KORENDIJK Bestemmingsplan “Lange Eendragtsweg Zuid‐ Beijerland”
KORENDIJK
Bestemmingsplan “Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland ” Identificatie Identificatiecode: NL.IMRO.0588.BPBGA99hp0313‐VO01 NL.IMRO.0588.BPBGA99hp0313‐ON01 NL.IMRO.0588.BPBGA99hp0313‐VG01
Planstatus
datum: 12 februari 2011 11 juni 2013 28 januari 2014
3
status: voorontwerp ontwerp vastgesteld
TOELICHTING
INHOUD VAN DE TOELICHTING
Inleiding Aanleiding Juridische planvorm Leeswijzer
Beleidskader Rijksbeleid
2.3.1 Structuurvisie Korendijk 2.3.2 Bestemmingsplan Buitengebied
2.4 3 3.1 3.2 3.3 3.4
8 8 9 9 10 11 11 11 12 12
Gebiedsvisie Inleiding Verantwoording locatiekeuze Toekomstige situatie Landschappelijke inpassing
14 14 14 15 16
Uitvoeringsaspecten Inleiding Geluid
Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid Bedrijven en milieuzonering Geur Flora en Fauna Archeologie
17 17 17 17 17 18 20 21 22 23 24 26 26 27 28 30 30 30 31
1 1.1 1.2 1.3 2 2.1
2.1.1 Nota Ruimte
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
2.2.1 Provinciale Structuurvisie 2.2.2 Provinciale Verordening Ruimte 2.2.3 Structuurvisie Hoeksche Waard
2.3
Gemeentelijk beleid
Conclusie
Pag. 6 6 6 7
4 4.1 4.2
4.2.1 Inleiding 4.2.2 Industrie/spoorweglawaai 4.2.3 Wegverkeerslawaai
4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
4.9.1 Rijksbeleid 4.9.2 Provinciaal beleid 4.9.3 Gemeentelijk beleid
4.10 Water
4.10.1 Wettelijk kader 4.10.2 Rijksbeleid 4.10.3 Provinciaal beleid
4
31 31 31 33 33 34
35 35
4.10.4 Waterschap Hollandse Delta 4.10.5 Gemeentelijk beleid 4.10.6 Praktische toepassing
4.11 Verkeer en parkeren
4.11.1 Verkeersontsluiting 4.11.2 Verkeersgegevens
Haalbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
5 5.1 5.2
Bijlagen: 1. Beeldkwaliteitsplan en beplantingsplan 2. Deskundigenverklaring 3. Bedrijfsplan 4. Verkeersgegevens Lange Eendragtsweg 5. Bodemonderzoek 6. Archeologisch onderzoek
5
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding In het kader van de ontwikkeling van Delta Natuur heeft de Dienst Landelijk Gebied (DLG) van het ministerie van LNV namens de provincie Zuid‐Holland overeenstemming bereikt over de verwerving van het agrarisch bedrijf Havenkade 14 en daarbij behorende gronden in de Leenheerenpolder, gelegen aan de oostelijke Spuimonding. Deltanatuur heeft als taakstelling om drieduizend hectaren natte natuur in het mondingsgebied van Rijn en Maas aan te leggen. Natte natuur bestaat hier uit landschappen waar zoet‐ en zoutwatermilieus in allerlei gradaties met elkaar vermengen en waarbij diverse overgangen tussen land en water kunnen ontstaan. Het gaat hierbij dus om het versterken van de estuariene natuurwaarden. De nieuwe landschappen dienen groot en aaneengesloten en robuust te zijn en toegankelijk voor recreanten. Aankoop van de landbouwgronden in de Leenheerenpolder door de provincie heeft tot gevolg dat de agrarische bedrijfsactiviteiten van de heer B. Ampt op het perceel Havenkade 14 niet langer voortgezet kunnen worden en naar elders verplaats dienen te worden. De bedrijfsactiviteiten zullen worden verplaatst naar de Lange Eendragtsweg in Zuid‐ Beijerland. Op de locatie aan de Lange Eendragtsweg is door de heer Ampt 2 ha landbouwgrond aangekocht van het Bureau Beheer Landbouwgronden om ter plaatse een agrarische bouwstede op te richten. De beoogde locatie voor de nieuw op te richten bouwstede is, in het kader van de planvorming van Delta Natuur, tot stand gekomen na overleg tussen de gemeente Korendijk en DLV. De gemeente Korendijk heeft per brief van 10 december 2008 reeds aan de Dienst Landelijk Gebied bevestigd dat zij in principe medewerking verleent aan de planologisch inpassing van de beoogde agrarische bouwlocatie op het onderhavige perceel aan de Lange Eendragtsweg. Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische regeling voor de nieuw op te richten bouwstede aan de Lange Eendragtsweg in Zuid‐Beijerland. 1.2 Juridische planvorm De gronden aan de Lange Eendragtsweg zijn gelegen in het bestemmingsplan “Buitengebied”. Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Korendijk op 11 mei 1999 en gedeeltelijk goedgekeurd door het college van Gedeputeerde Staten op 4 januari 2000. Het onthouden van goedkeuring had geen betrekking op het onderhavige plangebied. Het plangebied heeft de bestemming “Agrarische doeleinden”. 6
Dit bestemmingsplan voorziet in een regeling ten behoeve van de oprichting van een nieuwe agrarische bouwstede in het plangebied. 1.3 Leeswijzer In de volgende hoofdstukken zal eerst het relevante beleid van Rijk en provincie worden beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de beoogde ontwikkeling. De diverse sectorale aspecten worden beschreven in 4. In het slothoofdstuk wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
7
2
BELEIDSKADER
2.1 Rijksbeleid 2.1.1 Nota Ruimte Op 17 januari 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota is gebaseerd op de beleidsvoornemens van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. In de Nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift daarmee van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op ‘ontwikkelingsplanologie’ en minder op ‘toelatingsplanologie’. In de Nota Ruimte ligt de nadruk op verstedelijking, maar er moet ook ruimte worden gepland voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto “decentraal wat kan, centraal wat moet”. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt de verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening. De Hoeksche Waard is in de nota Ruimte aangewezen als Nationaal Landschap. Als kernkwaliteiten voor de Hoeksche Waard zijn benoemd: 1. Het polderpatroon; 2. Het reliëf van de dijken; 3. De openheid. Als uitgangspunt voor de ontwikkelingen binnen een Nationaal Landschap geldt het principe “Behoud door ontwikkeling”. Binnen Nationale Landschappen zijn ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt. Een economisch vitale grondgebonden landbouw is in de ogen van het kabinet van belang voor het beheer van het buitengebied. Het rijk ondersteunt de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te vergemakkelijken. De agrarische sector is de drager van het Nationaal Landschap binnen de Hoeksche Waard. Binnen de landbouw is het beleid gericht op handhaving en versterking van een duurzame grondgebonden landbouw. Onder een duurzame landbouw wordt landbouw met aandacht voor milieu, dierenwelzijn, landschap, natuur en water verstaan. Agrarische bedrijven zullen niet alleen agrarische producten leveren maar ook “groene”diensten (de agrariër als beheerder van het buitengebied). 8
Door de realisatie van het akkerbouwbedrijf wijzigt het polderpatroon en het reliëf van de kreken niet. Voor wat betreft de openheid geldt dat binnen de relatief grote schaal van het open landschap grootschalige agrarische bedrijfsbebouwing goed inpasbaar is zonder afbreuk te doen aan de kenmerkende openheid van het landschap. Zo de bedrijfsbebouwing geconcentreerd gebouwd en landschappelijk ingepast, waarvoor weinig verstoring optreedt van de openheid van het gebied. De bedrijfbebouwing wordt ingepast door opgaand groen rondom de bebouwing aan te brengen. Het effect daarvan is dat vooral de rechte wanden van de bebouwing grotendeels aan het oog onttrokken worden. Overigens is ter plaatse van het plangebied juist sprake van een min of meer besloten landschap door de aanwezigheid van een populierenbos aan weerszijden van de Lange Eendragtsweg. Verder kan gesteld worden dat het realiseren van het akkerbouwbedrijf past binnen het beleid om duurzame grondgebonden landbouw te versterken. Tevens draagt het bij aan de versterking van de drager van het Nationaal Landschap (de agrarische sector). 2.2 Provinciaal en regioaal beleid 2.2.1 Provinciale Structuurvisie De provincie heeft, in het kader van de Wro, een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid‐Holland opgesteld. In deze Visie op Zuid‐Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte en is vastgesteld op 2 juli 2010. De kern van Visie op Zuid‐Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid‐Holland. De Structuurvisie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: a. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel b. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie c. divers en samenhangend stedelijk netwerk d. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap e. stad en land verbonden In de grote landschappelijke eenheden, zoals de Hoeksche Waard, zet de provincie zich in voor behoud van leefbaarheid en economische vitaliteit van het landelijk gebied en realisering van een robuust natuur‐ en watersysteem. De provincie wil het landschap in Zuid‐ Holland met alle kernkwaliteiten gebiedsgericht versterken. De kernkwaliteiten in algemene zin zijn diversiteit, openheid, rust en stilte. In de Structuurvisie benoemt de provincie de volgende provinciale belangen om een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap te realiseren: a. ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen; b. Cultuurhistorische Hoofdstructuur behouden; 9
c. verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling van het landschap; d. realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur. In de Structuurvisie onderkent de provincie dat de landbouw een belangrijke sector is in de Zuid‐Hollandse economie en is voor grote delen van het Groene Hart en de Zuid‐Hollandse Delta de drager van landschappelijke kwaliteit. De provincie wil ruimte scheppen voor landbouw in gebieden waar zij een duurzaam, economisch rendabel, perspectief heeft. Met dit bestemmingsplan is ook de onder d genoemde provinciaal belang gemoeid. De aanleiding voor de opstelling van dit bestemmingsplan ligt namelijk in het feit dat de agrarische bedrijfsverplaatsing waarvoor dit bestemmingsplan het ruimtelijk planologisch kader biedt, is ingegeven door de verplaatsing van het bestaande agrarische bedrijf aan de Havenkade in Goudswaard. De bij het bestaande agrarische bedrijf behorende gronden zijn namelijk door DLG aangekocht voor de ontwikkeling van natuurgebied in het kader van de realisatie van Delta Natuur. De ontwikkeling van Delta Natuur (realisatie EHS) is aangemerkt als een nationaal én provinciaal belang. 2.2.2 Provinciale Verordening Ruimte Op 2 juli 2010 heeft Gedeputeerde Staten eveneens de Verordening Ruimte vastgesteld. De verordening is op 26 juli 2010 in werking getreden. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende artikelen zijn relevant voor dit bestemmingsplan: Artikel 4 Agrarische bedrijven De provincie Zuid‐Holland wil ruimte scheppen voor landbouw zodat de landbouw een vitale sector blijft en waar mogelijk bijdraagt aan behoud en versterken van landschappelijke kernkwaliteiten en biodiversiteit. De agrarische bedrijfsbebouwing moet worden geconcentreerd binnen het bouwperceel en nieuw bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf. Het onderhavige bestemmingsplan faciliteert de verplaatsing van een volwaardig agrarisch bedrijf vanuit de kern Goudswaard naar de locatie Lange Eendragtsweg. Aan de nieuwe bedrijfslocatie wordt een agrarisch bouwstede toegekend. De bedrijfsbebouwing dient zich op basis van de bestemmingsplanvoorschriften te concentreren binnen de bouwstede. De huidige agrarische bouwstede aan de Havenkade 14 zal komen te vervallen, waardoor er per saldo geen sprake is van een toename van het aantal bouwstedes in het buitengebied. Artikel 6 Nationale landschappen De Hoeksche Waard is in de Nota Ruimte aangemerkt als Nationaal Landschap. Op grond van de Verordening Ruimte zijn binnen een Nationaal Landschap geen ontwikkelingen toegestaan die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap significant aantasten. Binnen Nationale Landschappen zijn evenwel ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt.
10
In paragraaf 2.1.2 is nader gemotiveerd hoe het plan wordt ingepast in het landschap zonder daarbij afbreuk te doen aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard. 2.2.3 Structuurvisie Hoeksche Waard In de Structuurvisie Hoeksche Waard wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de Hoeksche Waard tot 2030 beschreven. Onderdeel van de Structuurvisie vormt het Ruimtelijk Plan. Het Ruimtelijke Plan is op 12 mei 2009 door de Commissie Hoeksche Waard goedgekeurd. In het Ruimtelijke Plan is bepaald dat de landbouw ruimte krijgt om zich te ontwikkelen. Ingezet wordt op de versterking van grootschalige, grondgebonden landbouw. Er moet voldoende planologische ruimte zijn voor bedrijfsontwikkelingen in de agrarische sector. Nieuwe agrarische bebouwing moet zorgvuldig worden ingepast, bijvoorbeeld als groene eilanden in de open polder. De Lange Eendragtsweg is gelegen aan de zuidrand van de Hoeksche Waard. Het zuidelijk deel van de Hoeksche Waard wordt gekenmerkt door een opeenvolging van langgerekte, veelal oostwest georiënteerde open (jonge) aanwaspolders, waar akkerbouw het dominante grondgebruik vormt. Hoewel de min of meer ronde opwaspolders in de westelijke Hoeksche Waard een andere ontstaansgeschiedenis hebben, worden ze vanwege de vergelijkbare landschapskwaliteiten ook tot deze categorie gerekend. De rationele verkaveling wordt doorsneden door kreken. Het dijkenpatroon is zeer bepalend, vanwege de vaak zware boombeplanting. Bebouwing is overwegend geconcentreerd in ‘losse’ linten langs de dijken. De openheid van de polders wordt, behalve door de bomenrijen op de dijken, regelmatig onderbroken door de aanwezige boomgaarden. Met BBL is een overeenkomst afgesloten waarin is overeengekomen dat op de onderhavige locatie aan de Lange Eendragtsweg een bouwstede wordt opgericht. De oprichting van de bouwstede betreft de verplaatsing van het thans aan de Havenkade 14 in Goudswaaard gevestigde agrarische bedrijf. Verplaatsing is noodzakelijk aangezien de agrarische bedrijfsactiviteiten aan de Havenkade worden gesaneerd in verband met de ontwikkeling van Delta Natuur in de aangrenzende Leenheerenpolder. Ten behoeve van de landschappelijk inpassing is een beplantingsplan opgesteld. Ook is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het plan bevat een op de locatie en situatie afgestemd referentiekader voor de architectonische en stedenbouwkundige vormgeving van de nieuw op te richten bebouwing. Beide plannen zijn als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. 2.3 Gemeentelijk beleid 2.3.1 Structuurvisie Korendijk In 2004 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Korendik vastgesteld. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van een gebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. In de 11
structuurvisie wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente op maatschappelijk, economisch en ruimtelijke gebied zou moeten staan in 2020. De structuurvisie vormt enerzijds de basis voor nieuw te ontwikkelen (gemeentelijke) beleidsplannen en projecten, zodat aan het gewenste beeld daadwerkelijk inhoud wordt gegeven. Anderzijds kan ze daarnaast als toetsingskader worden gehanteerd om nieuwe planinitiatieven te beoordelen. In de structuurvisie wordt onderkend dat de agrarische sector, met name de grondgebonden sector, een belangrijke rol vervult in de gemeente. De gemeente Korendijk zet in op economisch sterke en tevens landschappelijk aantrekkelijke landbouw. De gemeente wil voldoende ontwikkelingsruimte voor haar agrariërs bieden, passend binnen een duurzaam kader. 2.3.2 Bestemmingsplan “Buitengebied” Voor de gronden waaraan de nieuwe agrarische bouwstede wordt toegekend vigeert het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Korendijk. Het vigerende bestemmingsplan is op 22 mei 1999 door de gemeenteraad vastgesteld en op 4 januari 2000 door het college van Gedeputeerde Staten (gedeeltelijk) goedgekeurd. In de, in de bestemmingsplanregels, opgenomen beschrijving in hoofdlijnen (artikel 14) van het bestemmingsplan wordt in hoofdlijnen het beleid beschreven dat de gemeente Korendijk voor ogen staat met betrekking tot de ontwikkeling van het buitengebied. Het beleid is in hoofdzaak gericht op de bescherming van de agrarische belangen in het gebied, met name het zorgen voor een optimaal bedrijfsklimaat voor de gevestigde agrarische bedrijven. Voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw geldt dat het beleid is gericht op het handhaven en zo mogelijk versterken van de positie van de agrarische bedrijven. Dit bestemmingsplan beoogt een agrarische bouwstede toe te kennen, teneinde de oprichting van een volwaardig agrarisch bedrijf, inclusief de daarbij behorende bedrijfsopstallen mogelijk te maken. De toekenning van de agrarische bouwstede komt voort uit het feit dat de agrarische bedrijfsactiviteiten op de huidige bouwstede aan de Havenkade in Goudswaard beëindigd worden in verband met de ontwikkeling van Delta Natuur. Om het agrarisch bedrijf voort te kunnen zetten is verplaatsing van het bedrijf noodzakelijk. 2.4 Conclusie De voorgenomen ontwikkeling, de oprichting van een nieuwe agrarische bouwstede aan de Lange Eendragstweg te Zuid‐Beijerland past binnen het vigerend gemeentelijk beleidskader zoals vastgelegd in de Structuurvisie Korendijk 2020 en het bestemmingsplan “Buitengebied”. In het bestemmingsplan “Buitengebied” heeft de gemeente de visie op het landelijk gebied weergegeven in de beschrijving in hoofdlijnen. Daarin is aangegeven dat de gemeente 12
Korendijk de agrarische belangen in het buitengebied wil beschermen en zal zorg dragen voor een optimaal bedrijfsklimaat voor de gevestigde agrarische bedrijven. De onderhavige ontwikkeling voldoet aan de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden die gelden voor de oprichting van een nieuwe agrarische bouwstede. Ook is de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met het ruimtelijke beleid van het rijk en de provincie.
13
3
GEBIEDSVISIE
3.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de huidige situatie en de beoogde toekomstige situatie als gevolg van de verplaatsing van het huidige agrarische bedrijf van de locatie Havenkade 14 naar de nieuwe bedrijfslocatie aan de Lange Eendragtsweg. 3.2 Verantwoording locatiekeuze De huidige bouwstede van de heer Ampt is gelegen aan de Havenkade in Goudswaard (zie figuur 1).
Figuur 1
De huidige bouwstede kent een oppervlakte van 3 ha. De heer Ampt pachtte voorheen van de Stichting Het Weeshuis der Hervormden 90 ha. landbouwgrond in de Leenheerenpolder. Deze polder grenst aan de bouwstede van de heer Ampt. De pachtovereenkomst is op 29 april 2009 ontbonden door het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). Aanleiding voor de ontbinding vormt de voorgenomen natuurontwikkeling in de de Leenheerenpolder door de provincie Zuid‐Holland. Met de totstandkoming van de pachtontbinding beschikgt de heer Ampt niet langer meer over een duurzame grondpositie in de Leenheerenpolder. Om het bedrijf te continueren heeft de heer Ampt in de Eendrachtspolder van het Bureau Beheer Landbouwgronden 70 ha in erfpacht verworven, met een langdurige overeenkomst (40 jaar). Bovendien is overeengekomen dat het BBL aan de heer Ampt 2 ha landbouwgrond in eigendom levert aan de Lange Eendragtsweg ten behoeve van de oprichting van een agrarische bouwstede. 14
De locatiekeuze voor de nieuw op te richten bouwstede is afgestemd met de gemeente Korendijk. Per brief van 19 september 2008 heeft de Dienst Landelijk Gebied bij de gemeente Korendijk een principeverzoek ingediend voor o.a. de oprichting van een nieuwe agrarische bouwstede aan de Lange Eendragtsweg. De gemeente Korendijk heeft per brief van 10 december 2008 ingestemd met de oprichting van een nieuwe bouwstede aan de Lange Eendragtsweg onder de voorwaarde dat met de betreffende agrariërs tot minnelijke overeenstemming zou worden gekomen. Aan deze voorwaarde is, middels voornoemde pachtontbindingsovereenkomst, voldaan. De locatie van de nieuw op te richten bouwstede aan de Lange Eendragtsweg is gelegen in de directe nabijheid van een populierenbos met een omvang van 70 ha. De aanwezigheid van het populierenbos is bepalend voor de beleving van het landschap ter plaatse. Gelet op de aanwezigheid van het bos in de directe nabijheid van de beoogde bouwstede is van een overwegend open landschap ter plaatse geen sprake. Van een aantasting van het open landschap als gevolg van de door de heer Ampt op te richten agrarische bouwstede is dan ook geen sprake. Overigens zal de bouwstede landschappelijk worden ingepast door de aanleg van een groensingel rondom de bouwstede. De locatiekeuze voor de Lange Eendragtsweg is voorts ingegeven vanwege gunstige ligging van de kavel. De beoogde locatie voor het bouwblok, ligt midden in het bedrijf waardoor efficiënt gewerkt kan worden en de transportbewegingen naar de landerijen kort zijn. De overlast op polderwegen wordt hiermee zoveel mogelijk beperkt daar veel transport op eigen terrein kan plaatsvinden. De locatie is goed bereikbaar en geteelde producten kunnen eenvoudig naar hun eindbestemmingen worden getransporteerd. De wegen zijn voldoende breed om vrachtwagens veilig te laten rijden. Oprichting van de bouwstede meer richting de lintbebouwing aan het Zwartsluisje is niet wenselijk geacht, gelet op de daar aanwezige woonbebouwing. Om mogelijke overlast voor de woonbebouwing te voorkomen is er voor gekozen de bouwstede zo ver mogelijk woonbebouwing te situeren en de bedrijfsbebouwing zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij het populierenbos, teneinde geen significante inbreuk op het open landschap te laten plaatsvinden. 3.3 Toekomstige situatie De nieuwe agrarische bedrijfslocatie zal worden opgericht aan de Lange Eendragtsweg. Aan de Lange Eedragtsweg ligt een huiskavel van 70 ha. Het bouwblok is gesitueerd aan de Lange Eedragtsweg in het midden van de bouwstede. Op het bouwblok zal de agrarische bedrijfsbebouwing worden opgericht. De bedrijfsbebouwing bestaat uit een bedrijfswoning, machineberging en twee opslagloodsen. Rondom de gebouwen en ten behoeve van de ontsluiting van het perceel zal erfverharding worden aangebracht. De nieuwe bouwstede zal landschappelijk worden ingepast door middel van een groenzone. 15
Een meer uitvoerig beschrijving van de huidige bedrijfssituatie alsmede van de beoogde toekomstige situatie aan de Lange Eendragtsweg is weergegeven in het bij deze bestemmingsplantoelichting behorend bedrijfsplan, opgesteld door DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V. (bijlage 3).
