HOUTEN Herontwikkeling hoek Lobbendijk/ Koningin Wilhelminaweg Ϳ
Houten Herontwikkeling hoek Lobbendijk/Koningin Wilhelminaweg (oude locatie Bogermanschool)
bestemmingsplan identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0321.0390BOGERMAN‐VSBP
16‐10‐2014 25‐11‐2014 11‐03‐2015 02‐07‐2015
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
032100.19329.00 opdrachtleider:
drs. M. Hoorn
Delftseplein 27b
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam postbusbv150 Delftseplein 27b 3000 AD Rotterdam Postbus 150 T: 010-20 18 555 3000 AD Rotterdam telefoon (010) E-mail: 201
[email protected] 55 E-mail:
[email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets %&%' *#'+&+++ ',! '% +%-!% - *7! &%& 8;%; +!' '+#+ +-#+;+ %&%& 8% %%#'%'$ %&%';' ' &' %+ '&+# ++ '$
Toelichting
4
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
5
Inhoud van de toelichting Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding en doelstelling
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Vigerend bestemmingsplan
8
1.4
Leeswijzer
9
Hoofdstuk 2
Planbeschrijving
11
2.1
Bestaande situatie
11
2.2
Toekomstige situatie
12
2.3
Woningbehoefte
14
Hoofdstuk 3
Beleid en regelgeving
17
3.1
Rijks‐, provinciaal en regionaal beleid
17
3.2
Gemeentelijk beleid
20
Hoofdstuk 4
Omgevings‐ en milieuaspecten
23
4.1
Verkeer en parkeren
23
4.2
Verkeerslawaai
28
4.3
Bodem
31
4.4
Externe veiligheid
32
4.5
Kabels en leidingen
32
4.6
Luchtkwaliteit
33
4.7
Bedrijven en milieuzonering
34
4.8
Water
34
4.9
Ecologie
37
4.10
Cultuurhistorie
39
4.11
Archeologie
40
4.12
Vormvrije mer‐beoordeling
42
Hoofdstuk 5
Plansystematiek
43
5.1
Algemeen
43
5.2
Enkelbestemmingen
43
Hoofdstuk 6
Handhaving en uitvoering
45
6.1
Algemeen
45
6.2
Jurisprudentie
45
6.3
Gemeentelijk handhavingsbeleid
46
6.4
Handhaving bestemmingsplan
47
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
6
Hoofdstuk 7
Uitvoerbaarheid
49
7.1
Inspraak
49
7.2
Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
49
7.3
Economische uitvoerbaarheid
49
7.4
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
49
Bijlage 1
Toetsing aan het beeldkwaliteitplan
Bijlage 2
Bouwstenen woningbouwprogrammering
Bijlage 3
Rekenbladen wegverkeerslawaai
Bijlage 4
Bodemkwaliteit
Bijlage 5
Quickscan Flora‐ en faunawet
Bijlage 6
Archeologisch onderzoek
Bijlage 7
Nota inspraak en overleg
Bijlagen bij de toelichting
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
7
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doelstelling Op de hoek van de Lobbendijk en de Koningin Wilhelminaweg in het oude dorp van Houten was tot voor kort de Bogermanschool gevestigd. Inmiddels is deze school verhuisd en is de locatie vrijgekomen voor herontwikkeling. Naar aanleiding van een burgerinitiatief is het de bedoeling dat op deze locatie een woongebouw wordt gerealiseerd met 44 levensloopbestendige appartementen voor ouderen, met gezamenlijk faciliteiten die gebruikt kunnen worden door levensloopbestendige appartementen. Daarnaast komt in het gebouw een vergaderruimte voor de Hersteld Hervormde Gemeente, evenals een woning voor haar predikant. Het totaal aantal woning komt daarmee op 45. Om het gebouw toekomstbestendig te maken, wordt het mogelijk de gemeenschappelijke ruimten om te zetten in woningen, waarmee het totaal aantal woningen op maximaal 48 uitkomt. De ontwikkeling is niet mogelijk in het nu geldende bestemmingsplan. Er is voor een deel van het perceel een uit te werken bestemming opgenomen. De ontwikkeling past echter niet geheel binnen de uit te werken bestemming, onder meer omdat het perceel groter is dan de uit te werken bestemming. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is daarom dit bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging plangebied Het plangebied is gesitueerd aan de noordzijde van het Oude Dorp en omvat het voormalige schoolgebouw van de Bogermanschool en het verenigingsgebouw 'De Bron' van de Hersteld Hervormde Gemeente. Het plangebied wordt begrensd door de Koningin Wilhelminaweg in het zuiden, de Lobbendijk in het oosten, Gierst‐Oord in het noorden en westen. De situering van het plangebied is hieronder weergegeven in de figuur.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
8
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Vigerend bestemmingsplan Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Oude Dorp'. Dit plan is vastgesteld op 16 januari 2013. In het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming Wonen ‐ Uit te werken en de bestemming Maatschappelijk waarbinnen een wijzigingsbevoegdheid naar Wonen is opgenomen. Binnen de vigerende bestemming Wonen ‐ Uit te werken is de bouw van woningen toegestaan in de vorm van aaneengebouwde, twee‐aaneengebouwde, vrijstaande en gestapelde woningen. De maximale bouwhoogte bij gestapelde woningen bedraagt 12 m. Er is geen maximum aantal woningen bepaald, maar er dient wel te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en de gebruiksmogelijkheden voor belendende percelen mag niet onevenredig worden beperkt. De wijzigingsbevoegdheid naar wonen binnen de bestemming Maatschappelijk hanteert dezelfde uitgangspunten. Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven past de beoogde ontwikkeling echter niet geheel binnen deze bestemmingen, waardoor het niet mogelijk is een wijzigingsplan in combinatie met een uitwerkingsplan op te stellen. Dit heeft betrekking op de functies van de Hersteld Hervormde Gemeente die worden opgenomen. Voorts passen de gemeenschappelijke ruimtes die bij de levensloopbestendige woningen horen strikt genomen niet in de uitwerkingsregels/de wijzigingsbevoegdheid. Teneinde de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
9
Figuur 1.2 Uitsnede plangebied binnen het vigerend plan 'Oude Dorp'
1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven en wordt specifiek ingegaan op de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt het relevant ruimtelijk beleid benoemd. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de omgevings‐ en milieuaspecten waarna in hoofdstuk 5 de plansystematiek wordt beschreven. Hoofdstuk 6 gaat in op handhaving en uitvoering van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 beschrijft tenslotte de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
10
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
11
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande situatie Het plangebied ligt op de overgang van het Oude Dorp in het zuiden en de nieuwere bebouwing uit de jaren '70 van de vorige eeuw in het noorden. De aan de oostzijde gelegen Lobbendijk is een van de oorspronkelijk toegangsroutes van de historische kern van Houten. Van de oorspronkelijk structuur van deze invalsweg is weinig meer over. Bebouwing in het Oude Dorp kenmerkt zich in traditionele woningbouw van één à twee lagen met een kap, in de vorm van vrijstaand, twee‐onder‐een kap, en rijwoningen. De verkaveling is een mix van historische gegroeide verkaveling en kleinschalig planmatige inrichting. De later gebouwde woningen aan de noordzijde zijn typische doorzonwoning van twee lagen met een kap in een sterk planmatig patroon. Direct ten oosten van de Bogermanschool staan enkele recenter (circa 1990) gebouwde twee‐onder‐een kapwoningen van twee lagen met een kap. Deze woningen zijn onderling weer verbonden door de tussenliggende garages. Aan de westzijde van het plangebied staat een woningcomplex 'Woonstede'. Dit wooncomplex, plat afgedekt en bestaande uit twee en deels drie lagen, is specifiek bestemd voor huurders van 55 jaar en ouder, waarbij een deel van de woning bestemd is voor huurders met een zorgbehoefte.
Figuur 2.1 Impressie bestaande situatie v.l.n.r. met de klok mee: locatie 'De Bron', hoek Kon. Wilheminaweg/Lobbendijk, Gierstoord met 'Woonstede' in de achtergrond, luchtfoto (bron: Google Maps)
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
12
Figuur 2.2 Huidige situatie In het plangebied zijn het voormalige schoolgebouw gelegen en het gebouw van 'De Bron'. Dit laatst gebouw wordt op dit moment met name gebruikt door de Hersteld Hervormde Gemeente, voor faciliteiten die aanvullend zijn op de nabij gelegen kerk (zoals zondagschool, bijeenkomsten, opbaren). Het voormalig schoolgebouw en het gebouw 'De Bron' bestaan in hoofdzaak uit één bouwlaag en zijn plat afgedekt. De bouwhoogte is echter niet overal gelijk maar verspringt bij lokalen en gemeenschappelijke ruimtes ten behoeve van lichtstraten. Er is echter nooit sprake van een tweede bouwlaag. Rondom het schoolgebouw is een zone ingericht als schoolplein. Alleen aan de noordzijde van het gebouw is deze ruimte niet aanwezig waardoor het schoolplein een soort 'U' vorm vertoond. Op het schoolplein staan diverse bomen waarvan enkele waardevolle bomen (zie paragraaf 4.10).
2.2 Toekomstige situatie In de nieuwe situatie worden de gebouwen van de Bogermanschool en het verenigingsgebouw 'De Bron' gesloopt. Daarvoor in de plaats komt woningcomplex met 44 levensloopbestendige seniorenwoningen. Ook biedt het plan ruimte voor een gemeenschappelijke ruimte die gebruikt kan worden door de bewoners van de levensloopbestendige woningen. Deze ruimtes kunnen ook gebruikt worden door de bewoners van het naastgelegen wooncomplex de Woonstede. Op die manier ontstaat een multifunctionele ruimte. Naast ruimte voor ontmoeting, wordt in dit bestemmingsplan ook de mogelijkheid geboden voor ondergeschikte horeca. Voorts wordt in het gebouw een ruimte voor de kerk opgenomen ter vervanging van de locatie 'De Bron' en een woning die dient voor haar predikant. Het totaal aantal woningen bedraagt dus 45. Ook voorziet het plan in de mogelijkheid om de gemeenschappelijke ruimtes op termijn om te vormen tot 3 appartementen. De openbare ruimte wordt aangesloten op het naastgelegen wooncomplex. De bedoeling is dat de gemeenschappelijke ruimten van het nieuwe gebouw ook kunnen worden gebruikt door de bewoners van deze locatie. Er is daarom voor gekozen een gemeenschappelijke tuin aan te laten sluiten op dit gebouw. Als gevolg hiervan wordt een aantal parkeerplaatsen aan de Gierst‐Oost opgeheven. Deze parkeerplaatsen worden gecompenseerd rondom de locatie van de Bogermanschool (in figuur 2.3 zijn deze nieuwe parkeerplaatsen met een kruis aangegeven).
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
13
Figuur 2.3 Plattegrond toekomstige situatie Het complex bestaat uit een half‐verdiepte stallingsgarage (voor het parkeren van auto's en stallen van eventuele andere zaken), twee lagen en een laag in de kap en krijgt daarmee een bouwhoogte van circa 11 m (afhankelijk van de uiteindelijk diepteligging van de stallingsgarage maximaal 12 m). Het gebouw richt zich vooral op de Koningin Wilhelminaweg, maar maakt een knik van 90 graden bij de Lobbendijk. De lengte van het complex sluit daarmee aan bij de bebouwing aan de Emmaweg en het wooncomplex 'Woonstede'. De tuin van het complex wordt groen ingericht met wandelpaden. De tuin is openbaar toegankelijk. Dit zal zorgen voor een extra groen element in de wijk. Doordat het gebouw terugligt ten opzichte van de wegen, zal het groen dan ook vanuit de openbare ruimte worden beleefd.
Figuur 2.4 Impressie toekomstige bebouwing gezien vanaf de kruising Koningin Wilhelminaweg en de Lobbendijk
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
14
Er wordt gebruikgemaakt van traditioneel kleur‐ en materiaalgebruik aansluitend op de woning in het Oude Dorp. Door te variëren in bouwvolume en metselkleur wordt de breedte van het complex doorbroken zodat visueel kleinere volumes ontstaan. Beeldkwaliteit De ontwikkeling is getoetst aan het beeldkwaliteitsplan Oude Dorp 2010. Deze toetsing is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. In het beeldkwaliteitsplan wordt onder andere gesteld: 'grotere complexen hebben ingerichte erven of tuinen. Bij herontwikkeling is het wenselijk de bestaande, kwalitatief goede, boombeplanting in het nieuwe plan op te nemen. Voor de dorpse beleving vindt parkeren niet plaats op het erf voor het hoofdgebouw, maar erachter'. In een gezamenlijk proces tussen de gemeente, architect en bewoners is het hiervoor beschreven ontwerp tot stand gekomen. De locatie van de bebouwing en de positionering sluit aan op de bestaande gebouwde omgeving. Door het gebouw een ruime afstand te geven tot de wegen kunnen bestaande bomen (grotendeels) behouden blijven. De ruimte tussen het complex en de straten zal worden ingericht als gezamenlijk erf of tuin. Parkeren vindt plaats in de stallingsgarage. Uit de toetsing aan het beeldkwaliteitsplan blijkt dat het ontwerp voldoet aan de intenties van het beeldkwaliteitsplan.
2.3 Woningbehoefte Indien een bestemmingsplan wordt vastgesteld, dient aangetoond te worden dat er behoefte is aan de functie die mogelijk wordt gemaakt. In dit geval gaat het om een toevoeging van 45 woningen waarvan 44 levensloopbestendige woningen en 1 woning voor een predikant. Daarnaast voorziet het plan in de mogelijkheid om 3 extra appartementen te realiseren. Voor de verantwoording van de toename van het aantal woningen wordt een onderscheid gemaakt naar de kwantitatieve en de kwalitatieve behoefte en een onderscheid naar lokaal (niveau van de gemeente) en regionaal (niveau van de Bestuursregio Utrecht – BRU). Uit deze paragraaf blijkt dat er in alle opzichte voldoende vraag in kwantitatieve en kwalitatieve zin is. Dit blijkt overigens ook uit het feit dat er op dit moment al meer dan 200 inschrijvingen voor woningen zijn, wat een ruime overschrijving is van het aantal woningen dat beschikbaar is. Als wordt gekeken naar de huidige samenstelling van de woningvoorraad in Houten, dan blijkt ook dat er relatief weinig woningen voor senioren beschikbaar zijn. Lokale behoefte Voor de gemeente Houten blijkt dat er een toename zal zijn in de komende 10 tot 15 jaar van het aantal huishoudens met circa 1.800 (Bron: Companen, 2012; Bouwstenen woningbouwprogrammering, locaties ingekleurd, zie ook bijlage 2). Dit zou een totale toename van het aantal woningen van 1.800 in de hele gemeente verantwoorden voor die periode. Er is echter een capaciteit van circa 1.200 woningen dat nu bekend is in de gemeente Houten. Onderhavig locatie is opgenomen in deze capaciteit, weliswaar met een iets lager aantal (20 woningen) dan nu in wordt voorzien. Dit houdt in dat er in kwantitatieve zin nog een tekort is van circa 600 woningen. Hiermee is aangetoond dat er lokaal gezien voldoende kwantitatieve behoefte is. In dit onderzoek van Companen is eveneens een onderverdeling naar leefstijlen gemaakt. Hieruit blijkt dat er in de gemeente Houten tot 2022 met name een groei is van de 'mobiele kleine huishoudens' (toename van circa 410 huishoudens), de 'gehechte senioren' (+610 huishoudens) en de 'mobiele senioren' (+1.125 huishoudens). Onderhavig plan voorziet met name in een behoefte onder mobiele senioren. Gezien de beperkte plancapaciteit die er is voor deze groep op andere locaties in Houten, kan worden gesteld dat er lokaal voldoende kwalitatieve behoefte is. Regionale behoefte
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
15
De regionale behoefte wordt binnen de BRU gemonitord. De woningmarkt monitor van de provincie Utrecht wordt hiervoor provinciaal gehanteerd (www.wmm‐provincie‐utrecht.nl). Uit deze monitor blijkt dat er regionaal behoefte is aan 40.295 woningen in de periode 2013‐2028 (zie ook tabel 2.1). Dit is gebaseerd op afspraken die in het kader van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie zijn gemaakt. Als tot 2028 naar de harde en zacht plancapaciteit wordt gekeken, dan is er in (inclusief verwachte onttrekkingen) totaal nog een behoefte van 7.891 woningen tot 2028. Regionaal gezien kan worden gesteld dat er in kwantitatieve zin wordt voldaan aan de behoefte. De ervaring leert dat het lang duurt voordat de zachte plancapaciteit daadwerkelijk wordt omgezet in concrete woningbouw. In werkelijkheid zal daarom de regionale behoefte aan woningen veel groter zijn dan het genoemde aantal van 7.891 woningen. Tabel 2.1 Programma en plancapaciteit BRU 2013‐2018 Programma 40.295 Harde plancapaciteit 4.449 Zachte plancapaciteit 28.779 Verwachte onttrekkingen 824 (minus) Verschil plancapaciteit en restant programma 7.891 Bron: woningmarkt monitor Provincie Utrecht In kwalitatieve zin is de groei in de regio van type huishoudens vergelijkbaar met die in Houten: er is met name een groei van de mobiele kleine huishoudens (toename van 4.840 huishoudens tot 2020), de gehechte senioren (+7.750) en de mobiele senioren (+6.620) te verwachten. Ook mobiele gezinnen (+1.670) en gehechte gezinnen (+1.670) groeien nog beperkt. Voorts blijkt uit de monitor dat er met name een behoefte is aan een kleinstedelijk woonmilieu (toename van circa 5.000). Daarom kan gesteld worden dat ook in kwalitatieve zin de locatie van de Bogermanschool aan de regionale behoefte voldoet.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
16
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
17
Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving
3.1 Rijks‐, provinciaal en regionaal beleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo wordt in de Structuurvisie beschreven in welke infrastructuurprojecten de komende jaren wordt geïnvesteerd. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De Structuurvisie vervangt diverse beleidsnota's, zoals: de Nota Ruimte; de Structuurvisie Randstad 2040; de Nota Mobiliteit; de MobiliteitsAanpak; de structuurvisie voor de Snelwegomgeving; de agenda Landschap; de agenda Vitaal Platteland; Pieken in de Delta. Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven bepaald vanuit de SVIR. Barro Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken. Met het Barro maakt het Rijk voor een aantal specifieke onderwerpen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor bestemmingsplannen. De beoogde ontwikkeling betreft geen van de specifieke onderwerpen uit SVIR. De algemene regels in het Barro met vooral een conserverend/beschermend karakter zijn derhalve niet relevant voor het voorliggende bestemmingsplan. Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro) Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; 2. indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; 3. als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
18
In paragraaf 2.3 is aangetoond dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De ontwikkeling is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan de eerste twee stappen van de Ladder voor duurzame verstedelijking en hoeft niet meer getoetst te worden aan de derde stap. Flora‐ en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora‐ en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier‐ en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier‐ en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings‐ of vaste rust‐ en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land‐ en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust‐ en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5‐soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
19
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. In paragraaf 4.9 komt dit aspect nader aan bod. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel‐ en Habitatrichtlijn; b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. In paragraaf 4.9 komt dit aspect nader aan bod. Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013‐2028 (4 februari 2013) De met vele regiopartijen opgestelde Kadernota Ruimte en Strategie Utrecht 2040 hebben als basis gediend voor de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013‐2028 (PRS). De filosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' staat in de PRS centraal. Het accent is verlegd van een toetsende rol van de provincie naar sturen op kwaliteit (ontwikkelingsplanologie). De PRS is in essentie opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via het provinciale ruimtelijk beleid wordt bijgedragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De doelen uit de Strategie Utrecht 2040 vragen om een integrale aanpak die voor het provinciale ruimtelijk beleid resulteert in drie pijlers: een duurzame leefomgeving; vitale dorpen en steden; landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden tot de volgende twee belangrijkste beleidsopgaven; opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats. 1. Accent op de binnenstedelijke opgave De provincie Utrecht wenst ten minste tweederde van de woningbouwopgave binnenstedelijk te realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave. 2. Behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied De provincie Utrecht heeft een aantrekkelijk landelijk gebied. Het is gewenst deze kwaliteit te behouden en te versterken, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De binnenstedelijke opgave vraagt als contramal ook om een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
20
Omdat hier sprake is van een invulling van een vrijgekomen locatie binnen het bestaande stedelijke gebied, ligt dit bestemmingsplan in lijn met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2013 Doel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. In de verordening zijn daartoe bepalingen over de inhoud van bestemmingsplannen opgenomen. In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen die de uitvoering van dit bestemmingsplan in de weg staan.
3.2 Gemeentelijk beleid Strategische visie 'Houten 2015 – Van groei naar bloei' Houten is in enkele decennia uitgegroeid van een brinkdorp tot een stad van bijna 50.000 inwoners. Na dit snelle groeiproces dient Houten zich te realiseren hoe de nieuwe bewoners de toekomst van hun stad graag zien. Leefbaarheid en samenleven betekent het versterken van sociale cohesie. De inrichting van woonwijken kan de sociale verbondenheid extra stimuleren. Ontmoetingsplekken, zoals scholen, speelplekken en parken zowel bebouwd als onbebouwd, zijn daarbij essentieel. Als fietsstad bij uitstek beschikt Houten over uitstekende fietsverbindingen. Naast behoud wordt versterking van het langzaamverkeersnetwerk gezien als belangrijkste aandachtspunt voor de toekomst. Daarin past tevens een goede afstemming van de bereikbaarheid en inrichting van het wijkcentrum. Houten is al langere tijd een gewilde vestigingsplaats voor ondernemers, waarvoor niet alleen de ligging, maar ook een goede bereikbaarheid van belang zijn. Het is van economisch belang om dit imago ook in de toekomst te behouden. Ruimtelijke visie Houten 2015: 'Leven‐de Ruimte' In de ruimtelijke visie Houten 2015: 'Leven‐de Ruimte' wordt getracht antwoord te geven op een tweetal vragen: Wat voor soort gemeente wil Houten zijn in 2015? Hoe houdt men de stad Houten en haar platteland leefbaar, nu en in de toekomst? De visie is tot stand gekomen door middel van een interactief proces met de bevolking van Houten. Als antwoord op de gestelde vragen heeft de gemeente een aantal doelen voor de toekomst geformuleerd. Voor de realisatie van het Loerik III Noord is voornamelijk het doel voorzieningen van belang. Hoofddoel ten aanzien van de voorzieningen is de instandhouding van een gunstig evenwicht tussen bevolking en voorzieningen in de gemeente. Conclusie De ruimtelijke visie Houten 2015 zet onder ander in op instandhouding van een gunstig evenwicht tussen bevolking en voorzieningen in de gemeente. De bouw van extra woningen in en nabij het Oude Dorp is beperkt mogelijk. Onderhavig plangebied vormt een van de locaties die hier aan kan bijdragen. Dit komt ook tot uitdrukking in de wijzigingsbevoegdheid (van school naar wonen) die is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Oude Dorp. Regeling voor beroep en bedrijf aan huis (2012) Naar aanleiding van nieuwe regelgeving, technische ontwikkelingen en beleidsmatige keuzes heeft de gemeente onlangs een nieuwe notitie opgesteld met betrekking op beroep en bedrijf aan huis. Deze notitie beschrijft de beleidsmatige uitgangspunten van de gemeente ten aanzien van beroep en bedrijf aan huis. Deze uitgangspunten worden vervolgens vertaald in juridische regelingen die vervolgens wordt opgenomen in bestemmingsplannen. Conclusie In dit bestemmingsplan wordt de gemeentelijke regeling voor beroepen en bedrijven aan huis
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
21
opgenomen. Prostitutie Met de wetswijziging van 1 oktober 2000 is het wettelijk bordeelverbod (ex art. 250 Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Belangrijkste consequentie hiervan was, dat het exploiteren van prostitutie, uitgeoefend onder de randvoorwaarden, volkomen legaal is geworden. De gemeenten zijn daardoor genoodzaakt om een integraal prostitutiebeleid te ontwikkelen en uit te voeren. De wetgever gaat ervan uit dat gemeenten in de vorm van een vergunningenstelsel regels stellen met betrekking tot prostitutiebedrijven en andere vormen van seksinrichtingen waardoor zij een belangrijke regisserende rol krijgen. Op grond van de algemene verordenende bevoegdheid (ex artikel 108 Gemeentewet) heeft de gemeente Houten inmiddels al een aantal jaar regels in haar algemene plaatselijke verordening (APV) gesteld ter uitvoering van het gemeentelijk prostitutiebeleid. Het regulerend optreden dient naast de APV mede via het bestemmingsplan te geschieden, omdat daarmee kan worden bepaald waar (welke vorm van) seksinrichtingen zich wel en niet kunnen vestigen. In de APV is strijdigheid met het bestemmingsplan als een dwingende weigeringsgrond opgenomen, hierdoor wordt door aanpassing van de bestemmingsplannen een sluitend systeem gecreëerd. Het paraplubestemmingsplan Prostitutie is op 3 april 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van Houten en goedgekeurd op 17 juli 2007. Het plan past de gebruiksbepalingen uit de vigerende bestemmings‐ en uitwerkingsplannen aan, waardoor seksinrichtingen worden uitgesloten. In het paraplubestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing gemaakt, waarbij de Houtense bedrijventerreinen, aangegeven zijn als enige mogelijke locaties waar middels een vrijstellingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders, één prostitutiebedrijf gevestigd zou kunnen worden. Deze terreinen zijn onderling ook weer vergeleken op geschiktheid. In het onderhavige bestemmingsplan is op grond van dit prostitutiebeleid, de vestiging van prostitutiebedrijven uitgesloten.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
22
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
23
Hoofdstuk 4 Omgevings‐ en milieuaspecten
4.1 Verkeer en parkeren Ontsluiting Het plangebied ligt op de locatie van de voormalige basisschool Bogermanschool op de hoek van de Lobbendijk en de Koningin Wilhelminaweg in de wijk het Oude Dorp van de gemeente Houten. Op de locatie van de voormalige basisschool Bogermanschool worden 45 woningen ontwikkeld. Het gaat om 44 levensloopbestendige woningen en een woning voor de predikant. Tevens wordt in het gebouw een gezamenlijke ontmoetingsruimte gerealiseerd en een ruimte voor de Hersteld Hervormde Gemeente. Het plan voorziet in de mogelijkheid om op termijn deze gezamenlijk ruimtes om te vormen tot 3 extra appartementen Gemotoriseerd verkeer De Lobbendijk en de Koningin Wilhelminaweg zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen. In zuidoostelijke richting leidt de Lobbendijk via Plein, de Koningin Julianastraat en de Dorpsstraat naar de Rondweg. In zuidwestelijke richting leidt de Koningin Wilhelminaweg via de Herenweg en De Poort eveneens naar de Rondweg. Deze Rondweg heeft een verbindende functie voor de gemeente Houten. Zo kunnen vanaf de Rondweg verschillende verblijfsgebieden in Houten bereikt worden alsmede de rijksweg A27 (Utrecht – Gorinchem). De Rondweg heeft een maximumsnelheid van 70 km/h. Alle wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. Langzaam verkeer Ook voor fietsers en voetgangers vindt de ontsluiting van het plangebied primair plaats via de Lobbendijk en de Koningin Wilhelminaweg. Fietsers maken op deze gecategoriseerd erftoegangswegen, conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig, gebruik van de rijbaan. Dit is mogelijk door relatief lage intensiteiten en lage gereden snelheden van het gemotoriseerd verkeer. Voetgangers maken gebruik van de aanwezige trottoirs. Verder beschikt Houten over een fijnmazig stelsel van routes en paden voor voetgangers en fietsers. Zo zijn tal van doorsteekjes voor het fietsverkeer en voor voetgangers aanwezig waardoor voor het langzaam verkeer, in tegenstelling tot voor het gemotoriseerde verkeer, directe routes ontstaan tussen de verschillende gebieden in Houten. Openbaar vervoer De dichtstbijzijnde bushalte is de bushalte aan de Rondweg ter hoogte van De Poort. Deze halte wordt bediend door verschillende buslijnen die onder andere Utrecht, Nieuwegein, Schalkwijk en Amersfoort aandoen. De busdienst verbindt de locatie met onder andere treinstation Utrecht Centraal en Houten. Beide stations zijn onderdeel van het landelijke spoornetwerk. Conclusie De ontsluiting van de ontwikkelingslocatie is zowel voor het gemotoriseerde verkeer, langzaam verkeer als het openbaar vervoer goed te noemen. De verkeersveiligheid is gewaarborgd door de toepassing (functie indeling en vormgeving) van de richtlijnen uit Duurzaam Veilig.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
24
Parkeren Als gevolg van de ontwikkelingen zal de parkeerbehoefte wijzigen. Om de gewijzigde parkeerbehoefte in kaart te brengen is de parkeerbehoefte van de toekomstige functies inzichtelijk gemaakt. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte heeft de gemeente Houten parkeernormen vastgelegd. Deze parkeernormen zijn gebaseerd op de nieuwste kencijfers van CROW (publicatie 317, 2012) en zijn vastgelegd in de Nota parkeernormen Houten (d.d. december 2013). In deze Nota is Houten ingedeeld in zones, per zone gelden specifieke parkeernormen. De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt in de zone 'rest bebouwde kom'. Parkeerbehoefte toekomstige situatie In totaal worden er 45 woningen mogelijk gemaakt waarvan 44 appartementen en één woning voor een predikant. Tevens komt er een gezamenlijke ontmoetingsruimte met een vergaderruimte in het gebouw voor de Hersteld Hervormde Gemeente. Verder voorziet het plan in het op termijn realiseren van 3 appartementen in deze gezamenlijke ruimten. In de parkeerbalans wordt uitgegaan van een totaal van 48 te realiseren woningen. De 47 appartementen zijn levensloopbestendige koop c.q huurappartementen. In de parkeernota van de gemeente Houten is geen aparte parkeernorm opgenomen voor levensloopbestendige koop‐ of huurappartementen. De parkeernota maakt voor woningen onderscheidt in kleine appartementen (tot 60 m² bvo) en in kleine (60 tot 100 m2 bvo), middelgrote (100 tot 140 m2 bvo) en grote (meer dan 140 m2 bvo) woningen. Op basis van de omvang van de appartementen is uitgegaan van 24 kleine woningen en 23 middelgrote woningen. Hiervoor geldt respectievelijk de parkeernorm van 1,5 per woning (waarvan 0,3 pp voor bezoekers) en 1,7 per woning (waarvan 0,3 pp voor bezoekers) . Er is niet aangesloten bij de parkeernorm van een aanleunwoning/serviceflat, omdat de woningen ook door vitale 50'ers bewoond kunnen worden die mobiel en niet hulpbehoevend zijn. Omdat een deel van de bewoners een verminderde mobiliteit heeft, zal de parkeernorm voor deze woningen relatief hoog uitpakken. Er wordt echter uitgegaan van een worst‐case benadering. Naast de 47 appartementen wordt voor de predikant een woning gerealiseerd. Voor deze woning is aangesloten bij parkeernorm van een middelgrote woning (100 tot 140 m2 bvo). Deze parkeernorm bedraagt zoals aangegeven 1,7 parkeerplaats per woning, waarvan 0,3 pp voor bezoekers. Naast de woningen komt de gebruiksruimte en vergaderruimte van de kerk die, in de bestaande situatie, naast de basisschool staat terug in de nieuwe ontwikkeling. Aangezien deze voorzieningen reeds aanwezig zijn zal de parkeerbehoefte niet wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Aangezien er geen sprake is van parkeren op het eigen terrein voor deze functie, wordt geparkeerd in de omgeving. Zodoende is de parkeerbehoefte van deze functie niet meegenomen. Voor de nieuw te realiseren functies die binnen de ontwikkeling mogelijk worden gemaakt, bedraagt de parkeerbehoefte afgerond 77 parkeerplaatsen. De berekening is opgenomen in tabel 4.1. Tabel 4.1 Parkeerbehoefte voor ontwikkelde functies ontwikkelde aantal parkeernorm parkeerbehoefte functies bewoners bezoekers bewoners bezoekers totaal appartementen 24 kleine 1,2 per woning 0,3 per woning 28,8 7,2 36 klein woningen appartementen 23 middelgrote 1,4 per woning 0,3 per woning 32,2 6,9 39,1 middelgroot woningen woning 1,4 per woning 0,3 per woning 1,4 0,3 1,7 1 midden woning predikant totaal 62,4 14,4 77
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
25
De parkeerbehoefte van de nieuwe woningen zal gedurende de dag wijzigen. Dit komt doordat de bewoners tijdens weekdagen dagen bijvoorbeeld werken en doordat bezoekers niet gedurende de hele dag aanwezig zijn. In de parkeernota van Houten zijn aanwezigheidspercentages opgenomen om de parkeerbehoefte van de woningen over de dag inzichtelijk te maken. Indien deze aanwezigheidspercentages worden toegepast blijkt dat tijdens de werkdagavond en de koopavond de parkeerbehoefte met 68 parkeerplaatsen maximaal is. Deze berekening is opgenomen in tabel 4.2 en 4.3. Tabel 4.2 Aanwezigheidspercentages (parkeernota Houten) aanwezigheidspercentages werkdag koopavond zaterdag zondag naar dagdeel ochtend middag avond nacht middag avond middag Woning (bewoners) 50% 50% 90% 100% 90% 60% 80% 70% Woning (bezoeker) 10% 20% 80% 0% 80% 60% 100% 70% Tabel 4.3 Parkeerbehoefte naar dagdeel parkeerbehoefte naar werkdag koopavond zaterdag zondag dagdeel ochtend middag avond nacht middag avond middag Woning (bewoners) 31,2 31,2 56,16 62,4 56,16 37,44 49,92 43,68 Woning (bezoeker) 1,44 2,88 11,52 0 11,52 8,64 14,4 10,08 Totaal (afgerond op 33 35 68 63 68 47 65 54 gehele) Parkeeraanbod Bij de ontwikkeling wordt een stallingsgarage aangelegd ten behoeve van de woningen. Deze stallingsgarage voorziet onder meer in 48 parkeerplaatsen. Naast deze parkeerplaatsen op eigen terrein zijn er ook parkeerplaatsen beschikbaar in de openbare ruimte. Ten behoeve van de ontwikkeling wordt een aantal parkeerplaatsen aan de noordzijde opgeheven ter plaatse van Gierst‐Oost. Deze worden echter elders rondom de huidige locatie gecompenseerd. Deze wijziging is daarom niet betrokken in de parkeerbehoefte. Om na te gaan of er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn om de resterende parkeerbehoefte ten gevolge van de ontwikkeling te faciliteren, zijn van 14 tot en met 28 september 2014 bij de locatie Bogermanschool parkeertellingen gehouden. Met behulp van deze tellingen is de restcapaciteit in beeld gebracht. Tijdens de parkeertellingen was de basisschool Bogermanschool reeds gesloten, zodat geen parkeerplaatsen bezet waren ten behoeve van de school. De gebruiks‐ en vergarderruimte van de kerk was wel in gebruik. Deze parkeertellingen heeft inzicht gegeven in de bezettingsgraad en de restcapaciteit tijdens de ochtend, middag, avond en nacht. Uit de parkeermeting blijkt dat in totaal 77 parkeerplaatsen aanwezig zijn in de directe omgeving van de locatie. Conform het beleid, dienen deze parkeerplaatsen in een cirkel van 150 rondom de ontwikkeling te liggen. Uit figuur 4.1 blijkt dat hieraan ruimschoots wordt voldaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
26
Figuur 4.1 Straal van 150 m rondom ontwikkeling 's Nachts blijkt de parkeerbehoefte het hoogst te zijn, zie tabel 4.4. In de nacht waren van de 77 parkeerplaatsen in totaal 38 plaatsen bezet. Tijdens de avond waren van de 77 parkeerplaatsen er 35 parkeerplaatsen bezet. Dit betekent dat tijdens de nachtperiode er een restcapaciteit is van 40 parkeerplaatsen. Tijdens de avond en middag bedraagt de restcapaciteit 42 parkeerplaatsen. Tabel 4.4 Capaciteit parkeervoorzieningen capaciteit ochtend middag avond nacht Kon. Wilhelminaweg 8 42% 63% 49% 50% Kon. Wilhelminaweg 11 21% 22% 18% 27% Kon. Wilhelminaweg 6 30% 38% 29% 0% Lobbendijk 7 53% 62% 69% 71% Linzenoord 13 51% 44% 47% 69% Gierstoord 14 48% 53% 57% 61% Linzenoord 18 38% 41% 49% 44% Totaal bezetting (%) 77 41% 45% 46% 49% Totaal bezette parkeerplaatsen 77 31 35 35 38 Totaal nog beschikbare parkeerplaatsen 77 46 42 42 40 Na ontwikkeling bedraagt de totale parkeercapaciteit 125 parkeerplaatsen (77+48). In de gemeentelijke parkeernota is opgenomen dat de parkeerdruk niet meer mag bedragen 85%. Op basis van het aantal bezette parkeerplaatsen in de huidige situatie, de parkeerbehoefte van de ontwikkeling en de totale capaciteit in de toekomstige situatie (na realisatie stallingsgarage), is de parkeerdruk bepaald voor de plansituatie. Hieruit blijkt een parkeerdruk van maximaal 82%. Deze vindt plaats in de avondperiode. Deze berekening is opgenomen in onderstaande tabel.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
27
Tabel 4.5 Parkeerdruk toekomstige situatie ochtend middag avond nacht parkeerbehoefte 31+33 = 64 35+35 = 70 35+68 = 103 38+63 = 101 parkeercapaciteit 125 125 125 125 parkeerdruk 51% 56% 82% 81% De parkeerdruk neemt niet toe tot boven de door de gemeente gestelde eis van 85%. Geconcludeerd wordt dat het parkeeraanbod (nieuw te realiseren in stallingsgarage en restcapaciteit in de omgeving) zowel tijdens de nacht‐ als avondperiode voldoende capaciteit biedt, om in deze parkeerbehoefte van de ontwikkeling te voorzien. Conclusie De parkeerbehoefte ten gevolge van de nieuwe functies in het plangebied bedraagt tijdens de nachtperiode 63 parkeerplaatsen en op een werkdagavond en koopavond 68 parkeerplaatsen. Ten behoeve van de ontwikkeling worden 48 parkeerplaatsen voorzien in de stallingsgarage. Daarnaast zijn in de directe omgeving reeds bestaande 77 parkeerplaatsen aawezig, welke in de huidige situatie slechts deels in gebruik zijn. Op basis van het aantal bezette parkeerplaatsen in de huidige situatie, de parkeerbehoefte van de ontwikkeling en de totale capaciteit in de toekomstige situatie blijkt in de toekomstige situatie een parkeerdruk van maximaal 82%. De parkeerdruk neemt niet toe tot boven de door de gemeente gestelde eis van 85%. Geconcludeerd wordt dat het aspect parkeren de ontwikkeling niet in de weg staat. Verkeersafwikkeling Uitgangspunten In het plangebied worden in totaal 44 nieuwe appartementen, één woning voor een predikant en een gebruiks‐ en vergaderruimte voor de kerk mogelijk gemaakt. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wordt de bebouwing van de Bogermanschool geamoveerd. Deze ontwikkeling zal effect hebben op de verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling. Om de verkeersafwikkeling te beoordelen is de verkeersgeneratie inzichtelijk gemaakt door de huidige verkeersgeneratie af te zetten tegen de toekomstige verkeersgeneratie. De verkeersgeneratie is inzichtelijk gemaakt aan de hand van kencijfers van CROW. De kencijfers van CROW zijn onder andere afhankelijk van de stedelijkheid van de gemeente en de ligging in de gemeente. De ontwikkeling vindt plaats in de gemeente Houten. In de parkeernorm van Houten is opgenomen dat Houten een sterk stedelijke omgeving is en dat de locatie valt in de categorie 'rest bebouwde kom' van CROW (CROW publicatie 317, 2012). Het CROW hanteert minimale en maximale kencijfers om per functie de verkeersgeneratie te berekenen. In de parkeernorm gaat de gemeente Houten uit van de gemiddelde kencijfer van CROW. Dit is ook aangehouden binnen de berekening van de verkeersgeneratie. Verkeersgeneratie huidig Ten behoeve van de ontwikkeling wordt de basisschool geamoveerd. De verkeersgeneratie voor een basisschool is afhankelijk van het aantal onder‐ en bovenbouwleslokalen. De voormalige basisschool had 11 leslokalen, aangenomen is dat deze gelijkmatig verdeeld waren over de onder‐ en bovenbouw (6 lokalen onderbouw en 5 lokalen bovenbouw). Met de online CROW‐tool voor basisscholen is de verkeersgeneratie berekend. Hieruit blijkt dat de voormalige basisschool circa 375 mvt/werkdagetmaal genereert (CROW‐onlinetool, 2014). De reeds bestaande gebruiksruimte van de kerk komt in de toekomstige bebouwing terug binnen het plangebied. Dit zal niet leiden tot een andere verkeersgeneratie voor deze functies. Zodoende is de verkeersgeneratie niet inzichtelijk gemaakt voor deze functies. Verkeersgeneratie toekomstige functies
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
28
Binnen het plangebied worden 44 levensloopbestendige koop‐ c.q. huurappartementen mogelijk gemaakt. Voor deze appartementen is aangesloten bij de kencijfers voor koopappartementen in het koopsegment 'middelduur'. Hiervoor geldt, op basis van CROW publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie') een maximaal kencijfer van 6,0 mvt/weekdagetmaal per woning. Naast de appartementen wordt een woning mogelijk gemaakt voor de predikant. Voor deze woning is aangesloten bij het maximale kencijfer voor een tussen/hoek koopwoning. Een tussen/hoek koopwoning genereert maximaal 7,5 mvt/weekdagetmaal. Om de verkeersgeneratie voor een werkdag te verkrijgen dient de verkeersgeneratie voor woningen met een factor 1,11 te worden omgerekend. Hiermee komt de totale verkeersgeneratie ten gevolge van de toekomstige functies uit op 300 mvt/werkdagetmaal. In tabel 4.5 is de berekening van de verkeersgeneratie in geheel opgenomen. Hieruit blijkt dat de totale verkeersgeneratie voor een werkdagetmaal afneemt met circa 75 motorvoertuigen. Tabel 4.5 Berekening toekomstige verkeersgeneratie, totalen afgerond op 10‐tallen verkeers‐ omrekenfactor verkeers‐ aantal in kencijfer van weekdag generatie plangebied [mvt/week‐ generatie functie dag etm] [mvt/weekdag naar werkdag [mvt/werkdag etm] etm] Te amoveren functies* Basisschool 11 ‐‐ ‐‐ 375 ‐‐ Bogermanschool leslokalen Nieuwe functies Levensloopbestendige 6,0 per woning 264,0 1,11 293,0 44 koopappartementen Woning predikant 1 7,5 per woning 7,5 1,11 8,3 Totaal ontwikkeling (afgerond op tientallen) 270 300 Totaal ontwikkeling (afgerond op tientallen) ‐75 * De overige functies blijven ook in de toekomstige situatie aanwezig en leiden niet tot een andere verkeersgeneratie Conclusie Per saldo neemt de verkeersgeneratie af met circa 75 mvt/werkdagetmaal (verkeersgeneratie toekomstig 300 mvt/werkdagetmaal min de verkeersgeneratie huidig 375 mvt/werkdagetmaal). Dit verkeer zal worden afgewikkeld over de wegen rondom de locatie en leidt niet tot een significante wijziging in het verkeersbeeld. Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer de ontwikkeling niet in de weg staat.
