Korendijk Sluisjesweg
Wijzigingsplan
rboi 25 jaar adviseurs ruimtelijke ordening
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Korendijk Buitengebied Sluisjesweg
8e wijziging
identificatie
planstatus
projectnummer:
datum:
status:
230913.14567.00
15-12-2009 10-04-2012
ontwerp vastgesteld
opdrachtleider:
R.008/03
mw. I. de Feijter
gecerticeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
toelichting
Inhoud van de toelichting 1.
Inleiding 1.1 1.2
2.
3.
Aanleiding Leeswijzer
3 3
Planbeschrijving
5
2.1 2.2
5 5
5.
Huidige situatie Toekomstige situatie
Juridische regeling 3.1 3.2 3.3
4.
blz. 3
Inleiding Toetsing aan de wijzigingsregels Juridische vormgeving
9 9 9 12
Onderzoek
13
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
13 14 15 17 17 18 18 19 20 21
Verkeer en parkeren Wegverkeerslawaai Luchtkwaliteit Bodem- en grondwaterkwaliteit Externe veiligheid Kabels en leidingen Bedrijven en milieuhinder Water Ecologie Archeologie
Uitvoerbaarheid
23
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5.
Ecologisch onderzoek. Agrarisch advies Nota zienswijzen. Advies Agrarische Beoordelingscommissie. Beeldkwaliteitplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
Inhoud van de toelichting
230913.14567.00
2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1. Inleiding
3
1.1 Aanleiding Het voorliggende plan betreft de 8e wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Korendijk. Het bestemmingsplan Buitengebied is door de gemeenteraad van de gemeente Korendijk vastgesteld op 11 mei 1999 en op 5 januari 2000 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten (GS). Aanleiding voor dit wijzigingsplan is een bij de gemeente binnengekomen verzoek voor de realisatie van een nieuwe melkrundveehouderij aan de Sluisjesweg, perceel H694, te ZuidBeijerland. Hiertoe dient een nieuwe agrarische bouwstede te worden aangewezen in het vigerende bestemmingsplan. De gronden hebben de bestemming Agrarische doeleinden (A). Ter plaatse van deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. De precieze locatie en begrenzing van het wijzigingsgebied is aangegeven in figuur 1.1. Het vigerende bestemmingsplan biedt, gezien het bovenstaande, geen rechtstreekse mogelijkheid voor de realisering van een agrarisch bedrijf. In de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied (artikel 15, lid 28) is de bevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) het bestemmingsplan te wijzigen en onder voorwaarden nieuwe bouwsteden aan te geven. Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) met het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) inwerking getreden. Voor wijzigingsplannen op basis van een onder de oude WRO vigerend bestemmingsplan geldt echter dat zo’n plan mag worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld volgens de WRO. Onderhavig wijzigingsplan leidt tot een nieuwe bouwstede in het bestemmingsplan Buitengebied ten behoeve van een melkrundveehouderij. Het plan bestaat uit een wijzigingskaart en de onderhavige toelichting waarin het project wordt beschreven.
1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op de juridische regeling. In dit hoofdstuk zal worden getoetst aan de wijzigingsregels die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante sectorale aspecten behandeld. In hoofdstuk 5 worden de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan verwoord.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
4
Inleiding
Figuur 1.1 Ligging plangebied
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Planbeschrijving
5
2.1 Huidige situatie Het plangebied is gesitueerd in het buitengebied van de gemeente Korendijk ten noorden van de kern Nieuwendijk. De omgeving bestaat voornamelijk uit agrarische percelen met verspreid in het landschap gelegen agrarische bedrijfsbebouwing. Aan de noordzijde bevindt zich een fruitteeltbedrijf. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan een gebied waar een landgoed gepland is. Aan de oost- en westzijde zijn onbebouwde agrarische percelen aanwezig. Het plangebied is thans onbebouwd en in gebruik voor de landbouw.
2.2 Toekomstige situatie Bouwplan Op het perceel aan de Sluisjesweg wordt voorzien in de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf, een melkrundveehouderij. Voor het nieuwe bedrijf zullen er op het perceel gebouwen worden gerealiseerd. Ten eerste wordt een stal van 2.378 m², die ruimte kan bieden aan 100 koeien, opgericht. Tevens zal er een werktuigberging van 800 m² worden gerealiseerd en sleufsilo's van 1.440 m². Daarnaast wordt een aparte bedrijfswoning gerealiseerd van 132 m². De ruimtelijke indeling staat weergegeven in figuur 2.1. Landschappelijke inpassing Voor de landschappelijke inpassing worden langs de bebouwing aan de west- en oostzijde wilgen of elzen met onderbeplanting geplaatst. Aan de noordzijde worden lindebomen en paardenkastanjes gepland. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is een beplantingsplan opgesteld. Deze is opgenomen in figuur 2.1. Zowel de oudere als de nieuwere agrarische bebouwing heeft zijn inpassing in het open landschap gevonden doordat opgaand groen om de bebouwing is aangebracht. Effect is dat vooral de rechte wanden van de bebouwing grotendeels aan het oog ontrokken worden, terwijl de daken beter zichtbaar zijn. Afdekking van bebouwing met een kap speelt dan ook een belangrijke rol om te komen tot een landschappelijke inpassing, die past bij de Hoekse Waard. Op deze manier wordt bebouwing gerealiseerd die passend is op de locatie. Beeldkwaliteit Begin 2011 is aanvullend een beeldkwaliteitplan opgesteld (Beeldkwaliteitplan bouwstede Sluisjesweg Zuid-Beijerland, Croonen Adviseurs, 10 maart 2011 – zie bijlage 5). Dit beeldkwaliteitplan is naar aanleiding van zienswijzen opgesteld. In dit beeldkwaliteitplan is geconstateerd dat karakteristiek voor bebouwing in het landelijk gebied van de Hoekse Waard de boerderijen zijn die behoren tot de Vlaamse Schuurgroep. Deze vindt zijn oorsprong in Vlaanderen. Het type in de Hoekse Waard bestaat uit een woonhuis met vast erachter een hoge schuur. De richting van beide daken is loodrecht op de weg. De daken bestaan uit pannen of riet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
6
Planbeschrijving
Het beeldkwaliteitplan is een op locatie en situatie afgestemd referentiekader voor de architectonische en stedenbouwkundige vormgeving. Verder wordt aangegeven welke aspecten van belang worden geacht voor de buitenruimte en wordt voorzien in een plan voor streekeigen erfbeplanting. In het beeldkwaliteitplan zijn richtlijnen opgesteld voor stedenbouw en landschap, voor de woonbebouwing en voor de bedrijfsbebouwing en de buitenruimte. Tevens is een beplantingsplan opgenomen. Uit het beeldkwaliteitplan blijkt dat bebouwing wordt gerealiseerd die passend is voor de Hoeksche Waard. Voorts wordt aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing (zie ook hiervoor en in onderstaande figuur).
Figuur 2.1 Ruimtelijke indeling met beplantingsplan
Vestiging van melkrundveehouderij in het Nationaal Landschap Het buitengebied van Korendijk maakt deel uit van de Hoeksche Waard, dat in de Nota Ruimte is aangewezen als Nationaal Landschap. In de Nota Ruimte worden drie kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard benoemd:
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Planbeschrijving
1. 2. 3.
7
het polderpatroon; het reliëf van kreken en dijken; de openheid.
Het beleid voor Nationale Landschappen stelt voorts: 'Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van Nationale Landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt worden. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen Nationale Landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling' het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. Nationale Landschappen moeten zich sociaaleconomisch kunnen ontwikkelen, terwijl bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of versterkt'. Door het Rijk is de Nota Ruimte vastgesteld waarin de Hoeksche Waard is aangewezen als Nationaal Landschap. De provincie Zuid-Holland heeft de definitieve begrenzing aangegeven in de herziening streekplan Zuid-Holland Zuid, Hoeksche Waard. In de Verordening ruimte die in 2011 door de provincie Zuid-Holland is vastgesteld, is de ligging van het Nationaal Landschap wederom opgenomen. Uitgangspunt van de Verordening ruimte is dat het beleid wordt geconsolideerd. Binnen nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De visie is hierbij gericht op om de kernkwaliteiten van het landschap te behouden en te versterken. In het beeldkwaliteitplan dat is opgesteld, is gemotiveerd aangegeven waarom de gekozen locatie niet als een aantasting van het Nationaal Landschap gezien moet worden. Verwezen wordt naar een kaart in de Structuurvisie Hoeksche Waard die een beeld geeft van de openheid in de Hoeksche Waard. De mate van openheid en bebouwing is gerelateerd aan de aanwezigheid van beplanting en bebouwing. Onderscheid wordt gemaakt in zeer open landschap, matig open landschap en besloten landschap. De beoogde locatie aan de Sluisjesweg ligt in een besloten landschap. Door de bouwstede landschappelijk in te passen wordt deze extra verstening in het nationaal landschap niet als onaanvaardbaar beoordeeld en blijven de kwaliteiten van het Nationaal Landschap behouden. Voorts kan gesteld worden dat de agrarische sector de drager is van het Nationale Landschap binnen de Hoeksche Waard. Binnen de landbouw is het beleid gericht op handhaving en versterking van een duurzame grondgebonden landbouw. Onder een duurzame landbouw wordt landbouw met aandacht voor milieu, dierenwelzijn, landschap, natuur en water verstaan. Agrarische bedrijven zullen niet alleen agrarische productie leveren, maar ook 'groene' diensten (de agrariër als beheerder van het buitengebied). De melkrundveehouderij voldoet aan hoge milieueisen, waardoor sprake is van een duurzame landbouw. De realisatie van de melkrundveehouderij wijzigt het polderpatroon en het reliëf van kreken en dijken niet. Voor wat betreft de openheid wordt het bedrijf geconcentreerd gebouwd en landschappelijk tevens ingepast, waardoor weinig verstoring optreedt van de openheid van het gebied. Verder kan worden gesteld dat het realiseren van een nieuw melkrundveehouderij past binnen het beleid om duurzame grondgebonden landbouw te versterken. Tevens draagt het bij aan de versterking van de drager, de agrarische sector, van het Nationaal Landschap in de Hoeksche Waard.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
8
Planbeschrijving
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3. Juridische regeling
9
3.1 Inleiding In de voorschriften (artikel 15 lid 28 en artikel 15 lid 33 en 34) van het bestemmingsplan Buitengebied is de bevoegdheid opgenomen om nieuwe bouwsteden aan te wijzen. In artikel 15 lid 28 van het bestemmingsplan zijn regels opgenomen die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen. In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat aan deze regels wordt voldaan.