Figuur 2 ligging plangebied
3.4 Landschappelijke inpassing Voor het opstellen van beplantingsplannen zijn er voorbeelden opgenomen in de Structuurvisie Hoeksche Waard (juli 2009). Voor de onderhavige locatie wordt uitgegaan van de situatie boerderijuitbreiding in de polder. In de Structuurvisie wordt hierbij uitgegaan van het volgende. In grootschalige open polders zijn grootschalige agrarische bedrijfsgebouwen in principe beter inpasbaar dan aan de kleinschalige, historische dijken. Hier is minder snel sprake van een 'schaalconflict' bij grote schuren. Het zijn eerder de kleinere schuren en de opslag‐ en parkeervoorzieningen rond het woonhuis die een rommelig beeld kunnen geven. Grote schuren mogen best gezien worden als uitingen van moderne agrarische bedrijven. Juist rond het woonhuis en de kleinere schuren zouden forse erfbeplantingen aangebracht moeten worden. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is door Croonen Adviseurs een beeldkwaliteitsplan en beplantingsplan opgesteld (bijlage 1). 16
4
UITVOERINGSASPECTEN
4. Inleiding Beseft wordt dat voor een planrealisatie niet alleen het rijks‐, provinciaal‐ en gemeentelijke ruimtelijk beleid van belang is, maar ook de uitvoeringsaspecten die voortvloeien uit de verschillende wettelijke kaders. Mede gelet op de Handreiking ruimtelijke ordening en milieu van het ministerie van VROM (geactualiseerde versie mei 2010) zal achtereenvolgens aandacht worden besteed aan de volgende uitvoeringsaspecten: Geluid (weg‐, spoor‐, industrie‐ en verkeerslawaai) Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid Bedrijven en milieuzonering Geur Flora‐ en Fauna Archeologie Water Verkeer en parkeren Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 4.2 Geluid 4.2.1 Inleiding Het geluidsaspect is relevant in relatie tot industrielawaai, wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai. Toetsingskader is de Wet Geluidhinder en enkele uitvoeringsbesluiten. 4.2.2 Industrie/spoorweglawaai Het plangebied ligt niet binnen een geluidscontour van een gezoneerd bedrijventerrein dan wel een spoorweg. 4.2.3 Wegverkeerslawaai Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) zijn langs alle wegen geluidszones aanwezig, met uitzondering van woonerven en 30 km/h‐gebieden. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk gebied). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg. De Lange Eendragtsweg is een weg met twee rijstroken in buitenstedelijk gebied. Daardoor bedraagt de geluidszone 250 m, gemeten vanuit de rand van de weg. De nieuwe agrarische bedrijfswoning is gelegen binnen deze geluidszone.
17
Bij het realiseren van een agrarische bedrijfswoning in de geluidszone van de Lange Eendragtsweg mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde van 48 dB (artikel 82, lid 1 Wgh). Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde, dan moeten maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Is dat niet mogelijk of stuit het op overwegende bezwaren (artikel 110a, lid 5 Wgh) dan is het mogelijk een hogere waarde (artikel 110a, lid 1 Wgh) vast te stellen. De hogere waarde mag de maximale ontheffingswaarde van 58 dB (artikel 83, lid 4 Wgh) niet overschrijden. Op grond van artikel 110g Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of hoger is dat 2 dB. Aangezien voor de Lange Eendragtsweg een snelheidsregime geldt van 60 km/h, is rekening gehouden met een aftrek van 5 dB. In bijlage 4 is een overzicht weergegeven van de gehanteerde verkeersgegevens voor de Lange Eendragtsweg en de berekende geluidsbelastingen door het verkeer op deze weg. De geluidsberekeningen zijn uitgevoerd volgens Standaardrekenmethode II, zoals omschreven in het Reken‐ en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het softwarepakket Geomilieu, versie 1.71. Bij de berekeningen is ervan uitgegaan dat de nieuwe agrarische bedrijfswoning op 30 m uit de rand van de Lange Eendragtsweg wordt gerealiseerd. Daarnaast mag de woning maximaal 10 m hoog worden. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting maximaal 48 dB is. De voorkeurswaarde wordt niet overschreden. Daardoor levert het aspect wegverkeerslawaai geen belemmeringen op voor ontwikkeling. 4.3 Luchtkwaliteit In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Op grond van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is daarom onderzocht in hoeverre de luchtkwaliteit kan voldoen aan de grenswaarden van de in bijlage 2 van deze wet aangegeven stoffen. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar‐ en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn voor: Stikstofdioxide (NO2) een jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ vanaf 1 januari 2015 fijn stof (PM10) een jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ vanaf 11 juni 2011 24‐uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³ vanaf 11 juni 2011. 18
De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden; de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert; de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht; Het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden. In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een project als een NIBM‐project kan worden beschouwd en vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij wordt een aantal situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. Deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen of een kantooroppervlak van 100.000 m² (langs één ontsluitingweg); Ook akkerbouwbedrijven met open grondteelt vallen onder de regeling niet in betekende mate. Op grond van de Grootschalige Concentratiekaart Nederland 2009 kan worden vastgesteld dat ter plaatse van de Lange Eendragtsweg lage achtergrondconcentraties voor fijn stof en stikstofdioxide gelden. Gelet hierop zal een eventuele bijdrage van het agrarische bedrijf in geen geval leiden tot een overschrijding van de grenswaarde.
19
Figuur 3 Grootschalige Concentratiekaart Nederland, fijnstof
Figuur 4 Grootschalige concentratiekaart Nederland stikstofdioxide
Zoals in het bedrijfsplan is aangegeven heeft de nieuwvestiging van het agrarische bedrijf een beperkte verkeersaantrekkende werking en vindt door de bedrijfsverplaatsing vanuit Goudswaard per saldo geen verslechtering van de luchtkwaliteit plaats. De beoogde ontwikkeling past binnen de hiervoor genoemde situaties van het Besluit NIBM. Toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk blijft daarom achterwege. 4.4 Bodem Volgens artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient voor zover nodig een beschrijving te worden gegeven van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden. Hieronder valt ook de bodemgesteldheid. In zijn algemeenheid wordt hierbij als richtlijn gehanteerd dat ten minste het eerste deel van 20
het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op de locatie waar een herinrichting wordt voorzien. Ten aanzien van de algemene bodemkwaliteit is de bodemkwaliteitskaart van de Milieudienst Zuid‐Holland Zuid geraadpleegd. Aan de hand van de zonering op de kaart blijkt dat er in het plangebied een kans op verontreiniging aanwezig is in relatie tot mogelijk in het verleden aanwezige boomgaard. Voor het overige zijn er geen aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van een bodemvervuiling. Dit beeld wordt bevestigd door een verkennend onderzoek dat in 2005 is uitgevoerd in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied (zie bijlage 5). Hieruit blijkt dat voor de gehele onderzoekslocatie geen waarden boven de streefwaarden zijn aangetroffen. Dit geldt ook voor de kavelpaden in het plangebied. Alleen ter plaatse van een aanwezige brandplaats zijn verhoogde waarden van zink en lood aangetroffen. Deze brandplaats is echter niet gelegen in het plangebied. Sinds het onderzoek zijn de bedrijfsactiviteiten op het perceel niet gewijzigd. Op basis van de bekende gegevens over de bodemkwaliteit en het uitgevoerde bodemonderzoek dat een aantal boringen bevat ter plaatse van de nieuwe bouwstede, is voldoende aannemelijk dat er geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteiten op de onderzoekslocatie. Indien nodig zal ten behoeve van de in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfswoning en de bedrijfsloodsen specifiek voor de bouwlocatie een bodemonderzoek worden uitgevoerd. 4.5 Externe veiligheid Het Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi) ziet toe op de gevaaraspecten in relatie tot risicovolle inrichtingen. Het is in dit kader van belang om te bezien of er gevaaraspecten aanwezig zijn ten gevolge van de aanwezigheid in de omgeving van bedrijven die vallen onder het Bevi of andere risicobronnen. Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. 21
In het kader van de externe veiligheid is in de eerste plaats de risicokaart van de provincie Zuid‐Holland geraadpleegd. Uit de genoemde risicokaart is op te maken dat er in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn.
Figuur 5 Risicokaart
Vervolgens is de Regionale analyse externe veiligheid 2009 van de regio Zuid‐Holland Zuid geraadpleegd. Deze analyse bevestigt dat er voor het plangebied geen bijzondere aandachtspunten op het gebied van de externe veiligheid zijn. Gebleken is dat in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen zijn gelegen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of die anderzijds als risicovol zijn aan te merken. Ook worden in de directe omgeving van het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor, het water of door leidingen. Het aspect externe veiligheid levert daarom geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. 4.6 Bedrijven en milieuzonering De VNG‐publicatie Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009) bevat richtlijnen voor het bepalen van een in planologisch opzicht in acht te nemen aanvaardbare afstanden tussen bedrijven en woningbouw. In deze publicatie zijn bedrijven onderverdeeld in SBI‐codes en milieucategorieën. Het plangebied maakt een agrarische bedrijfswoning en akkerbouwbedrijf met open grondteelt mogelijk. Voor bedrijfswoningen moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening rekening worden gehouden met milieuzoneringen van in de omgeving gevestigde bedrijven. In de omgeving van het plangebied is één bedrijf aanwezig. Het gaat om: 22
SBI‐ Code
Adres
41,42,43 Lange Eendragtsweg 2
Omschrijving
Concours Projectbouw V.O.F
VNG Categorie
In acht te nemen afstand (in meters)
Werkelijke afstand (in meters)
2
30
Ca. 400 m
Het bedrijf Concours Projectbouw heeft een hinderafstand van 30 meter op basis van geluid. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich daarmee geen bedrijven die belemmerd worden in hun bedrijfsvoering door de realisatie van de bedrijfswoning. Een goed woon‐ en leefklimaat van de bedrijfswoning kan tevens worden gegarandeerd. Het woon‐ en leefklimaat van bestaande woningen wordt niet aangetast door het geprojecteerde akkerbouwbedrijf met open grondteelt. Voor een dergelijk agrarisch bedrijf geldt een maximale richtafstand van 100 meter. Binnen de genoemde 100 meter bevinden zich geen industrie, veehouderijbedrijven en woonhuizen. De bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen zal derhalve geen beperkende invloed uitoefenen op haar omgeving. Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw‐ en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest. Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op‐ en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm‐vergunningplichtig. De voorkomende activiteiten op het landbouwbedrijf van de familie Ampt vallen milieutechnisch onder voornoemde Algemene maatregel van Bestuur. 4.7 Geur De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Deze wet geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Indien voor een diercategorie geen geuremissie factor is vastgesteld, gelden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object de volgende afstanden: binnen de bebouwde kom 100 meter en buiten de bebouwde kom 50 meter. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006. De nieuwbouwlocatie bevindt zich niet binnen een geur‐ en/of stankcirkel, waardoor het aspect geur/stank geen belemmeringen oplevert voor de realisering van het bouwplan. 23
4.8 Flora‐ en Fauna Op 1 april 2002 is de Flora‐ en faunawet (Ffwet) in werking getreden, waardoor een aantal oudere wetten, zoals de Vogelwet en de Jachtwet, zijn vervangen. Voorts zijn in de Ffwet de Europese Vogel‐ en Habita‐trichtlijn voor Nederland nader uitgewerkt (geïmplementeerd). De Ffwet beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen huismuis, bruine en zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Ffwet gaat uit van het ‘nee, tenzij’‐principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en / of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffwet worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel‐ en Habitatrichtlijn. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën: Meer algemene soorten (tabel 1 Ffwet) Voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke ontwikkeling. Overige, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffwet), met uitzondering van beschermde inheemse vogels Ontheffing is alleen mogelijk bij een gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig als gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient goedgekeurd te zijn door het ministerie van LNV. Strikt beschermde soorten, waaronder soorten die op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen (tabel 3 Ffwet) Voor deze soorten is altijd ontheffing nodig. Ontheffing wordt echter alleen verleend wanneer er een dwingende reden van groot openbaar belang is, alternatieve oplossingen ontbreken en er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Beschermde inheemse vogels Deze vallen onder de Europese richtlijn. Dwingende reden van openbaar belang is geen reden om ontheffing te verlenen. De huidige interpretatie van de wet verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Overigens geldt voor alle in het wild levende planten‐ en diersoorten een zogenaamde zorgplicht. Dit houdt in dat ‘voldoende zorg’ in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook 24
dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. De Toets Flora‐ en faunawet start met een globaal onderzoek (of ‘quick scan’), waarin gekeken wordt of er een reële kans is op het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in het plangebied. Bestaande gegevens met betrekking tot de flora en fauna zijn geraadpleegd bij het ‘natuurloket’. Zoals blijkt uit de gegevens van het natuurloket is het perceel niet aangewezen overeenkomstig de habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn of Natuurbeschermingswet.
Figuur 6 Gegevens natuurloket Het perceel aan de Lange Eendragtsweg vormt geen onderdeel van de provinciaal ecologische hoofdstructuur. Er is geen sprake van een ecologische verbindingszone dan wel een recreatiegebied of een natuurgebied. Voorts zijn geen specifieke natuurwaarden
25
aanwezig op het perceel. Overigens is tijdens het gebruik onder het geldende bestemmingsplan niet gebleken van bijzondere beschermingswaardige natuurwaarden. De beoogde oprichting van de bedrijfsgebouwen zal plaatsvinden op gronden die al worden ingezet voor de landbouw. Er vinden daarbij geen directe ingrepen plaats in ecosystemen. De bouw vindt plaats op bestaand akkerbouwland waarop zich geen landschapselementen, zoals bosjes, struwelen of houtwallen, bevinden. Er komen verder geen kenmerkende ecotopen voor. Er is dan ook niet te verwachten dat op de locatie waardevolle vegetaties/planten leven. Akkerbouwgronden worden regelmatig geroerd en omgezet. Dat er dieren op deze locatie hun dagelijkse habitat hebben is zeer onwaarschijnlijk. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van kwetsbare dier‐ en plantensoorten is dan ook niet noodzakelijk. Overigens is door de initiatiefnemer ten behoeve van de landschappelijke inpassing een beplantingsplan opgesteld. De realisering van dit beplantingsplan betekent ten opzichte van de huidige situatie een verbetering van de vestigingsmogelijkheden voor dieren en planten. Door de nabijheid van het Haringvliet en de Korendijkse Slikken wordt een deel van het agrarische gebied, met name delen van de Leenheerenpolder, de Polder Oude Korendijk en de Eendragtspolder, door overwinterende en doortrekkende ganzen gebruikt als foerageergebied. Gelet op de positionering van de bedrijfsbebouwing langs bestaande infrastructuur en de afstand tot de buitendijkse gebieden, die van meer importantie zijn voor de ganzen, is geen sprake van een onevenredige aantasting van de foerageermogelijkheden. Temeer niet als in ogenschouw wordt genomen dat door de bedrijfsverplaatsing van het bedrijf van de heer Ampt op relatief korte afstand de mogelijkheid voor Deltanatuur ontstaat om een aanzienlijk natuurgebied aan te leggen. De aantasting en verstoring van vogels zal worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van half maart tot en met begin augustus) te laten starten. Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de kans op de aanwezigheid van beschermde soorten uiterst gering is en dat de geplande werkzaamheden geen verboden handelingen inhouden als bedoeld in de Flora‐ en faunawet. Een nader inventariserend onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geoordeeld. 4.9 Archeologie 4.9.1 Rijksbeleid In 1998 is door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend. Het doel van dit verdrag is tweeledig: a. de zorg voor het archeologisch erfgoed te verbeteren door het treffen van maatregelen ten behoeve van bescherming, conservering en instandhouding en b. archeologie in een vroeger stadium bij planvorming te betrekken, waarbij behoud in de bodem voorop staat. 26
In Nederland vindt implementatie van het verdrag formeel plaats door invoering van een gewijzigde monumentenwet en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. De laatstgenoemde wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: ‘de veroorzaker betaalt’. Ten uitvloeisel van dit verdrag en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. 4.9.2 Provinciaal beleid De Nota Regels voor Ruimte bieden samen met de streekplannen de richtlijnen voor ruimtelijke ontwikkeling die vanuit de provincie worden opgelegd. De nota Regels voor Ruimte dient om de provinciale ruimtelijke belangen veilig te stellen. In de nota is verwoord waaraan gemeentelijke plannen moeten voldoen om het provinciale ruimtelijk beleid en de provinciale ruimtelijke opgave te verwezenlijken. Bij de Nota hoort de kaart Topgebieden Cultureel erfgoed in Zuid‐Holland . In de Hoeksche Waard bevinden zich geen topgebieden volgens de nota Regels voor Ruimte De Provincie Zuid‐Holland heeft in 2007 haar Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) geactualiseerd. De CHS biedt een integraal overzicht in de vorm van een kaartbeeld op provinciaal niveau van de relevante cultuurhistorische kenmerken en waarden (archeologie, historische stedenbouw, en historisch landschap). De op de cultuurhistorische kaart aangegeven trefkans of verwachtingswaarde correspondeert, wat betreft classificatie en kaartbeeld, grotendeels met de door de RCE uitgebrachte Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Uit de provinciale cultuurhistorische kaart blijkt dat in het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde (zie onderstaande kaart). Deze kaart vertegenwoordigt niet de werkelijke archeologische verwachting. Voorschrijdend inzicht heeft aangetoond dat deze kaart niet representatief is na het vinden van een aantal toevalsvondsten uit o.a. de Romeinse IJzertijd. Ook de vele overstromingen van de Vroege Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd hebben er voor gezorgd dat we eigenlijk niet veel weten over vroegere bewoning in ons gebied. Ook omdat dit lange tijd niet is onderkend en onderzocht. Recente onderzoeken tonen aan dat er wel degelijk archeologische sporen/resten in het grondgebied van de Hoeksche Waard aanwezig zijn. De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben dit onderkend en nader beleid opgesteld om tot beter archeologisch inzicht te komen. De CHS is daarmee komen te vervallen. Hierop kan niet meer worden teruggevallen.
27
Figuur 7 Cultuurhistorische Kaart Provincie Zuid‐Holland
4.9.3 Gemeentelijk beleid Op 19 januari 2010 stelde de Commissie Hoeksche Waard de archeologische verwachtingenkaart voor de Hoeksche Waard vast. Ook het college van Korendijk heeft op 23 februari 2010 deze archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. De archeologische verwachtingskaart is als leidraad gebruikt om vast te stellen welk archeologisch onderzoek nodig is bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen. Archeologisch adviesbureau ADC Heritage stelde de archeologische verwachtingenkaart op. In combinatie daarmee zijn aanbevelingen gedaan voor het vertalen van verwachtingen naar beleid.