4.2 Verkeerslawaai 4.2.1 Beoogde ontwikkeling Binnen het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) is een woning een geluidsgevoelige functie en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om de geluidsbelasting van railverkeerslawaai en wegverkeerslawaai in beeld te brengen.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
29
4.2.2 Railverkeerslawaai De spoorlijn Utrecht – Houten – Geldermalsen heeft een geluidszone van 100 m (http://www.geluidspoor.nl/geluidregisterspoor.html). Deze geluidszone is gebaseerd op het Geluid Productieplafond (GPP). Aangezien de locatie op circa 600 m van de spoorlijn ligt valt deze buiten de geluidszone en is akoestisch onderzoek ten aanzien van railverkeer niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer de ontwikkeling niet in de weg staat. 4.2.3 Wegverkeerslawaai Toetsingskader Normstelling Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h‐wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen‐ of buitenstedelijke ligging. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day‐evening‐night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Nieuwe situaties Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen‐ of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. 30 km/h‐wegen Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet‐ gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. Aftrek ex artikel 3.4 RMG 2012 Krachtens artikel 3.4 van het Reken‐ en Meetvoorschrift Geluidhinder (RMG) 2012 mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Op alle in het rapport genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek conform artikel 3.4 uit het Reken‐ en Meetvoorschrift toegepast, tenzij anders vermeld. Onderzoek Uit de indicatieve geluidskaart van de gemeente Houten blijkt dat de geluidsbelasting op de locatie Bogermanschool 50 tot 55 dB bedraagt. Aangezien deze indicatieve geluidsbelasting de richtwaarde van 48 dB overschrijdt is een gedetailleerder akoestisch onderzoek voor de locatie Bogermanschool
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
30
uitgevoerd. Dit akoestisch onderzoek is uitgevoerd middels Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken‐ en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van een gezoneerde weg. Op basis van jurisprudentie dient echter ook ten aanzien van woonerven en 30 km/h‐wegen een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat aangetoond te worden. Zodoende zijn de niet‐gezoneerde wegen Lobbendijk en de Koningin Wilhelminaweg, direct aanliggend aan het plangebied, meegenomen in het onderzoek. Verkeersgegevens Ten behoeve van dit onderzoek zijn verkeersgegevens noodzakelijk voor het jaar 2025. De verkeersintensiteiten van de Koningin Wilhelminalaan zijn afkomstig van het verkeersmodel van de gemeente Houten. Dit model betreft de verkeersprognoses voor de jaren 2020 en 2030. Binnen onderhavig onderzoek is uitgegaan van de prognosecijfers voor 2030. Aangezien deze cijfers, op basis van een autonome verkeersgroei, logischerwijs hoger zijn dan in 2025 is de uitgevoerde berekening een worstcase benadering. Voor het akoestisch onderzoek zijn weekdagintensiteiten noodzakelijk. Deze zijn berekend door de werkdagintensiteiten uit het verkeersmodel met een factor 0,91 te vermenigvuldigen. Dit resulteert in afgerond 820 mvt/weekdagetmaal. Voor de niet‐gezoneerde Lobbendijk zijn geen verkeersintensiteiten bekend. Aangezien de Lobbendijk net als de Koningin Wilhelminalaan gecategoriseerd is als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom en nagenoeg dezelfde functie heeft in het netwerk, is aangesloten bij de verkeersintensiteiten van de Koningin Wilhelminalaan. Zoals geconstateerd in de verkeersparagraaf neemt ten gevolge van de ontwikkeling de verkeersgeneratie af. Voor het akoestisch onderzoek is deze afname niet meegenomen. Hierdoor betreft de berekening ook op dit gebied een worstcase benadering. Alle verkeersintensiteiten zijn opgenomen in tabel 4.6. Voertuig‐ en etmaalverdeling Naast verkeersintensiteiten zijn voor het akoestisch onderzoek ook de voertuig‐ en etmaalverdeling nodig. Echter, deze gegevens zijn niet uit het verkeersmodel van Houten te verkrijgen. Wel zijn er in december 2010 verkeerstellingen gehouden door Goudappel Coffeng op de Lobbendijk even ten zuiden van het plangebied (wegvak Koningin Wilhelminalaan – Burgemeester Wallerweg) waaruit de etmaalverdeling afgeleid is. Deze etmaalverdeling is ook gehanteerd voor de Koningin Wilhelminaweg. Bij de verkeerstellingen is geen onderscheidt gemaakt naar voertuig. Zodoende is voor de voertuigverdeling is aangesloten bij een standaardvoertuigverdeling (Grenzen aan de groei?!, kencijfers autonome verkeersgroei, voertuigverdeling en avondspitsuurpercentages, RBOI 2009) voor een buurtverzamelweg, zie tabel 4.6. Tabel 4.6 Verkeersgegevens 2025 max.snelheid (km/h) voertuigverdeling etmaalverdeling (mvt/weekdag (L/MZ/Z) (dag/avond/nacht) etm) Lobbendijk 820 30 94,59/4,76/0,65 6,99/3,44/0,29 Koningin 820 30 94,59/4,76/0,65 6,99/3,44/0,29 Wilhelminaweg Wegdekverharding en objectfractie Ook het type wegdekverharding is een invoerparameter bij de geluidsberekening. De Lobbendijk en de Koningin Wilhelminaweg bestaan beiden uit elementenverharding in keperverband. Naast de verharding is de kleinste afstand van de woning tot de as van de weg en breedte per weg nodig. Deze zijn opgenomen in tabel 4.7. Tabel 4.7 Kleinste afstand van de woning tot de weg en wegbreedte, afgerond op hele meters niet‐gezoneerde wegen kleinste afstand tot de as verhardingsbreedte vanuit de as
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
van de weg (m) 19 18
31
van de weg (m) 3 3
Lobbendijk Koningin Wilhelminaweg Tot slot is de objectfractie van belang. De objectfractie is gebaseerd op de aanwezige bebouwing aan de overzijde van de weg waardoor geluid weerkaatst wordt. Vanwege de aanwezige bebouwing langs beide wegen is uitgegaan van een objectfractie van 0,8. Woningen De woningen (appartementen) worden mogelijk gemaakt binnen de huidige bebouwing. Deze bebouwing is uitgevoerd in twee bouwlagen met een kap. De geluidsbelasting is zodoende berekend op de waarneemhoogtes van 1,5 m, 4,5 m en 7,5 m. Resultaten Uit de resultaten van de geluidsberekening voor de niet‐gezoneerde Lobbendijk blijkt dat ten gevolge van het aanwezige wegverkeer de maximale geluidsbelasting 43 dB bedraagt. Deze maximale geluidsbelasting wordt waargenomen op de waarneemhoogten 4,5 m en 7,5 m. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Ten gevolge van verkeer op de Koningin Wilhelminaweg bedraagt de maximale geluidsbelasting 44 dB. Deze waarde wordt waargenomen op de waarneemhoogten 4,5 m en 7,5 m. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden. De rekenbladen zijn opgenomen in bijlage 3. Aangezien de geluidsbelasting voor beide wegen niet hoger is dan de richtwaarde van 48 dB wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. 4.2.4 Conclusie akoestisch onderzoek De ontwikkeling ligt buiten de geluidzone van de spoorlijn. Geconcludeerd wordt dat geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer de ontwikkeling niet in de weg staat. Ten gevolge van het wegverkeer op de niet‐gezoneerde wegen Lobbendijk en de Koningin Wilhelminaweg wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden. Geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat en dat het wegverkeerslawaai de ontwikkeling niet in de weg staat.
4.3 Bodem Beleid en Normstelling Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
32
Onderzoek en conclusie In het kader van de beoogde ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (CSO Adviesbureau, 14M1107, d.d. 26 september 2014, zie bijlage 4). De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn hieronder weergegeven: tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bodem (plaatselijk) sporen puin waargenomen; zintuiglijk is op het maaiveld en in de opgeboorde en opgegraven grond geen asbestverdacht materiaal aangetroffen; in de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten aanwezig; in de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan nikkel en/of PAK aanwezig; in het grondwater is een licht verhoogde concentratie barium aangetroffen. De milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater is middels dit onderzoek vastgesteld. De hypothese dat de onderzoekslocatie onverdacht is voor bodemverontreiniging kan worden aangenomen. Er worden geen belemmeringen gezien voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen, tuin, maatschappelijke ruimte voor het belijden van religie). Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.4 Externe veiligheid Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Onderzoek Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn en dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de veiligheidssituatie in het plangebied. Het spoortraject Utrecht ‐ Den Bosch is in het Basisnet spoor een aangewezen transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt echter buiten het aandachtsgebied voor externe veiligheid. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.5 Kabels en leidingen Afwegingskader Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd: gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen; aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch; defensiebrandstoffen;
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
33
warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink‐ en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Onderzoek Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet‐relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.6 Luchtkwaliteit Toetsingskader Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar‐ en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.8 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014 concentratie jaargemiddelde 40 µg/m³ vanaf 2015 concentratie fijn stof (PM10) jaargemiddelde 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011 concentratie 24‐uurgemiddelde max. 35 keer p.j. meer dan vanaf 11 juni 2011 concentratie 50 µg/m³ fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde 25 µg/m³ vanaf 1 januari 2015 concentratie Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht. Besluit nibm In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³); een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
34
Onderzoek De ontwikkeling in het plangebied is met de realisatie van maximaal 45 woningen (op termijn 48) dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het Besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL‐monitoringstool 2013 (www.nsl‐monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2012 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Rondweg (als maatgevende doorgaande weg langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat. Conclusie Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefmilieu ter plaatse.
4.7 Bedrijven en milieuzonering Normstelling en beleid In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals verblijfsrecreatie: ter plaatse van de verblijfsrecreatie een goed verblijfs‐ en leefmilieu kan worden gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG‐publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Onderzoek en conclusie In de omgeving van het plangebied zijn voornamelijk woningen gelegen. Woningen zijn geen hinderlijke functies. De reeds aanwezige gebruiksruimte van een kerk krijgt een nieuwe plek in het beoogde gebouw. Van deze gebruiksfunctie gaat ook geen hinder uit. Er is ter plaatse van het plangebied en de omgeving dan ook sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat.
4.8 Water Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits‐ en waterkwaliteitsbeheer. Voor voorliggende bestemmingsplan is op 14 november 2014 de digitale watertoets doorlopen via www.dewatertoets.nl. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is via deze weg door de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van de plannen. Uit de digitale analyse blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: 'het standstill‐beginsel'. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert positief over het ruimtelijk plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
35
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: Nationaal Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet. Provinciaal: Provinciaal Waterplan. Waterschapsbeleid In de Waterstructuurvisie is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering. Water voorop!, zo luidt de van het Waterbeheerplan 2010‐2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. We geven in het waterbeheerplan een overzicht van: onze ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015; de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te halen. Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur‐ en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij onze aanpak zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency. Beleidsregels Keur 2009 Beleidsregel 13 Deze beleidsregel is van toepassing in het gehele beheersgebied van het Waterschap en geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Doel van het beleid is om effecten van nieuwe stedelijke uitbreidingen te neutraliseren. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes of enkele woningen, moeten compenseren, is een ondergrens ingesteld. De minimale oppervlakte waarvoor deze beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 1.000 m² nieuw verhard oppervlak (zie Besluit algemene regels keur HDSR 2009, algemene regel 14). Uitbreiding van verhard oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Indien dit niet kan door infiltratie in de bodem, kan dat door nieuwe bergingscapaciteit aan te leggen die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert dan wel de piekafvoer opvangt. De aanvrager (veroorzakerprincipe) moet zelf bij de vergunningaanvraag aangeven
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
36
hoe en welke voorzieningen getroffen zullen worden om de lozing terug te brengen tot de maatgevende afvoer. Daarvoor moet een beheerplan te worden verlegd. Indien dat niet mogelijk is zijn de volgende maatregelen (in volgorde van belangrijkheid) mogelijk: a. compenseren direct bij het lozingspunt; indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar b; b. compenseren in het zelfde peilgebied; indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar c; c. compenseren in aangrenzend benedenstrooms peilgebied (met lager peil dus); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar d; d. compenseren in aangrenzend bovenstrooms peilgebied (met hoger peil); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar e; e. compenseren in het zelfde bemalingsgebied. Het Waterschap kan tijdens een watertoetsproces, of in het vooroverleg van de vergunningaanvraag, adviseren bij het maken van keuzes. Huidige situatie Algemeen Het plangebied is gelegen aan de Lobbendijk 16 te Houten en bestaat uit een schoolgebouw en kerkruimte. Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit jonge rivierklei. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld. Waterkwantiteit In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen. Veiligheid en waterkeringen Het plangebied is niet gelegen binnen de kern‐/beschermingszone van een waterkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Toekomstige situatie Algemeen De ontwikkeling in het plangebied bestaat uit de sloop van de aanwezige gebouwen en de herbouw van 45 woningen (op termijn 48). Waterkwantiteit Bij een toename in verhard oppervlak dient deze toename gecompenseerd te worden. Aangezien het plangebied in de huidige situatie geheel verhard is, is er geen sprake van een toename in verharding. Watercompensatie is dan ook niet vereist. Watersysteemkwaliteit en ecologie Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet‐ uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw‐ als de gebruiksfase. Afvalwaterketen en riolering Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: hemelwater vasthouden voor benutting,
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
37
(in‐) filtratie van afstromend hemelwater, afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater, afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI. Waterbeheer Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan‐ of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.9 Ecologie Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora‐ en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit (school)bebouwing met bijbehorend schoolplein en groenvoorziening. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan voorziet in sloop en nieuwbouw. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: verwijderen beplanting en bomen; sloopwerkzaamheden; bouwrijp maken; bouwwerkzaamheden. Toetsingskader Provinciale Verordening Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS, geldt het nee, tenzij‐principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden. Normstelling Voor de soortenbescherming is de Flora‐ en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze beleidskaders zijn beschreven in paragraaf 3.1.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
38
Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur‐ of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het beschermd natuurmonument Raaphof ligt zo'n 4 km ten noordoosten van het plangebied. Overige Natura 2000‐gebieden, Zouweboezem, Uiterwaarden Lek, Lingebied & Diefdijk‐Zuid, Kolland & Overlangbroek en Rijntakken, liggen op meer dan 10 km afstand van het plangebied.
Figuur 4.2 Ligging plangebied t.o.v. beschermd natuurmonument Raaphof (rood) en Natura 2000‐ gebieden (geel) De ontwikkeling vindt plaats in de kern Houten. Areaalverlies, versnippering, verstoring en verandering van waterhuishouding kunnen dan ook op voorhand uitgesloten worden. Aangezien door de herontwikkeling het aantal verkeersbewegingen afneemt, wordt ook vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie uitgesloten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een quick scan (zie bijlage 5). Uit de quick scan blijkt dat in het plangebied grondgebonden zoogdieren zoals mol en huisspitsmuis kunnen voorkomen. Tevens kunnen in het groen algemene broedvogels voorkomen. Vaste verblijfplaatsen van vogels worden echter uitgesloten. De bebouwing is mogelijk wel geschikt voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Vleermuizen kunnen ook in het plangebied foerageren.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
39
In tabel 4.9 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.9 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief) nader onderzoek nodig Vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 mol, huisspitsmuis nee Ontheffingsregeling Ffw tabel 2 ‐ nee tabel 3 bijlage 1 AMvB ‐ nee bijlage IV HR alle vleermuizen ja vogels cat. 1 t/m 4 ‐ nee Het bestemmingsplan voorziet in sloop en nieuwbouw. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1‐soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming). Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) is noodzakelijk. Indien vaste rust‐, verblijfs‐ of voortplantingsplaatsen of primair foerageergebied aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is. Conclusie De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. In 2015 wordt nog nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd.
4.10 Cultuurhistorie Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten cultuurhistorische waarden expliciet worden betrokken bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Voor zover er sprake is van cultuurhistorische waarden in de grond (archeologische verwachtingswaarden), wordt verwezen naar de paragraaf archeologie. Plangebied De historie van Houten gaat ver terug, de omgeving van Houten werd al in de Bronstijd bewoond. Het dorp Houten is als vestigingsplaats ontstaan op de stroomruggen van de Kromme Rijn.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
40
Aangenomen wordt dat Houten sinds de IJzertijd aan de belangrijkste doorgaande route van Wijk naar Vechten en Utrecht lag. Bij opgravingen in het Oude Dorp zijn bewoningssporen gevonden vanaf de ijzertijd tot in de middeleeuwen. Naast de Hervormde Kerk zijn resten gevonden van een Romeinse villa. Deze Hervormde kerk dateert gedeeltelijk uit de 12e eeuw. Het oude centrumgebied van Houten is een zeer oude nederzetting waarin onder meer archeologische restanten uit de Romeinse tijd (12 v. Chr. ‐ 450 n. Chr.), de Vroege Middeleeuwen (450 ‐ 1050), de Late Middeleeuwen (1050 ‐ 1500) en uit de Nieuwe Tijd (1500 ‐ heden) en de Vroege Middeleeuwen zijn aangetroffen. Ook bovengronds zijn er vele restanten uit diverse tijdperken aanwezig, zoals middeleeuwse wegenstructuren, historische bebouwing en beplanting. Daarnaast hebben de historische elementen en ensembles een belangrijke waarde voor de ruimtelijke structuur van het gebied. Het plangebied vormt globaal de grens van dit gebied. Daarom is het noodzakelijk dat de aanwezige cultuurhistorische waarden worden beschermd in dit bestemmingsplan. Wat betreft de stedenbouwkundige structuur zijn, naast het Cultuurhistorisch onderzoek en advies, Bestemmingsplan Oude dorp Houten, het Beeldkwaliteitsplan Oude Dorp en de Welstandsnota van belang. Uitgangspunt bij herontwikkeling is dat het historische karakter en de ruimtelijke kwaliteiten van het Oude Dorp worden behouden en versterkt. Om die reden is het Beeldkwaliteitsplan Oude Dorp in 2009 opgesteld. In paragraaf 2.2 is beschreven hoe de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is getoetst aan dit beelkwaliteitsplan. Monumenten In het plangebied zijn geen rijks‐ of gemeentelijke monumenten aanwezig. Bomen met bijzondere waarde Zowel in de openbare ruimte als op particulier terrein zijn bomen te vinden die zeldzaam, karakteristiek voor hun omgeving of door hun vorm, dikte of leeftijd bijzonder zijn. Daarnaast zijn er ook bomen die om andere redenen een bijzondere waarde hebben, zoals de historische binding met de standplaats of een nestelgelegenheid voor bepaalde diersoorten. Sinds 1960 heeft de gemeente Houten een lijst 'Bomen met bijzondere waarde'. Deze lijst, waarin zowel de gemeentelijke als particuliere bomen zijn opgenomen, heeft tot doel het beschermen van bomen met bijzondere waarde. Anno 2011 zijn er in de gemeente Houten 712 gemeentelijke en 1529 particuliere bomen met een bijzondere waarde, verdeeld over ongeveer 190 adressen. Voor deze bomen geldt een instandhoudingsplicht en een kapvergunningsplicht op basis van de APV. Het beleid hiervoor is vastgelegd in het beleidsplan 'Bomen met bijzondere waarde' zoals door de raad vastgesteld in 2011. Bij het herplanten moet gestreefd worden naar een zo veel mogelijk identieke boom qua soort en grootte, waarbij een minimale maat van 20‐25 cm gehanteerd wordt. Dit wordt naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld door het college.
Voor de realisatie van het gebouw worden geen bomen die op de lijst “bomen met bijzondere waarde” staan gekapt. De ontwikkelaar zal voldoen aan de herplantplicht van de 2 reeds gekapte bomen die wel op de lijst stonden (dit is als voorwaarde opgenomen in de verleende kapvergunning). De bomen zijn gekapt in verband met kastanjebloedingsziekte/veiligheid.
4.11 Archeologie Wet op de archeologische monumentenzorg Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door een initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
41
doel is de bescherming van archeologische resten in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Beleidskaart archeologie Houten In opdracht van de gemeente Houten heeft Vestigia een 'Toelichting op de archeologische en cultuurhistorische beleidskaarten voor het grondgebied van de gemeente Houten' (31 juli 2007) opgesteld. Op basis hiervan is een kaartblad gemaakt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen gehanteerd wordt, de maatregelenkaart. Deze kaart geeft de vertaling van de archeologische waarden‐ en verwachting naar concrete maatregelen in de sfeer van de ruimtelijke ordening.
Figuur 4.3 Uitsnede maatregelenkaart van Vestigia Het plangebied ligt binnen categorie 2 van gebieden of terreinen van archeologische waarde. Dergelijke gebieden krijgen in een bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde ‐ Archeologie 1'. Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,5 m ‐mv is archeologisch onderzoek bij omgevingsvergunningverlening voor bouwen vereist. Op basis van een rapport dienen de archeologische waarden vastgesteld te zijn. Indien de archeologische waarden door het te bouwen bouwwerk worden verstoord, dan kan het bevoegd gezag één of meerdere voorwaarden ter bescherming van de archeologische waarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Voorts geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden. Onderzoek en conclusie Vanwege de ligging in een gebied met een dergelijk hoge archeologische verwachtingswaarde is archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6. Dit archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er zich geen nederzettingsterrein in de ondergrond bevindt, wel zijn er enkele archeologische indicatoren aangetroffen. Het onderzoeksbureau (RAAP) adviseert het terrein vrij te geven voor de bouwontwikkeling, met de opmerking dat graafwerkzaamheden worden begeleid door de archeologische werkgroep. Hier volgt uit dat de archeologische dubbelbestemming Archeologie 1 ter plaatse van enkelbestemming 'wonen ‐ gestapeld' niet meer behoeft te worden opgenomen. Hier zal immers verstoord gaan worden en dat verstoren zal archeologisch worden begeleid. De archeologische dubbelbestemming ter plaatse van enkelbestemming 'tuin' kan op basis van het archeologisch onderzoek bijgesteld worden naar Archeologie 2, hoge verwachtingswaarde.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
42
Eventuele vondsten gedaan tijdens werkzaamheden, vallen wel onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
4.12 Vormvrije mer‐beoordeling Beleid en Normstelling In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer‐plichtig, projectmer‐plichtig of mer‐beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG‐richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: de kenmerken van de projecten; de plaats van de projecten; de kenmerken van de potentiële effecten. Onderzoek en conclusie In het Besluit m.e.r. is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer‐beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit m.e.r., Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling maakt de bouw van 45 woningen mogelijk (op termijn 48). De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer‐ procedure of mer‐beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
43
Hoofdstuk 5 Plansystematiek
5.1 Algemeen Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van een woningbouwcomplex door middel van rechtstreekse bestemmingen. Het bestemmingsplan bevat daarop gerichte bestemmingen. Het is vormgegeven volgens de ruimtelijke standaarden SVBP2012. Daarnaast is bij het opstellen van dit bestemmingsplan het Handboek Digitale Uitwisseling Bestemmingsplannen van de gemeente Houten gebruikt en de regeling zoals opgenomen in het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Oude Dorp'.
5.2 Enkelbestemmingen De juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan worden gevormd door de verbeelding in combinatie met de regels. Dit deel van de toelichting beoogt een beschrijving te geven van de wijze waarop de plannen voor het plangebied zijn vertaald in de verbeelding en regels. Hierbij wordt de opzet van de regels gevolgd. Ten aanzien van de opgenomen bestemmingen kan het volgende worden opgemerkt: In artikel 1 Begrippen en artikel 2 Wijze van meten zijn definities bepaald en geeft uitleg hoe in het plan genoemde maten en afmetingen worden bepaald. Tuin De gronden rondom het appartementencomplex zijn bestemd als 'Tuin' (artikel 3). Hierbinnen zijn erfafscheidingen toegestaan met een beperkte hoogte. De toegangsweg tot de (verdiepte) stallingsgarage is aangeduid. Wonen ‐ Gestapeld Binnen het bouwvlak in de bestemming Wonen ‐ Gestapeld (artikel 4) mag het hoofdgebouw, namelijk het appartementencomplex worden gebouwd. Het maximale aantal wooneenheden (48) is opgenomen in de regels. Ook is een gemeenschappelijke ruimte toegestaan met bijbehorende ondergeschikte horeca. Daarbij kan gedacht worden aan het verstrekken van (alcoholische) dranken en etenswaren ten behoeve van vieringen. Ter plaatste van de aanduiding 'maatschappelijk' is een ruimte ten behoeve van de kerk toegestaan. Waarde ‐ Archeologie 2 (dubbelbestemming) De bestemming is opgenomen voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. In de bouwregels zijn nadere regels gegeven voor bouwen. Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m ‐mv is archeologisch onderzoek bij omgevingsvergunningverlening voor bouwen vereist. Op basis van een rapport dienen de archeologische waarden vastgesteld te zijn. Indien de archeologische waarden door het te bouwen bouwwerk worden verstoord, dan kan het bevoegd gezag één of meerdere voorwaarden ter bescherming van de archeologische waarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Voorts geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
44
Artikel 6 t/m 10 zijn algemene regels opgenomen ten aanzien algemene afwijkings‐ en wijzigingsregels. Hier zijn ook bepalingen opgenomen over de parkeerplaatsen die minimaal gerealiseerd dienen te worden in het plangebied. In artikel 11, 12 en 13 zijn tot slot de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven standaardregels voor het Overgangsrecht bouwen en gebruik en de naamgeving van het plan opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
45
Hoofdstuk 6 Handhaving en uitvoering
6.1 Algemeen De aspecten van de handhaving, de handhaafbaarheid alsmede van de integrale veiligheid spelen bij het maken en uitvoeren van nieuwe (bestemmings)plannen een steeds belangrijker wordende rol. In het kader van de fundamentele herziening van belangrijke wetten zoals de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft het Ministerie van I&M nadrukkelijk gewezen op het belang van een adequate handhaving van de wettelijke bepalingen en de vastgestelde plannen. Handhaving is daarmee in de loop van de tijd niet alleen speerpunt van rijksbeleid geworden, maar ook van provinciaal en gemeentelijk beleid. In die ontwikkeling tijdens de afgelopen jaren hebben de calamiteiten in Enschede, Volendam, Tiel en Maastricht (maar ook die op lokaal niveau) hun eigen stuwende rol gespeeld. Niet alleen de overheid richt haar aandacht in toenemende mate op veiligheid en handhaving. Ook in de jurisprudentie van de (bestuurs‐)rechter is een tendens zichtbaar die de beleidsvrijheid van overheden met betrekking tot de inzet van het handhavingsinstrumentarium steeds verder inperkt. Onder deze bestuurlijke en gerechtelijke druk van boven, maar ook door de druk die de steeds mondig wordende burgers via klachten en handhavingsverzoeken opvoeren, ontkomen de handhavingsinstanties zoals de gemeente niet aan het voeren van een actief, strategisch, integraal en operationeel handhavingsbeleid. Hierbij moet de handhavende instantie (jaarlijks) prioriteiten, speerpunten, doelen en activiteiten vastleggen en uitvoeren op basis van heldere probleemanalyses. Handhaving is overigens veel meer dan feitelijk optreden. Er bestaat een onderscheid tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten vallen onder andere communicatie, voorlichting en vormen van (financiële) ondersteuning als subsidieverlening. De grootste groep klanten/burgers heeft namelijk de intentie om de regels keurig na te leven. Om hen hierin te ondersteunen is het van belang juiste voorlichting te geven en heldere afspraken te maken. Als klanten zich toch niet aan de regels houden proberen we dat tijdig te signaleren, zodat zij en anderen niet onnodig worden geconfronteerd met de vervelende gevolgen van een overtreding. Hierbij wordt systematisch, wijkgericht en projectmatig onderzocht waarom mensen (welke) regels overtreden. De uitkomsten hiervan gebruiken we om regelovertreding zoveel mogelijk te voorkomen. Naast deze preventieve maatregelen is het minstens zo belangrijk om klanten die bewust de regels overtreden aan te pakken. Deze overtreders kunnen dan rekenen op een sanctie. Vormen van repressieve instrumenten zijn onder meer controle, toezicht en opsporing plus het hanteren van sancties als bestuursdwang, dwangsom (bestuursrecht) en boetes (strafrecht).
6.2 Jurisprudentie Ingevolge de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRS) geldt dat alleen van handhavend optreden ten opzichte van een illegale situatie kan worden afgezien onder bijzondere omstandigheden dan wel bij concreet zicht op legalisatie.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
46
De omstandigheid dat een overtreding door een bestuursorgaan lange tijd ongemoeid is gelaten betekent niet zonder meer dat het bestuursorgaan daartegen niet meer handhavend mag optreden. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving is, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bevoegde bestuursorgaan verplicht tot handhaving. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan afzien van handhaving. Dit is het geval als concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen belangen dat in die concrete situatie van handhavend optreden kan worden afgezien.
6.3 Gemeentelijk handhavingsbeleid Het gemeentebestuur heeft de kaderstellende nota Integrale Handhaving vastgesteld. Jaarlijks doet het college van burgemeester en wethouders verslag van de werkzaamheden die het afgelopen jaar zijn verricht en wordt een jaarplan opgesteld waarin de werkzaamheden en de prioriteiten voor het komende jaar worden bepaald. Met de invoering van het omgevingsrecht (Wabo, Besluit Omgevingsrecht ‐ BOR, en Regeling Omgevingsrecht ‐ MOR) moet dit nog nadrukkelijker gebeuren vanwege het aanscherpen van de wettelijke eisen. 6.3.1 Integrale samenwerking en prioriteitsstelling Er is sprake van een gecoördineerde samenwerking tussen de afdelingen van onze gemeentelijke organisatie die de meeste vergunningen verlenen en die de meeste controles uitvoeren. De hiervoor noodzakelijke afstemming, coördinatie en samenwerking vinden hun basis in de Nota Integrale Handhaving. Ook de externe samenwerking met handhavingspartijen wordt hierbij betrokken. Wat dat betreft heeft het integrale handhavingsbeleid (de nota integrale handhaving) haar duurzaamheid bewezen, maar ook bij het afhandelen van (illegale) situaties worden heldere keuzes gemaakt als resultante van een deugdelijk afwegingsproces. Al of niet optreden vindt plaats op grond van een rangschikking die wordt opgesteld aan de hand van een prioriteitenstelling en risicobepaling (ernst en kans). Op basis van de nota integrale handhaving heeft de gemeente twee interne overlegverbanden in het leven geroepen: het Vergunningenoverleg en het Handhavingsoverleg. Er is verder gebleken dat de wijze waarop in Houten al jaren wordt samengewerkt bijna naadloos aansluit op de werkwijze die door de Wabo wordt verlangd. De Wabo is ingevoerd en beoogd een betere en snellere dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven. Door integrale vergunningverlening en handhaving ontstaat een doelmatige manier van werken en levert op termijn een besparing op. Voor wat betreft de nieuwe werkwijze onder de Wabo zal gebruikgemaakt blijven worden van het Vergunningenoverleg. Daarnaast zal het Handhavingsoverleg een prominentere rol gaan krijgen. 6.3.2 Minder vergunningverlening en meer nadruk op toezicht/handhaving Door de inwerkingtreding van het BOR (bouwregelgeving), het Activiteitenbesluit (milieuregelgeving) en het Gebruiksbesluit (brandveiligheidsregelgeving) komt de nadruk steeds minder op vergunningverlening en steeds meer op toezicht en handhaving te liggen. Door deze wetswijzigingen is er steeds vaker sprake is van meldingen en steeds minder vaak van vergunningen. Toetsen en controles vinden daardoor steeds vaker gedurende of na een bepaalde ontwikkeling plaats. En hoewel aanvankelijk de indruk bestond dat, door de afname van het aantal vergunningen, de werkdruk zou verminderen, is het tegendeel waar. Er zullen dus keuzes gemaakt moeten worden. Mede om die reden zijn de landelijke vakorganisaties van de Brandweer, het Bouwtoezicht en Milieu (in opdracht van VROM) bezig geweest met de ontwikkeling van een integraal toezichtprotocol. Medio 2008 was de ontwikkeling zo ver dat het een werkbaar instrument was. Dit instrument is inmiddels getest en het blijkt een goede basis te vormen voor integrale controles.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
47
Doordat steeds meer toezicht plaats zal (moeten) gaan vinden, zullen veel mogelijke overtredingen eerder ('tijdens de rit') ontdekt worden. Of en in hoeverre dit gevolgen zal hebben voor het naleefpercentage, valt op voorhand niet te zeggen. In zijn algemeenheid kan echter wel gezegd worden dat handhavingsacties afnemen en voorkomen worden naarmate het toezicht toeneemt. Het is de bedoeling dat zo veel mogelijk burgers en bedrijven door een strikt toezicht bij een eerste controle blijken te voldoen aan alle regels. Hieruit vloeit het zogenaamde naleefpercentage voort. Is eenmaal vastgesteld dat er sprake is van een overtreding waarop handhaving moet volgen, dan voorziet het beleid in een driestappenplan waarlangs de doelen van de handhaving (ongedaan maken onwenselijke/onveilige situatie) kunnen worden bereikt. Het driestappenplan bestaat uit: Stap 1: bestuurlijke waarschuwing; Stap 2: voornemen van een dwangsom/bestuursdwang (voorkeur voor dwangsom); Stap 3: oplegging dwangsom/uitoefening bestuursdwang.
