Koopvaardij
stichting bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
Behandeld door Mw. D. Oppelaar
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.a.v. de heer H.J.E. Heet Postbus 90801 2509 LV Den Haag
Doorkiesnummer 020 586 6651
uw kenmerk
uw btief van
ons kenmetk Bestuursbureau Bpf. Koopvaardij
datum 19 Januari 2015
Onderwerp: Wijziging verplichtstelling St. Bedrijfspensioen voor de Koopvaardij Geachte heer Heet, Recentelijk hebben de partijen die betrokken zijn bij de nieuwe pensioenovereenkomst per 1 januari 2015 ook overeenstemming bereikt over de Verplichtstelling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij die met ingang van 1 januari 2015 zal gelden. Namens partijen aan werkgeverszijde, te weten de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart en het Sociaal Maritiem Werkgeversbond en namens de partij aan werknemerszijde Nautilus International verzoeken wij u namens partijen de Verplichtstelling te wijziging conform bijgeleverde tekst. In de bijlagen treft u aan: • Brief van Cao-partijen; • Een omschrijving van de werkingsfeer van de Verplichtstelling zoals deze komt te luiden na de gewenste wijziging (in vien/oud); • De actuariële- en bedrijfstechnische nota van het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij, augustus 2014; • Brief van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 26 augustus 2014 met daarin de bevestiging van de wijziging van de verplichtstelling die is aangevraagd op 28 maart 2014. Bij deze aanvraag is voldaan'aan de representativiteitstoets. Vertrouwendeiu! hiermede van dienst te zijn geweest. Met vriendelijke groet, namens de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Enwin Cramer Directeur
Besfyta^^S^feau^pf^^fjyaardij
Postadres 1006 AD Amsterdam Tel: 020 586 6651 Fax: 020 586 6665
Bezoekadres Radarweg 60 i043 NT Amsterdam
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Rekening nuramer ING 65.78.36.877 www.koopvaardij.nl servicedesk(a)koopvaardii.nl
Koopvaardij stichting bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
Behandeld door Mw. D. Oppelaar
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.a.v. mevrouw M.A.W. Holla Postbus 90801 2509 LV Den Haag
Doorkiesnummer 020 586 6651
uw kenmerk
uw brief van
ons kenmerk Bestuursbureau Bpf. Koopvaardij
datum 26 februari 2015
Onderwerp: Wijziging verplichtstelling St. Bedrijfspensioen voor de Koopvaardij 'i
Geachte mevrouw Holla,
'
Onder verwijzing naar de door u ^gestuurde email van 27 januari 2015 en het telefoongesprek dat ik op 12 februari 2015 met u had treft iij in bijlage 1 de vereiste toelichting aan op de aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling en het do'or u gevraagde fixeren in tijd in verband met de verwijzingen naar wet- en regelgeving. Onderstaand treft u de overige antwoorden aan op de door u in de email gestelde vragen. Voor de goede orde zal ik puntsgewijs op uw vragen in gaan. een scan (pdf) van een authentiek afschrift van de akte houdende wijziging van de statuten, indien ereen wijziging van de statuien heeft plaatsgevonden; en een scan (pdf) van een doorhet bestuur gewaarmerkt exemplaar van de wijzigingen, indien er een wijziging van de reglementen heeft plaatsgevonden; 'i
Er heeft geen recente wijziging van de statuten plaatsgevonden die betrekking heeft op de thans gevraagde wijzigihgivan de verplichtsteliing. Momenteel iWordt hettperiisioenreglement aangepast aan het basisakkoord pensioenen 2015 zoals dooriGaojpartijen is;afgesproken» De verwachting is dat dit reglement 25 maart a.s. akkoord zal worden bevonden door Cao-partijen en door het bestuur van het fonds wordt ondertekend. Zodra de reglementen gereed zijn zal een afschrift hiervan worden verzonden aan De Nederiandsche Bank en aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Representativiteitsopgave die is gerelateerd aan de gewenste werkingssfeer na wijziging. Uit de opgave dient te blijken in hoeverre insdesberekèninff rekening gehouden is met de voorgestelde wijzigingen/uitbreiding. ip april 2014 is bij het verzoek tot wijziging van de verplichtstelling door het fonds een rèpresentativiteitstoets gedaan'. Deze treft u in bijlage 2 aan. Voor deze representativiteit zijn twee bronnen van belang namelijk h'pt bestand van de werkgeversorganisatie Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) waarin de werkgevers zijn opgenomen die zich aangesloten hebben bij genoemde organisatie en het werkgevers- en werknemersbestand van Bpf Koopvaardij dat door MN, waarj wij de uitbesteding van de uitvoering hebben belegd, wordt geadministreerd. Alle bronbestanden dateren van 31 december 2013 en de matching heeft
Postadres 1006 AD Amsterdam Tel: 020 586 6651 Fax: 020 586 6665
t Bezoel(adres Radarweg 60 1043 NT Amsterdam
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Rekening nummer ING 65.78.36.877 www.koopvaardij.nl servicedesk@,koopvaardii .nl
Koopvaardij
stichting bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
plaatsgevonden in april 2014. 190 werkgevers vallen onder de werkingssfeer van Bpf Koopvaardij waarvan er 141 zijn aangesloten bij KVNR. Met betrekking tot het aantal werknemers zijn 4.770 werknemers werkzaam bij de werkgevers die bij KVNR zijn aangesloten.] Het totaal aantal werknemers dat onder de verplichtstelling valt bedraagt 5.145. Dit betekent dat 365 werknemers werkzaam zijn bij werkgevers die niet zijn aangesloten bij KVNR. De matching heeft plaatsgevonden door de betreffende bestanden via Vlookup in Excel te vergelijken en vervolgens een handmatige controle hierop uit te voeren (4 ogen principe). Naast de in deze brief toegelichte wijziging van de verplichtstelling is ook de einddatum van de verpiichtsteiling van de zeevarende gewijzigd. Deze is conform de wet- en regelgeving gewijzigd van 60 jaar naar de dag waarop de 67-jarige leeftijd wordt bereikt. Vooralsnog blijft het aantal actieve deelnemers gelijk, maar gelet op de verschuiving zal dit aantal langzaam toe kunnen nemen. Werkingssfeer: • De verwijzingen naar het BW en de Wet zeevarenden zijn niet gefixeerd, terwijl dit op grond van het Toetsingskader Wet Bpf 2000 wel het geval dient te zijn. Inmiddels zijn de verwijzingen naar wet- en regelgeving in de tekst van de verplichtstelling gefixeerd (zie bijlage 3). |
I In de bijiage 4 treft u de digitale tekst (word, word-perfect of open office writer) aan van de integrale omschrijving van de gewijzigde verplichtstelling. Vertrouwende u hiermede van dienst te zijn geweest. Met vriendelijke groet, namens de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
Hijlke Hijlkema, voorzitter
Postadres 1006 AD Amsterdam Tel: 020 586 6651 Fax: 020 586 6665
Bezoekadres Radarweg 60 1043 NT Amsterdam
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Rekening nummer ING 65.78.36.877 www.koopvaardij .nl servicedesk(a),koopvaardii.nl
Koopvaardij
stichting bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
Bijlage 1: behorende bij de brief van 26 februari 2015 aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Procedurele vereisten: De vereiste toelichting op de aanvraag tot wijziging ontbreekt. Op 20 augustus 2013 is het Nederlandse zeearbeidsrecht, als gevolg van het van kracht worden van het Maritiem Arbeidsverdrag, ingrijpend gewijzigd. In dit verdrag zijn nagenoeg alle voorgaande maritieme ILO verdragen geconsolideerd. Bij implementatie in de Nederlandse wetgeving zijn de arbeidsrechtelijke bepalingen verhuisd van het Wetboek van Koophandel naar Boek 7, BurgeriijkWetboek] afdeling 12 (Bijzondere bepalingen betreffende de zeearbeidsovereenkomst) en de meer op het beroep van zeevarende betrekking hebbende gedragsrechtelijke verplichtingen (verantwoordelijkheden m.b.t. de bemanning, opleiding, accommodatie e.d.) zijn opgenomen in de Wet Zeevarenden (voorheen de Zeevaartbemanningswet). | De tekst van de huidige verplichtstelling is nog gebaseerd op het Koophandel regime. Met de voorgestane wijziging van de verplichtstelling wordt de verpiichtsteiling in lijn gebracht met het nieuwe zeearbeidsrecht. Zowel de personele- als de materiële werkingssfeer heeft geen wijziging ondergaan. Net als voor de wijziging wordt beoogd een pensioenregeling te bieden aan zeevarenden die werkzaam zijn op zeeschepen onder Nederlandse vlag. Alleen is meer expliciet gemaakt dat het toepassingsbereik van de verplichtstelling zich niet uitstrekt tot zeevarenden werkzaam aan boord van schepen in de binnenvaart en op schepen betrokken bij het opnemen en dumpen van zand en klei (Bagger). Zie uitzonderingen. Voor beicle sectoren (Rijn- & Binnenvaart en Waterbouw) geldt een eigen (verplicht) gestelde pensioenregeling. In de oude verplichtstelling is de zeevarende nog gedefinieerd als "degene die zich bij arbeidsovereenkomst heeft verbonden om als kapitein of schepeling dienst te doen aan boord van een zeevaartuig " het [begrip "schepeling " is met de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag komen te vervallen. Nu wordt alleen nog maar gesproken over "zeevarenden"; zijnde de natuurlijke personen die in enige hoedanigheid werkzaamheden verrichten aan boord van zeeschepen. Omdat het iVoor wat betreft de toepasselijkheid van de pensioenregeling alleen gaat om zeevarenden die Werknemer zijn en niet om bijvoorbeeld zelfstandigen, is voor de personèle werkingssfeer vanfde'verplichtstelling aansluiting gezocht bij de » izeearibeidsovereehkómst,5izoals(déze in artikel 694, lid 1 Boek 7, BW is gedefinieerd. Daarin is o.m: explicièt bepaald dat het moet gaan om zeevarenden die zich bij arbeidsovereenkorrist verbinden arbéid aah boord van eeri zeeschip te verrichten. Daarmee zijn werknemers dié gewöorilijk arbeid'aah de wal verrichten en slechts tijdelijk aan boord van een zeeschip werkzaam zijn", van jde werkingssfeer uitgesloten: Hèt kan daarbij oridér meèr gaan om werfpersoneel, technici e.d., die5werkzaam?zijn óp basisivan eéri "wal'-arbeidsovereenkomst, waarin veelal al deelname in eeh anderé pensioenregeling is geregeld. Met de gewijzigde definitie van "zeeschip" wordt o.m. ingespeeld op de tendens om duidelijk onderscheid te maken tusseri de verschillende registraties in de verschillende landen van het Koninkrijk. Alle landen in het Koninkrijk (Aruba, Curasao, Nederland en St. Maarten) zijn gerechtigd de vlag van het Koninkrijk te voeren. De vlag van het Koninkrijk is gelijk aan de "Nederlandse" vlag. Zo is in afdeling 12, Boek 8, BW (bijzondere bepalingen ter zake de zeearbeidsovereenkomst) en jin de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) nadrukkelijk geformuleerd dat de betreffende wetten slechts toepassing vinden aan boord van schepen die op grond van de [Nederiandse rechtsregels gerechtigd zijn om de vlag van het Koninkrijk te voeren. Deze formulering is overgenomen in de definitie van "zeeschip" en voor alle duidelijkheid is voor het begrip "schip" een verwijzing opgenomen naar BW, boek 8, titel 1, artikel 2, eerste lid. Met deze aanpassingen heeft de materiële werkingssfeer ten opzichte van de huidige verplichtstelling geen wijziging ondergaan.
Het begrip "scheepsbeheerder" is opgenomen omdat deze (eind-) verantwoordelijk is voor de exploitatie van het zeeschip en aansprakelijk is voor de nakoming van de verplichtingen jegens zeevarenden aan boord van de door hem geëxploiteerde schepen. De scheepsbeheerder is de eigenaar, de rompbevrachter of de scheepsmanager. Op grond van het bepaalde in artikel 311 Wetboek van Koophandel heeft de eigenaar/rompbevrachter een hoofd- of nevenvestiging in Nederland of is door de (buitenlandse) eigenaar woonplaats gekozen op het adres van de scheepsmanager in Nederiand. In deze setting is er altijd een adres in Nederiand voor de inning van de pensioenpremies.
WERKGEVERSGEGEVENS
Direct aan het bpf gebonden werkgevers Hoeveel werkgevers vallen direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf^? 144 Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. April 2014
Werkgevers gebonden door de werkingssfeer van de verplichtsteliing Wat is het totale aantal werkgevers dat valt onder de werkingssfeer van het verplictitgestelde bpf? 190 Geef aan op| welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 31 december 2013 De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkgevers dat direct en in totaal onder de werl
'
Een werkgever valt direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf als hij Ild Is van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij de aanvraag om verplichtstelling. Pagina 4 van 12
Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: • de [gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) Opgave KVNR (Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders)
•
Er is gebrijik gemaakt van meerdere bestanden. Geef onderstaand een beschrijving van: • de ijepresentativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitg^evoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1) Werkgeversbestand van de uitvoerder MN
xD
De bronneri sluiten niet volledig aan bij de werkingssfeer. Geef een beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) Niet alle onder de verplichtstelling vallende ondernemingen zijn aangesloten bij de KVNR
Onderzoek •
Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van eèn enquête. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: de géhanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventiueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1)
Extrapolatie •
j
Onderzoeksgegevens zijn middels andere bronnen geëxtrapoleerd. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2)) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4)
Pagina 5 van 12
Peildatum •
|
Er zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Geef een [beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5)
Overiq •
Overige opmerkingen
Pagina 6 van 12
GEGEVENS WERKZAME PERSONEN
Direct aan het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (in voorkomend geval inclusief personen die in een andere hoedanigheid werkzaann zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)? 4770 In voorkohiend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden is? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld [zijn. \ Aantal deelnemers per 31 maart 2014
Werknemers gebonden door de verplichtstelling Wat is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling (in voorkomend geval inclusief personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken) zoals zzp-ers) ? 5145 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en waarop de verplichtstellingsaanvraag betrekking heeft? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. Aantal deelnemers per 31 maart 2014
De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is o^nderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing isj dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u Een werknemetj valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam is bij een werkgever die lid Is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf. Pagina? van 12
opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstivlak nodig heeft, klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door té slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaandp bronnen/bestanden, onderzoek, en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikté gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formujier. Dat deel gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot: de werkingssfeer (ad. 4); en de actualiteit van de gegevens (ad. 5).
Bestaande bronnen/bestanden Voor het uitgevoerde onderzoek, geef een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) • de gehanteerde meeteenheid (ad. 3) Werknemersbestand via aanlevering ABZend per 31 maart 2014/administratie pensioenuitvoerder MN
•
Indien gebruik is gemaakt van meerdere bestanden, geef een beschrijving van: • de répresentativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van matching van bestanden (ad. 1) n.v.t.
•
Sluiten de bronnen niet volledig aan bij de werkingssfeer, geef een beischrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) Niet alle deelnemers zijn deelnemer via een werkgever die geregistreérd staat op de ledenlijst van de KVNR
Onderzoek •
Is er aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geef een beschrijving van: de geljianteerde methodiek (ad. 1) het stéekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruikvan aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 )
Pagina 8 van 12
Extrapolatie •
Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geef een beschrijving van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4)
Peildatum •
Zijn gegevjens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, geef een beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de a'annemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indién wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5)
Overiq •
Overige ophierkingen
Pagina 9 van 12
VERPLICHTSTELLING I
Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 27 januari 1954, nr. 390, Nederlandse ! Staatscourant van 29 januari 1954, nr. 20, zoals deze is gewijzigd bij beschikking van: 17 december 1969, nr. 44265, Ned. Stcrt. van 12 januari 1970, nr. 7; 28 december 1973, nr. 46381, Ned. Stcrt. van 10 januari 1974, nr. 7; 30 december 1974, nr. 46497, Ned. Stcrt. van 9 januari 1975, nr. 6; - 1 november 1989, nr. 5953, Ned. Stcrt. van 6 november 1989, nr. 216; en zoals deze laatstelijk is gewijiigd bij besluit van: - 25 juli 2014, Stcrt. van 30 juli 2'pl4, nr. 22071 BESLUIT: I. het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij verplicht te stellen voor: de zeevarenden die door scheepsbeheerders zijn tewerk gesteld aan boord van door hen beheerde zeeschepenen naar omstandigheden beoordeeld wonen: 1. hetzij binnen het Rijk; 2. hetzij in een land dat lid is van de Europese Unie (EU); 3. hetzij in een land behorende t|ot de Europese Economische Ruimte (EER), met uitzondering van Zwitserland;
'
i
4. hetzij in een ander land waarnrjee Nederland een Verdrag of Overeenkomst inzake Sociale Zekerheid heeft gesloten, met uitzondering van de Verenigde Staten van Noord Amerika; i
een en ander met dien verstande', dat de verplichtstelling aanvangt op het moment dat de zeevarende 21 is en eindigt op de dag waarop de leeftijd van 67 jaar wordt bereikt; ten deze wordt verstaan onder: A. zeevarende:
i Onder zeevarende wordt verstaari degene bedoeld in BW, boek 7, titel 10, afdeling 12, artikel 694, eerste lid. (Wet van 6 juli 2011, St[aatsblad 2011, Nr. 394, inwerking getreden bij besluit van 1 juli 2013, Staatsblad 2013, Nr. 287) ; B. zeeschip:
I Onder zeeschip wordt verstaan schepen als bedoeld in BW, boek 8, titel 1, artikel 2, eerste lid (Wet van 1 april 1991, Staatsblad 1991, Nr. 126, laatstelijk gewijzigd bij wet van 3 februari 2005,
Staatsblad 2005, Nr 107), voor zover op grond van de Nederlandse rechtsregels de vlag van het Koninkrijk wordt gevoerd, doch uitgezonderd; ! a. vissersschepen, b. schepen in openbare dienst, c.
binnenvaartschepen, [
d.
oorlogsschepen en marinehulpschepen,
e.
pleziervaartuigen,
f.
schepen speciaal ontworpen voor het opnemen en dumpen van zand en klei en de daarbij
i
betrokken hulpsehepen] C. Scijieepsbeheerder
|
Onder scheepsbeheerder wordt jverstaan de beheerder bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel I, van de Wet zeevarenden (Wet van 11 december 1997, Staatsblad 1997, Nr.757, laatstelijk gewijzigd bij Wet van 6 juli 2011, Staatsblajd 2011, Nr. 394, inwerking getreden bij besluit van 1 juli 2013, Staatsblad 2013, Nr. 287).
VERENIGING VAN WERKGEVERS IN DE HANDELSVAART
VWH 2^
INTERNATIONAL
'é
S O C I A A I , M A R I T I E M WE R KG K V ER S V RR B OND
Aan de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij T.a.v. de heer E. Cramer Radarweg 60 1043 NT AMSTERDAM
Rotterdam, 18 december 201-^
Betreft: wijziging van de Verplichtstelling BPFK Geachte heer Cramer, Partijen bij de pensioenovereenkomst hebben overeenstemming over de Verplichtstelling Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij die met ingang van 1 januari 2015 zal gelden. Naméns partijen aan werkgeverszijde te weten de Vereniging van Werkgevers in de Handblsvaart en het Sociaal Maritiem Werkgeversverbond en namens de partij aan werknemerszijde Nautilus Intemational verzoeken wij u de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken de Verplichtstelling te wijzigen conform bijgeleverde tekst. Wij vertrouwen erop dat u de zaak verder naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afhandelt. Met vriendelijke groet, Sopiaal Maritiem Werkgeversverbond Dr^rJËrCrM. Meijnders Voorzitter
VerenigingJ^i^ Werkgevers in de Handelsvaar Mr^^-^gelsmarr
Pagina 1 van 3
Actuariële en bedrijfstechnische nota Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij 2014
Den Haag, augustus 2014
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 1
Inhoudsopgave 0 1
Voorwoord Inleiding 1.1 Het fonds 1.2 Doel van de nota 1.3 Nagestreefde mate van detaillering 1.4 Algemeen beleidsuitgangspunt 1.5 Missie en visie 1.6 Organisatiestructuur fonds 1.7 Geschiktheid en zelfevaluatie. 1.8 Het interne beheerssysteem van het pensioenfonds 2 Deelname aan de pensioenregeling 2.1 Verplichte aansluiting 2.2 Vrijwillige aansluiting 2.3 Vrijwillige voortzetting 2.4 Dispensatie 3 Algemene overwegingen 3.1 Continuïteit van de bedrijfstak 3.2 Omvang van het deelnemersaantal. 3.3 Verwachte salarlstrend(s) 4 De inhoud van de pensioenregeling 4.1 Pensioenregelmg voor werknemers geboren ln 1950 of later (Reglement A) 4.2 Pensioenregeling voor werknemers geboren ln 1949 of eerder (reglement C) 4.3 Premievrijstelling. 4.4 WAO-gat-verzekering 4.5 Enkele bijzondere aspecten 5 De berekening van de Voorziening Pensioenverplichtingen 5.1 Kansstelsels 5.2 De rekenrente, berekenmgswijze 5.3 Groepering, leeftijdsbepaling 6 De waarderingsgrondslagen van de balans 6.1 Balanswaardering van de beleggingen 6.2 De overige voorzieningen en reserves. 7 Het toeslagbeleid 8 Het premiebeleid 8.1 Vaststelling van de premie 8.2 De heffingspremie 9 Het beleggingsbeleid 9.1 Het strategisch beleid en beleggingsplan 9.2 Het beleggingsbeleid 9.3 Rendement op belegd prepensioenvermogen 10 Het weerstandsvermogen van het fonds, inzet van sturingsmiddelen
ABTN BPF Koopvaardij 2014
4 5 5 5 5 6 6 7 16 16 21 21 22 22 22 23 23 23 23 24 24 26 27 27 28 29 29 29 30 32 32 36 38 40 40 41 42 42 42 56 57
pag. 2
10.1
De risico's welke de onverminderde uitvoering van de regeling bedreigen 10.2 De redenen waarom gemeend wordt dat het gekozen beleid een onverminderde uitvoering zo veel mogelijk bevordert. 10.3 De wljze^ waarop gereageerd kan worden op ontwikkelingen en de mate waarin dat effect zal hebben (sturingsmiddelen) 10.4 Jaarlijkse toetsing. 10.5 De uitkomsten van ALM-studie en contlnuïteltsanalyse 11 Slotopmerkingen Bijlage I Actuariële grondslagen en veronderstellingen Bijlage H Parameters berekening marktwaarde-voorziening en beleidsgrenzen per 01-01-2014 Bijlage IH Uitwerking kostendekkende premie Bijlage IV Uitwei-king (Minimaal) Vereist Vermogen Bijlage V Verklaring inzake de beleggingsbeginselen Bijlage VI Leeswijzer ABTN Bijlage VII Crisisplan Inleiding 84 j 1. Beschrijving crisissituatie 2. Dekkingsgraad waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen.... 3.1 Aanpassen belègglngsbeleid. 4. Mate inzetbaarh^eid van de maatregelen 5. Indicatie financiële effect van de maatregelen 6. Evenwichtige belangenafweging 7. Communicatie met belanghebbenden 8. Besluitvormingsproces 9. Beoordeling actualiteit Bijlage VIII Samenvatting Kwetsbaarheidsanalyse
I ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 3
57 58 61 64 64 66 67 68 69 70 72 82 84 84 85 87 90 91 91 91 93 93 94
O Voorwoord Dit is de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij, zoals vastgesteld in 2007 en aangepast op basis van de bestuursbesluiten tot augustus 2014. In bijlage VI bij deze ABTN is een korte leeswijzer opgenomen
H.J.A.H. Hijlkema voorzitter
ABTN BPF Koopvaardij 2014
secretaris
pag. 4
1
Inleiding
1.1 Hetfonds^ De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij (hiema: het fonds) is een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, dat de risico's voortvloeiende uit zijn reglementen in principe zelf draagt. In deze nota wordt, mede ten behoeve van de wettelijke verplichting ter zake, het bestuursbeleid - dat wordt gevoerd om de pensioenregeling te kuimen uitvoeren - omschreven, waarbij voomamelijk het strategisch beleid zal worden weergegeven. Het fonds kent per 1 april 20ll2 naast een bestuur ook een pensioenraad (samenvoeging van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan), een geschillencommissie en een Raad van Toezicht. Vanaf juni 2009 is er een bestuursbureau opgericht dat het bestuur ondersteunt bij de (controle op de) uitvoering van het beleid. 1.2 Doel van de nota Dit is de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Conform het bepaalde in artikel 145 van de Pensioenwet bevat de nota voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. Met name wordt aangegeven op welke wijze het fonds uitvoering geeft aaöhet bepaalde in de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. Ook komen aan de orde de organisatiestructuur, de inteme controle, de wijze en voorwaarden waarop het bestuur werkzaamheden heeft uitbesteed, de wijze waarop het fonds invulling geeft aan het op peil houden van de deskundigheid en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan goed pensioenfondsbestuur. 1.3 Nagestreefde mate van detaillering In deze nota zal het beleid zoveel mogelijk in strategische zin omschreven worden. Het beleid yan het bestuur is vastgesteld mede op grond van mogelijke variaties in omstandigheden welke niet tot nieuw beleid aanleiding geven, maar wel tot een "tactische" aanpassing van de gedragslijn binnen het gekozen beleid. Voorbeelden hiervan zijn de aanpassing van de berekeningsgrondslagen aan nieuwe overlevingstafels en wijzigingen van de beleggingsmix op grond van economische omstandigheden zolang deze birmen de in deze nota omschreven grenzen blijven. Indi'en het bestuur meent dat het algemene beleid bijstelling behoeft, zal deze nota dienovereenkomstig aangepast worden.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 5
1.4
Algemeen beleidsuitgangspunt
Het algemene beleidsuitgangspunt van het te voeren beleid is om de pensioenregeling, inclusief de beleidsmatig gewenste toeslagen, onder een breed scala van omstandigheden na te komen en wel tegen een stabiele premie.
1.5
Missie en visie
Missie Het fonds wil voor zeevarenden en oud-zeevarenden (waaronder gepensioneerden) in de bedrijfstak koopvaardij op betrouwbare, transparante, professionele en kostenefficiënte wijze de pesnioenregeling uitvoeren zoals deze tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties is overeengekomen. Het fonds belegt en beheert de pensioenpremies tegen verantwoorde risico's op een maatschappelijke verantwoorde wijze. Visie De ontwikkelingen in de pensioensector volgen zich in een hoog tempo op. Zowel biimen de huidige als de komende wettelijke kaders streeft het fonds naar een toekomstbestendige uitvoering van de pensioenregeling. De uitdaging voor het fonds hierbij is om de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden centraal te blijven stellen. Daarom hebben transparantie, verantwoording en effectieve communicatie een hoge prioriteit. Het fonds staat voor een robuut en evenwichtig beleidskader, handelt binnen het risicoprofiel dat in lijn ligt met het risicodraagvlak en voert een integere en kostenefficiënte bedrijfsvoering.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 6
(Ü
(D O (D
ro
0} (0
> •> •
T3
ro ro 1
•s
O
ro T3 •c
c
0)
ro a> 1
Q.