Figuur 8 Archeologische verwachtingskaart Hoeksche Waard
Uit de bij bovenstaande kaart behorende legenda blijkt dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een middelhoge verwachting voor archeologische waarden. Het daarbij 28
behorende beleidsadvies voor behoud houdt in dat er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd behoeft te worden bij plangebieden tot 500 m2 en vrijstellingsdiepte van 50 cm. De vrijstellingsgrens voor de diepte van de ingrepen is over het algemeen gesteld op 50 cm. Hiervoor is gekozen omdat uit onderzoek is gebleken dat, als gevolg van mechanisch ploegen sinds halverwege de vorige eeuw, de bovenste 50 cm van de bodem verrommeld is geraakt in deze gebieden, als gevolg van intensieve aardappel en uien ( bolgewassen) landbouw. In zones met een middelhoge verwachting (Hollandveen) is een redelijke kans om intacte waardevolle archeologische resten aan te treffen. Het betreft gebieden die slechts gedurende bepaalde periodes in gebruik zijn geweest of waar slechts specifieke archeologische resten te verwachten zijn. Voor plangebieden waarvan de bodemverstoring of de bebouwing een kleiner oppervlak beslaat dan 500 m2 hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. In zones met een middelhoge verwachting (waaronder de laag van het Hollandveen) is een redelijke kans om intacte waardevolle archeologische resten aan te treffen. Het betreffen gebieden die gedurende langere tijd als oude (en/of hoge) polders in gebruik zijn geweest zoals Oudeland van Strijen en polders rond Goudswaard. Doordat deze polders niet onderhevig waren aan voordurende overstromingen zijn er weinig afzettingen van klei gevormd. Ook daar waar van de vroege middeleeuwen tot de nieuwe tijd (dus voor het tijdperk dat dit gebied werd geteisterd door diverse overstromingen) de bodemlaag intact is gebleven (dus waar bewoningsporen zijn terug te vinden) zijn specifieke archeologische resten in deze laag te verwachten. Hoe meer deze lagen aan het oppervlak liggen hoe beter deze lagen bereikbaar zijn voor opgravingen en intact zijn ( en dus niet onderheven zijn geweest aan sterke erosie door overstromingen). Het wil niet zeggen dat door voortdurende inwerking van overstromingen de archeologische sporen op dit Hollandveen ‘volledig’ zijn geërodeerd zijn. Integendeel kunnen deze nog volledig intact aanwezig zijn onder de aangeslibde kleilagen. Door de goede omstandigheden zijn sporen opgesloten en bewaard gebleven. Alleen daar waar de overstromingen grote inbraakgeulen heeft achtergelaten kan dit sterk zijn geërodeerd en gedeeltelijk zijn weggeslagen. Anderzijds vormen de oude stroomruggen van het oude krekenstelsels juist verblijfsplaatsen van bewoningsporen. Vaak zijn deze herkenbaar aan verhoogde hoeveelheid zand in de bovenlagen langs de stoomgebieden. Dit is ook herkenbaard aan de opbouw van de bodem. Doordat deze lagen onder de klei minden inklinken als het veen zijn deze te herkennen aan de hoger gelegen gedeelten zoals o.a. zijn te zien op de Algemene Hoogte Atlas Nederland. De onderhavige ontwikkeling heeft betrekking op de bouw van twee bedrijfsloodsen en 1 bedrijfswoning. De verstoringoppervlakte van de totale bebouwing ligt boven de grens van 500 m2. Om te bepalen of er sprake is van aantasting van archeologische waarden is door het bureau SOB Research een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (bijlage 6). Uit het onderzoek blijkt dat nader archeologisch onderzoek binnen het plangebied niet noodzakelijk wordt geacht. 29
4.10 Water 4.10.1 Wettelijk kader In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven dat verantwoording moet worden afgelegd over wijze waarop in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits‐ en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. Het concept van deze paragraaf zal voor reactie worden voorgelegd aan de waterbeheerder. 4.10.2 Rijksbeleid In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW 2003) is – samen met provincies, waterschappen en gemeenten – het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat gemeente en waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets omvat onder meer overleg met de waterbeheerder en de opname van een waterparagraaf in het bestemmingsplan. In deze waterparagraaf wordt voor de verschillende waterthema’s aangegeven of ze voor de voorgestane ontwikkeling relevant zijn en hoe er mee moet worden omgegaan. 4.10.3 Provinciaal beleid De provincie Zuid‐Holland heeft een Provinciaal Waterplan Zuid‐Holland 2010‐2015 opgesteld. Dit plan bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in de plaats van het waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Dit provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007‐2013 en beschrijft ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid‐ Holland. Het gaat daarbij om de volgende opgaven: Waarborgen van de veiligheid tegen overstromingen (kustbescherming, regionale keringen, buitendijkse gebieden) Realiseren van mooi en schoon water (waterkwaliteit, waternatuur, zwemwater) Ontwikkelen van een duurzame zoetwatervoorziening (droogte en verzilting, drinkwatervoorziening en duurzame greenports) Het realiseren van een robuust en veerkrachtig watersysteem (wateroverlast, waterbeheer en bodemdaling, stedelijk waterbeheer) 30
4.10.4 Waterschap Hollandse Delta In het Waterbeheerplan 2009‐2015 (2008) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. 4.10.5 Gemeentelijk beleid Eind 2009 heeft de gemeente het Gemeentelijk Waterplan Korendijk vastgesteld. In het Gemeentelijk Waterplan Korendijk is het beleid geformuleerd met betrekking tot het watersysteem binnen de gemeente. Ontwikkelingen zoals klimaatverandering, strengere milieuwetgeving, maar ook de toename van het aantal wegen en gebouwen, zijn redenen om dit beleid voor de gemeente helder vast te leggen. Met de vaststelling van het Waterplan is duidelijk hoe de gemeente met het water binnen de dorpskernen en in het buitengebied wil omgaan. Gelet op het omvangrijke buitengebied van Korendijk is het Waterplan in nauwe samenwerking met waterschap Hollandse Delta opgesteld. 4.10.6 Praktische toepassing In het plangebied wordt een agrarisch bedrijf mogelijk gemaakt. Voor het landbouwbedrijf wordt een machineberging met werkplaatsvoorzieningen, toilet, kantine voorzien van ongeveer 1.350 m². Het bedrijf teelt ca. 50 hectare aardappelen en 25 hectare uien welke moeten worden opgeslagen voordat deze worden afgezet. Hiervoor is een opslag capaciteit nodig van 3.000 ton aardappelen en 1.400 ton uien. De gebouwgrootte, (drukvaste bewaarplaats) moet dan resp. 1.300m² en 800m² zijn. De totale opslagcapaciteit zal dan 2.100m² bedragen. Rondom de gebouwen en voor de ontsluiting van het bedrijf zal een verharding worden aangelegd met een oppervlakte van ca. 2.000 m². Derhalve neemt het verhard oppervlak als gevolg van de gehele ontwikkeling toe met circa 5.450 m². Na goedkeuring van dit wijzigingsplan zijn de voorschriften uit het vigerende bestemmingsplan van toepassing. Hierbinnen is geregeld dat een bouwstede maximaal een omvang van 1 ha mag hebben. Voor compensatie wordt daarom van deze omvang uitgegaan. Dit houdt in dat op grond van de Keur van het waterschap watercompensatie dient plaats te hebben in de vorm van nieuw open water met een oppervlakte van circa 1.000 m². Hiertoe zal in de directe nabijheid van het perceel (zie onderstaande kaartje voor de ligging) één of meerdere watergangen worden verbreed. De betreffende watergangen zullen verbonden blijven met het overige oppervlaktewater.
31
Figuur 9 Waterplan Korendijk
Voor deze aanpassing van het watersysteem dient een ontheffing van de Keur te worden verkregen bij het waterschap Hollandse Delta. Ook het eventueel realiseren van ontsluitingen of het lozen van (eventueel) verontreinigd hemelwater mag alleen met ontheffing worden uitgevoerd. Voor de nieuwe bebouwing wordt gebruikgemaakt van duurzame, niet‐uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's‐houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks gebruik wordt gemaakt van uitloogbare materialen, dienen deze te worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Beoogd wordt het afvalwater dat de nieuwe functie met zich meebrengt, af te voeren via het dichtstbijzijnde bestaande drukriool. Dit riool bevindt zich ter hoogte van de eerste woning richting het Zwartsluisje. De realisatie van de aansluiting ‐ met gebruikmaking van een pompgemaal ‐ is afhankelijk van de kosten. Liggen deze kosten hoger dan het provinciaal omslagpunt (opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan) voor lozingen in Niet Kwetsbaar Gebied, dan zal mogelijk een ontheffingsaanvraag worden ingediend en een individuele voorziening (IBA) worden gerealiseerd, die voldoet aan de daaraan te stellen eisen van de waterkwaliteitsbeheerder. Conclusie Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling die door het wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer. 32
4.11 Verkeer en parkeren 4.11.1 Verkeersontsluiting Auto De bedrijfswoning ligt in Zuid‐Beijerland in de gemeente Korendijk en wordt ontsloten vanaf de Lange Eendragtsweg, gelegen buiten de bebouwde kom. De Lange Eendragtsweg is volgens gegevens van het waterschap Hollandse Delta een erftoegangsweg type II, waarbij wordt opgemerkt dat de gehanteerde functionele wegindeling gebaseerd is op Duurzaam Veilig. Bedoelde erftoegangswegen ontsluiten voornamelijk aanliggende percelen en zijn licht belast en toegankelijk voor alle verkeer/landbouwverkeer/ bestemmingsverkeer. Deze wegen kennen als regel een verharding tot 4,5 meter, hetgeen ook bij de Lange Eendragtsweg het geval is. Op de Lange Eendragtsweg geldt een maximumsnelheid van 60 km/h. De Lange Eendragtsweg faciliteert met name aanliggende landbouwpercelen. In oostelijke richting wordt aansluiting geboden op de Zwartsluisje, welke ook gecategoriseerd is als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. Vanaf het Zwartsluisje worden richting het noorden de kernen Piershil en Nieuw‐Beijerland en richting het zuiden de kernen Zuid‐Beijerland en Numansdorp bereikt. Ook kan door gebruikmaking van de Hogeweg om Zuid‐Beijerland binnen 10 minuten worden aangesloten op de rijksweg A29, welke verbinding biedt tot de regio's West‐Brabant (Bergen op Zoom), Zeeland (Zierikzee) en Rotterdam. De ontsluiting voor het autoverkeer is derhalve goed. Met de vestiging van de bouwstede aan de Lange Eendragtsweg ontstaat er periodiek zwaar transport voor de afvoer van oogstproducten. Om de overlast voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken zullen de transportbewegingen plaatsvinden via de kortste route van en aar Zwartsluisje en de Hoge Weg. Fiets Het fietsverkeer richting Zuid‐Beijerland wordt afgewikkeld via de Lange‐Eendragtsweg, het Zwartsluisje en de Molendijk. Op de Lange Eendragtsweg wordt fietsverkeer gemengd met autoverkeer. Gezien de lage verkeersintensiteit leidt dit niet tot problemen. Op het Zwartsluisje en de Molendijk zijn fiets suggestiestroken aanwezig. Er zijn geen zelfstandig ontsluitende fietspaden in de omgeving. De ontsluiting voor het fietsverkeer is derhalve redelijk. Openbaar vervoer Er is geen OV‐halte in de nabijheid van het plangebied gelegen. De meest nabijgelegen bushaltes liggen in Zuid‐Beijerland op een afstand van ongeveer 3 km. Deze haltes worden bediend door bussen richting Zuidzijde, Nieuw‐Beijerland en Oud‐Beijerland en een route via Numansdorp, Klaaswaal, Westmaas, Mijnsheerenland, Heinenoord naar het Zuidplein in Rotterdam. De frequentie van deze busdiensten is gedurende de dagperiode één respectievelijk twee keer per uur. Gezien de grote afstand tot de bushalte is ontsluiting per openbaar vervoer ongunstig. 33
Parkeren De parkeerbehoefte van een woning (categorie 'duur') in buitenstedelijk gebied bedraagt tussen de 2,0 en 2,2 parkeerplaatsen per woning (CROW 2008). Gelet op de afmetingen van de kavel kunnen deze parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden. Er zullen derhalve geen parkeerproblemen ontstaan. 4.11.2 Verkeersgegevens Van de Lange Eendragtsweg zijn bij de gemeente en het waterschap geen gegevens over de verkeersintensiteit bekend. Volgens het waterschap Hollandse Delta is gelet op de wegcategorie sprake van een lage verkeersintensiteit. Qua voertuigverdeling wordt uitgegaan van de standaard voertuigverdeling voor plattelandswegen. Gezien de aard van de ontwikkeling en de uiteindelijke functie van het nieuw te bouwen object, zal er volgens het bedrijfsplan van DLV een beperkte toename plaatsvinden van het aantal verkeersbewegingen aan de Eendragtsweg. De Lange Eendragts is echter een doorgaande weg waarvan de capaciteit voldoende groot is. De weg sluit vrijwel direct aan op de Hogeweg welke aansluiting heeft op de A29. Verder zal het agrarisch bedrijf niet meer gevestigd zijn aan de Havenkade te Goudswaard, waar sprake is van een gelijksoortig verkeerbewegingen patroon. Omdat de locatie in Goudswaard tegen c.q. in de woonkern ligt, kan gesteld worden dat er een aanzienlijke verbetering plaatsvindt ten aanzien van het aspect verkeersveiligheid. Er zal minder overlast voor derden optreden door de bedrijfsverplaatsing naar de Lange Eendragtweg. De nieuwe locatie is op een logischere plaats gelegen, met zeer goede ontsluiting.
34
5
HAALBAARHEID
5.1 Economische uitvoerbaarheid Het bouwplan betreft een particuliere ontwikkeling, waarvan de uitvoering niet ten laste van de publieke middelen komt. Vanuit dit oogpunt bezien wordt het plan als economisch uitvoerbaar geacht. Er is in het plangebied sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, namelijk de ontwikkeling van een nieuwe bouwstede. Derhalve dient een exploitatieplan opgesteld te worden. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd. Aangezien de initiatiefnemer de kosten van het opstellen van het bestemmingsplan draagt dan wel voor de vaststelling daarvan de leges betaalt die verschuldigd zijn op grond van de gemeentelijke legesverordening, zijn de plankosten anderszins verzekerd en wordt er voldaan aan de eisen voortkomend uit de Wro. Bovendien zal met initiatiefnemer een anterieure overeenkomst worden afgesloten met betrekking tot het verhaal van de plankosten. 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp‐bestemmingsplan toegezonden aan de provincie Zuid‐Holland. Naar aanleiding van het ingediende voorontwerp‐bestemmingsplan heeft op 31 augustus 2011 overleg plaatsgehad met toenmalig gedeputeerde mevrouw Spies en de heer B. Ampt. In genoemd overleg is de locatiekeuze door de heer Ampt nader toegelicht. Daarbij is aan de hand van overgelegde stukken onderbouwd aangegeven dat de locatiekeuze voor de nieuw op te richten bouwstede is gebaseerd op tussen de heer Ampt en het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL, optredend namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuur en Visserij) gemaakte afspraken in het kader van de realisatie van Delta Natuur nabij de bestaande bouwstede van de heer Ampt aan de Havenkade in Goudswaard. Aangetoond is dat de locatiekeuze is vastgelegd in een overeenkomst tussen BBL en de heer Ampt d.d. 20 april 2009 en dat deze overeenkomst notarieel is verleden op 29 april 2009. Door de provincie is daarop gevraagd de context van de locatiekeuze weer te geven in de toelichting van het bestemmingsplan. De onderbouwing van de locatie van de nieuw op te richten bouwstede is weergegeven in paragraaf 2.3.2 van dit bestemmingsplan. In het kader van de bestemmingsplanprocedure komt het bestemmingsplan ter visie te liggen en worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Eventueel ingediende zienswijzen zullen worden beoordeeld. Als na beoordeling van eventuele zienswijzen, blijkt dat er nog steeds aanleiding bestaat om de procedure voort te zetten, zal het bestemmingsplan overeenkomstig het ontwerp worden vastgesteld en staat voor belanghebbende beroep open op de Raad van State.
35
%,-/$*(1
%,-/$*(
%,-/$*(
%,-/$*(
Toelichting op verzoek tot bestemmingsplanwijziging oprichting bouwvlak Eendrachtsweg ong. Gemeente Korendijk
DLV Bouw, Milieu en Techniek BV
T
F
Op al onze diensten en producten is De Nieuwe Regeling (DNR) 2005 van toepassing. Op onze dienstverlening zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing zoals deze zijn gedeponeerd bij de KvK. DLV Bouw, Milieu en Techniek BV, DLV Rundvee Advies BV, DLV Makelaardij BV en DLV Intensief Advies BV zijn dochterondernemingen van DLV Dier Groep BV
Project:
Oprichting bouwvlak B. Ampt Eendrachtweg ong. Gem. Korendijk
Opdrachtgever:
De heer B. Ambt Havenkade 14 3267 AJ Goudswaard
Rapportage:
DLV Bouw, Milieu en Techniek BV Sectie Open teelten Postbus 511 5400 AM UDEN Telefoon: (0413) 336800
Adviseur:
Ing. B. van der Spek 06-53216328
Datum:
26 maart 2010
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
2
Inhoud
1.
Intro DLV Dier Groep BV........................................................................ 4
1.
Vraagstelling .............................................................................................. 5
2.
Huidige situatie ......................................................................................... 6
3.
Beoogde situatie ....................................................................................... 8
4.
De Wet Milieubeheer en Natura wetgeving.................................. 14
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
3
1.
Intro DLV Dier Groep BV
DLV Groep BV is een onafhankelijke full-service internationaal adviesbureau in de agrarische sector. De adviesgroep is opgedeeld in verschillende vakgebieden met elk een specifiek adviesterrein. De adviseurs en projectleiders hebben veelal een branchespecifieke achtergrond en opleiding. De sector Open teelten adviseert en begeleidt ondernemers op het terrein van bedrijfsplannen, ruimtelijke ordening, milieu en bouw.
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
4
1. Vraagstelling De heer B. Ambt, woonachtig aan de Havenkade 14 te Goudswaard en aldaar exploiterende een agrarische onderneming, heeft DLV Open teelten benaderd om namens hem uitwerking te geven aan een gedwongen bedrijfsverplaatsing. In dit document zal uitleg gegeven worden over de beoogde bedrijfsverplaatsing, de noodzaak tot toekenning van een nieuw bouwblok en het verzoek aan de gemeente hieraan medewerking te verlenen. Uitgangspunten voor deze toelichting: - diverse gesprekken met de heer B. Ampt - bestemmingsplan buitengebied Korendijk - Natuurbeschermingswet
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
5
2. Huidige situatie
Het bedrijf van de heer Ambt, is op dit moment gevestigd aan de Havenkade te Goudswaard. Door de aanwijzing van zijn bedrijfsgronden als Natura 2000 gebied “het Haringvliet”, kan op deze locatie niet langer zijn bedrijf blijven voortbestaan. De heer Ambt heeft hiervoor inmiddels separaat aan zijn bedrijfsverplaatsing een initiatief opgestart om op de huidige locatie tot bestemmingswijziging te komen. Hiermee beoogd hij de voormalige boerderij haar historisch karakter te laten behouden en in te zetten voor het natuurprogramma Delta natuur 2003.
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
6
Op dit moment voert de heer Ambt nog steeds vanuit deze locatie zijn agrarische bedrijfsvoering. Zijn zoon (1993) volgt op dit moment een opleiding aan de Havo en gaat daarna door met een opleiding aan de HAS. Hij beoogd het bedrijf samen met zijn vader voort te zetten en uiteindelijk over te nemen. De heer Ambt (geboren in 1951) pachtte tot mei 2009 in de Leenheere polder 62 hectare akkerbouwgrond en 25 ha. grasland. Zelf heeft hij 11 hectare in de nabijheid van dit gebied in eigendom. Op de gepachte gronden in de Leenheerpolder wordt nu de omvorming tot natuur voorbereid in het kader van de aanwijzing als Natura 2000 gebied “het Haringvliet”. Om het bedrijf te continueren heeft de heer Ambt in de Eendrachtspolder 70 hectare grond in erfpacht verworven met een langdurige overeenkomst (40 jaar). Hier verbouwt hij jaarlijks aardappelen, uien, suikerbieten, wintertarwe en zomertarwe en in kleine omvang conserven. In de Leenheere polder heeft Ampt een samenwerkingsverband met een collega akkerbouwer. Op de gronden van deze collega teelt Ampt aardappelen en uien voor eigen rekening. Dit betreft ca. 35 hectare. Ook de collega van Ampt raakt zijn gronden in de Leenheere polder kwijt maar is eveneens in de Eendrachtpolder gecompenseerd met 47 ha. De bestaande samenwerking zal in de toekomst doorgaan. Naast het eigenbedrijf en de samenwerking in de Leenheerepolder teelt Ampt ook de aardappelen en uien op een bedrijf met een grootte van 80 ha. Deze samenwerking blijft in de toekomst gewoon gecontinueerd. Naast het telen van gewassen voert de familie Ambt loonwerk uit voor verschillende agrariërs in de omgeving. Dit behelst het spuiten van gewassen (ca. 2.000 ha) en het rooien van aardappels (ca. 25 ha.). De familie werkt in het oogst seizoen met los personeel. De familie kan in principe alle werkzaamheden zelf uit voeren met eigen materieel. Alleen het werk met de combine wordt uitbesteed. Op de huidige locatie heeft de familie Ambt de beschikking over een bouwblok waarop de volgende bedrijfsgebouwen zijn gevestigd: 800 m2 aardappelbewaarplaats (niet drukvast) 770 m2 werktuigenberging (waarvan 300m2 in zeer slechte staat verkeerd) 340 m2 bewaarplaats (romneyloods, niet drukvast) 66 m2 bewaarplaats pootgoed (niet drukvast) 131 m2 machineberging alsmede 1 bedrijfswoning Daarnaast wordt een belangrijk deel van de jaarlijkse oogst opgeslagen in de drukvaste gebouwen van zijn collega in de Leenheerpolder.