6.4 Handhaving bestemmingsplan Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan, is het met name van belang dat bouwplannen worden getoetst aan de regels van dit bestemmingsplan. Vervolgens is de handhaving hiervoor van belang. Mede om de handhaving goed te laten verlopen, zijn de regels van het bestemmingsplan helder opgesteld. In deze paragraaf wordt nader toegelicht hoe de (achterliggende) plannen en regels in het voorliggende bestemmingsplangebied (juridisch gezien) het beste nageleefd kunnen worden. Landelijke regels De wetgever heeft inmiddels aanvullende ruimere mogelijkheden aan de bewoners en bouwers gegeven als het gaat om het vergunningsvrij bouwen. Daarbij is een ontwikkeling zichtbaar waaruit blijkt dat de rijksoverheid maar ook de gemeente op detailniveau meer verantwoordelijkheid over gaat laten aan bewoners en ondernemers. Zo is op gemeentelijk niveau in juni 2011 de vernieuwde Welstandsnota van de gemeente Houten vastgesteld, die van toepassing is bij zogenoemde excessen: zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. Lokale plannen Naast het bestemmingsplan, is een beeldkwaliteitsplan van belang. De beeldkwaliteitsplannen zijn alleen in het ontwikkelstadium een sturingsinstrument. In de beheerfase heeft het vooral een stimulerende en voorlichtende functie als ontwikkelingen passen in het bestemmingsplan. Als een ontwikkeling niet past binnen het bestemmingsplan, dan zal het worden getoetst aan het bestaande beeldkwaliteitsplan. Parkeren Bij nieuwe ontwikkelingen is het parkeren een aandachtspunt. Bij onderhavig project worden 48 parkeerplaatsen in de parkeerkelder voorzien. Daarnaast zal worden geparkeerd in de omgeving op maaiveld. Uit onderzoek is gebleken dat er voldoende parkeervoorzieningen beschikbaar zijn. Er wordt echter een aantal parkeervoorzieningen opgeheven, die echter in aantal volledig worden gecompenseerd. Dit betreft in totaal 15 parkeerplaatsen. Om te waarborgen dat het aantal parkeerplaatsen in stand blijft, is in de regels opgenomen dat in totaal 63 parkeerplaatsen in het plangebied in stand moeten blijven.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
48
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
49
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van donderdag 11 december 2014 tot en met woensdag 21 januari 2015. Gedurende deze periode was het mogelijk een mondelinge of schriftelijke reactie in te dienen. Op woensdag 17 december 2014 was er een inloopavond georganiseerd door de gemeente. In deze periode zijn vijf inspraakreacties ingediend. In bijlage 7 zijn de ingekomen inspraakreacties opgenomen en voorzien van een reactie. In het ontwerpbestemmingsplan zijn geen wijzigingen opgenomen als gevolg van de inspraakreacties.
7.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro Tijdens de terinzageperiode is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan een aantal overlegpartners van de gemeente Houten toegestuurd. Van twee overleginstanties is een reactie ontvangen. In bijlage 7 zijn de ingekomen overlegreacties opgenomen en voorzien van een reactie. De overlegreacties hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Overigens is ambtshalve een aantal ondergeschikte tekstuele doorgevoerd.
7.3 Economische uitvoerbaarheid De gronden van onderhavig bestemmingsplan zijn op dit moment deels in eigendom bij de gemeente en deels in eigendom van de Hersteld Hervormde Gemeente Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk. De kosten en risico's van ontwikkeling komen te liggen bij een partij die de woningen zal realiseren. De gemeentelijke kosten zullen worden verhaald via de grondverkoop.
7.4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het ontwerpbestemmingsplan “Herontwikkelingslocatie hoek Lobbendijk/Koningin Wilhelminaweg (oude locatie Bogermanschool)” en ontwerp‐omgevingsvergunning voor het oprichten van 44 levensloopbestendige appartementen, een ontmoetingsruimte, een kerkzaal en een domineeswoning op het adres Koningin Wilhelminaweg 1, 5, 9 t/m 95 oneven en Lobbendijk 16 en 16a te Houten, heeft ter inzage gelegen van donderdag 2 april 2015 tot en met woensdag 13 mei 2015 (6 weken). Gedurende deze periode was het mogelijk een mondelinge of schriftelijke zienswijze in te dienen. Er is in totaal één schriftelijke zienswijze ingediend. Deze zienswijze leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
50
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
bijlagen bij de Toelichting
52
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
53
Bijlage1 Toetsingaanhetbeeldkwaliteitplan
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
54
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
55
Bijlage2 Bouwstenenwoningbouwprogrammering
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
56
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
Gemeente Houten Bouwstenen woningbouwprogrammering Locaties ingekleurd 5 september 2012
Projectnr. 321.104/g
Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem Telefoon Telefax
(026) 3512532 (026) 4458702
E-mail Internet
[email protected] www.companen.nl
Gemeente Houten Bouwstenen woningbouwprogrammering Locaties ingekleurd 5 september 2012
Inhoud 1.
Introductie 1.1. Doelstellingen 1.2. Positie van onderzoek 1.3. Leeswijzer
1 1 2 2
2.
De kern van het locatievraagstuk in Houten en een eerste richting
3
3.
Zicht op de woningbehoefte 3.1. Ontwikkelingen in de afgelopen jaren 3.2. Verwachte demografische ontwikkeling 3.3. Gewenste ontwikkeling woningvoorraad
5 5 9 13
4.
Kwalitatieve inkleuring via de Fictieve Stad 4.1. Kleine huishoudens 4.2. Gezinnen met kinderen 4.3. Senioren
15 15 17 19
5.
De Houtense situatie 5.1. Leefstijlen en gewenste woonmilieus in Houten 5.2. Voorkeuren van leefstijlen voor producten in Houten
21 21 22
6.
Woningbouwprogramma 2012 – 2022 6.1. Bouwen voor de doorstroming eigen bevolking (meer gericht op senioren) 6.2. Bouwen voor vestigers van buiten de gemeente 6.3. Woningtypen voor de leefstijlen
27 27 27 28
7.
Doorvertaling naar de locaties
29
Bijlage 1: Onderzoeksopzet Bijlage 2: Onderscheiden doelgroepen Bijlage 3: Woonvoorkeuren leefstijlen in Houten Bijlage 4: Overzicht van de locaties
1 3 5 6
1. Introductie Ook in de gemeente Houten is de huidige stagnatie op de woningmarkt voelbaar. Ondanks het populaire woonmilieu, de centrale ligging en een cijfermatig aantoonbare behoefte aan nieuwe woningen, komen nieuwe bouwprojecten niet vanzelfsprekend van de grond. Woningzoekenden zijn kritisch, voorzichtig en, vergeleken met enkele jaren geleden, moeilijk in beweging te krijgen. Om ook in deze lastige markt een gestage stroom van passende nieuwbouwwoningen op de markt te brengen, zijn op korte termijn keuzes nodig. De gemeente Houten neemt daarbij de regie en verkent momenteel de meest verstandige prioritering en fasering van bouwplannen. Het doel? Een bouwproductie die past bij de huidige markt, zowel in aantallen, maar vooral ook in kwaliteit: de juiste woningen voor de juiste klantgroepen. Om de woningbouw voor de komende jaren op een verstandige wijze te faseren en te prioriteren heeft de gemeente behoefte aan een solide basis aan marktinformatie. Voorliggende rapportage voorziet hierin. Hierbij wordt deels gebruik gemaakt van een marktscan die Companen recent uitvoerde voor Viveste als basis voor haar strategisch voorraadbeleid.
1.1.
Doelstellingen
De doelen die de gemeente Houten met deze rapportage voor ogen heeft, staan hieronder opgetekend. Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat deze notitie ondersteunend is aan keuzes die de gemeente op het vlak van woningbouwprogrammering gaat maken. Het biedt een eerste referentiekader, maar bij een finale afweging per locatie komen meer aspecten om de hoek kijken dan dat bij deze analyse zijn betrokken. Het meest belangrijk is daarbij de beleidskeuze die de gemeente gaat maken; bouwen wij voor doorstroming of bouwen wij voor direct instroom? Verder spelen praktische zaken een rol. Denk aan de grondexploitatie, contracten die zijn afgesloten met ontwikkelende partijen, verwachtingen die zijn gewekt, etc. Hoofddoel • Kansrijke doelgroepen en woningbouwproductie matchen met kansrijke bouwlocaties in Houten om zo ‘de markt naar binnen te halen’ en de bouwproductie op gang te brengen / houden. Analysedoelen • De aantallen: zicht krijgen op een helder beeld van de te verwachten groei van bevolking, huishoudens en woningbehoefte in de gemeente Houten voor de periode tot 2020, 2030 en waar mogelijk 2040. Hierbij kijken we naar de groei van de eigen bevolking en de vraag van huishoudens die zich in Houten willen vestigen. • De klantgroepen: zicht krijgen op de ontwikkeling van klantgroepen / leefstijlen. Dit inclusief een inschatting van de ontwikkeling van de verschillende inkomensdoel-
-1-
•
groepen (< € 33.614, € 43.000, > € 60.000). De producten: zicht krijgen op passende woonconcepten, woningtype, prijzen en locatie-eisen die aansluiten bij de woonwensen van de verschillende klantgroepen.
Gebruik maken van beschikbare kennis De gemeente Houten kiest ervoor, ook vanuit de kostenoverweging en de doorlooptijd van het onderzoeksproject, om zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande informatie. En dan niet alleen cijfermateriaal, maar ook alle kennis die binnen het gemeentehuis en bij betrokken marktpartijen beschikbaar is. Deze kennis is aan de hand van een interne en een externe workshop in kaart gebracht en als bouwsteen voor voorliggende rapportage gebruikt. In bijlage 1 geven wij een uitgebreide beschrijving van het doorlopen proces.
1.2.
Positie van onderzoek
Dit onderzoek is een bouwsteen voor de definitieve invulling van de locaties. Natuurlijk spelen er tal van andere aspecten die voor de uiteindelijke woningbouwprogramma’s belang zijn. Dit onderzoek is hierin vanuit het marktperspectief mede richtinggevend, maar uiteraard niet alleen doorslaggevend. Aspecten van invloed op woningbouwprogrammering per locatie
Woonvisie van de gemeente
Beschikbaarheid bouwlocaties
Woningbehoefte: kwantitatief en kwalitatief
Kwaliteiten van alle locaties
Exploitatie
Planstatus: publiekrechtelijk / privaatrechtelijk
Stedenbouwkundige visie / plan
Kwaliteit van de specifieke locatie
Afzetbaarheid hier en nu
Te realiseren prijs-kwaliteitverhouding
Beeld-kwaliteit / architectuur
Specifieke locatie kenmerken
Het onderzoek speelt op het gemeentelijk behoefte en een totaaloverzicht van de locaties (oranje vlakken). Op locatie- en planniveau spelen immers daarnaast diverse andere aspecten die voor de uiteindelijke woningbouwplanning van belang zijn.
1.3.
Leeswijzer
In Hoofdstuk 2 komen we gelijk tot de kern van het locatievraagstuk in Houten, welke keuzes daarin zijn belangrijk en wat een inhoudelijk juiste een eerste richting is. In Hoofdstuk geven we een uitbreidde weergave van de woningbehoefte. Hoofdstuk 4 en 5 geven inzicht in de locatievoorkeuren van de verschillende leefstijlen en in hoofdstuk 6 en 7 komen we tot een (referentie) woningbouwprogramma en een doorvertaling daarvan naar de locaties.
-2-
2. De kern van het locatievraagstuk in Houten en een eerste richting Groeien of afronden? Houten heeft in de regio Utrecht een gewilde woonomgeving. Vlak bij de stad, in het centrum van Nederland een specifiek, groen en gewild woonmilieu. Dit betekent dat Houten kan blijven groeien, als men dat zou willen. In regionaal verband zijn / worden hierover afspraken gemaakt. Vraag hierbij is: Wil Houten blijven groeien? Uitbreiding met nieuwe wijken buiten de Randweg kan één van de kernkwaliteiten (wonen nabij de groene weiden) aantasten. Instroom of doorstroom? Met deze opdracht hebben we een input gegeven voor de invulling van de op dit moment beschikbare locaties in Houten. De rapportage biedt inhoudelijke argumentatie waarmee een marktgerichte invulling te geven is van de locaties. De exacte invulling van de locaties is echter afhankelijk van een andere belangrijke keuze van de gemeente. Vraag: Wil Houten de momenteel beschikbare locaties direct benutten voor de instroom van huishoudens uit de regio (instroomscenario) of juist voor de doorstroom van de vergrijzende bevolking van Houten (doorstroomscenario)? Ook het doorstroomscenario zal (indirect) leiden tot instroom, maar dan in de bestaande voorraad. Locaties in Houten Noord voor doorstroom! In Houten Noord is de vergrijzing het hoogst. In de wijken Noord-West en Noord-Oost en het Oude Dorp staan gewilde eengezinswoningen in gewilde buurten die nu voor een aanzienlijk deel bewoond worden door echtparen waarvan de kinderen ‘de deur uit zijn’ en senioren (mobiel en gehecht). Deze senioren zijn te verleiden om te verhuizen naar een ander woning. Op bladzijde 14 zomen we hier dieper op in. Houten Zuid: In Houten Zuid zijn enkele grotere locaties beschikbaar. Deze wijk is nog relatief jong. Een mix van doelgroepen en bijbehorende woningtypen op deze locaties is aan te bevelen. Veel huur in verschillenden segmenten. De huidige markt leent zich niet of nauwelijks voor koopwoningen. De focus van de consumenten ligt op de huursector of ‘men blijft zitten waar je zit’. Huurwoningen in de sociale sector (onder de € 665) zijn het meest gewild. Ook ontstaat er ruimte voor huurwoningen in het segment boven de € 665. Deze geliberaliseerde huurwoningen kunnen het domein zijn voor de woningcorporaties, maar ook voor beleggers. Gezien de bevolkingsopbouw in Houten, met komen de decennia druk op de woningmarkt en een stevige vergrijzing, kan dit een interessant segment zijn.
-3-
Koopwoningen gefaseerd op de markt brengen en maatwerk leveren. De tijd van inschrijvingen, wachtlijsten en lotingen voor koopwoningen is voorbij. Voorverkoop percentages van 70-100% worden niet meer gehaald bij projecten met een te groot aantal woningen. De ontwikkelaars en bouwers in Nederland zijn bezig met een cultuuromslag van grote standaardproducties ineens naar kleinere aantallen en meer maatwerk. Ook in Houten is dit noodzakelijk.
-4-
3. Zicht op de woningbehoefte In het kader van het strategisch voorraad beleid van Viveste heeft Companen een aantal analyses uitgevoerd die inzicht geven in de te verwachten woningbehoefte voor de komende jaren in de gemeente Houten. Viveste heeft toestemming gegeven om deze gegevens ook binnen deze rapportage te gebruiken. De resultaten presenteren we in het navolgende, waarbij we de informatie op een aantal onderdelen verder hebben ingekleurd. De druk op de woningmarkt in de regio Utrecht is fors. Met name de druk op de sociale huurwoningmarkt is de afgelopen jaren onverminderd hoog en neemt zelfs toe. De druk op de koopmarkt is, mede als gevolg van de economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren, wat afgenomen. Dit zijn enkele conclusies uit de Regionale Woningmarktmonitor van het BRU. Het beeld van de lokale woningmarkt werken we hierna verder uit waarbij we kort terugkijken naar de afgelopen jaren. Vervolgens maken we een inschatting van de toekomstige woningbehoefte en maken we een vertaling naar een daarbij passend woningbouwprogramma op hoofdlijnen voor de komende jaren.
3.1. Ontwikkelingen in de afgelopen jaren Vraag en aanbod op de woningmarkt ontstaat door ontwikkelingen in demografie en migratie. In onderstaande grafiek brengen we dit in samenhang in beeld. Figuur 3.1: Demografische ontwikkelingen 2001 - 2010
3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 -500 2001
2002
2003
2004
2005
Bevolkingsontwikkeling Buitenlandse migratie Woningvoorraadontwikkeling
2006
2007
2008
2009
2010
Geboorteoverschot Binnenlandse migratie
Bron: CBS (2011).
De gemeente Houten heeft tot 2002 een sterke groei doorgemaakt als gevolg van flinke uitbreiding van de woningvoorraad in deze periode. De omvang van de nieuwbouw nam in de jaren daarna gestaag af. Het gevolg hiervan is zichtbaar in het saldo van de binnenlandse migratie. Deze neemt de laatste jaren af en is in 2009 zelfs negatief. Dit betekent dat er in dit jaar meer huishoudens vanuit Houten zijn vertrokken naar een andere
-5-
gemeente dan dat er huishoudens zijn ingestroomd. Dit heeft zich in de afgelopen tien jaar niet eerder voorgedaan. Figuur 3.2: Migratiesaldi 2001 - 2010
Figuur 3.3: Nieuwbouw 2001 - 2010
3000
1.350
2500
1.150
2000
950
1500
750
1000
550
500
350
0
150 -50
-500
02
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 0-14
15-24
25-49
50-64
65+
Bron: CBS (2011).
• •
•
03
04
Eg huur Mg koop
05
06
Mg huur Sloop huur
07
08
09
10
Eg koop Sloop koop
Bron: CBS (2011).
Bovenstaande figuren geven de samenhang weer tussen nieuwbouw en de migratieontwikkeling. Beide figuren vertonen grofweg dezelfde dalende ontwikkeling. Het zijn vooral huishoudens in de leeftijd 25-49 jaar die zich in Houten vestigen. Alleen jongeren in de leeftijd van 15-24 jaar trekken per saldo uit Houten weg. Dit is een logisch beeld; jongeren vliegen uit vanwege studie, een relatie of werk. Deze ontwikkeling doet zich in elke gemeente in Nederland voor met uitzondering van de vijf grote steden. De forse uitbreiding van de gemeente Houten is de afgelopen jaren vooral gerealiseerd in de koopsector. Ook is jaarlijks een constante stroom huurwoningen gerealiseerd, maar op veel kleinere schaal. De verhouding huur-koop over deze negen jaar was ongeveer 20-80.
-6-
Figuur 3.3: Migratie naar richting
Amsterdam
Aangrenzende Gelderse gemeenten
Bron: CBS (2011).
De gemeente Houten trekt vooral veel huishoudens aan uit de directe omgeving, met name Utrecht en Nieuwegein. Ontwikkelingen in de huursector Op 1 januari 2010 stonden er in de gemeente Houten ruim 18.000 woningen, waarvan 1 27,7% een sociale huurwoning betrof . Vrijwel alle sociale huurwoningen in de gemeente Houten zijn eigendom van Viveste. De omvang van de sociale huursector in de gemeente Houten ligt lager dan gemiddeld in de regio. In Houten zijn verder nog ongeveer 600 huurwoningen in eigendom van beleggers.
1
Dit is exclusief sociale koop.
-7-
Figuur 3.4: Verdeling koop- en huursector in regio Utrecht 100% 27,4%
16,4%
27,0%
25,7%
25,2%
4,2%
8,7%
7,7%
33,1%
6,3%
80% 8,7%
35,8%
35,7%
3,1%
6,3%
60%
31,7%
11,9%
13,4%
40%
77,3% 63,9%
68,8%
65,6%
67,0%
60,6%
20%
65,3% 52,2%
50,8%
32,4%
10,4%
57,2%
% koop
% particuliere huur
U tre ch t
Ze is t
R eg io
Vi an en
U tre ch t
IJ ss el st ei n St ic ht se V ec ht N ie uw eg ei n
H ou te n
Bu nn ik
D e
Bi lt
0%
% sociale huur
Bron: Regionale Woningmarktmonitor 2011.
De druk op de huursector in de regio Utrecht is fors. De afgelopen jaren neemt het aantal actief woningzoekenden toe. Het betreft vooral jonge huishoudens in de leeftijd 23 tot 34 jaar (Regionale Woningmarktmonitor 2010). Het totaal aantal verhuringen daalt de laatste jaren. Er zijn dus meer woningzoekenden en minder vrijkomende huurwoningen. Kortom, de slaagkans in de sociale huursector in de regio Utrecht daalt. Figuur 3.5: Woningzoekenden en slaagkans regio Utrecht 36000
36%
30000
30%
24000
24%
18000
18%
12000
12%
6000
6%
0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
0% 2010
actief woningzoekenden aan actief woningzoekenden verhuurde woningen slaagkans in procenten Bron: Regionale Woningmarktmonitor 2011.
De afname van de mutatiegraad zien we ook terug in de mutatiecijfers van Viveste in Houten. De mutatiegraad neemt ook hier de afgelopen vier jaar gestaag af. De gemiddelde wachttijd neemt de afgelopen jaren dan ook toe. De gemiddelde wachttijd voor doorstomers bedroeg in 2007 8,2 jaar in 2009 was dit 8,8 jaar. Ook starters moeten steeds meer geduld uitoefenen. Voor hen nam de wachttijd in deze periode toe van 5,4 tot 6,4 jaar.
-8-
Jaarlijks wordt grofweg een derde van het aantal vrijkomende sociale huurwoningen in Houten toegewezen aan huishoudens van buiten de eigen gemeente. Koopsector (bestaande voorraad) De koopsector heeft de afgelopen jaren veel stagnatie gekend als gevolg van de economische situatie. Het aantal transacties in de bestaande voorraad is sinds 2007 fors gedaald. De laatste signalen zijn wel dat het herstel langzaam intreedt. Woningprijzen nemen gemiddeld weer licht toe en ook het aantal transacties lijkt wat op te krabbelen. Het herstel zal echter flink wat tijd in beslag nemen. Figuur 3.6: Prijsontwikkeling op jaarbasis
Figuur 3.7: Aantal transacties op jaarbasis
340.000
600
320.000
500
300.000
400
€ 280.000
300
260.000
200
240.000
100
220.000 '03
'04
'05
'06
'07
'08
'09
'10
0 Houten
'03
Bestuursregio Utrecht
'04
'05
'06
'07
'08
'09
'10
Bron: woningmarktcijfers.nl (2010).
3.2. Verwachte demografische ontwikkeling In het voorgaande keken we terug. Belangrijk, omdat hiermee inzicht ontstaat in de huidige situatie op de woningmarkt van de gemeente Houten. Om de ontwikkeling van de toekomstige woningbehoefte te faciliteren, is het echter nog wezenlijker om vooruit te kijken. Welke demografische ontwikkeling valt te verwachten? En hoeveel en welk type woning is nodig om de toekomstige vraag te faciliteren? Huishoudensprognose Naar verwachting zal de ontwikkeling van de gemeente Houten er de komende jaren als volgt uitzien.
-9-
Figuur 3.8: Huishoudensontwikkeling 2010 - 2030
Ϯϱ͘ϬϬϬ ϮϬ͘ϬϬϬ хϳϱũĂĂƌ ϭϱ͘ϬϬϬ
ϲϱƚŽƚϳϰũĂĂƌ ϰϱƚŽƚϲϰũĂĂƌ
ϭϬ͘ϬϬϬ
ϯϬƚŽƚϰϰũĂĂƌ ϱ͘ϬϬϬ
фϯϬũĂĂƌ
Ϭ ϮϬϭϬ
ϮϬϭϱ
ϮϬϮϬ
ϮϬϮϱ
ϮϬϯϬ
ϮϬϰϬ
Bron: PRIMOS2009.
Op basis van de Primos-prognose neemt het aantal huishoudens in de komende 10 tot 15 jaar met circa 1.800 toe. Dit is direct een duiding van de gewenste omvang van een nieuwbouwprogramma van de gemeente Houten. In de jaren na 2025 stagneert de groei van het aantal huishoudens naar verwachting van Primos. In deze nauw samenhangende woonregio zijn bevolkings- en huishoudenontwikkelingen vaak afhankelijk van de migratie en de bouwstromen (zie ook figuur 2.1). In deze tijd van onzekerheden op de woningmarkt is dat dus moeilijk te prognosticeren. Wat voor Houten wel duidelijk is, zijn de forse kwalitatieve verschuivingen in de komende jaren. Als de groeiambities van de gemeente Houten tot een einde komen, neemt ook de omvangrijke instroom van jonge huishoudens in omvang af. Het gevolg? Een sterk doorzettende vergrijzing in de komende jaren. Het aantal huishoudens van 65 jaar of ouder bedraagt in 2010 zo’n 16% van het totaal aantal huishoudens. De komende jaren loopt dit gestaag op naar 25% in 2020 en zelfs 37% in 2030. Einde van de groei in zicht? Hoewel voor de komende tien jaar de nodige uitbreiding gewenst is (ca. 1.800 woningen), laat de prognose zien dat de groei daarna stagneert en er slechts minimale additionele toevoegingen aan de woningvoorraad gewenst zijn. Dit zet de ontwikkelingen die de komende jaren plaatsvinden in perspectief: het gaat niet meer om het uitbreiden van Houten, maar om het afronden van Houten. Houten in regionaal perspectief: De door Primos ingeschatte groei van het aantal huishoudens wordt door vele factoren bepaald. In de prognose wordt onder andere uitgegaan van een bepaalde bouwproductie. In een woningmarkt als de Houtense, is de regionale ‘opvang’taak belangrijk. Een grotere regionale huisvestingstaak kan de groei van het aantal huishoudens positief beïnvloeden. In hoofdstuk 2 geven wij aan dat hier een belangrijke keuze ligt voor de gemeente Houten.
Van huishoudens naar doelgroepen Een prognose van de te verwachten huishoudensontwikkeling is nuttig, maar nog niet veelzeggend voor het in kaart brengen van de kwalitatieve woningbehoefte. Naast de
- 10 -
huishoudensituatie en leeftijd speelt namelijk ook inkomen een belangrijke rol in het woongedrag van huishoudens. Als opmaat naar een globale vertaling naar een kansrijk woningbouwprogramma kijken wij daarom niet alleen naar de huishoudensontwikkeling, maar kijken we naar een aantal klantgroepen. Dit is een afgebakend aantal doelgroepen met in grote lijnen gelijke woonwensen. Figuur 3.9: Doelgroepen naar generatie en economische positie
Bron: Companen.
Een nadere uitwerking van de klantgroepen is te vinden in bijlage 1. De volgende tabel geeft een overzicht van de aanwezige doelgroepen en de ontwikkeling van deze groepen. We kijken daarbij naar de komende tien jaar (dit is de periode die we op basis van woonwensen ook kwalitatief kunnen inkleuren). Tabel 3.1: Doelgroepen in de gemeente Houten 2012
2022
Aantal Percentage
Aantal Percentage
2010 - 2020
Gehechte kleine huishoudens
1.060
6%
930
5%
-130
Mobiele kleine huishoudens
1.880
10%
2.290
11%
+410
Gehechte gezinnen
3.005
16%
2.930
15%
-75
Mobiele gezinnen
9.035
49%
8.915
44%
-120
Gehechte senioren
1.990
11%
2.600
13%
+610
Mobiele senioren
1.375
7%
2.500
12%
+1.125
18.345
100%
20.165
100%
+1.820
Totaal
Bron: Primos2009, Geomarktprofiel, CPB, bewerking Companen.
De volgende ontwikkelingen vallen op: • Het aandeel en aantal gezinnen in de gemeente Houten neemt de komende jaren licht af. Dit is een demografische trend die in heel Nederland is waar te nemen. Neemt niet weg dat gezinnen nog steeds de grootste groep op de woningmarkt van Houten zijn. Een belangrijke kanttekening hierbij is: als Houten weer volop focust op grote uitbreidingen en eengezinswoningen dan zal de gemeente een aantrekkingskracht uitoefenen op de regio en vooral de stad Utrecht. En dan is een groei in het
- 11 -
•
aantal gezinnen waarschijnlijk wel mogelijk. Dit lijkt geen voor de hand liggende keuze en in deze rapportage is hiervan dus niet uitgegaan. Senior huishoudens nemen sterk in aandeel en aantal toe. De groei is het sterkst onder senioren met een bovenmodaal inkomen, maar de ontwikkeling van de gehechte senioren (klanten met een relatief laag inkomen) is ook fors.
Onderscheid lokale woningbehoefte en vestiging Als we de afgelopen vijf jaar als referentie nemen dan wordt de verwachte huishoudensgroei van Houten voor twee derde deel bepaald door eigen natuurlijke bevolkingsgroei. Dus het resultaat van meer geboorten dan sterften in een jaar. De eigen bevolkingsontwikkeling zien we terug in alle gepresenteerde doelgroepen, maar concentreert zich de komende jaren in het bijzonder op de doelgroep senioren. Als gewezen groeikern heeft de gemeente Houten jarenlang jonge en middelbare huishoudens aangetrokken. Deze grote en uniforme groep wordt nu langzaamaan ouder. Het effect: Houten is de komende jaren de meest sterk vergrijzende gemeente in de regio. Een derde deel van de te verwachten groei wordt veroorzaakt door instroom van huishoudens uit andere gemeenten. Dit betreft vooral mobiele kleine huishoudens, gebonden en mobiele gezinnen. Dit strook ook met de bevindingen van Viveste: circa 1/3 van alle woningen wijzen zij toe aan huurders van buiten de eigen gemeente. Intermezzo: ontwikkeling van inkomensdoelgroepen Direct gekoppeld aan de bovenstaande ontwikkeling van klantgroepen, is de ontwikkeling van de verschillende inkomensdoelgroepen in de gemeente Houten. Kort schetsen we hier de omvang van de verschillende inkomensdoelgroepen bij een autonome ontwikkeling. Wanneer de gemeente bewuste keuzes maakt in bouwproductie kan deze ontwikkeling worden beïnvloed. Bijvoorbeeld: alleen sociale huurwoningen bijbouwen zal leiden tot een selectieve instroom en de ontwikkeling van inkomensgroepen dus beïnvloeden. Bij een autonome ontwikkeling in de verwachting als volgt: o De sociale doelgroep (per 1 januari 2012 huishoudens met een maximaal jaarinkomen van € 34.088) o De middeninkomens (inkomen tussen de € 34.088 en € 43.000). Dit is de groep die geen woning krijgt toegewezen in de sociale huursector, maar ook vrijwel geen kansen heeft in de particuliere huur of koopsector. o De hogere inkomens (vanaf € 43.000). Van deze groep mag verwacht worden dat zij zonder al te veel probleem zelfstandig in hun woonbehoefte kunnen voorzien. Tabel 3.2: Inkomensdoelgroepen in de gemeente Houten 2010 – 2020 Sociale doelgroep( tot € 34.088) Middeninkomens (€ 34.088-43.000) Hogere inkomens > € 43.000 Totaal aantal huishoudens
# 2010
% 2010
Ontwikkeling tot 2020
4.500 2.020 11.520 18.040
25% 11% 64% 100%
Beperkte afname Groei Stabilisatie - groei
-
Bron: CBS (Rio2009).
Vooral middeninkomens zullen zich de komende jaren roeren. Zij kunnen niet terecht in de sociale huursector, maar hebben ook moeite om een koopwoning te bemachtigen. Deze doelgroep vraagt aandacht in het bouwprogramma: vrije sector huur (> € 650, maar wel passend bij het inkomen van deze groepen: maximaal € 800) en goedkope koop (maximaal € 180.000). Het betreft segmenten die niet altijd even makkelijk door de markt worden opgepakt en dus meer sturing van de gemeente vragen en overleg met maatschappelijke partners. Voordeel van het huidige economische klimaat is dat juist deze producten op afzet kunnen rekenen, terwijl dat bij duurdere koop en vrije sector huur minder vanzelfsprekend is.
- 12 -
3.3. Gewenste ontwikkeling woningvoorraad Bovenstaande geeft een beeld van de te verwachten ontwikkeling van doelgroepen in de gemeente Houten. Dit vertalen we naar een gewenste ontwikkeling van de woningvoorraad. Om hier een beeld van te schetsen hebben we een analyse gemaakt op basis van het 2 WoON2009 . Vanuit dit landelijk databestand hebben we een beeld geschetst van de woonwensen van de hiervoor beschreven doelgroepen. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van alle respondenten in de regio Utrecht wonend in een matig stedelijk gebied. De uitkomsten van de analyses geeft een referentie, geen absolute waarheid. Kansmarkten in de gemeente Houten In onderstaand figuur schetsen we een beeld van de gewenste transformatieopgave op basis van het WoON2009 voor de periode 2012 - 2022. Dit geeft een globaal beeld van de segmenten waar aandacht is gewenst en waar juist kansen liggen. We maken hierbij onderscheid in de korte (< 5 jaar) en lange termijn (5-10 jaar). Langer vooruit kijken is niet mogelijk, woonwensen door mensen geuit zijn immers aan verandering onderhevig. De aanname achter dit onderscheid is dat de woningmarkt na grofweg vijf jaar langzaam maar zeker wat uit het slop zal raken. Woningtype grondgebonden nultreden We hebben de woningvoorraad onderverdeeld in drie woningtypen en verschillende prijsklassen. Het woningtype grondgebonden nultreden vraagt wellicht enige toelichting: Onder een grondgebonden nultredenwoning verstaan we een normale eengezinswoning die voldoet aan de volgende eisen: de voordeur van de woning is zonder traplopen te bereiken en in de woning zijn alle primaire woonvertrekken (woonkamer, keuken, badkamer, slaapkamer en toilet) zonder traplopen bereikbaar. Woonvormen die hier vaak aan voldoen zijn bijvoorbeeld (patio)bungalows. Figuur 3.10: Korte en lange termijn marktkansen
HUUR
Korte termijn
Lange termijn
Vestigers
Eengezins
++
-
+/-
Appartement
++
+
+
+
+
+/-
Goedkoop
++
+
+
Middelduur
+
+
++
Duur
-
++
++
Goedkoop
+
+/-
+/-
Middelduur
+/-
+
+
Duur
-
+
+
Goedkoop
+
+/-
+/-
Middelduur
+/-
+/-
+/-
-
+/-
+/-
Ggb. Nultreden
Eengezins
KOOP
Appartement
Ggb. Nultreden
Duur
Bron: WoON2009, bewerking Companen.
De korte termijn o Op korte termijn liggen er vooral kansen in de huursector, onder de € 650, en beperkt
2
Begin 2013 wordt het WoON2012 gepubliceerd. Wij adviseren om de uitkomsten van voorliggende analyses op dat moment aan dit nieuwe onderzoek te toetsen en waar nodig te actualiseren.