CO
c ro N 03
(1) (D
CD
CO
S
•o <,
o c Ü0 •T3 C
ca
T3
cn
< - a >
c >
—
ro (/) o> c
OT
OJ (Ü QQ OT
m
Ü I—
O Q J N
—
Ü . C * -
c
i
IB .«0
u x: c ca
> 3 3 O 3
O
a. Ü
'N O
1ro >.,"O
ro ro
J;'
IZI
O i
ec
Q
'
c ro 4-. c 3 O O
ü ro T3
c
0) k
a) u t:
O
(U (D
0)
'w W 'i...
ro 3 O
ro •o c 0} 0) Ü
•c (Ü
O
Ü
OT
z
Ü
it o
E E o c
•Ü
OT
O
(U O
u c ro
Q •. E o Ü
o o
u. m CD
<
Bestuur Het fonds wordt bestuurd door een paritair bestuur van acht leden. Het bestuur bestaat voor de helft uit personen die voorgedragen worden door werkgeversorganisaties in de geleding werkgevers, twee personen die voorgedragen worden door werknemersorganisaties in de geleding werknemers en twee leden verkozen namens de pensioengerechtigden. De twee leden verkozen namens de pensioengerechtigden behoren tot de werknemersgeleding. De bestuurssamenstelling is vastgelegd in de statuten van het fonds. Van dit aantal leden worden voorgedragen: • • • •
twee leden door de Vereniging Sociaal Maritiem Werkgeversverbond, gevestigd te Rotterdam; twee leden door de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart, gevestigd te Rotterdam; twee leden door Nautilus Intemational, gevestigd te Rotterdam; en twee leden verkozen namens de pensioengerechtigden.
De leden van het bestuur worden benoemd voor een termijn van vierjaar. Na afloop van deze termijn zijn zij opnieuw benoembaar c.q. herkiesbaar. Als overgangsmaatregel is per 1 april 2012 één persoon in fiinctie voor een termijn van vierjaar als plaatsvervangend bestuurslid benoemd. Per 1 mei 2014 is één aspirant bestuurder in fimctie voor een termijn van vierjaar benoemd. Plaatsvervangende bestuurders en aspirant bestuurders hebben dezelfde rechten en plichten als bestuurders met dien verstande dat zij geen stemrecht hebben. Het plaatsvervangend/ aspirant bestuurslidmaatschap eindigt indien de persoon in kwestie als bestuurslid wordt benoemd. De ftinctie van plaatsvervangend bestuurslid is tijdelijk en staat niet open voor andere personen, noch voor herbenoeming van het zittende plaatsvervangende bestuurslid. Uiterlijk 1 april 2016 wordt de functie van plaatsvervangend bestuurslid opgeheven. In geval van een vacature onder de bestuursleden wordt binnen drie maanden na het ontstaan van de vacature in een nieuwe voordracht voorzien door de organisatie die het gedefungeerde bestuurslid heeft voorgedragen. In geval van een tussentijdse vacature van een bestuurslid namens pensioengerechtigden wordt voor de opengevallen plaats een tussentijdse verkiezing gehouden, tenzij binnen een jaar een reguliere verkiezing plaatsvindt. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een secretaris. De voorzitter en de secretaris komen uit verschillende geledingen. De voorzitter en secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk het fonds in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats een ander bestuurslid dat aflcomstig is uit dezelfde geleding als de voorzitter of de secretaris op.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 8
Het bestuur kan voor een bepaalde tijd of tot wederopzegging een ofmeer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een werkgroep uit zijn midden. Een dergelijke werkgroep wordt paritair samengesteld uit bestuursleden van werkgevers - en werknemerszijde. Taak van Itet bestuur Het bestuur draagt Izorg voor de uitvoering van de statuten en de reglementen. Het bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling jvan het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en uitbesteding van activiteiten. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. Daamaast kan het fonds ook in en buiten rechte worden vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij de taakverdeling tussen de bestuursleden zijn vier portefeuilles onderscheiden: j a) beleggingsbpleid; b) financieel beleid en risicomanagement; c) pensioenbeleid en juridische zaken; d) communicatie en pensioenuitvoering. Voor elke portefeuille heeft het bestuur een eerste en tweede aanspreekpunt benoemd. De portefeuillehouders zijn gezamenlijk belast met en bevoegd tot: a) de behandeling van de ingekomen stukken en de afdoening van lopende zaken; b) de voorbereiding van de zaken, die in de vergadering van het bestuur aan de orde zullen komen; c) de uitvoering van de besluiten van het bestuur. De portefeuillehouders voor het beleggingsbeleid hebben de volgende taken en bevoegdheden: | a) het adviseren van het bestuur over het door het bestuur vast te stellen meerjarenbeleggingsbeleid, hetjaariijkse beleggingsplan en, indien van toepassing, jhet korte of lange termijn herstelplan; b) het adviseren van het bestuur over (macro) economische en financiële ontwikkelingen, balansmanagement en door het bestuur uit te voeren ALM-studies en continuïteitsanalyses; c) het adviseren van het bestuur omtrent de goedkeuring van voorgenomen transacties in het kader van de uitvoering van het beleggingsplan; d) het toezien op de uitvoering van het door het bestuur vastgestelde (meerjaren)beleggingsbeleid, beleggingsplan en (eventuele) herstelplannen; e) het aansturen van de vermogensbeheerders en -adviseurs; f) overige hen door het bestuur op te dragen taken.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 9
De portefeuillehouders voorfinancieelbeleid enrisicomanagementhebben de volgende taken en bevoegdheden: a) het adviseren van het bestuur over de door het bestuur vast te stellen ABTN en het door het bestuur vast te stellen premiebeleid, incassobeleid, indexatiebeleid en uitbestedingbeleid en het toezien op de uitvoering ervan; b) het adviseren van het bestuur over het door het bestuur te hanteren risicomodel en het toezien op de juiste werking van de inteme beheersing- en controlesystemen, waaronder verklaringen (bv SAS70/ISAE3402) en rapportages hieromtrent van derden; c) het adviseren van het bestuur over de door het bestuur te hanteren planning- en controlecyclus en het toezicht houden op de juiste uitvoering ervan; d) het adviseren van het besmur over door het bestuur vast te stellen begrotingen, jaarverslagen en jaarrekeningen; e) het aansturen van de accountant, waarmerkend en adviserend actuaris en overige adviseurs; f) overige hen door het bestaur opgedragen taken. De portefeuillehouders voor pensioenbeleid en juridische zaken hebben de volgende taken en bevoegdheden: a) het adviseren van het bestaur over het door het bestaur vast te stellen pensioenbeleid (o.a. niveau en inhoud van de pensioenvoorziening, acceptatie- en vrijstellingsbeleid en hardheidsbeleid) en het toezien op het door het bestaur vastgestelde pensioenbeleid; b) het adviseren van het bestaur omtrent voorgenomen besluiten in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling, zoals besluiten over acceptatie- en vrijstellingsverzoeken, bezwaren en geschillen; c) het nemen van besluiten zoals genoemd in onderdeel b, binnen door het bestaur aangegeven kaders; d) het adviseren van het bestaur over door het bestaur te nemen besluiten tot wijziging van de stataten en de reglementen; e) het toezien op de naleving van de wet- en regelgeving en de werking van de gedragscode; f) overige hen door het bestaur opgedragen taken. De portefeuillehouders voor communicatie en pensioenuitvoering hebben de volgende taken en bevoegdheden: a) het adviseren van het bestaur over het door het bestaur vast te stellen communicatiebeleid; b) het toezien op de uitvoering van het door het bestaur vastgestelde communicatiebeleid naar deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers; c) het adviseren van het bestaur bij het vaststellen van de wensen en ambities omtrent pensioenuitvoering en het maken van afspraken met de pensioenuitvoerder over de kwaliteit van de dienstverlening inclusief verbeteracties (binnen de kaders van het uitbestedingbeleid);
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 10
d) e) f)
het erop toezien dat de pensioenuitvoering plaatsvindt binnen de kaders van de gemaakte afspredcen en dat de verbeteracties worden gerealiseerd; het aanstaren van de pensioenuitvoerder, partijen die de communicatie verzorgenjen adviseurs; overige hen door het bestaur opgedragen taken.
Pensioenraad Het fonds kent een 'pensioenraad. In de pensioenraad zijn defimctiesvoor medezeggenschap èn verantwoording geïntegreerd. Tot de leden en plaatsvervangende leden van deze raad kunnen worden aangewezen degenen die deelnemer of gewezen deelnemer zijn in het fonds, degenen die de werkgevers vertegenwoordigen] degenen die een ouderdomspensioen van het fonds ontvangen, dan weij de pensioengerechtigde nagelaten betrekkingen van voomoemde categorieën. De pensioenraad bestaat uit twaalf (12) leden, waarvan worden aangewezen: • één (1) lid voor de geleding deelnemers, drie (3) leden voor de geleding gewezen deelnemers en vier (4) leden voor de geleding pensioengerechtigden door Nautilus Intemational, gevestigd te Rotterdam; • één (1) lid voor de geleding deelnemers en één (1) lid voor de geleding pensioengerechtigden door de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij, gevestigd te Den Haag; • twee (2) leden gezamenlijk door de geleding werkgevers door het Sociaal Maritiem Werkgeversverbonden en door de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart,! beide gevestigd te Rotterdam. Daamaast benoemen genoemde organisaties voor de door hen benoemde raadsleden voor de geleding deelnemers elk één plaatsvervangend lid. Plaatsvervangende raadsleden hebben dezelfde rechten en plichten als raadsleden met dien verstande dat zij alleen stemrecht hebben indien zij optreden als raadslid. De leden en plaatsvervangende leden van de pensioenraad worden aangewezen voor een periode vani vier jaren. Na afloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden aangewezen, met dien verstande dat de zittingsperiode maximaal twaalf jaarj bedraagt, te rekenen vanaf de datam van eerste benoeming. De pensioenraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangende secretaris. De pensioenraad heeft - als vérantwoordingsorgaan - de bevoegdheid om een oordeel te geven: a. over het handelen van het bestaur op basis van het jaarverslag, de jaarrekening en andere infonnatie, waaronder de bevindingen van het inteme toezicht; b. over het door| het bestaur uitgevoerde beleid, en over de beleidskeuzes voor de toekomst.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag.11
De pensioenraad adviseert het bestaur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. Het fonds stelt de pensioenraad in de gelegenheid advies uit te brengen over voorgenomen besluiten van het bestaur over: a. het beleid inzake beloningen; b. de vorm en inrichting van het intem toezicht. Hieronder wordt mede verstaan de benoeming van de leden van de raad van toezicht door het bestaur en ontslag van de leden van de raad van toezicht door het bestaur; c. de profielschets voor leden van het intem toezicht; d. het vaststellen en wijzigen van een inteme klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; f gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de ovemame van verplichtingen door het fonds; g- liquidatie, ftisie of splitsing van het fonds; h. het sluiten, wijzigen, of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De pensioenraad brengt ter zake van de aangelegenheden als hiervoor omschreven een advies uit aan het bestaur. De raad brengt een advies uit waartoe bij gewone meerderheid van stemmen is besloten. Indien ten minste éénderde van het aantal raadsleden dit wenst, wordt ten aanzien van bedoelde aangelegenheid tevens een minderheidsadvies ter kennis van het bestaur gebracht. Het bestaur deelt de pensioenraad bij afwijken van het uitgebrachte advies zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd mee waarom het een advies niet of niet geheel heeft opgevolgd. Indien de pensioenraad positief adviseert op een voorgenomen besluit van het bestaur verandert de status van het voorgenomen besluit direct in een genomen besluit. Indien de pensioenraad negatief adviseert op een voorgenomen besluit van het bestaur wordt het voorgenomen besluit opnieuw besproken in het bestaur waama het bestaur een definitief besluit neemt. Indien het bestaur afwijkt van het advies van de pensioenraad zal het bestaur de pensioenraad op de voomoemde wijze informeren. De pensioem-aad kan beroep doen op de aan het fonds verbonden (exteme) deskundigen. Klachten- en geschillenregeling Een "klacht" is iedere vorm van ontevredenheid met betrekking tot de behandeling, bejegening of dienstverlening die door de klager als onjuist wordt
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 12
ervaren. Een klacht heeft betrekking op de uitvoering van het pensioenreglement A, B of C. Een klacht wordt ingediend bij het bestaursbureau. De administrateur handelt vervolgens de klacht af en deelt de beslissing mede aan de klager. Indien klager niet akkoord gaat kan hij een beroep doen op het bestaur van het fonds. Het bestaur doet uitspraak. Als klager niet akkoord gaat met de uitspraak van het bestaur kan hij naar de Ombudsman Pensioenen stappen (mits klager geen advocaat in de arm heeft genomen). De Ombudsman Pensioenen behandelt geschillen die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenreglementen. Het advies van de Ombudsman Pensioenen is echter niet bindend. Geschillencommissie Er is sprake van een geschil als een belanghebbende zich niet kan verenigen met een inhoudelijk (uitsluitend) jegens hem genomen besluit van het bestaur. Met inachtaeming van het pensioenreglement is de geschillencommissie uitsluitend bevoegd jtot beslissen in geschillentassende deelnemer en het fonds terzake de uitvoering van de pensioenregeling en individuele beslissingen uit hoofde van die pensioenregeling die het bestaur terzake deze belanghebbende heeft genomen. De beslissing van de geschillencommissie is voor beide partijen bindend. Als een deelnemer in hoger beroep wil gaan tegen de beslissing van de geschillencommissie kan deze naar de civiele rechter stappen. De civiele rechter kan echter geen inhoudelijk oordeel meer vellen over de kwestie. Wel kan deze rechter kijken of er a:l dan niet sprake is geweest van procedurefouten en dergelijke. De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke exteme leden en één secretaris. Bestuursbureau | Vanaf 2009 is een bestaursbureau opgericht. Het bestaursbureau heeft een ondersteunende en controlerende rol en valt onder de verantwoordelijkheid van het bestaur. Het bestaursbureau ondersteunt het (dagelijks) bestaur en de portefeuillehouders aangaande: a) de beleidsvoorbereiding, de besluitvorming en de aan de besluitvorming verbonden acties; I
. . . . .
b) het aanstaren en monitoren van exteme partijen waaraan activiteiten zijn uitbesteed; c) projectmatige .werkzaamheden; d) contacten met jexteme partijen waaronder sociale partoers en toezichthouders. Het bestaursbureau verzorgt de secretariële ondersteuning van het bestaur. Het bestaursbureau is belalst met het bijeenroepen van het bestaur, het opmaken van de agenda en het opstellen van het verslag van de vergaderingen, alsmede het voeren van correspondentie en het beheren van de voor het bestaur bestemde en van het bestaur uitgaande stukken.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 13
Het bestaursbureau vertegenwoordigt het bestaur in project/staurgroepen. Het directiestataut geeft een nadere invulling van de bepalingen uit de stataten van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Het directiestataut beschrijft de taken en bevoegdheden van de directeur van het bestaursbureau. Dit directiestataut is definitief vastgesteld door het bestaur in de vergadering van 15 juni 2010 en is per direct in werking getreden voor onbepaalde tijd. De laatste wijziging is door het bestaur vastgesteld op 27 febmari 2013. Intern toezicht Het fonds heeft vanaf 2012 ten aanzien van de vormgeving van het inteme toezicht gekozen voor het instellen van een raad van toezicht. De raad van toezicht bestaat uit drie exteme onafliankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. De leden zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de raad van toezicht, betrokken bij het functioneren van het fonds. De raad van toezicht houdt toezicht op het beleid van het bestaur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad van toezicht ziet toe op adequaterisicobeheersingen evenwichtige belangenafweging door het bestaur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan de pensioenraad en in het jaarverslag. De raad van toezicht heeft de bevoegdheid om het bestaur te schorsen oftassentijdste ontslaan. De leden (3) van de raad van toezicht zijn in 2012 benoemd voor een termijn van drie jaar. Accountant De exteme accountant controleert jaarlijks de getrouwheid van dejaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van De Nederiandsche Bank (DNB). Hij doet dit overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten (Titel 9 Boek 2 BW). Volgens deze richtlijnen wordt de controle zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. De exteme accountant geeft de uitkomsten van de controle weer in een afzonderlijke controleverklaring bij de jaarrekening en bij de DNB-verslagstaten en rapporteert aan het bestaur zijn bevindingen over de uitgevoerde controle. Verder geeft de exteme accountant een verklaring af aan het bestaur met betrekking tot het vaststellen van een normportefeuille door het bestaur en controleert hij het feitelijk rendement van de gekozen normportefeuille. Momenteel is door het fonds de heer A.J.H. Reijns RA van KPMG Financial Services als accountant aangewezen. Waarmerkend Actuaris De waarmerkend actaaris van het fonds controleert jaarlijks of de technische voorzieningen, confonn de grondslagen van het fonds, juist zijn vastgesteld. Voorts beoordeelt de actaaris ofde voorziening pensioenverplichtingen op voldoende veilige grondslagen is berekend en of deze toereikend is ter dekking van de minimumvoorziening. Hiemaast beoordeelt hij jaarlijks ofde in het fonds
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 14
aanwezige middelen toereikend zijn voor een continue dekking van deze minimumvoorziening. Hiertoe voert hij onder andere een toereikendheidstoets uit. De waarmerkend actaaris legt de bevindingen vast in een afzonderlijke actaariële verklaring bij de jaarrekening en de DNB-verslagstaten. De waarmerkend actuaris steltjaarlijks ten behoeve van het bestaur een actaarieel verslag op omtrent bevindingen en conclusies. Tevens beoordeelt hij of de uitvoering van het Iseleggingsbeleid in overeenstemming is met de pmdentperson richtlijn. Momenteel is door het fonds de heer drs. S.l. Keijmel AAG, verbonden aan Mercer (Nederland) B.V. als waarmerkend actaaris aangewezen. Deze waarmerkend actaaris is onafhankelijk van het pensioenfonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds. Mercer heeft een door De Nederiandsche Bank N.V. goedgekeurde gedragscode over de onafhankelijkheid van de waarmerkend actaaris. Adviserend Actuaris De heer drs. B. van Boesschoten AAG, werkzaam bij Mercer (Nederland) B.V., is door het fonds aangesteld als adviserend actaaris. De adviserend actaaris woont de bestaursvergaderingen van het fonds bij en ondersteunt en adviseert het bestaur terzake van'onderwerpen betreffende de opzet en uitvoering van de pensioenregeling en andere actaariële vraagstukken en ontwikkelingen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 15
Beleggingsadviseur De beleggingsadviseur, de heer dr. ir. J. Beenen, werkzaam bij Mercer (Nederland) B.V., woont op afroep de vergaderingen van het bestaur bij en ondersteunt en adviseert het bestaur ten aanzien van het beleggingsbeleid en de contacten met c.q. monitoren van de vermogensbeheerder. Lezerspanel Het fonds heeft een lezerspanel met als doel om de commimicatie beter afte stemmen op de wensen en kennis van de lezers. Het lezerspanel is samengesteld uit 10 leden en is samengesteld uit gepensioneerden, ex-deelnemers en actieve deelnemers. Compliance officer Ter voorkoming van belangenconflicten en van misbmik en oneigenlijk gebmik van de bij het fonds aanwezige informatie heeft het bestaur een gedragscode opgesteld confonn het model van de pensioenkoepels. Io het kader van een adequate beheersing van compliancerisico'sen het toezicht op de naleving van de gedragscode, heeft het bestaur het Nederlands Compliance Institaut B.V. aangesteld als exteme compliance officer. 1.7 Geschiktheid en zelfevaluatie Het fonds beschikt met betrekking tot het bestaur over een geschiktheidspian. Het geschiktheidspian inventariseert in hoevene de vereiste deskundigheden en competenties binnen het bestaur voorhanden zijn, en indien en voor zover niet voorhanden, op welke wijze een verbetering van die deskundigheden en competenties wordt bewerkstelligd. Elk bestaurslid zorgt voor het verwerven en onderhouden van voldoende keimis op pensioengebied om zijn verantwoordelijkheid als bestaurslid waar te kuimen maken. Waar nodig zal hij zijn kennis uitbreiden door het volgen van opleiding en cursussen. Daamaast worden aan bestaursleden vakbladen aangeboden. Het bestaur stelt een reglement vast voor een periodieke evaluatie van het bestaur als geheel en van de individuele bestaursleden. Het bestaur van het fonds zal jaarlijks stil gaan staan bij het eigen functioneren. Jaarlijks vindt de zelfevaluatie plaats en deze zal mede gebmikt worden voor het actaaliseren van het geschiktheidsplan. De zelfevaluatie vindt plaats onder toezicht van een exteme deskundige. De pensioenraad beschikt eveneens over een geschiktheidsplan. 1.8 Het interne beheerssysteem van het pensioenfonds Het fonds voert de pensioenregeling uit in eigen beheer. Het bestaur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling. Het pensioenbeheer van de
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 16
pensioenregelmg heeft het bestaur voor onbepaalde tijd uitbesteed aan MN Services N.V.. De premieheffing en incasso zijn uitbesteed aan MN. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Mn Services Vermogensbeheer B.V.. In overeenkomsten zijn vastgelegd wat de taken en verantwoordelijkheden van partijen zijn (voorjwat betreft de pensioenadministratie: de dienstencatalogus), onderdeel van deze contracten zijn zogenaamde service level agreements. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een pensioenbeheer overeenkomst met MN. In deze overeenkomst zijn onder meer de volgende elementen verwerkt: Vastgelegd zijn de specifieke werkzaamheden die de uitvoerder verricht voor het fonds, onder te verdelen in administratieve, financiële, secretariële, actaariële, juridische, en overige werkzaamheden. De verplichting deze werkzaamheden op een efficiënte, zorgvuldige en professionele nianier uit te voeren. De verplichting tot geheimhouding van de gegevens van het fonds en verklaring in te 'staan voor de deskundigheid en de betrouwbaarheid van het personeel dat met de uitvoering van de werkzaamheden wordt belast. MN verplicht zich de boekhoudkundige verwerking en verantwoording uit te voeren onder controle van de Raad van de Jaarverslaglegging volgens in Nederland geldende algemene accountancy principes. •
De uitvoerder wordt last en volmacht verleend om al datgene te doen wat in het belang van h!et fonds en voortvloeiende uit de hem opgedragen taken gewenst, nuttig of noodzakelijk wordt geacht.