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
7
3. Beoogde situatie
Om het bedrijf voort te zetten heeft de Maatschap in 2009 gronden gepacht in de Eendrachtspolder. De heer Ambt pacht daar 70 hectare grond met een langdurige pachtovereenkomst (40 jaar). Hij kan daar jaarlijks 50 ha aardappelen en 25 ha uien verbouwen en nog wat kleinere hoeveelheden andere gewassen. Op deze gronden zijn geen bedrijfsgebouwen aanwezig. De gebouwen aan de voormalige locatie aan de Havenkade liggen op grote afstand (10km). De drukvaste gebouwen welke in gebruik zijn van de collega, zijn in verband met de omvorming van de grond naar “nieuwe natuur” in de toekomst niet meer beschikbaar. Voor de opslag van machines, werktuigen, aardappelen en uien zullen derhalve nieuwe bedrijfsgebouwen moeten worden gebouwd. Daarnaast wordt er een bedrijfswoning beoogd. Om deze bouwplannen te verwezenlijken zal er met een bestemmingsplan procedure een bouwblok moeten worden gecreëerd. De Locatie De familie Ambt wil de nieuwe bouwstede bouwen aan de Eendrachtsweg. Aan de Eendrachtsweg ligt een huiskavel van ca. 70 hectare. De gronden welke voor een collega worden bewerkt (47ha) liggen ook in de Eendrachtspolder direct naast zijn eigen terreinen. De resterende oppervlakte (80ha) ligt verdeeld. De beoogde locatie voor het bouwblok, ligt hiermee midden in het bedrijf waardoor efficiënt gewerkt kan worden en de transportbewegingen naar de landerijen kort zijn. De overlast op polderwegen wordt hiermee zoveel mogelijk beperkt daar veel transport op eigen terrein kan plaatsvinden. Een andere reden om deze locatie te kiezen is dat de Eendrachtsweg goede mogelijkheden geeft om de producten welke het bedrijf voortbrengt (o.a. aardappelen, uien, bieten) op een verantwoorde wijze met vrachtverkeer af te voeren. De locatie is goed bereikbaar en geteelde producten kunnen eenvoudig naar hun eindbestemmingen worden getransporteerd. De wegen zijn voldoende breed om vrachtwagens veilig te laten rijden. Ter plaatse van de bouwlocatie is de weg overzichtelijk voor het maken van een toegangsdam.
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
8
Voor een efficiënte bedrijfsvoering en toezicht op het bedrijf is het noodzakelijk een bedrijfswoning te bouwen. Deze woning zal bewoond worden door de familie Ambt. Teelt De teelten welke het bedrijf van Ampt pleegt, zullen door de nieuwe situatie niet wezenlijk veranderen. In verband met de vruchtwisseling van gewassen zullen de verschillende arealen afgestemd worden op de nieuwe bedrijfsoppervlakte. De samenwerkingsverbanden met bestaande relaties blijven ook in de toekomst bestaan. De Bedrijfsgebouwen Voor het landbouwbedrijf wordt een machineberging met werkplaatsvoorzieningen, toilet, kantine voorzien van ongeveer 1.350 m². De machines welke op het bedrijf aanwezig zijn kunnen hierin worden gestald en worden onderhouden of gerepareerd. Het bedrijf teelt ca. 50 hectare aardappelen en 25 hectare uien welke moeten worden opgeslagen voordat deze worden afgezet. Hiervoor is een opslag capaciteit nodig van 3.000 ton aardappelen en 1.400 ton uien. De gebouwgrootte, (drukvaste bewaarplaats) moet dan resp. 1.300m² en 800m² zijn. De totale opslagcapaciteit zal dan 2.100m² bedragen. Rondom de gebouwen en voor de ontsluiting van het bedrijf zal een verharding worden aangelegd met een oppervlakte van ca. 2.000 m². Voor het verkrijgen van een goede landschappelijke inpassing wordt een beplantingsplan opgesteld.
Machine park Het machinepark van Ampt is gericht op het bewerken van grond, zaaiklaar maken en het zaaien en poten van zijn gewassen. In het groeiseizoen worden de gewassen verzorgd en DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
9
het onkruid bestreden met zowel mechanische bewerkingen(schoffelen etc), als het uitvoeren van bespuitingen met een veldspuit. Tijdens de oogst worden de aardappelen en uien gerooid. Het oogsten van graan en het rooien van bieten wordt door een loonwerker uitgevoerd. De overige, zoals aangegeven, werkzaamheden worden geheel in eigen beheer verricht. De capaciteit van het werktuigenpark is afgestemd op de eigen oppervlakte van het bedrijf en daarnaast op de oppervlaktes welke in samenwerking worden geteeld (zie ook afbeelding 2. Huidige situatie). Tevens verricht Ampt loonwerk met name als het gaat om het planten en rooien van aardappelen en uien. Gezien de omvang van de werkzaamheden welke moeten worden verricht, heeft het bedrijf de beschikking over een groot machinepark. Tevens is op het bedrijf een bedrijfsauto en heftruck aanwezig. Arbeid De heer Ambt verzorgt de werkzaamheden bijna helemaal in eigen beheer. Op het bedrijf is geen vast personeel aanwezig. Wel kan er gebruik worden gemaakt van tijdelijke werknemers welke tijdens de drukke periodes worden ingezet. Ook de zoon werkt naast zijn schooltijd mee en toont duidelijk belangstelling voor het bedrijf. Na het behalen van zijn examen aan de HAVO start hij dit jaar een opleiding aan de HAS. Zoals het er nu naar uitziet zal hij na afronding van deze opleiding intreden in het bedrijf en zal er een geleidelijke overname middels het vormen van een maatschap of andere rechtsvorm plaatsvinden. Op deze wijze wordt de continuïteit van het bedrijf gewaarborgd.
Loonbedrijf Doordat de familie Ambt de beschikking heeft over een grote hoeveelheid materieel, wordt deze ook ingezet voor werkzaamheden bij derden. Dit behelst met name het spuiten van gewassen. Er zijn nu vaste afspraken om 500 ha land 4 keer per jaar te spuiten. Tevens worden aardappelen, uien voor derden gepoot en gerooid. Deze werkzaamheden zijn ondergeschikt aan de algehele bedrijfsvoering en zullen op gelijke wijze worden ingepast als in de huidige situatie het geval is.
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
10
4 Omgevingsfactoren Locatie/mobiliteit De ontsluiting van het perceel is goed, de Lange Eendrachtsweg is een doorgaande weg waarvan de capaciteit voldoende groot is. De weg sluit vrijwel direct aan op de Hogeweg welke direct aansluit op de A29. Het erf zal ruim genoeg van opzet zijn voor het parkeren en keren van vrachtwagens. Hierdoor ontstaat er dus geen overlast op de doorgaande weg. Gezien de aard van de ontwikkeling en de uiteindelijke functie van het nieuw te bouwen object, zal er een toename plaatsvinden van het aantal verkeersbewegingen aan de Eendrachtsweg. Echter het bedrijf zal niet meer gevestigd zijn aan de Havenkade te Goudswaard, waar sprake is van een gelijksoortig verkeerbewegingen patroon. Omdat de locatie in Goudswaard tegen c.q. in de woonkern ligt, kan gesteld worden dat er een aanzienlijke verbetering plaatsvindt ten aanzien van het aspect verkeersveiligheid. Er zal veel minder overlast voor derden optreden door de bedrijfsverplaatsing naar de Lange Eendrachtsweg. De nieuwe locatie is op een logischere plaats gelegen, met zeer goede ontsluiting. Verkeersbewegingen: Type transportbeweging
Aantal aan- en afvoerbewegingen per periode
Tonnage 35 Afvoer producten 20 Aanvoer producten 8 Trekkers met werkt. Auto’s
Juli/aug/sept 90 180 150
Okt/nov/dec 100 90 150
Jan/feb/mrt 60 10 50 150
April/mei/juni 60 30 180 150
Afbeelding 16. Seizoenspieken Lange Eendrachtsweg Nieuwendijk.
De werktijden welke worden gehanteerd zijn zeer flexibel en sterk afhankelijk van de activiteit welke wordt uitgevoerd. Echter de meeste werkzaamheden zullen voor 90 % in de tijdsperiode 6.00 t/m 19.00 uur vallen. Tijdens de oogst van de gewassen( piek in septemberoktober) zal er ook in de avonduren tot 23.00 uur worden doorgewerkt. De afzet van de bieten wordt door de suikerindustrie geregeld. Doordat deze industrie 24 uur per dag draait worden er ook bieten ’s nachts geladen en zal dit ook op het bedrijf van Ampt plaatsvinden. Dit zal zich echter beperken tot maximaal 3-4 maal per jaar. Door de oprichting van de bedrijfsgebouwen op het terrein waar de gewassen verbouwd worden, zullen de activiteiten op en rond het perceel toenemen. Echter ten opzichte van het weggebruik wat al plaats vindt aan de Lange Eendrachtsweg zal dit geen storende verandering zijn. De meeste transportbewegingen zullen immers niet over de doorgaande weg hoeven plaats te vinden door de directe aansluiting van het land op de bedrijfsgebouwen. Met name omdat er slecht één woonhuis is gelegen bij de aansluiting van de Eendrachtsweg naar de Zwartsluisje. Is ook de hinder van de transportbewegingen rondom de doorvoer van de gewassen beperkt. De Zwarsluisje dijk heeft al een hoge verkeersintensiteit. Er wordt derhalve geen negatief effect t.a.v. geluidshinder verwacht. Overigens zal het bedrijf ten alle tijden moeten voldoen aan de geluidsnormen welke worden
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
11
opgelegd vanuit de milieuwetgeving. Uiteraard zal het bedrijf indien dat noodzakelijk blijkt een akoestisch rapport overleggen, en aan de verplichtingen uit de milieuwetgeving moeten voldoen. Bedrijven & Milieuzonering Een goede milieuhygiënische kwaliteit in gebieden kan worden gerealiseerd door een juiste afstemming van de situering van bedrijven en milieugevoelige functies (zoals woningen). Om dit te bereiken kunnen globaal bezien twee wegen worden bewandeld: beïnvloeding door middel van ruimtelijke ordening; het nemen van maatregelen op het milieuhygiënische vlak. De ruimtelijke ordening fungeert daarbij als het beleidskader en vormt een "grove zeef", waarbij getracht wordt de juiste functie op de juiste plaats te situeren. Bij de ruimtelijke ordening zijn het aanhouden van afstand tussen bron en gevoelig object (zonering) en functietoedeling de belangrijkste middelen. Milieuhygiënische maatregelen zorgen er vervolgens voor dat, zonodig, voor de inrichting maatregelen worden getroffen ter voorkoming of beperking van hinder in het omliggende gebied. Bij de regeling in het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een "Staat van bedrijfsactiviteiten", gebaseerd op de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Door het koppelen van soorten bedrijven aan zoneringsafstanden met betrekking tot aan te houden afstanden tussen bedrijven en milieugevoelige objecten biedt de staat een (aanvullend) instrument voor ruimtelijkeordeningsbeleid bij bestemmingsplannen. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven en woonhuizen. Conform de VNG nota Bedrijven & Milieuzonering zijn de in acht te nemen afstanden tussen de 30 en 100 meter bij varkenshouderij bedrijven wordt een grenswaarde van 300 meter aangehouden. Binnen de genoemde 100 meter bevindt zich geen industrie noch veehouderij bedrijven, noch woonhuizen. De bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen zal derhalve geen beperkende invloed uitoefenen op haar omgeving. Op dit bedrijf vind opslag plaats van bestrijdingsmiddelen, deze worden conform de gestelde voorwaarden uit de wet milieubeheer, opgeslagen in een aparte kast. Een en ander zal in de milieuvergunning tekening verder worden aangeduid.
Externe veiligheid Het beleid ten aanzien van produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen begint steeds vastere vormen aan te nemen. De overheid werkt hard aan het vastleggen van veiligheidsnormen die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben, duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet moeten plaatsvinden.
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
12
Inmiddels is ten aanzien van inrichtingen het Besluit externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. Ook ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen zullen in de toekomst wettelijke normen worden vastgesteld. In het plangebied of in de directe nabijheid daarvan komt geen categoriale inrichting voor die valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Daarnaast zijn er ook op of in de directe omgeving van het terrein leidingen gelegen. Er is dan ook geen verdere aandacht besteed aan het aspect externe veiligheid in relatie tot inrichtingen
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
13
5. De Wet Milieubeheer en Natura wetgeving Geluidhinder Volgens artikel 76a/77 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij vrijstelling van het bestaande bestemmingsplan waarin geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt binnen de onderzoekszones van wegen, industrie en spoorwegen een akoestisch onderzoek worden verricht. In het onderhavige plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten gerealiseerd. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk Ten aanzien van overige geluidsbronnen zoals industrielawaai en spoorweglawaai kan worden meegedeeld dat er binnen 100 meter van het plangebied zich geen industrie en spoorwegen bevinden. Nader onderzoek in dit kader wordt niet noodzakelijk geacht. De milieuvergunning in het kader van de Wet Milieubeheer zal nadere eisen stellen ten aanzien van de geluidsproductie vanuit de inrichting. Op het bedrijf zal sprake zijn van een toename van activiteiten. Uiteraard zal worden voldaan aan de eisen die vanuit de Wet Milieubeheer hieraan worden gesteld. . Natura 2000 / natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingwet is een instrument ter bescherming van unieke nationale en Europese natuurwaarden. De kwaliteit van de leefgebieden van beschermde soorten in deze natuurgebieden mag niet verslechteren. Verder mogen er geen storende factoren in gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de soorten die door de Habitatrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in of in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden conform de richtlijn getoetst. Middels het aannemen van de Crisis & Herstelwet heeft al het bestaande gebruik (zoals bekend op 7 december 2004) een juridische status verworven. Dit betekend dat activiteiten welke voor deze datum bestonden niet vergunningplichtig zijn. Onder 'bestaand gebruik' vallen activiteiten in en om beschermde Natura 2000-gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijziging is met name van belang voor provincies (als bevoegd gezag) en voor burgers en bedrijven met bestaand gebruik. De wijzigingen zijn gericht op: 1. Verbetering van de werking van de wet in de praktijk. 2. Verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn. Beheerplan Als een gebied wordt aangemeld als Natura 2000-gebied, gaat het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet 1998 gelden. Na aanwijzing van de minister van het gebied als beschermd gebied moet er een beheerplan worden vastgesteld. Voor activiteiten die niet in het beheerplan zijn opgenomen en die verslechterende of significant verstorende gevolgen kunnen hebben, moet een vergunning worden aangevraagd.
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
14
Als een habitatrichtlijn gebied samenvalt met een beschermd natuurmonument of een vogelrichtlijngebied - en dus Natuurbeschermingswet vergunningplichtig is – dient, conform de jurisprudentie de habitattoets volledig in het kader van de Natuurbeschermingswet vergunningverlening wordt uitgevoerd. Vogelrichtlijn De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten in stand te houden. Het gaat niet alleen om de vogels zelf, maar ook om hun eieren, nesten en leefgebieden die voorkomen op het Europese grondgebied van de lidstaten. Na de publicatie van deze richtlijn in 1979 kregen de lidstaten twee jaar de tijd om de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te laten treden om aan de bepalingen en dus de doelstelling van deze richtlijn te voldoen. Bij dit laatste gaat het globaal om twee zaken: enerzijds het implementeren van de richtlijnen binnen de Nederlandse regelgeving en anderzijds de aanwijzing van speciale beschermingszones. In 2000 heeft Nederland een aanvullende lijst van gebieden die zijn aangewezen als speciale beschermingszone bij de Europese commissie ingeleverd. Habitatrichtlijn De Habitatrichtlijn richt zich op de biologische diversiteit door instandhouding van natuurlijke habitat en wilde flora en fauna na te streven. Centraal staat daarbij het behoud en herstel van deze natuurlijke habitat en wilde dier- en plantensoorten van communautair belang. Hiervoor wordt een Europees ecologisch netwerk gevormd door middel van de aanwijzing van speciale beschermingszones. Daarnaast regelt de Habitatrichtlijn ook soortenbescherming. Deze aanwijzingsprocedure, die verschilt van die in de Vogelrichtlijn, is nog niet afgerond en de aangemelde gebieden hebben nog geen definitieve status. Flora en Fauna Buiten de gebiedsgerichte bescherming van leefgebieden in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is er een soortenbeleid geformuleerd, als aanvulling op het gebiedenbeleid. Dit is vooral relevant voor de soorten waarvoor van het gebiedenbeleid onvoldoende effect is te verwachten. Het soortenbeleid presenteert zich concreet in twee vormen van aanpak: soortenbeschermingsplannen voor een specifieke soort (bijvoorbeeld de das) en de rode lijst (stand van zaken hoe het ervoor staat met bepaalde bedreigde soorten). Samenvattend De voorkomende activiteiten op het landbouwbedrijf van de familie Ambt vallen milieutechnisch onder de Algemene Maatregelen van Bestuur Landbouwbedrijven(“AMvB Landbouwbedrijven”). Omdat er geen ammoniak emissie gemoeid is bij deze agrarisch bedrijfsvoering handelen de activiteiten niet in strijd met Natura 2000 wetgeving en overige natuurbeschermingswetgeving. Ten aanzien van het aspect Flora en Fauna kan worden gesteld; dat de beoogde oprichting van de bedoelde bedrijfsgebouwen plaats zal gaan vinden op gronden welke worden ingezet voor de landbouw. Er vinden daarbij geen directe ingrepen plaats in ecosystemen. De bouw vindt plaats op bestaand akkerbouwland waarop zich geen landschapspelelementen, zoals
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
15
bosjes, struwelen of houtwallen, bevinden. Er komen verder geen kenmerkende ecotopen voor. Er is dan ook niet te verwachten dat op de locatie waardevolle vegetaties/planten leven. Akkerbouwgronden worden regelmatig geroerd en omgezet. Dat er dieren op deze locatie hun dagelijkse habitat hebben is zeer onwaarschijnlijk. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van kwetsbare dier- en plantensoorten is dan ook niet noodzakelijk.
DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V.
Bedrijfsplan B. Ambt te Korendijk
16
%,-/$*(
Aangehouden verkeersgegevens Lange Eendragtsweg Aangezien de Lange Eendragtsweg niet is meegenomen in de Geluidskaarten Hoeksche Waard zijn de invoergegevens van het Zwartsluisje als basis gebruikt. De basisgegevens voor het Zwartsluisje zijn: etmaalintensiteit 2006: 2.047 mvt/etm, met een groeifactor van 1,5% per jaar; gemiddeld dag-/avond-/nachtuur: 6,2% / 4,0% / 1,2%; verkeerssamenstelling dagperiode: 90,2% licht / 4,9% middelzwaar / 4,8% zwaar; verkeerssamenstelling avondperiode: 92,4% licht / 3,2% middelzwaar / 4,5% zwaar; verkeerssamenstelling nachtperiode: 91,5% licht / 6,4% middelzwaar / 2,1% zwaar. Het Zwartsluisje heeft een verbindende functie tussen de kernen Zuid-Beijerland en Piershil. De Lange Eendragtsweg sluit aan op het Zwartsluisje en dient enkel ter ontsluiting van agrarische percelen. Bij het berekenen van de geluidsbelastingen door het verkeer op de Lange Eendragtsweg is uitgegaan van de halve etmaalintensiteit op het Zwartsluisje. Dit is een ruime aanname. Een groeifactor van 1,5% per jaar resulteert in 1.280 mvt/etm in 2021 op de Lange Eendragtsweg. Voor de verkeerssamenstelling in de verschillende perioden is aangesloten bij dezelfde gegevens als voor het Zwartsluisje. Verder is er rekening gehouden met een fijn asfaltverharding en een rijsnelheid van 60 km/h.