- 13 -
daarboven. In de koopsector liggen voor de korte termijn kansen voor de goedkope koopwoningen. o Het dure koopsegment zal lastig te verkopen zijn. De lange termijn o Voor de lange termijn bestaat juist vraag naar dure duurdere koop en ‘droogt’ de vraag naar sociale huureengezinswoningen langzaamaan op. Bouwen voor instroom: De vestigers blijven zich, net als in het verleden, vooral richten op de eengezinskoopwoningen. Vraag naar seniorengeschikte woningen uitgelicht De doelgroep die de komende jaren het sterkst zal gaan groeien, zijn de senioren. Opvallend genoeg zien we dit slechts beperkt terug in de gepresenteerde marktkansen. In de huursector zien we nog wel appartementen en grondgebonden nultredenwoningen als kansmarkt, maar in de koop is dit vraagprofiel beperkt. Er zijn verschillende redenen die hieraan ten grondslag liggen: o Doorstroming onder senioren is beperkt. Veel senioren zijn bijzonder tevreden met hun huidige woning, ook als deze voor de toekomst mogelijk minder geschikt is (bij afname mobiliteit en groei van de zorgvraag). o Grofweg 10-20% van de senioren maakt uiteindelijk wel de verhuisbeweging naar een geschikte woning, zij kiezen dan voor een appartement of een seniorenwoning. Veel keus hebben zij niet: de differentiatie in het voor seniorengeschikte woningaanbod is beperkt. Daarin investeren zal mogelijk leiden tot meer doorstroming van senioren. o Deze seniorenwoningen moeten dan voldoen aan de volgende criteria: - In buurt van de huidige woning staan vanwege de sociale omgeving. - Voornamelijk huurwoningen omdat oudere huurder geen stap naar de koop maken. En omdat de huidige woningeigenaren in deze onzekere tijd geen nieuwe woning kopen en hun huidige woning moeten kunnen verkopen. Vaak is de verwachte verkoopwaarde in de perceptie van de verkoper nog te hoog en zal men genoegen moeten nemen met lagere opbrengsten dan verwacht. - Alle basisvoorzieningen gelijkvloers. - Redelijke mix van appartementen met grote buitenruimte en grondgebonden woningen (patioachtige woningen). - Qua woonlasten niet veel hoger dan de huidige huurwoning. - Qua woonlasten moet het voor een ex-woningeigenaar ook niet een te grote sprong in maandlasten beteken. De rente van het vermogen van de verkochte woning kan (voor een deel) bijdragen aan de betaalbaarheid van de huur. € 150.000 levert per maand al € 300 - € 400 op ter dekking van de huur. Deze doelgroep kan worden geholpen bij deze gedachtegang. o Het relatief nieuwe woningbezit in Houten is een beperkende factor voor doorstroming. In gebieden waar relatief veel ouder woningbezit staat (< 1975) is de plattegrond van de woning vaak per definitie ongeschikt voor mensen met een zorgvraag. In Houten staat een relatief jonge woningvoorraad. De plattegronden van deze woningen zijn veelal beter aanpasbaar (traplift plaatsen, deuren verbreden, ruimere badkamers, etc.). Dit biedt ook kansen voor aanpassingen in de bestaande woningvoorraad, een terrein waar de gemeente ook in kan investeren: informatievoorziening en advies.
- 14 -
4. Kwalitatieve inkleuring via de Fictieve Stad Wij maken vaak gebruik van het model ‘De Fictieve Stad’ om de deelnemers aan kwalitatief onderzoek even los te laten komen van de lokale, in dit geval de Houtense situatie. De fictieve stad bestaat uit een oude binnenstad, een voor- en naoorlogse uitbreiding, Vinexwijken en dorpen buiten de stad. De in hoofdstuk 3 benoemde klantgroepen hebben ieder hun voorkeur voor een bepaald woonmilieu. Met behulp van landelijk data en de kwalitatieve sessies in de gemeente Houten, komen wij tot een invulling van de voorkeuren per klantgroep.
4.1.
Kleine huishoudens
Kleine gehechte huishoudens hebben de voorkeur voor het centrum, maar zien we eigenlijk in alle andere wijken ook terug komen. Vaak is dit een keuze vanuit de ‘beperking’. Men is aangewezen op de goedkope woningvoorraad. Dit in tegenstelling tot de mobiele kleine huishoudens, zij hebben wel de keuze. Zij richten zich eveneens op het centrum.
Gehechte kleine huishoudens Mobiele kleine huishoudens
- 15 -
De voorkeuren voor producten / woningtypen van de kleine gehechte huishoudens zijn landelijk grofweg zoals hierna weergegeven. Zij hebben, zowel op de korte als op de lange termijn, een voorkeur voor het huren van een woning. Kijken we naar het type woning waar zij de voorkeur aan geven, dan zijn het vooral de goedkoopste huurwoningen (vaak appartementen) de goedkoopste eengezinshuurwoningen (vooral de goedkope jaren 50/60 woningen). Landelijk Gehechte kleine huishoudens
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϯϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϰϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
Waar gehechte huishoudens vooral opteren voor een huurwoning, hebben de mobiele kleine huishoudens meer een kooporiëntatie. Kansrijk voor deze doelgroep zijn de goedkope en middeldure rijwoningen in de koopsector. Gaan zij voor een huurwoning, dan willen zij best wel wat meer betalen dan de gehechte kleine huishoudens. In de huursector zien we ze wat vaker naar een appartement trekken dan in de koopsector. Landelijk mobiele kleine huishoudens
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϰ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϮϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϯϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϰϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
- 16 -
4.2.
Gezinnen met kinderen
Zowel gehechte als mobiele gezinnen zien we terug in alle wijken, behoudens het echte Centrum. Mobiele gezinnen wat meer in de Vinex-achtige wijken, gehechte gezinnen in naoorlogse uitbreiding, omdat hier de goedkope woningvoorraad zich van oudsher concentreert.
Gehechte gezinnen Mobiele gezinnen
De voorkeuren voor producten / woningtypen van de gehechte gezinnen zijn landelijk grofweg zoals hierna weergegeven. Net zoals de gehechte kleine huishoudens gaan gehechte gezinnen vooral voor een huurwoning, zowel op de korte als op de lange termijn. Zij zijn vooral geïnteresseerd in middeldure rijwoningen in de huursector. Gaan zij kopen; dan zo goedkoop mogelijk. Landelijk gehechte gezinnen
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϰϱ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿϬ
- 17 -
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϮϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
Mobiele gezinnen willen het liefst een woning kopen. Zij hebben wat te besteden en gaan dan ook voor een middeldure, maar het liefst een dure eengezinswoning (tweekapper). Wanneer zij gaan huren, zijn zij bereid meer dan € 650 per maand uit te geven voor een ruime eengezinswoning. Landelijk mobiele gezinnen
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϰ ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϰн ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϰϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϲϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
- 18 -
4.3.
Senioren
De gehechte senioren zien we teug in alle wijken en in de dorpen omdat men graag in de omgeving blijft wonen waar men al langere tijd woont. De Vinex-achtige wijken zijn daarom bij deze groep niet bij voorkeur gewild. Mobiele senioren hechten minder waarde aan de oude vertrouwde omgeving en hebben juist de voorkeur voor het centrum of dorpse omgeving.
Gehechte senioren Mobiele senioren
Gehechte senioren gaan vooral voor de huurwoning. Deze leefstijl heeft een voorkeur voor grondgebonden wonen. Vaak wordt vanuit de beperking van het aanbod zo lang mogelijk in de eengezinswoningen gebleven. Als men dan moet verhuizen, kiest men voor een gelijkvloerse woning. Vooral de traditionele seniorenwoning is in trek bij deze leefstijl. Landelijk gehechte senior
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϯϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϲϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
- 19 -
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
Zowel op de korte als op de lange termijn heeft de mobiele senior de voorkeur voor het huren van een woning. De eigen woning wordt ‘gecasht’ en men zoekt gelijkvloers comfort. Gaat de mobiele senior huren, dan is men bereid meer dan € 650 per maand te betalen voor een kwalitatief goed appartement. Landelijk mobiele senior
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϲϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϭ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
- 20 -
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϯϱϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
5. De Houtense situatie 5.1.
Leefstijlen en gewenste woonmilieus in Houten
De situatie in Houten is natuurlijk wezenlijk anders dan de Fictieve Stad. In Houten onderscheiden we andere woonmilieus. • • • • •
Het historisch dorp Het nieuwe centrum De naoorlogse uitbreiding , grondgebonden De naoorlogse uitbreiding , gestapeld De dorpen
Historisch dorp
Nieuw centrum
Naoorlogse uitbreiding grondgebonden
Naoorlogse uitbreiding gestapeld
Recente uitbreidingen
Dorps
Totaal
Aan de marktkenners hebben we gevraagd voor welke Houtense woonmilieus de verschillende leefstijlen een voorkeur hebben. Deze voorkeuren zijn verwerkt in de onderstaande tabel. Hoe hoger het percentage in de cel, hoe donkerder oranje de cel gekleurd is.
Kleine gehechte huishoudens
27%
37%
17%
10%
3%
7%
100%
Kleine mobiele huishoudens
40%
30%
7%
0%
17%
7%
100%
Gehechte gezinnen
12%
0%
27%
7%
42%
13%
100%
Mobiele gezinnen
23%
0%
7%
0%
40%
30%
100%
Gehechte senioren
32%
25%
13%
13%
7%
10%
100%
Mobiele senioren
33%
37%
0%
0%
10%
20%
100%
Kleine huishoudens Kleine gehechte huishoudens hebben een voorkeur voor de centrale woonmilieus in Houten, het nieuwe centrum en het historische dorp. In mindere mate zien we kleine gebonden huishoudens terug in de naoorlogse uitbreidingen. De voorkeur voor de centrale woonmilieus zien we ook terug bij de kleine mobiele huishoudens (grootste voorkeur het historisch dorp), maar hier zien we ook een voorkeur terug voor de recente uitbreidingen, met name vanwege de bereikbaarheid. Gezinnen met kinderen Zowel gehechte als mobiele gezinnen zien we terug in de recente uitbreidingen. Gehechte gezinnen zien we in mindere mate ook terug in de naoorlogse grondgebonden uitbreidingswijken en de mobiele gezinnen in het historisch dorp. Senioren Senioren zijn, net als de jongere kleine huishoudens vooral gericht op de centrale woonmilieus, het historisch dorp en het nieuwe centrum. De gehechte senioren blijven graag in hun eigen woonomgeving en geven daarom een gespreid beeld te zien over de verschillende woonmilieus.
- 21 -
5.2.
Voorkeuren van leefstijlen voor producten in Houten
We hebben de marktkenners gevraagd naar de voorkeuren van de verschillende leefstijlen naar woonproducten in de Houtense situatie. Hebben de verschillende leefstijlen in Houten een voorkeur voor koop- of huurwoningen en wat voor woningen zouden dat dan moeten zijn? In de volgende tabel hebben we de voorkeuren van de leefstijlen naar huur- of koopwoningen volgens de marktkenners weergegeven. Zij hebben met hun kennis van de lokale woningmarkt aangegeven welke mogelijkheden de Houtense doelgroepen hebben in financiële zin en wat aanbod betreft. Vervolgens beschrijven we de woningtypen waar de voorkeur naar uit gaat (voor de exacte uitkomsten per leefstijl, zie bijlage 3). Deze mening van de marktkenners hebben we meegewogen in het uiteindelijke referentieprogramma in Hoofdstuk 6. KORTE TERMIJN
LANGE TERMIJN
HUUR
KOOP
TOTAAL
HUUR
KOOP
TOTAAL
Kleine gehechte huishoudens
90%
10%
100%
78%
22%
100%
Kleine mobiele huishoudens
33%
67%
100%
33%
67%
100%
Gehechte gezinnen
77%
23%
100%
70%
30%
100%
Mobiele gezinnen
23%
77%
100%
17%
83%
100%
Gehechte senioren
81%
20%
100%
72%
28%
100%
Mobiele senioren
32%
68%
100%
37%
63%
100%
Kleine gehechte huishoudens Zij hebben, zowel op de korte als op de lange termijn, een voorkeur voor het huren van een woning. Kijken we naar het type woning waar zij de voorkeur aan geven, dan zijn het de goedkope eengezinshuurwoningen en meergezinswoningen. Houten
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϯϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϮϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
Vergelijken we de woonvoorkeuren van de kleine gehechte huishoudens landelijk met de Houtense woningmarktsituatie, dan zie we vooral een verschil bij de eengezinshuurwoningen. Landelijk gaat men eerder voor een zo goedkoop mogelijke eengezinshuurwoning, ook omdat vaak voldoende woningen uit de jaren ‘50 en ‘60 beschikbaar zijn. Dit is in Houten niet het geval.
- 22 -
Mobiele kleine huishoudens Waar gehechte huishoudens vooral opteren voor een huurwoning, gaan de mobiele kleine huishoudens voor een koopwoning. Kansrijk voor deze doelgroep volgens de marktkenners zijn de goedkope en middeldure rijwoningen in de koopsector. Gaan zij voor een huurwoning, dan willen zij wat meer betalen dan de gehechte kleine huishoudens. In de huursector zien we ze wat vaker naar een meergezinswoning trekken dan in de koopsector. Houten
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϮϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϯϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϲϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ Het Houtense beeld lijkt op het landelijke beeld. Kleine mobiele huishoudens willen vooral een eengezinswoning kopen. Landelijk wil dit type huishouden zich nog wel eens richten op een kleine 2^1 kapwoning. In Houten is dit niet reëel en is de derde optie een huurappartement. Gehechte gezinnen Net zoals de gehechte kleine huishoudens gaan gehechte gezinnen vooral voor een huurwoning, zowel op de korte als op de lange termijn. Zij zijn vooral geïnteresseerd in middeldure rijwoningen in de huursector. Gaan zij kopen; dan zo goedkoop mogelijk. Houten
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϰϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϮϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
Het Houtense beeld komt overeen met het landelijke beeld. Gehechte gezinnen willen vooral een woning huren (eengezinswoning) en wanneer zij kopen is dat zo goedkoop mogelijk. Mobiele gezinnen Mobiele gezinnen willen het liefst een woning kopen. Zij hebben wat te besteden en gaan dan ook voor een middeldure, maar het liefst een dure eengezinswoning (tweekapper). Wanneer zij gaan huren, zijn zij bereid (en moeten vanwege de € 34.000-grens) meer dan € 650 per maand uit te geven voor een ruime eengezinswoning.
- 23 -
Houten
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϰ ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϰн ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϰ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϰϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϲϬϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϴϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
Ook wat betreft de mobiele gezinnen lijkt de Houtense situatie op het landelijk beeld. Heeft men niet de kans om een woning te kopen, dan is men in de Houtense situatie wat eerder bereid meer huur te betalen voor een luxe eengezinshuurwoning. Gehechte senioren Ook deze gehechte leefstijl gaat weer voor de huurwoning. Deze leefstijl heeft een voorkeur voor het grondgebonden wonen. Vooral de typische seniorenwoning is in trek bij deze leefstijl. Houten
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϲϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ
Landelijk gaan senioren meer voor meergezinswoningen dan in de Houtense woningmarkt. Dit is ook logisch, omdat Houtense gehechte senioren gewend zijn met de beide benen op de grond te wonen. Zij zijn hiervoor ooit naar Houten gekomen. Mobiele senioren Zowel op de korte als op de lange termijn heeft de mobiele senior de voorkeur voor het huren van een woning. De eigen woning wordt ‘gecasht’ en men zoekt gelijkvloers comfort. In Houten heeft men een sterke voorkeur voor een grondgebonden woning. Men is bereid (en moet vanwege de € 34.000-grens) meer dan € 650 per maand te betalen voor een kwalitatief goed appartement.
- 24 -
Houten
ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗ϯ ĂŶƚĂůƐůĂĂƉŬĂŵĞƌƐ͗Ϯ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϯϱϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ <ŽŽƉƉƌŝũƐ€ϯϱϬ͘ϬϬϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ ,ƵƵƌƉƌŝũƐ€ϱϱϬ;ŝŶĚŝĐĂƚŝĞĨͿ Ook de mobiele senior in Houten is wat meer op de grondgebonden woningen georiënteerd dan dat de mobiele senioren landelijk zijn. In Houten is koop ook meer een optie dan dat het landelijk beeld laat zien. De echte hoogbouw, zoals landelijk wel is aangegeven, heeft in Houten geen voorkeur.
- 25 -
- 26 -
6. Woningbouwprogramma 2012 – 2022 Op basis van alle door ons uitgevoerde analyses (vraag en demografie) en de bijeenkomsten met de marktpartijen hebben wij een referentie-woningbouwprogramma voor de komende tien jaar voor de gemeente Houten opgesteld. De exacte invulling van het programma is echter sterk afhankelijk van beleidskeuzes die door de gemeente gemaakt moeten worden. Om te kunnen simuleren met beleidskeuzes en de consequenties daarvan voor het programma bieden wij een simulatiemodel in Excel. De gemeente kan daarmee de effecten op het programma bij bepaalde beleidskeuzes zien. Twee uiterste opties waarvoor gekozen kan worden, zijn theoretisch:
6.1.
Bouwen voor de doorstroming eigen bevolking (meer gericht op senioren)
We hebben bij de demografische vooruitberekening gezien dat het aandeel seniorenhuishoudens binnen de gemeente flink gaat toenemen de komende jaren. Deze huishoudens wonen op dit moment al in een woning in de gemeente (veelal een reguliere eengezinswoning) en op termijn wil een deel van deze groep verhuizen naar een meer geschikte woning. Zij maken dan bij verhuizing een woning vrij, die betrokken kan worden door een huishouden vanuit Houten of van buiten de gemeente Houten. Op korte termijn zal grootschalige ontwikkeling voor senioren lastig zijn. In het recente verleden zijn er al behoorlijk wat woningen voor senioren (gestapeld) op de markt gebracht en door het huidige economisch klimaat is de doorstroming van senioren op de (koop)woningmarkt zeer beperkt. In het volgende hoofdstuk en in de factsheets kijken we welke locaties het meest geschikt zijn voor de bouw van seniorenwoningen.
6.2.
Bouwen voor vestigers van buiten de gemeente
Houten heeft een traditie van het bouwen voor vestigers, vooral vanuit Utrecht. Maak je de keuze om te bouwen voor vestigers op de beschikbare locaties, dan gaat dit ten koste van het bouwen voor senioren en dus voor de doorstroming in Houten. Traditioneel bestaan de vestigers in Houten uit (startende) gezinnen. Kwalitatief gezien zal het programma er anders uit zien dan bij het bouwen voor de eigen doorstroming en het programma lijkt dan ook meer op de reguliere bouwstroom in Houten: eengezinswoningen en dan vooral in de koopsector.
- 27 -
6.3.
Woningtypen voor de leefstijlen
Zoals aangegeven wordt door ons een simulatiemodel aangeleverd aan de gemeente. Dit houdt in dat, afhankelijk van de gekozen variant, er meer of minder gekozen wordt voor de directe bouw voor senioren of vestigers. De te realiseren woningen voor de verschillende doelgroepen hebben we in de onderstaande tabel opgenomen. Deze tabel ligt ten grondslag aan het simulatiemodel. De percentages in deze tabel zijn indicaties. Ze zijn tot stand gekomen met behulp van de woningmarktanalyse en de gehouden panels. De panels hebben vanuit hun kennis van Houtense woningmarkt de beschikbaarheid van woningen laten meewegen. Omdat wij een referentieprogramma opstellen voor toekomstige nieuwbouw heeft de vraag van de doelgroep (vanuit onderzoeken) uiteindelijk zwaarder gewogen dan de mening van de panels.
Mobiele gezinnen
Gehechte senioren
Mobiele senioren
Vestigers
< 650
Gehechte gezinnen
Gezinswoningen
Mobiele kleine huishoudens
Huuroriëntatie
Gehechte kleine huishoudens
REFERENTIEPROGRAMMA 2012-2022
55%
30%
30%
15%
75%
65%
25%
15%
10%
25%
5%
10%
> 650 Appartementen Grondgebonden nultreden
5%
< 650
35%
10%
> 650
5%
5%
5%
< 650 > 650
25%
15%
15%
20%
15%
5%
5%
10%
70%
85%
25%
35%
15%
10%
30%
5%
10%
200.000-300.000
40%
20%
20%
30%
> 300.000
10%
20%
55%
15%
< 200.000
30%
200.000-300.000
5% 5%
5% 5%
10%
> 300.000 Grondgebonden nultreden
10%
70%
< 200.000
Appartementen
5% 25%
45%
Kooporiëntatie Gezinswoningen
10%
5%
5% 5% 10%
< 200.000
5%
5%
200.000-300.000
5%
5%
> 300.000
10%
- 28 -
75%
15%
7. Doorvertaling naar de locaties In de factsheets geven we per locatie de kwaliteiten van de locaties en de preferente leefstijlen weer. In dit hoofdstuk geven we alvast een samenvatting van de meest opvallende resultaten. Welke locaties zijn het meest geschikt voor welke leefstijlen en wat zijn de kwaliteiten van deze locaties? We kiezen hierbij voor de invalshoek vanuit de leefstijlen, omdat de noodzakelijke beleidskeuze (zie Hoofdstuk 1 en 6) vanuit deze leefstijlen beredeneerd zou moeten worden. Beschikbare locatie in Houten. In bijlage 4 is deze kaart in geen groter formaat weergegeven.
Gehechte kleine huishoudens Geschikte locaties voor deze leefstijl zijn de Spoorhaag, Loerik III, Leebrug II De Koppeling, Hofstad IVb en De Groes. Dit zijn veel locaties, ook locaties die als minder gunstig worden bestempeld vanwege de ligging langs spoor en / of hoofdwegen. Dat komt door het feit dat deze groep financieel zijn beperkingen kent en daarom vaak bereid is op locaties te wonen waar de duurdere woningen niet afzetbaar zouden zijn. Mobiele kleine huishoudens Geschikte locaties voor deze leefstijl zijn De Slinger en Hofstad IVb. Deze groep stelt meer specifieke eisen aan locatiekenmerken. Bereikbaarheid en reistijd tot Utrecht zijn belangrijk voor deze groep in de Houtense situatie. Gehechte gezinnen e Geschikte locaties voor deze leefstijl zijn Leebrug II De Koppeling en Leebrug II 2 fase, Hofstad III en Hofstad IVb en De Groes. Ook bij deze groep benoemen we veel locaties, ook locaties die als minder gunstig worden bestempeld vanwege de ligging langs spoor en / of hoofdwegen. Dat komt door het feit dat deze groep, net als de gehechte kleine huishoudens, financieel zijn beperkingen kent en daarom vaak bereid is op locaties te wonen waar de duurdere woningen niet afzetbaar zouden zijn. Mobiele gezinnen Geschikte locaties voor deze leefstijl zijn Wellantcollege, Wegwijzer / Den Oord, Stenen e Poort, Leebrug II 2 fase, Hofstad III en Hofstad IVb. Dit zijn vooral de minder ‘drukke’ locaties waar gezinnen, die vanwege hun betere financiële positie een ruimere keuze hebben, voor zouden kunnen kiezen. Gehechte senioren Geschikte locaties voor deze leefstijl zijn Spoorhaag, De Slinger, Wegwijzer / Den Oord, Borgermanschool, Stenen Poort en De Groes. Deze locaties zijn geschikt vanwege de
- 29 -
ligging bij voorzieningen en/of bij wijken waar momenteel veel gehechte senioren wonen. Ook bij deze groep benoemen we veel locaties, ook locaties die als minder gunstig worden bestempeld vanwege de ligging langs spoor en / of hoofdwegen. Dat komt door het feit dat deze groep, net als de gehechte kleine huishoudens, financieel zijn beperkingen kent en daarom vaak bereid is op locaties te wonen waar de duurdere woningen niet afzetbaar zouden zijn. Mobiele senioren Geschikte locaties voor deze leefstijl zijn De Slinger, Borgermanschool, Stenen Poort, e Leebrug II 2 fase, Hofstad III en Hofstad IVb. Dit zijn vooral de locaties bij of in de buurt van voorzieningen waar ouderen, die vanwege hun betere financiële positie een ruimere keuze hebben, voor zouden kunnen kiezen.
- 30 -
Bijlage 1: Onderzoeksopzet Het proces is als volgt ingericht: INHOUD
PROCES
Stap 1: De Houtense woningmarkt • Invulling geven aan analysedoelen Vooral bureaustudie
• 1x projectgroep
Stap 2: Verbinden met interne en externe lokale kennis
• 1x workshop intern • Workshop met marktkenners
Stap 3: Het totaalplaatje • Stap 1 en 2 verbinden in één beknopte eindrapportage; • Verkennen van vervolgstappen.
• 1x projectgroep
Stap 1: De Houtense Woningmarkt Doel: Functioneel vertalen en waar nodig uitbreiden van beschikbare analyse. Werkwijze De gemeente Houten heeft behoefte aan een cijfermatige onderbouwing als onderlegger voor de prioritering van bouwplannen die zij momenteel probeert vorm te geven. Er was geen ruimte voor nieuw onderzoek, de analyses moeten worden gebaseerd op bestaand materiaal. De analyse bestonden uit de volgende onderdelen: Verdieping prognoses Inkleuring naar klantgroepen Vertaling naar producten Resultaat Het totale woningmarktbeeld compact en beeldend verwoord in een eerste rapportage. Stap 2: Verbinden met interne en externe lokale kennis Doel: Functioneel vertalen en waar nodig uitbreiden van beschikbare analyse. Werkwijze Voor dit onderzoek hebben we niet alleen een bureaustudie uitgevoerd, maar zijn er ook twee kwalitatieve sessies gehouden.
-1-
1. Workshop met interne medewerkers: Binnen de gemeente Houten is ook al veel kennis aanwezig. Met name in de vertaling naar kansen per locatie willen we de interne kennis en de analyses aan elkaar verbinden. Met de medewerkers van de gemeente hebben we de volgende werkvormen toegepast: - locatievoorkeuren fictieve stad verschillende leefstijlen; - locaties in de gemeente en kwaliteiten van deze locaties (verwerkt in factsheets); - leefstijlen koppelen aan de verschillende locaties in de gemeente (factsheets). 2. Workshop met externe marktkenners: Deze groep bestand uit makelaars, corporaties en ontwikkelaars. Met de marktkenners die werkzaam zijn in de gemeente hebben we andere werkvormen toegepast: - de wensen van leefstijlen in beeld krijgen (huur/koop en woningtypen); - welke woonmilieus zijn aantrekkelijk voor de verschillende leefstijlen; - leefstijlen koppelen aan de verschillende locaties in de gemeente (factsheets). Stap 3: Het totaalplaatje Doel: Stap 1 en 2 verbinden in een beknopte rapportage en verkennen van kansrijke vervolgstappen. Werkwijze Stap 1 en 2 brengen we samen in één rapportage. Hiermee is een helder en onderbouwd document beschikbaar voor het vervolg van de prioritering van bouwplannen die de gemeente momenteel uitwerkt.
-2-
Bijlage 2: Onderscheiden doelgroepen Gehechte kleine huishoudens Eén- en tweepersoonshuishoudens tot 55 jaar, met een inkomen lager dan modaal (€ 1.650 netto per maand). Veel Starters op de woningmarkt behoren nadat zij een zelfstandig huishouden zijn gaan vormen tot de Doorgroeiers. In deze groep zitten daarom ook de nodige huishoudens met een groeiend inkomensperspectief.
< 1x 1x -1,5x >1,5x modaal modaal modaal 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh >75 jr
Mobiele kleine huishoudens Dit zijn huishoudens zonder kinderen in de leeftijd tot 55 jaar en met een behoorlijk inkomen (tussen modaal en 1,5x modaal).
< 1x 1x -1,5x >1,5x modaal modaal modaal 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr
Gehechte Gezinnen Gezinnen met kind(eren) met een inkomen lager dan anderhalf keer modaal. Zij kennen doorgaans een wat kleinere actieradius: gehechte gezinnen wonen dicht bij familie en vrienden en ook op de woningmarkt oriënteren zij zich vaak op de plaats of zelfs de buurt waar zij al wonen.
< 1x 1x -1,5x >1,5x modaal modaal modaal 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr
Mobiele Gezinnen Gezinnen met kind(eren), en één- en tweepersoonshuishoudens tussen de 35 en 55 jaar. Het inkomen ligt hoger dan anderhalf keer modaal. Mobiele gezinnen hebben een grotere actieradius, zowel sociaal als in de keuzen die zij maken op de woningmarkt.
-3-
< 1x 1x -1,5x >1,5x modaal modaal modaal 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr
Gehechte Senioren Eén- en tweepersoonshuishoudens (zonder thuiswonende kinderen) tussen 55 en 75 jaar met een inkomen beneden modaal en van 75 jaar of ouder met een inkomen tot anderhalf keer modaal. Deze groep heeft net als de gehechte gezinnen een kleinere actieradius.
< 1x 1x -1,5x >1,5x modaal modaal modaal 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr
Mobiele Senioren Eén- en tweepersoonshuishoudens (zonder thuiswonende kinderen) ouder dan 55 jaar, met een inkomen hoger dan modaal. Net als de Mobiele Gezinnen hebben zij op basis van hun inkomen en eventueel vermogen de nodige keuzemogelijkheden op de woningmarkt.
-4-
< 1x 1x -1,5x >1,5x modaal modaal modaal 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr
Ϭй
Ϯϱй
Ϭй
ϭϳй
Ϭй
<ůĞŝŶĞŵŽďŝĞůĞŚƵŝƐŚŽƵĚĞŶƐ
'ĞŚĞĐŚƚĞŐĞnjŝŶŶĞŶ
DŽďŝĞůĞŐĞnjŝŶŶĞŶ
'ĞŚĞĐŚƚĞƐĞŶŝŽƌĞŶ
DŽďŝĞůĞƐĞŶŝŽƌĞŶ
ϲϳй
ϯϯй
ϱϱй
Ϭй
ϲϮй
Ϭй
<ůĞŝŶĞŐĞŚĞĐŚƚĞŚƵŝƐŚŽƵĚĞŶƐ
<ůĞŝŶĞŵŽďŝĞůĞŚƵŝƐŚŽƵĚĞŶƐ
'ĞŚĞĐŚƚĞŐĞnjŝŶŶĞŶ
DŽďŝĞůĞŐĞnjŝŶŶĞŶ
'ĞŚĞĐŚƚĞƐĞŶŝŽƌĞŶ
DŽďŝĞůĞƐĞŶŝŽƌĞŶ
ϯϮй
<ůĞŝŶĞŐĞŚĞĐŚƚĞŚƵŝƐŚŽƵĚĞŶƐ
,hhZ ϭϳй
-5-
ϯй
Ϯй
ϭϳй
ϯϮй
ϯϬй
Ϭй
Ϭй
ϭϴй
ϭϳй
ϲϬй
ϭϯй
Ϭй
ϱй
Ϭй
ϱϬй
Ϭй
ϯй
Ϭй
ϳй
Ϭй
ϴϬй
ϭϱй
ϭϯй
ϮϬй
ϱй
Ϭй
ϮϮй
Ϭй
Ϭй
Ϭй
ϯϳй
ϯϴй
Ϭй
Ϭй
Ϯϴй
ϰϱй
Ϭй
ϭϮй
Ϭй
ϯй
Ϭй
Ϭй
ϭϬй
Ϭй
Ϭй
Ϭй
ϯϮй
Ϭй
ϭϬй
ϯϳй
Ϭй
ϭϯй
Ϯϯй
ϯϯй
Ϯϯй
ϭϳй
Ϭй
Ϭй
ϯϮй
Ϭй
ϯϮй
Ϭй
Ϭй
Ϭй
ϳй
Ϭй
ϯϯй
Ϭй
ϯй
Ϭй
ϭϯй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
dKd>
ϭϬϬй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
ϭϬϬй
dKd>
Bijlage 3: Woonvoorkeuren leefstijlen in Houten
Bijlage 4: Overzicht van de locaties
-6-
57
Bijlage3 Rekenbladenwegverkeerslawaai
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
58
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
Akoestisch onderzoek
Ontvanger
: 1,5 m
Waarneemhoogte [m]
Rijlijn
: Lobbendijk
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 3.00 Afstand schuin [m] : 0.71 Afstand kruispunt [m] : 0.80 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 94.59 94.59 94.59 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 4.76 4.76 4.76 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 0.65 0.65 0.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.20 0.00 12.79 0.14 2.92 1.00
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
1.5
19.00 19.01 0.00 0.00
: : : :
820.00 6.99 3.44 0.29
E_dag E_avond 0.00 0.00 61.21 58.13 58.38 55.30 52.93 49.85 0.00 0.00 63.44 60.36 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 47.39 44.56 39.11 0.00 49.62 --
47.79 44.71 33.96 5 47 42
10/15/2014 11:44:44 AM, blz. 1
Akoestisch onderzoek
Rijlijn
: Koningin Wilhelminaw
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 3.00 Afstand schuin [m] : 0.69 Afstand kruispunt [m] : 0.80 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 94.59 94.59 94.59 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 4.76 4.76 4.76 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 0.65 0.65 0.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.20 0.00 12.56 0.13 2.80 0.96
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
18.00 18.02 0.00 0.00
: : : :
820.00 6.99 3.44 0.29
E_dag E_avond 0.00 0.00 61.21 58.13 58.38 55.30 52.93 49.85 0.00 0.00 63.44 60.36 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 47.39 44.56 39.11 0.00 49.62 --
48.18 45.10 34.36 5 48 43
10/15/2014 11:44:44 AM, blz. 2
Akoestisch onderzoek
Ontvanger
: 4,5 m
Waarneemhoogte [m]
Rijlijn
: Lobbendijk
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 3.00 Afstand schuin [m] : 0.71 Afstand kruispunt [m] : 0.80 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 94.59 94.59 94.59 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 4.76 4.76 4.76 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 0.65 0.65 0.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.20 0.00 12.87 0.14 2.44 0.48
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
4.5
19.00 19.37 0.00 0.00
: : : :
820.00 6.99 3.44 0.29
E_dag E_avond 0.00 0.00 61.21 58.13 58.38 55.30 52.93 49.85 0.00 0.00 63.44 60.36 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 47.39 44.56 39.11 0.00 49.62 --
48.70 45.62 34.88 5 48 43
10/15/2014 11:44:44 AM, blz. 3
Akoestisch onderzoek
Rijlijn
: Koningin Wilhelminaw
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 3.00 Afstand schuin [m] : 0.69 Afstand kruispunt [m] : 0.80 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 94.59 94.59 94.59 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 4.76 4.76 4.76 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 0.65 0.65 0.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.20 0.00 12.65 0.14 2.35 0.46
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
18.00 18.39 0.00 0.00
: : : :
820.00 6.99 3.44 0.29
E_dag E_avond 0.00 0.00 61.21 58.13 58.38 55.30 52.93 49.85 0.00 0.00 63.44 60.36 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 47.39 44.56 39.11 0.00 49.62 --
49.04 45.96 35.22 5 49 44
10/15/2014 11:44:44 AM, blz. 4
Akoestisch onderzoek
Ontvanger
: 7,5 m
Waarneemhoogte [m]
Rijlijn
: Lobbendijk
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 3.00 Afstand schuin [m] : 0.71 Afstand kruispunt [m] : 0.80 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 94.59 94.59 94.59 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 4.76 4.76 4.76 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 0.65 0.65 0.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.20 0.00 13.04 0.15 2.39 0.33
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
7.5
19.00 20.16 0.00 0.00
: : : :
820.00 6.99 3.44 0.29
E_dag E_avond 0.00 0.00 61.21 58.13 58.38 55.30 52.93 49.85 0.00 0.00 63.44 60.36 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 47.39 44.56 39.11 0.00 49.62 --
48.72 45.64 34.90 5 48 43
10/15/2014 11:44:44 AM, blz. 5
Akoestisch onderzoek
Rijlijn
: Koningin Wilhelminaw
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 3.00 Afstand schuin [m] : 0.69 Afstand kruispunt [m] : 0.80 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 94.59 94.59 94.59 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 4.76 4.76 4.76 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 0.65 0.65 0.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 30 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.20 0.00 12.84 0.14 2.32 0.31
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
18.00 19.22 0.00 0.00
: : : :
820.00 6.99 3.44 0.29
E_dag E_avond 0.00 0.00 61.21 58.13 58.38 55.30 52.93 49.85 0.00 0.00 63.44 60.36 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 47.39 44.56 39.11 0.00 49.62 --
49.03 45.95 35.21 5 49 44
10/15/2014 11:44:44 AM, blz. 6
59
Bijlage4 Bodemkwaliteit
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
60
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
6ERKENNEND¬¬ 6ERKENNEND¬¬ BODEMONDERZOEK¬ BODEMONDERZOEK¬ ¬ ,OCATIE¬ ,OCATIE¬+ONINGIN¬7ILHELMINAWEG¬ ¬+ONINGIN¬7ILHELMINAWEG¬ +ONINGIN¬7ILHELMINAWEG¬ ¬ ¬TE¬(OUTEN TE¬(OUTEN¬ (OUTEN¬
'EGEVENS¬OPDRACHTGEVER¬ 'EGEVENS¬OPDRACHTGEVER¬ 'EMEENTE¬(OUTEN¬ 0OSTBUS¬¬ ¬$!¬(OUTEN¬ ¬ #ONTACTPERSOON¬ $HR¬7¬3LOOT¬¬ ¬ #ONTACTPERSON #ONTACTPERSONEN¬ EN¬#3/¬ #3/¬!DVIESBUREAU¬ VOOR¬-ILIEU VOOR¬-ILIEU /NDERZOEK¬"6¬ /NDERZOEK¬"6 $HR¬2.¬VAN¬2IJNSOEVER¬ $HR¬3 &¬5ITERWIJK¬ $HR¬"¬%BBEN¬ ¬ 0ROJECTNUMMER¬-¬ 6ERSIEDATUM¬¬SEPTEMBER¬¬ 3TATUS¬$EFINITIEF¬
)NHOUDSOPGAVE¬ )NHOUDSOPGAVE¬ ϭ͘ /E>//E'͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭ Ϯ͘ ,dZ'ZKEE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯ Ϯ͘ϭ Ϯ͘Ϯ Ϯ͘ϯ Ϯ͘ϰ
>Kd/''sE^͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯ Z'/KE>KDKWKhtE'K,zZK>K'/͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯ >Kd/Ͳ/E^Wd/͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯ ,zWKd,^EKEZK<^^dZd'/͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰ
ϯ͘ h/d'sKZKEZK<͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱ ϯ͘ϭ ϯ͘Ϯ
KEZK<^KWd͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱ s>KEZK<E>KZdKZ/hDKEZK<͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱ
ϰ͘ Z^h>ddE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴ ϰ͘ϭ s>KEZK<͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴ ϰ͘Ϯ >KZdKZ/hDKEZK<͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴ ϰ͘Ϯ͘ϭ 'ƌŽŶĚ͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵ ϰ͘Ϯ͘Ϯ 'ƌŽŶĚǁĂƚĞƌ͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵ ϱ͘ s>hd/KEZK<^Z^h>ddE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬ ϱ͘ϭ ϱ͘Ϯ ϱ͘ϯ
s>KEZK<͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬ 'ZKE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬ 'ZKEtdZ͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬ
ϲ͘ KE>h^/^EEs>/E'E͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϭ ϲ͘ϭ ϲ͘Ϯ
¬ ¬
KE>h^/^͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϭ Es>/E'E͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϭ
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
"IJLAGEN¬ "IJLAGEN¬ /:>'ϭ͗
Z'/KE>>/''/E'sEKEZK<^>Kd/
/:>'Ϯ͗
^/dhd/d<E/E'KEZK<^>Kd/
/:>'ϯ͗
WZK&/>^,Z/:s/E'EEs>sZ^>'
/:>'ϰ͗
dKd^/E'^d>>E'ZKE
/:>'ϱ͗
dKd^/E'^d>>E'ZKEtdZ
/:>'ϲ͗
E>z^Zd/&/dE'ZKE
/:>'ϳ͗
E>z^Zd/&/d'ZKEtdZ
/:>'ϴ͗
tdd>/:<dKd^/E'^<Z
/:>'ϵ͗
'ZKEsZd
/:>'ϭϬ͗ &'ϭϭ͗ &KdK͛^sE>Kd/
¬ ¬
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
¬ ¬
)NLEIDING¬ )NLEIDING¬
In opdracht van de gemeente Houten heeft CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. (verder CSO) een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten. De regionale ligging van de locatie is weergegeven in bijlage 1. De aanleiding tot het instellen van een verkennend onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen grondtransacties en door de voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning bouwen. Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater. Het uitgevoerde onderzoek bestaat uit: • een vooronderzoek conform de NEN 5725; • een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740. In hoofdstuk 2 worden de achtergronden van de onderzoekslocatie weergegeven, evenals de resultaten van het vooronderzoek en de daaruit voortvloeiende onderzoeksstrategie. In hoofdstuk 3 worden de uitgevoerde werkzaamheden, de certificering en de kwaliteitsborging besproken. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten weergegeven, die in hoofdstuk 5 worden geëvalueerd. Hoofdstuk 6 sluit af met de conclusies en aanbevelingen. Voor een uitleg van de in dit rapport gebruikte afkortingen en begrippen wordt verwezen naar bijlage 10.