De overeenkomsttassenhet fonds en MN is gesloten op 16 febraari 2009 en is ingegaan op 1 januari 2010. Deze overeenkomst heeft een duur van onbepaalde tijd met inachtaeming van een opzegtermijn van twee jaar. De overeenkomst tassen het fonds en KlN inzake het vermogensbeheer is gesloten in 2008 en ingegaan per 1 juni 2008 voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van drie maanden. Deze overeenkomst is per 18 december 2013 herzien confonn de laatste ontwikkelingen in de sector (o.a. verlaging prestatievergoeding). Het bepaalde in de overeenkomst met MN dient als kader voor de werkzaamheden die zij voor het fonds in het kader van het vermogensbeheer uitvoert. Binnen dit kader kan het fonds nadere invulling geven aan de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd en de beleidslijnen waarbinnen dit dient te gebeuren. Dit gebeurt door het vaststellen van een beleidsnota en
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 17
beleggmgsplan door het bestaur waaraan de gecontracteerde partijen zich dienen te houden. Ook kan het bestaur door middel van een bestaursbesluit aan MN specifieke bevoegdheden verlenen, bijvoorbeeld bij de uitvoering van het pensioenreglement. Deze besluiten worden vastgelegd in de verslagen van de vergadering van het bestaur en nadien ook in de historische leidraad van het fonds. Deze leidraad kan worden geraadpleegd door het bestaur, de pensioenraad, het bestaursbureau en door de bij de uitvoering betrokken medewerkers van MN. Het bestaur van het fonds wordt door MN, hiema te noemen de administrateur, in de afzonderlijke bestaursvergaderingen op de hoogte gehouden van de aan deze uitbestede werkzaamheden en ontwikkelingen op velerlei relevante gebieden. Dit gebeurt door middel van verslaglegging en notities omtrent onder meer nieuwe wet - en regelgeving. Ook wordt het bestaur door de administrateur meermaals expliciet verzocht een besluit te nemen, zowel in het algemeen als in individuele gevallen. De besluiten, door het bestaur genomen, worden in notalen, besluitenlijsten en actiepuntenlijsten vastgelegd, welke het bestaur in de vergadering volgend hierop, eventaeel met inachtaeming van op- of aanmerkingen, goedkeurt. Naar aanleiding van besluiten die leiden tot een wijziging in de stakken van het fonds (zoals een van de pensioenreglementen) wordt voor de eerstvolgende vergadering een concept wijziging van het betreffende stuk geagendeerd. Het bestaursbureau heeft onder verantwoordelijkheid van het bestaur een controlerende- en coördinerendealsmede een bewakingsrol om de voortgang en kwaliteit van de actiepunten te waarborgen. Indien het bestaur de administrateur om iets verzoekt dan wel deze toestaat in bepaalde sitaaties volgens een vastgestelde wijze te handelen wordt dit eveneens opgenomen in de notalen. Controle vindt dus over het algemeen plaats via de notalen van voorgaande bestaursvergaderingen. Daamaast zal een jaarplan worden opgesteld. Hierin wordt een overzicht gegeven van afspraken tassen bestaur en administrateur zodat het bestaur in staat is een aantal werkzaamheden te staren en te volgen. Ook kunnen er op deze manier afspraken worden gemaakt over kwaliteit en serviceniveau. Het verwachte serviceniveau is bovendien vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). Taakuitvoering van de verschillende afdelingen van MN De kwaliteit van de taakuitvoering wordt in belangrijke mate bepaald door de integriteit, de zakelijke ethiek en de deskundigheid van de medewerkers, de delegatie van bevoegdheden en het toezicht door de leidinggevenden. Enkele getroffen beheersmaatregelen zijn: • • •
beschrijvingfimctievereistenvoor alle craciale fiincties; taakverdeling binnen de afdelingen; verantwoordelijkheden en delegatie van bevoegdheden;
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 18
aanwezigheid enfimctionerenvan inteme controleafdelingen. Informatie en communicatie Van groot belang is goede informatie en communicatie binnen de diverse afdelingen en vanuit deze afdelingen naar buiten toe. Ook over de opslag en het beheer van infonnatie dienen duidelijke afspraken te bestaan. Als beheersmaatregelen worden genoemd: voor alle systemen is bepaald wie toegang heeft en wie bevoegd is tot het invoeren of wijzigen van de betreffende informatie; duidelijke communicatielijnen binnen de verschillende afdelingen en naar het fondsbestaur; het verstrekken van (periodieke) informatie aan het fondsbestaur en de door hen ingestelde 'commissies; stelsel van maatregelen voor beveiliging van informatie: fysieke en logische toegangsbeveiliging, back up and recovery procedures, uitwijkmogelijkheden en duidelijke changemanagement procedure. Risicobeoordeling Derisicobeoordelingbestaat uit het identificeren en analyseren van die risico's die het realiseren van de doelstellingen in de weg kunnen staan. Op deze wijze verschaftrisicobeoordelingeen basis voor de wijze waarop de risico's beheerst kunnen worden. Belangrijke beheersingsmaatregelen zijn: Doelstellingen zijn vastgelegd in administratieovereenkomsten, beleggingsplannjen, valuta - en derivatennota's; Tijdige vaststelling beleggingsplannen en van het derivaten - en valutabeleid door bestaur van het fonds; Communicatie van beleggings-Zpensioenplannen en nota's naar medewerkers van de organisatie; Duidelijke voors'chriften welke activiteiten, producten, brokers toegelaten of verboden zijn; Heldere limieten om krediet, markt en liquiditeitsrisico's te beheersen; Identificatie en ineting van alle risico's; Eenduidige benchmarks; Dynamischerisicobeheersingmodellenzoals recentelijk zijn opgesteld inclusief risicodashboard en bewaking via opname van maatregelen in (effect) rapportages. In het risicodashboard staan continu en integraal de risico's van het fonds.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 19
Interne controle Door controle van de inteme beheerssystemen wordt de kwaliteit van de verrichte werkzaainheden gewaarborgd. Dit betreft de controle met betrekking tot: • de betrouwbaarheid van de beleggings-, pensioen- en financiële administratie. Deze wordt door de inteme accountantsdiensten gecontroleerd; • de kwaliteit van de beheersing van de organisatie. Deze wordt op systeemniveau gecontroleerd door de inteme accountantsdiensten; » naleving van wet- en regelgeving door de relevante afdelingen. De pensioenadministrateur en vermogensbeheerder stellentassentijdsdoor middel van audits vast ofde opzet en werking van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van inteme controle voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Het bestaur heeft inzage in deze audits en ontvangt jaarlijks de ISAE 3402 verklaring. Dit wordt aangevuld met het auditplan waarin het bestaur de auditfrequentie van zowel de ISAE 3402 en Non-ISAE processen heeft gedefinieerd. Deze audits worden onafliankelijk van de inteme audits van MN uitgevoerd. Tevens voert het bestaur 'deep dives' uit, hierbij wordt de werking van processen en procedures door het bestaur zelf waargenomen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 20
2 2.1
Deelname aan de pensioenregeling Verplichte aansluiting
Werkgevers van \\^erknemers binnen de koopvaardij die voldoen aan de voorwaarden inzake de verplichtstelling dienen zich te melden op het moment dat voor hen de aansluitings- c.q. deelnemingsplicht van toepassing is. De aangesloten werkgever is verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste gegevens die nodig zijn om de pensioenregeling uit te kunnen voeren. Nieuwe werkgevers met personeel in dienst dienen zich voor de werknemersverzekeringen te melden bij de Belastingdienst voor de voor hen van toepassing zijnde sector. De Belastingdienst bepaalt in welke sector zij de ondememing op grond van de bedrijfsactiviteiten moet indelen. Als een werkgever wordt ingedeeld in een categorie waarvoor de verplichting tot deelname aan het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij geldt, wordt de pensioenbeheerder van het fonds geïnformeerd. Als de werkgever al bekend is en op grond van zijn bedrijfsactiviteiten onder de werkingssfeeromschrijving van het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij ressorteert, wordt de werkgever in de geautomatiseerde administratie opgenomen. Indien niet met een redelijke mate van zekerheid kan worden bepaald of de pensioenregeling geldend binnen de koopvaardij van toepassing is, wordt een vragenformulier veizonden voor het verstrekken van nadere informatie. Als aan het verzoek tot het vjerstrekken van nadere informatie, ondanks diverse rappels, niet wordt voldaan, wordt er aan de hand van de beschikbare informatie een aansluiting gerealiseerd. Als een aansluiting is gerealiseerd, wordt de werkgever hiervan in kennis gesteld en wordt hem de nodige informatie toegezonden. De werkgever verstrekt maandelijks een opgave van het pensioengevend dagloon. Aan de hand van de opgave van de werkgever wordt de pensioenpremie berekend en een premienota vastgesteld. De werkgever ontvangt maandelijks een premie-overzicht. Het pensioenfonds rnaakt gebraik van looncontroles om de juistheid en volledigheid van de opgave van het pensioengevenddagloon vast te stellen. Bevindingen worden gerapporteerd en zonodig leidt dit tot het opleggen van correctie-factaren. Wanneer een werkgeyer (met deelnemingsplichtig personeel in dienst) verzuimt zich aan te melden bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij en de administrateur signaleert de werkgever op een later tijdstip, dan is het pensioenfonds gehouden de werkgever met teragwerkende kracht aan te sluiten.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 21
Bovengenoemde procedures en verplichtingen zijn opgenomen in een uitvoeringsreglement. Hierbij zijn de bepalingen van artikel 25 van de Pensioenwet in acht genomen.
2.2
Vrijwillige aansluiting
Het bestaur is bevoegd een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, die zeevarenden in dienst heeft op schepen met een niet-Nederlandse zeebrief, maar wel een economische en/of organisatorische eenheid vormt met een verplicht aangesloten ondememing of een verwantschap heeft met de bedrijfstak, op vrijwillige basis aan te sluiten bij het fonds indien de werkgever hierom verzoekt, indien, conform het gestelde in artikel 121 van de Pensioenwet: a. de loonontwikkeling bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die in een bedrijfstak waarin het bedrijfspensioenfonds werkzaam is en de werkgever deelneemt in de sociale fondsen van dezelfde bedrijfstak; b. er sprake is van een groepsverhoudingtassende werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingsfeer van het bedrijfspensioenfonds valt; of c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingsfeer van het bedrijfspensioenfonds viel. Gevolg van de vrijwillige aansluiting is dat de desbetreffende werknemers van de werkgever gaan deelnemen in de verplichte regeling van het fonds. Het fonds kan voor vrijwillige aansluitingen een afwijkende premie in rekening brengen. Bij een vrijwillige aansluiting zal een uitvoeringsovereenkomsttassenhet fonds en de betreffende werkgever worden opgesteld. Hierbij zullen de bepalingen van artikel 25 van de Pensioenwet in acht worden genomen.
2.3
Vrijwillige voortzetting
Het bestaur is bevoegd aan individuele deelnemers toe te staan de deelname aan de pensioenregeling voort te zetten na beëindiging van het dienstverband met een aangesloten werkgever. Vrijwillige voortzetting wordt slechts toegestaan als de deelnemer voldoet aan door het bestaur gestelde voorwaarden en slechts voor een beperkte duur, een en ander in overeenstemming met de wettelijke bepalingen ter zake.
2.4
Dispensatie
In een aantal door de wet (Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000) voorgeschreven gevallen is het fonds verplicht op verzoek van een werkgever vrijstelhng te verlenen van deelneming aan de pensioenregeling. Als bij een verzoek tot vrijstelling niet voldaan is aan de voorwaarden van een verplichte vrijstelling, kan het fonds ook onverplicht vrijstelling verlenen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 22
3
Algemene overwegingen
Bij het vaststellen van de toe te passen actaariële technieken, het beleggingsbeleid en de balanswaardering heeft het bestaur zich laten leiden door de volgende algeniene verwachtingen ten aanzien van de bedrijfstak, het verzekerde bestand en algemene economische omstandigheden. 3.1
Continuïteit van de bedrijfstak
Er zijn geen redenen om aan de continuïteit van de bedrijfstak te twijfelen. Wel houdt het bestaur rekening met de omstandigheid dat de bedrijfstak conjunctaur gevoelig is. 3.2
Omvang van het deelnemersaantal
Het rapport "De Nederlandse Maritieme Cluster monitor 2012" geeft een beeld van de recente ontW|ikkelingen van de sector waarbij na enige jaren van beperkte krimp, mede als gevjolg van de economische crisis, de vooraitzichten beter lijken te zijn dan eerder. Tevens is er een positieve ontwikkeling zichtbaar door de toenemende instroom in het voorbereidende onderwijs op een loopbaan in de sector. 3.3
Verwachte salarlstrend(s)
Bij het formuleren van het beleid is uitgegaan van de verwachting dat de ontwikkeling van de sociale uitkeringen, zoals de AOW- en WIA-uitkeringen, iets zal achterblijven bij de algemene ontwikkeling van de lonen en ook dat de prijzen langzamer zullen stijgen dan de lonen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 23
4
De inhoud van de pensioenregeling
Voor een precieze inhoud van de pensioenregeling wordt verwezen naar de pensioenreglementen. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven waarin de verzekeringstechnisch gezien belangrijkste elementen genoemd worden. 4.1 Pensioenregeling voor werknemers geboren In 1950 of later (Reglement A) De pensioenregeling is een middelloonregeling met een opbouw van het levenslange ouderdomspensioen van 1,84% van de pensioengrondslag per deelnemingsjaar en een voorwaardelijke jaarlijkse toeslagverlening. De vroegste aanvangsleeftijd van de pensioenopbouw is 21 jaar. Het levenslange ouderdomspensioen wordt opgebouwd tot maximaal het bereiken van de 65 jarige leeftijd. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op leeftijd 65, tenzij de deelnemer gebraik maakt van de mogelijkheid om de pensioeningang (en pensioenhoogte) door middel van het herschikken van pensioenaanspraken aan te passen. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon minus de pensioenfranchise. Het per dag in aanmerking te nemen loon is gemaximeerd. Onder loon is naast het vaste loon ook de geldswaarde van de vrije voeding en de vakantietoeslag begrepen, alsmede onder voorwaarden een forfaitaire overwerkvergoeding. De pensioenfranchise wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt voor 2014 € 13.449,00. Het nabestaandenpensioen resp. wezenpensioen bedraagt vanaf 1 januari 2014 82% resp. 16,304% van het verzekerde levenslange ouderdomspensioen. Het uitgangspunt voor de toeslag op de pensioenaanspraken van de deelnemers is de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuliere bedrijf over de referteperiode juli-juli. Deze toeslag is zoals vermeld voorwaardelijk. Het toeslagbeleid is uitgewerkt in hoofdstuk 7 van deze ABTN. Voor de actieve deelnemers geboren in 1951 t/m 1972 die in 2005 en ia 1994 in de pensioenregeling van het fonds hebben deelgenomen wordt op 1 januari van hetjaar waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt, dan wel bij eerder ingaan van het pensioen een extra aanspraak op ouderdomspensioen (ingaand op leeftijd 65) verkregen. Op basis van de mogelijkheid tot uitstel vanfinancieringis deze toezegging voorwaardelijk tot het moment dat de extra aanspraak is gefinancierd. De hoogte van de extra aanspraak op ouderdomspensioen is alhankelijk van het geboortejaar van de betreffende deelnemer. Zodra de extra aanspraken daadwerkelijk zijn toegekend, tellen deze aanspraken ook mee voor de bepaling van het nabestaandenpensioen. Dit betekent dat bij voortijdig overlijden er geen
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 24
aanspraken op nabestaandenpensioen wordt toegekend over deze extra aanspraken. Indien en voorzover de pensioenaanspraken van actieve deelnemers met een toeslag verhoogd worden, worden de voorwaardelijke extra aanspraken in gelijke mate verhoogd. Het 40 l/6deelnemingsjarenpensioen gaat in bij het bereiken van de 63-jarige leeftijd. De hoogte bedraagt maximaal 70% van het loon. Dit is inclusief het levenslange ouderdomspensioen en het uit de vóór 1 januari 2006 geldende pensioenreglementen voortvloeiende overbmggingspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen. Ingeval het 40 1/6-deelnemingsjaren pensioen eerder of later ingaat wordt dit pensioen henekend met inachtaeming van de algemeen aanvaarde actaariële grondslagen. WGA-hiaat verzekering Met ingang van 1 januari 2012 is de WGA-hiaatverzekering ondergebracht in de regeling van het fonds. De WGA-hiaatverzekering bij de OWM Zee-Risico 1996 U.A. is met ingang jvan 31 december 2011 beëindigd. Eventaele aanspraken van een arbeidsongeschikte (ex) werknemer worden door het fonds overgenomen. De premie voor 2014 is vastgesteld op 0,15%. Voor zeevarenden die onder het fonds vallen is de eff ectiej^e premie 0%.
4.1.1 Prepensioenregeling voor werknemers geboren in 1950 of later (Reglement B) De prepensioenregeling is een middelloonregehng met een opbouw van 0,37% van de prepensioengrondslag per deelnemingsjaar, is gestart per 1 januari 2006 en kent een voorwaardelijke jaarlijkse toeslagverlening. De vroegste aanvangsleeftijd van de prepensioenopbouw is 21 jaar. Het prepensioen wordt opgebouwd tot maximaal het bereiken van de 60 jarige leeftijd . Het prepensioen gaat in op leeftijd 60, tenzij de deelnemer gebraik maakt van de mogelijkheid om de pensioeningang uit te stellen. Het prepensioen gaat uiterlijk 1 maand voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar in. Van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010 was een opbouwpercentage van 0,30% van toepassing. Vanaf 1 januari 2011 is het opbouwpercentage 0,37%.
1 De prepensioengrondslag is gelijk aan het loon minus de pensioenfranchise. Het per dag in aanmerking te nemen loon is gemaximeerd. Onder loon is naast het vaste loon ook de geliiswaarde van de vrije voeding en de vakantietoeslag begrepen, alsmede een forfaitaire overwerkvergoeding. Het uitgangspunt voor de toeslag op de prepensioenaanspraken van de deelnemers is de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuliere bedrijf over de referteperiode juli-
Betreffende de leeftijdsbepaling loopt er een dispuut bij de CAO-partijen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 25
juli. Deze toeslag is zoals venneld voorwaardelijk. Het toeslagbeleid is uitgewerkt in hoofdstak 7 van deze ABTN. Uit hoofde van de prepensioenregeling wordt voor deelnemers geboren in 1950 of later prepensioen opgebouwd over de deelnemingstijd tot en met 31 december 2005. De opbouw van extra prepensioen bedraagt 0,25% van de prepensioengrondslag per deelnemingsjaar gelegen voor 1 januari 2006. Deze extra prepensioenopbouw vindt rechtevenredig plaats en vangt aan op 1 januari 2006 en duurt tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt. Voor werknemers van bedrijven waarvoor de premiebetaling inzake de prepensioenregeling per 1 september 2006 is gestart, geldt dat zij over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 augustas 2006 geen aanspraken op prepensioen en extra prepensioen hebben opgebouwd.
4.2 Pensioenregeling voor werknemers geboren in 1949 of eerder (reglement C) Reglement C is een gesloten pensioenregeling. De pensioenregeling is een gemitigeerde, voorwaardelijke eindloonregeling met een opbouw van het levenslange ouderdomspensioen van 1,46% van de pensioengrondslag per deelnemingsjaar (maar in de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 2013 1,71%). De vroegste aanvangsleeftijd is 20 jaar, terwijl maximaal 40 jaar lang pensioen wordt opgebouwd. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in bij het bereiken van de 65 jarige leeftijd. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon minus eenfranchise.Onder loon is naast het vaste loon ook de geldswaarde van de vrije voeding en de vakantietoeslag begrepen alsmede een forfaitaire overwerkvergoeding. Het per dag in aanmerking te nemen loon is gemaximeerd. Defranchisewordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt voor 2014 €13.140. De optrek tot eindloonniveau is, gezien de leeftijd van de betreffende deelnemers en het gesloten karakter van de regeling, gemitigeerd. De mitigering heeft betrekking op het na het bereiken van de 55 jarige leeftijd in aanmerking te nemen loon. Het maximaal in aanmerking te nemen loon bedraagt dan namelijk het met het indexcijfer van de regelingslonen verhoogde loon van het voorafgaande jaar. De gemitigeerde optrek tot eindloonniveau geschiedt overigens indien en zolang het fonds over voldoende weerstandsvermogen beschikt, o f , indien dat niet het geval is, het herstel van het weerstandsvermogen ook met het toekennen van de optrek voldoende snel zal plaats vinden. Indien dat niet het geval is wordt de groei van de (door mitigering al beperkte) pensioengrondslag verder beperkt of eventaeel op nul gesteld.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 26
Door de overgang in 1995 naar de huidige regeling zijn er in het pensioenfonds premievrije aanspraken op een tijdelijk ouderdomspensioen uit te keren van de 60 jarige tot de 65j jarige leeftijd. Een deel van de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen per 31 december 1994 is in voomoemde aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen verwerkt. Het andere deel van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen is verwerkt in de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65. Het nabestaandenpjensioen resp. wezenpensioen bedraagt 70% resp. 14% van het verzekerde levenslange ouderdomspensioen. De deehiemer die de 60-jarige leeftijd maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt komt in aanmerking voor een overbmggingspensioen als aan de volgende vojorwaarden is voldaan: • De deelnemer heeft in de periodetassen47,5- en 60-jarigeleeftijd deelgenomen in het fonds; • De deelnemer stemt ermee in dat, indien hij voor 1 januari 1995 op basis van deelneming in het fonds aanspraken op ouderdomspensioen ingaande op 60-jarige leeftijd heeft opgebouwd, dit ouderdomspensioen gelijktijdig ingaat met het overbraggingspensioen. De hoogte van dit ouderdomspensioen wordt alsdan vastgesteld. 4.3 Premievrijstelling Indien een deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt in de zin van de WAO ofde WIA zal de pensioenopbouw zoals gedefinieerd in pensioenreglemènt A dan wel pensioenreglemènt C geheel of gedeeltelijk doorgaan, waarbij zo lang deze sitaatie duurt (gedeeltelijke) premievrijstelling wordt verleend. Wijzigingen in WAO- of WIA-klasse-indeling hebben met ingangsdatum van die wijziging gevolgen voor het niveau van premievrijstelling. De premievrijstelling vindt plaats tot maximaal het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Jaarlijks kan op 1 januari het voor de bepaling van de pensioengrondslag in aanmerking te nemen loon van deelnemers met premievrije deelneming worden herzien. Uitgangspunt voor deze voorwaardelijke toeslag is de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuliere bedrijf ovjcr de referteperiode juli-juli. Het toeslagbeleid is uitgewerkt in hoofdstuk 7 van deze ABTN. 4.4 WAO-gat-verzekering Van 1 juli 1993 tot en met 31 december 2003 is een verzekering van invaliditeitspensioen van kracht geweest waarmee het zogenaamde WAO-gat wordt opgevuld. Per 1 januari 1994 is deze verzekering uitgevoerd op basis van
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 27
het principe van aanvullende verzekering. Op basis van de CAO moest een werkgever een dergelijke aanvullende verzekering sluiten. Het fonds wikkelt de voor 1 januari 2004 ontstane aanspraken zelfstandig af. 4.5
Enkele bijzondere aspecten
Het fonds kent een regeling voor vrijwillige voortzetting tegen gereduceerde premie bij niet-verwijtbare werkloosheid en staat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van de regeling toe indien de verplichte deelneming ten einde komt. Met deze aspecten is bij de premiestelling rekening gehouden. Sommige van deze extra voorzieningen zijn overigens nadrukkelijk henoepbaar indien de financiële positie van het fonds de uitvoering niet langer mogelijk mocht maken.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 28
5 De berekening van de Voorziening Pensioenverplichtingen 5.1
Kansstelsels
De Voorziening Pjensioenverplichtingen (VPV) wordt jaarlijks per de balansdatum 31 december berekend op basis van recente overlevingstafels Prognosetafel AG2012-2062 waarbij de verwachte sterftefrend wordt meegenomen. Indien omrekening naar nieuw gepubliceerde tafels tot een herziening van de jVPV van minder dan 1,5% zou leiden, houdt het bestaur van het fonds zich het recht voor om de omrekening uit te stellen tot de publicatie van de daarop volgende tafels. Voor de tarieven van het nabestaandenpensioen zijn partoerfrequenties in acht genomen. Deze frequenties zijn vermeld in bijlage I bij deze nota. Bij de berekeningen is steeds aangenomen dat de medeverzekerde partner van een mannelijke verzekerde een vrouw is die vier jaar jonger is, terwijl is aangenomen dat een vrouwelijke verzekerde een vierjaar oudere mannelijke medeverzekerde partner heeft. Met ingang van 1 januari 2010 is gezien de geringe omvang van de premievrijgestelde pensioenopbouw en de rijping van de invaliditeitspensioenen voor de berekening] van de VPV het gebraik van in- en revalideringskansen beëindigd en zal vopr wat betreft de overievingstafel aangesloten worden bij de tafel die voor de rest van de VPV wordt gebraikt. 5.2
De rekenrente, berekeningswijze
De VPV wordt berekend aan de hand van de rentetermijnstractaur zoals die door DNB gepubliceerd wordt. De pensioenen zijn continu betaalbaar verondersteld. De netto VPV voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen wordt gesteld op de contante waarde van de op de balansdatam verworven tijdsevenredige aanspraken, met inbegrip van de verhogingen per 1 januari na de balansdatam. Ter bepaling van delnetto VPV voor niet ingegane wezenpensioenen wordt geen afzonderlijke voorziening vastgesteld. In plaats daarvan wordt het uitgestelde nabestaandenpensioen behorend bij het uitgesteld ouderdomspensioen voor deelnemers jonger dan 65 jaar op 105% van zijn reglementaire waarde gesteld. Voor ingegane wezenpensioenen wordt voor de vast te stellen VPV sterfte verwaarloosd. De overlevingstafels, thans de Prognosetafel AG2012-2062, worden gebraikt met correctiefactoren die voor zowel mannen als vrouwen op alle leeftijden gelijk zijn aan 100% (ofwel geen correctie op de Prognosetafel AG2012-2062).
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 29
Vanaf 31 december 2013 wordt als startjaar het startjaar 2014 gebraikt. Jaarlijks schuift het te gebraiken startjaar één jaar op. Voor ingegane invaliditeitspensioenen is de netto VPV gesteld op de contante waarde van het toegekende invaliditeitspensioen. Voor deelnemers aan wie premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid is verleend, wordt de contante waarde van de vrijgestelde pensioenopbouw (ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen) in de voorziening opgenomen. Deze contante waarde houdt rekening met de onvoorwaardelijke aanpassing van de pensioengrondslag in overeenstemming met de aanpassing van het loonindexcijfer. Ten behoeve van de bepaling van deze voorziening wordt de verwachte wijziging van het loonindexcijfers vastgesteld op 2,25%. Met ingang van 2010 wordt jaarlijks 2% van de brato doorsneepremie (de in de heffingspremie begrepen opslag van 2% voor dekking van het premievrijstellingsrisico) gereserveerd in een zogenaamde wachttijdvoorziening. Deze voorziening maakt deel uit van de VPV. In geval van invalideringen wordt bij ingang arbeidsongeschiktheid (normaal gesproken na twee jaar) de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw ten laste van deze wachttijdvoorziening gebracht en aan de VPV toegevoegd. Indien de wachttijdvoorziening op enig moment meer bedraagt dan 3 keer een jaarreservering, ofwel 6% van de brato doorsneepremie van dat jaar, zal het meerdere vrijvallen ten gunste van het resultaat van het fonds. Indien de wachttijdvoorziening op enig moment minder dan nul bedraagt zal het tekort ten laste van het resultaat van het fonds worden aangezuiverd. Dat gedeelte van de VPV dat befrekking heeft op door de premievrijgestelde deelnemers verkregen aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen en overbraggingspensioen, wordt op nul gesteld. De overbraggingen voor premievrijgestelde deelnemers worden namelijk door samenloopbepalingen niet geacht tot uitkering te komen. De voorziening voor niet ingegaan resp. ingegaan ouderdoms- en overbraggingspensioen wordt verhoogd met 0,35% resp. 0,65% in verband met de reglementaire overlijdensuitkering ter grootte van één maanduitkering bij overlijden na ingang van het ouderdoms- of overbraggingspensioen. De netto VPV is met ingang van 31 december 2010 met 2,5%) (voorheen 2%) verhoogd voor excassokosten.