%,-/$*(
%,-/$*(
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennend, ‘Agrarische Bouwstede Lange Eendragtsweg’, Zuid-Beijerland, Gemeente Korendijk J. Ras
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennend, ‘Agrarische Bouwstede Lange Eendragtsweg’, Zuid-Beijerland, Gemeente Korendijk J. Ras
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennend, ‘Agrarische Bouwstede Lange Eendragtsweg’, Zuid-Beijerland, Gemeente Korendijk J. Ras SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek © SOB Research Heinenoord, februari 2011 ISBN/EAN: 978-90-5801-948-6 Projectnummer: 1829-1012
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennend, ‘Agrarische Bouwstede Lange Eendragtsweg’, Zuid-Beijerland, Gemeente Korendijk Inhoud 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Planontwikkeling Archeologisch onderzoek Opdrachtverlening Doel van het onderzoek Fasering Onderzoeksteam
3 3 3 3 4 4 5
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken Archeologisch Bureauonderzoek Archeologisch Verwachtingsmodel Inventariserend veldonderzoek Rapportage
7 7 7 7 8
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Archeologisch Bureauonderzoek Geologische gegevens Archeologische gegevens Historische gegevens Luchtfoto’s Actueel Hoogtebestand Nederland
9 9 13 15 16 17
4. 4.1 4.2 4.3
Resultaten veldonderzoek Inleiding Booronderzoek Geologische opbouw
19 19 19 19
5. 5.1 5.2
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Samenvatting en conclusies Aanbevelingen
23 23 23
Literatuur
25
Verklarende woordenlijst
27
Bijlage 1:
Administratieve gegevens
29
Bijlage 2:
Archeologische en geologische tijdschaal
31
Bijlage 3:
Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie naar De Mulder et. al, 2003
33
Overzicht Boorgegevens
35
Bijlage 4:
1
Bijlage 5:
SOB Research: Gegevens
37
2
1. Inleiding 1.1. Planontwikkeling Aanleiding voor het archeologisch onderzoek vormt de bestemmingsplanwijzing voor de nieuwe agrarische hofstede aan de Lange Eendragtsweg te Zuid-Beijerland (Gemeente Korendijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 2 hectare. Binnen het plangebied zullen een nieuwe bedrijfswoning en meerdere opslagloodsen worden gebouwd. Tevens zal in het kader van de planontwikkeling een nieuwe waterpartij met een oppervlakte van circa 0.09 hectare worden aangelegd.
Afbeelding 1. Ligging van het onderzoeksgebied (rode stip) in Nederland.
1.2 Archeologisch onderzoek Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de in februari 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Korendijk vastgestelde, Archeologische Verwachtingskaart voor de Hoeksche Waard (ADC Heritage, 2009) een zone met een middelhoge archeologische verwachting weergegeven. Als gevolg van de te voorziene bodemingrepen (graaf- en bouwwerkzaamheden) kunnen mogelijk archeologisch relevante horizonten worden verstoord. Op basis van het vigerende landelijke (o.m. Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de KNA 3.2), het provinciale en het gemeentelijke beleid, zal daarom een verantwoorde afweging moeten worden gemaakt van de in het geding zijnde archeologische belangen. Door de Gemeente Korendijk is dan ook besloten dat in het kader van de bestemmingsplanwijziging eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een verkennend Inventariserend Veldonderzoek door middel van Grondboringen moet worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorg-cyclus (AMZ-cyclus).
1.3 Opdrachtverlening Op basis van het door SOB Research opgestelde plan van aanpak (Aanvraag “Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Agrarische Bouwstede Lange Eendragtsweg’, Zuid-Beijerland, Gemeente Korendijk”, d.d. 1 december 2010) heeft de heer B. Ampt aan SOB Research opdracht verleend om een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen uit te voeren. De afbakening van het onderzoeksgebied was gelijk aan de afbakening van het plangebied, zoals deze is aangegeven door de opdrachtgever (zie Afbeelding 2 en Afbeelding 3).
3
Afbeelding 2. De positie van het plangebied (rood omkaderd en rood gemarkeerd), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Schaal 1: 25.000. Bron: Topografische Dienst, Emmen.
1.4 Doel van het onderzoek Het verkennende IVO heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Het doel is kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende vormen van onderzoek.
1.5 Fasering Eerst is gewerkt aan de uitvoering van het Archeologisch Bureauonderzoek en het opstellen van het daarop gebaseerd Archeologisch Verwachtingsmodel. Hierbij zijn diverse archieven geraadpleegd om al aanwezige archeologische, historische, geologische en luchtfoto-informatie zoveel mogelijk te kunnen benutten. Daarna is op 20 januari 2011 een veldonderzoek uitgevoerd, ter aanvulling op het Archeologisch Verwachtingsmodel. Dit veldonderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. Tenslotte is, op basis van de verkregen gegevens, een overzicht samengesteld van de aangetroffen archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies, alsook de op basis hiervan tot stand gekomen adviezen zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.
4
Afbeelding 3. Ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Het onderzoeksgebied was ten tijde van het veldonderzoek in gebruik als akker. Schaal 1: 5000. ©Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2011].
1.6 Onderzoeksteam Het onderzoeksteam van SOB Research bestond uit: C. A. Prins J. Ras
veldonderzoek , uitwerking veldgegevens bureauonderzoek, rapportage
5
6
2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 2.1 Archeologisch Bureauonderzoek Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. Het resultaat is een standaard- of deelrapport met een gespecificeerde archeologische verwachting, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek. Het rapport bevat, waar mogelijk, gegevens over aan- of afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden en aardwetenschappelijke eigenschappen. Het Archeologisch Bureauonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, protocol 4002 Bureauonderzoek. In het kader van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn diverse archieven geraadpleegd. Dit onderzoek heeft tot doel gebruik te maken van de in deze archieven beschikbare of alsnog destilleerbare informatie over de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van het gebied. Onder meer zijn daarbij de archieven van TNO-NITG, de Topografische Dienst, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis2) en Stichting Archeologie Hoeksche Waard (SAH) geraadpleegd. Daarnaast werd er over het onderzoeksgebied en de directe omgeving nadere archeologische en historische informatie vergaard uit meerdere bronnen.
2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel Op basis van de tijdens het Archeologisch Bureauonderzoek verworven informatie over de huidige situatie, de aardwetenschappelijke en historische situatie en de bekende archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden, vindt een proces plaats van analyse en interpretatie ten behoeve van het opstellen van een gespecificeerde verwachting. Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek werd een Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Hierbij gaat het vooral om een gespecificeerde verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom) in relatie met de geologische ondergrond (mogelijke diepteligging en context).
2.3 Inventariserend Veldonderzoek Bij een Inventariserend Veldonderzoek kan een onderscheid aangebracht worden in een verkennende, karterende en waarderende vorm. Het verkennende IVO heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Een eenvoudige terreininspectie, maar ook geo-archeologisch booronderzoek behoren tot de middelen. Het doel is kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende vormen van onderzoek. Tijdens een karterend IVO wordt het terrein systematisch onderzocht op de aanwezigheid van vondsten en/of sporen. In een waarderend IVO kan het waarnemingsnet verdicht worden om de aard, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de archeologische resten vast te stellen. In het kader van het onderzoek is, in eerste instantie, een verkennend IVO uitgevoerd. Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek.
7
2.4 Rapportage Na het onderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Ter afronding van het Archeologisch Bureauonderzoek en het Inventariserend Veldonderzoek is het nu voorliggende eindrapport samengesteld. De rapportage is conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, protocol 4002 Bureauonderzoek en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek.
8
3. Archeologisch Bureauonderzoek 3.1 Geologische gegevens Voor een analyse van de Holocene geologische opbouw van het onderzoeksgebied en de directe omgeving kon van het kaartblad Willemstad Oost (43O) van de Geologische Kaart van Nederland, schaal 1: 50.000, gebruik worden gemaakt. Tevens werd de Bodemkaart van Nederland (Alterra/ARCHIS2) en de Geomorfologische Kaart van Nederland (Alterra/ARCHIS2) geraadpleegd. Een nadeel bij het gebruik is de relatieve grofschaligheid van de kaarten; de informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelniveau. Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie. Ook werd gebruik gemaakt van de Nota Bodemarchief en Ruimtelijk Inrichtingsbeleid in de Hoeksche Waard (Van den Bosch, 1996). In de eindfase van de laatste ijstijd, het Weichselien, toen de zeespiegel gemiddeld nog circa 100 meter lager lag dan tegenwoordig, lag de huidige Hoeksche Waard ver in het binnenland. Landschappelijk gezien was er in dit gebied sprake van een tweedeling, waarbij het zuidelijke deel van de Hoeksche Waard deel uitmaakte van de noordrand van het Brabantse dekzandgebied. Tijdens de laatste ijstijd vormde dit dekzandgebied een arctische zandwoestijn, die uiteindelijk werd afgedekt met door de wind getransporteerd stuifzand, behorende tot de Formatie van Twente. De noord- en de westrand van de Hoeksche Waard maakten in deze periode deel uit van het rivierdal van de Rijn en Maas. Hier werden voornamelijk door de Rijn aangevoerde kleien, grove zanden en grind afgezet, die tot de Formatie van Kreftenheye worden gerekend. De Rijn en de Maas waren in deze periode nog arctische rivieren. Met name in het voorjaar moest in een korte tijd veel (smelt)water worden afgevoerd, waarbij ook veel sediment werd verplaatst. In een breed dal ontstond een verwilderd of vlechtend riviersysteem met een patroon van talrijke, zich vertakkende en weer samenkomende geulen. Gedurende de zomermaanden lagen veel van de beddingen droog en kon er op grote schaal winderosie optreden. De huidige loop van de Binnenmaas weerspiegelt in grote lijnen nog steeds de grens tussen deze twee landschappen. De overgang tussen de dekzandafzettingen in het zuiden en de rivierafzettingen in het stroomdal van de Rijn en de Maas ligt iets ten zuiden van de huidige Binnenmaas. Al in de laatste fase van het Weichselien vond er een geleidelijke verbetering van het klimaat plaats. De arctische zandwoestijn veranderde in een toendralandschap en gedurende een tweetal warmere fasen, het Bølling-interstadiaal (10.400-10.000 voor Chr.) en het Allerødinterstadiaal (9.800 – 9.000 voor Chr.), in een open graslandschap met berken en tijdens de Allerødtijd in een open graslandschap met dennen. De klimaatsverbetering en de daarmee samenhangende stijging van de zeespiegel zette door in het Preboreaal en het Boreaal (circa 9.000 - 7.000 voor Chr.). Tussen circa 8.000 en 7.000 voor Chr. stroomde het Noordzeebekken vol en aan het einde van deze periode lag de kustlijn niet veel westelijker dan tegenwoordig. Door de stijgende zeespiegel steeg de grondwaterspiegel en vond er vernatting van het landschap plaats. Bovendien ontstond er een dichter vegetatiedek, waardoor meer water werd vastgehouden. Als gevolg van de verminderde waterafvoer en een door de zeespiegelstijging veroorzaakte verandering in het verhang begonnen de aanvankelijk in het LaatWeichselien nog vlechtende rivieren zich in enkele hoofdgeulen in hun eigen afzettingen in te snijden. De combinatie van de zeespiegelstijging enerzijds en de sterk geremde afstroom van het rivierwater anderzijds leidde tot overstromingen, waarbij met name in het Preboreaal vanuit de nu meanderende hoofdgeulen op de voorgaande zandafzettingen klei werd gesedimenteerd. Deze Vroeg-Holocene kleilaag (Afzettingen van Wychen) wordt tot de Formatie van Kreftenheye gerekend. De Hoeksche Waard lag nog steeds in het binnenland, maar kende onder invloed van het warmere klimaat de ontwikkeling van een geheel nieuwe, rijke flora en fauna. Het eerst raakten delen van het rivierdal en de rand van het rivierdal begroeid.
9
Onder de invloed van het stijgende grondwater breidde deze begroeiing zich ook over de hoger gelegen delen van het dekzandgebied uit. In het grootste deel van de Hoeksche Waard zijn de resten van deze weelderige begroeiing bewaard gebleven in de vorm van venige kleien en basisveen op de pleistocene ondergrond. Gedurende het Vroeg- en het Midden-Atlanticum (circa 7.000 - 4.000 voor Chr.) bleef de zeespiegel stijgen, maar minder snel dan voorheen. De invloed van de zee bleef zich hierdoor naar het oosten uitbreiden. Tussen 5.500 en 4.000 voor Chr. lag de kustlijn op circa 10 kilometer ten westen van de huidige westpunt van de Hoeksche Waard. De Hoeksche Waard maakte nu deel uit van het deltagebied van de Rijn en de Maas en stond gedurende perioden bloot aan een toenemende invloed van de zee (zogenaamde transgressiefasen), dan wel, gedurende perioden met een verminderde invloed van de zee, bloot aan de invloed van de Rijn en de Maas (zogenaamde regressiefasen). Dit krachtenspel tussen de zee enerzijds en de rivieren anderzijds had grote gevolgen voor het landschap in de Hoeksche Waard. Het westelijke deel van de Hoeksche Waard veranderde na 5.500 voor Chr. door de toenemende invloed van de zee aanvankelijk in een merengebied, dat al snel binnen de invloed van de zeeafzettingen kwam te liggen. Hier ontwikkelde zich een ondiep, brak en zout lagunegebied, waarin de zee zand afzette (Calais 2-afzettingen). De oostelijke helft van de Hoeksche Waard bleef deel uitmaken van het afzettingsgebied van de rivieren. Als gevolg van een stagnerende afwatering ontwikkelde zich hier vanaf circa 6.000 voor Chr. een anastomoserend rivierenstelsel, waarbij sprake is van een voortdurend vertakken en weer samenkomen van de vele rivierarmen. Een gordel van brede Rijn/ Maasarmen vormde het belangrijkste riviersysteem in dit gebied. Deze rivierarmen vormden ten dele een voorzetting van het oude systeem en legden ten dele de basis voor het latere rivieren- en krekenstelsel. Naast de zand- en kleiafzettingen in en nabij de rivierarmen werden door de Rijn en de Maas met regelmaat in brede stroken tot ver van de rivieren kleien afgezet (Gorkum 2-afzettingen). In dit zogenaamde modderkleigebied ontwikkelde zich een veenlandschap met meren, plassen, rietvelden en moerasbossen, doorsneden door veenstromen, die de rivierklei over een groot gebied verspreidden. Als gevolg van een verdere afname van de snelheid van de zeespiegelstijging en het ontstaan van een min of meer gesloten reeks van strandwallen voor de kust ontstond rond circa 4.000 voor Chr. in de Hoeksche Waard een nieuwe landschappelijke situatie. De ontwatering van het gebied verbeterde sterk, doordat als een gevolg van de afnemende invloed van de zee de verschillende Rijn- en Maasarmen zich dieper in het landschap begonnen in te snijden. Gedurende de Calais/ Gorkum 3transgressie ( circa 3.800 - 3.200 voor Chr.) vond in de diep ingesneden geulen afzetting van grof zand plaats. Aan het begin van de Calais/ Gorkum 4-transgressie (3.200 - 2.300 voor Chr.) stagneerde de ontwatering van het gebied nog meer en raakten een aantal verzande Rijn/ Maasarmen en een deel van het verzande kreeksysteem met rivierklei overdekt. Deze verlande waterlopen bleven als hoogliggende stroomruggen in het landschap achter en boden daardoor een uitstekende basis voor bewoning. De huidige Binnenmaas was in deze periode de belangrijkste Rijn/ Maasarm in het gebied en is dat ook tot in de Late Middeleeuwen gebleven. Rond 2.500 voor Chr. hadden de strandwalgordels in het westen zich bijna geheel gesloten en ontstond er een stabiele landschappelijke situatie. Door de stagnerende afwatering was achter deze strandwallen een uitgestrekt veengebied ontstaan, waarvan ook de Hoeksche Waard deel uitmaakte. De afzettingen van de inmiddels veel smaller geworden Rijn- en Maasarmen bleven beperkt tot smalle stroken langs de rivieren en kreken, waardoor zich stabiele oeverwallen konden ontwikkelen. De Tiel O en Tiel Ia transgressies (circa 1.800 - 1.300 en 550 - 400 voor Chr.) markeerden, gefaseerd, het einde van de veengroei in de Hoeksche Waard.
10
De landschappelijke impact van deze transgressies bleef grotendeels beperkt tot de afzetting van klei langs de oevers van de rivieren en kreken, waardoor de oeverwallen verder konden uitgroeien. Tijdens de Tiel Ib transgressie (circa 200 - 100 voor Chr.) werd voor het eerst sinds meer dan tweeduizend jaar een veel breder pakket klei afgezet ter weerszijden van de Rijn- en Maasarmen. Vooral rondom het stroomgebied van de huidige Binnenmaas werd in een brede gordel, tot circa 6 kilometer uit de oevers, een enige decimeters dikke kleilaag afgezet. Het toenmalige veenlandschap werd hierdoor over een groot oppervlak afgedekt en daarmee ook geconsolideerd. Als gevolg van deze transgressie ontstonden bredere en hogere oeverwallen, terwijl sommige rivierlopen volledig verlandden, waarbij nieuwe stroomruggen ontstonden. De Tiel Ib transgressie zorgde voor een ‘verjonging’ van het rivieren- en krekenstelsel. Naast handhaving van een deel van het ‘oude’ systeem ontstonden er een aantal nieuwe kreken, hetgeen de afwatering in het gebied sterk deed verbeteren. Na deze transgressie ontstond er een landschappelijk stabiele situatie, die tot in de 11e eeuw zou duren. In de 11e eeuw veroorzaakte de Duinkerke 3b-transgressie een toenemende wateroverlast. De gevolgen hiervan leken aanvankelijk mee te vallen, maar in de tweede helft van de 12e eeuw werden de inwoners van de Hoeksche Waard geconfronteerd met een aantal stormvloeden en forse overstromingen. Deze overstromingen tussen 1150 en 1225 leidden tot een gestage leegloop van de Hoeksche Waard. De navolgende eeuwen bleven overstromingen en stormvloeden het leven bepalen. Met name in de 15e en 16e eeuw deed de zee haar invloed weer volop gelden in de Hoeksche Waard. Een groot deel van het gebied kwam onder water te staan en rivierarmen en kreken slibden dicht. De zeekleiafzettingen uit de 15e en vooral de 16e eeuw vormden een egaliserende factor in het landschap. Veel van de oorspronkelijke hoogteverschillen werden ‘uitgevlakt’ en de Hoeksche Waard veranderde hierdoor in een ‘vlak’ landschap. In de 16e eeuw verkreeg de menselijke vormgeving van het landschap de overhand boven de natuurlijke landschapsvorming. De grootschalige inpolderingen tussen 1539 en 1653 vormden de basis voor een nieuw nederzettingssysteem en een vernieuwde infrastructuur. Het landschap in de Hoeksche Waard veranderde in een cultuurlandschap, waarin de natuurlijke landschapsvorming nu definitief ondergeschikt was gemaakt aan de menselijke vormgeving van het gebied (Van den Bosch, 1996). Op de Geologische Kaart van Nederland, Blad 43 Oost Willemstad, schaal 1: 50.000 wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied een zone weergegeven met Afzettingen van Duinkerke 3B (vanaf circa 1100 A.D.) op Hollandveen (mogelijk vanaf 5000 voor Chr.), op Afzettingen van Calais/Gorkum (circa 7000-2300 voor Chr.), op dekzand van de Formatie van Twente (Pleistoceen, afgedekt door een dun laagje Basisveen) (code AO.3b) (zie Afbeelding 4). Op basis van Profiel E-E’ van de Geologische Kaart (zie Afbeelding 5) kunnen uitspraken worden gedaan over de te verwachte diepteligging van de verschillende afzettingen. Dit profiel ligt ten oosten van het onderzoeksgebied. De top van de Afzettingen van Duinkerke 3B kan dagzomend worden aangetroffen. De top van het Hollandveen kan op een diepte tussen 2.5 en 3 meter –NAP worden aangetroffen. De top van de Afzettingen van Calais/Gorkum kan op een diepte tussen circa 3 en 5 meter –NAP worden aangetroffen. De top van de Formatie van Twente, afgedekt door een dun laagje Basisveen, kan op een diepte van circa 13 meter – NAP worden aangetroffen. Vanwege de grote diepte van het dekzand en het basisveen zullen deze afzettingen verder buiten beschouwing worden gelaten. Voor wat betreft de door de Mulder et al (de Mulder et al, 2003) voorgestelde nieuwe lithostratigrafie dient het volgende opgemerkt te worden. SOB Research is van mening dat deze nieuwe lithostratigrafische terminologie in het geheel geen meerwaarde biedt voor wat betreft de koppeling tussen archeologie en geologie. Integendeel: met name in het Holocene gebied gaan hiermee mogelijkheden voor een dergelijke koppeling verloren. Daarnaast is er geen goede koppeling mogelijk tussen reeds decennia lang uitgevoerd archeologisch onderzoek en de nieuwe voorgestelde lithostratigrafische terminologie.
11
Tevens ontbreken ook geologische kaarten, waarbij deze terminologie is gehanteerd, zodat een betrouwbare presentatie niet mogelijk is. Het is vanuit haar eigen kwaliteitsborging dat SOB Research, maar ook bijvoorbeeld Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR), zeker voor wat betreft het Holocene deel van Nederland, de gangbare lithostratigrafie toepast en vooralsnog zal blijven toepassen. Zie Bijlage 3 voor een vertaling van de gebruikte stratigrafie naar de stratigrafie zoals deze wordt beschreven in De Mulder, et al, 2003.
Afbeelding 4. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd en rood gemarkeerd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van kaartblad Willemstad Oost (43O) van de Geologische Kaart van Nederland. De positie van een deel van Profiellijn E-E’ is blauw gemarkeerd. Schaal 1: 25.000. Bron: Rijks Geologische Dienst.
12
Afbeelding 5. De globale ligging van het onderzoeksgebied (rood gemarkeerd), ter plaatse van Profiellijn E-E’. Bron: Rijks Geologische Dienst.
Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Bodemkaart (niet in dit rapport afgebeeld) een zone weergegeven als ‘zeekleigronden’. Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Geomorfologische Kaart van Alterra (niet in dit rapport afgebeeld) een zone weergegeven als ‘vlakten’.
3.2 Archeologische gegevens Voor een overzicht van reeds bestaande kennis ten aanzien van archeologische vindplaatsen binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied werden de archieven van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis2), Stichting Archeologie Hoeksche Waard (SAH) en SOB Research geraadpleegd. In 2009 werd een Archeologische Verwachtingskaart voor de Hoeksche Waard opgesteld (Huizer et al, 2009). Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt een zone weergegeven met een middelhoge trefkans op de aanwezigheid van archeologische sporen uit de IJzertijd tot en met de Nieuwe Tijd. Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Archeologische Monumentenkaart van de Provincie Zuid-Holland geen zone weergegeven als een terrein met een archeologische waarde. In Archis2 (het centrale archief voor de bekende archeologische vindplaatsen in Nederland) en in het archief van Stichting Archeologie Hoeksche Waard (SAH) staan geen gegevens vermeld van archeologische vindplaatsen ter plaatse van het onderzoeksgebied. Ten westen en ten noorden van het onderzoeksgebied werd in 2007 ten behoeve van de aanleg van Landgoed Delta een archeologisch booronderzoek uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau (onderzoeksmeldingsnummer 21.974). Hierbij werden 25 boringen uitgevoerd tot op een diepte van maximaal 5 meter beneden het maaiveld. Er werd geen vervolgonderzoek aanbevolen.
13
Ten zuidwesten van het onderzoeksgebied werd in 2000 door RAAP Archeologisch Adviesbureau een ‘prospectief geo-archeologisch onderzoek’ uitgevoerd in plangebied de Tiendgorzen, aan de noordelijke oever van het Hitsertsche- of Vuile Gat (onderzoeksmeldingsnummer 3306). Doel was de archeologische verwachting te bepalen. Aanleiding waren de plannen van de Vereniging Natuurmonumenten om van de Tiendgorzen een natuurlijke oeverzone voor het Haringvlietbekken te maken. Hiertoe zouden geulen worden gegraven en zou het maaiveld worden afgegraven. Er werd geen vervolgonderzoek aanbevolen. Ten noorden van het onderzoeksgebied werd in 2001 door SOB Research een archeologische en aardkundige verkenning ten behoeve van het natuurontwikkelingsproject Groote Gat uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnummer 11286). Tijdens het onderzoek werden geen archeologische waarden vastgesteld. Het aangetroffen geulsysteem heeft alle eventueel aanwezige bewoningssporen geërodeerd. Op basis van de onderzoeksgegevens werd aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. Eveneens ten noorden van het onderzoeksgebied werd in 2006 door RAAP Archeologisch Adviesbureau in het kader van de aanleg van een fietspad een archeologisch booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnummer 18.236). Er werden boringen om de 50 meter uitgevoerd, tot op een diepte van 2.5 meter beneden het maaiveld, en een oppervlaktekartering. Er werd geen vervolgonderzoek aanbevolen. De overige, meer verder gelegen onderzoeksmeldingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Afbeelding 6. De ligging van in Archis2 geregistreerde onderzoeksmeldingen (blauw omkaderd) ten opzichte van het onderzoeksgebied (rood omkaderd). Bron: Archis2.
14
Er zijn geen waarnemingen of vondstmeldingen bekend die direct betrekking hebben op het onderzoeksgebied. Wel zijn in de omgeving van het onderzoeksgebied archeologische waarnemingen bekend. Ten noordwesten is door Stichting Archeologie Hoeksche Waard (SAH) de ligging van een laatmiddeleeuwse woonplaats op een hille gemeld (waarnemingsnummer 400533). Het betreft Thielmonde, de voorloper van het huidige huis Veldhoeve. Ook ten noorden van het onderzoeksgebied is mogelijk sprake van de aanwezigheid van een middeleeuwse woonterp (waarnemingsnummer 24729). Ten oosten van het onderzoeksgebied zijn de resten van een boerderij uit de zeventiende eeuw aangetroffen (waarnemingsnummer 410790). De overige, meer verder gelegen archeologische waarnemingen en monumenten zijn buiten beschouwing gelaten.
Afbeelding 7. De ligging van in Archis2 geregistreerde waarnemingen (geel gemarkeerd, genummerd), vondstmeldingen (blauw gemarkeerd) en terreinen die op de Archeologische Monumentenkaart van de Provincie Zuid-Holland zijn weergegeven (oranje en rood gemarkeerd), ten opzichte van het onderzoeksgebied (rood omkaderd). Bron: Archis2.
3.3 Historische gegevens Het onderzoeksgebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Zuid-Beijerland. Het maakt deel uit van de Eendragtspolder. Deze polder werd in 1631 gerealiseerd (Allewijn, 1989). In het kader van de analyse van historisch kaartmateriaal werden een kaart uit 1681, het Kadastrale Minuutplan uit 1811 1832, de Topografische Kaart uit 1889/1899 en de Topografische Kaart uit 1921, 1940, 1959, 1968, 1980 en 1990 geraadpleegd. Op de kaart van Jacob Aertsz. Colom uit 1681 (niet in dit rapport afgebeeld) is te zien dat het onderzoeksgebied deel uitmaakt van bedijkt gebied, maar onbebouwd was. Op de Kadastrale Kaart uit 1811 - 1832 (niet in dit rapport afgebeeld) is te zien dat het onderzoeksgebied toen ook onbebouwd was. Op een Topografische Kaart uit 1876/1889 (zie Afbeelding 8) is eveneens te zien dat het onderzoeksgebied toen niet bebouwd was. Het onderzoeksgebied bleef tot in de huidige tijd onbebouwd. Er zijn geen aanwijzingen voor bodemverstoringen binnen het onderzoeksgebied. 15
Afbeelding 8. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Topgrafische Kaart blad 562 Zuid-Beijerland, verkend 1889, herzien 1899. Schaal 1: 25.000.
3.4 Luchtfoto’s In het kader van het onderzoek werden twee luchtfoto’s geraadpleegd. Dit betrof een foto uit 1989 (ROBAS, fotonummer 43216) en uit 2003(fotonummer 84-42). Op de luchtfoto uit 1989 zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van een voormalig kleinschalig geulsysteem ter plaatse van het onderzoeksgebied te zien (zie Afbeelding 9, de donkere verkleuringen). Er zijn op beide luchtfoto’s geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen ter plaatse van het onderzoeksgebied zichtbaar.
16
Afbeelding 9. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van een luchtfoto uit 1989.
3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland Tijdens het onderzoek werd het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd (zie Afbeelding 10). De rode, oranje en gele zones betreffen hoger gelegen gedeelten. De groene en blauwe zones betreffen lager gelegen gedeelten. Het maaiveld ligt ter plaatse van het onderzoeksgebied relatief hoog; tussen 0 en 0.2 meter +NAP. Op basis van de AHN lijkt er binnen het onderzoeksgebied sprake te zijn van de aanwezigheid van een voormalig geulsysteem. Dit komt overeen met luchtfotoinformatie.
17
Afbeelding 10. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand (AHN). Rode, oranje en gele zones betreffen hoger gelegen zones, de blauwe en groene zones betreffen lager gelegen delen. (c) AHN - www.ahn.nl.
18
4. Resultaten veldonderzoek 4.1 Inleiding Het onderzoeksgebied ligt ten westen van Zuid-Beijerland. Het ligt ten zuiden van de Lange Eendrachtsweg. Het onderzoeksgebied was ten tijde van het veldonderzoek in gebruik als akker. Het maaiveld lag binnen het onderzoeksgebied op een hoogte van circa 0 meter NAP.
4.2 Booronderzoek Binnen het onderzoeksgebied zijn de boringen uitgevoerd in een grid waarbij de maximale afstand tussen de boringen binnen het te bebouwen perceel 125 meter bedroeg. De maximale afstand tussen de boringen binnen de te verbreden sloot bedroeg 350 meter. Omdat het hier een verkennend booronderzoek betreft, is dit een afdoende grid om inzicht te verkrijgen in de intactheid van de bodem en de landschapsgenese. In totaal werden tijdens het IVO 6 boringen uitgevoerd tot een diepte van minimaal 2.60 en maximaal 4.00 meter beneden het maaiveld. Dit is een afdoende boordiepte om de intactheid van de bodem en de landschapsgenese vast stellen, in deze fase van het IVO (verkennend). Per boorpunt is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 10 centimeter tot maximaal 1.2 meter beneden het maaiveld. Vervolgens zijn de boringen verdiept met een gutsboor met een diameter van 3 centimeter. Bij iedere afzonderlijke boring werden de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen en archeologische sporen ten opzichte van het maaiveld ingemeten. De locatie van de boringen is bepaald met gebruikmaking van een gps-systeem (Geo-Explorer CE/ Geo XT). De bijbehorende hoogteliggingen van het maaiveld werden ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De AHN kent een onnauwkeurigheid van 6 tot 10 centimeter (zie Bijlage 4).
4.3 Geologische opbouw Op basis van de gegevens van het booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van het onderzoeksgebied klei (Afzettingen van Duinkerke 3B) op zand (Afzettingen van Duinkerke 3B) op klei (Afzettingen van Gorkum 4) zijn aangetroffen (zie Afbeelding 12). Er werd geen Hollandveen gevonden. De Afzettingen van Duinkerke 3b hebben het Hollandveen klaarblijkelijk geheel geërodeerd. Deels betreft het hier waarschijnlijk geulafzettingen, zie ook het Actueel Hoogtebestand. Anderzijds kan het ook komafzettingen betreffen. Boring nr.: 2 kon tot op een diepte van 4 meter worden doorgezet. Hier werd op een diepte van 3.55 meter beneden het maaiveld (3.55 meter –NAP) bruine venige klei aangetroffen. Deze kleilaag is geïnterpreteerd als Afzetting van Gorkum 4. Deze afzettingen ligt normaal onder het Hollandveen, zodat geconcludeerd kan worden dat het Hollandveen hier inderdaad niet meer aanwezig is, als gevolg van insnijding van Afzettingen van Duinkerke 3B.
19
Afbeelding 11. De positie van de boorpunten van het IVO (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Het onderzoeksgebied is rood omkaderd. Schaal 1: 5000. ©Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2011].
20
Afbeelding 12. Grafische weergave van Boring nr.: 1 tot en met 6. Interpretatie: groen: klei, grijs, bouwvoor zandkleurig: klei, lichtbruin / grijs, Afzettingen van Duinkerke 3B lichtblauw: zand, grijs blauwgrijs, Afzettingen van Duinkerke 3B goudbruin: klei, lichtbruin/grijs, venig, Afzettingen van Gorkum 4
21
22
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5.1 Samenvatting en conclusies Aanleiding voor het archeologisch onderzoek vormt de bestemmingsplanwijzing voor de nieuwe agrarische hofstede aan de Lange Eendragtsweg te Zuid-Beijerland (Gemeente Korendijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 2 hectare. Binnen het plangebied zullen een nieuwe bedrijfswoning en meerdere opslagloodsen worden gebouwd. Tevens zal in het kader van de planontwikkeling een nieuwe waterpartij met een oppervlakte van circa 0.09 hectare worden aangelegd. Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de in februari 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Korendijk vastgestelde, Archeologische Verwachtingskaart voor de Hoeksche Waard (ADC Heritage, 2009) een zone met een middelhoge archeologische verwachting weergegeven. Als gevolg van de te voorziene bodemingrepen (graaf- en bouwwerkzaamheden) kunnen mogelijk archeologisch relevante horizonten worden verstoord. Op basis van het vigerende landelijke (o.m. Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de KNA 3.2), het provinciale en het gemeentelijke beleid, zal daarom een verantwoorde afweging moeten worden gemaakt van de in het geding zijnde archeologische belangen. Door de Gemeente Korendijk is dan ook besloten dat in het kader van de bestemmingsplanwijziging eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een verkennend Inventariserend Veldonderzoek door middel van Grondboringen moet worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorg-cyclus (AMZ-cyclus). Hiertoe is door SOB Research, in opdracht van de heer B. Ampt, een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (verkennend) uitgevoerd. In totaal werden 6 boringen uitgevoerd tot een diepte van minimaal 2.60 en maximaal 4.00 meter beneden het maaiveld. Op basis van de onderzoeksresultaten is een Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Ter plaatse van het onderzoeksgebied is een profiel van klei (Afzettingen van Duinkerke 3B, ontstaan tussen circa 1000 A.D. en 1631 A. D.) op zand (Afzettingen van Duinkerke 3B) op klei (Afzettingen van Gorkum 4) aangetroffen. Er werd geen Hollandveen gevonden. De Afzettingen van Duinkerke 3b hebben het Hollandveen klaarblijkelijk geheel geërodeerd. Boring nr.: 2 kon tot op een diepte van 4 meter worden doorgezet. Hier werd op een diepte van 3.55 meter beneden het maaiveld (3.55 meter – NAP) bruine venige klei aangetroffen. Deze kleilaag is geïnterpreteerd als Afzetting van Gorkum 4. Deze afzettingen ligt normaal onder het Hollandveen, zodat geconcludeerd kan worden dat het Hollandveen hier inderdaad niet meer aanwezig is, als gevolg van insnijding van Afzettingen van Duinkerke 3B. Op basis van de beschikbare geologische, archeologische en historische gegevens kan worden ingeschat dat er binnen het onderzoeksgebied geen relevante archeologische resten meer kunnen worden aangetroffen. Resten van voor circa 1000 A.D. zijn als gevolg van de eroderende werking van de Afzettingen van Duinkerke 3b niet meer aanwezig. Het onderzoeksgebied stond vanaf de Late Middeleeuwen tot 1631 A.D. onder water. In 1631 werd het weer bedijkt, maar op basis van historische gegevens was het niet bebouwd vanaf 1631. Daarom worden er ook geen archeologische resten uit de Nieuwe Tijd verwacht.
5.2 Aanbevelingen Op basis van de onderzoeksresultaten wordt nader archeologisch onderzoek binnen het onderzoeksgebied niet noodzakelijk geacht.
23
24
Literatuur -
Allewijn, R.A.: En wijd was de polder: Historieschetsen uit de Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht; Oud-Beijerland: 1989
-
Bosch, J. E. van den: Nota Bodemarchief en Ruimtelijk Inrichtingsbeleid in de Hoeksche Waard; Mijnsheerenland: 1996
-
Colom, J. A.: Kaart van Holland 1681; Alphen aan den Rijn: 1990
-
Huizer, J., M. Benjamins en S. van der A: De Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart voor de Hoeksche Waard; Amersfoort: 2009
-
Mulder, E. F. J. de, M.C. Geluk, I. L. Ritsema, W. E. Westerhof en T. E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003
-
Rijks Geologische Dienst: Geologische Kaart van Nederland 1 : 50.000, Blad-Willemstad Oost (43 O), Tweede druk; Haarlem: 1980
-
Rijks Geologische Dienst: Toelichting op de Geologische Kaart van Nederland 1 : 50.000, Blad Willemstad Oost (43 O), Tweede druk; Haarlem: 1980
-
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2); Amersfoort: 2011
-
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB)/Provincie Zuid-Holland: Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland; Amersfoort/Den Haag: 1994
-
SOB Research: Aanvraag “Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Agrarische Bouwstede Lange Eendragtsweg’, ZuidBeijerland, Gemeente Korendijk”; Heinenoord: 2010
-
Tol, A.J., et al.: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek; Amsterdam: 2006
-
Topografische Dienst: Grote Provincie Atlas 1: 25.000 Zuid-Holland; Groningen/Emmen: 1990
-
Uitgeverij 12 Provinciën: Luchtfoto-Atlas Zuid-Holland; Landsmeer: 2004
-
www.watwaswaar.nl
-
www.ahn.nl
25
26
Verklarende woordenlijst antropogeen
door menselijk handelen
C14 datering
bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.
differentiële klink
verschijnsel waarbij relatief hoog of laag liggende gebieden door geologische of fysische processen laag of hoog (andersom) komen te liggen. Ook wel omgekeerde klink of reliëfinversie genoemd
dy
organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken
erosie
verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water
estuarium
een min of meer trechtervormige monding van een rivier die binnen het bereik van getijdestromingen ligt
eutroof veen
veen dat in een voedselrijk milieu ontstaan is
fluviatiel
onder invloed van een rivier
geul
rivier- of kreekbedding
gorzenlandschap
gebied dat boven gemiddeld hoogwater ligt en pas bij de hoogste vloeden onderloopt
gyttja
organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken
Hollandveen
alle veenpakketten die gedurende het Holoceen zijn ontstaan met uitzondering van het basisveen. De definitie van ‘Hollandveen’ betreft dus in feite bijna alle veenpakketten die gedurende de afgelopen 8000 jaar zijn ontstaan
Holoceen
jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 9000 jaar voor Chr. tot heden)
in situ
bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten
inundatie
het door menselijk ingrijpen onder water zetten van land, werd vaak in het kader van verdediging gedaan
klink
maaivelddaling van veen- en kleigronden door ontwatering, oxidatie van organisch materiaal en krimp
lagunair, lagune
ondiepe baai, beschermd tegen open zee door een strandwal of haf
27
marien
het milieu waar sedimentatie plaatsvindt die direct wordt beïnvloed door de zee
meanderen
zich bochtig door het landschap slingeren (van waterlopen)
mesotroof veen
veen, dat in matig voedselrijk milieu is ontstaan
modderklei
afzettingen in het perimariene gebied, bestaande uit kleiige venen en venige kleien
moernering
veenafgraving, hoofdzakelijk ten behoeve van zoutwinning en de winning van brandstof (turf)
oligotroof veen
veen, dat in voedselarm milieu is ontstaan
oxidatie
(traag) verbrandingsproces van organisch materiaal in reactie met zuurstof
perimarien
het milieu, waarin de sedimentatie wordt beïnvloed door de zee (via het rivieren kreekstelsel), maar waar mariene afzettingen van betekenis ontbreken
Pleistoceen
geologisch tijdperk dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen
pollenanalyse
statistische studie van stuifmeelkorrels en sporen, die in sedimenten gevonden worden. Doel is onder meer milieureconstructie
regressiefase
periode waarin de zee-invloed afneemt (als gevolg van een daling van de zeespiegel of als gevolg van sluiting van strandwallencomplex) na een transgressiefase
sediment
afzetting gevormd door bezinksel of neerslag
sondeerijzer
lange, dunne metalen 'prikstok', die onder meer wordt gebruikt om antropogene sporen te op te sporen
stroomrug
restant van een door zand- en klei-afzettingen verlande, oude stroomgeul. Door differentiële klink meestal hoger gelegen dan de omgeving
transgressiefase
fase waarin de invloed van de zee zich in het binnenland uitbreidt (als gevolg van stijging van de zeespiegel of als gevolg van erosie van het strandwallencomplex)
verlandingsklei
klei die aan het einde van een transgressiefase wordt afgezet
28
Bijlage 1 Administratieve gegevens Projectnaam:
Opdrachtgever:
Uitvoerder:
Bevoegde overheid:
Datum opdracht: Datum conceptrapport: Datum definitief rapport: Plaats: Gemeente: Provincie: Toponiem: Huidig grondgebruik: Toekomstige situatie: Kaartblad: Geologie: Geomorfologie: Bodemtype: Grondwatertrap: NAP-hoogte maaiveld: Coördinaten: Oppervlakte onderzoeksgebied: Kaart plangebied: CMA/ AMK-status: CAA -nr.: CMA -nr.: ARCHIS -monument nr.: ARCHIS -vondstmeldingsnummer: Datering(en) van de nieuw aangetroffen vindplaatsen:
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennend, ‘Agrarische Bouwstede Lange Eendragtsweg’, ZuidBeijerland, Gemeente Korendijk de heer B. Ampt Westdijk 2 3267 LV Goudswaard Tel.: 06-51417082 E-mail:
[email protected] SOB Research Hofweg 13, Heinenoord Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 604432 Fax: 0575 476139 E-mail:
[email protected] College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Korendijk Postbus 3708 3265 ZG Piershil Contactpersoon: de heer A. W. Brand Tel.: 0186-697748 E-mail:
[email protected] 22 december 2010 21 januari 2011 18 februari 2011 Zuid-Beijerland Korendijk Zuid-Holland Lange Eendrachtsweg Akkerland Bebouwing, infrastructuur, groenvoorzieningen 43EN Afzettingen van Duinkerke 3b op Afzettingen van Calais 4 vlakten zeekleigronden VI tussen 0 meter NAP en 0.2 meter +NAP NO: 82.405/419.660 ZW: 81.920/419.575 ZO: 82.040/419.550 NW: 81.790/419.760 circa 2.09 hectare zie Afbeelding 2 en Afbeelding 3 N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
29
Complextype(n) van de nieuw aangetroffen vindplaatsen: ARCHIS -waarneming nr.: Onderzoeksmeldingsnummer: Deponering documentatie en vondsten:
Deponering digitale documentatie:
N.v.t. N.v.t. 44.536 Provinciaal Depot Zuid-Holland Kalkovenweg 23 2401 LJ Alphen aan den Rijn Documentalist: de heer F. Kleinhuis; tel: 0172-421688 e-depot (www.edna.nl)
30
Bijlage 2 Archeologische en geologische tijdschaal
Op het hierbij geboden overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de linkerkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en geven de betrouwbaarste dateringen. Bron: ROB, 1988.