Pagina 1 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
¬ ¬
!CHTERGRONDEN¬ !CHTERGRONDEN¬
Voorafgaand aan het bodemonderzoek is een standaard vooronderzoek op basis van de NEN 5725 (strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, januari 2009) verricht. Tijdens het vooronderzoek zijn gegevens over de locatie opgevraagd bij de gemeente Houten en Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU) en is een locatie-inspectie uitgevoerd. Daarnaast zijn gegevens over de bodemopbouw en geohydrologie verzameld, is Google Maps geraadpleegd en zijn de kadastrale gegevens opgevraagd bij het Kadaster De resultaten van het vooronderzoek zijn in onderstaande paragrafen opgenomen.
¬ ¬
,OCATIEGEGEVENS¬ ,OCATIEGEGEVENS¬
In onderstaand overzicht zijn de algemene gegevens van de locatie opgenomen: • • • • • • •
Oppervlakte: Voormalig gebruik: Toekomstig gebruik: Aanwezige bebouwing: Kadastrale gegevens: Verhardingen: Opslagtanks:
•
Asbesthoudende materialen:
Circa 5.900 m2 Boomgaard (periode 1954-1973) en school Wonen met tuin Schoolgebouw Diverse kadastrale percelen Grotendeels verhard Voor zover bekend zijn op de locatie geen (ondergrondse) tanks aanwezig geweest Voor zover bekend zijn op de locatie geen asbesthoudende materialen aanwezig
Onderhavige onderzoekslocatie betreft de Bogermanschool. Zuidelijk van de locatie is de openbare weg Koningin Wilhelminaweg gelegen, oostelijk van de locatie de openbare weg Lobbendijk en noordelijk van de locatie de openbare weg Gierst-Oord. Volgens de boomgaardenkaart van de gemeente Houten heeft op de locatie in het verleden (periode 1945-1973) een boomgaard gelegen. De gemeente Houten heeft aangegeven dat op de locatie geen (ondergrondse) tanks zijn gelegen en dat er verder geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Voor zover bekend zijn op de locatie geen bodemonderzoeken uitgevoerd. In bijlage 2 is een situatietekening van de onderzoekslocatie opgenomen.
¬
Pagina 2 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
¬
2EGIONALE¬BODEMOPBOUW¬EN¬GEOHYDROLOGIE¬ 2EGIONALE¬BODEMOPBOUW¬EN¬GEOHYDROLOGIE¬
De navolgende gegevens zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland, blad Utrecht (TNO-Dienst Grondwaterverkenning, 1978). De maaiveldhoogte in de Houten varieert van 1 tot 2 m+NAP en bedraagt gemiddeld circa 1,5 m+NAP. De regionale bodemopbouw in Houten kan globaal als volgt worden geschematiseerd: Tabel 2.1:
Regionale bodemopbouw
Diepte t.o.v. NAP (m)
Geohydrologische omschrijving
Lithostratigrafie
Bodemsoort
2 tot –4
Slecht doorlatende deklaag
Westlandformatie
Klei
-4 tot -55
1e watervoerend pakket
Formaties van Twente, Kreftenheije, Urk en Sterksel
(matig) grof zand
-55 tot –70
1e slecht doorlatende laag
Formaties van Sterksel en Kedichem
Klei
e
Vanaf –70
2 watervoerend pakket
(matig) grof zand
Het eerste watervoerend pakket heeft een doorlaatvermogen (transmissiviteit) van circa 3000 m2/dag. De locatie ligt in een gebied waar regionaal infiltratie optreedt. Het ondiepe grondwater staat op circa 0,5 tot 1,5 m-mv. Houten vormt een hydrologisch geïsoleerd gebied. Vanuit Houten-centrum stroomt het grondwater in het eerste watervoerend pakket radiaal in alle windrichtingen af. In Houten worden geen grote hoeveelheden grondwater onttrokken. De stromingsrichting in het eerste watervoerend pakket wordt hierdoor derhalve niet beïnvloed.
¬ ¬
,OCATIE ,OCATIE INSPECTIE¬ INSPECTIE¬
Op 27 juli 2014 is een locatie-inspectie uitgevoerd. Op de locatie is momenteel een basisschool gevestigd. De locatie is grotendeels verhard met tegels en klinkers. Tijdens de locatie-inspectie zijn twee bestaande peilbuizen op de locatie waargenomen, namelijk zuidwestelijk en noordoostelijk op de locatie. De betreffende peilbuizen zijn in juni 2014 geplaatst door Van Dijk Geotechniek. Volgens de heer Sloot van de gemeente Houten zijn deze peilbuizen geplaatst in het kader van geotechnisch onderzoek. Voor zover bekend is de kwaliteit van de grond en het grondwater nog niet eerder bepaald. Tijdens de locatie-inspectie zijn op de onderzoekslocatie aan het oppervlak geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Foto’s van de onderzoekslocatie zijn opgenomen in bijlage 11.
¬
Pagina 3 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
¬
(YPOTHESE¬EN¬ONDERZOEKSSTRATEGIE (YPOTHESE¬EN¬ONDERZOEKSSTRATEGIE¬ NDERZOEKSSTRATEGIE¬
Op basis van bovenstaande informatie is de locatie beschouwd als onverdacht met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Tijdens het bodemonderzoek is de volgende onderzoeksstrategie gehanteerd conform de richtlijnen van de NEN 5740 (strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, januari 2009): • ONV (strategie voor een verdachte locatie, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreiniging op schaal van monsterneming). Omdat de locatie in het verleden in gebruik geweest is als boomgaard, zal de bovengrond (of het oorspronkelijk maaiveld) tevens geanalyseerd worden op organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB’s). In de navolgende hoofdstukken worden de uitgevoerde werkzaamheden en de onderzoeksresultaten besproken.
Pagina 4 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
¬ ¬
5ITGEVOERD¬ONDERZOEK¬ 5ITGEVOERD¬ONDERZOEK¬
¬ ¬
/NDERZOEKSOPZET¬ /NDERZOEKSOPZET¬
In tabel 3.1 is het onderzoeksprogramma samengevat. Tabel 3.1: Deellocatie
Bogermanschool; opp. ca. 5.900 m2
Onderzoeksprogramma bodemonderzoek Strategie NEN 5740
Veldwerk Boring 0,5 m-mv
Boring 2,0 m-mv
Peilbuis (filter 2,0 – 3,0 m-mv)
Bovengrond
Ondergrond
Grondwater
ONV
12x
4x
-*
2x standaardpakket grond + OCB’s
2x standaardpakket grond
1x standaardpakket grondwater *
Toelichting tabel: m-mv: standaardpakket grond: OCB’s: standaardpakket grondwater: *
:
Analyses
meter beneden maaiveld 9 metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), PAK, PCB, minerale olie, organisch stof en lutum organochloorbestrijdingsmiddelen 9 metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), vluchtige aromatische koolwaterstoffen, vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen, minerale olie het grondwater ter plaatse van de bestaande peilbuis, zuidwestelijk gelegen op de locatie, is herbemonsterd
Het onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem heeft zich beperkt tot het doen van waarnemingen tijdens de locatie-inspectie en tijdens het boren. Dit asbestonderzoek is indicatief en valt niet onder het BRL SIKB 2000-certificaat. Een asbestonderzoek conform de NEN 5707 of NEN 5897 heeft geen onderdeel uitgemaakt van dit onderzoek.
¬
6ELDONDERZOEK¬EN¬LABORATORIUMONDERZOEK¬ 6ELDONDERZOEK¬EN¬LABORATORIUMONDERZOEK¬
CSO is door Eerland Certification gecertificeerd voor de ISO 9001- en 14001-normen, VCA** en in het kader van de Regeling Kwalibo en voor dit project voor de BRL SIKB 2000. Ten slotte is CSO door Eerland Certification ook gecertificeerd voor de SC-540 en de CO2-prestatieladder. CSO besteedt een deel van haar veldwerk uit aan veldwerkbedrijf Sialtech B.V. Sialtech is door SGS Intron gecertificeerd voor de ISO 9001-norm, VCA** en in het kader van de Regeling Kwalibo en voor dit project voor de BRL SIKB 2000 en 2100. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 24 juli 2014 en 18 september 2014 door Sialtech B.V. vestiging Houten onder het BRL SIKB 2000-certificaat (protocol 2001) door de erkende veldwerkers R. den Boer en R. Amatpawiro. De bemonstering van het grondwater is op 24 juli 2014 uitgevoerd door Sialtech B.V. vestiging Houten onder het BRL SIKB 2000 certificaat (protocol 2002) door de erkende veldwerker R. den Boer. Aangezien de onderzoekslocatie geen eigendom is van CSO, Sialtech of daaraan gelieerde ondernemingen, is voldaan aan de eisen van onafhankelijkheid uit de BRL SIKB 2000.
Pagina 5 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
De verrichte meetpunten zijn ingemeten ten opzichte van een vast punt en op de tekening van bijlage 2 weergegeven. Bij de uitvoering van het veldwerk is de volgende algemene strategie gehanteerd: • wanneer zintuiglijk bodemvreemde materialen zijn aangetroffen, zijn de boringen (indien mogelijk) doorgezet tot 0,5 meter in de zintuiglijk schone grond; • bemonstering heeft plaatsgevonden van trajecten van maximaal 0,5 meter, waarbij bodemmateriaal uit zintuiglijk verschillende bodemlagen (op basis van textuur of verontreinigingsgraad) niet met elkaar is vermengd; • om gezondheidsredenen zijn tijdens het veldonderzoek geen actieve geurwaarnemingen verricht. Om de eventuele aanwezigheid van vluchtige verbindingen in de bodem tijdens het veldonderzoek toch te kunnen detecteren is gebruik gemaakt van mobiele koolwaterstofdetectors (type ACTA) en/of olie-watertesten; • het grondwater is minimaal een week na plaatsing van de peilbuis bemonsterd, waarbij voorafgaande aan de monstername de grondwaterstand, zuurgraad, geleidbaarheid en troebelheid is gemeten; • de monsters zijn op de voorgeschreven wijze geconserveerd. De chemische analyses zijn uitgevoerd door de IEC 17025-geaccrediteerde en AS3000-erkende laboratorium ALcontrol Laboratories te Rotterdam. De monsters in dit onderzoek zijn zover van toepassing geanalyseerd conform de AS3000 (zie de analysecertificaten in de bijlage). De selectie van de bodemmonsters heeft plaatsgevonden op basis van zintuiglijke waarnemingen en herkomst. De analyses zijn uitgevoerd zoals weergegeven in tabel 3.1. Uitgezonderd onderstaand punt: • Per abuis is de bovengrond in eerste instantie niet geanalyseerd op OCB’s. Na overleg met de gemeente Houten zijn de boringen 02, 03, 04, 05, 07, 10, 12, 14 en 16 herplaatst tot 0,5 m-mv en geanalyseerd op OCB’s (incl. org. stof). De uitgevoerde analyses, de selectie van monsters voor analyse en de wijze waarop de (meng)monsters zijn samengesteld, is weergegeven in de tabellen 3.2 en 3.3.
Pagina 6 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
Tabel 3.2: Samenstelling (meng)monsters bodemonderzoek Analyse-
Traject
monster
(m -mv)
Deelmonsters
Zintuiglijke waarnemingen
Analysepakket
10-3
0,60 - 1,00
10 (0,60 - 1,00)
-
Standaardpakket grond
MM1
0,00 - 0,50
02 (0,00 - 0,20)
sporen puin
Standaardpakket grond
04 (0,00 - 0,50) 10 (0,00 - 0,30) 12 (0,00 - 0,50) MM1A
0,00 - 0,50
02A (0,00 - 0,30) 04A (0,00 - 0,50) 10A (0,00 - 0,50) 12A (0,00 - 0,50)
sporen baksteen
OCB’s + org. stof
MM2
0,00 - 0,60
03 (0,10 - 0,60)
-
Standaardpakket grond
05 (0,00 - 0,30) 07 (0,10 - 0,60) 14 (0,05 - 0,50) 16 (0,05 - 0,50) MM2A
0,00 - 0,50
03A (0,06 - 0,50) 05A (0,00 - 0,50) 07A (0,05 - 0,50) 14A (0,05 - 0,50) 16A (0,05 - 0,50)
-
OCB’s + org. stof
MM3
0,50 - 1,10
03 (0,60 - 1,10)
-
Standaardpakket grond
14 (0,50 - 1,00) Toelichting tabel = zintuiglijk geen afwijkingen
Tabel 3.3: Analyseprogramma grondwatermonsters Peilbuis
Filternr.
Filtertraject (m-mv)
Zintuiglijke waarneming
Analysepakket
p2
1
2,60 - 3,60
-
Standaard pakket grondwater
Toelichting tabel -
= zintuiglijk geen afwijkingen
¬
Pagina 7 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
¬ ¬
2ESULTATEN¬ 2ESULTATEN
¬ ¬
6ELDONDERZOEK¬ 6ELDONDERZOEK¬
Het opgeboorde en opgegraven materiaal is beoordeeld op kleur, textuur, bijmenging en eventuele bijzonderheden. De profielbeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 3. De gegevens die dit heeft opgeleverd bevestigen in grote lijnen het geologische en geohydrologische profiel van de bodem, zoals beschreven in hoofdstuk 2. De zintuiglijke waarnemingen, die zijn gedaan tijdens uitvoering van het veldwerk en kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging, zijn per boring in tabel 4.1 weergegeven. Tabel 4.1: Afwijkende zintuiglijke waarnemingen Meetpunt
01
Traject
Diepte boring
(m -mv)
(m -mv)
Grondsoort
Waargenomen bijzonderheden
0,00 - 0,20
0,50
Zand
Sporen puin
02
0,00 - 0,20
0,50
Zand
Sporen puin
02A
0,00 - 0,30
0,50
Zand
Sporen baksteen
04
0,00 - 0,50
0,50
Zand
Sporen puin
09
0,00 - 0,50
0,50
Zand
Sporen puin
10
0,00 - 0,30
2,00
Zand
Sporen puin
11
0,00 - 0,50
0,50
Zand
Sporen puin
In tabel 4.2 zijn de veldmetingen weergegeven zoals gedaan tijdens de watermonstername. Tabel 4.2: Veldmetingen watermonstername Peilbuis
p2
Plaatsings-
Bemonsterings-
Grondwaterstand
pH
EC
Troebelheid
datum
datum
(m -mv)
(-)
(μS/cm)
(NTU)
24-6-2014
24-7-2014
1,81
6,7
865
92
De in het veld gemeten zuurgraad en geleidbaarheid van het grondwater zijn niet afwijkend voor de regio.
¬ ¬
,ABORATORIUMONDERZOEK¬ ,ABORATORIUMONDERZOEK¬
De analyseresultaten zijn getoetst aan de door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vastgestelde achtergrond- en interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater. De achtergrondwaarden voor grond (AW2000) zijn vastgelegd in de Regeling bodemkwaliteit. De interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013. De betekenis van deze waarden is als volgt: • Achtergrondwaarde grond (AW 2000)/streefwaarde grondwater: bij een gehalte lager dan de achtergrondwaarde voor grond en de streefwaarde voor grondwater wordt gesproken over niet verontreinigde bodem. Wanneer een gemeten gehalte de achtergrondwaarde of de streefwaarde overschrijdt, wordt gesproken over een licht verhoogd gehalte of een lichte verontreiniging. • Tussenwaarde (criterium voor nader onderzoek): dit is het gemiddelde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde. Overschrijding van de tussenwaarde wordt een matig verhoogd gehalte of matige verontreiniging genoemd. Pagina 8 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
•
Interventiewaarde: wanneer een gemeten gehalte hoger is dan de interventiewaarde wordt gesproken over een sterke verontreiniging of sterk verhoogd gehalte.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar bijlage 8. De achtergrond- en interventiewaarden zijn vastgesteld voor 25% lutum en 10% organisch stofgehalte, zogenaamde standaardbodem. Sinds 1 juli 2013 worden de originele resultaten omgerekend naar deze standaardbodem. In de toetsingstabellen in bijlage 4 zijn de toetswaarden opgenomen, net zoals de originele resultaten (or) als de resultaten omgerekend naar standaardbodem (br). Ook zijn de grond(meng)monsters indicatief getoetst aan de normen van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk).
¬ ¬ 'ROND¬ 'ROND¬ De getoetste analyseresultaten van de grondmonsters zijn opgenomen in bijlage 4. Een samenvatting hiervan is opgenomen in navolgende tabel 4.3. De analysecertificaten van de grondmonsters zijn opgenomen in bijlage 6. Tabel 4.3: Analyseresultaten grond (samenvatting) Monsternummer
Boringen
Traject (m-mv)
Zintuiglijke waarneming
Analyseprogramma
Stoffen > AW
Stoffen > T
Stoffen > I
Indicatieve toetsing Bbk
MM1
02, 04, 10, 12
0,00 - 0,50
Sporen puin
Standaardpakket grond
-
-
-
AW2000 (landbouw/natuur)
MM1A
02A, 04A, 10A, 12A
0,00 - 0,50
Sporen baksteen
OCB’s
-
-
-
AW2000 (landbouw/natuur)
MM2
03, 05, 07, 14, 16
0,00 - 0,60
-
Standaardpakket grond
-
-
-
AW2000 (landbouw/natuur)
MM2A
03A, 05A, 07A, 14A, 16A
0,00 - 0,50
-
OCB’s
-
-
-
AW2000 (landbouw/natuur)
10-3
10
0,60 - 1,00
-
Standaardpakket grond
PAK
-
-
Wonen
MM3
03, 14
0,50 - 1,10
-
Standaardpakket grond
Ni
-
-
AW2000 (landbouw/natuur)
¬ ¬ 'RONDWATER De getoetste analyseresultaten van het grondwatermonster zijn opgenomen in bijlage 5. Een samenvatting hiervan is opgenomen in navolgende tabel 4.4. Het analysecertificaat van het grondwatermonster is opgenomen in bijlage 7. Tabel 4.4: Analyseresultaten grondwater (samenvatting) Peilbuis
Filtertraject (m-mv)
Analyseprogramma
Stoffen > S
Stoffen > T
Stoffen > I
P2
2,60 – 3,60
Standaardpakket grondwater
Barium
-
-
Pagina 9 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
¬ ¬
%VALUATIE¬ONDERZOEKSRESULTATEN¬ %VALUATIE¬ONDERZOEKSRESULTATEN¬
¬ ¬
6ELDONDERZOEK¬ 6ELDONDERZOEK¬
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bodem (plaatselijk) sporen puin waargenomen. Tijdens het veldonderzoek zijn op het maaiveld en in de bodem geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
¬ ¬
'ROND¬ 'ROND¬
In de bovengrond (mengmonsters MM1 en MM2) zijn geen verhoogde gehalten ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetroffen. In het mengmonster van de ondergrond (mengmonster MM3) is een licht verhoogd gehalte aan nikkel aangetoond. In de ondergrond (0,6-1,0 m-mv) ter plaatse van boring 10 is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. De resultaten van de grondanalyses zijn (indicatief) getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). De bovengrondmonsters en mengmonster MM3 valt in de klasse AW2000 (landbouw/natuur). Grondmonster 10-3 valt binnen de klasse Wonen vanwege het gehalte aan PAK.
¬ ¬
'RONDWATER¬
In het grondwater is een licht verhoogde concentratie barium aangetoond. Licht verhoogde concentraties barium worden vaker aangetroffen in het grondwater in deze regio en kunnen beschouwd worden als natuurlijk verhoogde achtergrondconcentraties. De licht verhoogde concentratie barium brengt geen onaanvaardbare risico's met zich mee.
Pagina 10 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
¬ ¬
#ONCLUSIES¬EN¬AANBEVELINGEN¬ #ONCLUSIES¬EN¬AANBEVELINGEN¬
¬ ¬
#ONCLUSIES¬ #ONCLUSIES¬
In opdracht van de gemeente Houten heeft CSO een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten. De aanleiding tot het instellen van een verkennend onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen grondtransacties en door de voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning bouwen. De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn hieronder weergegeven: • Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bodem (plaatselijk) sporen puin waargenomen. • Zintuiglijk is op het maaiveld en in de opgeboorde en opgegraven grond geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. • In de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten aanwezig. • In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan nikkel en/of PAK aanwezig. • In het grondwater is een licht verhoogde concentratie barium aangetroffen. De milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater is middels dit onderzoek vastgesteld. De hypothese dat de hypothese dat de onderzoekslocatie onverdacht is voor bodemverontreiniging kan worden aangenomen. Er worden geen belemmeringen gezien voor het toekomstige gebruik van de locatie (Wonen met tuin).
¬ ¬
!ANBEVELINGEN¬ !ANBEVELINGEN¬
Er wordt geen nader onderzoek aanbevolen. Er gelden wettelijke beperkingen bij het verplaatsen en elders toepassen van (licht) verontreinigde grond, welke kunnen leiden tot extra kosten. Derhalve wordt aanbevolen om bij grondverzet (licht) verontreinigde grond zoveel mogelijk op de locatie zelf te laten. Voor een aanvullende toelichting wordt verwezen naar bijlage 9. Voor verdere informatie over de mogelijkheden hiervan kunt u zich tot CSO wenden
Pagina 11 van 11
14M1107 26 september 2014 Definitief
"IJLAGE¬¬ "IJLAGE¬¬ 2EGIONALE¬LIGGING¬VAN¬DE¬ONDERZOEKSLOCATIE 2EGIONALE¬LIGGING¬VAN¬DE¬ONDERZOEKSLOCATIE¬ IGGING¬VAN¬DE¬ONDERZOEKSLOCATIE¬
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
Project nummer
Gemeente Houten 14M1107-01
Locatie
Koningin Wilhelminaweg 1-16, Houten
Titel
Regionale ligging
Bron
Topografische kaartbladen NL, kaart 39 A
Tekenaar
L. Frissen
2de Tekenaar
N.v.t.
Gezien door
R. van Rijnsoever
Opdrachtgever
Legenda Locatie
Datum Schaal
0
16 juli 2014 1: 25.000 Formaat A4 250
500
750 m
Kaartbijlage
1
"IJLAGE¬¬ "IJLAGE¬¬ 3ITUATIETEKENING¬ONDERZOEKSLOCATIE¬ 3ITUATIETEKENING¬ONDERZOEKSLOCATIE¬
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
Legenda
Linzen-o
Bebouwing
ord
Grens onderzoekslocatie Boring tot 0,5 m-mv Boring tot 2,0 m-mv Bestaande peilbuis
18
1-21
1
Gierst-oord
2 3
16
7
6
4
PB1 15
5 14
8
16 13
1
10
12
PB2 9
11
klimrek
inaweg
Koningin Wilhelm
Project nummer
Gemeente Houten 14M1107-01
Adres
Koningin Wilhelminaweg 1-16, Houten
Titel
Overzichtstekening locatie
Subtitel
Situering boorpunten
Tekenaar
L. Frissen
Veldwerker
de heer R. den Boer
Datum veldwerk
24 juli 2014
Opdrachtgever
28 juli 2014 1: 500 Formaat A3
Kaartbijlage
2
Datum tekening Schaal
0
5
10
15 m
M:\CSO ZUID\Users\Autocad\Instellingen CSO AutoCAD JacoM\autocad\Algemeen\Vaak gebruikte blocks\Logo_CSO Groot Nieuw.jpg
"IJLAGE¬¬ "IJLAGE¬¬ 0ROFIELBESCHRIJVINGEN¬EN¬VELDVERSLAG¬ 0ROFIELBESCHRIJVINGEN¬EN¬VELDVERSLAG¬
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen zwak humeus
ongeroerd monster volumering
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Pagina 1 / 5
Boring:
01
Boring:
02
Datum:
24-07-2014
Datum:
24-07-2014
0
0 1
-20
2 -50
50
gazon
0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen puin, sporen grind, donker bruinbruin, Edelmanboor
1
-20
2 -50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht witgrijs, Edelmanboor
Boring:
02A
Boring:
03
Datum:
18-09-2014
Datum:
24-07-2014
0
0
gazon
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen baksteen, zwak wortelhoudend, lichtbruin, Edelmanboor
1 2 50
-50
0 -10
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen puin, donker bruinbruin, Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, Edelmanboor
klinker Edelmanboor Zand, matig fijn, zwak siltig, Edelmanboor
1 50
gazon
-60
Zand, matig fijn, matig siltig, brokken klei, grijs, Edelmanboor
Klei, sterk siltig, grijsgroen, Edelmanboor
2 100
-110
3 -140
Klei, matig siltig, donker grijsbruin, Edelmanboor Klei, matig siltig, licht grijsbruin, Edelmanboor
150 4 -200
200
Boring:
03A
Boring:
04
Datum:
18-09-2014
Datum:
24-07-2014
0 -6
0
klinker
0
0
Edelmanboor 1 50
-50
Projectcode:
14M1107A
Projectnaam:
Wilhelminaweg 1-16 te Houten
Opdrachtgever: Gemeente Houten
Zand, matig fijn, kleiïg, zwak humeus, sporen puin, donkerbruin, Edelmanboor
1
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingrijs, Edelmanboor
-50
50
getekend volgens NEN 5104
gazon
Pagina 2 / 5
Boring:
04A
Boring:
05
Datum:
18-09-2014
Datum:
24-07-2014
0
0
gras
-50
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, brokken klei, sporen grind, neutraalbruin, Edelmanboor
1 50
0
2 50
Boring:
05A
Boring:
06
Datum:
18-09-2014
Datum:
24-07-2014
0
0 1
-50
50
groenstrook
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, brokken klei, sporen grind, zwak wortelhoudend, neutraalbruin, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, Edelmanboor
-50
Klei, zwak zandig, grijsbruin, Edelmanboor
0 -5
tegel
-50
50
Boring:
07A
Datum:
24-07-2014
Datum:
18-09-2014
tegel
-30
Edelmanboor
07
0 -5
groenstrook
1
Boring:
0
0
1
0 -5
0
Edelmanboor
-100
100
1 -50
50
-60
2
Zand, matig fijn, zwak siltig, brokken klei, donker bruinbruin, Edelmanboor Klei, sterk siltig, grijsgroen, Edelmanboor
3 150 4
-170
5 200
-200
Klei, matig siltig, grijsbruin, Edelmanboor
Projectcode:
14M1107A
Projectnaam:
Wilhelminaweg 1-16 te Houten
Opdrachtgever: Gemeente Houten
tegel Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruinbruin, Edelmanboor
1 50
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinoranje, Edelmanboor
getekend volgens NEN 5104
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor
Pagina 3 / 5
Boring:
08
Boring:
09
Datum:
24-07-2014
Datum:
24-07-2014
0 -5
0
tegel
0
0
gazon
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, sporen puin, donker bruinbruin, Edelmanboor
0
groenstrook
Edelmanboor 1 -50
50
1
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak wortelhoudend, bruin, Edelmanboor
50
Boring:
10
Boring:
10A
Datum:
24-07-2014
Datum:
18-09-2014
0
0
groenstrook
-30
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen puin, donkerbruin, Edelmanboor
1 2
50
-60
3 -100
100 4
0 1
-50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, brokken klei, sporen grind, donkerbruin, Edelmanboor
Klei, sterk zandig, donker bruinbruin, Edelmanboor
-120
Klei, matig zandig, donker bruinbruin, Edelmanboor
5 -150
150
Klei, sterk siltig, grijsbruin, Edelmanboor 6 -200
200
Klei, matig siltig, grijsbruin, Edelmanboor
Boring:
11
Boring:
12
Datum:
24-07-2014
Datum:
24-07-2014
0
0
groenstrook
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen puin, zwak wortelhoudend, licht bruinbruin, Edelmanboor
1 50
Projectcode:
14M1107A
Projectnaam:
Wilhelminaweg 1-16 te Houten
Opdrachtgever: Gemeente Houten
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen grind, sporen wortels, licht bruinbruin, Edelmanboor
1 -50
50
getekend volgens NEN 5104
groenstrook
Pagina 4 / 5
Boring:
12A
Boring:
13
Datum:
18-09-2014
Datum:
24-07-2014
0
0
groenstrook
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen grind, zwak wortelhoudend, lichtbruin, Edelmanboor
1 50
0 -5
0
tegel Edelmanboor
1 2
50
-40 -50
Zand, matig fijn, zwak siltig, brokken klei, zwak grindhoudend, licht bruinbruin, Edelmanboor Klei, zwak zandig, grijsbruin, Edelmanboor
Boring:
14
Boring:
14A
Datum:
24-07-2014
Datum:
18-09-2014
0 -5
0
tegel
1 -50
50
0 -5
0
Edelmanboor
tegel Edelmanboor
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor
1 -50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor
Klei, sterk siltig, grijsgroen, Edelmanboor
2 100 3 -140
150
4
-160
5 -200
200
Klei, matig siltig, donker grijsbruin, Edelmanboor Klei, matig siltig, grijsrood, Edelmanboor
Boring:
15
Boring:
16
Datum:
24-07-2014
Datum:
24-07-2014
0 -5
0 1 2 50
tegel
0 -5
0
Edelmanboor -30 -50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk grindig, licht grijsbruin, Edelmanboor
Edelmanboor 1 -50
50
Klei, zwak zandig, donker grijsbruin, Edelmanboor
Projectcode:
14M1107A
Projectnaam:
Wilhelminaweg 1-16 te Houten
Opdrachtgever: Gemeente Houten
tegel
getekend volgens NEN 5104
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor
Pagina 5 / 5
Boring:
16A
Datum:
18-09-2014 0 -5
0
tegel Edelmanboor
1 50
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor
Projectcode:
14M1107A
Projectnaam:
Wilhelminaweg 1-16 te Houten
Opdrachtgever: Gemeente Houten
getekend volgens NEN 5104
"IJLAGE¬¬ "IJLAGE¬¬ 4OETSINGSTABELLEN¬GROND¬ 4OETSINGSTABELLEN¬GROND¬
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
Projectnaam Projectcode
Wilhelminaweg te Houten 14M1107A
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven)
Monstercode Bodemtypebt)
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g) organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) lutum (bodem)(% vd DS) METALEN barium+ cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
MM11 1 or
br
br
----
94.0 <1 Geen
---
----
79.0 <1 Geen
---
----
1.2 17
---
---
<0.5 1.1
---
---
2.2 23
---
---
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(μg/kgds) <1 PCB 52(μg/kgds) <1 PCB 101(μg/kgds) <1 PCB 118(μg/kgds) <1 PCB 138(μg/kgds) <1 PCB 153(μg/kgds) <1 PCB 180(μg/kgds) <1 som PCB (7) (0.7 factor)(μg/kgds) 4.9
br
---
52.6 0.196 4.79 9.82 0.0405 17.2 0.35 13 49.8
<20 <0.2 2.1 <5 <0.05 <10 <0.5 5.2 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 --<0.01 fenantreen 0.03 --0.02 antraceen <0.01 --<0.01 fluoranteen 0.08 --0.06 benzo(a)antraceen 0.04 --0.03 chryseen 0.04 --0.02 benzo(k)fluoranteen 0.03 --0.02 benzo(a)pyreen 0.05 --0.03 benzo(ghi)peryleen 0.04 --0.02 indeno(1,2,3-cd)pyreen 0.04 --0.02 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0.364 0.364 0.234
MM33 3 or
94.4 <1 Geen
39 <0.2 3.6 7.2 <0.05 14 <0.5 10 37
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
MM22 2 or
<5 <5 6 9 <20
54.2 0.241 7.38 7.24 0.0503 11 0.35 15.2 33.2
-----------
180 0.36 11 15 <0.05 14 <0.5 34 71
-----------
0.234
192 0.465 11.7 17.9 0.0375 15.8 0.35 36.1 81.3
<0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01
-----------
0.07
0.07
*
-----------
--------
--------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1
--------
--------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1
--------
--------
24.5
a
4.9
24.5
a
4.9
22.3
a
----70
-----
<5 <5 <5 <5 <20
----70
-----
<5 <5 <5 <5 <20
----63.6
-----
Monstercode en monstertraject 12037740-001 MM1 MM1 02 (0-20) 04 (0-50) 10 (0-30) 12 (0-50) 12037740-002 MM2 MM2 03 (10-60) 05 (0-30) 07 (10-60) 14 (5-50) 16 (5-50) 3 12037740-003 MM3 MM3 03 (60-110) 14 (50-100) 1 2
De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013, Staatcourant 27 juni 2013, Nr. 16675 en voor de achtergrondwaarde aan het Besluit Bodemkwaliteit, Staatscourant 20 december 2007, Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009 en met wijzingen zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012).