5.3
Groepering, leeftijdsbepaling
Op de balansdatam worden voor de groepen actieve deelnemers, gewezen deelnemers met uitgestelde rechten en personen voor wie het pensioen is ingegaan, gesplitst per geslacht, de aanspraken samengevoegd voor personen
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 30
geboren in hetzelfde jaar. Per aldus gevormde categorie wordt de leeftijd gesteld op het verslagjaar minus het geboortejaar plus een half
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 31
De waarderingsgrondslagen van de balans 6.1
Balanswaardering van de beleggingen
De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor eventaeel oninbare vorderingen vindt waardering plaats onder aftrek van een voorziening. Derivaten Derivaten (opties, fiitures, e.d.) worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als deze ontbreekt, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Omrekening vreemde valuta Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoers per balansdatum. Voor zover valutarisico's zijn afgedekt door middel van valutatermijncontracten, worden de valutatermijncontracten gewaardeerd op basis van een marktconform waarderingsmodel. De waarde van een valutatermijncontract is op de afloopdatum van het contract: Nominale waarde * (Wisselkoers op afloopdatam contract -/- contractaeel vastgelegde koers). Vóór de afloopdatam wordt de wisselkoers op afloopdatum geschat met behulp van de verwachte wisselkoersmutaties in de markt, welke tot uitdrakking komen als 'forward tics (de verwachte mutaties in wisselkoersen op basis van de renteverschillentassende betrokken valuta's)'. De verwachte kassfromen (zowel de betaling van de te leveren hoeveelheid valuta als de ontvangst van de te ontvangen hoeveelheid valuta) worden contant gemaakt tegen de relevante yieldcurve, waarbij de curve van de betrokken valuta gebuikt wordt. Onroerende goederen De participaties in onroerendgoedfondsen, niet beursgenoteerde aandelen en deelnemingen in onroerend-goedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen intrinsieke waarde c.q. netto-vermogenswaarde. Discretionaire portefeuille 100% eigendommen Aan het einde van hetjaar wordt de gehele portefeuille extem gewaardeerd, waarbij alle objecten een update krijgen. De gehanteerde richtlijnen sluiten aan bij de richtlijnen van de IPD-index. Portefeuille deelnemingen (SAREF)
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 32
Voor de objecten bij SAREF in beheer zijnde deelnemmgen geldt dat elk kwartaal voor 25°/jó van de portefeuille een exteme update taxatie krijgt. De gehanteerde richtlijnen sluiten aan bij de richtlijnen van de IPD-index. AREA fonds Groepsmaatschappijen worden gewaardeerd op basis van netto vermogenswaarde! Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen de reële waarde. Voor beursgenoteerde fondsen betreft dit de beurskoers per rapportagedatam. yoor niet-beursgenoteerde fondsen wordt deze benaderd door de beleggingswaarde zoals opgegeven door de Onderliggende Vastgoedfondsen, welke gebaseerd isj op reële waarde zoals deze op het moment van waardering aan de Beheerder ter beschikking staan. Hypotheken De hypotheken in het Zakelijke Hypothekenfonds worden gewaardeerd tegen de euroswapcurve plus een hypotheekspecifiekerisico-opslag.Dezerisico-opslagis afliankelijk van het soort financiering, het type onderpand, de dekkingswaarde en eventaele garanties (NHG). Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptij'iden, inclusief eventaele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen en rekening houdend met eventaele vervroegde aflossingsmogelijkheden. Aandelen Beursgenoteerde aandelen(fondsen) en rights Omdat beursgenoteerde aandelen(fondsen) en rights een marktaotering hebben, worden deze gewaardeerd tegen de laatste verhandelde dagprijs op de beurs waarop het aandeel(fonds) is .genoteerd, welke tot stand komt door vraag en aanbod. In het geval van een (aanstaand) faillissement ofeen andere sitaatie waardoor de waarde van het aandeel in grote mate onzeker wordt, zal intem worden beoordeeld wat een reële marktwaarde is van het befreffende aandeel. Deze handelsprijzen worden gedistribueerd door dataproviders als Interactive Data en Bloomberg. Als gevolg van Corporate Actions (CA) komen er van tijd tot tijd nietbeursgenoteerde aandelen rights in de beleggingsportefeuilles. Deze nietgenoteerde aandelen rights hebben in het algemeen befrekking op dezelfde aandelen welke reeds onderdeel van de betreffende portefeuille uitmaken en deze hebben korte looptijd (< 1 maand). Hoewel niet genoteerd kuimen deze aandelen rights een waarde vertegenwoordigen. De prijs van de niet beursgenoteerde
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 33
rights wordt bepaald aan de hand van de informatie die wordt verstrekt bij de CA. In uitzonderingsgevallen is het mogelijk dat de custodianprice ofde prijs van de exteme manager wordt overgenomen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 34
Niet beursgenoteerde aandelenfondsen Participaties in niet beursgenoteerde aandelenfondsen worden gewaardeerd tegen de berekende intrinsieke waarde, die de actaele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Niet beursgenoteerde participaties in aandelenfondsen worden gewaardeerd op basis van een opgave van (de adminisfrateur van) de uitgevende beleggingsinstelling, waarbij defrequentievan aanlevering verschilt per uitgevende beleggingsinstelling. Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen de biedkoers, op basis van de berekende marktwaarde. Uitzondering befreft het deel in lokale valuta van de Emerging Market Debt obligatieprijzen. Daarbij wordt gewaardeerd op midprijzen die door de benchmark providers worden aangeleverd. Dit zijn JP Morgan, iBoxx, Barclays, Bloomberg en Interactive Data. Bank loans worden gewaardeerd tegen de biedkoers, op basis van de berekende marktwaarde, door de dataprovider Markit. In uitzonderingsgev^allen is het mogelijk dat de custodianprice ofde prijs van de exteme manager wordt overgenomen. De waarde van een obligatiepositie wordt als volgt bepaald: de waarde zonder opgelopen rente is gelijk aan de nominale waarde van de obligatiepositie, vermenigvuldigd mèt de markt (bied)koers. De totale waarde van de obligatiepositie is de voorgenoemde waarde, verhoogd met de opgelopen rente op de waarderingsdatam. De participaties in vasfrentende waardenfondsen worden gewaardeerd tegen intrinsieke waarde cJq. netto-vermogenswaarde. Niet beursgenoteerde obligatiefondsen Voor participaties injniet beursgenoteerde obligatiefondsen is het de berekende intrinsieke waarde, die de actaele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Participaties in niet beursgenoteerde obligatiefondsen worden op maandbasis gewaardeerd op basis van een opgave van de uitgevende beleggingsinstelling. Liquiditeiten Liquiditeiten worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Hedgefunds Hedgefimdsworden op maandbasis gewaardeerd op basis van een opgave van (de adminisfrateur van) het hedgefimd. Voor de jaareinde waardering wordt een afwijkende methodiek gehanteerd. Er worden schattingen opgevraagd bij het uitgevende hedgefimdiwelke getoetst worden aan de hand van de cijfers in de jaanekening van het hjedgetand, welke gecontroleerd is door een onafhankelijk accountant.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 35
Deelneming MN Op kwartaalbasis wordt de reële waarde van de deelneming MN berekend door de afdeling Finance binnen MN. De waardering van de deelneming MN wordt jaarlijks door een onafhankelijke accountant geconfroleerd.
6.2
De overige voorzieningen en reserves
Het fonds kent drie regelingen waarvan de bijeengebrachte middelen vanwege de aard van die regelingen apart geadministreerd worden. Het betreft de VPLovergangsmaafregel, de WGA-hiaatverzekering en de prepensioenregeling (Reglement B). De verplichtingen uit hoofde van de prepensioenregeling maken deel uit van de voorziening pensioenverplichtingen. Het pensioenfonds kent naast de voorziening pensioenverplichtingen de volgende reserves: • • • •
Bestemmingsreserve VPL Algemene reserve AIP (WGA-hiaat) Solvabiliteitsreserve Algemene reserve
Bestemmingsreserve VPL Ter dekking van de lasten die naar verwachting zullen volgen uit de voorwaardelijke toekenning van extra aanspraken voor deelnemers geboren in 1951 t/m 1972 zoals gedefinieerd in pensioenreglement A is per 31 december 2007 een bestemmingsreserve getroffen. Met betrekking tot de omvang van deze reserve per 31 december 2012, alsmede met betrekking tot de zaken die vanaf die datum de omvang van de reserve beïnvloeden, is een overeenkomst gesloten met sociale partners. Per 31 december 2012 is de reserve vastgesteld op basis van de per die datam aanwezige voorwaardelijke verplichtingen, op basis van de per die datum geldende overlevingsgrondslagen en rekenrente. Met ingang van 1 januari 2013 wordt de koopsom in verband met toekenningen uit hoofde van de overgangsmaafregel uit deze reserve ontfrokken. De koopsom wordt bepaald op grond van de principes voor de kostendekkende premie zoals beschreven in paragraaf 8.1 van deze ABTN. De in paragraaf 8.1 vermelde opslagen voor premievrijstelling en kosten zijn niet van toepassing voor de berekening van de koopsommen. Aan de reserve overgangsmaafregel wordt jaarlijks het fondsrendement toegevoegd. Het bestaur toetst jaarlijks vóór 1 november of de verwachte aanwezige reserve per 31 december van dat jaar toereikend is om de toekomstige verplichtingen uit tefinancieren.Indien blijkt dat de middelen naar verwachting niet toereikend zullen zijn, kan het bestaur besluiten de voorwaardelijk toegezegde aanspraken te verlagen. Een eventaeel overschot in deze reserve dat na de laatste toekeimingen, per 31 december 2022, resteert, zal ten goede van het fonds komen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 36
Algemene reserv^e AIP Ter dekking van lasten die voortvloeien uit toekenning van WGA-hiaatpensioen is een bestemmingsreserve gefroffen. Met betrekking tot de zaken die vanaf 1 januari 2013 de omvang van de reserve beïnvloeden, is een overeenkomst gesloten met sociale partners (CAO-partijen). De algemene reserve AIP kan uitsluitend worden gebraikt voor inkoop van WGA-hiaatpensioen, c.q. het verlenen van korting op de WGA-hiaatpremie, tenzij CAO-partijen het fonds verzoeken de bestemming van deze reserve te veranderen. Het fonds beslist jaarlijks vóór 1 november van het volgende boekjaar op grond |van de verwachte 'algemene reserve AIP' per einde boekjaar of een korting op de WGA-hiaatpremie kan worden verleend. De algemene reserve AIP moet ten minste groot genoeg zijn om de verwachte schades te kunnenfinancierendie zich al hebben voorgedaan, maar nog niet geboekt zijn vanwege de wachttijd. Dit betekent dat geen korting op de premie wordt verleend indien de algemene reserve AIP kleiner is dan de ongekorte WGAhiaatpremie maal de gemiddelde wachttijdtassende eerste ziektedag en ingang van een WGA-hiaataitkering. Aan de Algemene reserve AIP wordt jaarlijks de ontvangen WGA-hiaatpremie (na aftrek van administratiekosten) toegevoegd en worden de mutaties in de 'technische voorziening AIP' en 'solvabiliteitsreserve AIP' ontfrokken. Aan de Algemene reserve AIP wordt daamaast jaarlijks het fondsrendement toegevoegd. Bij wijziging ofhet vervallen van de WGA-hiaatregeling overleggen het fonds en de CAO-partijen over de bestemming van het saldo. Solvabiliteitsreserve In de jaarrekening wordt aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toereikendheidstoets'. De hoogte van de solvabiliteitsreserve is minimaal gelijk aan nul en maximaal! gelijk aan de grens die in het Financieel Toetsingskader is gesteld voor het Vereist Vermogen. Hierbij wordt uitgegaan van het Vereist Vermogen berekend 'jop basis van de op balansdatam feitelijk gevoerde beleggingsmix. Bijlage IV bij deze nota bevat een uitwerking van de meest recente berekening van het Vereist Vermogen. Algemene reserve Deze reserve dient ter opvang van mutaties in de solvabiliteitsreserve, voor financiering van toeslagen en het dekken van andere algemenerisico's.De hoogte van de algemene reserve mag niet negatief zijn. Jaarlijks wordt, nadat de voorziening pensioenverplichtingen en de solvabiliteitsreserve op een voldoende peil zijn gebracht, het resultaat van het fonds ten gunste dan yel ten laste van de algemene reserve gebracht. In aanvulling op het vermelde in deze paragraaf geldt dat prepensioengelden vanwege de afwijkendefiscalebehandeling gescheiden worden gehouden van de overige middelen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 37
7 Het toeslagbeleid De op 1 januari opgebouwde pensioenrechten van pensioengerechtigden en de op 1 januari opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers worden jaarlijks per die datam verhoogd met maximaal de stijging van de afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudenstassenjuli enjuli daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het CBS. De op 1 januari opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers onder reglementen A en B worden jaarlijks per die datum verhoogd met maximaal de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuliere bedrijftassenjuli enjuli daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het CBS. Het bestaur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Dit besluit wordt per pensioenregeling genomen. Terfinancieringvan deze voorwaardelijke toeslagen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De door het bestaur gebraikte indexcijfers ter vaststelling van de eventaele toeslagen zijn de eerst gepubliceerde cijfers. Mochten deze indexcijfers na het vaststellen van een eventuele toeslag worden gewijzigd dan vindt geen wijziging van de vastgestelde toeslag plaats, maar wordt voor volgende jaren wederom uitgegaan van het eerst gepubliceerde indexcijfer. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid van het fonds te typeren is conform categorie Dl van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door het ministerie van SZW. De pensioengrondslagen van deelnemers welke premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid genieten onder reglementen A en C worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met maximaal de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuliere bedrijf tassen juli enjuli daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het CBS. De toeslagveriening met betrekking tot deze toekomstige pensioenopbouw is onvoorwaardelijk en valt daarmee in categorie F2 van de toeslagenmatrix. De verwachte stijgingen worden vastgesteld op 2,25% per jaar en maken deel uit van de TV.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 38
In hoofdstuk 10 vjan deze nota wordt het toeslagbeleid schematisch weergegeven in samenhang met het premiebeleid en het beleggingsbeleid. Toepassing van het beleidskader zoals weergegeven in hoofdstak 10 leidt uitgaande van de veronderstellingen zoals gehanteerd in de continuïteitsanalyse 2012 tot de volgende verwachte realisatie van de reglementafre voorwaardelijke toeslag: • Aan het eind van de 15-jaars horizon is de cumulatief toegekende toeslag, uitgaande van een startdekkingsgraad van 111,8% in 50% van de gevallen groter dan of gelijk aan circa 25% van de cumulatieve reglementaire toeslag ofwel • Aan het eind van de 15-jaars horizon is de cumulatief toegekende toeslag gemiddeld 'gelijk aan circa 30% van de cumulatieve reglementaire toeslag. Vojomoemde percentages volgen uit de stochastische analyse gegeven een veronderstelde looninflatie van 3,0%> en prijsinflatie van 2,1%). Bij een veronderstelde looninflatie van 2,25% ligt de gemiddeld verwachte toeslagrealistatie circa 6%punten hoger op 36%. • Op korte termijn ligt de verwachte realisatie van de reglementaire voorwaardelijke toeslag onder voomoemde niveaus. • Zie paragraaf 10.5 voor een verdere toelichting op de ALM stadie en continuïteitsanalyse.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 39
8 Het premiebeleid 8.1
Vaststelling van de premie
Er worden door het fonds twee soorten premie geheven: de premie ter financiering van het ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen en de premie terfinancieringvan het prepensioen. In het premiebeleid wordt uitgegaan van een doorsneepremie. De doorsneepremie wordt betaald door de werkgevers en de deelnemers. In de premie is opgenomen • de contante waarde van de daadwerkelijke inkoop van pensioen en de bijbehorenderisicodekkingvan het nabestaandenpensioen, berekend tegen de grondslagen waartegen de voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend, • de dekking van het premievrijstellingsrisico, • een opslag voor kosten, • een opslag ter voeding van de solvabiliteit van het fonds waarmee tevens rekening wordt gehouden met mogelijke schommelingen van de rentestand met bijbehorend effect op de benodigde middelen voor inkoop en zo mogelijk definancieringvan de voorwaardelijke delen van de pensioemegeling Gezien het gesloten karakter en de beperkte horizon voor pensioenopbouw onder pensioenreglemènt C bevat de premie geen expliciete marge voor de optrek naar eindloonniveau. Bovendien heeft, zoals aangegeven in hoofdstak 4, het bestaur de mogelijkheid om de al gemitigeerde eindloonoptrek verder te beperken. De premie werd tot en met boekjaar 2010 vastgesteld op basis van de rentetermijnstractaur bij aanvang van het boekjaar. In de boekjaren 2011 tot en met 2013 werd de premie vastgesteld op basis van een gedempte rentevoet van 3,9%. Deze gedempte rentevoet is gebaseerd op het verwacht rendement op de matchingportefeuille op het moment van vaststelling (najaar 2010). Voor boekjaar 2014 wordt de premie vastgesteld op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstractaur van 30 september 2013. De opslag voor premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid bedraagt met ingang van boekjaar 2009 2% van de bmtopremie voor het ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks zal vanwege de mogelijke schommelingen in WAO/WIA instroom worden bezien of deze opslag voldoende is.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 40
De premie over de premiegrondslagen bevat verder nog een opslag voor dekking van dejaariijkse administratiekosten ad 2,5%) van de verschuldigde premie. Jaarlijks wordt geanalyseerd of deze opslag nog voldoende is.
8.2
De heffingspremie
De bijdrage die het fonds met befrekking tot de regeling inzake ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen (inclusief premievrijstelling) ontvangt, bedraagt per deeli^emer een percentage van de premiegrondslagen. Er wordt over drie verschillende tranches premie geheven. Van de totaal verschuldigde premie komt de helft ten laste van de deelnemer. Premiegrondslag I is gelijk aan het in aanmerking te nemen loon verminderd met de premiefranchise. De premiefranchise wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt in2014€ 13.140. Premiegrondslag II is gelijk aan het in aanmerking te nemen loon. Voor de heffing over premiegrondslag II geldttassen0% en 70% van het maximum loon een ander heffingspercentage dantassen70% en 100% van het maximum loon. De premie op basis• van reglement A bedraagt 18%) over premiegrondslag 1 (franche 1) plus 4% over het pensioen gevend loon tot een maximum van 70% van het maximum loon (tranche 2) plus 8% over het loon boven dit maximum (franche 3). De bijdrage die het fonds met betrekking tot het prepensioen (reglement B) ontvangt, bedraagt per deelnemer 2% van het loon. Van de totaal verschuldigde premie komt de helft ten laste van de deelnemer. De premie op basis van reglement C bedraagt 18% over premiegrondslag I (franche 1) plus 6% over het pensioen gevend loon tot een maximum van 70% van het maximum lojon (tranche 2) plus 10% over het loon boven dit maximum (tranche 3). In bijlage III bij deze nota is de doorsneepremie afgezet tegen de kostendekkende premie zoals gedefinieerd in het FTK. De heffingspremie voor het WIA-hiaat is vooralsnog op nul gesteld. De heffingspremie voor het WIA-hiaat wordt jaarlijks aan de reserve AIP toegevoegd. In hoofdstuk 10 van deze nota wordt het premiebeleid schematisch weergegeven in samenhang met het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 41
9 Het beleggingsbeleid 9.1 Het strategisch beleid en beleggingsplan Jaarlijks wordt in het beleggingsplan vastgesteld op welke wijze in het daarop volgende kalenderjaar het beschikbare vermogen zal worden belegd. In dit beleggingsplan wordt de visie op de geld- en kapitaahnarkt en het daarop gebaseerde beleggingsbeleid zoals gepubliceerd in het beleggingsplan 2014, vertaald in specifieke adviezen voor het befreffende jaar voor het fonds. Het beleggingsplan sluit aan bij het lange termijn sfrategisch beleid. Uitvoering van het beleggingsbeleid vindt plaats door MN (die tevens gebraik maakt van exteme beheerders voor het operationeel vennogensbeheer) en onder verantwoordelijkheid van het bestaur. Het concept beleggingsplan wordt jaarlijks door de portefeuillehouders van het beleggingsbeleid en extem adviseur besproken en met advies ter vaststelling aan het bestaur voorgelegd. Het bestaande beleggingsbeleid, de beoordeling van de daarmee behaalde resultaten, de resultaten van de meest actaele ALM -stadie en omgevingsvariabelen vormen de basis voor het vast te stellen beleggingsbeleid. Het vastgestelde beleggingplan is vervolgens het resultaat. 9.2 Het beleggingsbeleid De basis van de inrichting van het beleggingsbeleid wordt gevormd door de financiële doelstelling van het fonds: het binnen een acceptabele premiedmk kuimen faciliteren van nominale toezegging enerzijds en het verdienen van voldoende eigen vermogen om bijvoorbeeld (ad hoe) toeslagen te kunnen toekennen. Gegeven de doelstelling wordt de inrichting van het beleggingsbeleid bemvloed door definanciëleraimte(staringsmogelijkheden) die geboden wordt vanuit het premiebeleid en de mogelijke voorwaardelijkheid die onderdelen van de pensioenregeling kennen. Met behulp van de ALM-stadie 2010 zijn de uitgangspunten voor het strategisch beleggingsbeleid vastgelegd. De belangrijkste conclusie voor wat befreft het beleggingsbeleid is dat de beleggingen van het fonds blijven geschieden op basis van een nagesfreefde tracking error voor de beleggingsportefeuille als geheel ten opzichte van de verplichtingen. Voor hetrisicobudgeten rente- en inflatieafdekking beleid is de marktwaarde dekkingsgraad bepalend (zie paragraaf 10.3). Voor het beleggingsplan 2014 is uitgegaan van een dekkingsgraad van minder dan 113% (op basis van marktwaarde) en een bijbehorende toelaatbarefrackingenor van 4,0% tot 4,6% voor de totale portefeuille versus de verplichtingen. Op basis van dezefrackingerror voor de beleggingsportefeuille is een vertaling gemaakt naar de
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 42
aan te houden verdeling voor de diverse beleggingscategorieën in de portefeuille om zo te komen tot een normportefeuille. Naast de gedefinieerderisicohoudingmoet de beleggingsportefeuille voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in het mandaat dat aan de vermogensbeheerder is verstrekt. Onderstaand volgt een samenvatting van het beleggingsplan 2014. Doelstelling De doelstelling vah het beleggingsbeleid is een zo optimaal mogelijk beleggingsresultaat, gegeven de verplichtingenstractaur en het door het bestaur gestelde risicoprofiel. De doelstelling vertaalt zich onder andere in de beleggingsbeginselen van het fonds. De verklaring inzake de beleggingsbeginseien is in bijlage V bij deze ABTN opgenomen. Fasen in het beleggingsproces Het beleggingsproces is onder te verdelen in de volgende fasen: uitvoeren ALM stadie, vaststellen strategisch beleggingsbeleid, ontwikkelen tactisch beleggingsbeleid en het uitvoeren van het vermogensbeheer. Deze aspecten worden achtereenvolgens behandeld, a) ALM-studie Het sfrategische belëggingskader wordt voor een belangrijk deel bepaald door de uitkomsten van de ALM - stadie. Het is in de opvatting van het fonds essentieel dat het risicoprofiel jvan de normportefeuille uit het beleggingsplan zo veel als mogelijk in lijn ligt met het beleggingskader resulterend uit de ALM uitkomsten. Het beleggingsplan 2014 is gebaseerd op de uitkomsten van de ALM stadie 2010. Zodra het nieuwe pensioencontract bekend is wordt een nieuwe A L M stadie verricht. Volgend uit derisicol^udgetteringstadie ten behoeve van het beleggingsplan 2014 heeft het bestaur ten opzichte van 2013, gegeven de resultaten van de ALM stadie uit 2010, voorhet beleggingsplan 2014 gekozen voor de portefeuille welke het beste voldoet aan de vooraf gestelde premissen: • Een handhaving van het aangescherpte landenbeleid, waardoor in een portefeuille staatsleningen buiten de eurozone is opgebouwd; • Een verlaging van de allocatie naar Hoogrentende waarden met EUR 30 mln; • Verhoging allocatie Aandelen ontwikkelde landen met EUR 30 mln; • Grondstoffen: jondanks gematigde vooraitzichten voor de komende periode is besloten de positie aan te houden uit diversificatie overwegingen;' • Analyseren infrastracture als mogelijke investering naast onroerend goed; • Ruimte om portefeuille onroerend goed te verversen naast albouw doelstelling op de lange termijn; Mogelijkheden voor investeringen in Impact investments analyseren;
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 43
Strategie aandelen en obligaties opkomende markten onderzocht; Evaluatie van het securities lending beleid en beleid valuta afdekking; Mogelijke herbelegging overtollige liquiditeiten.
b) Tactisch beleggingsbeleid Tactische beleggingsbeslissingen richten zich op tijdelijke afwijkingen van de sfrategische middelenverdeling en het strategische valutabeleid. In het beleggingsplan worden marges aangegeven waarbinnen op tactische gronden mag worden afgeweken van de sfrategische middelenverdeling. De doelstelling van het beleggingsbeleid is dat de beleggingsresultaten van het fonds, gegeven de verplichtingen stractaur en derisicoperceptievan het bestaur, zo optimaal mogelijk zijn. Zoals eerder vermeld is het vermogensbeheer uitbesteed aan MN. In het beleggingsplan worden jaarlijks de beheersafspraken vastgelegd. Deze afspraken befreffen onder andere: • samenstelling portefeuille • tactische marges • performancemeting • benchmarks • valutabeleid • derivatenbeleid • securities lending afspraken • risicometing en -beheersing c) Samenstelling portefeuille De beleggingsportefeuille van het fonds heeft twee doelstellingen. Eén betreft het matchen van de verplichtingen van het fonds, de andere doelstelling is het realiseren van een zo hoog mogelijk rendement tegen een acceptabel risico. Beide doelstellingen zijn gereflecteerd in de strategische portefeuille in tabel 1.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 44
Tabel 1: Beleggmgsmix 2014 NomqiortefeuiBe Primo 2013
Marlitwaarde * 31.12-2013
Euro
2014
1 ft^akhtneporteféuilte
73,4336
Matdiingportefeuille funded ^ _|iUngJppende abligai jNon-Eur Staats j u s B^ri|fsöWigaE»es lOndethsmise leningen
Matchingportefeuaie Overiay
2.210,288 ; . ,««,7196
2.206,540
64,99% JS.13% 9Ï9S4
67,3696 39,21% 9,09% 12,48% 19»
-2,27?