31
32
Bijlage 3 Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie naar De Mulder et. al, 2003 gebruikelijke terminologie
terminologie (naar De Mulder et al., 2003)
Afzettingen van Duinkerke 3(A, B)
Formatie Walcheren Formatie Walcheren Formatie Walcheren Formatie Walcheren
Afzettingen van Duinkerke 2 Afzettingen van Duinkerke 1 (A, B) Afzettingen van Duinkerke O Hollandveen
van
Naaldwijk:
Laagpakket
van
van
Naaldwijk:
Laagpakket
van
van
Naaldwijk:
Laagpakket
van
van
Naaldwijk:
Laagpakket
van
Basisveen
Formatie van Nieuwkoop; Hollandveen Laagpakket Formatie van Nieuwkoop: Basisveen Laag
Afzettingen van Calais 4 Afzettingen van Calais 3 Afzettingen van Calais 2 Afzettingen van Calais 1
Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer
Jonge Duin- en Strandafzettingen Oude Duin- en Standafzettingen
Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Schoorl Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Zandvoort
Formatie van Twente: dekzand
Formatie van Boxtel: Laagpakket van Wierden
Formatie van Kreftenheye: rivierduinen Formatie van Boxtel: Laagpakket van Delwijnen Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye: Afzettingen van Formatie van Kreftenheye: Laag van Wijchen Wijchen Afzettingen van Tiel 3 Afzettingen van Tiel 2 Afzettingen van Tiel 1 (A, B) Afzettingen van Tiel O
Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld
Afzettingen van Gorkum 4 Afzettingen van Gorkum 3 Afzettingen van Gorkum 2 Afzettingen van Gorkum 1
Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld
33
34
Bijlage 4 Overzicht Boorgegevens Boring nr.: 1 0.00 – 0.40 0.40 – 0.70 0.70 – 1.60 1.60 – 2.60 2.60 Boring nr.: 2 0.00 – 0.50 0.50 – 0.75 0.75 – 1.75 1.75 – 3.10 3.10 – 3.55 3.55 – 4.00 4.00 Boring nr.: 3 0.00 – 0.40 0.40 – 0.60 0.60 – 1.70 1.70 – 2.70 2.70 Boring nr.: 4 0.00 – 0.35 0.30 – 0.55 0.55 – 1.60 1.60 – 2.60 2.60 Boring nr.: 5 0.00 – 0.40 0.40 – 0.70 0.55 – 1.60 1.60 – 3.10 3.10
NAP: 0 klei, grijs, licht zandig, bouwvoor klei, lichtbruin grijs, gerijpt, licht zandig, ijzeroer vanaf 0.60 sterk zandig zand, grijs, matig fijn, licht kleiig,weinig ijzeroer zand, blauwgrijs, matig fijn, zones met kleibandjes laminatie in top enkele schelpresten, glimmers einde boring NAP: 0 klei, grijs, licht zandig, bouwvoor klei, lichtbruin grijs, gerijpt, licht zandig, ijzeroer vanaf 0.70 sterk zandig zand, grijs, matig fijn, licht kleiig, weinig ijzeroer zand, blauwgrijs, matig fijn, zones met kleibandjes laminatie in top enkele schelpresten, glimmers zand- en kleibanden, donkergrijs, schelpresten klei, bruin, matig gerijpt, sterk organisch, venig enkele bandjes veen – en schelpgruis in top einde boring NAP: 0 klei, grijs, licht zandig, bouwvoor klei, lichtbruin grijs, gerijpt, zandig, ijzeroer zand, grijs, matig fijn, licht kleiig, weinig ijzeroer zand, blauwgrijs, matig fijn, zones met kleibandjes laminatie in top enkele schelpresten, glimmers einde boring NAP: 0 klei, grijs, licht zandig, bouwvoor, puinbrokje klei, lichtbruin grijs, gerijpt, zandig, ijzeroer zand, grijs, matig fijn, licht kleiig,weinig ijzeroer zand, blauwgrijs, matig fijn, zones met kleibandjes laminatie in top enkele schelpresten, glimmers einde boring NAP: 0 klei, grijs, licht zandig, bouwvoor, puinbrokje klei, lichtbruin grijs, gerijpt, licht zandig, ijzeroer vanaf 0.60 sterk zandig zand, grijs, matig fijn, licht kleiig,weinig ijzeroer zand, blauwgrijs, matig fijn, zones met kleibandjes laminatie in top enkele schelpresten, glimmers einde boring
35
Boring nr.: 6 0.00 – 0.35 0.35 – 0.70 0.70 – 1.70 1.70 – 2.90 2.90
NAP: 0 klei, grijs, licht zandig, bouwvoor, puinbrokje klei, lichtbruin grijs, gerijpt, zandig, ijzeroer vanaf 0.55 sterk zandig zand, grijs, matig fijn, licht kleiig,weinig ijzeroer zand, blauwgrijs, matig fijn, zones met kleibandjes laminatie in top enkele schelpresten, glimmers einde boring
36
Bijlage 5 SOB Research: Gegevens
Naam: Bezoekadres:
SOB Research Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek B.V. Hofweg 13, Heinenoord
Postadres:
Postbus 5060 3274 ZK Heinenoord
Telefoon: Fax: E-Mail:
0186 604432 0575 476139
[email protected]
Directeur: Raad van Advies:
jhr. J. E. van den Bosch J. van de Erve (Voorzitter) Prof. dr. ir. J. T. Fokkema (Vice-Voorzitter) J. van Kerchove (Secretaris)
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam Inschrijvingsnummer Register: 24346983 BTW nummer: NL 8118.55.600.B.01 Bankrelatie: Rekeningcourant:
Rabobank Graafschap-Noord Nr.: 3543.43.181
37
BIJLAGE 7
KNDK/2013/2880
Nota van beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid-Beijerland
november 2013
GEMEENTE
KORENDIJK
Inhoudsopgave Pag. 1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Onderwerp Procedure en plangebied Ingekomen zienswijzen
3 3 3 3
2. 2.1 2.2 2.3
Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, beoordeling en conclusie Reclamant 1 Reclamant 2 Reclamant 3
3 3 5 6
2
GEMEENTE 1.
Inleiding
1.1
Leeswijzer
KORENDIJK
Het ontwerpbestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid-Beijerland maakt het mogelijk een bouwstede op de bedoelde locatie op te richten. Het betreft de verplaatsing van de bouwstede aan de Havenkade 14 te Goudswaard naar de Lange Eendragtsweg te Zuid-Beijerland. De verplaatsing is noodzakelijk vanwege de natuurontwikkeling van de gronden in de Leenheerenpolder door de provincie. In hoofdstuk 1 wordt de procedure om tot het onderhavige besluit te komen kort beschreven. Tevens wordt een overzicht gegeven van de reclamanten die zienswijzen hebben ingediend. In hoofdstuk 2 wordt per reclamant aangeven of de zienswijze ontvankelijk is. Vervolgens wordt een samenvatting gegeven van de ingediende zienswijzen en de gemeentelijke beoordeling daarvan. Per reclamant wordt bij de beschreven conclusie aangegeven of de zienswijze dat aanpassing van het plan leidt. 1.2
Procedure en plangebied
Op het moment van ter inzage ligging van het ontwerpbestemmingsplan Lange Eendragtsweg ZuidBeijerland op grond van artikel 3.8 van de Wet op de ruimtelijke ordening was het bestemmingsplan Buitengebied, door de raad vastgesteld op 22 mei 1999 en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 4 januari 2000, vigerend. Met de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan Lange Eendragtsweg door de raad, wordt het mogelijk gemaakt dat op die locatie een bouwstede wordt gerealiseerd. Voor de onderbouwing van deze ruimtelijke ontwikkeling wordt verwezen naar het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de termijn van de ter inzage ligging zijn drie zienswijzen ontvangen. 1.3
Ingekomen zienswijzen
1.
Reclamant 1: zienswijze ingediend door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, postbus 90602, 2509 LP Den Haag, d.d. 20 augustus, ontvangen 21 augustus 2013; Reclamant 2: zienswijze ingediend door de Stichting tot behoud van de Hoeksche Waard als Polderlandschap, p.a. Lange Hille 2, 3261 TL Oud-Beijerland d.d. 21 augustus, ontvangen 21 augustus 2013; Reclamant 3: zienswijze ingediend door reclamant wonende Molendijk 149, 3284 LH Zuid-Beijerland d.d. 22 augustus, ontvangen 26 augustus 2013.
2. 3. 2.
Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, beoordeling en conclusie
2.1 Reclamant 1 Ontvankelijkheid De zienswijze is binnen de termijn ontvangen. Zienswijze Artikel 3.1 lid a sub 1 tot en met 4 wekt de indruk dat het plan een gemengd tuinbouwbedrijf, glastuinbouwbedrijf, paardenhouderij en kleidepot toestaat. Dat is niet het geval omdat de betreffende aanduidingen op de verbeelding ontbreken. Verzocht wordt om dit onderdeel van de planregels te schrappen. Hetzelfde geldt voor artikel 3.2.3, waarin bouwregels worden gesteld aan kassen die in dit plan niet worden toegelaten en artikel 3.3.2 en 3.3.4 op grond waarvan afgeweken mag worden van de bouwregels voor kassen, respectievelijk paardenbakken. Verzocht wordt deze artikelen te schrappen omdat ze aanleiding kunnen geven tot verkeerde interpretaties van het bestemmingsplan. Beoordeling gemeente Op 24 juni 2013 heeft de raad het geactualiseerde bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. Op 9 september 2013 is dit bestemmingsplan in werking getreden. In het ontwerpbestemmingsplan Lange
3
GEMEENTE
KORENDIJK
Eendragtsweg Zuid-Beijerland is de plansystematiek van het op 23 september 2013 in werking getreden bestemmingsplan Buitengebied aangehouden. In artikel 1 onder 1.9 is het begrip “agrarisch bedrijf” omschreven. Door, conform de plansystematiek van het op 25 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied, in artikel 3.1 lid a sub 1 tot en met 4 te regelen dat de daar genoemde vormen van agrarisch bedrijf niet zijn toegestaan, wordt juist bereikt dat het wel toegestane agrarische gebruik helder is. Het schrappen van deze artikelen doet juist geen recht aan de plansystematiek. Immers, de genoemde vormen vallen ingevolge artikel 1 onder 1.9 onder de begripsomschrijving van agrarisch bedrijf. Hetzelfde geldt voor de overige opmerkingen. Juist door deze artikelen te schrappen ontstaat onduidelijkheid over het toegestane gebruik. Zienswijze De artikelen 3.2.4 en 3.2.5 stellen bouwregels aan bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken. Bedrijfswoningen zijn niet opgenomen in de bestemmingsomschrijving van de bestemming Agrarisch. Aangenomen wordt dat het niet de bedoeling is om geen bedrijfswoning toe te staan. In overweging wordt gegeven om in de bestemmingsomschrijving alsnog één bedrijfswoning toe te staan, of bij het niet toestaan van bedrijfswoningen de artikelen 3.2.4 en 3.2.5. te schrappen. Beoordeling gemeente Aan artikel 3.1. wordt toegevoegd lid b: één bedrijfswoning per bouwvlak met bedrijfsgebouwen. Artikel 3.1. lid b, c en d wordt dan vernummerd tot artikel 3.2 lid c, d en e. Zienswijze Een groot deel van de planregels van het op 25 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Korendijk zijn niet relevant voor het ontwerpbestemmingsplan Lange Eendragtsweg. Verzocht wordt de niet relevante planregels te schrappen. Beoordeling gemeente Door de provincie is in de zienswijze allereerst bovengenoemde opmerking gemaakt. Vervolgens is de zienswijze gespecificeerd in de overige twee zienswijzen. Zoals uit de beantwoording van de bovengenoemde zienswijzen blijkt, brengt de plansystematiek van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals door de raad vastgesteld op 25 juni 2013, met zich dat het niet zondermeer logisch is artikelen in het ontwerp-bestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid-Beijerland te schrappen. De planregels van het ontwerp-bestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid-Beijerland zijn nogmaals nauwkeurig vergeleken met de regels van het op 25 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied. Uit deze controle is gebleken dat de volgende regels uit het ontwerp-bestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid-Beijerland gewijzigd moeten worden zodat ze gelijkluidend zijn aan het bestemmingsplan Buitengebied. Tevens dienen enkele kennelijke verschrijvingen hersteld te worden. De wijzigingen betreffen de volgende artikelen: artikel 1 onder 1.28 bouwwerk (een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden) wijzigen in: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. artikel 1 onder 1.34 hoofdgebouw (een of meer panden, of gedeelte daarvan, die noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig is, gelet op die bestemming het belangrijkst is) wijzigen in: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. artikel 1 onder 1.43 natuurwaarde (de aan het gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan) wijzigen in: de aan het gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna. artikel 1 onder 1.45 overig bouwwerk (een bouwkundige constructie van enig omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden) schrappen. artikel 1 onder 1.47 pand (de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
4
GEMEENTE
KORENDIJK
artikel 2 onder 2.2 bouwhoogte van een bouwwerk (vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen) wijzigen in: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. artikel 3.2.6 (Overige bouwwerken) wijzigen in: Bouwwerken, geen gebouwen zijnde. artikel 3.4 (Specifieke gebruikregels) aanvullen met d. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen. artikel 3.5.3 (Bed & Breakfast) verwijderen de laatste zin (Als strijdig gebruik wordt in ieder aangemerkt het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woonruimte in strijd met het plan. artikel 3.6.2 sub b. onder 1 (De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van een reëel bedrijf) toevoegen: dit ter beoordeling van een ter zake deskundige. artikel 3.6.2 sub b onder 3 (De vergroting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap) schrappen: dit ter beoordeling van een ter zake deskundige. artikel 5.2 onder a: lid 6.1 wijzigen in lid 5.1 artikel 7.2 (overschrijden bebouwingsgrenzen) wijzigen in: Overschrijding bouwgrenzen en goothoogten. De aanhef van artikel 7.2 (De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen afwijken van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:) wijzigen in: De Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en goothoogten mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: artikel 7.2 onder a (Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreepartijen, veranda s en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt) wijzigen in: Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreepartijen, veranda s en afdaken, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2,5 m bedraagt. artikel 7.2 onder b (Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt) wijzigen in: Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2 m bedraagt. artikel 7.2 onder c (Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt) wijzigen in: Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 1,5 m bedraagt. toevoegen aan artikel 7.2: sub d. Tot gebouwen behorende dakkapellen en hellende vlakken mits de overschrijding van de goothoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt en plaats vindt over een breedte van maximaal 50% van de breedte van het dakvlak. Conclusie Aan artikel 3.1. wordt toegevoegd lid b: één bedrijfswoning per bouwvlak met bedrijfsgebouwen. Artikel 3.1. lid b, c en d wordt dan vernummerd tot artikel 3.1 lid c, d en e. Voorts worden de regels van het ontwerpbestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid-Beijerland in overeenstemming gebracht met de regels zoals geformuleerd in het op 25 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied. Een en ander zoals hierboven weergegeven 2.2. Reclamant 2 Ontvankelijkheid De zienswijze is binnen de termijn ontvangen. Zienswijze Positief wordt gereageerd op de verplaatsing van het bedrijf. Om te voorkomen dat er in de toekomst op de huidige locatie weer een agrarisch bedrijf komt zou men graag zien dat de loodsen zonder monumentale waarde gesloopt worden. Beoordeling gemeente In de anterieure exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de exploitant zijn afspraken gemaakt over het slopen van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op de huidige locatie.
5
GEMEENTE
KORENDIJK
Zienswijze Op pagina 15 paragraaf 3.3 staat dat aan de Lange Eendragtsweg een huiskavel ligt van 70 ha. Aangezien een bouwvlak maximaal 2 ha groot mag zijn, is niet duidelijk wat met huiskavel bedoeld wordt. Beoordeling gemeente De tekst van de toelichting is aangepast teneinde dit duidelijker te beschrijven. Zienswijze Doordat bij verschillende afbeeldingen in het ontwerpbestemmingsplan legenda s of bronvermeldingen ontbreken is het niet mogelijk om de afbeeldingen goed te interpreteren en eventueel op te reageren. Concreet wordt genoemd de op pagina 22 van het ontwerpbestemmingsplan geplaatste figuur 5. Beoordeling gemeente Uit de tekst bij figuur 5 op pagina 22 blijkt het de risicokaart van de provincie betreft. Voor het overige zien wij ook geen onduidelijkheden. Zienswijze Op pag. 34 staat dat er geen verkeersgegevens over de Lange Eendragtsweg bij de gemeente Korendijk en het waterschap bekend zijn. Beoordeling gemeente De verkeersgegevens die bekend zijn over de Lange Eendragtsweg betreffen het traject tussen de Dwarsweg en de Groeneweg. Medio september 2009 zijn daar verkeersmetingen gedaan. Er zijn geen verkeersgegevens bekend die relevant zijn voor het onderhavige plan. Zienswijze Het concept archeologisch onderzoek is bijgevoegd. Mogelijk staan in het definitieve rapport veranderingen waarop gereageerd moet worden. Beoordeling gemeente Het klopt dat abusievelijk het concept onderzoek bij het ontwerpbestemmingsplan is toegevoegd. In het definitieve rapport zitten geen veranderingen, het is gelijk aan het concept. Conclusie Naar aanleiding van de zienswijze is paragraaf 3.3. herschreven. Tevens is het definitieve rapport archeologisch onderzoek als bijlage bij het bestemmingsplan toegevoegd. 2.3. Reclamant 3 Ontvankelijkheid De zienswijze is binnen de termijn ontvangen. Zienswijze De Hoeksche Waard is aangewezen als Nationaal Landschap. Met het plan wordt de kernkwaliteit “openheid” aangetast. Bovendien is ter hoogte van het productiebos een landgoed gepland. Beoordeling gemeente In de Structuurvisie Hoeksche Waard is de mate van “openheid” gevisualiseerd in een kaart weergegeven. De mate van openheid is gerelateerd aan de aanwezigheid van beplanting en bebouwing. De openheid kent drie gradaties, te weten zeer open landschap, matig open landschap en besloten landschap. De locatie aan de Lange Eendragtsweg wordt als een besloten landschap weergegeven. Zienswijze Aantasting van de in de Provinciale structuurvisie genoemde kernkwaliteiten diversiteit, openheid, rust en stilte.
6
GEMEENTE
KORENDIJK
Beoordeling gemeente Het onderhavige plan is het gevolg van de noodzakelijke verplaatsing van de bouwstede aan de Havenkade 14 te Goudswaard naar een andere locatie. Destijds heeft het Bureau Beheer Landbouwgronden de gronden in Goudswaard verworven ten behoeve van natuurontwikkeling aldaar. De gronden aan de Lange Eendragtsweg zijn aangekocht van Bureau Beheer Landbouwgronden om de nieuwe vestiging aan de Lange Eendragtsweg mogelijk te maken. De provincie heeft dus zelf aan deze ontwikkeling meegewerkt. De ontwikkeling is passend in het landschap. Van strijd met de genoemde kernkwaliteiten is geen sprake. Zienswijze Het plan conflicteert met het vigerende bestemmingsplan Landgoed Delta Nieuwendijk Beoordeling gemeente Het bestemmingsplan Landgoed Delta Nieuwendijk is inmiddels geïntegreerd in het geactualiseerde bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld door de raad op 25 juni 2013, inwerking getreden 9 september 2013. Niet geconcretiseerd wordt waaruit de conflicterende belangen zouden bestaan. Gelet op de afstand tussen het agrarische bouwperceel en de landhuizen, zal ter plaatse van de landhuizen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Deze afstand bedraagt namelijk tussen de grens van het agrarische bouwperceel en de grens van het bouwvlak voor de dichtstbijzijnde landhuizen ongeveer 341 respectievelijk 347 meter. Hiermede wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden die in het kader van de milieuzonering gelden voor het geprojecteerde akkerbouwbedrijf met open grondteelt. Voor een dergelijk agrarisch bedrijf geldt een maximale richtafstand van 100 meter. De bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen zal derhalve geen beperkende invloed uitoefenen op toekomstige woonbebouwing ter plaatse van het landgoed Delta Nieuwendijk. De locatie van de nieuwe agrarische bouwstede doet evenmin afbreuk aan de zichtlijnen die in het kader van het landgoed als nadere aanduiding op de verbeelding zijn opgenomen. Zienswijze De Lange Eendragtsweg is als erftoegangsweg type II onvoldoende breed voor de extra verkeersbewegingen ten gevolge van het plan. Beoordeling gemeente In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft het waterschap positief op het plan gereageerd. Aangegeven is dat voor de toenemende verkeersafwikkeling de capaciteit van de Lange Eendragtsweg voldoende is. Zienswijze Onterecht wordt gesteld dat er geen telgegevens bekend zijn over de verkeersintensiteit. Beoordeling gemeente De verkeersgegevens die bekend zijn over de Lange Eendragtsweg betreffen het traject tussen de Dwarsweg en de Groeneweg. Medio september 2009 zijn daar verkeersmetingen gedaan. Er zijn geen verkeersgegevens bekend die relevant zijn voor het onderhavige plan. Conclusie. De door indiener 3 ingediende zienswijzen leiden niet tot wijziging van het ontwerpbestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid-Beijerland.