3.2 Toetsing aan de wijzigingsregels Artikel 15 lid 28 In artikel 15 lid 28 is aangegeven dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nieuwe bouwsteden aan te geven, waarbij de volgende bepalingen in acht moeten worden genomen: a. de projectie van een nieuwe bouwstede dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; b. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf of van een startend agrarisch bedrijf waarvan een zekere mate van continuïteit en uitgroei tot een volwaardig agrarisch bedrijf te verwachten is; c. het projecteren van een nieuwe bouwstede ten behoeve van verplaatsing van een bestaand agrarisch bedrijfscentrum is uitsluitend toegestaan indien dit leidt tot een aanmerkelijke verbetering van de bedrijfsvoering; d. het projecteren van een nieuwe bouwstede, anders dan ten behoeve van verplaatsing van een agrarisch bedrijfscentrum, is uitsluitend toegestaan indien niet tijdig een bestaand agrarisch bedrijfscentrum beschikbaar is; e. het projecteren van een nieuwe bouwstede is niet toegestaan ter plaatse van gronden met subbestemming Aln; f. nieuwe agrarische bebouwing dient, tenzij dit onmogelijk is, in aansluiting op bestaande bebouwing geprojecteerd te worden, waaronder verstaan wordt het projecteren langs de dijken (oorspronkelijke bebouwingslinten) dan wel langs polderwegen (bebouwingsaccent in het open landschap); g. een aanvraag voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden vergezeld van een beplantingsplan ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; h. door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogen de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, zoals de bouwmogelijkheden van kassen, niet onevenredig worden geschaad; i. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de waarden ter plaatse van gronden met de subbestemming Agrarische doeleinden met subbestemming open karakter Ao; j. het bepaalde in dit artikel is na planwijziging op overeenkomstige wijze van toepassing op de nieuw te projecteren agrarische bouwsteden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
10
Juridische regeling
Ad a Circa 4,5 jaar geleden is de huiskavel op de huidige locatie verkocht aan een projectontwikkelaar. De gebouwen zijn nog wel in eigendom van de firma. De grond mag gebruikt worden totdat de ontwikkelaar hier de grond gaat ontwikkelen. Derhalve ontstaat er een onzekere fase, omdat onduidelijk is hoelang het vruchtgebruik van de grond beschikbaar blijft. Voor de voortzetting van de bedrijfsvoering is een nieuwe locatie noodzakelijk. Kortheidshalve wordt verwezen naar het agrarisch advies d.d. 4 april 2009 van de Agrarische beoordelingscommissie waarin nader is aangetoond dat de nieuwe bouwstede noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering (zie bijlage 2). Ad b Met het agrarisch advies zoals onder a bedoeld is aangetoond dat er op de nieuwe locatie sprake zal zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Tevens is in het advies aangetoond dat de agrarische bedrijfsvoering op de huidige locatie geen nevenvestiging gaat worden zodat niet gevreesd hoeft te worden voor leegstand. Ad c Er is feitelijk sprake van bedrijfsverplaatsing. Vanwege de onzekerheid hoe lang op de huidige locatie de bedrijfsvoering voortgezet kan worden, kan er op die locatie geen sprake meer zijn van uitbreiding van het bedrijf. De nieuwe locatie zal derhalve leiden tot een verbetering van de bedrijfsvoering. Ad d De initiatiefnemer is sinds 1988 met een meldveehouderij gevestigd in de polder Bijleveld bij Harmelen, gelegen tussen Woerden en Utrecht. In dit gebied spelen sinds 1990 diverse (mogelijke) ontwikkelingen. Ten behoeve van de aanleg van de Vinex-locatie Leidsche Rijn zou een glastuinbouwgebied in Vleuten moeten wijken. Dit glastuinbouwgebied zou verplaatst worden naar de polder Bijleveld. In 2000 is alsnog besloten dat de verplaatsing niet doorgaat. Vervolgens is in 2003 gestart met de planvorming voor een geluidswal en een toegangsweg tot de nieuwe op- en afrit van de A12 Woerden-Oost. Voor de realisatie van deze plannen zijn gronden van de initiatiefnemer gebruikt. Aangezien één van de zoons van initiatiefnemer de boerderij in de toekomst wil voortzetten, is gestart met het zoeken naar een andere locatie, in eerste instantie in de omgeving van Harmelen. Dit is gebeurd met behulp van een zoekopdracht bij een makelaarskantoor, wat niet heeft geleid tot het beoogde resultaat. Wel bleek de mogelijkheid zich voor te doen om de gronden aan de Sluisjesweg te kopen om hier een nieuwe (grondgebonden) melkveehouderij te vestigen. Feitelijk is sprake van een verplaatsing van een bouwcentrum over een lange afstand. De gronden voor deze nieuwe locatie waren van vier verschillende eigenaren, die een deel van hun landbouwgrond wilden verkopen, vanwege inkrimping van de agrarische bedrijven (afbouwen voor lange termijn van activiteiten). Eén van de voormalige eigenaren betrof een loonwerker die agrarische activiteiten (akkerbouw) wilde afstoten. Aangezien geen enkele voormalige eigenaar daadwerkelijk stopte met de agrarische activiteiten, is er geen bijbehorend bedrijfscentrum vrijgekomen. Daar komt bij dat alle bedrijven waarvan gronden zijn aangekocht, eveneens volwaardig blijven. Dit komt naar voren in het advies van de Agrarische Beoordelingscommissie (zie bijlage 4). In de nabije omgeving van de gronden is daarbij ook geen ander bedrijfscentrum te koop aangeboden in de afgelopen periode. De verwachting is niet dat dit op korte termijn gebeurt. Voor een melkveehouderij is het van wezenlijk belang voor de bedrijfsvoering dat het bedrijf dicht bij de (agrarische) gronden is gelegen. Derhalve is voor deze locatie een nieuwe bouwstede noodzakelijk.
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Juridische regeling
11
Ad e Ter plaatse van de nieuwe bouwstede hebben de gronden de bestemming Agrarische doeleinden zonder verdere subbestemming. Derhalve is dit lid niet van toepassing. Ad f De nieuwe bouwstede bevindt zich langs de Sluisjesweg. Aan de zuidzijde van deze weg bevindt zich nog geen bebouwing. Aan de noordzijde van de Sluisjesweg, vlakbij de beoogde ontwikkeling, grenst een bouwstede aan de weg. Ad g Voor het opstellen van beplantingsplannen zijn er voorbeelden opgenomen in de Structuurvisie Hoeksche Waard (juli 2009). Voor de onderhavige locatie wordt uitgegaan van de situatie boerderijuitbreiding in de polder. In de Structuurvisie wordt hierbij uitgegaan van het volgende. In grootschalige open polders zijn grootschalige agrarische bedrijfsgebouwen in principe beter inpasbaar dan aan de kleinschalige, historische dijken. Hier is minder snel sprake van een 'schaalconflict' bij grote schuren. Het zijn eerder de kleinere schuren en de opslag- en parkeervoorzieningen rond het woonhuis die een rommelig beeld kunnen geven. Grote schuren mogen best gezien worden als uitingen van moderne agrarische bedrijven. Juist rond het woonhuis en de kleinere schuren zouden forse erfbeplantingen aangebracht moeten worden. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is een beplantingsplan opgesteld dat is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan (zie figuur 2.1). Er is gekozen voor een afwisselende streekeigen beplanting, met bomen in de eerste en tweede categorie. Kastanjebomen aan weerszijden van de entree tot het terrein. Leilinden voor de woning met daaronder een meidoornhaag. Linde, els en wilg rond de bedrijfsbebouwing met kardinaalsmuts en Pachysandra als onderbegroeiing. Ad h Ter plaatse zijn geen kassen aanwezig. In de nabijheid van de locatie aan de Sluisjesweg zijn geen (agrarische) bedrijven gelegen die belemmerd zouden kunnen worden in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe bedrijfswoning. Voorts wordt in paragraaf 4.6 aangetoond dat het nieuwe agrarische bedrijf zal voldoen aan richtafstanden tot nabijgelegen woningen. Er is derhalve geen aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen. Ad i Er is geen sprake van onevenredige aantasting van de waarden van de gronden met de bestemming Agrarische doeleinden met subbestemming open karakter Ao, omdat deze subbestemming ter plaatse niet van toepassing is. Ad j De voorschriften behoeven geen wijziging zodat ook op dit punt wordt voldaan aan de wijzigingsregels. Conclusie Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het wijzigingsplan voldoet aan de in het bestemmingsplan gestelde voorwaarden. Artikel 15 leden 33 en 34 Agrarische advisering In artikel 15 leden 33 en 34 is aangegeven dat, alvorens het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid, burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de agrarisch deskundige met betrekking tot:
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
12
1. 2. 3. 4.
Juridische regeling
de volwaardigheid van het agrarische bedrijf; de noodzaak en doelmatigheid van het bouwperceel dan wel de gewenste bebouwing; de te verwachte mogelijkheden van agrarische bedrijfsvoering; waarbij in ieder geval wordt gelet op: de aard, inrichting, omvang en continuïteit van het bedrijf; de mate van betrokkenheid van het bedrijf; in hoeverre er sprake is van hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf.
Met betrekking tot voornoemde aspecten heeft de Agrarische beoordelingscommissie op 4 april 2009 een positief uitgebracht (zie bijlage 2). In het agrarische advies wordt geconcludeerd dat aanvrager een agrarische activiteit verricht overeenkomstig de bedoeling van de bestemming Agrarische Doeleinden. Het bedrijf voldoet aan de vereisten van continuïteit en volwaardigheid. Conclusie Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat voldaan wordt aan de voorschriften van het bestemmingsplan.
3.3 Juridische vormgeving Ten behoeve van het wijzigingsplan is op de plankaart een bouwstede aangegeven ter plaatse van de nieuwe melkrundveehouderij. De wijzigingsbevoegdheid is een bestaande wijzigingsmogelijkheid uit het plan Buitengebied dat vastgesteld is voor 1 juli 2008. Gelet hierop hoeft SVBP2008 nog niet te worden toegepast en wordt de systematiek van het vigerende bestemmingsplan gevolgd. Wel zal de nieuwe procedure van toepassing zijn op dit plan en moet er voldaan worden aan de nieuwe eisen uit de Wro, zoals de grondexploitatieregeling. De voorschriften behoeven geen wijziging. Wanneer het wijzigingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het onderdeel uitmaken van het 'moederplan': het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Korendijk.
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4. Onderzoek
13
4.1 Verkeer en parkeren Verkeersontsluiting Auto De woning ligt in Zuid-Beijerland in de gemeente Korendijk en wordt ontsloten vanaf de Sluisjesweg. De Sluisjesweg is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. De Sluisjesweg is een doodlopende weg die de ontsluiting van de aanliggende woningen en percelen faciliteert. In oostelijke richting wordt aansluiting geboden op de Zwartsluisje, welke ook gecategoriseerd is als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. Vanaf het Zwartsluisje worden richting het noorden de kernen Piershil en Nieuw-Beijerland en richting het zuiden de kernen Zuid-Beijerland en Numansdorp bereikt. Ook wordt binnen 15 minuten aangesloten op de rijksweg A29, welke verbinding biedt tot de regio's West-Brabant (Bergen op Zoom), Zeeland (Zierikzee) en Rotterdam. De ontsluiting voor het autoverkeer is derhalve goed. Fiets Het fietsverkeer wordt afgewikkeld via de Sluisjesweg en het Zwartsluisje. De Sluisjesweg is onderdeel geworden van een fietspad nummer 231. Op de Sluisjesweg wordt fietsverkeer gemengd met autoverkeer. Gezien de lage verkeersintensiteit leidt dit niet tot problemen. Verder heeft de Zwartsluisje conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig suggestiestroken voor fietsers. Er zijn geen zelfstandig ontsluitende fietspaden in de omgeving. De ontsluiting voor het fietsverkeer is derhalve redelijk. Openbaar vervoer Er is geen OV-halte in de nabijheid van het plangebied gelegen. De meest nabijgelegen bushalte ligt in Piershil op een afstand van 3 km. Deze halte wordt bediend door bussen richting Goudswaard, Nieuw-Beijerland, Oud-Beijerland en Rotterdam. De frequentie van deze busdiensten is gedurende de dagperiode twee keer per uur per richting. In de spits wordt vaker gereden. Verder is er een schoolbus naar Rotterdam. Gezien de grote afstand tot de bushalte is ontsluiting per openbaar vervoer slecht. Parkeren De parkeerbehoefte van een woning (categorie 'duur') in buitenstedelijk gebied bedraagt tussen de 2,0 en 2,2 parkeerplaatsen per woning (CROW, publicatie 182, 2008). Gezien de grootte van de kavel kunnen de parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden. Er zullen geen parkeerproblemen ontstaan. Verkeersgeneratie De verkeersgeneratie zal ongeveer 6 tot 7 mvt/etmaal bedragen (op basis van publicatie 256, CROW 2007). Per jaar zal 142 keer een vrachtwagen het bedrijf aandoen (bijna 3 keer per week): 122 keer per jaar een melkwagen, 10 keer per jaar een veewagen en
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
14
Onderzoek
10 keer per jaar een vrachtwagen met krachtvoer. In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie voor een gemiddeld werkdag- en gemiddeld weekdagetmaal weergegeven. Tabel 4.1 Verkeersgeneratie gemiddeld werkdag- en weekdagetmaal aantal voertuigen
aantal voertuigbewegingen*
gemiddeld werkdagetmaal
gemiddeld weekdagetmaal
personenauto's
3,5 mvt/werkdag 3,15 mvt/weekdag
7 mvt/werkdag 6,3 mvt/weekdag
7 mvt
6,3 mvt
vrachtwagens
142 mvt
284 mvt
1,1 mvt
0,8 mvt
9 mvt
8 mvt
totaal *
verkeersgeneratie
In verband met aankomsten en vertrekken is het aantal voertuigbewegingen gelijk aan 2 keer het aantal voertuigen.