2;190,77S 980.429 635,C8£ 401,218
62,99% 28,19% Ü,33% U,S4%
2.090,536 1.130,007 292.343 _40!,SR2 • 95,858
1.2Ï7 170.2S7
0,04% 4,90!4
1,096 1Ö.BS2
2.9SÏ 0.03% 5.2756
2.166,953 1.26l;424 _ 292,343 4ÖÏ,'582 """ 95,858 1,096 114.6S2
136,Sli 243,»2
MIX _7,00% 4), 19%
•72,999 •58.744 -14.255
-2,27% -1,83% .0,44%
-72,999 58.744 "-14,255
192,751
S,99X
112,586
ilnflatieswaps
-3.748
0.03% 3.56%
.......^
LiqukliteËten *
134,211
243,2!» _ _6S.695 iAsrtdelwi Verf e Oosteri ÏAarMfelen au*. LatsdenT"
Hoogrentende Obligaties
3£
ïUSHigti Yield lEUHighYSeld iEmergcr^ Market Debt ^Bank Laants Aitematiewc Investeringen
^Commodities ;Hedge_Fifnd£
ÏDeebne-mmg MH OQ en Infrastructuur
1,90% 2,07%
7,5056 1,58% a,S£K
3.3_26 Ï,7Z«
121,369 26.888 87.250 6.433
,'.,-3,SM6 0.78% 2.S4« 0.19%
298,103 298.103
8,57» 8.57%
i infrastructuur Totaal Valuta Hedges iVatuta-afdefcfcÉng 3.47S,(»2
„
^^^^
"IZËêii "o.iii 2,18K 260,882 < _S4US4 30,003 115.437 49 634
„
0,000 0,000 0,000
100,00%
;
9,341« 2,33% 2,61% 0,97% 3,43%
289.623 54.0S9 31.241 ^107.135 ^97 Is4
9,00»
135,763 26 413 103.0!» 6.251
1 4,22% 0,82% 3,20% 0,19%
26.419 1D3."(H4 S^^l
'.-.f,;4,22% 0,82% 3.20% 0,19%
234.406 284.40S 0.000
8,84% 8,84%
284,406 284.406
%84% 8,84%
'o"(ra%
aoóc
b,öó»
-3,748
41,12%
ooct
' 0,00%
3.216,7«
iao;,oo%
3.216,743
100,00%
i.esx
0,97% 3,33% 3,
330 404 10.27)1 99,910 3,11% |B.M8 __i76% 110.359
_q^7% i'im
.259 629 44 .ora " 31.241 87 135 97,184
137% 0.93% 2,71% 3.02%
11. '..ï
• .'^),m
- 0,00% 0,00% 0.00%
."-80,165 , - - 2 , 4 ^
wÊmim
300,404 74.910 83,853 3_L2r7 U0.3S9
%
76,417 2,3^ 131,417 4.09% 0,000 ~ 0.00% " O.OW o.oco 0.00% "0,000 0,0« -S5,0M -1.71%
—
Hl Aandeten
• Delta
Normportefeuille
jjj^H
30 000 25,000
0 93%
s,wg ó,öoo
o.im
0.00%
o,öó%
1 j< V,ïO,a<Mi .ii),_aqo -0.31% 0,001 " ' " ^ 0 0 % -2D,000 -0,62» OiDOÖ Ö,(jÓ%
0,000 0,000
0,005
oao\
0.00%
ö.oö% 0,00%
0.000 O.ODO 0,000
0,00% 0,00%
"o,oö%
'3,748 O.om 0,000
0,12% 0,00% 0,00%
De Matching portefe|Uille heeft als doelstelling de verplichtingenstructuur en waar mogelijk de waarde van de toeslagambitie van het fonds te matchen. De rentegevoeligheid van de hypotheken portefeuille en de bedrijfsobligaties die onderdeel yormen van de (il)liquide portefeuille wordt meegenomen in de berekening van de rente match van de beleggingen met de verplichtingen. Het matchingsbeleid gaat uit van een model, waarbij de verplichtingen naar 7 'Keyrates' zijn ingedeeld, jen dat aansluit bij de ambitie om een dynamische afdekking voor de inflatie in te regelen welke aansluit bij het beleid van het fonds. Afhankelijk van het niveau van de dekkingsgraad, neemt de afdekking voor inflatie toe of af Bij hogere nominale dekkingsgraden wordt hierdoor het inflatierisico lager en daarmee het verwachte indexatieresultaat beter.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 45
Als basis voor de verdeling van de portefeuille hanteert het fonds een scenarioanalyse waarbinnen een optimalisatie van verwachte rendementen en risico's plaatsvindt. In de volgende tabellen wordt hetrisicobudgetvan de onderliggende mandaten van de Liquide beleggingscategorieën in de portefeuille nader beschouwd. Tabel 2; Risicobudget actief beheer
Matching Portefeuille Vastrentende Waarden Langlopende Staatsobligaties
Discretionair
Intern
Passief
n.v.t
IMon-euro Staatsobligaties
Discretionair
Irïtern
Passief
n.v.t.
Investment Grade Bedrijfsobligaties
Stichting Mn Sanrices Euro Bedrijfsobligatefonds
Intern
Actief
1.0%
Discretionair
Extem
Beperkt Actief
0.75%
Bank Loans
Babson Capital Europe LTD-Dover Credit Limited
Extem
Actief
n.v.t.
Noord Amerika
Stichting Mn Sendees US High Yield Fonds
Extern
Actief
5.0%
Europa
Stichting Mn Sendees Euro High Yield Fonds
Extern
Actief
5.0%
Hoogrentende Staatsobligaties
Mchting Mn Services Obligatiefonds Emerging Markets
Intern/Extern
Actief
2.5% 0.5%
I.G. US Bedrijfsobligaties Return Portefeuille
•
.
Hoogrentende obligaties
Aandelen Noord Amenka
Stichting Mn Sendees Aandelenfonds Noord-Amerika
Extern
Passief
Europa
Stichting Mn Sendees Aandelenfonds Europa
Intem
Passief
0.5%
Verre Oosten
Stichting Mn Services Aandelenfonds Verre Oosten
Extem
Passief
0.5%
Opkomende Landen
Stichting Mn Sendees Aandelenfonds Opkomende Landen
Extem
Actief
4.0%
Intern/Extern
Actief
n.v.t
Onroerend Goed & Infrastructuur Direct Onroerend Goed Altematieve Investeringen Grondstoffen
aichting Mn Services Commodifles Fonds
Intem
Passief
1.5%
Hedge Funds
aichting Mn Services Hedgefunds Fund
Extem
Actief
5.0%
Bandbreedtes Met de vermogensbeheerders zijn bandbreedtes afgesproken waarbinnen de samenstelling van de portefeuille zich kan bewegen. Deze bandbreedtes geven de bewegingsvrijheid van de vermogensbeheerder aan. De bandbreedtes gelden rondom de herschaalde actuele normgewichten in de liquide rendementsportefeuille. Hiemaast zijn de marges bedoeld om bij waardeveranderingen niet direct gedwongen te worden tot aan- en/of verkoop. De bandbreedtes worden wekelijks uiterlijk twee werkdagen na weekeinde gemeten. Bij overschrijding van de bandbreedtes door de feitelijke portefeuillegewichten wordt de feitelijke weging zodanig aangepast dat deze weer binnen de bandbreedte komen. De vermogensbeheerder heeft de opdracht om er voor te zorgen dat de portefeuille binnen het mandaat wordt gebracht zoals aangegeven in het beleggingsplan 2014. Dit om te voorkomen dat er vertraging optreedt bij ongewenste marktbewegingen door interactie met het bestuur. Hierbij moet opgemerkt worden dat bijvoorbeeld voor illiquide beleggingen het terugbrengen
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 46
binnen de bandbiieedte op een korte termijn niet uitvoerbaar kan zijn. Deze beleggingen worden zo snel als de liquiditeit van de betreffende belegging het toelaat aangepast Aanpassingen van het mandaat zelf is de verantwoordelijkheid van het bestuur. Tabel 3: Bandbreedtes Totaal Matchingportefeuille
1
Totaal Matchingportefeuille Funded | Euro staatsobligaties Non-euro staatsobligaties Investment Grade 1 bedrijfsobligaties | US Bedrijfsobligaties Onderhandse leningen Hypotheken | Totaal Matchingp'ortefeuille Overiay | Renteswaps | Inflatieswaps |
1
Totaal Liquiditeiten
1
Totaal ReturnportiBfeuille
1
Totaal Aandelen i Aandelen Europa | Aandelen Noord Aiherika Aandelen Verre Oosten Aandelen Opkomende landen
Weging (68,60%)
Bandbreedte
98,21%
Relatief t.o.v. norm
^ 57,17% 13,25% 18,20%
+/-10% +/-5% +/-5%
4,34% 0,05% 5,20% -3,31
+-2,5% n.v.t. n.v.t. Absoluut
-2,66% -0,65%
+/-10% +/-10%
5,10%
0% -10%
Weging (31,40%)
Bandbreedte
32,71% 9,89% 8,80% 3,10% 10,92%
+/- 5% +/- 2% +/- 2% +/-1% +/- 2%
Totaal Hoogrentende Obligaties | US High Yield | EU High Yield | Bank Loans | Emerging Market Debt
25,70%
+/- 5%
4,36% 3,09% 9,62% 8,63%
+/- 1% +/- 1% +/- 2% +/- 2%
Totaal Alternatieve Investeringen Commodities Hedge Funds |
13,44%
+/- 2,5%
2,62% 10,21%
+/-1% +/- 2%
1
1
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 47
Totaal OG en Deelnemingen Onroerend Goed Deelnemingen
ABTN BPF Koopvaardij 2014
28,15% 28,15% 0,62%
n.v.t.
pag. 48
Benchmarks VaststeUing van benchmarks is noodzakehjk voor een eenduidige bepaling van de normportefeuille en voor de performancetoets. De volgende benchmarks zijn vastgesteld:
iPerfonnance benchmaric ^-y T r ^ |Lartgk)pende Dbltgaties
J jCT&ft ^ A / i i - i j
4 4 r p t f
tt
J J üM^UMfll^
PortefeuiEle f^rtefeuiEJe Custcanïsed SurtiSeraor Corporates Snvestment Grade index (I)
:US 3«drijboblig3ttes
^
OiStCffToseó US Senior Corporates Investnient Grade Index (1)
i
t
f PorteteuiSe
iHypotheicen
Barclays Capital Beltwetber Swaps-ïrustomizeddocB^ beheerder
—
Jreflatiêswaps
Uqu Ide r e t u r n p o i t a f e u
fife
Totaal Aaitdejen iAandelen Eurcpa (3)
Portefeuine
T
,
1
- -
!
Qjstomfeed MSCl Europe Net Total Retum index (ciKtóm hedged) p f
'Aandei&n Woard Amerika 0 ) 1
Rirsseit lODO Net Retum I n d i ^ {i^ihet^ed) MSm)aavJ|iet Total ^eturrifacillc
^Aandelen opk. Landen Totaal Hoogrentende
Obtigaties.
|
Inctexjunh^
_
^_ _ „
MSa DaSy Net Total Return Emergir^ Markets Index ^urdiedgedj
•{ BoA MerriËi Lynch BB-B US Non-RnarHjat^ighY^kl Constrained Index ( u n h ^ g e d )
fEUKighVieid"
"~ "
BoA Merrifl lynch BB-B European Currency Non-Financial H|gh Yield Constrained Index (imhedged)
iBanIt Loans [EMD
1
Cretfit Suiöe Snstituïkiml Western European Levwaged Laan Index (non L5S - hedged to £.ims}
3
TSStj^C^qmsedJFiMo^
- - ^- . .
(EMBlJiunhedgedS
25% Cmtomized JP Morgan Gmrerranent Bond IraJex EM Gldsal Ofversified {GBI) (unhetfeerfS
Totaat Mtemaheve Investeringen '\.
• .
^' .
• '
"
^:
.
. 1 . , .
|03mmcditËes
Cretfit Stasse Commocfitles Benrfimark S&P GSa ex Natiiral Gas Tcaal Return t i f f i h s ^
iHedge Funds
BS% HFUl M a c r o l r o t a l ) Tndex (USO ). 17"s% H f f i i KB: F k e d s l K D m e - Assk Ba'c^ (USD). 17.5% H f f i f E H : Eqtfïty Market Neutral (USD)
i
! IHiquidB rertufnpottefeiiiSe
1 >
1 " ^ ., *
„
^'^ '
^^ .
JOnroerend Soed
Sectc^ gewogen ROZ^PD-benchreiarlci
!De«!nöTiir^en
Porte^uille
-
: ^ ^ ^ ^ ^ '1
r i
^ ,. "
'
•
1. Het beleggingsuniversum is gedefinieerd door de Iboxx Eur Corporate Retum Index. De wegingen worden bepaald op basis van een door MN ontwikkeld score model waarbij een optimale spreiding over sectoren wordt nagestreefd. 2. De benchmark wordt aangepast voor het MN uitsluitingbeieid als onderdeel van het MVB beleid. | 3. Als gevolg van de strategie evaluaties van deze beleggingscategorieën kan in 2014 de benchmark wijzigen (zie paragraaf 5.3).
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 49
Performancemeting De performance wordt door de vennogensbeheerder intem gemeten. De performancemeting vindt piaats op basis van 'total return' voigens de GIPS richtlijnen. Elk kwartaal wordt de performance afgezet tegen de vastgestelde benchmarks. De vermogensbeheerder levert hierbij tevens een attributieanalyse. Middels deze analyse kan de bijdrage van diverse beleidsbeslissingen aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen. Valutabeleid De doelstelling van de valuta-afdekking is het valutarisico van de liquide beleggingen met exposure naar de Amerikaanse dollar voor driekwart af te dekken en voor het Britse pond en de Japanse yen volledig af te dekken. De USD exposure naar USA Bedrijfsobligaties zal voor 100% worden afgedekt. Valuta-afdekking USD-retum USD-matching GBP, YEN NOK, SEK, overige
Norm 75% 100% 100% 0%
Bandbreedte +/-1,0%* +/-1,0%* +/- 1,0%* n.v.t
Frequentie meting Wekelijks Wekelijks Wekelijks Wekelijks
vreemde valuta exposure). De exposure naar de vreemde valuta kan, bijvoorbeeld door rendementsontwikkelingen, in de loop van de tijd wijzigen. De omvang van de afdekking van de valutarisico's zal, conform de doelstelling van een volledige afdekking, indien nodig worden aangepast. Op weekbasis zal de valuta-afdekking worden getoetst aan bandbreedtes rondom de beoogde mate van afdekking: • De totale afwijking in de wekelijkse monitoring bedraagt maximaal 1% van het belegd vermogen; • De alwijking per beleggingscategorie bedraagt in de wekelijkse monitoring maximaal 10% van de afdekkings norm; • Na de maandelijkse rebalancing bedraagt de afwijking maximaal 0,1% van het belegd vermogen. De exacte weging van vreemde valuta binnen de betreffende beleggingscategorieën kunnen wijzigen in de tijd. Maandelijks zullen de relevante vreemde valuta-wegingen van de verschillende beleggingscategorieën worden herijkt. Per eind van ieder kwartaal lopen alle centrale valuta-afdekkingen contractueel af en worden dan afgerekend. Dit geldt dan tevens voor de centrale valuta-afdekkingen. Er zullen op dat moment nieuwe decentrale valuta-afdekkingen worden geïnitieerd aansluitend bij de vreemde valuta-exposure van de bijbehorende beleggingscategorieën op dat moment. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 50
eventuele allocaties en/of onttrekkingen aan de betrokken categorieën. Dit betekent dat ieder kwartaal de omvang van de decentrale valuta-afdekkingen wordt rechtgezet, óók als de afwijking zich binnen de bandbreedtes bevond. Er worden immers nieuwe 3 maands valuta-afdekkingen afgesloten vanwege het aflopen van de bestaande valuta-afdekkingen. Het resultaat van de aflopende decentrale valuta-afdekking zal worden weggehaald bij de decentrale vjaluta-afdekkingen. Neutraal uitgangspunt is om het resultaat te alloceren aan de betreffende categorie, echter de wijze waarop middelen in de feitelijke portefeuille worden belegd is ook afhankelijk van de gewenste tactische invulling van de portefeuille. Afwijking in verband met eurocrisis Hetrisicoop een break-up van de eurozone is het voorbije jaar gevoelig gedaald en minder 'systemisch' geworden. Hetrisicoop een nieuwe escalatie van de eurocrisis is echterjniet volledig verdwenen, hoewel markten ditrisicoop dit moment zelfs grotendeels lijken te negeren. Om het vermogen enigszins te beschermen in een negatief scenario, is het mogelijk om de valuta afdekking te verlagen. In het derde kwartaal van 2013 is besloten, vanwege de afiiemende kans op een Euro crisis, om de USD afdekking te verhogen van 50%) naar 75%). Tevens is besloten 'om de Canadese- en Australische staatsobligaties te verkopen waardoor het valutarisicovan de Canedese en Australische dollar in het vierde kwartaal 2013 niet meer van toepassing is. De exposure ultimo het vierde kwartaal 2013: Valuta
Feitelijke afdekking t.o.v. Nioogde afdekking*
Totaie positie in valuta
Beoogde Afdekking conform beleid
Omvang afdeki(ing
Afwijking
Bandbreedte
W)
Amerikaanse dollar (USD)
i
81.0%
i3.a«,
io.e%
10.5%
0.1%
1-0%
Bntse pond <6BP)
1
100.0%
1.2%
1.2%
1-2%
0-0%
0.1%
Japanse yen (JPY)
1
100.0%
0.6%
0.6%
0-5%
0-0%
0.1%
Noorse Kroon (NOK)
1
0.0%
4J%
0.0%
0-0%
0.0%
0.0%
Zweedse Kroon {SEK]
1
0-0%
4.6%
0.0%
0.0%
0.0%
0-0%
0.0%
5.m>
0.0%
0,0%
00%
0-0%
Ouerlg
Derivatenbeleid Het fonds hanteert derivaten instmmenten als middel om snel en goedkoop een marktpositie in te nemen of juist af te dekken, echter niet om te speculeren. Op stmcturele basis worden renteswaps gebmikt om het renterisico afte dekken en valutaderivaten om het valutarisico afte dekken. Daar waar het gaat om aandelen en vastrentende waarden zijn derivaten bedoeld om op efficiënte en doeltreffende wijze een als tijdelijk bedoelde markt-exposure aan te gaan, die geleidelijk zal worden vervangen door de onderliggende waarden, dan wel zal worden afgebouwd. (Index)opties op aandelen en vastrentende waarden worden, gegeven
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 51
het lange termijn karakter van de beleggingen, bij voorkeur geschreven of verkocht. Tegenpartij risico bij derivaten De posities in derivaten houden voomamelijk verband met het afdekken van valuta-, rente- en inflatierisico en bestaan uit forward contracten en swaps. Deze derivaten zijn zogenaamde OTC-derivaten en worden rechtstreeks met een tegenpartij afgesloten. Ten aanzien van de selectie van tegenpartijen heeft de beheerder (MN) een procedure en beleid vastgelegd. Een broker dient een bepaalde liquiditeit te kunnen verschaffen en dient kredietwaardig te zijn. Ten aanzien van dit laatste punt is vastgelegd dat een tegenpartij minimaal dient te beschikken over een BBBl-rating en een CDS^ spead van maximaal 250 basispunten. Tevens dient deze tegenpartij onder toezicht te staan van een Toezichthouder die de financiële markt in een betreffend land reguleert. Het tegenpartijrisico kent een wekelijkse monitoring door de afdeling Risk Control van MN die de limieten en de kredietwaardigheid van tegenpartijen evalueert. Collateral management Om het tegenpartijrisico bij derivaten verder te beperken vraagt het fonds collateral (onderpand) voor openstaande posities. Tevens dient het fonds onderpand te plaatsen bij tegenpartijen indien de positie een negatieve waarde heeft. Het collateral wordt op dit moment voomamelijk in non-cash onderpand, zoals staatsobligaties, geplaatst. Daamaast kunnen ook liquiditeiten gebmikt worden. Wekelijks vindt er een waardebepaling van de derivaten plaats waama achtereenvolgens een afi-ekening plaatsheeft op basis van deze waardering. In 2014 is dagelijkse uitwisseling van onderpand met een aantal tegenpartijen ingeregeld. Het minimale bedrag voor een afrekening is gesteld op euro 100.000, het collateral wordt op euro 10.000 nauwkeurig afgerond. Naast liquiditeiten is het tevens mogelijk om staatsleningen als onderpand te verstrekken bij de meeste tegenpartijen. Risicometing en -beheersing De beleggingsresultaten worden per kwartaal door de vermogensbeheerder gerapporteerd en geanalyseerd. In de rapportage wordt aangegeven of en op welke wijze is voldaan aan de vooraf vastgestelderisicolimieten,waaronder minimum en maximum allocatie van de beleggingscategorieën en valuta's. Verder wordt, naast het algemene valuta- en derivatenbeleid, bij elk product in samenspraak met de vennogensbeheerder een specifiek beleid gevoerd tot beheersing van de risico's. Hierbij worden onder andere afspraken gemaakt omtrent minimale creditrating. Zo gelden bij beleggingen in het specifieke product ^ CDS staat voor Credit Default Swap. Een CDS op een ondememing biedt een verzekering op een kapitaalstroom van de onderliggende ondememing.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 52
bedrijfsobligaties het uitgangspunt dat de kredietwaardigheid van de obligaties in principe minimaa:! "Investment Grade" bedraagt en dat als criterium voor de kredietwaardigheid de "credit rating" van de beoordelingsinstituten Moody's en Standard & Poor's geldt. Daarbij kan maximaal 5% van de creditportefeuille belegd worden in leningen zonder rating waarvan het aannemelijk is dat de kredietwaardigheid minimaal Investment Grade bedraagt, in obligaties met een Barating, opkomende markten en converteerbare obligaties met minimale rating Ba; Daamaast heeft de vermogensbeheerder een duidelijke procedure voor het afdekken van intemerisico's.Zoals onder andere flinctiescheiding en controle door intemeen exteme accountants. In onderstaande tabel wordt een schematische overzicht weergegevan van de verschillenderisicobeheersmaatregelenrondom de aansturing van de beleggingsportefeuille. Risico-onderdee Balansrisico VEV Rente-afdekking Valuta-afdekking
Norm
Bandbreedte 4,0% - 4,6% 4,3% 108,0 Max. 108,3 Zie paragraaf 10.3 Zie paragreiaf 10.3 Zie paragraaf 9.2 Zie paragraaf 9.2
Frequentie meting Maandelijks Maandelijks Wekelijks Wekelijks
Aanvullend op het overzicht de volgende opmerkingen: • De norm en bandbreedte van de renteafdekking zijn gebaseerd op de marktrente; | • De bandbreedte van de renteafdekking is bedoeld om afwijkingen van de richtlijn die ontstaan door marktbewegingen eniof wijzigingen in de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen tijdig te signaleren en te corrigeren. Dje bandbreedte wordt niet gebmikt door MN om actieve posities in te nemen. Correctie van de renteafdekking zal worden uitgevoerd na akkoord van het fonds of en zo ja, over de wijze waarop de renteafdekking wordt aangepast; • Er worden geen harde bandbreedtes op de liquiditeitspositie afgesproken, omdat liquiditeit voldoende geborgd is doordat het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille in liquide beleggingen is belegd. Indien het liquiditeitspro^fiel naar de toekomst toe verandert, zal het liquiditeitsbeleid voor het fonds opnieuw geëvalueerd worden. Deze liquiditeitspositie wordt in belangrijkejmate bepaald door de ontwikkeling van de waarde van de valuta- en rentederivaten met als gevolg de uitwisseling van cash en fysiek onderpand. Deze positie kan derhalve zeer beweeglijk zijn. Inzake het liquiditeitsbeleid wordt gemventariseerd welke marge benodigd is om een schommeling yan 70 basispunten op rente en 10% waardedaling van de euro op te vangen. Tussen deze twee wordt een correlatie van 0,1 aangenomen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 53
Uitlenen effecten Het fonds leent geen stukken uit direct op naam van het fonds. Wel gebeurt dat indirect binnen de Fondsen voor Gemene Rekening (FGR) waarin het vermogen van het fonds voor een deel is belegd. Door het uitlenen van stukken aan partijen ontstaat er tegenpartijrisico. Ditrisicobestaat uit de mogelijkheid dat de tegenpartij niet in staat is om de geleende stukken temg te leveren vanwege bijvoorbeeld een faillissement van deze partij. Onderpandrisico is het risico dat het onderpand ontoereikend is bij een faillissement van een tegenpartij om de geleende stukken temg te kopen. Deze risico's worden gemitigeerd door (1) eisen die gesteld worden aan tegenpartijen, (2) het opvragen van onderpand met strikte kwaliteitseisen en (3) een Indemnification ('vrijwaring'), afgegeven door Citibank (de agent lender van de FGR's voor het Securities Lending programma). Ad 1: Eisen ta.v. tegenpartijen Tegenpartijen die stukken van de FGR's mogen lenen, moeten aan de volgende eisen voldoen: • Door Citibank goedgekeurd zijn en zijn voorgedragen door Citibank voor Securities Lending; • Een onder toezichtstaande instelling zijn; • Aan bepaalde rating voorwaarden voldoen. Voor de credit rating wordt een gemiddelde rating bepaald, op basis van maximaal drie ratingbureaus (S&P, Moody's en Fitch). De composite rating algoritm van Bank of America Merrill Lynch (BoA ML) wordt gevolgd om deze ratings op een juiste manier te middelen (zie onderstaande tabel). De tegenpartij dient een rating te hebben van minimaal BBBl, voordat stukken aan hen mogen worden uitgeleend. Bij partijen met een rating lagder dan BBBl wordt geëist dat de moedermaatschappij een minimum credit rating heeft van BBBl. Voordat aan de dochter wordt uigeleend, dient deze moedermaatschappij een garantie af te geven voor de dochter. In geval van een downgrade van de tegenpartij naar een credit rating lager dan BBB 1 of indien de moedermaatschappij van de tegenpartij de garantie heeft ingetrokken, dienen de uitstaande leningen per omgaande te worden beëindigd.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 54
Uitlening toegestaan ja ja ja ja ja ja ja ja nee nee
Standard & Poor's
Moody's
Fitch
Corinposite AAI 1 AA2 1 AA3 Al A2 A3 BBB 1 BBB2 BBB3
AAA AA-H AA AAA+ A ABBB+ BBB BBB-
Aaa Aal Aa2 Aa3 Al A2 A3 Baal Baa2 Baa3
AAA AA+ AA AAA+ A A6BB+ BBB BBB-
BOyS^ML
Ad 2: Onderpand De tegenpartij levert onderpand om hetrisicodat de tegenpartij failliet gaat en de geleende effecten niet worden temggeleverd aan de FGR's, te mitigeren. Het onderpandrisico wordt verminderd doordat de FGR's uitsluitend stukken, die aan bepaalde strikte kwalteitseisen voldoen, accepteren als onderpand. Voor extra risicomitigatie ontvangen de FGR's altijd meer onderpand dan de waarde van de uitgeleende stukken, namelijk 102% voor vastrentende portefeuilles en 105% voor aandelenportefeuilles. Citibank controleert deze posities dagelijks en vraagt waar nodig om meer onderpand. In het Securities Lending programma is het volgende als onderpand toegestaan: • staatsobligaties van een aantal OECD landen; • specifieke door de Britse overheid gegarandeerde obligaties; • specifieke door de Duitse overheid gegarandeerde obligaties; • obligaties uitgegeven door supranational issuers (bijv. IMF en Europese Unie). Bovenstaande landen worden minimaal jaarlijks herijkt. Indien de obligaties in de toekomst niet meer voldoen aan de eisen, dan worden deze direct niet meer geaccepteerd. Ad 3: Indemnification ('vrijwaring') Citibank heeft voor h'et tegenpartijrisico een Indemnification afgegeven aan de FGR's. Indien een tegenpartij failliet gaat en de uitgeleende stukken niet temggeleverd kunneh worden aan de FGR's, zal Citibank direct met het onderpand de uitgeleende stukken op de markt temgkopen. Indien het onderpand ontoereikend is, zal Citibank het verschil vergoeden. Mocht het niet mogelijk zijn om gelijkwaardige stukken te kopen, dan zal Citibank een bedrag gelijk aan de marktwaarde van de stukken betalen aan de FGR's. De mitigerende maatregelen voor het tegenpartij- en onderpandrisico hebben het gevolg dat de kans op jeen verlies vanuit Securities Lending minimaal is. Er moeten zich 3 gebeurtenissen tegelijk voordoen willen de FGR's verlies lijden op het programma: (1) een tegenpartij moet failliet gaan én (2) het onderpand
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 55
moet ontoereikend zijn om de uitgeleende stukken temg te kopen (3) Citibank moet niet in staat zijn dit tekort in onderpand (op basis van de Indemnification) te betalen. Deze combinatie van factoren is niet ondenkbaar, maar zeer onwaarschijnlijk en heeft zich sinds het begin van het programma bij Citibank niet voorgedaan.