7
REGELS
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
1 1 8
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
9 9 17 18
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS Artikel 6 Antidubbeltelregel Artikel 7 Algemene bouwregels Artikel 8 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening Artikel 9 Algemene gebruiksregels Artikel 10 Algemene afwijkingsregels Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
21 21 22 23 24 25 27
Hoofdstuk 4 OVERGANGS‐ EN SLOTREGELS Artikel 12 Overgangsrecht Artikel 13 Slotregel
BESTEMMINGSREGELS Agrarisch Water Waarde ‐ Archeologie ‐ 3
29 29 30
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 bestemming 'Gemengd ‐ 1'
1
HOOFDSTUK 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland met identificatienummer NL.IMRO.0588.BPBGA99hp0313‐VG01 van de gemeente Korendijk. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 aan‐ en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.6 aan‐huis‐gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in een woning door een bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.7 achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. 1.8 achtergevel de gevel van het hoofdgebouw die “tegenover” de voorgevel is gelegen. 1.9 agrarisch bedrijf een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderijen. akker‐ en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen fruit‐ en bollenteelt en gemengde tuinbouw. fruitteeltbedrijf: de teelt van fruit op open grond.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
2
vollegrondstuinbouwbedrijf: een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond. gemengd tuinbouwbedrijf: de teelt van tuin‐ en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen. grondgebonden veehouderij: het houden en opfokken van melk‐ en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht (op)fok‐ en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in een economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokkerijbedrijven, hengstenstations, africhtings‐ en trainingsbedrijven. paardenhouderij: een bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden van stallen van paarden en pony's en de handel in paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's. sierteelt: een agrarisch bedrijf gericht op het telen van siergewassen en het kweken van sierplanten. 1.10 archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 1.11 archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.12 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.13 bedrijfs‐ of dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein. 1.14 bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 1.15 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
3
1.16 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.17 bevoegd gezag bevoegd gezag als bedoeld in de Weg algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.18 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. 1.19 biomassa het drooggewicht van zowel plantaardig als dierlijk materiaal en producten gewonnen uit plantaardig en dierlijk (rest)materiaal (zoals suikerriet, mais, koolzaadolie, palmolie en dierlijke vetten) geproduceerd ten behoeve van energieopwekking en/of biobrandstof. 1.20 bio(co)vergisting een specifieke vorm van mestverwerking door middel van vergisting van in hoofdzaak dierlijke mest, eventueel aangevuld met andere organische producten of biomassa (covergisting), waarbij ook opwekken van energie kan plaatsvinden. 1.21 bordeelprostitutie prostitutie waarbij de seksueel‐erotische dienstverlening in een besloten daarvoor specifiek bedoelde en ingerichte ruimte wordt aangeboden. 1.22 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.23 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.24 bouwlaag/woonlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is. 1.25 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.26 bouwperceelsgrens een grens van een bouwperceel. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
4
1.27 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten. 1.28 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.29 bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.30 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps‐ of bedrijfsactiviteit. 1.31 doelmatige agrarische bedrijfsvoering het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnische correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een agrarisch bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen. 1.32 extensieve recreatie een vorm van openlucht recreatie waarbij nauwelijks druk wordt uitgeoefend op de omgeving, zoals wandelen en fietsen. 1.33 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.34 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.35 kap een constructie met een of meer dakvlakken met een helling van meer dan 300 en minder dan 650. 1.36 kassen bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogt van 1,5 meter of meer, t rek‐, tunnel‐, schaduw‐, boog‐ en gaaskassen daaronder begrepen. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
5
1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding‐ of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen‐ en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.38 landschapswaarde de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet‐levende natuur. 1.39 mestbassin een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest. 1.40 mestbewerking behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen, zoals mengen, roeren, homogeniseren en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic folie en hoeven. 1.41 mestverwerking het proces om (drijf)mest af te breken, door onder andere droging, bezinking, vergisting of indamping, om te zetten in nieuwe bruikbare producten, zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen. 1.42 mestzak een flexibele (folie)reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest. 1.43 natuurwaarde de aan het gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna. 1.44 nevenactiviteit/nevenfunctie activiteit, die gezien de relationele aard en omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit. 1.45 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en ten hoogste 1 wand. 1.46 peil a. voor gebouwen die maximaal 1 meter van de weg liggen: de hoogte van de kruin van die weg; b. in andere gevallen en voor overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
6
1.47 plattelandswoning een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf en behorend tot of voorheen behorend bij dat agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf. De woning wordt niet beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarisch bedrijf. 1.48 seksinrichting het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in ene vaartuig, verrichten van seksuele handelingen. 1.49 teeltondersteunende voorzieningen teeltondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open‐ of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom‐ of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt kunnen worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren en die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zolang de teelt dit vereist, voor een aaneengesloten periode van maximum 6 maanden. Deze voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, hagelnetten en dergelijke. 1.50 theetuin een gelegenheid, al dan niet met zitplaatsen in de tuin, waar thee en andere verfrissingen, niet zijnde alcoholische dranken, alsmede ter plaatse bereidde kleine etenswaren kunnen worden genuttigd.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
7
1.51 verbrede landbouw specifieke vorm van nevenfunctie. De activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf, zoals agrotoerisme met bijbehorende ondergeschikte horeca, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen. 1.52 voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die aan de weg ligt waaraan deze is genummerd. 1.53 voorgevelrooilijn de (denkbeeldige) lijn in en in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan een gevel gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in en in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt. 1.54 zijerf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor‐ en achtergevel.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
8
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. 2.2 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.4 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.7 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
9
HOOFDSTUK 2 Artikel 3
BESTEMMINGSREGELS
Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor `Agrarisch` aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat: 1. een gemengd tuinbouwbedrijf zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch‐gemengd tuinbouwbedrijf” is toegestaan; 2. een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “glastuinbouw” is toegestaan; 3. een paardenhouderij zoals bedoeld in lid 1.9 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “paardenhouderij” is toegestaan; 4. een kleidepot uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch‐kleidepot” is toegestaan. b. één bedrijfswoning per bouwvlak met bedrijfsgebouwen; c. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van: 1. de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van waardevolle openheid en verkavelingsstructuur (polderpatroon); 2. de in het gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle oevervegetaties en weidevogels; 3. of de in het gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van historische bebouwing, het ontginningspatroon en (het reliëf van) de historische dijken en kreken; d. voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laads‐ en losvoorzieningen; e. extensief recreatief medegebruik. 3.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Algemeen a. Bouwwerken, met uitzondering van erf‐ en terrasafscheidingen, zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan. b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat: 1. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. 2. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m. 3.2.2 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: a. De goothoogte mag niet mee bedragen dan 6 m. b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
10
3.2.3 Kassen Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels: a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan: 1. 1.000m2 ten behoeve van een akkerbouwbedrijf; 2. 300 m2 ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf. 3.2.4 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m. c. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. 3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m. b. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 300. c. De dakhelling niet meer mag bedragen dan 650. d. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2. e. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. f. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m. 3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. De bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 6 m. b. De bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2,5 m. c. De bouwhoogte van torensilo's, luchtwassers en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m. d. Teeltondersteunende gewassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “ecologische hoofdstructuur”. e. De goot‐ en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de mestverwerking en biomassa(co)vergisting mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m. f. De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en maximaal 5 m2. g. De bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m. h. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m. i. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m. j. De oppervlakte van mestbassins en mestzakken mag niet meer bedragen dan 2.500 m3. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
11
3.3 Afwijken van de bouwregels 3.3.1 Bedrijfsgebouwen Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. Lid 3.2.2 onder b. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. b. Lid 3.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 30 m van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel. 3.3.2 Kassen Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder c2 voor het bouwen van kassen ten behoeve van een vollegrondstuinbouwbedrijf, tot een maximum van 5.000 m2, met dien verstande dat: a. De kassen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering. b. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf niet is toegestaan. 3.3.3 Seizoensarbeiders Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken: a. van het bepaalde in lid 3.2 voor het plaatsen van stacaravans of kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: 1. Het plaatsen en geplaatst houden van stacaravans of kampeermiddelen is toegestaan binnen de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober. 2. Het plaatsen van een stacaravan of kampeermiddel is uitsluitend toegestaan op het eigen erf behorende bij het agrarisch bedrijf. 3. Het plaatsen van een stacaravan of kampeermiddel is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. 4. Een stacaravan of kampeermiddel mag uitsluitend buiten de agrarische bedrijfsgebouwen worden geplaatst. 5. De stacaravan of kampeermiddel mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst. 6. De onderlinge afstand tussen de stacaravans en/of kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m. 7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen. 8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. 9. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de stacaravans en kampeermiddelen met betrekking tot de volgende aspecten: Een goede landschappelijke inpassing. Bescherming omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven. Een passende situering ten opzichte van elkaar of van andere aanwezige bebouwing.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
12
b. In afwijking van het bepaalde onder lid a.1 kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van de toegestane jaarlijkse periode voor het plaatsen van stacaravans of kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de voorwaarden zoals opgenomen onder a en de volgende voorwaarden: 1. In totaal mogen buitenlandse werknemers niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar worden gehuisvest op het erf. 2. Er is geen sprake van structurele huisvesting. 3. De stacaravans en kampeermiddelen dienen steeds verwijderd te worden. 4. Huisvesting kan ook plaatsvinden in (tijdelijke) woonunits, mits deze direct worden verwijderd na het gebruik. 3.3.4 Paardenbakken Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak. b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2. c. De hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m. d. De paardenbak dient op minimaal 50 m van bebouwing van derden te liggen. e. Bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan. f. Lichtmasten zijn niet toegestaan. g. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad. h. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. 3.4 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: a. Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties. b. Het gebruik van gronden ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders op terreinen voor kleinschalig kamperen. c. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de opslag van mest. d. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen. 3.5 Afwijken van de gebruiksregels 3.5.1 Nevenfuncties Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder a voor nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven. b. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van functies welke alleen buiten het bouwvlak kunnen worden uitgeoefend, zoals boerengolf en kleinschalig kamperen. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
13
c. De totale oppervlakte ten behoeve van statische opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m2. d. Buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan. e. De totale verkoopvloeroppervlakte van productiegerichte detailhandel mag niet meer bedragen dan 50 m2. f. Ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober. Het kleinschalig kamperen dient op of direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden met een maximale oppervlakte van 0,5 ha, met dien verstande dat sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. g. Mestbewerking, mestverwerking en biomassa(co)vergisting zijn toegestaan als nevenactiviteit, met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarisch bedrijf, eventueel aangevuld met product van derden. De mestbewerking, m mestverwerking en biomassa(co)vergisting dient ter plaatse noodzakelijk of wenselijk te zijn vanuit een oogpunt van bedrijfsvoering van een aantal agrarische bedrijven in elkaars nabijheid. Daarbij is levering van de geproduceerde energie aan derden toegestaan. h. Theetuinen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden: 1. De oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m2. 2. De woning behoudt in overwegende mate zijn woonfunctie met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 3. Theetuinen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing. 4. Theetuinen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een recreatieve functie. i. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. j. De nevenfunctie mag een onevenredige publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. k. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven. l. Ingeval van nieuwe bebouwing dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijk inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. m. De nevenfunctie mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon‐ en leefklimaat van omwonenden. 3.5.2 Teeltondersteunende voorzieningen Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder b voor het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. De teeltondersteunende voorzienignen dienen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar te zijn; b. De teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “ecologische hoofdstructuur”. 3.5.3 Bed & Breakfast Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid teneinde een bed & breakfast mogelijk te maken met dien verstande dat: "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
14
a. De woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. b. Ten hoogste 2 kamers zijn toegestaan tot ene oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 5 gasten mogen verblijven. c. De voorziening ten behoeve van bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, waarbij de bed & breakfast alleen in een bijgebouw kan plaatsvinden als de betreffende gebouwen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw vertonen. d. Er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein. 3.6 Wijzigingsbevoegdheid 3.6.1 Vormverandering bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde de vormverandering van een bouwvlak te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. De vormverandering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en/of de continuïteit van het bedrijf. b. De oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot. c. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen. d. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. e. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding “zoekgebied ecologische verbindingszone”, wordt niet belemmerd of aangetast. f. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon‐ en leefklimaat van omwonenden. 3.6.2 Vergroten bouwvlak agrarische bedrijven Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een bouwvlak en agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. Voor agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, paardenhouderijen en glastuinbouwbedrijven, geldt dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha. Paardenhouderijen mogen niet groter zijn dan 1 ha. b. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden: 1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van een reëel bedrijf, dit ter beoordeling van een ter zake deskundige. 2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak. 3. De vergroting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap. 4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen. 5. In geval van onduidelijkheid kan advies worden gevraagd bij een terzake deskundige. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
15
6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. 7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding “zoekgebied ecologische verbindingszone” wordt niet belemmerd of aangetast. 8. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon‐ en leefklimaat van omwonenden. 3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Gemengd ‐ 1' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Gemengd ‐ 1', onder de volgende voorwaarden: a. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een terzake deskundige. b. Er dient een landbouwtoets te worden uitgevoerd. c. Bij behoud/continuering van bestaande nevenfuncties dient overtollige bebouwing gesloopt te worden, waarbij de overtollig gesloopte bebouwing niet mag worden teruggebouwd. d. Opslag, niet zijnde statische opslag, ten behoeve van een elders gevestigd niet‐agrarisch bedrijf, is niet toegestaan. e. Detailhandel is niet toegestaan. f. De wijziging mag geen onevenredige publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. g. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. h. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon‐ en leefklimaat van omwonenden. 3.6.4 Paardenhouderij Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding “paardenhouderij” wordt opgenomen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een terzake deskundige. b. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen. In geval van onduidelijkheid kan advies worden ingewonnen bij een terzake deskundige. c. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. d. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon‐ en leefklimaat van omwonenden. 3.6.5 Plattelandswoning Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden waarop de bedrijfswoning is gesitueerd te wijzigen in een plattelandswoning, door de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning” op te nemen, onder de volgende voorwaarden: a. Er dient sprake te zijn van een voldoende woon‐ en leefklimaat voor de bewoners van de woning. b. De wijziging mag geen nadelige gevolgen opleveren voor het woon‐ en leefklimaat van omliggende functies. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
16
c. De wijziging mag geen beperking opleveren voor omliggende bedrijven. d. De oppervlakte van de woning mag niet worden vergroot. 3.6.6 Mestzakken en ‐bassins aansluitend aan het bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het plaatsen van mestbassins en mestzakken aansluitend aan het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. De aanleg buiten een bouwvlak is slechts toelaatbaar indien realisering van de mestzak of –bassin binnen het bouwvlak zou leiden tot een ondoelmatige bedrijfsvoering dan wel zou leiden tot een uit milieuhygiënisch oogpunt onaanvaardbare situatie. b. De inhoud mag niet meer bedragen dan 2.500 m3. c. De bouwhoogte van de mestzak of –bassin mag niet meer bedragen dan 2 m. d. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. e. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen. f. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. g. Er mag geen sprake zijn van aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
17
Artikel 4
Water
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding. 4.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiing, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd. b. De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
18
Artikel 5
Waarde ‐ Archeologie ‐ 3
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde ‐ Archeologie ‐ 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldoor voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 5.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10 ha; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. 5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde ‐ Archeologie ‐ 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
19
e. het aanleggen van ondergrondse kabel en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties, of apparatuur. 5.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10 ha; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 5.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
20
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
21
HOOFDSTUK 3 Artikel 6
ALGEMENE REGELS
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
22
Artikel 7
Algemene bouwregels
7.1 Nieuwbouw van woningen Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels: a. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw. 7.2 Overschrijding bebouwingsgrenzen en goothoogten De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen en goothoogten, mogen afwijken van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreepartijen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2,5 m bedraagt. b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 2 m bedraagt. c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 1,5 m bedraagt. d. Tot gebouwen behoren dakkapellen en hellende vlakken mits de overschrijding van de goothoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt en plaats vindt over een breedte van maximaal 50% van de breedte van het dakvlak.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
23
Artikel 8
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover betreft: a. Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen. b. Brandweeringang. c. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten. d. De ruimte tussen bouwwerken. e. Parkeergelegenheid en laad‐ en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
24
Artikel 9
Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: a. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie. b. Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte (ten behoeve van bijvoorbeeld mantelzorg). c. Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken. d. Het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomaten, bingohal, discotheek of dancing. 9.2 Beroep‐ en bedrijf‐aan‐huis In het bestemmingsplan waarin een (bedrijfs)woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan worden gemaakt, is ondergeschikt aan deze bestemmingen de uitoefening van een beroep‐aan‐huis of een bedrijf‐aan‐huis toegestaan als medegebruik, waarbij de volgende voorwaarden gelden: a. Het betreft een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven. b. Het medegebruik blijft van ondergeschikte betekenis en de woonfunctie blijft in ruimtelijke en visuele zin primair. c. Het betreft geen beroep of bedrijf waarvoor een milieuvergunning verleend moet worden of een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet milieubeheer. d. Er is geen sprake van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektronische betaling. e. Het beroep of bedrijf heeft geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg, veroorzaakt door bezoekers en laden en lossen. f. De benodigde parkeervoorzieningen voor de (bedrijfs)woning en het beroep of bedrijf worden op eigen terrein gerealiseerd, tenzij het beroep of bedrijf geen verkeersbelemmerende werking heeft. g. Het medegebruik blijft beperkt tot de bewoners van de woning. h. Het medegebruik blijft beperkt tot maximaal 25% van de bruto‐vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m2.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
25
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemeen Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend – middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%. b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. c. De bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken – daaronder niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen ‐, mits deze bouwwerken geen grotere (goot‐ of boeibord)hoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m2 hebben. d. De bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere goot‐ of boeihoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m3 hebben. e. De bouw van straatmeubilair en overige bouwwerken die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de hoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt. f. De bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer dan 15 bedraagt. De omgevingsvergunning voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 10.2 Afwijken algemene bouwregels Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. Het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. b. Het bouwen binnen 5 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelsgrens, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. 10.3 Afwijken inhoudsmaat (bedrijfs)woningen Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. De vergroting is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” binnen de bestaande bebouwing. "Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
26
b. De vergroting is enkel toegestaan binnen de bestaande bedrijfsbebouwing waarbinnen de bestaande bedrijfswoning aanwezig is. 10.4 Afwijken bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. Het bouw van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. b. Het vergroten van de maximaal toegestane inhoud, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. c. Het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is, en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel. 10.5 Afwijken bouwregels overige bouwwerken Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. Het bouwen van erf‐ en terrasafscheidingen met een hoogte van 2 m voor de voorgevelrooilijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast. b. Het bouwen van overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is. 10.6 Afwijken mantelzorg a. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits: 1. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort; 2. bewoning van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van ene onafhankelijke deskundige instantie; 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; 4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2. b. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, verleend op grond van het bepaalde onder a, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
27
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsplan mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
28
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
29
HOOFDSTUK 4 Artikel 12
OVERGANGS‐ EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%; c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 12.2 Overgangsrecht gebruik Voor het gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee niet in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
30
Artikel 13
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam “Regels van het bestemmingsplan Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland”.
"Lange Eendragtsweg Zuid‐Beijerland" Regels Vastgesteld
BIJLAGEN BIJ DE REGELS
BIJLAGE 1 Artikel X
BESTEMMING 'GEMENGD ‐ 1'
Gemengd – 1
X.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Gemengd‐1” bestemde gronden zijn bestemd voor: a. een woning per bouwvlak met bijbehorende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen; b. opslag ten behoeve van agrarische doeleinden; c. statische opslag; d. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”; e. voorzieningen, zoals groen, tuinen, terras, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (onverharde) paden, wegen, parkeervoorzieningen en laad‐ en losvoorzieningen. X.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: X.2.1 Algemeen a. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan een voormalig agrarisch bedrijf toegestaan; b. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand; c. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand. d. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan. X.2.2 Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen Voor voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte; b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte; c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte. X.3.3 Woningen Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels: a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.; b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.; c. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3; X.4.4 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m; b. De dakhelling meg niet minder bedragen dan 300; c. De dakhelling niet meer mag bedragen dan 650; d. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
e. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; f. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m. X.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. De bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m; b. De bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m. X.3
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Gemengd‐1” te wijzigen in de bestemming “Agrarisch” ten behoeve de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf met uitzondering van een intensieve veehouderij indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. De omschakeling dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf. Hierover dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige; b. De oppervlakte van de bestemming met niet meer dan 1 ha. bedragen; c. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan; d. De wijziging mag geen onevenredige toename van nadelige gevolgen opleveren voor het woon‐ en leefklimaat van omwonenden.
VERBEELDING