De verkeersgeneratie van maximaal 9 mvt/etmaal zal niet leiden tot een verslechtering van de doorstroming op de ontsluitende wegen (Sluisjesweg, Zwartsluisje). Verkeersgegevens Voor geluidshinder is alleen de Sluisjesweg van belang, omdat de ontwikkeling buiten de wettelijke geluidszone van het Zwartsluisje ligt. Van de Sluisjesweg zijn geen verkeersgegevens bekend. Op basis van het aantal te ontsluiten woningen en percelen wordt de intensiteit ingeschat op maximaal 100 mvt/etmaal. Er wordt vanuit gegaan dat er nauwelijks sprake is van verkeersgroei. Voor de voertuigverdeling wordt uitgegaan van cijfers die opgenomen zijn in tabel 4.2. Hierbij is uitgegaan van een verdeling middelzwaar/zwaar van 33% respectievelijk 66%. In het kader van een worstcasebenadering wordt uitgegaan van dicht asfalt beton met een slijtlaag (grof asfalt). Tabel 4.2 Verkeersgegevens Sluisjesweg Sluisjesweg maximumsnelheid
60 km/h
wegdekverharding
grof asfalt
verkeersintensiteit 2020
100 mvt/etmaal
voertuigverdeling
licht
middelzwaar
zwaar
dag
88,0%
4,0%
8,0%
avond
88,0%
4,0%
8,0%
nacht
88,0%
4,0%
8,0%
etmaalverdeling dag
7,0%
avond
2,6%
nacht
0,7%
4.2 Wegverkeerslawaai Beleid en normstelling Geluidszones langs wegen Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen en rond het plangebied zijn geen 30 km/h-wegen aanwezig die op basis van hun snelheidsregime zijn gedezoneerd. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluids-
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
15
zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: 'het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het 'Reglement verkeersregels en verkeerstekens' (artikel 1 Wgh). De ontwikkeling, waaronder de geluidsgevoelige bedrijfswoning, is gelegen binnen de geluidszone van de Sluisjesweg. Deze weg heeft een buitenstedelijke ligging, twee rijstroken en derhalve een geluidszone van 250 m. Normstelling Nieuwe situaties: voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarden. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe situaties (nieuwe wegen of nieuwe woningen) bedraagt deze 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt) en maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen, vliesgevels of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger). Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van een hogere waarde worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Korendijk. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor agrarische bedrijfswoningen ten gevolge van buitenstedelijk gelegen wegen bedraagt 58 dB. Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld. Resultaten onderzoek nieuwe woningen versus bestaande gezoneerde wegen Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 1. Voor de berekeningen is voor de betreffende wegen uitgegaan van de verkeersgegevens zoals weergegeven in tabel 4.2. De ontwikkeling is op een dermate afstand gelegen ten opzichte van de wegen, zoals bedoeld in bijlage 3 van de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, dat dit geen beperking vormt voor dit plan. De afstand van de gevel tot de wegas van de Sluisjesweg bedraagt minimaal 25 m. De contour van de voorkeursgrenswaarde ligt ten gevolge van het verkeer op de Sluisjesweg op 5,5 m uit de as van de weg op de maatgevende waarneemhoogte van 1,5 m. De voorkeursgrenswaarde wordt aan de gevel van de woning niet
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
16
Onderzoek
overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt eveneens niet overschreden op de uiterste grens van de bouwstede. De uiterste grenswaarden worden ook niet overschreden. Ingevolge de Wet geluidhinder zijn geen vervolgprocedures vereist.
4.3 Luchtkwaliteit Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
2010
fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
2005
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³
2005
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d). Besluit niet in betekenende mate (NIBM) In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
-
17
een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 500 woningen of een kantooroppervlak van 33.333 m² (langs één ontsluitingweg).
Goede ruimtelijke ordening In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Onderzoek Gezien de beperkte verkeersaantrekkende werking is op de beoogde ontwikkeling het Besluit NIBM van toepassing. Toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk blijft daarom achterwege. Over de bijdrage aan de fijn stof concentratie door extensieve veehouderijen is weinig bekend. Er zijn in ieder geval geen rekenmodellen voor handen. Gezien de lage achtergrondconcentratie voor fijn stof ter plaatse van het plangebied en het lage aantal verkeersbewegingen op de ontsluitende weg zal een eventuele bijdrage van het melkrundveehouderijbedrijf in geen geval leiden tot een overschrijding van de grenswaarde. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging plaats te vinden ten aanzien van de luchtkwaliteit ter plaatse. Aangezien in de omgeving van het plangebied slechts wegen gelegen zijn met een lage verkeersintensiteit, biedt de achtergrondconcentratie voldoende inzicht in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Ingeval van stikstofdioxide gaat het om een jaargemiddelde van 18,5 μg/m³. Voor fijn stof gaat het om een jaargemiddelde van 18,6 μg/m³ en 9 overschrijdingen van de 24-uurgemiddelde waarde. Conclusie Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de realisatie van het project niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is er sprake van een goed woon- en leefmilieu ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.
4.4 Bodem- en grondwaterkwaliteit Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
18
Onderzoek
Onderzoek en conclusie Ter plaatse van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1). Uit het onderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetroffen. In het grondwater is sprake van een licht verhoogde concentratie barium, die vermoedelijk kan worden beschouwd als een lichtverhoogde achtergrondconcentratie. Aanvullend heeft de milieudienst onderzocht of er binnen het plangebied in het verleden boomgaarden en/of kassen aanwezig zijn geweest, in verband met de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in de bodem en/of het grondwater. Uit de gegevens is niet gebleken dat er boomgaarden en/of kassen aanwezig zijn geweest. Geconcludeerd wordt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect bodemkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.5 Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Onderzoek en conclusie In de directe omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of die anderzijds als risicovol zijn aan te merken. Ook worden in de directe omgeving van het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor, het water of door leidingen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
4.6 Kabels en leidingen In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
1) Lawijn Milieuadvies, Verkennend bodemonderzoek Sluisjesweg, perceel H694 te Zuid-Beijerland, Rapportnr.: LA.09.718-A1, d.d. april 2009. 2) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
19
4.7 Bedrijven en milieuhinder Normstelling en beleid Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest. Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. De minimale afstanden zijn weergegeven in de onderstaande tabel. In geval van een veehouderij, gelden de afstanden tot het emissiepunt van de dierenverblijven. Tabel 4.4 Minimale afstanden landbouwbedrijven inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden
inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden
min. afstand tot objecten categorie I en II
100 m
50 m
min. afstand tot objecten categorie III, IV en V
50 m
25 m
Objecten van categorie I en II betreft aangesloten gebouwen binnen de bebouwde kom. Onder de objecten uit categorie III, IV en V vallen verspreid liggende bebouwing, niet-agrarische bebouwing in het buitengebied en woningen behorende tot een agrarisch bedrijf. Onderzoek en conclusie Aangezien binnen het bedrijf minder dan 200 stuks melkrundvee zullen worden gehouden, is het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing op de beoogde ontwikkeling. Er dient een afstand van 50 m tussen het dierenverblijf en nabijgelegen woningen te worden aangehouden. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning bevindt zich op minstens 100 m afstand. Op ongeveer 575 m afstand bevindt zich het toekomstige Landgoed Delta. Het landgoed bevindt zich buiten de stankcirkel. Hierdoor wordt aan de afstandseis uit het Besluit voldaan. Van onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de woning of het landgoed zal derhalve geen sprake zijn. Het aspect milieuhinder staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.8 Water Waterbeheer en watertoets Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
20
Onderzoek
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Waterschapsbeleid In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2008) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Gemeentelijk beleid Momenteel stelt de gemeente, in samenwerking met het waterschap, het Waterplan Korendijk op. In dit plan worden de knelpunten in het watersysteem geanalyseerd. Aan de hand hiervan wordt een visie geformuleerd, het betreft een wensbeeld van de wijze waarop het watersysteem en de ruimtelijke inrichting nabij het water zich de komende 25 jaar bij voorkeur ontwikkelen. De visie wordt vervolgens vertaald naar concrete maatregelen. Huidige situatie Het plangebied bevindt zich in het landelijk gebied ten noorden van de kern Nieuwendijk en van het geplande Landgoed Delta. De locatie bestaat momenteel uit akkerland met watergangen langs de grenzen van het perceel en is daarmee geheel onverhard. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP 0 m en de bodem bestaat uit lichte klei. Volgens de Bodemkaart van Nederland is in het plangebied sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature minder tussen 0,4 m en 0,8 m onder het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m onder het maaiveld ligt. Het plangebied ligt in peilvak 6 van het bemalingsgebied De Eendragt. In dit peilvak wordt een vast peil van NAP -1,5 m gehandhaafd. De watergang langs de Sluisjesweg wordt aangemerkt als hoofdwatergang, dat geldt ook voor het Piershilsche Gat die ten zuiden van het plangebied ligt. Langs de oost- en westzijde van het perceel bevinden zich watergangen die niet worden aangemerkt als hoofdwatergang. De Sluisjesdijk, ten oosten van het plangebied, wordt aangemerkt als secundaire waterkering. Het plangebied bevindt zich niet binnen de kern- of beschermingszone van deze waterkering. Het plangebied is momenteel ongerioleerd, het afvalwater in de directe omgeving wordt afgevoerd via een drukriool. Duurzaam stedelijk waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen In het plangebied wordt een melkrundveehouderij mogelijk gemaakt. Feitelijk wordt hiertoe de bouw van een woning (132 m²), een stal (2.378 m²), een werktuigberging (800 m²) en sleufsilo's (1.440 m²) mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt het terrein gedeeltelijk verhard (uit gebroken puin, klinkers en betonplaten), dit leidt tot een extra toename van het verhard oppervlak met circa 2.300 m². Derhalve neemt het verhard oppervlak als gevolg van de gehele ontwikkeling toe met circa 7.050 m². Na goedkeuring van dit wijzigingsplan zijn de voorschriften uit het vigerende bestemmingsplan onverkort van toepassing. Hierbinnen is geregeld dat een bouwstede maximaal een omvang van 1 ha mag hebben. Voor compensatie wordt van deze omvang uitgegaan en wordt er gecompenseerd in de vorm van nieuw open water met een oppervlakte van circa 1.000 m². Hiertoe zal de watergang langs de westzijde van het perceel worden verbreed. De betreffende watergang dient aan beide zijden verbonden te blijven met het overige oppervlaktewater. Voor dergelijke aanpassingen van het watersysteem dient een ontheffing van de Keur te worden verkregen bij het waterschap Hol-
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
21
landse Delta. Ook het eventueel realiseren van ontsluitingen of het lozen van (eventueel) verontreinigd hemelwater mag alleen met ontheffing worden uitgevoerd. Voor de nieuwe bebouwing wordt gebruikgemaakt van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks gebruik wordt gemaakt van uitloogbare materialen, dienen deze te worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Het afvalwater dat de nieuwe functie met zich meebrengt, zal worden afgevoerd via het bestaande drukriool dat zich reeds in de omgeving van het plangebied bevindt. Schoon hemelwater wordt afgekoppeld en afgevoerd naar het oppervlaktewater grenzend aan het plangebied. Conclusie Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling die door het wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.
4.9 Ecologie Samenvatting onderzoek In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan worden aangetoond. Onderstaand volgt een korte samenvatting van het onderzoek. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 1. De betreffende planwerkzaamheden leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten zoals beschreven in de bijlage. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 (algemene soorten), aangezien hiervoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van half maart tot en met begin augustus) te laten starten. Voorts zijn vaste-, rust- en/of verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes van zwaar beschermde soorten niet op de planlocatie te verwachten. Conclusie Met inachtneming van genoemde voorwaarden staat de Flora- en faunawet het wijzigingsplan niet in de weg. Tevens vormt de Natuurbeschermingswet geen beletsel.
4.10
Archeologie
Verdrag van Valetta Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
22
Onderzoek
Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 20052008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W. Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit Verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, via www.kich.nl) geeft aan dat het plangebied niet is gelegen in een gebied met redelijke tot grote kans of grote tot zeer grote kans op archeologische sporen. Nabij het gebied zijn geen terreinen aanwezig, waarvan bekend is dat er archeologische waarden aanwezig zijn (archeologische monumenten). Vanwege de lage archeologische verwachtingswaarde, is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. De gemeente Korendijk heeft in samenwerking met de vijf andere gemeenten in de Hoeksche Waard archeologiebeleid opgesteld. De locatie is op de daarbij behorende verwachtingenkaart aangemerkt met een lage archeologische verwachting. Bij een lage archeologische verwachtingswaarde is het noodzakelijk om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden bij bodemverstoring van meer dan 10 ha als sprake is van bodemingrepen dieper dan 50 cm. Hiervan is bij onderhavig wijzigingsplan geen sprake.