9.3 Rendement op belegd prepensioenvermogen Gezien de verwachte omvang van het prepensioenvermogen ten opzichte van het totale vermogen van het fonds wordt geen apart beleggingsbeleid gevoerd voor het prepensioenvermogen. Naar verwachting zal in 2016 het prepensioenvermogen circa 1% van het totale vermogen van het fonds bedragen. Naar verwachting stijgt het prepensioenvermogen niet boven 2% van het totale vermogen van het fonds. Bij invoering van de prepensioenregeling was het beleggingsbeleid als geheel te risicovol voor de prepensioenregeling op zich. Het rendement op het belegd prepensioenvermogen is daarom op voorhand vastgelegd en is gelijk aan het rendement op de nominale prepensioenverplichtingen plus de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuliere bedrijf over de referteperiode juli-juli.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 56
10 Het weerstandsvermogen van het fonds, inzet van sturingsmiddelen 10.1 De risico'^ welke de onverminderde uitvoering van de regeling bedreigen De belangrijksterisico'swelke de onverminderde uitvoering van de reglementaire bepalingen bedreigen zijn het inflatierisico en het beleggingsrisico, waar onder begrepen het rekenrenterisico. Daamaast zal bij een vermindering van het aantal arbeijdsplaatsen in de bedrijfstak de gemiddelde kostprijs van de pensioeninkoop stijgen en kan het arbeidsongeschiktheidsrisico veranderen. Het fonds heeft thans geen verzekeringstechnische risico's herverzekerd. Naast verzekeringstechnische risico's onderkent het bestuur de aanwezige niet-verzekeringstechnische risico's. Continu wordt door het bestuur geïnvesteerd om derisico'sverder te mitigeren met als belangrijk instmment het risicodashboard welke continu verder wordt doorontwikkeld. De doelstelling van hetrisicodashboardis om derisico'sinzake pensioen- en vermogensbeheer te actualiseren en het monitoren van derisico'ste faciliteren. Het risicodashboard, maakt het mogelijk om: • Inzicht te verkrijgen in de pensioen- en vermogensbeheerrisico's die het fonds loopt; j • Inzicht te verkrijgen in de positie van het fonds op het gebied van belangrijke stuurvariabelen, op een zeer overzichtelijke wijze wegens het gebmik van een dashboard; • Risico's te monitoren, indien gewenst op een continue basis, en naar aanleiding hiervan tijdig bij te sturen. Hetrisicodashboardis vast agendapunt van de bestuursvergaderingen. Hiemit vloeien afspraken voort met de uitvoerder over het onder meer houden van audits op dié onderdelen die iet fonds van belang acht. Het fonds monitort de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Het minimaal vereist vermogen gekoppeld aan de nominale dekkingsgraad is de ondergrens. Het bestuur bepaalt in samenspraak met de actuaris wat de kritische ondergrens van de nominale dekkingsgraad mag zijn en stuurt daar in zijn beleid op. Op basis van een recent door het bestuur vastgesteldftmctieprofielvoor bestuurders, houdt het bestuur bij het aantrekken van nieuwe leden rekening met de op dat moment bepaalde behoefte aan kennis en expertise. Het bestuur behandelt integraal de materie omtrent vermogensbeheer in zijn maandelijkse vergadering. Binnen het bestuur is een tweetal personen benoemd met als extra aandachtsgebied het beheer van het vermogen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 57
Het bestuur is gezamenlijk voldoende geëquipeerd om initiërend op te treden maar heeft desondanks stappen gezet om te zorgen dat kennisverbreding en verdieping binnen het bestuur plaatsvindt. Enkele vacatures van bestuursleden worden ingevuld met exteme deskundige bestuurders namens de werkgevers- of werknemersverenigingen die een positieve bijdrage leveren aan het niveau van het bestuur. Het bestuur heeft, onder meer op grond van verplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving, een Integriteitbeleid bepaald. In dit beleid zijn de uitgangspunten opgenomen over de wijze waarop het fonds het risico op schending van de integriteit tot een aanvaardbaar minimum tracht te beperken en zo snel mogelijk adequaat maatregelen neemt indien nodig. Hiermee wordt inteme- en exteme partijen inzicht verschaft over het integriteitbeleid, de onderkenning van integriteitrisico's, de beheersmaatregelen en de controle daarop.
10.2 De redenen waarom gemeend wordt dat het gekozen beleid een onverminderde uitvoering zo veel mogelijk bevordert Het bestuur heeft met de gekozen "technische" beleidsuitgangspunten getracht de kans dat het pensioenfonds gedurig aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen, zo groot mogelijk te maken. Belangrijk aspect daarbij is dat het bestuur, uit de combinatie van het rendement op de beleggingen en de vrijval van solvabiliteit zowel de rekenrente als de toename op grond van de inflatie, conform het beleidskader van het fonds, grotendeels te kunnen financieren. Hierbij is een belangrijke factor de verwachte levensduur van deelnemers welke bij een stijgende levensverwachting ook leidt tot een hogere verplichting. De gewenste omvang van het weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen wordt gevormd door de middelen die niet nodig zijn voor de dekking van de voorziening pensioenverplichtingen. Het beleid van het fonds is erop gericht een weerstandsvermogen ter grootte van minimaal het door DNB vereiste niveau van de solvabiliteitsreserve, zoals beschreven in hoofdstuk 6 van deze nota, te hebben dan wel te krijgen. Dit betekent dat het fonds periodiek zal toetsen hoe het vermogen van het fonds zich op dat moment verhoudt tot de grenzen zoals die op dat moment kunnen worden berekend conform de richtlijnen van DNB. Indien die toets daartoe aanleiding geeft, zal het fonds een plan van aanpak opstellen c.q. wijzigen om richting het gewenste vermogen te sturen. Eerste uitgangspunt bij het opstellen c.q. wijzigen van een dergelijk plan zal zijn hetgeen dat in paragraaf 10.4 van deze ABTN is beschreven.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 58
Het nagestreefde weerstandsvermogen (de streefgrens) is als volgt gedefinieerd gelijk aan: Streefgrens = maximum van (met toeslag verhoogde pensioenverplichtingen; vereist vermogen)! De "formule" max(x;y) geeft als uitkomst de hoogste waarde van de marktwaarde van de met toeslag verhoogde pensioenverplichtingen en het vereist vermogen. Oit betekent dat als x hoger is dan y dat de streefgrens gelijk is aan x en als y hoger is dan x de streefgrens gelijk is aan y. De marktwaarde van de met toeslag verhoogde pensioenverplichtingen wordt bepaald door de verwachte uitkeringsstromen inclusief toeslag te disconteren tegen de rentetermijnstmctuur zoals die door DNB gepubliceerd wordt, exclusief de effecten van 3 maandsmiddeling van de rente en exclusief toepassing van de UFR. Het toeslagniveau dat wordt gehanteerd om de uitkeringsstromen inclusief toeslag te bepalen wordt gesteld op de inflatieverwachting. De parameters en grondslagen die bij de berekening van de marktwaarde van de met toeslag verhoogde pensioenverplichtingen gebmikt worden, zijn in bijlage II van deze nota opgenomen. Indien het risicoprofiel van het fonds daartoe aanleiding geeft, dat wil zeggen indien het actuele risico van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de pensioenverplichtingen hoger ligt dan het op basis van het beleidskader nagestreefde risicoprofiel, kan het bestuur besluiten de streefgrens te verhogen. Vooralsnog zal het fonds geen premiekorting toepassen. Indien het beleid ten aanzien van premiekorting veranderd wordt, zal de streefgrens als premiekortingsgrens worden gehanteerd. De ondergrens is gelijk aan 105% van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. Ten behoeve van vrijwel alle beleidsbeslissingen wordt hierbij gelijk aan de bepaling van de streefgrens uitgegaan van de rentetermijnstmctuur zoals die door DNB gepubliceerd wordt, exclusief de effecten van 3 maandsmiddeling van de rente en exclusief toepassing van de UFR. Alleen voor een mogelijk kortingsbesluit zal ook de ondergrens zoals berekend tegen de dJor DNB gepubliceerde rentetermijnstmctuur in beschouwing worden genomen. Naast de gedefinieerde streefgrens en ondergrens heeft het bestuur een middengrens vastgesteld. De middengrens is gedefinieerd als het gemiddelde van de streefgrens en 105%. De drie grenzen worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld. De grenzen worden bepaald als percentage van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. De marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen is gelijk aan de VPV berekend tegen de rentetermijnstmctuur.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 59
Grens (definitie)
Grenzen per 01-012012 als % van (de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen
Streefgrens
Marktwaarde van de pensioenaanspraken inclusief toeslag, of indien dat meer is, is de streefgrens gelijk aan het Vereist Vermogen
135%
Middengrens
Het gemiddelde van de streefgrens en 105%
120%
Ondergrens
105% van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen
105%
De genoemde grenzen worden jaarlijks geijkt gegeven de economische omstandigheden en zijn gebaseerd op de nominale pensioenverplichtingen berekend tegen de DNB rentetermijnstmctuur exclusief de effecten van 3 maandsmiddeling van de rente en exclusief toepassing van de UFR. Indien gedurende het jaar het beleid stmctureel wijzigt, kan het bestuur de grenzen op dat moment herijken.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 60
10.3 De wljze^aarop gereageerd kan worden op ontwikkelingen en de mate waarin dat effect zal hebben (sturingsmiddelen) Doordat jaarlijks de korting op de premie en de omvang van de toeslag worden vastgesteld, kan het bestuur van jaar tot jaar zowel een directe bate als directe kostenposten beïnvloeden. Verder zal het bestuur trachten bij het vaststellen van het beleggingsplan voor een komend jaar zoveel mogelijk in te spelen op de conjuncturele omstandigheden. Dit gebeurt door de allocatie naar de beleggingscategorieën te beoordelen aan de hand van een aantal stress scenario's en de veronderstelde waarschijnlijkheid dat die stressscenario's optreden. In deze paragraaf wordt het beleidskader van het fonds geschetst. In het beleidskader wordtjde term "reglementaire toeslag" gebmikt in combinatie met de hoogte van de dekkingsgraad. Dat betekent niet dat indien aan een bepaalde eis voldaan wordt, dat er automatisch een toeslag verleend wordt. Het beleidskader geeft aan dat het bestuur bij een bepaald vermogen kan besluiten om een bepaalde mate van toeslag toe te kennen. Het beleidskader geeft in die zin welrichtingaani maar geen recht. In het beleidskader wordt de marktwaarde dekkingsgraad als maatstaf gebmikt voor de inzet van de sturingsmiddelen. De marktwaarde dekkinggraad (DG) is gedefinieerd als: DG = (totaal activa -/- kortlopende schulden) / (marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen) Waarbij de nominalej pensioenverplichtingen zijn berekend tegen de DNB rentetermijnstmctuurj exclusief de effecten van 3 maandsmiddeling van de rente en exclusief toepassing van de UFR.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 61
Beleggingsbeleid: te behalen extra rendement / nagestreefde tracking error t.o.v. de gedefinieerde benchmark ^)
Beleidsgrens
Toeslagbeleid
Premiebeleid
Actuele DG > Streefgrens
Reglementaire toeslag plus mogelijkheid tot extra toeslag')
Reglementaire premie ^)
0,69% / 3,68 ^')
Actuele DG > Middengrens
Maximaal de reglementaire toeslag
Reglementaire premie
0,58% / 3,09
Actuele DG < Middengrens
Maximaal 50% van Reglementaire de reglementaire premie toeslag
0,36%/1,92 ^')
Actuele DG < Reglementaire 0,36%/1,92 ^') Geen toeslag Ondergrens premie 1) Extra toeslag zal slechts worden toegepast indien in eerdere jaren gekort is op de toeslag 2) Het bestuur kan besluiten een korting op de reglementaire premie te hanteren voor zover de middelen van het fonds uitgaan boven de streefgrens. Het premiebeleid voorziet vooralsnog niet in de mogelijkheid van premiekorting. 3) De beleggingen van het fonds geschieden op basis van een van de actuele DG afhankelijke maximaal toegestane tracking error. Bij het opstellen van het beleggingsplan voor een kalenderjaar wordt voor de vaststelling van de benchmark uitgegaan van de actuele DG van dat moment. Sa) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark is de marktwaarde van de pensioenverplichtingen inclusief toeslag. 3b) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark bestaat voor 50% uit de marktwaarde van de pensioenverplichtingen inclusief toeslag en voor 50% uit de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. 3c) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark is de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. In 2009 is in aanvulling op het beleidskader aanvullend beleid ontwikkeld voor het aan te houden risico op totaalniveau en voor de mate van afdekking van rente- en inflatierisico in de matchingportefeuille. Gegeven de waargenomen volatiliteit in de voorafgaande jaren, gegeven het beleid om zo veel als mogelijk het rente- en inflatierisico fysiek afte dekken en gegeven de noodzaak om een deel van de portefeuille te blijven beleggen in liquide stukken is besloten tijdelijk met een hogere tracking error te werken dan de tracking error zoals vermeld in
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag.62
bovenstaande tabel. Eind 2013 bedroeg de tracking error ten opzichte van de nominale pensioenverplichtingen als gevolg van deze keuzes, gegeven de waargenomen volatiliteit over de vijf voorliggende boekjaren circa 4,3. Dit hogererisicoprofielheeft niet geleid tot aanpassing van de beleidsgrenzen. Deze beleidsimplicaties zijn in 2010 middels een A L M studie getoetst. Voor de matchingportefeuille wordt het onderstaande beleidskader gevolgd: Range
Öhdergrens
Target
Bovengrens
90% - nominaal*
nominaal
nominaal + 35% nominaal inflatieverwachting nominaal •i- 43% nominaal inflatieverwachting nominaal + 60% nominaal inflatieverwachting nominaal + 95% nominaal inflatieverwachting nominaal + 100% nominaal inflatieverwachting
(Dekkingsgraad) < 113
113-119
119-126
126-134
> 134
ndminaal
nominaal •h 31% nominaal inflatieverwachting nominaal nominaal + 1 15% nominaal agv + 31% nominaal inflatieverw/achting inflatieverwachting nominaal nominaal + 1 53% nominaal agv + 75% nominaal inflatieverwachting inflatieverwachting nominaal nominaal + j 85% nominaal agv + 100% nominaal inflatieverwachting Inflatieverwachting
agv
agv
agv
agv
agv
agv
agv
agv
agv
*Een ondergrens lager dah nominaal is toegestaan onder de volgende marktomstandigheid: Indien de reële rente met een looptijd van 10 jaar lager is dan 1 %.
De rentegevoeligheid van de verplichtingen wordt gemeten middels de rente DVOl. Dit staat voor 'dollar value of a basispoint' en representeert de waardeverandering van de verplichtingen in euro's (in dit geval) als gevolg van een renteverandering van 1 basispunt (bp). De inflatiegevoeligheid van de verplichtingen wordt gemeten middels de inflatie DVOl. Dit staat voor de waardeverandering van verplichtingen (alleen de reële verplichtingen) in euro's als gevolg van een verandering van de verwachte inflatie van Ibp. Bij de gedefinieerde grenzen en beschreven beleidsaanpassingen zijn zogenaamde herste periodes gedefinieerd. Deze herstelperiodes worden als volgt toegepast: Indien de financiële positie van het fonds zich onder de gedefinieerde ondergrens bevindt, zal het bestaur het beleid van het fonds zodanig toepassen dat binnen afzienbare tijd de financiële positie naar verwachting weer op het niveau van de ondergrens wordt gebracht. Bij dekkingsgraden onder de streefgrens is het beleid van het fonds in eerste instantie gericht op het voorkomen van een situatie van (reserve)tekort. Het beperken van risico is leidend boven het willen bereiken van de streefgrens.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 63
In paragraaf 10.5 zijn de uitkomsten van de meest recente A L M studie en continuïteitsanalyse weergegeven. Deze resultaten tonen aan dat met de in het beleidskader opgenomen inzet van sturingsmiddelen de beoogde hersteltermijnen gehaald kurmen worden.
10.4 Jaarlijkse toetsing De toets in hoeverre het gevoerde beleid tot het gewenste resultaat leidt zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van de door het fonds en adviseurs uitgebrachte rapportages. In de jaarlijkse toets zal in ieder geval getoetst worden aan de in bijlage IV bij deze nota genoemde grenzen voor het minimaal vereist vermogen en het vereist vermogen. Bijlage IV bevat een specificatie van de meest recente uitwerking van deze grootheden. Rapportages over de samenstelling van de beleggingsportefeuille en over de beleggingsresultaten alsmede het verloop van de dekkingsgraad zullen bovendien per kwartaal plaatsvinden. Op basis van de ontwikkeling van de uitkomsten in de loop der jaren kan bijstelling van het beleid of de invulling daarvan plaatsvinden.
10.5 De uitkomsten van ALM-studie en continuïteitsanalyse De gekozen uitgangspunten zijn voor het laatst in 2010 getoetst aan de hand van een A L M model. De doelstelling van de A L M studie in 2010 was om het beleggingsplan 2010 en het daarin opgenomen beleidskader voor het matching mandaat te toetsen. Door middel van deze toetsen is tevens het in 2006/2007 vastgestelde beleidskader getoetst aan gewijzigde economische omstandigheden en recente demografische ontwikkelingen. De eerste conclusie van de A L M studie is dat het huidige beleidskader (exclusief het matching mandaat uit het Beleggingsplan 2010 (dat daama vrijwel ongewijzigd gecontinueerd is)) nog steeds voldoet, gegeven de demografische en economische veronderstellingen, aan derisicohoudingvan het fonds. De risicohouding van het fonds is daarbij als volgt gedefinieerd: de solvabiliteit van het fonds is in grote mate gewaarborgd wanneer de kans op onderdekking (dekkingsgraad onder 100%) onder de 2,5% blijft op korte en lange termijn. Bij de toetsing van het beleidskader inclusief het voomoemde matching mandaat, is naar voren gekomen dat het matching mandaat adequaatfimgeertals het gaat om de doelstellingen van het matching mandaat, namelijk het afdekken van rente en inflatie risico's. Het mandaat biedt voldoende neerwaartse bescherming tegen dalingen van de nominale of (deels) reële dekkingsgraad en het mandaat draagt
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 64
positief bij aan de realisatie van het toeslagbeleid en tevens aan de stabiliteit van de toeslagverlening. Uit de A L M studie is naar voren gekomen dat bij de dekldngsgraad (ultimo 2009) de combinatie van het reglementair verlenen van toeslag, het heffen van de reglementaire prernies, en het voeren van een beleggingsportefeuille zoals opgenomen in het beleidskader ten opzichte van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen na 15 jaar in 50% van de gesimuleerde scenario's leidt tot het bereiken of overtreffen van een dekkingsgraad van 130% (5% punten onder de gedefinieerde streefgrens). De gemiddelde stijging van de dekkingsgraad bedraagt in de gesimuleerde scenario's ongeveer l,0%punt per jaar. In de verdere analjjses in de A L M studie is afbouw van de onroerend goed portefeuille (OG portefeuille) geanalyseerd. Als de afbouw van de OG portefeuille wordt toegevoegd aan de zakelijke waarden portefeuille wordt de door het fonds geaccepteerderisicohoudingoverschreden vanuit de gedefinieerde ondergrens. Als de afbouw van de OG portefeuille wordt toegevoegd aan de matching portefeuille, dan wordt derisicohoudingniet overschreden vanuit de gedefinieerde ondergrens. De allocatie van het verkochte onroerend goed is meegenomen bij de samenstelling van het Beleggingsplan 2011. Periodiek kan door het fonds een ALM-studie worden uitgevoerd, ter onderbouwing van [iet uit te voeren beleid en om de gevolgen van mogelijk gewijzigde omstandigheden in kaart te brengen. De uitvoering van het beleid van het fonds kan op grjond hiervan aangepast worden. In 2012 is een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Uit deze continuïteitsanalyse volgen grotere kansen op onderdekking en kleinere kansen op realisatie van de toeslagambitie. Deze slechtere resultaten zijn een direct gevolg van de gewijzigde uitgangspunten (startdekkingsgraad en economische parameters). Het fonds heeft sociale partners verzocht met de uitkomsten van de continuïteitsanalyse rekening te houden bij het inrichten van de gewijzigde pensioemegeling als gevolg van de aanstaande beperking van de fiscale facilitering van pensioenopbouw en de introductie van nieuwe pensioencontracten
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 65
11 Slotopmerkingen Deze actuariële en bedrijfstechnische nota beschrijft het fonds naar de situatie per augustus 2014. Wijzigingen vinden plaats door middel van een wijzigingsblad of door het vervangen van een bijlage, tenzij het bestuur meent dat een volledig nieuwe actuariële en bedrijfstechnische nota noodzakelijk is.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 66
Bijlage I
Actuariële grondslagen en verondersteUingen
Overlevingsgrondslagen
Prognosetafel AG2012-2062 met fondsspecifieke correctiefactoren die voor zowel mannen als vrouwen gelijk zijn aan 100%. Per 31 december 2013 wordt als startjaar hetjaar 2014 gebruikt. Jaarlijks schuift het te gebruiken startjaar één jaar op. Voor ingegane wezenpensioenen wordt zonder sterftekansen gerekend.
Leeftijdsverschil man - vrouw
4 jaar.
Gehuwdheidsfrequentie
0,30 op 20-jarige leeftijd, vervolgens per jaar oplopend met 0,05 tot 0,75 op leeftijd 29, en voor 30-jarigen tot en met 59-jarigen gelijk aan 0,825. Op leeftijd 60 jaar is de gehuwdheidsfrequentie op 1 gesteld. Vanaf leeftijd 60 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie vervolgens af met de sterftekans van de medeverzekerde. Voor geboortejaren 1936 en eerder bedroeg de gehuwdheidsfrequentie op leeftijd 60 0,825.
Rekenrente
rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB.
wezenpensioen
5% van de contante waarde van het NP behorend bij OP, voor zover de verzekerde jonger is dan 60.
Voorziening voor overlijdensuitkering (1 maanduitkering na ov< jrlijden na ingang OP/OBP/OBU]
0,35% van de voorziening van niet-ingegaan OP/OBP/OBU plus 0,65% van de voorziening voor ingegaan OP/OBP/OBU.
Voorziening voor premievrijgestelde pensioenopbouw arbeidsongeschikten
Contante waarde van de vrijgestelde pensioenopbouw voor OP en NP vermeerderd met een wachttijdvoorziening. De wachttijdvoorziening is maximaal gelijk aan 3 maal de opslag voor premievrijstelling zoals opgenomen in de heffingspremie. De contante waarde van de vrijgestelde pensioenopbouw is bepaald met inbegrip van de verwachte toekomstige verhogingen van de pensioengrondslag waarop de pensioenopbouw wordt gebaseerd. Er wordt geen gebruik gemaakt van reactiveringskansen.
Voorziening voor ingegane invaliditeitspensioenen!
Contante waarde van de ingegane invaliditeitspensioenen.
Opslag voor excassokosten
2,5% van de netto voorziening pensioenverplichtingen exclusief de voorziening voor premievrijgestelde pensioenopbouw.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 67
Bijlage II Parameters berekening marktwaardevoorziening en beleidsgrenzen per 01-01-2014 De inflatieverwachting die gehanteerd is voor de berekening van de marktwaarde van de pensioenverplichting inclusief toeslag bedraagt 2,0%. De rentetermijnstmctuur die gebmikt is, is de rentetermijnstmctuur per 31 december 2013 en is weergegeven in onderstaande tabel. DNB heeft besloten een correctie toe te passen op de rentetermijnstmctuur per 31 december 2013. Looptijd 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
RTS 0.379% 0.504% 0.688% 0.927% 1.172% 1.407% 1.609% 1.796% 1.966% 2.121% 2.256% 2.368% 2.464% 2.547% 2.689%
ABTN BPF Koopvaardij 2014
Looptijd 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
RTS 2.656% 2.689% 2.719%, 2.746% 2.770% 2.780% 2.795% 2.814% 2.836% 2.860% 2.881% 2.903% 2.927%, 2.951% 2.976%
Looptijd 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
RTS 3.002% 3.028% 3.053% 3.078% 3.103% 3.126% 3.150% 3.172% 3.194% 3.216% 3.237% 3.257% 3.276% 3.295% 3.314%
Looptijd 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
pag. 68
RTS 3.332% 3.349% 3.365% 3.382% 3.397% 3.412% 3.427% 3.441% 3.454% 3.468% 3.481% 3.493% 3.505% 3.517% 3.528%
Bijlage III Uitwerking kostendekkende premie In onderstaande tabel is de kostendekkende premie (het totaal van de premies van de regelingen A en B) in duizenden euro's weergegeven. De kostendekkende premie is berekend aan de hand van de rentetermijnstmctuur per 31-9-2013 zoals gepubliceerd door DNB en de overige grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen zoals van toepassing ten tijde van het mdienen van staat K401 (DNB Q4 rapportage, 2013). Boekjaar 2014 | Opbouw kostendekkende premie a. onvoorwaardelijke onderdelen b. opslag solvabiliteit c. opslag uitvoeringskosten d. voorwaardelijke onderdelen subtotaal Overige elementen te betalen premie e. vrijval solvabiliteit f. herstelpremie minimaal te betalen premie (totaal)
Gebaseerd op RTS 43.411 3.256 1.227 47.894
47.894
!
feitelijk geheven premie
49.074
Overschot/tekort (gieheven premie minus minimaal te betalen! premie)
-1.180
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 69
Bijlage IV Uitwerking (Minimaal) Vereist Vermogen Het minimaal vereist vermogen is gelijk aan de som van: • •
De voorziening pensioenverplichtingen 4% over de voorziening pensioenverplichtingen plus 0,3% over het risicokapitaal. Gezien de opbouw van het deelnemerbestand van het fonds is de som van voomoemde elementen maximaal gelijk aan 5% van de voorziening pensioenverplichtingen. De totale opslag is om die reden gelijkgesteld aan 5%, van de voorziening pensioenverplichtingen.