* ** *** -# a
b
+
or br
bt)
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde het gehalte is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd Verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de RBK rapportagegrens zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012), dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), en groter dan de RBK rapportagegrens zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012). De interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging en geen sprake is van thermisch gereinigde grond en baggerspecie. Origineel resultaat Omgerekend resultaat De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing zijn de grond (as3000) monsters ingedeeld in de volgende bodemtypen: (als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%.) 1: lutum 17% humus 1.2% 2: lutum 1.1% humus 0.5% 3: lutum 23% humus 2.2%
Projectnaam Projectcode
Wilhelminaweg te Houten 14M1107A
Tabel: Analyseresultaten grond (as3000) monsters (gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven)
Monstercode Bodemtypebt)
droge stof(gew.-%) 87.3 gewicht artefacten(g) <1 aard van de artefacten(g) Geen organische stof (gloeiverlies)(% vd DS) 1.6 lutum (bodem)(% vd DS) 13 METALEN barium+ cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
10-31 4 or
76 <0.2 7.6 13 0.12 29 <0.5 21 63
br
CHLOORBESTRIJDINGSMIDDELEN o,p-DDT(μg/kgds) p,p-DDT(μg/kgds) som DDT (0.7 factor)(μg/kgds) o,p-DDD(μg/kgds) p,p-DDD(μg/kgds) som DDD (0.7 factor)(μg/kgds) o,p-DDE(μg/kgds) p,p-DDE(μg/kgds) som DDE (0.7 factor)(μg/kgds) som DDT,DDE,DDD (0.7 factor)(μg/kgds) aldrin(μg/kgds) dieldrin(μg/kgds) endrin(μg/kgds) som aldrin/dieldrin/endrin (0.7 factor)(μg/kgds) isodrin(μg/kgds) telodrin(μg/kgds) -
br
br
----
91.9 <1 Geen
---
----
94.0 <1 Geen
---
----
---
---
2.2 -
--
--
<0.5 -
--
--
124 0.206 12.1 19.5 0.146 37.9 0.35 32 95.9
-
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(μg/kgds) <1 PCB 52(μg/kgds) <1 PCB 101(μg/kgds) <1 PCB 118(μg/kgds) <1 PCB 138(μg/kgds) <1 PCB 153(μg/kgds) <1 PCB 180(μg/kgds) <1 som PCB (7) (0.7 factor)(μg/kgds) 4.9
MM2A3 6 or
---
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 --fenantreen 0.29 --antraceen 0.09 --fluoranteen 1.1 --benzo(a)antraceen 0.52 --chryseen 0.49 --benzo(k)fluoranteen 0.32 --benzo(a)pyreen 0.58 --benzo(ghi)peryleen 0.36 --indeno(1,2,3-cd)pyreen 0.37 --pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 4.127 4.13 * CHLOORBENZENEN hexachloorbenzeen(μg/kgds)
MM1A2 5 or
-
-
-
-
-
-
<1
3.18
<1
--------
--------
-
-
24.5
a
-
-
<1 3.9 4.6 <1 <1 1.4 <1 10 10.7
--20.9 --6.36 --48.6
---
16.7 <1 <1 <1
-3.18 ---
--
2.1 <1 <1
9.55 ---
3.5
<1 32 32.7 <1 1.2 1.9 <1 1.1 1.8
--164 --9.5 --9
---
-3.5 ---
--
---
36.4 <1 <1 <1
---
2.1 <1 <1
10.5 ---
-----
-----
---
---
alpha-HCH(μg/kgds) beta-HCH(μg/kgds) gamma-HCH(μg/kgds) delta-HCH(μg/kgds) som a-b-c-d HCH (0.7 factor)(μg/kgds) heptachloor(μg/kgds) cis-heptachloorepoxide(μg/kgds) transheptachloorepoxide(μg/kgds) som heptachloorepoxide (0.7 factor)(μg/kgds) alpha-endosulfan(μg/kgds) hexachloorbutadieen(μg/kgds) endosulfansulfaat(μg/kgds) trans-chloordaan(μg/kgds) cis-chloordaan(μg/kgds) som chloordaan (0.7 factor)(μg/kgds) Som organochloorbestrijdingsmiddelen (0.7 factor) waterbodem(μg/kgds) som organochloorbestrijdingsmiddelen (0.7 factor) landbodem(μg/kgds) MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
a
-
<1 <1 <1 <1
3.18 3.18 3.18 --
-
2.8 <1 <1
-3.18 --
--
-
<1
a
<1 <1 <1 <1
3.5 3.5 3.5 --3.5 --
--
--
2.8 <1 <1
--
--
<1
--
--
a
1.4 <1 <1 <1 <1 <1
7 3.5 -----
a
a a
-a
a a
-a
--
-
1.4 <1 <1 <1 <1 <1
6.36 3.18 -----
-
1.4
6.36
a
1.4
7
a
-
28.6
--
--
48.3
--
--
-
27.2
--
--
46.9
--
--
<5 <5 <5 <5 <20
----70
-----
a a
----
-
a a
----
-
Monstercode en monstertraject 12037740-004 10-3 10-3 10 (60-100) 2 12053465-001 MM1A MM1A 02A (0-30) 04A (0-50) 10A (0-50) 12A (0-50) 3 12053465-002 MM2A MM2A 03A (6-50) 05A (0-50) 07A (5-50) 14A (5-50) 16A (5-50) 1
De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013, Staatcourant 27 juni 2013, Nr. 16675 en voor de achtergrondwaarde aan het Besluit Bodemkwaliteit, Staatscourant 20 december 2007, Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009 en met wijzingen zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012). * ** *** -# a
b
+
or br
bt)
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde het gehalte is groter dan het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde het gehalte is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd Verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de RBK rapportagegrens zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012), dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld), en groter dan de RBK rapportagegrens zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012). De interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging en geen sprake is van thermisch gereinigde grond en baggerspecie. Origineel resultaat Omgerekend resultaat De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing zijn de grond (as3000) monsters ingedeeld in de volgende bodemtypen: (als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%.) 4: lutum 13% humus 1.6% 5: lutum 25% humus 2.2% 6: lutum 25% humus 0.5%
Tabel: Toetsingswaarden voor grond (as3000) (I&M-toetsingskader). Het betreft gehalten in mg/kgds, tenzij anders aangegeven
Toetsingswaarden1)
1/2(AW+I)
I
RBK eis
METALEN barium
AW
cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
0.60 15 40 0.15 50 1.5 35 140
920 13 190 190 36 530 190 100 720
6.8 102 115 18 290 96 68 430
20 0.20 3.0 5.0 0.050 10 1.5 4.0 20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 1.5 21 40
0.35
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) som PCB (7) (0.7 factor)(μg/kgds) 20
510
1000
4.9
MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
190
2595
5000
35
CHLOORBENZENEN hexachloorbenzeen(μg/kgds)
8.5
1004
2000
1.0
950 17010 1200
1700 34000 2300
1.4 1.4 1.4
320
1.0
CHLOORBESTRIJDINGSMIDDELEN som DDT (0.7 factor)(μg/kgds) 200 som DDD (0.7 factor)(μg/kgds) 20 som DDE (0.7 factor)(μg/kgds) 100 aldrin(μg/kgds) som aldrin/dieldrin/endrin (0.7 factor)(μg/kgds) alpha-HCH(μg/kgds) beta-HCH(μg/kgds) gamma-HCH(μg/kgds) heptachloor(μg/kgds) alpha-endosulfan(μg/kgds) som heptachloorepoxide (0.7 factor)(μg/kgds) hexachloorbutadieen(μg/kgds) som chloordaan (0.7 factor)(μg/kgds)
1)
AW 1/2(AW+I) I RBK
15 1.0 2.0 3.0 0.70 0.90
2008 8500 801 602 2000 2000
4000 17000 1600 1200 4000 4000
2.1 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0
2.0 3.0
2001
4000
1.4 1.0
2.0
2001
4000
1.4
achtergrondwaarde gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde interventiewaarde Tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant nr. 22335 (02-112012).
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsings waarden zijn van toepassing op het standaard bodem type 10% humus en 25% lutum.
Toetsing analyseresultaten grond- en waterbodemmonsters Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 1-1-2014. Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2013, Staatscourant 16675, 27-6-2013. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. 12037740 Project: Monster:
Datum toetsing:
24-9-2014
Versie: ALcontrol20140610
Wilhelminaweg te Houten MM1 MM1 02 (0-20) 04 (0-50) 10 (0-30) 12 (0-50)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing: 1,2 % @ - org. stofgehalte: - lutumgehalte
parameter
Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
eenheid
&)
Waterbodem
Grond
17,0 % @
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
Klasse
Ontvangend (T2)
Toepassen op land (T1)
Toepassen onder water (T4)
RBK, tabel 1
RBK, tabel 1
RBK, tabel 2
> 2AW of >wonen?
> wonen Vgl. tabel + AW? 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen onder water, of ontvangend (T3) RBK, tabel 2 Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen op land (T1)
Interventiewaarde / Tussenwaarde 4)
RBK, tabel 1 Klasse
> 2AW of Vgl. tabel >wonen? 1 6)
Grond
Waterbodem
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
39 <0,2 3,6 7,2 <0,05 14 <0,5 10 37
52,565 0,196 4,793 9,818 0,040 17,246 0,350 12,963 49,808
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg ds
0,364
0,364
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW
AW
AW
AW
$)
PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0245
AW
Overige stoffen Minerale olie (totaal)
mg/kg ds
<20
70,000
AW
*
*
AW
* * *
* *
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
* * *
* *
AW
AW
AW
*
Conclusie voor het hele monster: Aantal getoetst
Grond, ontvangend 5) Grond, toepassing op landbodem Grond, toepassing onder water Waterbodem, ontvangend/toepassing onder water Waterbodem, toepassing op landbodem
Overschrijdingen > 2x AW of > klasse > wonen
2)
> AW
11 11 18 18 11
0 0 0 0 0
> Wonen $) wonen 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
+ AW 0 NVT NVT NVT NVT
Toegestaan
Toegestaan
AW 1)
wonen 1)
2 2 3 3 2
2 NVT NVT NVT NVT
1) Toegestane overschrijdingen AW gelden voor alle situaties, overschrijdingen Wonen zijn alleen toegestaan voor de ontvangende bodem. 2) Betreft het aantal parameters van dit rapport met een Achtergrondwaarde 3) Toepassing "NIET" betekent: niet toepasbaar.
Klasse oordeel voor betreffende situatie 3) AW AW AW AW AW
Oordeel Interventie- en Tussenwaarde
4) "Tussenwaarde": zoals gedefinieerd in NEN 5740. 5) Niet van toepassing voor partijkeuringen 6) Vergelijk met tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012)
* Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012), mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde norm-waarden. # verhoogde rapportagegrens, geen conclusie mogelijk of waarde voldoet aan de AW of de rapportage grens zoals genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012). @ voor humus en lutum wordt minimaal 2% gehanteerd; als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%. $) Bij nikkel geldt voor toegestane overschrijding voor achtergrondwaarden niet de eis dat deze ook < "wonen" moet zijn. Een overschrijding voor "wonen" bij nikkel wordt in de kolom niet meegeteld. (de kolom bevat daarom geen "X" indien Wonen wel en 2xAW niet wordt overgeschreden) &) Barium: Interventiewaarde geldt alleen voor situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
Voor deze toetsing gelden de algemene voorwaarden van ALcontrol Laboratories. Met dit toetsingsprogramma is geen uitspraak gedaan over de mogelijkheden van verspreiding op aangrenzend perceel (zowel zoet als zout oppervlaktewater) of grootschalige toepassing van het materiaal.
Toetsing analyseresultaten grond- en waterbodemmonsters Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 1-1-2014. Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2013, Staatscourant 16675, 27-6-2013. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. 12037740 Project: Monster:
Datum toetsing:
24-9-2014
Versie: ALcontrol20140610
Wilhelminaweg te Houten MM2 MM2 03 (10-60) 05 (0-30) 07 (10-60) 14 (5-50) 16 (5-50)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing: <0,5 % @ - org. stofgehalte: - lutumgehalte
parameter
Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
eenheid
&)
Waterbodem
Grond
1,1 % @
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
Klasse
Ontvangend (T2)
Toepassen op land (T1)
Toepassen onder water (T4)
RBK, tabel 1
RBK, tabel 1
RBK, tabel 2
> 2AW of >wonen?
> wonen Vgl. tabel + AW? 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen onder water, of ontvangend (T3) RBK, tabel 2 Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen op land (T1)
Interventiewaarde / Tussenwaarde 4)
RBK, tabel 1 Klasse
> 2AW of Vgl. tabel >wonen? 1 6)
Grond
Waterbodem
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<20 <0,2 2,1 <5 <0,05 <10 <0,5 5,2 <20
54,250 0,241 7,383 7,241 0,050 11,019 0,350 15,167 33,220
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg ds
0,234
0,234
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW
AW
AW
AW
$)
PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0245
AW
Overige stoffen Minerale olie (totaal)
mg/kg ds
<20
70,000
AW
*
*
AW
* * *
* *
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
* * *
* *
AW
AW
AW
*
Conclusie voor het hele monster: Aantal getoetst
Grond, ontvangend 5) Grond, toepassing op landbodem Grond, toepassing onder water Waterbodem, ontvangend/toepassing onder water Waterbodem, toepassing op landbodem
Overschrijdingen > 2x AW of > klasse > wonen
2)
> AW
11 11 18 18 11
0 0 0 0 0
> Wonen $) wonen 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
+ AW 0 NVT NVT NVT NVT
Toegestaan
Toegestaan
AW 1)
wonen 1)
2 2 3 3 2
2 NVT NVT NVT NVT
1) Toegestane overschrijdingen AW gelden voor alle situaties, overschrijdingen Wonen zijn alleen toegestaan voor de ontvangende bodem. 2) Betreft het aantal parameters van dit rapport met een Achtergrondwaarde 3) Toepassing "NIET" betekent: niet toepasbaar.
Klasse oordeel voor betreffende situatie 3) AW AW AW AW AW
Oordeel Interventie- en Tussenwaarde
4) "Tussenwaarde": zoals gedefinieerd in NEN 5740. 5) Niet van toepassing voor partijkeuringen 6) Vergelijk met tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012)
* Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012), mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde norm-waarden. # verhoogde rapportagegrens, geen conclusie mogelijk of waarde voldoet aan de AW of de rapportage grens zoals genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012). @ voor humus en lutum wordt minimaal 2% gehanteerd; als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%. $) Bij nikkel geldt voor toegestane overschrijding voor achtergrondwaarden niet de eis dat deze ook < "wonen" moet zijn. Een overschrijding voor "wonen" bij nikkel wordt in de kolom niet meegeteld. (de kolom bevat daarom geen "X" indien Wonen wel en 2xAW niet wordt overgeschreden) &) Barium: Interventiewaarde geldt alleen voor situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
Voor deze toetsing gelden de algemene voorwaarden van ALcontrol Laboratories. Met dit toetsingsprogramma is geen uitspraak gedaan over de mogelijkheden van verspreiding op aangrenzend perceel (zowel zoet als zout oppervlaktewater) of grootschalige toepassing van het materiaal.
Toetsing analyseresultaten grond- en waterbodemmonsters Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 1-1-2014. Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2013, Staatscourant 16675, 27-6-2013. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. 12037740 Project: Monster:
Datum toetsing:
24-9-2014
Versie: ALcontrol20140610
Wilhelminaweg te Houten MM3 MM3 03 (60-110) 14 (50-100)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing: 2,2 % @ - org. stofgehalte: - lutumgehalte
parameter
Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
eenheid
&)
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
180 0,36 11 15 <0,05 14 <0,5 34 71
192,414 0,465 11,730 17,928 0,037 15,824 0,350 36,061 81,276
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg ds
0,07
0,070
$)
Waterbodem
Grond
23,0 % @
Klasse
Ontvangend (T2)
Toepassen op land (T1)
Toepassen onder water (T4)
RBK, tabel 1
RBK, tabel 1
RBK, tabel 2
> 2AW of >wonen?
> wonen Vgl. tabel + AW? 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen onder water, of ontvangend (T3) RBK, tabel 2 Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen op land (T1)
Interventiewaarde / Tussenwaarde 4)
RBK, tabel 1 Klasse
> 2AW of Vgl. tabel >wonen? 1 6)
Grond
Waterbodem
AW AW AW AW AW AW wonen AW
AW AW AW AW AW AW wonen AW
AW AW AW AW AW AW A AW
AW AW AW AW AW AW A AW
AW AW AW AW AW AW wonen AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
AW
AW
AW
AW
PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0223
AW
Overige stoffen Minerale olie (totaal)
mg/kg ds
<20
63,636
AW
*
*
AW
* * *
* *
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
* * *
* *
AW
AW
AW
*
Conclusie voor het hele monster: Aantal getoetst
Grond, ontvangend 5) Grond, toepassing op landbodem Grond, toepassing onder water Waterbodem, ontvangend/toepassing onder water Waterbodem, toepassing op landbodem
Overschrijdingen > 2x AW of > klasse > wonen
2)
> AW
11 11 18 18 11
1 1 1 1 1
> Wonen $) wonen 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
+ AW 0 NVT NVT NVT NVT
Toegestaan
Toegestaan
AW 1)
wonen 1)
2 2 3 3 2
2 NVT NVT NVT NVT
1) Toegestane overschrijdingen AW gelden voor alle situaties, overschrijdingen Wonen zijn alleen toegestaan voor de ontvangende bodem. 2) Betreft het aantal parameters van dit rapport met een Achtergrondwaarde 3) Toepassing "NIET" betekent: niet toepasbaar.
Klasse oordeel voor betreffende situatie 3) AW AW AW AW AW
Oordeel Interventie- en Tussenwaarde
4) "Tussenwaarde": zoals gedefinieerd in NEN 5740. 5) Niet van toepassing voor partijkeuringen 6) Vergelijk met tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012)
* Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012), mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde norm-waarden. # verhoogde rapportagegrens, geen conclusie mogelijk of waarde voldoet aan de AW of de rapportage grens zoals genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012). @ voor humus en lutum wordt minimaal 2% gehanteerd; als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%. $) Bij nikkel geldt voor toegestane overschrijding voor achtergrondwaarden niet de eis dat deze ook < "wonen" moet zijn. Een overschrijding voor "wonen" bij nikkel wordt in de kolom niet meegeteld. (de kolom bevat daarom geen "X" indien Wonen wel en 2xAW niet wordt overgeschreden) &) Barium: Interventiewaarde geldt alleen voor situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
Voor deze toetsing gelden de algemene voorwaarden van ALcontrol Laboratories. Met dit toetsingsprogramma is geen uitspraak gedaan over de mogelijkheden van verspreiding op aangrenzend perceel (zowel zoet als zout oppervlaktewater) of grootschalige toepassing van het materiaal.
Toetsing analyseresultaten grond- en waterbodemmonsters Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 1-1-2014. Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2013, Staatscourant 16675, 27-6-2013. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. 12037740 Project: Monster:
Datum toetsing:
24-9-2014
Versie: ALcontrol20140610
Wilhelminaweg te Houten 10-3 10-3 10 (60-100)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing: 1,6 % @ - org. stofgehalte: - lutumgehalte
parameter
Metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
eenheid
&)
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
76 <0,2 7,6 13 0,12 29 <0,5 21 63
124,000 0,206 12,128 19,500 0,146 37,923 0,350 31,957 95,870
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg ds
4,127
4,127
$)
Waterbodem
Grond
13,0 % @
Klasse
Ontvangend (T2)
Toepassen op land (T1)
Toepassen onder water (T4)
RBK, tabel 1
RBK, tabel 1
RBK, tabel 2
> 2AW of >wonen?
> wonen Vgl. tabel + AW? 1 6)
AW AW AW AW AW AW AW AW
wonen
PCB PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0049
0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0245
AW
Overige stoffen Minerale olie (totaal)
mg/kg ds
<20
70,000
AW
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
AW AW AW AW AW AW AW AW
X
wonen
*
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
AW AW AW AW AW AW AW AW
X
A
AW
*
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
Toepassen onder water, of ontvangend (T3) RBK, tabel 2 Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen op land (T1) RBK, tabel 1 Klasse
AW AW AW AW AW AW AW AW
X
A
* * *
* *
AW
AW AW AW AW AW AW AW AW
Interventiewaarde / Tussenwaarde 4)
> 2AW of Vgl. tabel >wonen? 1 6)
AW AW AW AW AW AW AW AW
X
wonen
X
Grond
Waterbodem
AW
AW
AW
AW
* * *
* *
AW
AW
AW
*
Conclusie voor het hele monster: Aantal getoetst
Grond, ontvangend 5) Grond, toepassing op landbodem Grond, toepassing onder water Waterbodem, ontvangend/toepassing onder water Waterbodem, toepassing op landbodem
Overschrijdingen > 2x AW of > klasse > wonen
2)
> AW
11 11 18 18 11
1 1 1 1 1
> Wonen $) wonen 1 1 1 1 1
0 0 0 0 0
+ AW 0 NVT NVT NVT NVT
Toegestaan
Toegestaan
AW 1)
wonen 1)
2 2 3 3 2
2 NVT NVT NVT NVT
1) Toegestane overschrijdingen AW gelden voor alle situaties, overschrijdingen Wonen zijn alleen toegestaan voor de ontvangende bodem. 2) Betreft het aantal parameters van dit rapport met een Achtergrondwaarde 3) Toepassing "NIET" betekent: niet toepasbaar.
Klasse oordeel voor betreffende situatie 3)
Oordeel Interventie- en Tussenwaarde
wonen wonen A A wonen
4) "Tussenwaarde": zoals gedefinieerd in NEN 5740. 5) Niet van toepassing voor partijkeuringen 6) Vergelijk met tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012)
* Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012), mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde norm-waarden. # verhoogde rapportagegrens, geen conclusie mogelijk of waarde voldoet aan de AW of de rapportage grens zoals genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012). @ voor humus en lutum wordt minimaal 2% gehanteerd; als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%. $) Bij nikkel geldt voor toegestane overschrijding voor achtergrondwaarden niet de eis dat deze ook < "wonen" moet zijn. Een overschrijding voor "wonen" bij nikkel wordt in de kolom niet meegeteld. (de kolom bevat daarom geen "X" indien Wonen wel en 2xAW niet wordt overgeschreden) &) Barium: Interventiewaarde geldt alleen voor situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
Voor deze toetsing gelden de algemene voorwaarden van ALcontrol Laboratories. Met dit toetsingsprogramma is geen uitspraak gedaan over de mogelijkheden van verspreiding op aangrenzend perceel (zowel zoet als zout oppervlaktewater) of grootschalige toepassing van het materiaal.
Toetsing analyseresultaten grond- en waterbodemmonsters Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 1-1-2014. Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2013, Staatscourant 16675, 27-6-2013. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. 12053465 Project: Monster:
Datum toetsing:
24-9-2014
Versie: ALcontrol20140610
Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2) MM1A MM1A 02A (0-30) 04A (0-50) 10A (0-50) 12A (0-50)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing: 2,2 % @ - org. stofgehalte: - lutumgehalte
parameter
eenheid
Waterbodem
Grond
25,0 % @
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
Chloorbenzenen Hexachloorbenzeen (HCB)
mg/kg ds
<0,001
0,0032
Organochloorverbindingen Aldrin Dieldrin Endrin Isodrin Telodrin Aldrin/dieldrin/endrin (som, 0.7 factor) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDT (para, para-DDT) DDT (som, 0.7 factor) 2,4-DDD (ortho, para-DDD) 4,4-DDD (para, para-DDD) DDD (som, 0.7 factor) 2,4-DDE (ortho, para-DDE) 4,4-DDE (para, para-DDE) DDE (som, 0.7 factor) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) alfa-Endosulfan Endosulfansulfaat alfa-HCH beta-HCH gamma-HCH delta-HCH HCH (som, 0.7 factor) Heptachloor trans-Heptachloorepoxide Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor) cis-Chloordaan trans-Chloordaan Chloordaan (som, 0.7 factor) Hexachloorbutadieen OCB (0,7 som, grond) OCB (0,7 som, waterbodem)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0021 <0,001 0,0039 0,0046 <0,001 <0,001 0,0014 <0,001 0,01 0,0107 0,0167 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0028 <0,001 <0,001 0,0014 <0,001 <0,001 0,0014 <0,001 0,0272 0,0286
0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0095 0,0032 0,0177 0,0209 0,0032 0,0032 0,0064 0,0032 0,0455 0,0486 0,0759 0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0032 0,0127 0,0032 0,0032 0,0064 0,0032 0,0032 0,0064 0,0032 0,1236 0,1300
Klasse
Ontvangend (T2)
Toepassen op land (T1)
Toepassen onder water (T4)
RBK, tabel 1
RBK, tabel 1
RBK, tabel 2
> 2AW of >wonen?
> wonen Vgl. tabel + AW? 1 6)
AW
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Klasse
AW
AW
AW
AW
AW AW AW AW AW AW
AW
AW
AW
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen onder water, of ontvangend (T3) RBK, tabel 2 Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
AW
*
* *
AW AW AW AW AW AW
Toepassen op land (T1)
Interventiewaarde / Tussenwaarde 4)
RBK, tabel 1 Klasse
> 2AW of Vgl. tabel >wonen? 1 6)
AW
Grond
Waterbodem
AW
*
* * AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
*
AW
*
AW AW
*
AW AW
*
AW
*
AW
AW AW AW
* * *
AW AW AW
* * *
AW AW AW
* * *
AW AW AW
* * *
AW AW AW
* * *
AW AW AW
AW
*
AW
*
AW AW
* *
AW AW
* *
AW
*
AW
AW AW
AW
*
AW
*
AW
*
AW
*
AW
*
AW
AW
AW AW AW
* *
AW AW AW
* *
AW AW
* *
AW AW
* *
AW AW AW
* *
AW
AW
AW
AW AW
AW
Conclusie voor het hele monster: Aantal getoetst
Grond, ontvangend 5) Grond, toepassing op landbodem Grond, toepassing onder water Waterbodem, ontvangend/toepassing onder water Waterbodem, toepassing op landbodem
Overschrijdingen > 2x AW of > klasse > wonen
2)
> AW
14 14 18 18 14
0 0 0 0 0
> Wonen $) wonen 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
+ AW 0 NVT NVT NVT NVT
Toegestaan
Toegestaan
AW 1)
wonen 1)
2 2 3 3 2
2 NVT NVT NVT NVT
1) Toegestane overschrijdingen AW gelden voor alle situaties, overschrijdingen Wonen zijn alleen toegestaan voor de ontvangende bodem. 2) Betreft het aantal parameters van dit rapport met een Achtergrondwaarde 3) Toepassing "NIET" betekent: niet toepasbaar.
Klasse oordeel voor betreffende situatie 3) AW AW AW AW AW
Oordeel Interventie- en Tussenwaarde
4) "Tussenwaarde": zoals gedefinieerd in NEN 5740. 5) Niet van toepassing voor partijkeuringen 6) Vergelijk met tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012)
* Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012), mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde norm-waarden. # verhoogde rapportagegrens, geen conclusie mogelijk of waarde voldoet aan de AW of de rapportage grens zoals genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012). @ voor humus en lutum wordt minimaal 2% gehanteerd; als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%. $) Bij nikkel geldt voor toegestane overschrijding voor achtergrondwaarden niet de eis dat deze ook < "wonen" moet zijn. Een overschrijding voor "wonen" bij nikkel wordt in de kolom niet meegeteld. (de kolom bevat daarom geen "X" indien Wonen wel en 2xAW niet wordt overgeschreden)
Toetsing analyseresultaten grond- en waterbodemmonsters Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 1-1-2014. Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2013, Staatscourant 16675, 27-6-2013. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. 12053465 Project: Monster:
Datum toetsing:
24-9-2014
Versie: ALcontrol20140610
Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2) MM1A MM1A 02A (0-30) 04A (0-50) 10A (0-50) 12A (0-50)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing: 2,2 % @ - org. stofgehalte: - lutumgehalte
parameter
eenheid
Waterbodem
Grond
25,0 % @
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
Klasse
Ontvangend (T2)
Toepassen op land (T1)
Toepassen onder water (T4)
RBK, tabel 1
RBK, tabel 1
RBK, tabel 2
> 2AW of >wonen?
> wonen Vgl. tabel + AW? 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen onder water, of ontvangend (T3) RBK, tabel 2 Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen op land (T1)
Interventiewaarde / Tussenwaarde 4)
RBK, tabel 1 Klasse
Voor deze toetsing gelden de algemene voorwaarden van ALcontrol Laboratories. Met dit toetsingsprogramma is geen uitspraak gedaan over de mogelijkheden van verspreiding op aangrenzend perceel (zowel zoet als zout oppervlaktewater) of grootschalige toepassing van het materiaal.
> 2AW of Vgl. tabel >wonen? 1 6)
Grond
Waterbodem
Toetsing analyseresultaten grond- en waterbodemmonsters Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 1-1-2014. Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2013, Staatscourant 16675, 27-6-2013. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. 12053465 Project: Monster:
Datum toetsing:
24-9-2014
Versie: ALcontrol20140610
Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2) MM2A MM2A 03A (6-50) 05A (0-50) 07A (5-50) 14A (5-50) 16A (5-50)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing: <0,5 % @ - org. stofgehalte: - lutumgehalte
parameter
eenheid
Waterbodem
Grond
25,0 % @
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
Chloorbenzenen Hexachloorbenzeen (HCB)
mg/kg ds
<0,001
0,0035
Organochloorverbindingen Aldrin Dieldrin Endrin Isodrin Telodrin Aldrin/dieldrin/endrin (som, 0.7 factor) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDT (para, para-DDT) DDT (som, 0.7 factor) 2,4-DDD (ortho, para-DDD) 4,4-DDD (para, para-DDD) DDD (som, 0.7 factor) 2,4-DDE (ortho, para-DDE) 4,4-DDE (para, para-DDE) DDE (som, 0.7 factor) DDT,DDE,DDD (som, 0.7 factor) alfa-Endosulfan Endosulfansulfaat alfa-HCH beta-HCH gamma-HCH delta-HCH HCH (som, 0.7 factor) Heptachloor trans-Heptachloorepoxide Heptachloorepoxide (som, 0.7 factor) cis-Chloordaan trans-Chloordaan Chloordaan (som, 0.7 factor) Hexachloorbutadieen OCB (0,7 som, grond) OCB (0,7 som, waterbodem)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0021 <0,001 0,032 0,0327 <0,001 0,0012 0,0019 <0,001 0,0011 0,0018 0,0364 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 <0,001 0,0028 <0,001 <0,001 0,0014 <0,001 <0,001 0,0014 <0,001 0,0469 0,0483
0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0105 0,0035 0,1600 0,1635 0,0035 0,0060 0,0095 0,0035 0,0055 0,0090 0,1820 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0035 0,0140 0,0035 0,0035 0,0070 0,0035 0,0035 0,0070 0,0035 0,2345 0,2415
Klasse
Ontvangend (T2)
Toepassen op land (T1)
Toepassen onder water (T4)
RBK, tabel 1
RBK, tabel 1
RBK, tabel 2
> 2AW of >wonen?
> wonen Vgl. tabel + AW? 1 6)
AW
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Klasse
AW
AW
AW
AW
AW AW AW AW AW AW
AW
AW
AW
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen onder water, of ontvangend (T3) RBK, tabel 2 Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
AW
*
* *
AW AW AW AW AW AW
Toepassen op land (T1)
Interventiewaarde / Tussenwaarde 4)
RBK, tabel 1 Klasse
> 2AW of Vgl. tabel >wonen? 1 6)
AW
Grond
Waterbodem
AW
*
* * AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
AW
*
AW
*
AW AW
*
AW AW
*
AW
*
AW
AW AW AW
* * *
AW AW AW
* * *
AW AW AW
* * *
AW AW AW
* * *
AW AW AW
* * *
AW AW AW
AW
*
AW
*
AW AW
* *
AW AW
* *
AW
*
AW
AW AW
AW
*
AW
*
AW
*
AW
*
AW
*
AW
AW
AW AW AW
* *
AW AW AW
* *
AW AW
* *
AW AW
* *
AW AW AW
* *
AW
AW
AW
AW AW
AW
Conclusie voor het hele monster: Aantal getoetst
Grond, ontvangend 5) Grond, toepassing op landbodem Grond, toepassing onder water Waterbodem, ontvangend/toepassing onder water Waterbodem, toepassing op landbodem
Overschrijdingen > 2x AW of > klasse > wonen
2)
> AW
14 14 18 18 14
0 0 0 0 0
> Wonen $) wonen 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
+ AW 0 NVT NVT NVT NVT
Toegestaan
Toegestaan
AW 1)
wonen 1)
2 2 3 3 2
2 NVT NVT NVT NVT
1) Toegestane overschrijdingen AW gelden voor alle situaties, overschrijdingen Wonen zijn alleen toegestaan voor de ontvangende bodem. 2) Betreft het aantal parameters van dit rapport met een Achtergrondwaarde 3) Toepassing "NIET" betekent: niet toepasbaar.
Klasse oordeel voor betreffende situatie 3) AW AW AW AW AW
Oordeel Interventie- en Tussenwaarde
4) "Tussenwaarde": zoals gedefinieerd in NEN 5740. 5) Niet van toepassing voor partijkeuringen 6) Vergelijk met tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012)
* Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012), mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde norm-waarden. # verhoogde rapportagegrens, geen conclusie mogelijk of waarde voldoet aan de AW of de rapportage grens zoals genoemd in tabel 1 van Staatscourant Nr 22335 (2-11-2012). @ voor humus en lutum wordt minimaal 2% gehanteerd; als humus/lutum niet is gemeten geldt een default waarde van lutum = 25% en organische stof = 10%. $) Bij nikkel geldt voor toegestane overschrijding voor achtergrondwaarden niet de eis dat deze ook < "wonen" moet zijn. Een overschrijding voor "wonen" bij nikkel wordt in de kolom niet meegeteld. (de kolom bevat daarom geen "X" indien Wonen wel en 2xAW niet wordt overgeschreden)
Toetsing analyseresultaten grond- en waterbodemmonsters Regeling Bodemkwaliteit, 20 december 2007, DJZ2007124397, Integrale versie geldend per 1-1-2014. Interventiewaarden grond: Circulaire Bodemsanering 2013, Staatscourant 16675, 27-6-2013. (Alle gehaltes in mg/kg ds. Voor toelichting op gehanteerde grenswaarden, zie het Normen blad). ALcontrol rapport nr. 12053465 Project: Monster:
Datum toetsing:
24-9-2014
Versie: ALcontrol20140610
Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2) MM2A MM2A 03A (6-50) 05A (0-50) 07A (5-50) 14A (5-50) 16A (5-50)
Gebruikte bodemkenmerken voor toetsing: <0,5 % @ - org. stofgehalte: - lutumgehalte
parameter
eenheid
Waterbodem
Grond
25,0 % @
gemeten gehalte
gecorr. gehalte naar st. bodem
Klasse
Ontvangend (T2)
Toepassen op land (T1)
Toepassen onder water (T4)
RBK, tabel 1
RBK, tabel 1
RBK, tabel 2
> 2AW of >wonen?
> wonen Vgl. tabel + AW? 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen onder water, of ontvangend (T3) RBK, tabel 2 Klasse
> 2AW of >wonen?
Vgl. tabel 1 6)
Toepassen op land (T1)
Interventiewaarde / Tussenwaarde 4)
RBK, tabel 1 Klasse
Voor deze toetsing gelden de algemene voorwaarden van ALcontrol Laboratories. Met dit toetsingsprogramma is geen uitspraak gedaan over de mogelijkheden van verspreiding op aangrenzend perceel (zowel zoet als zout oppervlaktewater) of grootschalige toepassing van het materiaal.
> 2AW of Vgl. tabel >wonen? 1 6)
Grond
Waterbodem
"IJLAGE¬¬ "IJLAGE¬¬ 4OETSINGSTABELLEN¬GRONDWATER¬ 4OETSINGSTABELLEN¬GRONDWATER¬ ¬ ¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
Projectnaam Projectcode
Wilhelminaweg te Houten 14M1107A
Tabel: Analyseresultaten grondwater (as3000) monsters (gehalten in μg/l, tenzij anders aangegeven)
Peilbuis
p21
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
160 <0.20 <2 <2.0 <0.05 <2.0 2.9 <3 <10
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen
<0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2
*
---
a
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN a naftaleen <0.02 Interventie factor polycyclische aromatische koolwaterstoffen 0.0002 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan <0.2 1,2-dichloorethaan <0.2 a 1,1-dichlooretheen <0.1 cis-1,2-dichlooretheen <0.1 -trans-1,2-dichlooretheen <0.1 -som (cis,trans) 1,2a dichloorethenen (0.7 factor) 0.14 a dichloormethaan <0.2 1,1-dichloorpropaan <0.2 1,2-dichloorpropaan <0.2 1,3-dichloorpropaan <0.2 som dichloorpropanen (0.7 factor) 0.42 a tetrachlooretheen <0.1 a tetrachloormethaan <0.1 a 1,1,1-trichloorethaan <0.1 a 1,1,2-trichloorethaan <0.1 trichlooretheen <0.2 chloroform <0.2 a vinylchloride <0.2 tribroommethaan <0.2 MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
<50
Monstercode en monstertraject 12037741-001 p2-1-1 p2-1-1 p2 (260-360)
1
De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013, Staatcourant 27 juni 2013, Nr. 16675. De gehalten die de betreffende streefwaarden en interventiewaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: * het gehalte is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde ** het gehalte is groter dan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde *** het gehalte is groter dan de interventiewaarde -geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd
# a
b
Verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), maar wel kleiner dan de RBK rapportagegrens zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012), dus mag verondersteld worden kleiner dan de streefwaarde te zijn. gehalte is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld), en groter dan de RBK rapportagegrens zoals beschreven in de Staatscourant nr. 22335 (02-11-2012).
Tabel: Toetsingswaarden voor grondwater (as3000)
Toetsingswaarden1)
S
1/2(S+I)
I
RBK
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
50 0.40 20 15 0.050 15 5.0 15 65
338 3.2 60 45 0.18 45 152 45 432
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
20 0.20 2.0 2.0 0.050 2.0 2.0 3.0 10
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen (0.7 factor) styreen
0.20 7.0 4.0 0.20 6.0
15 504 77 35 153
30 1000 150 70 300
0.20 0.20 0.20 0.21 0.20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen 0.01 35 70 Interventie factor polycyclische aromatische koolwaterstoffen 1 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan 7.0 454 1,2-dichloorethaan 7.0 204 1,1-dichlooretheen 0.01 5.0 dichloormethaan 0.01 500 som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) 0.01 10 1,1-dichloorpropaan 0.80 40 1,2-dichloorpropaan 0.80 40 1,3-dichloorpropaan 0.80 40 som dichloorpropanen (0.7 factor) 0.80 40 tetrachlooretheen 0.01 20 tetrachloormethaan 0.01 5.0 1,1,1-trichloorethaan 0.01 150 1,1,2-trichloorethaan 0.01 65 trichlooretheen 24 262 chloroform 6.0 203 vinylchloride 0.01 2.5 tribroommethaan
MINERALE OLIE totaal olie C10 - C40
1)
S 1/2(S+I) I RBK
50
325
900 400 10 1000
0.20 0.20 0.10 0.20
20 80 80 80
0.14 0.20 0.20 0.20
80 40 10 300 130 500 400 5.0
0.42 0.10 0.10 0.10 0.10 0.20 0.20 0.20
630
0.20
600
0.020
50
streefwaarde gemiddelde van streef- en interventiewaarde interventiewaarde Tabel 1 (rapportagegrenzen), Staatscourant nr. 22335 (02-112012).