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5. Uitvoerbaarheid
23
Economische uitvoerbaarheid Er is in het plangebied sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, namelijk de ontwikkeling van een nieuwe bouwstede. Derhalve dient een exploitatieplan opgesteld te worden. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst. Tussen de gemeente en initiatiefnemer wordt in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een anterieure overeenkomst afgesloten. In de overeenkomst zal opgenomen worden dat alle kosten betreffende de ontwikkeling van de locatie voor rekening zijn van de initiatiefnemer. Derhalve zijn de plankosten anderzijds verzekerd en wordt er voldaan aan de eisen voortkomend uit de Wro. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Van 1 februari 2010 tot en met 14 maart 2010 heeft het ontwerpwijzigingsplan tervisie gelegen. Gedurende deze periode zijn zienswijzen ingediend. De behandeling van deze Nota zienswijzen is opgenomen in bijlage 4. Op basis van de zienswijzen is de motivering van het plan nader aangevuld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
bijlagen bij de toelichting
Bijlage
1. Ecologisch onderzoek
1
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Flora- en faunawet, aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting binnen de locatie aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen. Bestaande situatie Het plangebied is gelegen aan de Sluisjesdijk van de gemeente Korendijk, ten noorden van de kern Nieuwendijk en ten zuiden van de kern Piershil. Het plangebied bestaat op dit moment uit een akkerland perceel. Beoogde ontwikkelingen Binnen het betreffende plangebied zal een nieuwe bouwstede ten behoeve van een melkrundveehouderij worden gerealiseerd. De voorgenomen ontwikkeling kan als volgt worden omschreven: bouwrijp maken grond; realisatie van nieuw bedrijf en bedrijfswoning; nieuwe groeninrichting (bomen en hagen). Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet (Ffw) Wat de soortenbescherming betreft is de Ffw van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw stelt (artikel 2): 1. eenieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving; 2. de zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
Bijlage 1
2
De Ffw bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd; nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep; nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft. De Ffw is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
Bijlage 1
Bij de voorbereiding van de bestemmingsplanwijziging moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Huidige ecologische waarden Gebiedsbescherming De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied (natuurbeschermingswetgebied en PEHS 'Grootte gat') is op ongeveer 500 m afstand van het plangebied gelegen. 080-422
081-422
082-422
083-4
080-421
081-421
082-421
083-4
080-420
081-420
082-420
083-4
080-419
081-419
082-419
083-4
© Topografische Dienst, Emmen
Figuur B1.1 Plangebied (rood) ten opzichtte van het Natuurbeschermingswetgebied en PEHS 'Grootte gat' (groen) Soortenbescherming Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortgegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Volgens de beschikbare regionale verspreidingsgegevens: Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; SOVON en RAVON zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig in en nabij het plangebied. Planten Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten slecht onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Gezien het intensieve beheer zijn er geen groeiplaatsen van beschermde soorten op deze planlocatie te verwachten. Vogels Het natuurloket geeft aan dat broedvogels slechts onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Gezien het intensieve beheer zijn hier geen kritische weidevogels te verwachten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
Bijlage 1
4
Mogelijk maakt een soort als de kievit gebruik van het plangebied als onderdeel van zijn leefgebied. Langs de slootoevers kunnen wilde eend, meerkoet en waterhoen voorkomen. Zoogdieren Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren matig onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Mogelijk maken soorten als veldmuis en haas gebruik van de planlocatie. Vaste rusten/of verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen zijn hier niet te verwachten. Mogelijk vliegen vleermuizen incidenteel over het plangebied. De nabij gelegen sloten kunnen mogelijk wel worden gebruikt als onderdeel van hun foerageergebied en vliegrouten. Andere licht en/of zwaar beschermde soorten zijn niet te verwachten binnen het plangebied gezien de voorkomende biotopen. Amfibieën Amfibieën zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. De verwachting is dat algemene amfibieën als gewone pad, bruine kikker en groene kikker gebruikmaken van het plangebied. Zwaar beschermde soorten zijn hier gezien de verspreidingsgegevens niet te verwachten. Vlinders en libellen Het Natuurloket geeft aan dat vlinders en libellen matig onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Er is een Rode Lijstsoort aangetroffen binnen het betreffende kilometerhok. Gezien het intensieve beheer en de voorkomende biotopen is de verwachting dat enkele algemene vlinders en libellen gebruikmaken van de planlocatie als onderdeel van hun leefgebied. Beschermde soorten zijn gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied niet te verwachten. Overige soorten Volgens het Natuurloket is er geen onderzoek gedaan naar overige soorten als reptielen en overige soorten (insecten). Gezien het intensieve beheer zijn overige beschermde soortengroepen niet te verwachten binnen het plangebied, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B1.1 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw
ontheffingsregeling Ffw
(categorie 1)
(categorie 2)
(categorie 3)
veldmuis en haas
alle soorten inheemse vogels
alle vleermuizen
gewone pad, bruine kikker en groene kikker
Toetsing en conclusie Gebiedsbescherming Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied (natuurbeschermingswetgebied en PEHS 'Grootte gat') is op ongeveer 500 m afstand van het plangebied gelegen. Gezien de tussenliggende weg en gebouwen (buffers) en de kleinschaligheid van de betreffende ontwikkeling, zijn hier geen negatieve effecten te verwachten vanuit het plangebied. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
230913.14567.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5
Bijlage 1
Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. De betreffende planwerkzaamheden leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 (algemene soorten), aangezien hiervoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot en met begin augustus) te laten starten. Vaste rust- en/of verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes van zwaar beschermde soorten als vleermuizen zijn niet op de planlocatie te verwachten. Mogelijk maken vleermuizen wel gebruik van de nabijgelegen sloten als onderdeel van hun vliegroute en/of foerageergebied, maar deze zullen door de betreffende planontwikkeling niet worden aangetast. Vaste verblijfplaatsen van overige zwaar beschermde soorten zijn ook niet op de planlocatie te verwachten. Met inachtneming van genoemde voorwaarden staat de Ffw het bestemmingsplan niet in de weg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
230913.14567.00
Bijlage
2. Agrarisch advies
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1
230913.14567.00
Bijlage
3. Nota zienswijzen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1
230913.14567.00
GEMEENTE
KORENDIJK KNDK/2011/2347
Nota van beantwoording zienswijzen 8e wijziging bestemmingsplan Buitengebied
april 2012
1
GEMEENTE
KORENDIJK
Inhoudsopgave Pag.
1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Onderwerp Procedure en plangebied Ingekomen zienswijzen
3 3 3 5
2. 2.1 2.2
Thema’s zienswijzen Strijdigheid met (anti)dubbeltelbepaling bestemmingsplan In het Nationaal Landschap dient onder andere gestreefd te worden naar behoud en versterking van het open landschap Vrees voor overlast als stank- en geluidoverlast, overlast door vliegen Waardedaling van de woningen aan Zwartsluisje Er staan andere bedrijven te koop Vrees voor de verkeersveiligheid ten gevolge van realiseren bedrijf Gevolgen voor de flora en fauna is onvoldoende onderzocht Strijdigheid met het gestelde in de wijzigingsvoorschriften genoemd in artikel 15 lid 28 sub a, b, c, d en f van het bestemmingsplan Buitengebied In het plan zijn geen voorschriften opgenomen zodat onduidelijk is wat precies wordt toegestaan
5 5 6
2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
3. Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, beoordeling en conclusie 3.1 Zienswijze ingediend door GS van Zuid-Holland 3.2. Zienswijze ingediend door M. en S. Spierenburg, Zwartsluisje 65, 3284 LL Zuid-Beijerland 3.3. Zienswijze ingediend door M.J.C. van Lent-Blom, Zwartsluisje 95, 3284 LL Zuid-Beijerland 3.4. Zienswijze ingediende door mevr. mr. E.M. van Bennekom van SRK Rechtsbijstand namens dhr. Essen en mevr. Van Lent-Essen, Zwartsluisje 77 te Zuid-Beijerland 4.
Wijzigingen n.a.v. zienswijzen
6 7 7 7 7 7 8 8 8 9 9 10
12
2
GEMEENTE 1.
Inleiding
1.1
Onderwerp
KORENDIJK
Met de 8e wijziging bestemmingsplan Buitengebied wordt beoogd door toepassing van de artikel 15 lid 28 en artikel 15 lid 33 en 34 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied een nieuwe bouwstede aan te wijzen. Aanleiding voor dit wijzigingsplan is een verzoek van de heer Bruijnes voor het realiseren van een nieuwe melkrundveehouderij aan de Sluisjesweg, perceel H694 te Zuid-Beijerland. Op grond van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’, vastgesteld door de raad d.d. 11 mei 1999, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 5 januari 2000 hebben de gronden de bestemming “Agrarische Doeleinden” (A). Ter plaatse van de gronden zijn geen gebouwen toegestaan. In hoofdstuk 1 wordt de procedure om tot het onderhavige besluit te komen beschreven alsmede de vervolgprocedure. Tevens wordt een overzicht gegeven van de reclamanten die de zienswijzen hebben ingediend . Omdat er in de ingediende zienswijzen een aantal rode lijnen zijn te herkennen worden die zienswijzen allereerst als thema besproken in hoofdstuk 2. Bij de reactie van de gemeente op de ingediende zienswijze per reclamant in hoofdstuk 3 wordt, indien van toepassing, verwezen naar de reactie zoals verwoord onder de thema’s. In hoofdstuk 3 is per reclamant aangegeven welke zienswijzen zijn ingediend. Aangeven is of reclamant ontvankelijk is in zijn of haar zienswijze. Per reclamant wordt de conclusie getrokken over de ingediende zienswijzen. In hoofdstuk 4 zijn de wijzigingen n.a.v. de ingediende zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen weergegeven. Deze nota van beantwoording zienswijzen zal in het wijzigingsplan worden opgenomen. 1.2
Procedure en plangebied
In 15 lid 33 van de planvoorschriften behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied is beschreven dat alvorens op de wijzigingsbevoegdheid wordt beslist door burgemeester en wethouders schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de agrarische deskundige met betrekking tot de genoemde criteria. Door de Agrarische beoordelingscommissie is een drietal adviezen geformuleerd, te weten bij brief van 4 april, ontvangen 7 april 2009, bij brief van 29 april, ontvangen 4 mei 2010 en bij brief van 3 juni, ontvangen 7 juni 2011. Deze adviezen zijn als bijlage bij het wijzigingsplan gevoegd. Op grond van artikel 3.9a van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is op de voorbereiding van een wijziging van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (…). Ingevolge artikel 8.2 eerster lid onder c van de Wro staat tegen een besluit omtrent wijziging van een bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid van de Wro rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. e Van 1 februari tot en met 14 maart 2010 heeft het ontwerp van de 8 wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn zienswijzen ingediend. In de onderhavige nota zullen de zienswijzen beantwoord worden.
De door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland ingediende zienswijze is aanleiding geweest dat nader onderzoek heeft plaats gevonden. Dit nader onderzoek is een belangrijke reden voor het verstrijken van de tijd zonder dat verdere besluitvorming plaats vond.
3
GEMEENTE
KORENDIJK
4
GEMEENTE
KORENDIJK
1.3
Ingekomen zienswijzen
1. 2.
Zienswijze ingediend door GS van Zuid-Holland d.d. 10 maart, ontvangen 12 maart 2010; Zienswijze ingediend door M. en S. Spierenburg, Zwartsluisje 65, 3284 LL Zuid-Beijerland d.d. 30 januari, ontvangen 1 februari, aangevuld d.d. 5 februari, ontvangen d.d. 9 februari en aangevuld d.d. 25 februari en ontvangen 26 februari 2010. Op 19 april 2010 is nog een aanvullende mail van reclamanten ontvangen; Zienswijze ingediend door M.J.C. van Lent-Blom, Zwartsluisje 95, 3284 LL Zuid-Beijerland d.d. 6 maart, ontvangen 9 maart 2010; Zienswijze ingediende door mevr. mr. E.M. van Bennekom van SRK Rechtsbijstand namens dhr. Essen en mevr. Van Lent-Essen, Zwartsluisje 77 te Zuid-Beijerland d.d. 4 maart, ontvangen 5 maart 2010.
3. 4.