In onderstaand overzicht is de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen opgenomen Berekening Minimumbedrag Eigen Vermogen Berekeningsdatum: 31-12-2013 Risicofactor 1. percentage van de VPV 2. percentage van het risicokapitaal Totaal
ABTN BPF Koopvaardij 2014
In euro's Als % van (x 1.000) de VPV 118.239 4,00% 29.560 1,00% 147.799 5,00%
pag. 70
Het vereist vermogen is gelijk aan het vereist vermogen zoals berekend volgens de wortelformule. Berekening Vereist Eigen Vermogen Berekemngsdatum: [31-12-2013 Risicofactor
1. Rente 2. Zakelijke waarden 3. Valuta | 4. Commodities | 5. Krediet | 6. Verzekeringstechnisch Diversificatievoordéel Vereist eigen vermo'gen
Mutatie Eigen Vermogen Als % van In euro's de VPV (x 1.000) 1,8% 52.759 151.108 5,1% 3,5% 103.265 7.540 0,3% 32.524 1,1% 2,4% 70.728 -6,64% -193.491 7,6% 224.433
De berekening van het Vereist Eigen Vermogen is geschied op basis van de beleggingsportefeur leper 31-12-2013. Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen is voor inflatiegerelateerde producten die zijn meegenomen in Sl (Inflation Linked Bonds en Inflatie Swaps) uitgegaan van de veronderstelling dat de nominale renteschok voor 80% door een schok in de inflatieverwachting wordt veroorzaakt en voor 20% door een schok in de reële rente.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 71
Bijlage V Verklaring inzake de beleggingsbeginseien Deze 'Verklaring inzake de beleggingsbeginseien' ('Verklaring') beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het fonds. Doelstelling van het beleggingsbeleid van het fonds is het behalen van een maximaal reëel langetermijn rendement ten behoeve van de (gewezen) deelnemers in het pensioenfonds. Het bestuur bepaalt welke risico's het fonds bereid is daarbij te nemen, met inachtneming van de opbouw van het deelnemersbestand, de vereiste solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. Het fonds laat op reguliere basis ALM-studies en jaarlijks beleggingsplannen opstellen en na goedkeuring uitvoeren. Hierbij wordt er gekeken naar de samenhang tussen het beleggingsbeleid en de overige financiële sturingsinstrumenten, waaronder in het bijzonder het toeslagenbeleid. Bij de uitvoering van het beleggingsplan wordt voldoende spreiding in de beleggingen gerealiseerd en wordt steeds rekening gehouden met het effect van een belegging op de totale portefeuille in relatie tot de verplichtingenstmctuur. Op voorhand wordt geen enkele afzonderlijke beleggingscategorie, beleggingsinstmment of beleggingstechniek uitgesloten. Het fonds weegt telkens expliciet af ofhet gebmik van de aan de beleggingen verbonden zeggenschapsrechten kan bijdragen aan de realisatie van de beleggingsdoelstelling. Het fonds heeft het vermogensbeheer volledig uitbesteed. Het bestuur ziet erop toe dat de kosten die verband houden met het beleggingsbeleid redelijk en proportioneel zijn. I.
Doelstelling
Het Bpf Koopvaardij en zijn deelnemers Het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij is het bedrijfspensioenfonds voor werkgevers en werknemers in de bedrijfstak Koopvaardij. Op basis van een middelloomegeling bouwen werknemers geboren op of na 1 januari 1950 in de genoemde bedrijfstak bij het fonds een financiële aanspraak op ten behoeve van de financiële gevolgen van overlijden of pensionering. Op basis van een eindloomegeling bouwen werknemers geboren voor 1 januari 1950 in de genoemde sectoren bij het fonds een financiële aanspraak op ten behoeve van de financiële gevolgen van overlijden of pensionering. Eind 2013 bestond het totale bestand van deelnemers van het fonds uit 5.105 actieven, 16.712 ex-deelnemers (slapers) en 32.013 gepensioneerden. Duurzaam pensioenstelsel De rechten en plichten van de bij het fonds aangesloten werkgevers en werknemers, zoals de te betalen premies en op te bouwen pensioenaanspraken.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 72
zijn omschreven in de pensioemeglementen en de actuariële en bedrijfstechnische nota. Betaalbaarheid in combinatie met de toeslagambitie vergt een voldoendej hoog rendement op het belegde vermogen. Dit vereist het voeren van een consequent langetermijn beleid binnen het vastgestelde risicoprofiel van het fonds. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het financiële tCjCtsingskader dat meer aandacht vraagt voor kortetermijn fluctuaties in de financiële positie van het fonds. Een duurzaam pensioenstelsel vergt daarom een evenwichtige en door de tijd heen consistente financiële sturing. Doelstelling beleggingsbeleid De doelstelling van het beleggingsbeleid is het behalen van een maximaal reëel langetermijn rendement ten behoeve van de (gewezen) deelnemers in het pensioenfonds. Het bestuur bepaalt jwelke risico's het fonds bereid is daarbij te aanvaarden, met inachtneming van de opbouw van het deelnemersbestand, de vereiste solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is voor zowel de veiligheid als de betaalbaarheid van het pensioen van cmciaal belang. Tegen die achtergrond heeft het fonds deze 'Verklaring inzake de beleggingsbeginselen' ('Verklaring') opgesteld. Zij beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het fonds ten behoeve van de (gewezen) deelnemers in het pensioenfonds én ten opzichte van de samenleving waarin het fonds zich beweegt. Wijziging van dezé Verklaring De in deze Verklaring behandelde onderwerpen zijn voortdurend onderwerp van discussie, binnen het fonds en daarbuiten. Het fonds zal deze Verklaring daarom periodiek herzien na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid. Nieuwe inzichten zullen in deze Verklaring worden opgenomen. II
Organisatie
Beleggingsproces Onder beleggingspijoces wordt verstaan het geheel van regels dat ziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Rol van het bestuur in het beleggingsproces Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het gehele beleggingsproces, en neemt beslissingen van beleidsmatige en strategische aard. Deze beslissingen worden voorbereid door de portefeuillehouders en extem vermogensadviseur. Het daadwerkelijk beleggen van de beschikbare gelden heeft het bestuur opgedragen aan MN die belast i's met de dagelijkse uitvoering van het beleid.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 73
Rapportage en verantwoording De exteme vermogensbeheerder brengt ieder maand en kwartaal verslag uit aan het bestuur over de wijze waarop het beleggingsplan wordt uitgevoerd en van de behaalde beleggingsresultaten. Het bestuur legt iederjaar in dejaarrekening en het jaarverslag verantwoording af over het door haar gevoerde beheer van het pensioenvermogen en geeft inzicht in de financiële toestand van het fonds. Integraal financieel- en risicobeleid Het fonds geeft op integrale wijze, met inachtneming van alle sturingsinstrumenten waarover het fonds beschikt, inhoud aan het financiële en risicobeleid van het fonds. Hierbij bestaat eenfimctioneelonderscheid tussen sturing (ex anterisicomanagement),riskcontrol en (intem) toezicht. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid periodiek, met éenjaarlijkse update, in samenhang met de overige financiële sturingsinstmmenten geanalyseerd tegen de achtergrond van verschillende economische scenario's. Belangrijk analyseinstmment hierbij is het Asset Liability Management (ALM), waarbij ontwikkelingen in de beleggingen en verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Beleggingsplannen Het fonds maakt onderscheid tussen het strategisch (meerjaren) beleggingsbeleid gebaseerd op de ALM-studie, beschreven in de ABTN en hetjaariijkse beleggingsplan. Het bestuur stelt het beleggingsplann vast. Strategisch beleggingsplan Het strategisch beleggingsplan neemt als uitgangspunt de relatie tussen de bezittingen en de verplichtingen van het fonds. Het bevat de belangrijkste beleggingskeuzes die het fonds moet maken, te weten: a. de gewenste vermogenssamenstelling ('strategische allocatie') naar beleggingscategorieën. Het risicoprofiel van deze vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van alle rechten én verplichtingen op fondsniveau, zowel op korte als op lange termijn; b. de rendementsdoelstelling per beleggingscategorie, tot uitdmkking gebracht in één of meer vergelijkingsmaatstaven ('benchmarks'); c. in hoeverre het fonds bereid is de feitelijke beleggingsportefeuille (tijdelijk) te laten afwijken van de strategisch gewenste portefeuille; d. het valutabeleid. Jaarlijks beleggingsplan Het jaarlijks beleggingsplan zet uiteen op welke wijze het fonds in het desbetreffende jaar uitvoering zal geven aan het strategisch beleggingsplan. Hieronder vallen minimaal de volgende onderdelen die in lijn liggen met het strategisch beleggingsplan, te weten:
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 74
f
J-
k. 1. m.
de gewenste \^ermogenssamenstelling ('strategische allocatie') naar beleggingscategorieën. Hetrisicoprofielvan deze vermogenssamenstelling wordt geanalyjseerd in het licht van alle rechten én verplichtingen op fondsniveau, zowel op korte als op lange termijn; het balansrisicp van de portefeuille tov de verplichtingen; de rendementsdoelstelling per beleggingscategorie, tot uitdmkking gebracht in één of meerjvergelijkingsmaatstaven ('benchmarks'); in hoeverre het fonds bereid is de feitelijke beleggingsportefeuille (tijdelijk) te laten afwijken van de strategisch gewenste portefeuille; de bandbreedtes per beleggingscategorie; het toegestande actiefrisicoper belegginscategorie het rebalancing beleid; de rente- en inflatii^-afdekking; het valutabeleid.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 75
Voor het beleggingsplan 2014 is de volgende portefeuille samengesteld. Hierbij is de delta weergegeven van de portefeuille zoals vastgelegd in het beleggingsplan 2013 en de portefeuille eind 2013 (op basis van de laatste bekende gegevens bij het opstellen van het beleggingsplan 2014). Wocmpartsteuiaa TOW
ttotmiKirtBlmtllB
M.MI-ll..rti
.ï.cam
- - - • •»
MouttmcponeKiuaie MndM
't.m;m m«9
7a 15»
Notvtlti S(aa(S 401.219
11.54H
170J57
«.sos
US aDdrlifuUlgatics Omjcfha mhc lenirqcn
iAM
llIXIMBél»»
,6.SI« IOM
S4.154
5.27»
.S8.M4 -14.253
.3,17» -1.83» A«4%
7i,910 89.958
!l,a77
110,3» __>,SMJ i,S8N 0.8» 3,35K 1.JIK
S4,l»9 ll.Wl 157. l i S 57.184
121,909
6.493 238,201
^33K IMK
Totaal VB<» I M | B
«eoK
1.6&H. 3,»t
4,2»
0.19S 8, STK 8.S7TS
«l».i»4 «51
mwe 294,106
3.ïm 0,19» «.8«« 8t8IIK
•S.I4« 3.478,082
l.U«,>53 f 67,16» 1.3111.424 39.21M 9ifl9« 232^3 401,582 I2.4SH 2;.98K 1.0%
-Sa.744 •14,255
3.Z1«,T43
33*484 99.910 88.858 3X277
3.4»
o.aoQ
litfrastrucuejr
Totaal
3.93%
169, rei
a»,4o4
».»!
tUHilhrielif Efneisint Msrte( Debt ËcnkLnatu
OG m f Itfrartniciaur
9.<»!t ii.<m
-3,27« .1,8J!« -(1.44«
>,3BN 131.417 «.OX O.OW II.IB(I
wm
.5^,000
4.ra« 8.0(7»
«.Ot»
0.0O» 0.00% -i.T19(
8^0091 0,000 0.000
O.OIW
• .iit™
27,S78 7S.S»
Hpomotfiod* oiricitia»
beelrwming MK
35.13»
•:'iM,m
«.«95 AaruAifitn tsttora Amcrla Aandercfi Verrit Oouen Aar!tfef«n Unden
IJW.0O7 293.»3 «n,i«2 35.8sa 1.0%
.t.lH,'Mt
IWl.flOK
44,I1G5 31.241 87.135 97,184
a>,w3
2e,41S 103.034 6.251
3.11« 2,76» 0,97K 3,43H
25,on)
. .1.37M
1311100» 'lOgOOfl
q.SJ» 2,7l« 3.««
f^ooa
4,32» 11,»!% 3,20» 0,19»
:ZM,4IM 284.
' 8^*4X
OlOM
MDN
3.216,743
5,QM
(Kim OlOlM
•ZO,OIX
otooo
fl,31« 0.00» .0,62« 0,OOH
QJOfX
0,K% 0,00« 0,WH
o.oac
O.om
o/oas
f>.ax 0.0»
ittsjKm
• 'O.SB» O.TIBt b.S6% O.OOV O.0OK
, ;3J«
OlOOO OOOO
0.0»
a.i»» 0,12K 00»' OkOm
Tabel 11: AilocatieSobel
Deskundigheid Het fonds draagt er zorg voor dat het in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: - een optimaal beleggingsresultaat; - een professioneel beheer van de beleggingen; en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico's. Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsplan wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn bestuur en medewerkers van het
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 76
fonds gebonden aan de gedragscode van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Markt-, krediet- en operationeel risico Voor de generieke sturing van het mismatchrisico zijn de 'exposvires' naar de strategische assets in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op marktrisico's vindt plaats met behulp van onder andere: - De standaarddeviatie: dit betreft een spreidingsmaatstaf, betreffende de gemiddelde afwijking van het gemiddelde; - De 'tracking error': dit betreft een spreidingsmaatstaf, betreffende de afwijking tussen de ontwikkeling van de respectievelijke rendementen van de beleggingsportefeuille en de benchmark; - De 'value at risk' (VAR) methodieken: VAR is het maximale verlies dat binnen een bepaalde tijdsinterval kan plaatsvinden, met dien verstande dat de kans op een nog groter verlies kleiner is dan een van tevoren vastgestelde waarde a. Voor kredietrisico's wordt gewerkt met exposure limieten en credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico's is een aantal maatregelen geïmplementeerd waaronder bevoegdhedemegeling, uitwijkbeleid en incidentenmanagement. III
Uitvoering
"Prudent person" (beleggen als een 'goede huisvader' betaamt) Bij de uitvoering vani het beleggingsplan staat de "prudent person"-regel centraal. De "prudent person"-regel rust op de volgende pijlers: - deskundig vermogensbeheer; - de activa worden belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden; | - de activa worden zodanig belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel wordt gewaarborgd; dit betekent dat hetrisico-en rendementsprofiel van de totale portefeuille steeds afgestemd moet zijn op de verplichtingenstructuur van het fonds, en dat de beleggingen voldoende moeten zijn gespreid (diversificatie).
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 77
Beleggingsvrijheid Het fonds beoordeelt elke belegging zuiver op grond van risico- en rendementsoverwegingen. Volgens de "pmdent person"-regel is daarbij op voorhand geen enkele afzonderlijke beleggingscategorie, beleggingsinstrument of beleggingstechniek uit te sluiten, omdat steeds wordt gekeken naar het effect van de belegging op de totale portefeuille in relatie tot de verplichtingenstructuur. Het fonds wil als belegger noch anderszins een zodanige verantwoordelijkheid aanvaarden voor een ondernemingsactiviteit dat daaruit een niet beoogde verplichting tot additionele vermogensverstrekking kan voortvloeien. In algemene zin zal het fonds zich verzetten tegen iedere vorm van beleggingsdwang en beleggingsrestricties; deze doen afbreuk aan een optimaal risico- en rendementsprofiel. Grenzen aan beleggingsvrijheid Het fonds werkt uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die bijvoorbeeld op grond van het intemationale recht, verboden is. Voorts onthoudt het fonds zich van een belegging: indien daardoor straflsare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; - indien de belegging - zo zij zou worden verricht - in oruniddellijk verband staat met een schending van mensemechten of fundamentele vrijheden. Uitbesteding De beleggingen ter uitvoering van het beleggingsplan komen tot stand via uitbesteding aan derden die daartoe door het fonds zijn gecontracteerd. Op deze wijze wordt optimaal gebmik gemaakt van de beschikbare deskundigheid, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van vermogensbeheerders en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Voorts beschikt het fonds over afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico's te beheersen. Kosten Bij de uitvoering van het beleggingsplan maakt het fonds geen andere kosten dan die welke redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegde vermogen en de doelstellingen van het pensioenfonds. Waardering De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, aangepast met de daaraan toewijsbare vorderingen, schulden, transitoria en liquide middelen. Indien mogelijk wordt de beurswaarde als actuele waarde gehanteerd.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 78
Actief en passief beheer Het fonds hanteert een filosofie "passief, tenzij.." dit houdt in dat passieve beleggingen, mede vanwege de kostenvoordelen, de voorkeur hebben behalve in die beleggingscategórieën waar, om verschillende mogelijke redenen, actief beheer de voorkeur geniet. Zorgvuldig ondernemerschap Het fonds legt - als langetermijn belegger - de aandacht op de langetermijn doelstelling van de onderneming waarin het belegt in termen van duurzame economische groei. Het fonds betrekt informatie over duurzame economische groei - vaak van niet-financiële aard - bij zijn analyses van de kwaliteit van ondememingen. Hierdoor worden kansen en risico's opgespoord die in het bijzonder relevant zijn voor een langetermijn belegger maar die onvoldoende waardering krijgen c^p de 'traditionele' balans van een ondememing. Het fonds is van meiiing dat duurzaamheid en goed ondememingsbestuur onlosmakelijk met zorgvuldig ondememerschap verbonden zijn. De ondememingsleiding moet in staat zijn hierover verantwoording af te leggen. Een dergelijke verantwoording is inherent aan goed ondememingsbestuur en daarmee van belang om te voorkomen dat de ondememing zich gaat vervreemden van de samenleving waarvan zij deel uitmaakt. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) Het fonds heeft gekozen voor de dienstverlening van MN en daarmee voor een integrale benadering yan goed ondememingsbestuur, de uitvoering van stemrecht op aandelen en maatschappelijk verantwoord beleggen. Deze dienstverlening bestaat uit 4 speerpunten: •
verantwoord beleggen: het rekening houden bij beleggingsbeslissingen met MVB criteria. Eeii voorbeeld is het Enhanced Analytics Initiative; Een intemationaal samenwerkingsverband van institutionele beleggers gericht op het aanmoedigen yan beleggingsonderzoek dat rekening houdt met de invloed van niet-financiële factoren op de lange termijn resultaten van bedrijven. MN committeert zich daarmee om ten minste 5% van haar aandelentransacties toe te keimen aan analisten die zich onderscheiden op het gebied van ESG (Enviromnent, Social and Govemance) onderzoek.
•
thematisch beleggen: bij thematisch beleggen wordt gekeken naar investeringsmogelijkheden die zowel vanuit rendementsoogpunt als vanuit ESG oogpunt aantrekkelijk zijn.
•
uitsluitingsbeleid: bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie, distributie en/of onderhoud van antipersoonsmijnen en/of clustermunitie worden uitgesloten uit portefeuilles.
•
actief aandeelhouderschap: dit is een belangrijk instmment om invloed uit te oefenen bij de bedrijfsvoering van ondememingen, ten aanzien van goed ondememingsbeleild, goed ondememingsbestuur en maatschappelijk
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 79
verantwoord ondememen. Het is geen doel op zich, maar gericht op het creëren van waarde, in termen van rendement en risico van de portefeuille. Om actief aandeelhouderschap effectief te maken wordt wereldwijd samengewerkt met andere institutionele beleggers. Nevenactiviteiten Het fonds ontwikkelt activiteiten die het in staat stellen zijn maatschappelijke fimctie - de verzorging van (gewezen) deelnemers voor de financiële gevolgen van overlijden of pensionering op basis van solidariteit en collectiviteit - zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kemtaken van een pensioenfonds, voert het fonds deze niet uit. Verantwoording Het fonds is zich bewust van de maatschappelijke rol die het als belegger vervult. Die rol dwingt het fonds tot grote zorgvuldigheid in zijn handelen. Het fonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over zijn beleggingsgedrag. Het fonds voert een samenhangend premie-, beleggings- en toeslagenbeleid met een relatie tussen dekkingsgraad en mogelijke toeslagen. De toeslagen zijn hierbij voorwaardelijk. De uitgangspunten voor toeslagverlening zijn: - Het fonds streeft naar volledige en bestendige toeslagverlening van pensioenaanspraken; de premiestelling is niet gebaseerd op de opbouw van volledige toeslagverlening van pensioenaanspraken, de feitelijke toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het fonds; - inhaal van gemiste toeslagverlening is geen onderdeel van de toeslagverleningsambitie. Dit is de tekst die het fonds in alle uitingen (brochures, brieven, etc.) gebmikt: Uw pensioenfonds probeert iederjaar uw opgebouwde pensioen te verhogen met de verhoging van de cao-lonen van volwassen werknemers in het particulier bedrijf Uw opgebouwde pensioen is dit jaar met
verhoogd. Uw pensioenfonds heeft uw opgebouwde pensioen de afgelopen driejaar als volgt verhoogd: Over het jaar met . De prijzen gingen toen met omhoog - Over het jaar met . De prijzen gingen toen met omhoog Over het jaar met . De prijzen gingen toen met omhoog Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw opgebouwde pensioen uit beleggingsrendement. Uw pensioen wordt op een andere manier aangepast aan de stijging van de prijzen, als u niet meer meedoet aan deze pensioemegeling of als u al pensioen krijgt. Uw opgebouwde pensioen wordt dan verhoogd met maximaal de stijging van de feitelijke afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens tussen
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 80
juli enjuli van hetjaar daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 81
Bijlage VI Leeswijzer ABTN Deze leeswijzer geeft een korte toelichting op de stmctuur van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Hoofdstuk 1 Inleiding ln dit hoofdstuk wordt het doel en de organisatie van het fonds beschreven. Ingegaan wordt op de samenstelling en bevoegdheden van bestuur, pensioemaad, verantwoordingsorgaan en de diverse commissies. Daamaast wordt aangegeven welke adviseurs door het fonds zijn aangesteld en wordt het inteme beheersingssysteem beschreven. Hoofdstuk 2 Deelname aan de pensioenregeling Dit hoofdstuk gaat in op verplichte en vrijwillige aansluitingen bij het fonds. Hoofdstuk 3 Algemene overwegingen Dit hoofdstuk beschrijft kort de verwachtingen van het bestuur van het fonds ten aanzien van demografische ontwikkelingen bij het fonds. Tevens wordt ingegaan op de verwachte verhouding tussen loon- en prijsontwikkeling. Hoofdstuk 4 De inhoud van de pensioenregeling In dit hoofdstuk worden de door het fonds gevoerde pensioemegelingen beschreven. Deze pensioemegelingen zijn gebaseerd op de CAO-afspraken in de bedrijfstak. De verplichtstelling zoals beschreven in hoofdstuk 2 wordt door de CAO-partijen aangevraagd. Hoofdstuk 5 De berekening van de voorziening pensioenverplichtingen Voor de opgebouwde pensioemechten en pensioenaanspraken moet vermogen worden aangehouden. De omvang van dit vermogen is onder andere afhankelijk van de pensioentoezegging zoals gedefinieerd in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe de voorziening (voor opgebouwde) pensioenverplichtingen wordt berekend. Hoofdstuk 6 De waarderingsgrondslagen van de balans Zoals aangegeven moet het fonds vermogen aanhouden om de gedane beloften na te kimnen komen. De bezittingen en de verplichtingen van het fonds, waaronder de voorziening pensioenverplichtingen, worden geregistreerd op de balans van het fonds. In hoofdstuk 6 worden de diverse balansposten benoemd en wordt aangegeven welke waarderingsregels er gelden voor elk van de balansposten.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 82
Hoofdstuk 7 Het toeslagbeleid Onderdeel van het pensioemeglement is de voorwaardelijke verlening van toeslagen op opgebouwde pensioenaanspraken en pensioemechten. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat het streven naar voorwaardelijke toeslagverlening inhóudt en hoe deze voorwaardelijke toeslagen gefinancierd wordt. Tevens wordtjin dit hoofdstuk de meest recente verwachte realisatie van de toeslagambitie opgenomen. Hoofdstuk 8 Het premiebeleid Voor de pensioenopb'puw die geschiedt op basis van de pensioemeglementen zoals beschreven in hoofdstuk 4 moet premie geheven worden. Dit hoofdstuk beschrijft hoe de hoogte van de premie door het fonds wordt vastgesteld. Hoofdstuk 9 Het beleggingsbeleid Zoals aangegeven mojet het fonds vermogen aanhouden ter dekking van de pensioenverplichtingen. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke doelstellingen met het beleggingsbeleid worden nagestreefd en welke benchmarks en restricties ten aanzien van het beleggingsbeleid worden gehanteerd. Tevens wordt een samenvatting van het meest actuele beleggingsplan gegeven door de allocatie naar beleggingscategorieën uit dat plan weer te geven. Hoofdstuk 10 Het weerstandsvermogen van het fonds, inzet van sturingsmiddelen Teneinde de doelen van het fonds na te kuimen komen moet het fonds het toeslagbeleid, het preiniebeleid en het beleggingsbeleid zoals beschreven in de hoofdstukken 7, 8 en ^ gestmctureerd gecombineerd in kurmen zetten. Periodiek wordt de stuurkracht vpn deze beleidsterreinen onderzocht middels een ALM studie. De resultaten van deze studie en het daarop gebaseerde beleidskader (de samenhang tussen voomoemde beleidsterreinen) worden in dit hoofdstuk beschreven. Bijlagen In de bijlagen bij de ABTN wordt aangegeven welke parameters het fonds thans hanteert voor bijvoorbeeld de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen. Tevens wordt de meest recente waarde van een aantal toetsgrootheden weergegeven. Het betreft daarbij het (minimaal) vereist vermogen en de kosten'dekkende premie.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 83
Bijlage VII Crisisplan
Inleiding In hoofdstuk 10 van deze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) zijn de risico's waaraan het pensioenfonds blootstaat beschreven. Deze risico's kuimen ertoe leiden dat de doelstellingen van het fonds nu ofop langere termijn in gevaar komen. De doelstellingen van het fonds luiden: • • • •
Het verschaffen van pensioenuitkeringen; Het zo veel als mogelijk waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken; Het minimaliseren van de kansen op onderdekking en reservetekort, alsmede de mate hiervan; Het, met in acht neming van de voorgaande doelstellingen, maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te realiseren.