"IJLAGE¬ "IJLAGE¬¬ !NALYSECERTIFICA !NALYSECERTIFICATEN¬ EN¬GROND¬ GROND¬
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
C.S.O. Bunnik M. Springer Postbus 2 3980 CA BUNNIK
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport-verificatienummer
Blad 1 van 7
: Wilhelminaweg te Houten : 14M1107A : 12037740, versienummer: 1 : TKZQM6CA
Rotterdam, 01-08-2014
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 14M1107A. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 7 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 7
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 01-08-2014
14M1107A - 1
12037740
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002 003 004
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
MM1 MM1 02 (0-20) 04 (0-50) 10 (0-30) 12 (0-50) MM2 MM2 03 (10-60) 05 (0-30) 07 (10-60) 14 (5-50) 16 (5-50) MM3 MM3 03 (60-110) 14 (50-100) 10-3 10-3 10 (60-100)
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
94.4 <1 geen
94.0 <1 geen
79.0 <1 geen
87.3 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
1.2
<0.5
2.2
1.6
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
17
1.1
23
13
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
39 <0.2 3.6 7.2 <0.05 14 <0.5 10 37
<20 <0.2 2.1 <5 <0.05 <10 <0.5 5.2 <20
180 0.36 11 15 <0.05 14 <0.5 34 71
76 <0.2 7.6 13 0.12 29 <0.5 21 63
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kgds S <0.01 fenantreen mg/kgds S 0.03 antraceen mg/kgds S <0.01 fluoranteen mg/kgds S 0.08 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.04 chryseen mg/kgds S 0.04 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.03 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.05 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.04 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.04 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S 0.364 (0.7 BoToVa)
<0.01 0.02 <0.01 0.06 0.03 0.02 0.02 0.03 0.02 0.02 0.234
<0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07
<0.01 0.29 0.09 1.1 0.52 0.49 0.32 0.58 0.36 0.37 4.127
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds PCB 138 µg/kgds PCB 153 µg/kgds PCB 180 µg/kgds som PCB (7) (0.7 BoToVa) µg/kgds
S S S S S S S S
001
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
1)
1)
002
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
1)
1)
003
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
1)
1)
004
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
1)
1)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 7
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 01-08-2014
14M1107A - 1
12037740
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002 003 004
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
MM1 MM1 02 (0-20) 04 (0-50) 10 (0-30) 12 (0-50) MM2 MM2 03 (10-60) 05 (0-30) 07 (10-60) 14 (5-50) 16 (5-50) MM3 MM3 03 (60-110) 14 (50-100) 10-3 10-3 10 (60-100)
Analyse
Eenheid
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
Q
S
001
<5 <5 6 9 <20
002
<5 <5 <5 <5 <20
003
<5 <5 <5 <5 <20
004
<5 <5 <5 <5 <20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 7
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten 14M1107A 12037740
- 1
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 01-08-2014
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
004
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor volgens BoToVa
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 7
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 01-08-2014
14M1107A 12037740
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
lood
Grond (AS3000)
molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 BoToVa) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 BoToVa) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Conform AS3010-4 Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN-ISO 16772) Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform prestatieblad 3010-7 Gelijkwaardig aan NEN-EN-ISO 16703
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 002 002 002 002
Y4816896 Y4817448 Y4816914 Y4848817 Y4818930 Y4817629 Y4818670 Y4816903
24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014
24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 7
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 01-08-2014
14M1107A 12037740
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
002 003 003 004
Y4818935 Y4818927 Y4818872 Y4818933
24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014
24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 7 van 7
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten 14M1107A 12037740
- 1
Monsternummer:
001
Monster beschrijvingen
MM1MM1 02 (0-20) 04 (0-50) 10 (0-30) 12 (0-50)
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 01-08-2014
Karakterisering naar alkaantraject benzine
C9-C14
kerosine en petroleum diesel en gasolie motorolie
C10-C16 C10-C28 C20-C36
stookolie
C10-C36
De C10 en C40 pieken zijn toegevoegd door het laboratorium en worden gebruikt als interne standaard.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
C.S.O. Bunnik van Rijnsoever Postbus 2 3980 CA BUNNIK
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport-verificatienummer
Blad 1 van 6
: Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2) : 14M1107A : 12053465, versienummer: 1 : EUEGM3R1
Rotterdam, 24-09-2014
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 14M1107A. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik van Rijnsoever Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 6
Analyserapport Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2)
18-09-2014 Orderdatum 18-09-2014 Startdatum Rapportagedatum 24-09-2014
14M1107A - 1
12053465
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grond (AS3000) Grond (AS3000)
MM1A MM1A 02A (0-30) 04A (0-50) 10A (0-50) 12A (0-50) MM2A MM2A 03A (6-50) 05A (0-50) 07A (5-50) 14A (5-50) 16A (5-50)
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
91.9 <1 geen
94.0 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
2.2
<0.5
CHLOORBENZENEN hexachloorbenzeen
µg/kgds
S
<1
<1
S S S S S S S S S
<1 3.9 4.6 <1 <1 1.4 <1 10 10.7 16.7
<1 32 32.7 <1 1.2 1.9 <1 1.1 1.8 36.4
CHLOORBESTRIJDINGSMIDDELEN o,p-DDT µg/kgds p,p-DDT µg/kgds som DDT (0.7 factor) µg/kgds o,p-DDD µg/kgds p,p-DDD µg/kgds som DDD (0.7 factor) µg/kgds o,p-DDE µg/kgds p,p-DDE µg/kgds som DDE (0.7 factor) µg/kgds som DDT,DDE,DDD (0.7 µg/kgds factor) aldrin µg/kgds dieldrin µg/kgds endrin µg/kgds som aldrin/dieldrin/endrin µg/kgds (0.7 factor) isodrin µg/kgds telodrin µg/kgds alpha-HCH µg/kgds beta-HCH µg/kgds gamma-HCH µg/kgds delta-HCH µg/kgds som a-b-c-d HCH (0.7 factor) µg/kgds heptachloor µg/kgds cis-heptachloorepoxide µg/kgds trans-heptachloorepoxide µg/kgds som heptachloorepoxide (0.7 µg/kgds factor) alpha-endosulfan µg/kgds hexachloorbutadieen µg/kgds endosulfansulfaat µg/kgds trans-chloordaan µg/kgds cis-chloordaan µg/kgds som chloordaan (0.7 factor) µg/kgds
001
S S S S
<1 <1 <1 2.1
S S S S S S S S S S
<1 <1 <1 <1 <1 <1 2.8 <1 <1 <1 1.4
S S S S S S
<1 <1 <1 <1 <1 1.4
1)
1)
1) 1)
1)
1)
1)
1)
002
<1 <1 <1 2.1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 2.8 <1 <1 <1 1.4 <1 <1 <1 <1 <1 1.4
1)
1)
1) 1)
1)
1)
1)
1)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik van Rijnsoever Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 6
Analyserapport Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2)
18-09-2014 Orderdatum 18-09-2014 Startdatum Rapportagedatum 24-09-2014
14M1107A - 1
12053465
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grond (AS3000) Grond (AS3000)
MM1A MM1A 02A (0-30) 04A (0-50) 10A (0-50) 12A (0-50) MM2A MM2A 03A (6-50) 05A (0-50) 07A (5-50) 14A (5-50) 16A (5-50)
Analyse
Eenheid
Som organochloorbestrijdingsmidd elen (0.7 factor) waterbodem som organochloorbestrijdingsmidd elen (0.7 factor) landbodem
µg/kgds
µg/kgds
Q
001 28.6
S
27.2
1)
1)
002 48.3
46.9
1)
1)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik van Rijnsoever Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 6
Analyserapport Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2) 14M1107A 12053465
- 1
18-09-2014 Orderdatum 18-09-2014 Startdatum Rapportagedatum 24-09-2014
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor volgens BoToVa
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik van Rijnsoever Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2)
18-09-2014 Orderdatum 18-09-2014 Startdatum Rapportagedatum 24-09-2014
14M1107A 12053465
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) hexachloorbenzeen o,p-DDT p,p-DDT som DDT (0.7 factor) o,p-DDD p,p-DDD som DDD (0.7 factor) o,p-DDE p,p-DDE som DDE (0.7 factor) som DDT,DDE,DDD (0.7 factor) aldrin dieldrin endrin som aldrin/dieldrin/endrin (0.7 factor) isodrin telodrin alpha-HCH beta-HCH gamma-HCH delta-HCH som a-b-c-d HCH (0.7 factor) heptachloor cis-heptachloorepoxide trans-heptachloorepoxide som heptachloorepoxide (0.7 factor) alpha-endosulfan hexachloorbutadieen endosulfansulfaat trans-chloordaan cis-chloordaan som chloordaan (0.7 factor) Som organochloorbestrijdingsmiddelen (0.7 factor) waterbodem som organochloorbestrijdingsmiddelen (0.7 factor) landbodem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Conform AS3010-3, gelijkwaardig aan NEN 5754. Conform AS3020-2 Conform AS3020-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3020-3 Eigen methode, aceton/hexaan-extractie, clean-up, analyse m.b.v. GCMS Conform AS3020-1 Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Idem Idem Conform AS3020-3 Conform AS3020-1 Idem Idem Conform AS3220-1 en AS3220-2
Grond (AS3000)
Conform AS3020
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 002
Y5060328 Y5060298 Y5060330 Y5060307 Y5060335
18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014
18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik van Rijnsoever Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 6
Analyserapport Koningin Wilhelminaweg 1-16 te Houten (grond2)
18-09-2014 Orderdatum 18-09-2014 Startdatum Rapportagedatum 24-09-2014
14M1107A 12053465
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
002 002 002 002
Y5060331 Y5060336 Y5060319 Y5060326
18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014
18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014 18-09-2014
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
"IJLAGE¬ "IJLAGE¬¬ !NALYSECERTIFICAA !NALYSECERTIFICAAT¬GRONDWATER¬ GRONDWATER¬ ¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
C.S.O. Bunnik M. Springer Postbus 2 3980 CA BUNNIK
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport-verificatienummer
Blad 1 van 5
: Wilhelminaweg te Houten : 14M1107A : 12037741, versienummer: 1 : YCFJ1CTR
Rotterdam, 04-08-2014
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 14M1107A. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 5
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 04-08-2014
14M1107A 12037741
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
p2-1-1 p2-1-1 p2 (260-360)
Analyse
Eenheid
Q
001
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
160 <0.20 <2 <2.0 <0.05 <2.0 2.9 <3 <10
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 BoToVa) styreen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S
<0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2
1)
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen µg/l S <0.02 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l dichloorethenen (0.7 BoToVa) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S BoToVa) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S chloroform µg/l S vinylchloride µg/l S tribroommethaan µg/l S
<0.2 <0.2 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.2 <0.2 <0.2 <0.2 0.42
1)
1)
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.2 <0.2 <0.2 <0.2
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 5
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 04-08-2014
14M1107A 12037741
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
p2-1-1 p2-1-1 p2 (260-360)
Analyse
Eenheid
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
Q
S
001
<25 <25 <25 <25 <50
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 5
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten 14M1107A 12037741
- 1
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 04-08-2014
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor volgens BoToVa
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
C.S.O. Bunnik M. Springer Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 5
Analyserapport Wilhelminaweg te Houten
28-07-2014 Orderdatum 28-07-2014 Startdatum Rapportagedatum 04-08-2014
14M1107A 12037741
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 BoToVa) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 BoToVa) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 BoToVa) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Conform AS3110-4 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001
B1338973 G8668970 G8668976
24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014
24-07-2014 24-07-2014 24-07-2014
ALC204 ALC236 ALC236
Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
"IJLAGE¬ "IJLAGE¬¬ ¬
7ETTELIJK¬TOETSINGSKADER¬ 7ETTELIJK¬TOETSINGSKADER¬
Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is voor een groot aantal mogelijk verontreinigende stoffen een lijst met richtwaarden vastgesteld als toetsingskader voor de beoordeling van de kwaliteit van grond en grondwater. In de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013, zijn voor grond interventiewaarden en voor grondwater streef- en interventiewaarden vastgesteld. De streefwaarden voor grond zijn vervangen door de achtergrondwaarden, zoals opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit (Staatscourant 2007, 247). De analyseresultaten van het onderhavig onderzoek zijn getoetst aan de bovengenoemde normen, te weten: Achtergrondwaarde grond (AW 2000): het gehalte dat is vastgesteld op basis van het gemeten gehalte van die stof zoals die voorkomt in de bodem van natuur- en landbouwgronden in Nederland, die niet zijn belast door lokale verontreinigingsbronnen; Streefwaarde grondwater: het gehalte waarbij sprake is van duurzame bodemkwaliteit. Deze referentiewaarde wordt gegeven voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van Verwaarloosbare Risico’s voor het ecosysteem; Interventiewaarde grond / grondwater: het gehalte waarbij sprake is van ernstige of dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Tussenwaarde (nader bodemonderzoek): gemiddelde waarde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde, waarbij mogelijk sprake is van ernstige of dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij de bespreking van de analyseresultaten worden de volgende begrippen gehanteerd: • Niet verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde of streefwaarde; • Licht verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde en groter dan de achtergrondwaarde of streefwaarde; • Matig verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde en groter dan de tussenwaarde; • Sterk verontreinigd: concentratie is groter dan de interventiewaarde. Asbest De interventiewaarde voor asbest is in de Circulaire bodemsanering vastgesteld op 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). Dit is gelijk aan de hergebruikswaarde volgens de Regeling bodemkwaliteit. Ernst en spoed Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien in meer dan 25 m3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging, of in meer dan 100 m3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging, de gemiddelde concentratie de interventiewaarde overschrijdt. Bij asbestverontreinigingen is het volumecriterium niet van belang, volgens de Circulaire bodemsanering; indien de restconcentratienorm voor asbest van 100 mg/kg gewogen wordt overschreden in de bodem, is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
14M1107 26 september 2014 Definitief
De spoedeisendheid van de sanering is onder andere afhankelijk van de actuele risico's van de ernstige verontreiniging voor de volksgezondheid, het ecosysteem en verspreiding via het grondwater. Indien geen sprake is van actuele risico's, dan hebben saneringsmaatregelen geen spoed. Zorgplicht Voor bodemverontreinigingen welke zijn ontstaan na 1 januari 1987 geldt het zorgplichtartikel (artikel 13 Wet bodembescherming). Hierin wordt bepaald dat een ieder verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd om aantasting van de bodem te voorkomen, danwel de bodem te saneren en de gevolgen van verontreiniging te beperken of zo veel mogelijk ongedaan te maken. De saneringsnoodzaak bij zorgplichtsaneringen is in principe onafhankelijk van de ernst van de verontreiniging of de spoedeisendheid.
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
"IJLAGE¬ "IJLAGE¬¬ ¬
'RONDVERZET¬ RONDVERZET¬
Grondverzet Grond kan om diverse redenen vrijkomen op een locatie. Voordat grond (elders) kan worden toegepast dan wel kan worden hergebruikt, dient duidelijk te zijn of het gaat om: • schone grond (vrij toepasbaar); • licht en matig verontreinigde hergebruiksgrond (kan op locatie en/of buiten de locatie worden toegepast als bodem of worden toegepast in een werk); • sterk verontreinigde grond met immobiele verontreiniging (kan onder speciale voorwaarden worden herschikt binnen het terrein); • niet toepasbare grond (dient te worden gereinigd of gestort door een hiertoe erkend bedrijf). Onderhavig bodemonderzoek is steekproefsgewijs uitgevoerd en geeft een indicatie van de kwaliteit van de grond. Voor toepassing van schone of hergebruiksgrond kan door het bevoegd gezag een partijkeuring worden vereist. Of dit nodig is kan per gemeente en per gebied verschillen. Indien gewenst kan CSO aanvullend advies gegeven over hergebruik van eventueel vrijkomende grond en zonodig een partijkeuring uitvoeren. Indien sprake is van overschrijding van de interventiewaarde is voor grondverzet veelal ook een saneringsplan noodzakelijk. CSO kan desgewenst aanvullend aan dit onderzoek een saneringsplan voor u opstellen en afstemmen met het bevoegde gezag. Sloop en Asbest Voor het verkrijgen van een sloopvergunning is het uitvoeren van een asbestinventarisatie verplicht. Tijdens een dergelijke inventarisatie wordt het gebouw geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbest. Aanwezige asbest kan bij sloop vrijkomen in de vorm van schadelijke vezels en zo een risico vormen voor de slopers of de omgeving. Tijdens de inventarisatie worden de risico’s in kaart gebracht.
¬
14M1107 26 september 2014 Definitief
"IJLAGE¬ "IJLAGE¬¬!FKORTING¬EN¬BEGRIPPEN¬ !FKORTING¬EN¬BEGRIPPEN¬ Algemeen M-mv: meter beneden het maaiveld Bodem: Drie-dimensionaal lichaam dat een deel van het bovenste gedeelte van de aardkorst beslaat en eigenschappen heeft die verschillen van het onderliggende gesteente als gevolg van interacties tussen klimaat, levende organismen (met inbegrip van menselijke activiteit), moedermateriaal en reliëf. Bodemverontreiniging: Het totale bodemvolume waarvan de concentraties van één of meer stoffen boven de streefwaarde (WBB) of lokale achtergrondwaarde liggen. Vooronderzoek: Het verzamelen van beschikbare gegevens over bodemgesteldheid, geohydrologische situatie alsmede het vroeger, huidig en toekomstig gebruik van de locatie en de directe omgeving. Verkennend bodemonderzoek: Een bodemonderzoek dat ten doel heeft met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op een bepaalde locatie bodemverontreiniging aanwezig is. Nader bodemonderzoek: Onderzoek in het kader van de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming met als doel het vaststellen van de aard en concentraties van de verontreinigende stoffen en de omvang van de bodemverontreiniging om, in het licht van de (potentiële) mogelijkheden van blootstelling en verspreiding, te bepalen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en om urgentie van de sanering vast te stellen. Bodemsanering: Technische maatregelen die tot doel hebben bodemverontreiniging te verwijderen, te isoleren of te beheersen.
Geohydrologie Geohydrologie: Samenhang tussen de bodem van een gebied en het gedrag (bijv. stroming) van het grondwater. Afzetting: In bepaald geologisch tijdperk ontstaan bodemmateriaal, dat door wind of water is afgezet. Deklaag: Slecht doorlatende bovenste bodemlaag. Eerste watervoerende pakket: Minst diep gelegen goed waterdoorlatende bodemlaag. Infiltratie: Het binnentreden van water in de bodem door het grondoppervlak. Inzijging: Neerwaarts gerichte grondwaterstroming. Kwel: Opwaarts gerichte grondwaterstroming.
14M1107 26 september 2014 Definitief
Bodemkunde Achtergrondgehalte: Gemiddeld gehalte aan een bepaalde verontreinigde stof, zoals dat algemeen in de omgeving van de locatie wordt aangetroffen. Locatiespecifieke omstandigheden: Terreinsituatie, bodemopbouw, terreingebruik e.d., die bepalend zijn voor de risico's, die een verontreiniging kan opleveren. Lutumgehalte: Gehalte aan klei in de bodem. Humusgehalte: Gehalte aan organisch stof in de bodem. Vergraven laag: Bodemlaag, die door (menselijke) activiteiten verstoord is en daardoor niet meer de oorspronkelijke gelaagdheid vertoont. Verontreinigingskenmerken: Kenmerken in de bodem, zoals afwijkende geuren en kleuren, die mogelijk duiden op de aanwezigheid van verontreinigde stoffen.
Laboratoriumonderzoek Mengmonster: Grondmonster dat is samengesteld uit meerdere monsters van verschillende locaties bestemd voor chemische analyse. Chromatogram: Grafiek, die het resultaat is van een bepaalde analysemethode in het laboratorium en waarmee de aard en de concentratie van de te onderzoeken stoffen kunnen worden bepaald. Detectiegrens: Laagst meetbare gehalte/concentratie met een bepaalde analysemethode. GC/MS: Gas-chromatografie met Massa-Spectrometrie, methode om in het laboratorium aard en gehalte aan vooraf onbekende stoffen te bepalen. pH: Zuurgraad, hoe lager de pH, hoe zuurder. EC: Elektrisch geleidingsvermogen
Parameters Aromaten: Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen zijn stoffen die behoren tot de chemische familie van de aromaten. Ze worden gewonnen uit steenkoolteer en aardolie en gebruikt als oplosmiddel voor verf, rubber, was en oliën. Ook worden aromaten toegevoegd aan brandstoffen, zoals benzine, ter verhoging van het octaangehalte. Aromaten zijn vluchtig en lossen goed op in het grondwater. Ze worden in het algemeen relatief snel met het grondwater verspreid. Aromaten zijn biologisch redelijk afbreekbaar. Benzeen is kankerverwekkend en wordt als zeer giftig beschouwd. De overige aromaten zijn minder giftig. PCB: PCB zijn een uitgebreide familie van polychloorbifenylen. PCB zijn doorgaans wit kristallijne stoffen met een lage dampspanning en slechte oplosbaarheid in water. De stoffen lossen goed op in olie. De stoffen zijn biologisch slecht afbreekbaar en hopen op in vetweefsel. Sinds 1985 is de productie van deze stoffen verboden. Door de slechte brandbaarheid zijn deze stoffen gebruikt in de industrie als bijmenging in smeermiddel en koel14M1107 26 september 2014 Definitief
vloeistoffen in transformatoren en isolatoren. Ook zijn PCB in het verleden gebruikt in verven en lakken. De stoffen zijn carcinogeen en kunnen o.a. leverschade veroorzaken. De giftigheid verschilt per verbinding. Halogeenkoolwaterstoffen: Halogeenkoolwaterstoffen zijn vluchtige organische verbindingen waarin één of meer chloor- of broomatomen voorkomen. Zij worden veel gebruikt als ontvettingsmiddel voor metalen, als verfafbijtmiddel, als chemisch reinigingsmiddel ('dry-cleaning'), als brandblusmiddel of als oplosmiddel voor verf, lak of lijm. Halogeenkoolwaterstoffen zijn zeer vluchtig en goed oplosbaar in grondwater. Omdat deze stoffen zwaarder zijn dan water kunnen ze tot zeer diep in de bodem doordringen. Halogeenkoolwaterstoffen zijn biologisch afbreekbaar. Halogenen zijn giftig. Acute effecten zijn geïrriteerde slijmvliezen en een narcotisch effect. Bij langdurige blootstelling kan schade aan het (centrale) zenuwstelsel optreden. Minerale olie: Minerale olie bestaat uit een mengsel van koolwaterstofketens met een lengte van 10 (C-10) tot 40 (C-40) koolstofatomen en wordt gewonnen uit aardolievelden. Onder minerale olie worden verstaan: brandstoffen (diesel, benzine, huisbrandolie, stookolie), smeerolie, motorolie, snij-en walsolie, oplosmiddelen (terpentine, thinner) en teerolie. Aan het voorkomen en de verdeling van de ketenlengtes kan men zien om wat voor olie het gaat. Lichte oliesoorten als thinner en benzine zijn zeer vluchtig, relatief goed oplosbaar en vrij mobiel in de bodem. Zware oliesoorten zijn minder vluchtig en veel minder mobiel in de bodem. Minerale olie is redelijk goed biologisch afbreekbaar. Minerale olie is in vergelijking tot de overige hier genoemde stoffen weinig giftig, maar kan wel stankoverlast en hoofdpijnklachten veroorzaken. PAK: PAK staat voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen; voorbeelden zijn naftaleen en benzo(a)pyreen. PAK zijn roetachtige stoffen, die ontstaan bij de onvolledige verbranding van koolwaterstoffen, bijvoorbeeld bij de productie van cokes of steenkoolgas. PAK worden toegepast bij de productie van rubber, verf, kunststoffen, lakken, minerale oliën en teer- en asfaltproducten. In de uitlaatgassen van motoren komen PAK als roetdeeltjes voor. In verkeersrijke gebieden worden daarom vaak relatief hoge achtergrondgehalten in de bodem aangetroffen. PAK zijn niet vluchtig, vrijwel onoplosbaar in grondwater en zeer slecht biologisch afbreekbaar. Ze worden niet tot nauwelijks met grondwater verspreid. Sommige PAK, waaronder benzo(a)pyreen, zijn kankerverwekkend en giftig en komen daarom op de zwarte lijst voor. Zware metalen: Zware metalen zijn metalen met een soortelijk gewicht groter dan 5.000 kg/m3. Voorbeelden zijn barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink. Zware metalen komen in Nederland van nature in de bodem voor in gehalten van 0,1 tot maximaal ongeveer 100 mg/kg (achtergrondwaarden). Ze worden gebruikt in de metaalindustrie, in de galvanische industrie, in de chemische industrie als katalysator en pigment en in de elektronische industrie. Lood is tot voor kort als anti-klopmiddel aan benzine toegevoegd. In verkeersrijke gebieden worden daarom relatief hoge achtergrondgehalten lood in de grond aangetroffen. Zware metalen zijn niet vluchtig en slecht oplosbaar. Ze worden sterk gebonden aan klei- en humusdeeltjes in de grond en worden relatief langzaam getransporteerd met het grondwater. Zware metalen zijn niet biologisch afbreekbaar. De giftigheid van zware metalen loopt uiteen. Cadmium en kwik zijn vanwege hun giftigheid op de zwarte lijst geplaatst. Metalen als kobalt, koper, molybdeen en zink vervullen een belangrijke rol bij de stofwisseling in het menselijk lichaam en zijn pas giftig bij relatief hoge doses. Meestal gaat het bij de giftigheid ook om de combinatie van diverse stoffen. Bariumzouten kunnen giftig zijn. Dit hangt echter samen met de oplosbaarheid van dit zout.
14M1107 26 september 2014 Definitief
"IJLAGE¬ foto-hoogte 5,3 cm
Foto 1:
foto-hoogte 5,3 cm
Foto 3:
foto-hoogte 5,3 cm
Foto 5:
&OTOS¬VAN¬DE¬LOCATIE foto-hoogte 5,3 cm
Foto 2:
foto-hoogte 5,3 cm
Foto 4:
foto-hoogte 5,3 cm
Foto 6: 0ROJECTNUMMER¬-
61
Bijlage5 QuickscanFloraenfaunawet
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
62
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
Eindrapport
QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET BOGERMANSCHOOL TE HOUTEN
Eindrapport
QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET BOGERMANSCHOOL TE HOUTEN
rapportnr. 2014.1861 november 2014 In opdracht van: Rho adviseurs voor leefruimte Postbus 150 3000 AD ROTTERDAM Adviesbureau Mertens B.V. Bureau voor natuur, ruimtelijke ordening en ecotoxicologie Bezoekadres: Dr. Willem Dreeslaan 1 te Bennekom Postadres: Postbus 367, 6700 AJ te Wageningen
T: 0317-428694 M: 06-29458456 E: [email protected] I: www.adviesbureau-mertens.nl
© Adviesbureau Mertens BV, Wageningen, 2014. Deze rapportage mag zonder schriftelijke toestemming vrij worden vermenigvuldigd. De verzamelde data zijn alleen te gebruiken voor het hier geschetste onderzoek en mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ...............................................................................................................................................................2 1.1 INLEIDING.........................................................................................................................................................2 1.2 HET PLANGEBIED .............................................................................................................................................2 1.3 DE PLANNEN ....................................................................................................................................................4 1.4 DOELSTELLINGEN VAN HET ONDERZOEK..........................................................................................................4 1.5 OPBOUW RAPPORT ..........................................................................................................................................4
2. FLORA- EN FAUNAWET .......................................................................................................................................5 2.1 FLORA- EN FAUNAWET .....................................................................................................................................5 2.2 RODE LIJST ......................................................................................................................................................5
3. METHODE................................................................................................................................................................7
4. RESULTAAT INVENTARISATIE EN BEOORDELING ........................................................................................8 4.1 FLORA..............................................................................................................................................................8 4.2 VLEERMUIZEN ..................................................................................................................................................8 4.3 BROEDVOGELS ................................................................................................................................................9 4.4 OVERIGE ZOOGDIEREN ....................................................................................................................................9 4.5 AMFIBIEËN .......................................................................................................................................................9 4.6 VISSEN ............................................................................................................................................................9 4.7 REPTIELEN.......................................................................................................................................................9 4.8 OVERIGE..........................................................................................................................................................9
5. SAMENVATTENDE CONCLUSIE .......................................................................................................................10
GERAADPLEEGDE LITERATUUR .........................................................................................................................11
BIJLAGEN..................................................................................................................................................................12 1. EXACTE LIGGING ........................................................................................................................................13 2. BEGRIPPEN ..................................................................................................................................................14
Adviesbureau Mertens
1
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
1. INLEIDING 1.1 Inleiding Er is het voornemen voor de sloop van de Bogermanschool te Houten om ter plaatste nieuwbouw te realiseren. Het voorkomen van planten- en diersoorten die beschermd zijn vormt een te onderzoeken aspect omdat met de realisatie van de plannen effecten kunnen gaan ontstaan op deze soorten. Op grond hiervan is aan Adviesbureau Mertens B.V. uit Wageningen gevraagd om een verkennend veldonderzoek uit te voeren naar het voorkomen van wettelijk beschermde soorten en om bij het eventueel voorkomen hiervan, aan te geven hoe hiermee dient te worden omgegaan. In dit rapport worden de resultaten van deze verkenning gepresenteerd. 1.2 Het plangebied De Bogermanschool te Houten is gelegen op de noordwesthoek van de Koningin Wilhelminaweg en de Lobbendijk te Houten (zie figuur 1 voor de globale ligging en bijlage 1 voor de exacte ligging). Het plangebied betreft een enkel laags school met bijbehorend schoolplein en groenvoorziening. Ten tijde van onderhavig onderzoek werd de school tijdelijk bewoond. In figuur 2 wordt en foto-impressie gegeven van de situatie op 30 september 2014.
Figuur 1. Globale ligging van het plangebied van de Bogermanschool te Houten (rood).
Adviesbureau Mertens
2
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
Figuur 2. Aanzicht van het het plangebied van de Bogermanschool te Houten (september 2014).
Adviesbureau Mertens
3
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
1.3 De plannen De plannen bestaan uit de sloop van de school, het bouwrijp maken van het terrein en de realisatie van appartementen (zie figuur 3). Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
Figuur 3. Impressie van de plansituatie.
1.4 Doelstellingen van het onderzoek De doelstelling van het onderzoek is tweeledig. Enerzijds wordt inzichtelijk gemaakt welke wettelijk beschermde natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet op de locatie en in de directe omgeving te verwachten zijn. Anderzijds worden de consequenties van deze aanwezigheid voor de planontwikkeling weergegeven. Gelet op de opdracht genoemd in de inleiding en de doelstelling, is het van belang dat de volgende vragen worden beantwoord: 1. Welke wettelijk beschermde planten- en diersoorten komen mogelijk voor op of in de nabijheid van de het plangebied? 2. Welke verwachte wettelijk beschermde planten- en diersoorten ondervinden nadelen van de plansituatie? 3. Hoe dient te worden omgegaan met eventuele negatieve effecten van de plansituatie op wettelijk beschermde planten- en diersoorten? 1.5 Opbouw rapport Na een korte uitleg over de Flora- en faunawet (hoofdstuk 2) komen achtereenvolgens aan de orde: - De onderzoeksmethode (hoofdstuk 3). - Een beschrijving van de aanwezigheid van beschermde soorten (hoofdstuk 4). - Een beoordeling van de effecten op beschermde soorten (hoofdstuk 5). In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de gebruikte definities en afkortingen.
Adviesbureau Mertens
4
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
2. FLORA- EN FAUNAWET
2.1 Flora- en faunawet In de Flora- en faunawet zijn regels gegeven over de bescherming van de in het wild levende planten- en diersoorten, mede ter uitvoering van de soortbescherming in de Europese Richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Deze soortenbescherming van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn geïntegreerd in de Flora- en faunawet. Deze soortenbescherming houdt in dat handelingen zoals het doden, opzettelijk verontrusten, verstoren of vernietigen van vaste rust- en verblijfplaatsen, holen, nesten, eieren van dieren en het uitgraven, plukken en vernietigen van groeiplaatsen van planten verboden zijn. Een ruimtelijke ingreep kan gepaard gaan met negatieve effecten op planten en dieren. Om een ruimtelijk plan tot uitvoering te kunnen brengen die negatieve effecten heeft op beschermde soorten, is in een aantal gevallen een ontheffing van het Ministerie van Economische Zaken noodzakelijk. Om een dergelijke ontheffing te kunnen verkrijgen, moet aangetoond worden dat de voorgenomen ruimtelijke ingreep geen afbreuk zal doen aan de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten. Qua mate van bescherming kan onderscheid worden gemaakt in de volgende drie beschermingsregimes. Algemeen voorkomende soorten (categorie 1: lichte bescherming) Voor algemeen voorkomende soorten zoals haas, egel, veldmuis, bruine kikker of gewone pad geldt sinds begin 2005 een algemene vrijstelling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als zij worden geschaad op voorwaarde dat met deze soorten goed omgegaan wordt: zij mogen niet onnodig gedood of gewond worden en activiteiten dienen buiten de kritieke periode plaats te vinden. Minder algemeen voorkomende soorten (categorie 2: matige bescherming) Voor soorten die minder algemeen voorkomen als eekhoorn, steenmarter, levendbarende hagedis en diverse soorten orchideeën geldt dat een ontheffing vereist blijft bij ruimtelijke ingrepen die negatieve effecten voor deze soorten hebben. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden als wordt gewerkt volgens een door de Minister van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode. In zo’n gedragscode geeft een sector of initiatiefnemer zelf aan welke gedragslijnen men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Bij het hebben van een gedragscode voor de minder algemeen voorkomende soorten is alleen nog een ontheffing nodig voor werkzaamheden die niet conform de gedragscode worden uitgevoerd. Strikt beschermde soorten (categorie 3: strikte bescherming) Voor soorten die in bijlage IV van de Habitatrichtlijn staan, vanwege de Vogelrichtlijn te beschermen vogelsoorten en soorten die zijn opgenomen bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (o.a. ringslang, hazelworm, boommarter, das en waterspitsmuis) geldt dat een ontheffing alleen wordt verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat en er sprake is van een in of bij de wet genoemd belang.
2.2 Rode lijst De Rode lijst met bedreigde soorten is eind 2004 gepubliceerd in de Staatscourant en voor een deel in 2009 herzien. Aan de op deze lijst genoemde soorten komt bescherming toe voor zover zij vallen onder het beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Adviesbureau Mertens
5
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
Tussen de Flora- en faunawet en de Rode lijsten bestaat geen formele relatie. Alleen op basis van 'gunstige staat van instandhouding' kunnen bij beschermde Rode lijstsoorten "zwaardere" randvoorwaarden gelden ten aanzien van mitigerende en compenserende maatregelen dan voor algemene soorten. Zo zal het bij zeer algemeen voorkomende soorten die niet afnemen in aantal (geen Rode lijstsoort) relatief eenvoudig zijn om aan te tonen dat de "gunstige staat van instandhouding" niet in het geding komt. Voor soorten met een beperkt verspreidingsbeeld en die afnemen in aantal (soorten die wél op de Rode lijst staan) is een uitgebreide effectenstudie wenselijk. Voor deze soorten geldt namelijk de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats. Dit artikel is derhalve ook gericht op het voorkomen van doden en verwonden van algemene soorten.
Adviesbureau Mertens
6
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
3. METHODE Op dinsdag 30 september 2014 is een bezoek gebracht aan het plangebied van de Bogermanschool te Houten en de directe omgeving. Gedurende dit bezoek zijn de school en de directe omgeving beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Dit vond plaats aan de hand van aanwezige ecotopen en sporen. Er is daarnaast beperkt gebruik gemaakt van bestaande verspreidingsgegevens om het (potentieel) voorkomen van beschermde soorten te bepalen omdat deze via Waarneming.nl worden beheerd voor geheel Houten. Overige waarnemingen worden tevens bewaard voor een groot gebied, namelijk op kilometerniveau zoals weergegeven op www.telmee.nl. en op een nog groter schaalniveau in verspreidingsatlassen.
Adviesbureau Mertens
7
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
4. RESULTAAT INVENTARISATIE EN BEOORDELING 4.1 Flora Het plangebied van Bogermanschool te Houten is gedeeltelijk verhard. Een deel betreft intensief onderhouden tuin / cultuurgroen. Het voorkomen van beschermde plantensoorten in dit ecotoop kan worden uitgesloten. Gedurende het verkennend veldonderzoek op 30 september 2014 zijn dan ook geen (beschermde) plantensoorten vastgesteld. Ook werden geen planten op muren of in straatkolken aangetroffen. Op grond hiervan wordt het voorkomen van beschermde plantensoorten uitgesloten. 4.2 Vleermuizen Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen kan niet worden uitgesloten. In de school zijn er namelijk mogelijkheden voor kleine soorten vleermuizen (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis) om te verblijven in enkele spouwmuren die bereikt kunnen worden via beluchtingsgaten (zie figuur 4). Er kunnen kolonies en paarplaatsen van deze kleine soorten voorkomen. Voor grotere soorten zoals de laatvlieger is de spouwmuur niet bereikbaar omdat de beluchtingsgaten te klein zijn. Voor overwinteringsplaatsen is de school echter niet geschikt omdat de woningen daartoe te droog zijn (huidig gebruik woning) waardoor er te veel weersinvloeden van invloed zouden zijn op overwinterende vleermuizen.