2
Thema’s zienswijzen
Onder hoofdstuk 3 zal per reclamant de ingediende zienswijzen worden opgesomd. Om de leesbaarheid te vergemakkelijken worden hieronder de belangrijkste punten opgesomd waartegen de zienswijzen zijn gericht. 2.1
Strijdigheid met (anti)dubbeltelbepaling bestemmingsplan
In artikel 8 van de planvoorschriften behorende bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ is een (anti)dubbeltelbepaling) opgenomen. Deze bepaling houdt in dat nieuwe bouwsteden slechts opgericht mogen worden op gronden die niet bij een bouwstede behoren of behoord hebben. Dit voorkomt splitsing van de gronden door bijvoorbeeld erfrecht, verkoop of door bedrijfsbeëindiging en dat door elke nieuwe eigenaar een nieuwe bouwstede gerealiseerd kan worden als er sprake is van een volwaardige bedrijfsvoering. In het bestemmingsplan is met een * aangegeven waar een bouwstede is toegestaan, dit betreft dan één bedrijf. In het (ontwerp)wijzigingsplan t.b.v. de bouwstede aan de Sluisjesweg wordt aangegeven dat doordat geen enkele van de vier voormalige eigenaren daadwerkelijk met de agrarische activiteiten stopte, geen bijbehorend bedrijfscentrum is vrijgekomen. Tevens is aangegeven dat in de nabije omgeving van de gronden geen ander bedrijfscentrum te koop is aangeboden in de afgelopen jaren. De provincie heeft in de zienswijze aangegeven dat in het wijzigingsplan voorbij wordt gegaan aan het bepaalde in de (anti)dubbeltelbepaling. Naar aanleiding van deze zienswijze heeft nader onderzoek plaats gevonden. Geen sprake is van strijdigheid met de (anti)dubbeltelbepaling indien aangetoond kan worden dat er bij de aangekochte gronden geen bouwstede behoort. Met andere woorden, door de verkoop van de landbouwgrond moeten de bedrijven nog steeds volwaardig zijn en was het voor de heer Bruijnes niet mogelijk om de grond inclusief bijbehorende bouwstede te kopen. De heer Bruijnes heeft van vier partijen (van twee agrariërs en van twee particulieren) landbouwpercelen aangekocht. De twee particuliere partijen beschikken niet over een bouwstede. De gekochte percelen van de derde partij zijn eigendom van een groot volwaardig bedrijf dat ook zonder de verkochte percelen zondermeer volwaardig blijft. Doordat twijfel bestond over de volwaardigheid van de vierde partij is daarover advies gevraagd aan de Agrarische beoordelingscommissie. Bij brief van 3 juni 2011 (kenmerk 11 072 kd) heeft de Agrarische beoordelingscommissie daarover geadviseerd. Gebleken is dat ook deze partij na verkoop van de gronden nog steeds een marktgericht en qua arbeid volwaardig bedrijf heeft. Dit advies is als bijlage bij het wijzigingsplan gevoegd. Dit betekent de twee agrariërs, waarvan de heer Bruijnes gronden heeft gekocht, ook na de verkoop van de gronden volwaardige bedrijven blijven. Hierdoor is geen bouwstede beschikbaar gekomen. Van sprake met de (anti)dubbeltelbepaling is derhalve geen sprake.
5
GEMEENTE 2.2
KORENDIJK
In het Nationaal Landschap dient onder andere gestreefd te worden naar behoud en versterking van het open landschap
In de Nota Ruimte is de Hoeksche Waard aangewezen als Nationaal Landschap. Dit houdt in dat de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten behouden moeten blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt moeten worden. Het behoud en versterking van het open landschap staat centraal. In het beeldkwaliteitplan en beplantingsplan is gemotiveerd aangegeven waarom de gekozen locatie niet als een aantasting van het Nationaal Landschap gezien moet worden. Verwezen wordt naar een kaart in de Structuurvisie Hoeksche Waard die een beeld geeft van de openheid in de Hoeksche Waard. De mate van openheid en bebouwing is gerelateerd aan de aanwezigheid van beplanting en bebouwing. Onderscheid wordt gemaakt in zeer open landschap, matig open landschap en besloten landschap. De beoogde locatie aan de Sluisjesweg ligt in een besloten landschap. Door de bouwstede landschappelijk in te passen wordt deze extra verstening in het nationaal landschap niet als onaanvaardbaar beoordeeld en blijven de kwaliteiten van het Nationaal Landschap behouden.
zeer open landschap matig open landschap besloten landschap 2.3 Vrees voor overlast als stank- en geluidoverlast, overlast door vliegen Van toepassing is het Besluit landbouw milieubeheer (Blm). Omdat binnen het bedrijf minder dan 200 stuks melkrundvee zal worden gehouden is het Blm van toepassing op de beoogde ontwikkeling. Er dient een minimale afstand van 50 meter tussen het bedrijf en de nabijgelegen woningen te worden aangehouden. Deze afstandscriteria zijn in het leven geroepen om o.a. de overlast van stank, geluid en vliegen zoveel als mogelijk te beperken. De dichtstbijzijnde (bedrijfs) woning bevindt zich op een afstand van minstens 100 meter van het beoogde bedrijf. Dit betekent dat aan de milieunormen voldaan wordt. Daarbij merken we op dat in bepaalde perioden altijd wel bepaalde geuren waarneembaar zijn die inherent zijn aan de agrarische activiteiten in het gebied.
6
GEMEENTE
KORENDIJK
2.4 Waardedaling van de woningen aan Zwartsluisje Indien de woningen in waarde dalen, dan kan ter compensatie daarvan een verzoek tot planschade worden ingediend. Recht op blijvend vrij uitzicht bestaat niet. Bovendien past een bouwstede in het agrarische landschap. De verstening wordt zoveel al mogelijk aan het zicht ontrokken ten gevolge van de eisen zoals gesteld in het beeldkwaliteits- en beplantingsplan. Aangezien de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen ten minste 100 meter bedraagt kan overigens ook niet van een onevenredige aantasting van het vrije uitzicht worden gesproken. 2.5 Er staan andere bedrijven te koop ste In artikel 15, 28 lid van de planvoorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied zijn de voorwaarden opgesomd waaraan voldaan moet zijn teneinde van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te kunnen maken. Onder d. is de volgende bepaling opgenomen: het projecteren van een nieuwe bouwstede anders dan ten behoeve van verplaatsing van een agrarische bedrijfscentrum is uitsluitend toegestaan, indien niet tijdig een bestaand agrarisch bedrijfscentrum beschikbaar is. In de toelichting van het bestemmingsplan is onder 3.2 bij de bespreking van de verschillende bepalingen ste van artikel 15, 28 van de planvoorschriften de reden voor het verplaatsen van de bouwstede beschreven. Geen sprake is van een bedrijfsverplaatsing binnen het plangebied. De ingediende zienswijzen m.b.t. de (anti)dubbeltelbepaling, het behoud van het open landschap en de vraag of een verplaatsing naar een bestaande bouwstede echt tot de onmogelijkheden behoorden, hebben gemaakt dat de besluitvorming over het verzoek in een impasse dreigde te geraken. Hierboven is aangegeven dat de openheid van het landschap gewaarborgd wordt door het inpassen van het plan conform de voorschriften als voorgeschreven in het beplantings- en beeldkwaliteitsplan. Door middel van het advies van de Agrarische Beoordelingscommissie zoals verwoord in de brief van 3 juni 2011 wordt aangetoond dat ondanks de aankoop van de gronden de agrarische bedrijven waarvan gronden zijn aangekocht, nog steeds ook als volwaardig aangemerkt kunnen worden. Met andere woorden, geen bouwstede is daardoor beschikbaar gekomen. Ook waren in de tijd van de aankoop van de gronden (en ook later niet) geen andere geschikte bouwstedes beschikbaar. 2.6 Vrees voor de verkeersveiligheid ten gevolge van realiseren bedrijf In de toelichting op het bestemmingsplan wordt uitvoerig op de gevolgen van het realiseren van de bouwstede op het verkeer ingegaan. De te verwachten verkeersgeneratie van gemiddeld 9 motorvoertuigen per dag zal niet leiden tot een verkeersonveilige situatie. Ook voor het fietspad betekent dit niet een zodanig wijziging in de verkeerssituatie dat daardoor het vestigen van de bouwstede geen doorgang zou kunnen vinden. 2.7 Gevolgen voor de flora en fauna is onvoldoende onderzocht Betwist wordt dat sprake is van een onvoldoende onderzoek. Met betrekking de toets aan de Natuurbeschermingswet kan geconcludeerd worden dat het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied (natuurbeschermingswetgebied en PEHS “Grootte Gat”) op ongeveer 500 m afstand van het plangebied is gelegen. Gezien de tussenliggende weg en gebouwen en de kleinschaligheid van de ontwikkeling zijn geen negatieve effecten te verwachten vanuit het plangebied. De ontwikkeling zal de soorten die door indieners van zienswijzen zijn benoemd niet aantasten. In de directe omgeving zijn voldoende vergelijkbare gronden over, waardoor deze niet in hun leefomgeving worden aangetast. 2.8
Strijdigheid met het gestelde in de wijzigingsvoorschriften genoemd in artikel 15 lid 28 sub a, b, c, d en f van het bestemmingsplan Buitengebied
Artikel 15 lid 28 sub a luidt: de projectie van een nieuwe bouwstede dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Verwezen wordt naar het advies van de Agrarische beoordelingscommissie d.d. 4 april 2009 die als bijlage bij het wijzigingsplan is gevoegd en de toelichting op het wijzigingsplan, specifiek onder 3.2 toetsing aan de wijzigingsregels. Artikel 15 lid 28 sub b luidt: er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf of van een startend agrarisch bedrijf waarvan een zekere mate van continuïteit en uitgroei tot een volwaardig agrarisch bedrijf
7
GEMEENTE
KORENDIJK
te verwachten is. Ook aan dit vereiste wordt voldaan. Verwezen wordt naar het advies van de Agrarische beoordelingscommissie d.d. 4 april 2009. Artikel 15 lid 28 sub c luidt: het projecteren van een nieuwe bouwstede ten behoeve van verplaatsing van een bestaand agrarisch bedrijfscentrum is uitsluitend toegestaan, indien dit leidt tot een aanmerkelijke verbetering van de bedrijfsvoering. Vanwege de onzekerheid op lange termijn over de voortzetting van de bedrijfsvoering is gekozen voor de verplaatsing van het bedrijf. Van uitbreiding aldaar kon geen sprake meer zijn. De nieuwe locatie aan de Sluisjesweg zal leiden tot een verbetering van de bedrijfsvoering. Artikel 15 lid 28 sub d luidt: het projecteren van een nieuwe bouwstede anders dan ten behoeve van een verplaatsing van een bestaand agrarisch bedrijfscentrum is uitsluitend toegestaan, indien niet tijdig een bestaand agrarisch bedrijfscentrum beschikbaar is Verwezen wordt naar het advies van de Agrarische beoordelingscommissie d.d. 4 april 2009 die als bijlage bij deze Nota is gevoegd (bijlage 1) en de toelichting op het bestemmingsplan, specifiek onder 3.2 toetsing aan de wijzigingsregels Artikel 15 lid 28 sub f luidt: nieuwe agrarische bebouwing dient, tenzij dit onmogelijk is, in aansluiting op bestaande bebouwing geprojecteerd te worden, waaronder verstaan wordt het projecteren langs de dijken (oorspronkelijke bebouwingslinten) dan wel langs polderwegen (bebouwingsaccent in het open landschap). De Sluisjesweg is een polderweg. De Hoeksche Waard is echter ook een Nationaal landschap. Uit die hoofde wordt er nog kritischer gekeken naar de toevoeging van verstening in het open landschap. Het plangebied is in de Structuurvisie Hoeksche Waard aangewezen als besloten landschap. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is aanvrager verzocht een beeldkwaliteitplan en beplantingsplan op te laten stellen. Hiermee is sprake van aan een goede landschappelijke inpassing. 2.9
In het plan zijn geen voorschriften opgenomen zodat onduidelijk is wat precies wordt toegestaan Dit wijzigingsplan geeft alleen aan op welke onderdelen het bestemmingsplan Buitengebied wordt gewijzigd. Dit heeft alleen betrekking op de plankaart. Voor afmetingen, bebouwingspercentages, hoogtes van gebouwen en dergelijke blijven de voorschriften van het moederplan (het bestemmingsplan Buitengebied) van toepassing. In artikel 15 lid 2, de bouwvoorschriften, van het bestemmingsplan Buitengebied wordt beschreven waaraan de bebouwing moet voldoen. Bij toetsing van een aanvraag om omgevingsvergunning moet getoetst worden aan dit artikel. 3.
Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, beoordeling en conclusie
3.1
Zienswijze ingediend door GS van Zuid-Holland d.d. 10 maart, ontvangen 12 maart 2010
Ontvankelijkheid De zienswijze is binnen de termijn ontvangen. Zienswijze In het wijzigingsplan wordt niet gemotiveerd waarom geen sprake zou zijn van strijdigheid met de (anti)dubbeltelbepaling. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.1. Zienswijze In het wijzigingsplan wordt voorbijgegaan aan het feit dat in het nationaal landschap onder andere gestreefd wordt naar het behoud en versterking van het open landschap. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.2
8
GEMEENTE
KORENDIJK
Conclusie Zoals uit de beantwoording van de zienswijze blijkt, heeft de zienswijze m.b.t. de (anti)dubbeltelbepaling geleid tot een nader onderzoek. Gebleken is dat geen sprake is van strijdigheid met de (anti)dubbeltelbepaling. Naar aanleiding van de zienswijze m.b.t. het Nationaal Landschap is gemotiveerd aangegeven om welke reden en onder welke voorwaarden de bouwstede in het open landschap acceptabel is. 3.2. Zienswijze ingediend door M. en S. Spierenburg, Zwartsluisje 65, 3284 LL Zuid-Beijerland d.d. 30 januari, ontvangen 1 februari, aangevuld d.d. 5 februari, ontvangen d.d. 9 februari en aangevuld d.d. 25 februari en ontvangen 26 februari 2010. Op 19 april is nog een aanvullende mail van reclamanten ontvangen. Ontvankelijkheid De zienswijze is binnen de termijn ontvangen. De aanvullende mail, die na de sluitingstermijn van de periode van de ter inzage legging is ontvangen, is ook in de besluitvorming betrokken. Zienswijze Vrees voor overlast, waaronder stank en overlast door vliegen indien medewerking wordt verleend aan de realisatie van de melkveehouderij in de buurt van de woningen aan Zwartsluisje. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.3 Zienswijze De woningen aan Zwartsluisje zullen onverkoopbaar worden en enorm in waarde dalen. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.4 Zienswijze Tendens is dat alleen hele grote koeienbedrijven overleven, waardoor een uitbreiding van het bedrijf in de toekomst een gegeven is. Beoordeling gemeente Van de wijzigingsbevoegdheid kan o.a. slechts gebruik worden gemaakt indien de projectie van een nieuwe bouwstede noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering (artikel 15 lid 28 sub a). De agrarische beoordelingscommissie heeft in haar advies van 4 april 2009 positief geadviseerd hieromtrent. Indien er twijfel zou bestaan over de kans dat het bedrijf in deze omvang bestaansrecht heeft, zou er niet positief geadviseerd zijn over het aspect doelmatige bedrijfsvoering. De vrees dat uitbreiding van het bedrijf in de toekomst een gegeven is, delen we dan ook niet. Zienswijze Er staan genoeg bedrijven te koop. Via de mail d.d. 19 april 2010 attenderen reclamanten op de te koop staande melkveehouderij aan de Middelsluissedijk Westzijde te Numansdorp. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.5 Conclusie De zienswijze is hiermee niet gegrond en leidt niet tot een aanpassing van het wijzigingsplan. 3.3. Zienswijze ingediend door M.J.C. van Lent-Blom, Zwartsluisje 95, 3284 LL Zuid-Beijerland d.d. 6 maart, ontvangen 9 maart 2010 Ontvankelijkheid De zienswijze is binnen de termijn ontvangen.
9
GEMEENTE
KORENDIJK
Zienswijze De realisatie van de melkveehouderij betekent een totale verandering van het prachtige open polder landschap (Nationaal Landschap) Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.2. Zienswijze Recentelijk is een prachtig fietspad aangelegd aan de Sluisjesweg. Afgevraagd wordt of er rekening is gehouden met de veranderingen in de verkeerssituatie die zullen ontstaan ten gevolge van het realiseren van het bedrijf. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.6. Zienswijze Aan de Middelsluissedijk te Numansdorp staat een vergelijkbaar bedrijf te koop. Rondom deze locatie is er minder bebouwing en daardoor minder overlast. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.5. Zienswijze Geen rekening wordt gehouden met de belangen van de bewoners van Zwartsluisje, denk aan stank en geluidsoverlast. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.3. Zienswijze Onvoldoende zijn de gevolgen voor de flora en fauna in het gebied onderzocht. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.7. Conclusie De zienswijze is hiermee niet gegrond en leidt niet tot een aanpassing van het wijzigingsplan. 3.4. Zienswijze ingediende door mevr. mr. E.M. van Bennekom van SRK Rechtsbijstand namens dhr. Essen en mevr. Van Lent-Essen, Zwartsluisje 77 te Zuid-Beijerland d.d. 4 maart, ontvangen 5 maart 2010. Ontvankelijkheid De zienswijze is binnen de termijn ontvangen. Zienswijze In artikel 15 lid 28 sub a van de planvoorschriften van het bestemmingsplan wordt gesteld dat de projectie van een nieuwe bouwstede noodzakelijk dient te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Doordat de grond op de huidige locatie verkocht aan een projectontwikkelaar, is een nieuwe locatie vereist. Dit is een cirkelredenatie waardoor het vereiste onjuist wordt toegepast of uitgelegd. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.8. Zienswijze
10
GEMEENTE
KORENDIJK
Vraagtekens worden gesteld bij de economische haalbaarheid van het bedrijf. De cijfers waarop het agrarisch advies is gebaseerd komen uit 2005/2006 en zijn daarmee te oud (artikel 15 lid 28 sub b en c) Beoordeling gemeente Zie hierover het advies van de Agrarische beoordelingscommissie d.d. 29 april 2010. De gemiddelde melkprijs is momenteel hoger dan in 2005/2006. In overleg met aanvrager zien wij geen enkele reden om opnieuw berekeningen uit te laten voeren. Er zijn ie ieder geval geen redenen om aan te nemen dat de kosten in 2005/2006 anders zijn dan in 2010/2011. Zienswijze Het projecteren van een nieuwe bouwstede ten behoeve van een bestaand agrarisch centrum is alleen toegestaan indien dit leidt tot een verbetering van de bedrijfsvoering (artikel 15 lid 28 sub d). Het bedrijf zal worden gesplitst. Het lijkt niet handig voor de bedrijfsvoering om op twee locaties gevestigd te zijn. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.8. Zienswijze In artikel 15 lid 28 sub f wordt gesteld dat de bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande bebouwing. Hieraan wordt niet voldaan. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.8. Zienswijze De Sluisjesweg is een smalle weg. Voor de foerage, melkafvoer, mestafvoer, afvoer van afval en dergelijke zullen grote voertuigen gebruikt worden. Verder functioneert de weg ook als fietspad en wordt veelvuldig gebruikt door recreatieverkeer. Gevreesd wordt voor de verkeersveiligheid. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.6. Zienswijze Onduidelijk is wat precies zal worden toegestaan. In het plan zijn geen voorschriften gesteld. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.9 Zienswijze Geen rekening wordt gehouden met de belangen van reclamanten. Hun weidse uitzicht zal teniet worden gedaan. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.4 Zienswijze Vrees voor hinder als stankhinder door de mest, hinder van vliegen, geluidsoverlast door het loeien van de koeien. Daardoor vermindering van het woongenot. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.3 Zienswijze Geen gedegen onderzoek is gedaan naar de plant- en diersoorten in het plangebied. Er is gekeken naar het natuurloket maar die heeft geen specifieke gegevens over de precieze locatie. Er is geen echt onderzoek gedaan naar de flora en fauna. Reclamanten zien regelmatig beschermde vogels in de polder (buizerd en valk). Ook zijn reeën gespot.