Wanneer de doelstellingen van het fonds in gevaar komen is het bestuur genoodzaakt aanvullende maatregelen te nemen, aan te duiden als crisismaatregelen. Dit crisisplan bevat een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief zou kuimen inzetten indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstellingen van het pensioenfonds in gevaar komen. Dit crisisplan is bedoeld voor het geval zich in de toekomst dergelijke situaties voordoen waarbij crisismaatregelen genomen moeten worden. Het plan geeft de te hanteren kritische ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen communicatieen besluitvormingsprocessen aan. 1. Beschrijving crisissituatie Het bestuur onderkent dat marktwaardering van de pensioenverplichtingen en de bezittingen met onzekerheid is omgeven. De toekomstige rente is een voomame factor hierbij, evenals de toekomstige levensverwachting. De onzekerheid hieromtrent heeft het bestuur doen besluiten pas crisismaatregelen te treffen als naar oordeel van het bestuur sprake lijkt van een stmcturele en significante crisissituatie. Het bestuur voert immers een langetermijn beleid en wenst in het beleid naar alle betrokkenen niet aanvullend op dagvolatiliteiten te reageren. Op basis van het reguliere beleid van het fonds is bijvoorbeeld het renterisico over de pensioenverplichtingen grotendeels afgedekt. Dit crisisplan treedt in werking als de doelstelling tot het onverkort uitkeren van pensioenen in gevaar komt.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 84
Het bestuur stelt vast dat er sprake is van een crisissituatie als de dekkingsgraad lager is dan het Minimaal Vereist Vermogen (circa 105%). Uiteraard zijn er meer crisissituaties te onderscheiden, maar zover deze onderkend zijn, zijn de maatregelen die in zulke situaties getroffen (moeten) worden onderdeel van het bestaande beleid. Een voorbeeld hiervan is het stoploss beleid voor de match-portefeuille waarbij bij een oplopend kredietrisico vroegtijdig beleggingen met een te hoog opgelopen kredietrisico worden vervangen door gelijkwaardige beleggingen met een lager kredietrisico. 2. Dekkingsgraad waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen Wanneer de dekkingsgraad zich op enig moment onder het Minimaal Vereist Vermogen bevindt stelt het pensioenfonds een kortetermijn herstelplan op waarin wordt aangegeven hoe het pensioenfonds binnen de wettelijk gestelde termijnen een dekkingsgraad bojven het Minimaal Vereist Vermogen zal bereiken. Het bestuur heeft als onderdeel van dit crisisplan daamaast een zogenaamde "kritische dekkingsgraad" vastgesteld. Dit is de dekkingsgraad waarbij het fonds er niet langer in slaagt om binnen de wettelijk gestelde maximale termijnen de technische voorzieningen en het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (financieel) aan te vullen zonder de belangen van betrokkenen onevemedig te schaden of tot het korten van pensioenaanspraken en- rechten over te moeten gaan. van waarden te voorzien, zonder de belangen van deelnemers, gewezen deehiemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden ofde werkgevers onevemedig te schaden en tot het korten van pensioenaanspraken over te moeten gaan. Het niveau van de kritische dekkingsgraad is onder andere afhankelijk van de rentetermijnstmctuur en de verwachte meerrendementen op enig moment. In de volgende tabel is de kritische dekkingsgraad voor een aantal scenario's opgenomen (uitgaande van een wettelijke hersteltermijn naar het Minimaal Vereist Vermogen van drie jaar). Het meerrendement is het extra rendement dat wordt verwacht bovenihet rendement (de rekemente) dat nodig is voor aangroei van de technische voorzieningen. Bij het opstellen van de tabel is uitgegaan van het huidige premiebud'get.
e u s
2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 4,5% 5,0%
1 0,Ö% 106,0% 105,4% 104,8% 104,3% 103,8% 103,4% 10'2,9%
ABTN BPF Koopvaardij 2014
verwacht meerren( ement 1,5% 1,0% 0,5% 103,0% 101,6% 104,4% 102,5% 101,1% 103,9% 100,7% 103,4% 102,0% 100,2% 101,6% 102,9% 99,8% 102,5% 101,1% 99,4% 100,7% 102,0% 99,0% 100,3% 101,6%
2,0% 100,2% 99,8% 99,3% 98,9% 98,5% 98,1% 97,7%
pag. 85
Opgemerkt zij dat naar de situatie per 30-09-2011 de kritische dekkingsgraad van het fonds circa 102,5% bedroeg, uitgaande van een Minimaal Vereist Vermogen van 105%. Het beleid van pensioenfonds Koopvaardij is reeds gericht op het beperken van de kans dat de dekkingsgraad zich richting deze kritische dekkingsgraden beweegt (zie ook de doelstellingen van het pensioenfonds). Middels een ALMstudie wordt dit beleid regelmatig getoetst en indien nodig herijkt. 3. Maatregelen die ter beschikking staan Het bestuur is in het geval van een crisissituatie genoodzaakt maatregelen te nemen, aan te duiden als crisismaatregelen. Het bestuur heeft alle mogelijke crisismaatregelen onderzocht en besproken: •
•
•
•
•
•
Premieverhoging In de pensioenovereenkomst (onderdeel van de CAO-afspraken) zoals overeengekomen tussen werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers is een vast premiebudget overeengekomen. Het bestuur acht een premieverhoging niet op een korte termijn realiseerbaar. Bovendien is gezien de rijpheid van het fonds van een premieverhoging nauwelijks effect op de financiële positie van het fonds te verwachten. Bijstorting werkgevers Gezien het feit dat het fonds een bedrijfstakpensioenfonds is, behoort een bijstorting niet tot de mogelijkheden en kan daarom niet als maatregel in dit crisisplan aan gemerkt worden. Beperken of niet toekeimen van toeslagen Het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van de voorwaardelijke toeslagverlening van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt niet als crisismaatregel aangemerkt, maar als een regulier onderdeel van de pensioemegeling en het beleidskader. Toepassen gesplitste kortingsregeling (zonder premie te verlagen) De pensioenopbouw kan per regeling (A,B) worden verlaagd tot het peil waarop de premie kostendekkend is, de strikt gescheiden regelingen hebben andere kenmerken en B kan A, maar vooral C en voorgaande regelingen niet subsidiëren. Het fonds gebmikt een gedempte rentevoet van 3,9% voor de vaststelling van de kostendekkende premie. In een crisissituatie dient de premiedekkingsgraad minstens 105% te bedragen. Gezien het zeer geringe premiestuur zal het bestuur van het fonds in een crisissituatie overwegen een adempauze voor aanpassing van de pensioenopbouw aan te vragen. Versoberen pensioemegeling (zonder premie te verlagen) Het eventueel versoberen van de pensioemegeling dient plaats te vinden in overleg met werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers die de CAOafspraken hebben gemaakt. Het bestuur acht deze maatregel niet snel inzetbaar onder de huidige CAO-afspraken. Aanpassen beleggingsbeleid Het aanpassen van het beleggingsbeleid bij verschillende niveaus van de
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 86
dekkingsgraad is onderdeel van het reguliere beleidskader zoals beschreven in de ABTN. De te nemen maatregelen zijn uitgewerkt in paragraaf 3,1. • Korten van pensioenaanspraken en pensioemechten De pensioenaanspraken en pensioemechten van actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden in het geval van een crisis pro'pentueel evenveel (uniform) gekort. Er wordt niet meer gekort dan strikt nodig is om voldoende te kuimen herstellen. De korting wordt jaarlijks vastgesteld zolang die nog noodzakelijk is. Bovenstaande resulteert in de volgende crisismaatregelen, in volgorde van prioritering: 1. Gebmik maken van een eventueel toegestane adempauze voor wat betreft de eis tot voldoende Ipremiedekkingsgraad; 2. Toepassen gesplitste kortingsregeling voorzover de premie niet kostendekkend is; 3. Korten van pensioenaanspraken en pensioemechten. 3.1 Aanpassen beleggingsbeleid Risicobudget Bpf. Koopvaardij han'teert een strategisch beleggingsbeleid gebaseerd op risico en rendement naar aanleiding van de ALM-studie 2010. De strategische uitgangspunten zijn in hoofdstuk 10.3 weergegeven. Door het risicobudgetin het strategisch beleggingsbeleid mee te laten ademen met het niveau van de dekkingsgraad is een automatische demping ingebouwd, in lijn met de doelstel ing van het crisisplan. Echter, naast dit strategisch beleggingsbeleid kunnen er omstandigheden zijn waardoor het wenselijk is om hetrisicobudgetverder in te perken als gevolg van een crisis. Eerder genoemde niveaus van de dekkingsgraden kunnen hier aanleiding voor zijn. Risicofactoren Onderliggend aan het nsicobudget zijnrisicofactorente benoemen die de waarde van beleggingscategorieën beïnvloeden. De voomaamste factoren zijn: 1. Vreemde valuta 2. Marktrisico; aandelen, omoerend goed, commodities 3. Rente en inflatie 4. Krediet/spread risico Een daling van de dekkingsgraad is in belangrijke mate temg te voeren op bovenstaande factorenj Daamaast spelen ernog verzekeringstechnische risico's, zoals het langleven risico. Deze factoren zijn nauwelijks te bemvloeden en zullen in deze paragraaf verder buiten beschouwing worden gelaten.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 87
Te nemen maatregelen Vreemde valuta Het risico voor de dekkingsgraad is dat de waarde van de netto-positie naar vreemde valuta ten opzichte van de euro daalt. Hierdoor zal de waarde van investeringen die in vreemde valuta noteren, in waarde dalen, wat een negatief effect heeft op het vermogen. Strategisch is het valutarisico van de liquide valuta en de liquide beleggingen voor 100% afgedekt. Echter, gezien de huidige eurocrisis,. staat de euro onder druk. Om te kunnen compenseren voor een verdere verdieping van de eurocrisis, waarbij kredietrisico 's toenemen en ook marktrisico op aandelen, is het valutarisico verhoogd. In dit specifieke geval, compenseert het valutarisico voor het krediet- en aandelenrisico. Om het valutarisico te verlagen worden derivaten ingezet om de exposure naar vreemde valuta te verminderen. Middels forwardcontracten of valutaswaps wordt een tegengestelde positie ingenomen ten opzichte van de onderliggende investeringen, waardoor het valutarisico wordt geneutraliseerd. Met name de posities naar liquide valuta zoals USD, GBP, YEN, NOK, SEK en CAD zijn tegen relatief lage kosten, snel te implementeren. De exposure naar 'overige' valuta bestaat voomamelijk uit valuta van Emerging Markets. Het afdekken van dit risico is onmogelijk of enkel tegen hoge kosten. Deze maatregel is hierdoor niet effectief voor deze valuta's in geval van crisissituaties.
Marktrisico Het marktrisico is het gevolg van de volgende beleggingscategorieën, met bijbehorend gewicht (per ultimo 2013): 1. Aandelen; 10,7% 2. Omoerend goed; 8,7% 3. Commodities; 0,8% 4. Hoogrentende obligaties; 8,1% 5. Hedge fimds; 3,2% Marktrisico heeft als doel een extra rendement te genereren boven de swaprente waarmee de verplichtingen worden verdisconteerd. Dit extra rendement is op lange termijn benodigd om te kuimen voldoen aan de ambities van het fonds, zoals een indexatie voor de deelnemers. In theorie zijn er twee altematieven om marktrisico afte bouwen: 1. Verkopen van beleggingen 2. Neerwaarts risico beschermen door middel van derivaten.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 88
Adl. Verkopen Het afbouwen van inj^^esteringen is de meest effectieve manier om marktrisico te verkleinen. Voor de meer liquide categorieën is in een relatief korte periode een flink deel van de portefeuille af te bouwen. Hierbij kennen aandelen de hoogste liquiditeit (de positie is grotendeels in 1 week af te bouwen), gevolgd door commodities en hoogrentende obligaties. Voor omoerend goed is de liquiditeit zeer laag tot nihil, daar het direct omoerend goed betreft. Ad2. Derivaten Het gebmik van derivaten om marktrisico te beperken is enkel realistisch voor de beleggingscategorie aandelen en dan met name voor de ontwikkelde markten. Voor het gebmik van derivaten zijn een tweetal varianten mogelijk, opties en fiitures. De toegevoegde waarde van opties hangt in sterke mate samen met de prijsvorming van opties. Bij een hoge volatiliteit van de markt, zijn opties relatief duur waardoor de mogelijke bescherming wordt beperkt. In een crisissituatie is dit vaak het geval. Een andere mogelijkheid om snelrisicoafte bouwen, is het gebmik vanfiitures.Deze derivaten kennen een zelfde systematiek als de forward-contracten bij het afdekken van valutarisico. Rente en inflatie Bpf Koopvaardij hanteert een stringentrisicobeleidten aanzien van rente en inflatie zoals weergegeven in hoofdstuk 10.3 van de ABTN.: Door het beleid goed te volgen, blijft het rente- en inflatierisico beperkt ten opzichte van de verplichtingen zoals Bpf Koopvaardij die heeft vastgelegd (boven de middengrens van nominaal 120, zijn de verplichtingen voor een deel
reëel).
Het beleid is er op gericht om de rentegevoeligheid van de verplichtingen te repliceren. Hiervoor worden de volgende instmmenten ingezet: • Staatsleningen • Bedrijfsobligaties • Hypotheken • Swaps ln tijden van crisis is het rente- en inflatierisico relatiefsnel aan te passen middels staatsleningen en renteswaps Krediet/spread risico Het kredietrisico manifesteert zich in de volgende beleggingscategorieën: 1. Staatsleningen 2. Credits/Bedrijfsobligaties en hypotheken 3. Hoogrentende obligaties Adl. Staatsleningen Voor de staatsleningen is een stringent landenbeleid geformuleerd waardoor tijdig afscheid wordt genomen wanneer het kredietrisico van een specifiek land
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 89
te veel oploopt. Dit beleid heeft zich het afgelopen jaar bewezen. Het kredietrisico op staatsleningen is hierdoor beperkt. Echter, door de grote positie in staatsleningen heeft een beperkte stijging van de spread al een impact op de dekkingsgraad. Een stijging van 25 basispunten in spread ten opzichte van de swapcurve, staat gelijk aan 1% dekkingsgraad. Het bestuur monitort ook de omvang van de uitstaande staatsschuld en het begrotmgstekort, waar nodig wordt de exposure-omvang beperkt. Ad2. Credits en hypotheken De positie in credits en hypotheken bedraagt 16,4%i van de portefeuille. Hiervan komt 70% uit credits en het overige deel uit hypotheken. De positie in hypotheken is illiquide en daardoor zeer moeilijk verhandelbaar. In geval van een crisis in hypotheken, zal de portefeuille hier hinder van ondervinden. Dit risico is niet te mitigeren op dit moment. De positie in credits is relatief liquide, waardoor bij een dreigende escalatie het mogelijk is deze positie voor een deel af te bouwen. Ad3. Hoogrentende obligaties De positie in Hoogrentende obligaties bestaat uit bedrijfsobligaties en obligaties van 'emerging markets'. Deze beleggingscategorieën zitten bewust in de portefeuille vanwege de vergoeding op het kredietrisico. De obligaties zijn relatief liquide in normale marktomstandigheden, maar de liquiditeit droogt snel op in tijden van spanning. Een afbouw in geval van calamiteiten zal zich daardoor beperken tot een relatief klein deel van het vermogen. Het totale gewicht in Hoogrentende obligaties bedraagt 7,5% per ultimo 2012. Procedure Daar iedere crisissituatie specifieke kenmerken heeft, is het vooraf niet mogelijk de actie te definiëren. Echter, een crisissituatie heeft altijd betrekking op bovengenoemde factoren. In deze paragraaf is besproken welke risicofactoren redelijkerwijs zijn te bemvloeden en welke instrumenten hiervoor beschikbaar zijn. In geval van een crisissituatie, zijn de volgende stappen te bepalen ten aanzien van het beleggingsbeleid: 1. Bepaal wanneer sprake is van een crisissituatie (zie paragrafen hiervoor) 2. Bepaal welkerisicofactorenleidend zijn in deze specifieke situatie 3. Bepaal mogelijkheden omrisicofactorente beïnvloeden 4. Besluitvorming implementatie 4. Mate inzetbaarheid van de maatregelen Op grond van artikel 10 lid 3 van het pensioemeglement A is het mogelijk de pensioenopbouw in een jaar te verlagen indien de premie niet toereikend is. Dit is een beslissing die het bestuur zelfstandig kan nemen. De mogelijkheid tot het korten van pensioenaanspraken en pensioemechten is opgenomen in artikel 10 lid 4 van het pensioemeglement A. Ook dit is een beslissing die het bestuur zelfstandig kan nemen.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 90
5. Indicatie financiële effect van de maatregelen Het toepassen van de gesplitste kortingsregeling, door het verlagen van de pensioenopbouw voorzover de premie niet kostendekkend is, draagt niet direct bij aan herstel van de dekkingsgraad, maar zorgt ervoor dat de dekldngsgraad niet verder wegzakt door de inkoop van nieuwe pensioenaanspraken. Een uniforme korting van pensioenaanspraken en pensioemechten van 1% voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden betekent bij een dekkingsgraad van ljOO% een stijging van de dekkingsgraad met circa 1%. Uitgaande van een dekkingsgraad van 97,4% en een uniforme korting van de pensioenaanspraken jen pensioemechten van 5% voor alle groepen kan het pensioenfonds (bij een rekemente van 2,5% en een verwacht meerrendement van 1,0%) naar verwachting binnen de wettelijk gestelde termijnen herstellen naar het Minimaal Vereist Vermogen. 6. Evenwichtige belangenafweging Het bestuur maakt voor wat betreft de korting van pensioenaanspraken en pensioemechten geen onderscheid tussen de verschillende groepen. Naar de mening van het bestuur is dit een evenwichtige verdeling van de lasten. Het bestuur realiseert zich dat pensioengerechtigden geen verdiencapaciteit meer hebben en hierdoor in eerste instantie zwaarder getroffen lijken dan de deelnemers en gewezen deelnemers. Het uitsluiten of beperken van korting voor pensioengerechtigden zou echter een te zwaar beslag leggen op de solidariteit. Bovendien heeft een (belangrijk) deel van de gepensioneerden een pensioen op basis van een gemitigeerde eindloomegeling kurmen opbouwen, terwijl thans voor actieven een voorwaardelijk geïndexeerde middelloomegeling van toepassing is. 7. Communicatie met belanghebbenden ln deze paragraaf beschrijft het pensioenfonds de communicatie over het financieel crisisplan en de communicatie wanneer zich een crisis voldoet. De in de Pensioenwet opgenomen uitgangspunten duidelijkheid, begrijpelijkheid en tijdigheid vormen de basis voor de communicatie die voortvloeit uit dit financiële crisisplan. In onderstaande tabel staat weergegeven hoe het pensioenfonds zal communiceren over het crisisplan en in de verschillende stadia van een crisis. Communicatiefase Fase 1: Communicatie over liet crisisplan
IVIoment van communiceren Na vaststellen crisisplan, binne n een maand
ABTN BPF Koopvaardij 2014 1 i
Hoofdboodschap
Doelgroep
Kanalen/ middelen
-Bestaan en doel van crisisplan -Inhoud op
-Actieve deelnemers -Gewezen deelnemers -Pensioengerechtigden
-Pensioen Kom pas -Website -Werkgeversnieuwsbrief
pag. 91
hoofdlijnen
Fase 2: Aanvang crisissituatie
Binnen 1 maand na aanvang crisis
Fase 3: Bestuursbesluit(en) over maatregelen
Binnen 3 weken na besluit bestuur
Fase 4: Ongedaan maken maatregelen
Binnen 2 weken na besluit bestuur
-Verslechtering financiële situatie fonds -Mogelijke maatregelen inclusief gevolgen -Impact en afweging maatregelen -Belangenafweging -Financiële situatie -Maatregelen) die genomen worclen -Gevolgen van de maatregelen voor de deelnemer -Evenwichtige verdeling en belangenbehartiging -Verwachtingen -Verbetering financiële situatie -Maatregelen (gedeeltelijk) ongedaan gemaakt -Gevolgen van het ongedaan maken van de maatregelen voor de deelnemer -Evenwichtige verdeling en belangenbehartiging
-Werkgevers -Sociale partners -Overige organen -Toezichthouders idem
-Brief aan belanghebbenden -Website -Werkgeversn ieuwsbrief -Mondeling aan toezichthouders en overige organen
idem
idem
Idem
idem
In het geval van een crisis zal het bestuur met de toezichthouder communiceren op de daarvoor voorgeschreven wijze en met inachtneming van de daarvoor voorgeschreven termijnen. Aan alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden zal in aanvulling op al eerder gedane maandelijkse mededelingen over de financiële situatie van het pensioenfonds op de website middels een brief worden gecommuniceerd dat van een crisis sprake is en dat maatregelen moeten worden genomen. Er zal tevens worden aangegeven welke maatregelen dat zullen zijn en per weUce datum ze zullen worden toegepast. Beleid ongedaan maken crisismaatregelen Wanneer de dekkingsgraad het niveau van 135% heeft overschreden zal de toegepaste korting van de pensioenaanspraken (gedeeltelijk) ongedaan worden gemaakt. Bij het ongedaan maken van de toegepaste korting van de pensioenaanspraken zal ervoor worden gezorgd dat de dekkingsgraad het niveau
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 92
van 135% niet zal onderschrijden. Er wordt maximaal éénmaal per jaar gecompenseerd. Het bestuur stelt op het moment van het compenseren van de toegepaste korting het te compenseren percentage van de aanspraken en rechten vast. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks over het al dan niet compenseren van de toegepaste korting. 8. Besluitvormingsproces ln het geval van een crisissituatie zal het bestuur handelen conform de wettelijk gestelde termijnen voor een kortetermijnherstelplan en op basis van het gestelde in dit crisisplan. Besluiten kuimen door het bestuur worden genomen conform artikel 12 van de statuten. Het dagelijks beleid jvan het pensioenfonds wordt intensief beoordeeld door de eerste aanspreekpunten van de verschillende aandachtsgebieden in samenwerkmg met h'et dagelijks bestuur. De eerste aanspreekpunten zijn daarom bij uitstek in de positie om tijdig een dreigende crisissituatie te signaleren. Omdat het bestuur zeerfi'equentvergadert, kunnen de portefeuillehouders met het dagelijks bestuur als crisisteam optreden, met verantwoording aan het voltallige bestuur. 9. Beoordelmg actualiteit Het bestuur zal het crisisplan opnemen als vast agendapunt bij de periodieke toetsing van de ABTN. Bij continuïteitsanalyses en ALM-studies zal onderdeel 2 van dit crisisplan van nieuwe informatie worden voorzien.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 93
Bijlage VIII Samenvatting Kwetsbaarheidsanalyse Naar aanleiding van de brief op 21 november 2013 en het daar op volgende seminar "Houdbaarheid bedrijfsmodel" van 14 januari 2014 van DNB is Bpf Koopvaardij gevraagd om een kwetsbaarheidsanalyse op te stellen. In reactie hier op heeft het bestuur de onafhankelijk actuaris Mercer de opdracht gegeven een kwetsbaarheidsanalyse op te stellen. Naast deze kwetsbaarheidsanalyse heeft het bestuur enige additionele aandachtspunten zoals gesteld door DNB in haar guidance over dit onderwerp en apart verwerkt in de kwetsbaarheidsanalyse. Uit de kwetsbaarheidsanalyse van Mercer, zoals naar voren komt uit onderstaand tabel, blijkt dat onder normale omstandigheden het fonds voldoet aan de zeven gestelde criteria van DNB. . indicator ;
1
Definitie
i
Meer dan 2 maal gemiddelde per pensioenfonds 1 Kosten per Deelnemer | Meer dan 6Ö% TV~betrèft gepensioneerden Vergrijzing 1 ' Minder dan 1% Premiestuur i t
j
Krimp
i
1
Kostenvoorziening ]
Meer dan 20% in 5 jaar
^
Minderdan 10 jaar
Dekl
Glijdende schaal
; Omvang van het fonds i
Glijdende schaal
\
•
Score Lange Termijn
Score 2014
'
137
1
182
210
60% 1.8%
: :
59% 2.7%
Score » Siapersfonds 60%
-9,70%
i
-9,00%
0% ! Trendmatige krimp van ca 2,5%
Voldoende
i
Voldoende
Voldoende
111%
127%
131%
€3,2 mld en dalend , €3,5 mld en stijgend
€2,5 mld en dalend
Hierbij is het lange termijn scenario het default scenario voor Bpf Koopvaardij. In navolging op deze analyse heeft Bpf Koopvaardij een eigen analyse gedaan naar de onderdelen van de kwetsbaarheidsanalyse zoals door DNB aangegeven, zijnde: Cijfermatige & kwantitatieve analyse voortbestaan Bpf Koopvaardij; Govemance Bpf Koopvaardij; (Beëindigingsvoorwaarden) uitvoeringsreglement; Altematieven & speelveld Bpf Koopvaardij; (Beëindigingsvoorwaarden) uitbestedingsovereenkomsten; Draagvlak deelnemers & sociale partners Bpf Koopvaardij; Liquiditeit beleggingen Bpf Koopvaardij. De volgende besluiten zijn genomen door het bestuur van Bpf Koopvaardij op basis van het rapport van Mercer en de aanvullende analyse, zoals vastligt in dit rapport, van Bpf Koopvaardij: 1. Het bestuur van Bpf Koopvaardij ziet geen aanleiding om aanpassingen of beleidsmaatregelen door te voeren die betrekking zouden hebben op een (mogelijke) liquidatie van het fonds op de middellange termijn. Tevens concludeert het bestuur dat, indien noodzakelijk, kennis, kunde en structuur aanwezig is om snel te kunnen acteren indien veranderende omstandigheden leiden tot een andere uitkomst van de uitgevoerde analyse.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 94
2. In het jaarverslag 2014 zal dit expliciet worden vastgelegd. 3. Jaarlijks zal het bestuur van Bpf Koopvaardij een herijking laten plaatsvinden van deze analyse in de periode van het 4^ kwartaal en de resultaten meenemen in zijn jaarverslag. 4. Specifieke actiepunten die voortgekomen zijn uit deze kwetsbaarheidsanalyse: a. Het continue monitoren van exogene factoren die duidelijke consequenties kunnen hebben voor het voortbestaan van Bpf Koopvaardij; b. Het verder ondersteunen van de sociale partners om te komen tot een nieuwe uitvoerbare pensioenregeling die aansluit bij de ambities van de sector en in het belang is van de deelnemers van Bpf Koopvaardij. Deze actie is al langere tijd lopend maar vanuit de kwetsbaarheidsanalyse blijkt het belang hier van des te meer; c. Het na'der onderzoeken van de mogelijkheden om te komen tot vergaande vormen van samenwerking dan wel samengaan met andere fondsen uit de zogenaamde "natte" sector. Gezien de problematiek rond govemance, kosten, uitvoering, nieuwe wetgeving, toezicht, etc. die alle fondsen meemaken lijken hier binnen nu en afzienbare tijd mogelijkheden te bestaan. Het bestuur zal zich dan ook sterk maken, zoals het de afgelopen periode al heeft gedaan, dat deze mogelijkheden zorgvuldig worden bekeken en als prioriteit binnen het bestuur worden opgepakt. d. Het aanpassen van de overeenkomst van de pensioenadministratie met nadruk op een uitwerking van de verplichtingen over- en weer bij een beëindiging van deze overeenkomst.
ABTN BPF Koopvaardij 2014
pag. 95