396 17% 35.997.847 7% 193.661.711 35% 18.699.148 3% 14.396.253 3% 0% 0% 12.064.800 2% 0% 45.160.201 8% 22.253.924 4% 0% 22.253.924 4% (2.604.097) 0% 547.300.763 100%
Bandbreedte 25% 50% 0% 20% 0% 20%
Strategisch 30% 10% 10%
45%
60%
50%
0% 25% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
10% 45% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 20%
5% 40% 2,5% 2,5% 2,5% 0% 0% 2,5% 10%
-5%
5%
0%
(164.012) 5.288.971 552.425.722
In het eerste kwartaal heeft het bestuur een tijdelijke onderschrijding voor staatsobligaties (21% werkelijk belang, ondergrens weging 25%) toegestaan. In het tweede kwartaal is voor € 15 mln. aan Nederlandse en Franse staatsobligaties gekocht tegenover de verkoop van inflatiegerelateerde obligaties van 10 mln. De categorie Staatsobligaties bleef daarmee nog licht onder de bandbreedte, de onderweging in de categorie is wel afgenomen. In het derde kwartaal is het belang staatsobligaties binnen de bandbreedte gekomen door de gedaalde rente, waardoor de obligaties in waarde zijn gestegen. Door de verkoop van inflatie gerelateerde obligaties en het liquide aanhouden van de opbrengst is het totale belang aan liquiditeiten boven de bandbreedte gekomen. Deze overschrijding is afgestemd met het bestuur. In het vierde kwartaal is in oktober een tweetal staatsobligaties (€20 mln) en in december een staatsobligatie van € 10 mln aangekocht. De wegingen van de categorieën zijn nu binnen de bandbreedtes. Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
14. Rendement Deze tabel geeft het rendement van de specifieke beleggingscategorieeën weer en het rendement van de voor deze categorieën gekozen benchmarks.
Beleggingscategorie Staatsobligaties Bedrijfsobligaties Inflatiegerel. obligaties Opgelopen rente Vastrentende waarden Aandelen wereldwijd Aandelen sectoren Aand. ontwikkelde R&L Aand. ontwikkelende R&L Zakelijke waarden Commodities:edelmetalen High yield credits Indirect onroerend goed Overige zakelijke waarden Liquiditeiten Valutatermijnaffaires Totaal excl. VTA en deposito Totaal beleggingen (excl uitvoeringsorganisatie)
Waarde 189.593.677 68.808.756 29.072.501 1.354.090 288.829.024 47.539.824 19.075.644 91.048.396 35.997.847 193.661.711 14.396.253 12.064.800 18.699.148 45.160.201 22.253.924 (2.604.097)
Q4-2011 P BM 2,5% 1,4% 1,7% 1,2% -2,9% -3,1% 1,7% 1,0% 4,0% 5,1% 15,8% 16,3% 11,7% 11,7% 8,5% 8,4% 9,7% 10,0% -2,5% -2,4% 5,3% 6,3% -0,3% 0,7% 0,4% 1,3% 4,3% 4,2%
547.300.763
3,9%
4,2%
Over het vierde kwartaal is een positief rendement geboekt van 3,9%. Exclusief valutaafdekking presteerded de vastrentende waarden als de enige categorie beter dan de benchmark. Zakelijke waarden preseteerden iets minder dan de benchmark; Overige Zakelijke waarden presteerden 0,9%-punt onder de benchmark. Ook in het vierde kwartaal ging de belangstelling van de beleggers uit naar de Europese kredietcrisis. De regeringen van de eurozone beloofden een verdrag met strengere begrotingsdisciplines. De ECB versoepelde het monetair beleid, waardoor de rente in de eurozone daalde. Macro econmische cijfers uit de VS bleken gunstiger dan verwacht. Het Vastgoed heeft te leiden onder de moeilijk te verkrijgen financiering. Evenals vorig kwartaal konden in dit kwartaal de Vastrentende waarden positieve rendementen boeken van 1,7%. Ook de aandelenmarkten met 9,7% en de High Yield Credits met 5,3% konden dit kwartaal positieve rendementen boeken. Het goud deed na het mooie rendement in vorig kwartaal een stapje terug met -2,5%. Het indirect Vastgoed sloot met een licht negatief rendement van -0,3%. De afdekking van de USD op de Amerikaanse aandelen is in april in verlaagd tot 80%. Dit beleid is ongewijzigd. Het rendement op beleggingsfondsen wordt gemeten in locale valuta. Koerswisselingen komen tot uiting in de post valuta termijnaffaires.
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
YTD P BM 21,9% 20,4% 1,8% 2,5% -0,3% -4,1% 11,8% 12,2% -4,8% -2,1% -0,6% 1,0% -1,8% -1,3% -11,8% -14,4% -4,4% -3,7% 6,4% 12,5% 1,9% 5,7% -13,5% -11,1% -2,7% -0,9% 4,0% 4,6% 3,0%
4,6%
15. Rendementen beleggingsportefeuille 1991-Q3 2011
Pensioenfonds Owase Rendementen 1991 - 2011 (Q4) 450
Owase rendement
7,00% per jaar
400
4% rendement 350
300
250
200
150
100
50
Kwartaalrapportage Q4-2011 Stichting Pensioenfonds OWASE
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
0