11
GEMEENTE
KORENDIJK
Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.7 Zienswijze Planschade. Ook de waardevermindering dient in de belangenafweging te worden betrokken. Beoordeling gemeente Zie de beantwoording onder 2.4 Conclusie De zienswijze is hiermee niet gegrond en leidt niet tot een aanpassing van het wijzigingsplan. 4.
Wijzigingen n.a.v. zienswijzen
Deze nota maakt onderdeel uit van het wijzigingsplan. De door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland Ingediende zienswijze heeft geleidt tot een betere motivering van het plan.
12
Bijlage
4. Advies Agrarische Beoordelingscommissie
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1
230913.14567.00
Bijlage
5. Beeldkwaliteitplan
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1
230913.14567.00
ENSERXZVWHGH %HHOGNZDOLWHLWSODQHQEHSODQWLQJVSODQ ERXZVWHGH6OXLVMHVZHJ=XLG%HLMHUODQG
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
&RORIRQ &RORIRQ
%HHOGNZDOLWHLWSODQ %HHOGNZDOLWHLWSODQERXZVWHGH6OXLVMHVZHJ=XLG %HLMHUODQG
2SGUDFKWJHYHU *HPHHQWH.RUHQGLMN
3URMHFWQXPPHU %2(.25%
'DWXP PDDUW
+RIIYDQ+ROODQWODDQ655RVPDOHQ 3RVWEXV$.5RVPDOHQ 7 ) (LQIR#FURRQHQQO,ZZZFURRQHQDGYLVHXUVQO
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
,QKRXG ,QKRXG
,QOHLGLQJ
+XLGLJHVLWXDWLH
%HHOGNZDOLWHLWULFKWOLMQHQVWHGHQERXZ HQODQGVFKDS
%HHOGNZDOLWHLWULFKWOLMQHQZRRQEHERXZLQJ
%HHOGNZDOLWHLWULFKWOLMQHQEHGULMIVEHERXZLQJ HQEXLWHQUXLPWH %HSODQWLQJVSODQ
6OXLVMHVZHJ
/XFKWIRWR
,QOHLGLQJ ,QOHLGLQJ
'LW EHHOGNZDOLWHLWSODQ HQ EHSODQWLQJVSODQ YRRU HHQ ERXZVWHGHDDQGH6OXLVMHVZHJWH=XLG%HLMHUODQGJHHIW LQZRRUGHQEHHOGHQYRRUYHUVFKLOOHQGHVFKDDOQLYHDXV GHXLWJDQJVSXQWHQDDQYRRUKHWWHRQWZLNNHOHQVWHGHQ ERXZNXQGLJH HQ DUFKLWHFWRQLVFKH RQWZHUS +HW LV HHQ RSORFDWLHHQVLWXDWLHDIJHVWHPGUHIHUHQWLHNDGHUYRRUGH DUFKLWHFWRQLVFKHHQVWHGHQERXZNXQGLJHYRUPJHYLQJ 9HUGHU ZRUGW DDQJHJHYHQ ZHONH DVSHFWHQ YDQ EHODQJ ZRUGHQJHDFKWYRRUGHEXLWHQUXLPWHHQZRUGWYRRU]LHQ LQHHQSODQYRRUVWUHHNHLJHQHUIEHSODQWLQJ +HW SODQJHELHG LV DDQJHJHYHQ RS QHYHQVWDDQGH OXFKW IRWR +HW SODQJHELHG LV DDQJHJHYHQ RS QHYHQVWDDQGH OXFKW IRWR
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
2P KHW JHZHQVWH DPELWLHQLYHDX KDDOEDDU WH PDNHQ ZRUGW QLHW DOOHHQ YDQ GH JHPHHQWH PDDU RRN YDQ GH LQLWLDWLHIQHPHULQVSDQQLQJJHYUDDJG 9HHOUXLPWHOLMNHDVSHFWHQ]RDOVKRRJWHHQVLWXHULQJYDQ GHEHERXZLQJHQVLWXHULQJYDQGHRQWVOXLWLQJHQJURHQ ]LMQ JHUHJHOG LQ KHW EHVWHPPLQJVSODQ +HW EHHOGNZDOL WHLWSODQULFKW]LFKRSDVSHFWHQGLHQLHWLQKHWEHVWHP PLQJVSODQWHUHJHOHQ]LMQ]RDOVYHUVFKLMQLQJVYRUPGH WDLOOHULQJHQPDWHULDOLVHULQJHQNOHXUYDQKHWRQWZHUS +HW EHSODQWLQJVSODQ WRRQW RS ZHONH PDQLHU YRRU]LHQ ZRUGW LQ GH YHUGHUH ODQGVFKDSSHOLMNH LQSDVVLQJ HQ GH PDQLHU ZDDURS DDQVOXLWLQJ LV JH]RFKW ELM GH NHUQNZD OLWHLWHQ YDQ GH +RHNVH :DDUG ]RDOV GH]H EHVFKUHYHQ ZRUGHQLQGH6WUXFWXXUYLVLH+RHNVH:DDUG
%HVWDDQGHVLWXDWLH6OXLVMHVZHJYDQDI=ZDUWVOXLVMH
%HVWDDQGHVLWXDWLH6OXLVMHVZHJYDQDI=ZDUWVOXLVMH
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
+XLGLJHVLWXDWLH
XLGLJHVLWXDWLH +XLGLJHVLWXDWLH
/LJJLQJSODQJHELHG +HW SODQJHELHG PDDNW GHHO XLW YDQ KHW NOHLSROGHUODQG VFKDSYDQGH+RHNVH:DDUG +HW GLMNHQSDWURRQ LQ GLW ODQGVFKDS WRRQW GH LQSROGH ULQJVJHVFKLHGHQLV7XVVHQGHGLMNHQLVVSUDNHYDQHHQ HHQ ODQGVFKDS GDW LQ ]LMQ DOJHPHHQKHLG JHNHQPHUNW ZRUGW GRRU RSHQKHLG 2QGHUVWDDQG NDDUWEHHOG XLW GH 6WUXFWXXUYLVLH +RHNVH :DDUG ODDW ]LHQ GDW WHU SODDWVH YDQKHWSODQJHELHGMXLVWHHUGHUVSUDNHLVYDQHHQEHVOR WHQODQGVFKDS
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
'LWKHHIWWHPDNHQPHWGHDDQZH]LJKHLGYDQHHQSRSX OLHUHQERVVHQWHQ]XLGHQHQWHQZHVWHQYDQGHORFDWLH 'LWSURGXFWLHERV]DOLQGHQDELMHWRHNRPVWZRUGHQRP JHYRUPGWRWHHQJHPHQJGERVYRRUGHYRUPLQJYDQHHQ ODQGJRHG (HQEHODQJULMNPRWLHIRPGHERXZVWHGHRSGHDDQJHGXL GHORFDWLHWHVLWXHUHQLVGHUHODWLHYHEHVORWHQKHLGYDQ KHWODQGVFKDSZDDUGRRUGHYLVXHOHZDDUQHHPEDDUKHLG YDQ GH ERXZVWHGH UHHGV GRRU EHVWDDQGH ODQGVFKDSV HOHPHQWHQEHSHUNWZRUGW
9RRUEHHOG9ODDPVH6FKXXUERHUGHULM
9RRUEHHOG9ODDPVH6FKXXUERHUGHULM
%RRPEHSODQWLQJ URQG EHERXZLQJ (HQ JURHQ ¶HLODQG· LQ KHW RSHQ ODQGVFKDS
9DDN VWDDW HU PRQXPHQWDOH EHSODQWLQJ URQG GH RXGHUH EHERX ZLQJ
$QDO\VH &URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
XLGLJHVLWXDWLH +XLGLJHVLWXDWLH
%HERXZLQJLQKHWSROGHUODQGVFKDS .DUDNWHULVWLHN YRRU EHERXZLQJ LQ KHW ODQGHOLMN JHELHG YDQ GH +RHNVH :DDUG ]LMQ GH ERHUGHULMHQ GLH EHKRUHQ WRWGH9ODDPVH6FKXXUJURHS'H]HYLQGW]LMQRRUVSURQJ LQ9ODDQGHUHQ+HWW\SHLQGH+RHNVH:DDUGEHVWDDWXLW HHQ ZRRQKXLV PHW YDVW HUDFKWHU HHQ KRJH VFKXXU 'H ULFKWLQJYDQEHLGHGDNHQLVORRGUHFKWRSGHZHJ'HGD NHQEHVWDDQXLWSDQQHQRIULHW 'HYRRUJHYHOYDQGHZRQLQJHQLVKHWPHHVWNDUDNWHULV WLHNPHWLQJH]ZHQNWHKRHNHQHQHHQUHFKWHNURRQOLMVW
*URHQ 'H EHODQJULMNVWH HOHPHQWHQ YDQ KHW ODQGVFKDS LQ GH +RHNVH:DDUG]LMQGHJURRWVFKDOLJHRSHQKHLGDOVJHYROJ YDQKHWODQGERXZNXQGLJJHEUXLNGHYHOHGLMNHQLQKHW ODQGVFKDS HQ GH RXGH NUHHNORSHQ PHW KXQ JULOOLJ YHU ORRS
1DDVW GH]H RXGHUH ERHUGHULMHQ EHYLQGHQ ]LFK LQ KHW SROGHUODQGVFKDSRRNEXUJHUZRQLQJHQHQEHGULMIVJHERX ZHQ 'H ZRQLQJHQ EHVWDDQ PHHVWDO XLW HHQ ERXZODDJ PHWNDSHQ]LMQLQPHWVHOZHUN 'HZRQLQJHQVWDDQ]RZHOPHWGHODQJVDOVPHWGHNRS JHYHOQDDUGHZHJ
.HQPHUNHQG LV EHSODQWLQJ GLH URQG EHERXZLQJ LV DDQ JHOHJG+LHUGRRURQWVWDDQJURHQH¶HLODQGMHV·LQKHWRSHQ ODQGVFKDS =HNHU ELM RXGHUH EHERXZLQJ JDDW KHW YDDN RP PRQX PHQWDOHERRPEHSODQWLQJ
%HGULMIVEHERXZLQJ NRPW YHUVSUHLG LQ KHW RSHQ SROGHU ODQGVFKDS YRRU 9DDN ]LMQ KHW VFKXUHQ ELM HHQ ODQG ERXZEHGULMI2XGHUHVFKXUHQ]LMQRSJHWURNNHQXLWKRXW RI PHWVHOZHUN 5HFHQWHUH EHERXZLQJ EHVWDDW YDDN XLW HHQGDPZDQGSURÀHOYDDNLQHHQJURHQHNOHXUPHWHHQ RUDQMHRIDQWUDFLHWGDN %HGULMIVEHERXZLQJ VWDDW PHHVWDO PHW GH QRNULFKWLQJ KDDNVRSGHZHJ 'H EHERXZLQJ LQ KHW SROGHUODQGVFKDS LV RYHUZHJHQG YULMVWDDQG'HDIVWDQGYDQGHEHERXZLQJWRWGHZHJYD ULHHUW :RRQEHERXZLQJ OLJW DDQ GH ZHJ EHGULMIVEHERXZLQJ GDDUDFKWHU
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
%HSODQWLQJVVWUXFWXUHQLQKHWJHELHG]LMQPHHVWDOOLMQYRU PLJ EHJHOHLGHQGH ERRPEHSODQWLQJ ODQJV ZHJHQ EH SODQWLQJODQJVSHUFHHOVJUHQ]HQ
'HDJUDULVFKHEHERXZLQJLQGH+RHNVH:DDUGLVPHHVWDORPJHYHQGRRURSJDDQGJURHQZDDUGRRUJURHQH¶HLODQGHQ·LQKHWRSHQODQGVFKDS RQWVWDDQ+HWJDDWYDDNRPHHQDIZLVVHOLQJYDQOLMQEHSODQWLQJHQEHSODQWLQJPHWHFDWHJRULHERPHQGLHVRPVPRQXPHQWDDO]LMQ7XVVHQRI ERYHQKHWJURHQ]LMQKHWYRRUDOGHGDNHQGLH]LFKWEDDU]LMQ$IGHNNLQJYDQEHERXZLQJPHWHHQNDSVSHHOWGDQRRNHHQEHODQJULMNHURORPWH NRPHQWRWHHQODQGVFKDSSHOLMNHLQSDVVLQJGLHSDVWELMGH+RHNVH:DDUG
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
QERXZNXQGLJ %HHOGNZDOLWHLWULFKWOLMQHQVWHGHQERXZHQODQGVFKDS
'H VWHGHQERXZNXQGLJH DVSHFWHQ YDQ EHHOGNZDOLWHLW YRRU GH ERXZVWHGH DDQ GH 6OXLVMHVZHJ ODWHQ ]LFK DOV YROJWRPVFKULMYHQ
6LWXHULQJEHERXZLQJ 'H DIVWDQG YDQ GH EHERXZLQJ WRW GH RSHQEDUH UXLPWHNDQYDULHUHQPDDUNDQGHEHJUHQ]LQJYDQGH ERXZVWHGHQLHWRYHUVFKULMGHQ 'H ZRQLQJ ZRUGW LQ RI DFKWHU GH QDDU GH ZHJ JH NHHUGHEHJUHQ]LQJYDQGHERXZVWHGHJHVLWXHHUGELM YRRUNHXU RS UXLPH DIVWDQG YDQ GH ZHJ WHQ PLQVWH P 'HEHGULMIVEHERXZLQJZRUGWDFKWHUGHZRQLQJ JHVLWXHHUG 2ULsQWDWLHEHERXZLQJ 'HZRQLQJRULsQWHHUW]LFKQDDUGH6OXLVMHVZHJ'LWLV RRNGHKRRIGRULHQWDWLHYRRUGHEHGULMIVEHERXZLQJ 'HZRQLQJNDQ]RZHOPHWODQJVJHYHODOVPHWNRSJH YHO QDDU GH ZHJ JHULFKW ZRUGHQ QRNULFKWLQJ KDDNV RSGHZHJRISDUDOOHODDQGHZHJ %HGULMIVEHERXZLQJ ULFKW ]LFK PHW GH NRSJHYHO QDDU GHZHJQRNULFKWLQJKDDNVRSGHZHJ +RRJWHEHERXZLQJ 0D[LPDOH JRRWKRRJWH YDQ GH ZRQLQJ EHGUDDJW P 0D[LPDOHJRRWKRRJWHYDQGHEHGULMIVEHERXZLQJEH GUDDJWP *HHQ JURWHUH RYHUVSDQQLQJ RQGHU HHQ GDN GDQ P *URQGYRUPEHERXZLQJHQNDSYRUP 'HRRUVSURQNHOLMNHJURQGYRUPYDQGHEHERXZLQJLQ GH +RHNVH :DDUG LV UHFKWKRHNLJ 'H]H JURQGYRUP &URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
ZRUGWRRNYRRUQLHXZHEHERXZLQJYRRUJHVWDDQ 'HRRUVSURQNHOLMNHNDSYRUPLVKHW]DGHOGDNHYHQWX HHOYRRU]LHQYDQZROIVHLQGHQ $IGHNNLQJ YDQ EHERXZLQJ GRRU NDSSHQ VSHHOW HHQ EHODQJULMNH URO LQ GH ODQGVFKDSSHOLMNH LQSDVVLQJ GDNHQODQGVFKDS 'H QDGUXN OLJW RS HHQYRXGLJH DUFKLWHFWXXU JHHQ QRXYHDX ULFKH QRWDULVZRQLQJ KHUHQKXLV RI EXQJD ORZPHWKRHNNHSHUNDSSHQ
/DQGVFKDSSHOLMNHLQSDVVLQJ %HODQJULMN LV RP GH VFKDDO YDQ QLHXZH EHERXZLQJ ]RYHHOPRJHOLMNWHEHSHUNHQ=RZHOGHRXGHUHDOVGH QLHXZHUHDJUDULVFKHEHERXZLQJKHHIW]LMQLQSDVVLQJ LQ KHW RSHQ ODQGVFKDS JHYRQGHQ GRRUGDW RSJDDQG JURHQRPGHEHERXZLQJLVDDQJHEUDFKW(IIHFWLVGDW YRRUDOGHUHFKWHZDQGHQYDQGHEHERXZLQJJURWHQ GHHOVDDQKHWRRJRQWURNNHQZRUGHQWHUZLMOGHGD NHQEHWHU]LFKWEDDU]LMQ 9RRUGHERXZVWHGHLVHHQEHSODQWLQJVSODQJHPDDNW GDW YHUGHURS LQ GLW ERHNMH ZRUGW YHUEHHOG HQ EH VFKUHYHQ *H]LHQGHOLJJLQJLQGHQDELMKHLGYDQPRQRFXOWXUHOH SRSXOLHUHQERVVHQLVLQKHWEHSODQWLQJVSODQJHULFKW RS HQLJH YDULDWLH (U YLQGW DIVFKHUPLQJ SODDWV PHW OLMQEHSODQWLQJPDDUELMGHHQWUHHWRWKHWHUILVYRRU ]LHQLQERPHQYDQGHHFDWHJRULHPHWPHHUXLWVWRH OHQGHNUXLQ9RRUGHZRQLQJ]LMQOHLOLQGHQJHSODDWVW +HW EHSODQWLQJVSODQ LV XLWJDQJVSXQW ELM GLW EHHOG NZDOLWHLWSODQ $DQERXZHQHQORVVHREMHFWHQYRRUNRPHQGRRUIXQF WLHVRQGHUWHEUHQJHQLQKHWRQWZHUSYDQGHKRRIG YRUPHQYDQZRQLQJHQEHGULMIVEHERXZLQJ
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
%HERXZLQJ %HHOGNZDOLWHLWULFKWOLMQHQZRRQEHERXZLQJ
*HYHODUFKLWHFWXXUZRQLQJ 9RRUGHZRQLQJZRUGWHHQWUDGLWLRQHOHHQHHQYRXGL JHJHYHODUFKLWHFWXXUYRRUJHVWDDQYDQJHYHORSHQLQ JHQLQPHWVHOZHUN 'H JHYHORSHQLQJHQ ]LMQ LQ KDUPRQLHX]H YHUKRXGLQJ WRWGHJHYHOHQWRWHONDDU 0DWHULDDOHQNOHXUJHEUXLNJHYHOVZRQLQJ 2YHUZHJHQG EDNVWHHQ HYHQWXHHO PHW DFFHQWHQ YDQ HLJHQWLMGVH QDWXXUOLMNH PDWHULDOHQ ]RDOV ELMYRRUEHHOG KRXW %LM YRRUNHXU XLWJDDQGH YDQ ZDUPH DDUGH WLQWHQ URRGURRGEUXLQ *HHQIHOOHNOHXUHQ 'DNYRUPZRQLQJ =DGHOGDN:ROIVHLQGHQ]LMQDOOHHQWRHJHVWDDQDOVGH]H LQ VFKDDO HQ YRUPJHYLQJ DDQVOXLWHQ RS DDQZH]LJH FXO WXXUKLVWRULVFK NDUDNWHULVWLHNH YRRUEHHOGHQ ]RDOV GLH LQ GH+RHNVH:DDUGYRRUNRPHQ 1RNULFKWLQJKDDNVRSRISDUDOOHODDQGHZHJ 0DWHULDDOJHEUXLNHQNOHXUGDNZRQLQJ %LM YRRUNHXU WRHSDVVLQJ YDQ NHUDPLVFKH SDQQHQ URRG RIEODXZJHVPRRUGRIYDQEHWRQQHQSDQQHQDQWUDFLHW 2RNULHWLVWRHJHVWDDQ *ODQ]HQGH RI JHJOD]XXUGH SDQQHQ ZRUGHQ QLHW WRHJH SDVW 0DWHULDDOJHEUXLNHQNOHXUJHYHORSHQLQJHQZRQLQJ 9RRU GH JHYHORSHQLQJHQ GLHQW ELM YRRUNHXU WH ZRUGHQ XLWJHJDDQYDQGHWRHSDVVLQJYDQKRXWYRRUNR]LMQHQHQ GHXUHQRIYDQPDWHULDDOGDWTXDXLWVWUDOLQJHQSURSRUWL RQHULQJJHOLMNZDDUGLJLVDDQKRXW.R]LMQHQHQGHXUSRV WHQGLHQHQLQHHQNOHXUVWHOOLQJWHZRUGHQXLWJHYRHUGGLH FRQWUDVWHHUWPHWGHNOHXUYDQGHJHYHOELMYRRUNHXUZLW RIFUqPH &URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
$UFKLWHFWRQLVFKHXLWZHUNLQJHQGHWDLOOHULQJ (HQYRXGLJHGHWDLOOHULQJDDQVOXLWHQGDDQKHWODQGHOLMNH NDUDNWHUYDQGHRPJHYLQJ]RQGHURYHUERGLJHQLHWIXQF WLRQHOHYHUVLHULQJHQ=RYHHOPRJHOLMNYHUPLMGHQYDQGDN NDSHOOHQ $DQHQELMJHERXZHQELMZRQLQJ 4XDDUFKLWHFWXXUNOHXUHQPDWHULDDOJHEUXLN]LMQGHDDQ HQ ELMJHERXZHQ RQGHUJHVFKLNW DDQ PDDU LQ VDPHQ KDQJPHWKHWKRRIGJHERXZ(HQJDUDJHZRUGWLQSDQGLJ RIPLQLPDDOPDFKWHUGHYRRUJHYHOURRLOLMQJHVLWXHHUG =RDOVELMODQGVFKDSSHOLMNHLQSDVVLQJUHHGVLVDDQJHJH YHQ PRHWHQ ORVVH ELMJHERXZWMHV DDQERXZHQ HQ ORVVH REMHFWHQ OLHIVW ZRUGHQ YRRUNRPHQ GRRU IXQFWLHV RQGHU WHEUHQJHQLQKHWRQWZHUSYDQGHKRRIGYRUPYDQZRQLQJ HQEHGULMIVEHERXZLQJ
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
%HERXZLQJ %HHOGNZDOLWHLWULFKWOLMQHQ EHGULMIVEHERXZLQJHQEXLWHQUXLPWH
%HGULMIVEHERXZLQJ 0DWHULDDOHQNOHXUJHEUXLNEHGULMIVEHERXZLQJ 'RQNHUH NOHXUWRQHQ ]LMQ YHUHLVW YRRU JHYHOV GDNHQ HQ GHXUHQ /LFKWHNOHXUHQYRRUELMYORRSURORIVFKXLIGHXUHQOHLGHQ WRWHHQRQUXVWLJEHHOGGDWQLHWSDVWLQKHWODQGVFKDS %HGULMIVEHERXZLQJ NDQ EHVWDDQ XLW EDNVWHHQ ELM YRRU NHXU XLWJDDQGH YDQ ZDUPH DDUGVH WLQWHQ URRGURRG EUXLQ ,QGLHQ JHYHOEHSODWLQJ ZRUGW WRHJHSDVW ELM YRRUNHXU JHHQ JODGGH EHSODWLQJ PDDU ELMY GDPZDQGSURÀHOHQ 9RRU EHSODWLQJ ZRUGW ELM YRRUNHXU GRQNHUJURHQ JHKDQ WHHUGEY5$/RI 2RNKRXWNDQZRUGHQWRHJHSDVWELMYRRUNHXUJHSRWGHN VHOGGRQNHUJHEHLWVWRIPDWHULDDOPHWHHQJHOLMNZDDU GLJHXLWVWUDOLQJ +HPHOZDWHUDIYRHUHQ]LMQGRQNHUYDQNOHXU *HHQIHOOHNOHXUHQ 'DNYRUPEHGULMIVEHERXZLQJ %HGULMIVEHERXZLQJZRUGWDOWLMGDIJHGHNWPHWHHQ]DGHO GDNQRNULFKWLQJKDDNVRSGHZHJ 'DNKHOOLQJEHGULMIVEHERXZLQJ 7HQPLQVWH*HHQIODXZHKHOOLQJ 0DWHULDDOJHEUXLNHQNOHXUGDNHQEHGULMIVEHERXZLQJ %LMYRRUNHXUWRHSDVVLQJYDQNHUDPLVFKHSDQQHQWHUUD FRWWDURRG JHHQ +ROODQGV URRG RI EODXZ JHVPRRUG RI YDQEHWRQQHQSDQQHQDQWUDFLHW2RNULHWLVWRHJHVWDDQ 2RN YH]HOFHPHQW JROISODDW LQ GH]H NOHXUHQ LV WRHJH VWDDQ
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
*HHQOLFKWHJULMVWLQWHQWRHSDVVHQ'LWZRUGWVQHOYXLOHQ SDVWQLHWWHJHQGHGRQNHUHDFKWHUJURQGYDQKHWQDELMJH OHJHQERVSHUFHHO *HHQ HOHPHQWHQ GLH VFKLWWHUHQ RI UHIHOFWHUHQ ]RDOV RSDDOZLWWHGDNQRNOLFKWVWUDWHQHQYODNNHOLFKWVWUDWHQHQ ]RQQHSDQHOHQLQKHWGDNYODN *ODQ]HQGH RI JHJOD]XXUGH SDQQHQ ZRUGHQ QLHW WRHJH SDVW
%XLWHQUXLPWH (UIDIVFKHLGLQJHQ 6WUHHNHLJHQ HUIDIVFKHLGLQJHQ PRHWHQ ]LMQ YDQ ERPHQ KHNNHQRIKDJHQ$DQGHYRRU]LMGHPRJHQ]LMQLHWKRJHU ]LMQGDQP (QWUHH ,QULMSRRUW HQ HUIWRHJDQJ HHQYRXGLJ KRXGHQ HQ LQ RYHU HHQVWHPPLQJPHWKHWNDUDNWHUYDQGHHUIEHERXZLQJ 7HUUHLQ 1LHXZERXZ RS DDQJHOHJGH YHUKRJLQJHQWHUSHQ LV QLHWWRHJHVWDDQ +HWYLVXHHORSGHOHQYDQKHWHUIPHWVFKXWWLQJHQHG ELMYRRUEHHOG YDQZHJH RSGHOLQJ ZRQHQ ZHUNHQ LV QLHW JHZHQVW (UIDIVFKHLGLQJHQ HQ SULYp]RQHV PRH WHQ]LFKEHSHUNHQWRWGHUXLPWHGLFKWWHJHQGHDFK WHUJHYHOYDQGHZRQLQJ=LMNHQPHUNHQ]LFKGRRUHHQ SDVVHQGHVFKDDOYRUPJHYLQJHQEHSODQWLQJ 3DUNHUHQ 3DUNHHUJHOHJHQKHLG GLHQW ]RYHU PRJHOLMN FROOHFWLHI WH ]LMQHQDFKWHUGHZRQLQJRSKHWHUIWHZRUGHQJHVLWXHHUG
%HSODQWLQJVSODQ%URQ:LMVPDQ%RXZHQ7HNHQDGYLHV
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
%HSODQWLQJ %HSODQWLQJVSODQ
%HSODQWLQJVSODQ 'H +RHNVFKH :DDUG LV HHQ QDWLRQDDO ODQGVFKDS (HQ YDQ GH WZLQWLJ LQ 1HGHUODQG GLH EHQRHPG ]LMQ RP KXQ ELM]RQGHUHODQGVFKDSSHOLMNHHQFXOWXXUKLVWRULVFKHNZD OLWHLWHQ+HWLVHHQEHGLMNLQJHQODQGVFKDSGDW]HOG]DDP LVLQ]RZHO1HGHUODQGDOV(XURSD 'HNHUQNZDOLWHLWHQYDQGLWODQGVFKDS]LMQGHYHOHGLMNHQ HQNUHNHQPHWKXQERPHQQDWXXUHQZDWHU(OHPHQWHQ GLH VDPHQ PHW GH RSHQKHLG YDQ KHW SROGHUODQGVFKDS GH DNNHUV ERRPJDDUGHQ ERHUGHULMHUYHQ GRUSHQ HQ OLQWEHERXZLQJHQ KHW XQLHNH +RHNVFKHZDDUGVH ODQG VFKDSYRUPHQ =RDOVUHHGVLQGHEHVFKULMYLQJYDQGHKXLGLJHVLWXDWLHLV DDQJHJHYHQ LV GH DJUDULVFKH EHERXZLQJ LQ GH +RHNVH :DDUGPHHVWDORPJHYHQGRRURSJDDQGJURHQZDDUGRRU JURHQH¶HLODQGHQ·LQKHWRSHQODQGVFKDSRQWVWDDQ+HW JDDWYDDNRPHHQDIZLVVHOLQJYDQOLMQEHSODQWLQJHQEH SODQWLQJPHWHFDWHJRULHERPHQGLHVRPVPRQXPHQ WDDO ]LMQ 7XVVHQ RI ERYHQ KHW JURHQ ]LMQ KHW YRRUDO GH GDNHQ GLH ]LFKWEDDU ]LMQ $IGHNNLQJ YDQ EHERXZLQJ PHW HHQ NDS VSHHOW GDQ RRN HHQ EHODQJULMNH URO RP WH NRPHQWRWHHQODQGVFKDSSHOLMNHLQSDVVLQJGLHSDVWELM GH+RHNVH:DDUG .ZDOLWHLWHQ DOV ERRPJDDUGHQ HQ ERHUGHULMHUYHQ PHW KXQ HUIEHSODQWLQJ EHKRUHQ WRW GH NHUQNZDOLWHLWHQ YDQ GH+RHNVH:DDUG9RRUGHERXZVWHGHDDQGH6OXLVMHV ZHJLVYRRU]LHQLQHHQEHSODQWLQJVSODQPHWVWUHHNHLJHQ EHSODQWLQJZDDULQGH]HNHUQNZDOLWHLWHQWHUXJ]LMQWHYLQ GHQ
&URRQHQ$GYLVHXUVUXLPWHOLMNHYRUPJHYLQJ RUGHQLQJ
(U LV JHNR]HQ YRRU HHQ DIZLVVHOHQGH VWUHHNHLJHQ EH SODQWLQJPHWERPHQLQGHHHUVWHHQWZHHGHFDWHJRULH .DVWDQMHERPHQDDQZHHUV]LMGHQYDQGHHQWUHHWRWKHW WHUUHLQ /HLOLQGHQ YRRU GH ZRQLQJ PHW GDDURQGHU HHQ PHLGRRUQKDDJ/LQGHHOVHQZLOJURQGGHEHGULMIVEHERX ZLQJPHWNDUGLQDDOVPXWVHQ3DFK\VDQGUDDOVRQGHUEH JURHLLQJ