Figuur 4. Potentiele verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen Bogermanschool te Houten. Adviesbureau Mertens
8
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
Aangezien kolonies kunnen voorkomen en de school rechtlijnig is kan het voorkomen van vliegroutes niet worden uitgesloten. Met de plannen wijzigt de bebouwing en daarmee de oriëntatiemogelijkheden. Effecten op vliegroutes kunnen derhalve niet worden uitgesloten. Het voorkomen van migratieroutes wordt uitgesloten omdat grootschalige landschapselementen zoals dijken en vaarten niet aansluiten op het plangebied van de Bogermanschool te Houten. Met de realisatie van de plannen zal het gebied van vorm veranderen. In de aanlegfase en daarna zal de hoeveelheid groen verminderd zijn. Dit groen kan van essentiële waarde zijn als foerageerplaats. Effecten op de foerageermogelijkheden kunnen derhalve niet worden uitgesloten. 4.3 Broedvogels Het voorkomen van broedvogels in de tuin / het cultuurgroen van de Bogermanschool te Houten is mogelijk. De school is echter ongeschikt om vogels te kunnen herbergen. Geschikte openingen voor bijvoorbeeld de gierzwaluw ontbreken. 4.4 Overige zoogdieren Gelet op de gedeeltelijke verharding van het plangebied (school) en de aanwezige ecotopen (tuin / cultuurgroen) wordt het voorkomen van overige beschermde zoogdieren niet aannemelijk geacht. Mogelijk bevindt zich in het de tuin / het cultuurgroen wel mol en huisspitsmuis. Voor deze soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet. 4.5 Amfibieën Als gevolg van de verharding en het ontbreken van oppervlaktewater ter plaatste van en in de omgeving van de voormalige school wordt het voorkomen van amfibieën uitgesloten. 4.6 Vissen Door het ontbreken van oppervlaktewater wordt het voorkomen van vissen uitgesloten. 4.7 Reptielen Gezien de huidige inrichting ten opzichte van de verspreiding van reptielen (zie Ravon.nl), de ligging en de aanwezige ecotopen (in stedelijk gebied) kan de aanwezigheid van reptielen worden uitgesloten. 4.8 Overige Gezien de huidige aanwezige ecotopen kan de aanwezigheid van beschermde geleedpotigen en mollusken (o.a. brede geelgerande waterroofkever en zeggekorfslak) worden uitgesloten.
Adviesbureau Mertens
9
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
5. SAMENVATTENDE CONCLUSIE Er zijn plannen voor de sloop van de Bogermanschool te Houten en nieuwbouw van appartementen. Deze activiteit zou kunnen samen gaan met effecten op planten- en diersoorten die beschermd zijn via de Floraen faunawet. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Er is vastgesteld dat er algemene kleine grondgebonden zoogdieren voorkomen. Voor deze soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet. Daarnaast komen er algemene broedvogels voor. In verband met het voorkomen van deze algemene broedvogels wordt aangeraden om te werken buiten het broedseizoen of op een manier dat de vogels niet tot broeden komen. Verder kan het voorkomen van vleermuizen in de spouwmuren van de school (gewone en ruige dwergvleermuis) niet worden uitgesloten. Mogelijk vliegen de vleermuizen ook in het gebied. Met de sloop van de school kan de verblijfplaats verloren gaan en bij de realisatie van de plannen kunnen vleermuizen worde gedesoriënteerd. Effecten op deze soortgroep kunnen dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden en of ontheffing Flora- en faunawet is vereist.
Adviesbureau Mertens
10
Wageningen
Quick scan Flora- en faunawet Bogermanschool te Houten. Eindrapport november 2014
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Literatuur Bink, F.A., 1992. Ecologische Atlas van de dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt en Co Uitgevers en Importeurs BV, Haarlem. Broekhuizen, S., Hoekstra, B., Laar. V. van, Smeenk, C., Thissen, J.B.M., 1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. KNNV 1-336. Cremers, R., Delft, J., 1999. De amfibieën en reptielen van Nederland. KNNV-Uitgeverij. EEG, 1979. Richtlijn 79/43/EEG inzake het behoud van de Vogelstand. Publicatieblad Europese Gemeenschap, nummer L. 103. EEG, 1992. Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van wilde flora en fauna. Publicatieblad van de Europese Gemeenschap, nummer L. 206/7. Gerstmeier, R., Romig, T., 1997. Zoetwatervissen van Europa, Tirion, Baarn, 1-368. Hustings, F., Vergeer, J.W., Eekelder, P., 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Nationaal Natuurhistorisch Museum Leiden, SOVON, Beek-Upbergen, 1-584. Limpens, H., Mostert, K., Bongers, W., 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. KNNV, Utrecht, 1260. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Dienst Regelingen, 2009a. Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep. Ministerie van ELI (Dienst Regelingen), Den Haag. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Dienst Regelingen, 2009b. Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Ministerie van ELI (Dienst Regelingen), Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 2004. Rode lijsten diverse soortgroepen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 2009. Rode lijsten diverse soortgroepen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1998. Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten en diersoorten (Flora en Faunawet). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 402, 1-37. SOVON, 1987. Atlas van de Nederlandse broedvogels. Nie, H.W. de, 1996. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. Media Publishing, Doetinchem, 1-151. Spikmans, F, Jong, T. de, 2006. Het waarnemen van zoetwatervissen, Nijmegen, 1-55.
Website www.ravon.nl www.waarneming.nl www.sovon.nl www.telmee.nl www.zoogdiervereniging.nl
Adviesbureau Mertens
11
Wageningen
BIJLAGEN
1. EXACTE LIGGING
2. BEGRIPPEN Baltsplaats
Plaats waar een vleermuis al roepend rondvliegt in de herfst en die doorgaans wordt verdedigd tegen andere mannetjes.
Foerageergebied
Een gebied waar een vleermuis of een groep van vleermuizen foerageert. Dat gebied wordt regelmatig bezocht door vleermuizen om in te foerageren en dat doorgaans meerdere foerageerplaatsen kent die langere tijd worden gebruikt.
Foerageerplaats
Plek (jachtplek) waar wordt gejaagd door vleermuizen. De plek kan in de directe omgeving van de kolonieplaats liggen maar ook kilometers verderop.
Kolonie
Groep vleermuizen (kleine groep mannetjes of meestal grotere groep vrouwtjes, soms gemengd (soorten, geslacht)) die in het voorjaar tot de herfst bijeen blijven. De groep kan zich vestigen in gebouwen (in spouwmuren of onder daklijsten e.d.) of bomen (spechtengaten, scheuren). Een groep vrouwelijke vleermuizen wordt ook wel aangeduid als een kraamkolonie. In zo'n groep worden jongen geboren en grootgebracht. Een kolonie maakt vaak gebruik van meerdere verblijfplaatsen die soms gelijktijdig worden gebruikt.
Migratieroute
Een vaste route van zomerverblijfplaats naar winterverblijfplaats en visa versa (zie ook vliegroute) of een route in een andere tijd; bijvoorbeeld tussen foerageerplaatsen.
Paarplaats
Territorium van territoriale mannetjes. Voor de ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis is dit doorgaans te vinden in boomholten. Voor de laatvlieger en de dwergvleermuis is dit te vinden in gebouwen. Voor de watervleermuis is dit te vinden in bomen en later, tegen de winter, zijn ze te vinden in overwinteringverblijven. Het mannetje vormt een harem met meerdere vrouwtjes. De paartijd valt in de herfst (uitgezonderd de grootoorvleermuis waarbij het in april valt (vroege voorjaar). De hier geschetste situatie van de paring wordt in dit rapport omschreven als “herfst situatie”.
Verblijfplaats
Een object (huis, boom, bunker, grot, kast en dergelijke) waarin een of meerdere vleermuizen verblijven (overdag of ’s winters permanent).
Vliegroute
Route die door vleermuizen elke avond wordt gebruikt om van de kolonieplaats naar foerageergebied te vliegen en visa vers (zie ook migratieroute). Vrouwtjes met jongen keren soms midden in de nacht terug om de jongen te zogen en gebruiken dan de route. Vliegroutes liggen over het algemeen langs lijnvormige (landschaps)elementen als bomenlanen, huizenrijen e.d. De functies zijn beschutting bij winderig en koud weer, oriëntatie in verband met de echolokatie-geluiden en het vinden van voedsel.
Voorbijvliegend
Vleermuizen die voorbijvliegen, niet via een vaste route. Het betreft meestal zwervers of trekkers.
Zwermen
Direct na het uitvliegen, naar vooral voor het invliegen bij een kolonie zwermt een deel van de kolonie rond de kolonieplaats. Zwermgedrag is derhalve een indicatie voor een eventuele kolonieplaats.
Winterverblijfplaats Een verblijfplaats waar in de winter een of meerdere vleermuizen in winterslaap (hybernation) gaan. Deze ruimte is doorgaans donker, heeft een hoge luchtvochtigheid en temperatuurwisselingen zijn nihil.
Zomerverblijfplaats Een verblijfplaats die gebruikt wordt door vleermuizen die niet in winterslaap zijn waarvan niet aangetoond is dat het een kraamverblijfplaats dan wel een paarverblijfplaats is. In sommige gevallen vormen bijvoorbeeld mannetjes kleine groepjes.
63
Bijlage6 Archeologischonderzoek
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
64
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
6500 voor Chr.
RAAP-NOTITIE 4563 (herziene eindversie) 3750 voor Chr.. 37
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten Gemeente Houten Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
2200 voor Chr.
700 voor Chr.
150 na Chr.
320 na Chr.
Ar c h e o l o g i sc h
Ad v i e sb u r e a u 250 na Chr.
1650 na Chr.
Colofon Opdrachtgever: gemeente Houten Titel: Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Status: herziene eindversie Datum: 13 februari 2013 Auteur: drs. S. Warning Projectcode: HOLO Bestandsnaam: NO4563_HOLO.doc Projectleider: drs. S. Warning Projectmedewerker: drs. R. Timmerman ARCHIS-vondstmeldingsnummers: 422226 ARCHIS-waarnemingsnummers: nog niet verleend ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 56839 Bewaarplaats documentatie: RAAP West-Nederland Autorisatie: drs. B. Jansen Bevoegd gezag: drs. B. Peters, gemeente Houten
ISSN: 0925-6369
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV W eesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail: [email protected]
1380 GB W eesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2014 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Samenvatting In opdracht van de gemeente Houten heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei 2013 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in plangebied Lobbendijk 16 in de gemeente Houten. De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie de huidige bebouwing te slopen en nieuwbouw te realiseren. Het onderzoek is nodig in het kader van een bestemmingsplanwijziging, aangezien naar verwachting eventueel aanwezige archeologische resten bij toekomstige graafwerkzaamheden in het gebied zullen worden verstoord. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is derhalve verplicht conform het vigerend gemeentelijk beleid. Zoals op basis van het bureauonderzoek reeds verwacht werd, bestaat de opbouw van de bodem in het plangebied uit oeverafzettingen op verlandingsafzettingen van de Jutphaasstroomgordel. Voor deze oeverafzettingen gold een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode IJzertijd t/m Middeleeuwen. Tijdens het karterend booronderzoek is de aan- of afwezigheid van archeologische indicatoren in kaart gebracht. In de oeverafzettingen is een fragmentje aardewerk aangetroffen en zijn enkele spikkels houtskool waargenomen. In de oeverafzettingen is geen cultuurlaag waargenomen. Het plangebied ligt waarschijnlijk in de periferie van een nederzettingsterrein en de kans dat er behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn, wordt dan ook klein geacht. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de kans dat door de geplande werkzaamheden archeologische resten worden verstoord zeer klein geacht. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Wel wordt aanbevolen om de geplande graafwerkzaamheden te laten begeleiden door amateurarcheologen. Op deze manier kunnen eventueel aanwezige archeologische resten gedocumenteerd worden. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Over dit advies kunt u contact op nemen met de bevoegde overheid, in deze de heer B. Peters, archeoloog van de gemeente Houten.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[3]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ....................................................................................................................... 4 Administratieve gegevens ....................................................................................................... 5 1
2
3
4
Inleiding ............................................................................................................................. 6 1.1
Aanleiding ...............................................................................................................................6
1.2
Ligging van het plangebied ......................................................................................................6
1.3
Planomschrijving .....................................................................................................................6
1.4
Doel- en vraagstelling ..............................................................................................................6
1.5
Kwaliteit ..................................................................................................................................7
Bureauonderzoek ............................................................................................................... 9 2.1
Methode ..................................................................................................................................9
2.2
Aardkundige situatie ................................................................................................................9
2.3
Bewoningsgeschiedenis ......................................................................................................... 10
2.4
Archeologie ........................................................................................................................... 11
2.5
Gespecificeerde archeologische verwachting .......................................................................... 12
Veldonderzoek ................................................................................................................. 13 3.1
Methode ................................................................................................................................ 13
3.2
Resultaten ............................................................................................................................. 13
3.3
Synthese ............................................................................................................................... 14
Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................... 15 4.1
Onderzoeksvragen ................................................................................................................. 15
4.2
Conclusies ............................................................................................................................ 16
4.3
Aanbevelingen ....................................................................................................................... 17
Literatuur .............................................................................................................................. 18 Gebruikte afkortingen ............................................................................................................ 19 Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen ............................................................................ 19 Bijlage 1. Boorbeschrijvingen ................................................................................................ 24
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[4]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Administratieve gegevens Projectcode
HOLO
ARCHIS Onderzoeksmelding
56839
Type onderzoek
bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Opdrachtgever
gemeente Houten
Contactpersoon
mevrouw A. Dietvorst
Onderzoekskader
bestemmingsplanwijziging
Locatie
plangebied Lobbendijk 16 Plaats
Houten
Gemeente
Houten
Provincie
Utrecht
Oppervlakte plangebied
circa 5.200 m²
Kaartblad
38F
Centrumcoördinaat
139.495/449.033
Bevoegde gezag
gemeente Houten
Contactpersoon
de heer B. Peters
Onderzoeksperiode
mei 2013
Afbakening onderzoeksgebied
tijdens het bureauonderzoek is het plangebied inclusief een zone van 500 m rondom het plangebied onderzocht; het karterend veldonderzoek is beperkt gebleven tot het plangebied
ARCHIS-vondstmelding
422226
ARCHIS-waarneming
nog niet verleend
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[5]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
1 Inleiding 1.1 Aanleiding In opdracht van de gemeente Houten heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei 2013 een archeologisch bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) karterende fase door middel van boringen uitgevoerd in plangebied Lobbendijk 16 in de gemeente Houten. De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie de bestaande bebouwing te slopen en nieuwbouw te realiseren, waarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig is. Op de archeologische beleidskaart van Houten ligt het plangebied in categorie 2. Het beleid voor deze 2
categorie schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 100 m en dieper dan 50 cm -Mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. De omvang van de bodemingrepen 2
bedraagt 5.200 m en de diepte van de ingrepen is nog onbekend. Het onderzoek is nodig aangezien naar verwachting eventueel aanwezige archeologische waarden bij toekomstige graafwerkzaamheden in het gebied zullen worden verstoord.
1.2 Ligging van het plangebied Het plangebied ligt tussen de Lobbedijk en de Gierst-Oord in de bebouwde kom van Houten (figuur 1). Op recente luchtfoto’s in Google Earth is het plangebied afgebeeld als school met schoolplein. Volgens de geraadpleegde topografische kaart en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN; http://www.ahn.nl/) bedraagt de huidige maaiveldhoogte in het plangebied ongeveer 2,5 m +NAP.
1.3 Planomschrijving De huidige bebouwing in het plangebied wordt gesloopt. In het plangebied wordt woningbouw gerealiseerd.
1.4 Doel- en vraagstelling De doelstelling van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied aan de hand van bestaande bronnen teneinde een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek is het toetsen en aanvullen van deze gespecificeerde verwachting. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies gegeven over de omgang met eventueel aanwezige archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden of archeologische resten. Onderzoeksvragen: 1. Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend?
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[6]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
2. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? 3. Zijn in het plangebied archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden of archeologische resten aanwezig die (mogelijk) bedreigd worden door de geplande inrichting? 4. Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen? 5. Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingsterreinen? 6. Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen? 7. Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan? 8. Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet?
1.5 Kwaliteit Het onderzoek is uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl). Voorafgaand aan het veldonderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld en ter goedkeuring aan de heer B. Peters van gemeente Houten voorgelegd. Dit PvA is goedgekeurd (dd. 17-052013). Voor de in deze notitie genoemde archeologische perioden wordt verwezen naar tabel 1. Daarnaast is achter in dit rapport een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[7]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Archeologische perioden Datering
Tijdperk
Nieuwste tijd (=Nieuwe tijd C) Nieuwe tijd
- 1795
B
- 1650
A
- 1500
Laat Vol
- 1050
Ottoons
Vroeg
Middeleeuwen
Karolingisch Merovingisch laat Merovingisch vroeg
Laat
Romeinse tijd
Midden Vroeg Laat
IJzertijd
Midden Vroeg Laat
Bronstijd
Midden
Prehistorie
Vroeg Laat
Neolithicum (Nieuwe Steentijd)
Midden Vroeg Laat
Mesolithicum (Midden Steentijd)
Midden Vroeg Laat
Paleolithicum (Oude Steentijd)
- 1250
Jong B Jong A Midden
- 900 - 725 - 525 - 450 - 270 - 70 na Chr. - 15 voor Chr. - 250 - 500 - 800 - 1100 - 1800 - 2000 - 2850 - 4200 - 4900/5300 - 6450 - 8640 - 9700 - 12.500 - 16.000 - 35.000 - 250.000
Oud tabel1_standaard_Archeologisch_RAAP_2010
Tabel 1. Archeologische tijdschaal.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[8]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
2 Bureauonderzoek 2.1 Methode Tijdens het bureauonderzoek wordt aan de hand van verschillende bronnen informatie verzameld om inzicht te krijgen in de genese van het landschap, de (lokale) opbouw van de bodem en de sporen die de mens in het landschap heeft achtergelaten. Om een indruk te krijgen over het voormalige landschap is onder andere gebruik gemaakt van verschillende geologische, geomorfologische en bodemkundige kaarten. Voor informatie over het reliëf in en rondom het plangebied is het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) geraadpleegd (www.ahn.nl). Om de bekende archeologische gegevens te inventariseren, zijn de beleidsadvieskaart van de gemeente Houten, de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Utrecht, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geraadpleegd. Om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van eventuele bebouwing en/of bodemverstoringen in het plangebied zijn onder andere historisch kaartmateriaal (www.watwaswaar.nl) en het Bodemloket (www.bodemloket.nl) geraadpleegd. Voor een volledig overzicht van de geraadpleegde bronnen wordt verwezen naar de literatuurlijst achter in dit rapport.
2.2 Aardkundige situatie Het plangebied bevindt zich in het centrale deel van het Utrechtse rivierengebied. De in het gebied actieve rivieren betreffen zogenaamde meanderende rivieren. Deze kenmerken zich door brede stroomgordels die zijn ontstaan als gevolg van het verplaatsen van de meanderbochten. Door dit proces vindt binnen de meandergordel voortdurend erosie en sedimentatie plaats. De bodemopbouw van een meandergordel bestaat uit oeverafzettingen (zandige klei of zavel) naar beneden toe overgaand in beddingzand. Binnen een meandergordel zijn doorgaans verschillende (kronkelwaard)geulen aanwezig. Naast het geleidelijk verplaatsen van meanderbochten kunnen binnen een meandergordel ook plotselinge verleggingen van een geul plaatsvinden. Doorgaans wordt hierbij de meanderhals afgesneden en vormt zich een nieuwe geul door de kronkelwaard. Het deel van de oorspronkelijke geul dat daarbij inactief raakt, blijft als een restgeul achter en zal in de loop van de tijd verlanden. Aan weerszijden van de meandergordel vormen zich oeverwallen. Deze ontstaan als gevolg van het proces van laterale selectie naar korrelgrootte. Het zwaardere sediment, zavel en zand, bezinkt het dichtst bij de geul. Verder van de geul af, in het komgebied, neemt de stroomsnelheid af en komt klei tot bezinking. Geo(morfo)logie Volgens de geologische kaart van Nederland bestaat de ondergrond van het plangebied uit geulafzettingen van de Formatie van Echteld (voorheen Formatie van Tiel) rustend op pleistocene afzettingen (RGD, 1966: code D0g). Geomorfologisch gezien ligt het plangebied in een zone met een oeverwal op bedding (Hessing & Klerks, 2007).
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[9]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Het plangebied bevindt zich op de Jutphaasstroomgordel met een begindatering van circa 2250 voor Chr. en een einddatering van circa 850 voor Chr. (Berendsen & Stouthamer, 2001). Volgens de geomorfogenetische kaart komt het beddingzand in het plangebied voor binnen 2,0 m -Mv (figuur 2: Berendsen, 1982: kaartcode Fs1). Binnen de Jutphaasstroomgordel zijn verschillende restgeulen bekend. Enkele restgeulen in de omgeving van het plangebied staan aangegeven op figuur 2 (blauw). Daarnaast staat mogelijk een oudere fase van de Jutphaasstroomgordel in verband met de Werkhovenstroomgordel (Berendsen, 1982). Bodem Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in de omgeving van het plangebied uit kalkloze poldervaaggronden en kalkhoudende ooivaaggronden, bestaande uit zavel en lichte klei (Stiboka, 1981: codes Rn67C en Rd90A). Poldervaaggronden en ooivaaggronden worden tot de riviergronden gerekend. Poldervaaggronden hebben een grijze, humusarme bovengrond. De naam is gekozen omdat veel van deze gronden in polders liggen. Ooivaaggronden hebben een weinig donker gekleurde bovengrond. De gronden zijn homogeen wat veroorzaakt wordt door een hoge ouderdom en de afwezigheid van ploegactiviteiten (De Bakker, 1966) Op de bodemkaart staat in de directe omgeving van het plangebied grondwatertrap VI aangegeven. Een grondwatertrap VI wijst erop dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen de 40 en 80 cm -Mv en de laagste grondwaterstand meer dan 120 cm -Mv bedraagt. Een dergelijk lage en variërende grondwaterstand betekend dat eventueel aanwezige organische archeologische resten (zoals hout en bot) tot 120 cm -Mv waarschijnlijk niet goed geconserveerd zullen zijn. Beneden de gemiddeld laagste grondwaterstand kunnen organische resten wel goed geconserveerd zijn. Anorganische archeologische resten kunnen daarentegen nog wel in goede staat in de bodem aanwezig zijn.
2.3 Bewoningsgeschiedenis (Cultuur)historische achtergrond Over de situatie in het plangebied voorafgaand aan de Middeleeuwen is naast de bovengenoemde aardkundige ontwikkelingen weinig bekend. Uit de wijdere omgeving is wel bekend dat in prehistorische perioden in de hoger gelegen gebiedsdelen, zoals de stroomruggen menselijke bewoning heeft plaatsgevonden. In de loop van de Middeleeuwen vonden in de omgeving van het plangebied ontginningen plaats. Vanuit Houten vormden de Loerikseweg, de Koedijk, de Wulfsedijk en de Odijkerweg de ontginningsassen (Blijdenstijn, 2005). Het raadplegen van de Atlas Leefomgeving en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur heeft geen relevante cultuurhistorische informatie opgeleverd (www.atlasleefomgeving.nl; http://www.provincie-utrecht.nl/loket/kaarten/geo/cultuurhistorie-0/).
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[10]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Historisch landgebruik Om inzicht te verkrijgen in het grondgebruik in het plangebied in de Nieuwe tijd biedt de analyse van historische kaarten een goede invalshoek. Op een reproductie van een kaart uit 1696 staat Houten aangegeven als een kerk met direct aangrenzend enkele huizen. Het plangebied ligt op deze kaart in het buitengebied (De Roy, 1973). Op historische kaarten uit de 19e eeuw is het plangebied onbebouwd. De kadastrale minuut uit de periode 1811-1832 en de topografische kaarten uit circa 1850 en 1900 laten in het gebied een identieke situatie zien. Vanaf de jaren 50 van de 20e eeuw is sprake van bebouwing in het plangebied (Wieberdink, 1989; www.watwaswaar.nl).
2.4 Archeologie Archeologische verwachting Volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart bevindt het plangebied zich in zone met een hoge archeologische verwachting. Deze verwachting is gebaseerd op de ligging van het plangebied op de Jutphaasstroomgordel (Hessing & Klerks, 2007). Volgens de IKAW geldt voor het plangebied een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze waardering is gebaseerd op de ligging van het plangebied op een stroomgordel (Deeben, 2008; zie ook www.cultureelerfgoed.nl). Bekende archeologische resten Op circa 100 m ten zuiden van het plangebied ligt de historische dorpskern van Houten (ARCHISmonumentnummer 12077; ARCHIS-waarnemingsnummers 30396, 43560, 43258, 26522, 26515 en 59448). Het betreft een terrein van hoge archeologische waarde. Ten westen van het plangebied (circa 100 m) ligt een terrein van zeer hoge archeologische waarde (ARCHIS-monumentnummer 2956). Op dit terrein zijn sporen van bewoning uit de Late IJzertijd tot circa de 2e eeuw na Chr. en uit de 11e tot 13e eeuw na Chr. aangetroffen. Circa 500 m ten zuidwesten van het plangebied ligt een terrein met een hoge archeologische waarde (figuur 1: ARCHIS-monumentnummer 11511). Ongeveer 450 m naar het westen ligt een tweede terrein van hoge archeologische waarde (ARCHIS-monumentnummer 11269). Beide monumenten zijn de restanten van een groter monument dat vanaf 1966 wettelijk werd beschermd. Delen van het grotere monument zijn in 1985-1987 door de ROB (nu Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) opgegraven vanwege de bouw van de wijk Tielandt en het sportcomplex De Stenen Poort (Van der Roest, 1988; ARCHIS Livelink). Voor zijn promotieonderzoek heeft Vos (2009) deze opgraving uitgewerkt. Tijdens het archeologisch onderzoek werd 7 ha opgegraven en werden resten uit de IJzertijd (vanaf de 5e eeuw voor Chr.) en Romeinse tijd gevonden. De resten uit de IJzertijd dateren vooral uit de periode kort voor het begin van de jaartelling. De Romeinse resten dateren uit de periode 70 tot 270 na Chr. (Van Es & Hessing, 1994). Uit de periode hierna zijn geen concrete bewoningssporen gevonden. De archeologische sporen liggen direct onder de bouwvoor en zijn deels hierin opgenomen. Door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is voor beide monumenten (figuur 1) in 2004 opnieuw onderzoek gedaan. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd vanwege het ontbreken van gegevens over de precieze aard, omvang en kwaliteit van
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[11]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
de veronderstelde bewoningsresten van de monumenten (ARCHIS, Livelink). Hierbij werden 19 boringen gezet en werd een veldkartering uitgevoerd. Tijdens het onderzoek in 2004 werden archeologische resten uit de IJzertijd en Romeinse tijd gevonden. Daarnaast zijn verspreid op de Jutphaasstroomgordel vondsten uit de periode Late IJzertijd tot en met Late Middeleeuwen bekend (figuur 1; ARCHIS-waarnemingsnummers 5937, 5942, 5964, 26513, 26573, 59380, 60169, 407131 en 411820). Ten westen van het plangebied is in 2007 een karterend booronderzoek gevolgd door een proefsleuvenonderzoek. Tijdens het proefsleuvenonderzoek is een restgeul van de Jutphaasstroomgordel aangetroffen. Deze restgeul is aan oostelijke zijde niet begrensd. In de restgeul is gedumpt afval uit de periode IJzertijd t/m Nieuwe tijd aangetroffen (Leijnse, 2007; Kruidhof & Warning, 2008; ARCHIS-waarnemingsnummers 410305 en 415256). In aanvulling op het bureauonderzoek is contact opgenomen met de heer Frederiks van de Archeologische Werkgroep "Leen de Keijzer" te Houten. Dit heeft geen aanvullende archeologische informatie opgeleverd.
2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting Gezien de ligging van het plangebied op de Jutphaasstroomgordel, de datering van deze stroomgordel en de reeds op deze stroomgordel aangetroffen archeologische resten geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode IJzertijd t/m Middeleeuwen. De archeologische resten bevinden zich gezien de geologische situatie waarschijnlijk direct onder de bouwvoor tot 2,0 m -Mv op en in de oeverafzettingen. Prospectiekenmerken Vindplaatsen uit de IJzertijd en Romeinse tijd bestaan naar verwachting uit nederzettingsterreinen die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van een cultuurlaag en een relatief hoge vondstdichtheid. Naar verwachting bevindt het potentiële archeologische niveau zich in de top van de oeverafzettingen. Dit niveau zal zich kenmerken door de aanwezigheid van een (cultuur)laag met daarin antropogene objecten als houtskool, bot, steen en artefacten (voornamelijk aardewerk). Ook middeleeuwse vindplaatsen zullen zich kenmerken door de aanwezigheid van een cultuurlaag en een relatief hoge vondstdichtheid. Nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Middeleeuwen zijn indien sprake is van een goed ontwikkelde cultuurlaag door middel van booronderzoek op te sporen.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[12]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
3 Veldonderzoek 3.1 Methode Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een booronderzoek karterende fase. Het karterend veldonderzoek had een tweeledig doel. Ten eerste diende het booronderzoek om inzicht te krijgen in de bodemkundige situatie in het plangebied, om daarmee de gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen. Ten tweede diende het karterend booronderzoek om eventuele archeologische resten op te sporen. Daartoe zijn 10 boringen verricht. De boringen zijn zo veel mogelijk in een grid van 20 bij 25 m gezet, maar waar nodig verplaatst in verband met de aanwezige bebouwing (figuur 4). Er is geboord tot maximaal 3,0 m -Mv met een Edelmanboor met een diameter van 10 cm en een gutsboor met een diameter van 3 cm. De boringen zijn lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) digitaal beschreven in het boorbeschrijvingssysteem van RAAP (Deborah 2; Bijlage 1). Alle boringen zijn ingemeten met behulp van een RTK-GPS (x-, yen z-waarden). Het opgeboorde materiaal is in het veld door middel van verbrokkeling en versnijding gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken).
3.2 Resultaten Bodemopbouw Tijdens het veldonderzoek is vanaf maaiveld een 35 tot 90 cm dik opgebracht of verstoord pakket aangetroffen. Dit pakket bestaat uit zowel zand als klei met zand- en kleibrokken. Dit pakket is ontstaan of aangelegd tijdens de bouw van de school en de aanleg van het schoolplein. Oeverafzettingen Onder de bouwvoor is blauwgrijze tot lichtgrijze, uiterst siltige tot sterk zandige, stevige klei aangetroffen. De klei is kalkloos en bevat ijzer- en mangaanvlekken. Naar beneden toe wordt de klei kalkrijk en zijn er zandlagen in waargenomen. Dit pakket is geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de Jutphaasstroomgordel. In negen boringen zijn in de oeverafzettingen één of meerdere (slecht) ontwikkelde laklagen aangetroffen (boringen 1 t/m 5 en 7 t/m 10). Een laklaag ontstaat tijdens een periode waarin sprake is van weinig tot geen sedimentatie. In deze periode kan een oever bewoonbaar zijn geweest. Verlandingsafzettingen Naar beneden toe gaan de oeverafzettingen geleidelijk over in grijze, matig stevige, uiterst siltige klei met enkele hout- riet- en plantenresten. De klei is kalkrijk en bevat enkele zandlagen. Dit zijn mogelijk verlandingsafzettingen van de Jutphaasstroomgordel. De top van deze afzettingen is tussen 2,45 en 3,0 m -Mv (0,24 m +NAP en 0,17 m -NAP) aangetroffen.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[13]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Archeologische indicatoren Tijdens het veldonderzoek is in boring 8 een fragment witbakkend, mogelijk ruwwandig aardewerk uit de Romeinse tijd aangetroffen. Dit aardewerk is aangetroffen in de oeverafzettingen van de Jutphaasstroomgordel tussen 0,9 en 1,0 m -Mv. In de boringen 3, 7 en 8 is een enkele spikkel houtskool in de oeverafzettingen waargenomen. De houtskoolspikkels in de boringen 7 en 8 zijn waargenomen in de top van de oeverafzettingen waarin ook enkele fragmentjes recent bouwpuin zijn waargenomen. Mogelijk zijn de houtskoolspikkels en het recente bouwpuin in deze boringen door bioturbatie in de oeverafzettingen terechtgekomen en vormen ze geen aanwijzing van een archeologische vindplaats. In de laklagen en in de verlandingsafzettingen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
boring
indicator
datering
omschrijving
diepte (cm -Mv)
3
houtskool
indet
enkele spikkel
200-215
7
houtskool
indet
enkele spikkel
45-75
8
aardewerk
Romeins
witbakkend, mogelijk ruwwandig
90-100
8
houtskool
indet
enkele spikkel
50-60
Tabel 2. Overzicht van de archeologische indicatoren, aangetroffen in het plangebied.
3.3 Synthese Uit het veldonderzoek blijkt dat in de ondergrond van het plangebied een restgeul van de Jutphaasstroomgordel ligt en niet, zoals op basis van het bureauonderzoek werd verwacht, beddingafzettingen. Op de restgeul is een 1,5 tot 2,5 m dik oeverpakket aangetroffen. Waarschijnlijk is dit de oostelijke oeverwal van de geul die in 2007 tijdens een proefsleuvenonderzoek is aangetroffen (Leijnse, 2007). Dit houdt in dat de onderliggende verlandingsafzettingen van een oudere restgeul zijn. In de oeverafzettingen zijn enkele spikkels houtskool en een fragmentje aardewerk waargenomen. De houtskoolspikkels in de boringen 7 en 8 zijn waargenomen in de top van de oeverafzettingen waar ook enkele fragmentjes recent bouwpuin in waargenomen is. Mogelijk zijn de houtskoolspikkels en het recente bouwpuin in deze boringen door bioturbatie in de oeverafzettingen terechtgekomen en vormen ze geen aanwijzing voor een archeologische vindplaats. De houtskoolspikkels in boring 3 zijn onverstoorde oeverafzettingen aangetroffen. Hoewel in de oeverafzettingen enkele archeologische indicatoren zijn aangetroffen (aardewerk en houtskool), zijn in het plangebied geen aanwijzingen voor een nederzettingsterrein aangetroffen. Dergelijke terreinen kenmerken zich doorgaans door een duidelijk herkenbare cultuurlaag met een relatief hoge vondstdichtheid. Daar is in het plangebied geen sprake van. Mogelijk ligt het plangebied in de periferie van een nederzettingsterrein of is sprake van een kortstondige bewoningssite of ander complextype. Tijdens het proefsleuvenonderzoek aan de Boekweit-Oord/Herenweg zijn destijds vondsten uit de Midden of Late IJzertijd in de restgeul aangetroffen (Leijnse, 2007). Er is toen geconcludeerd dat de bijbehorende nederzetting ten oosten van het plangebied moest liggen. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek wordt verwacht dat het nederzettingsterrein tussen beide plangebieden onder de appartementen aan het Gierst-Oord ligt.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[14]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Onderzoeksvragen In deze paragraaf worden de conclusies gegeven in de vorm van de antwoorden op de specifieke onderzoeksvragen (zie § 1.4). 1.
Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend? Uit het plangebied zelf zijn geen archeologische waarden bekend.
2.
Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? Tijdens het veldwerk is gebleken dat het plangebied op een restgeul van de Jutphaasstroomgordel ligt. De restgeul is afgedekt door een 1,5 tot 2,5 m dik oeverpakket.
3.
Zijn in het plangebied archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden of archeologische resten aanwezig die (mogelijk) bedreigd worden door de geplande inrichting? Ja: in de oeverafzettingen worden archeologische resten vanaf de IJzertijd verwacht. In boring 8 is in de oeverafzettingen een fragmentje aardewerk, mogelijk ruwwandig aardewerk uit de Romeinse tijd, aangetroffen.
4.
Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen? De top van de oeverafzettingen is tussen 0,35 en 0,9 m -Mv aangetroffen.
5.
Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingsterreinen? Hoewel in de oeverafzettingen enkele archeologische indicatoren zijn aangetroffen (aardewerk en houtskool), zijn in het plangebied geen aanwijzingen voor een nederzettingsterrein aangetroffen. Dergelijke terreinen kenmerken zich doorgaans door een duidelijk herkenbare cultuurlaag met een relatief hoge vondstdichtheid. Dat is in het plangebied niet het geval. Mogelijk ligt het plangebied in de periferie van een nederzettingsterrein of is sprake van een kortstondige bewoningssite of ander complextype en de kans dat er behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn wordt dan ook klein geacht.
6.
Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen? In boring 3 is in de onverstoorde oeverafzettingen een enkele spikkel houtskool aangetroffen. Het houtskool is tussen 2,0 en 2,15 m -Mv (0,62 en 0,47 m +NAP) waargenomen. De top van de oeverafzettingen is in deze boring op 0,5 m -Mv (2,12 m +NAP) aangetroffen. De oeverafzettingen zijn 2,2 m dik. Het aardewerk in boring 8 is aangetroffen tussen 0,9 en 1,0 m -Mv (1,79 en 1,69 m +NAP) in de oeverafzettingen. De top van de oeverafzettingen is in deze boring op 0,35 m -Mv (2,34 m +NAP) aangetroffen. De oeverafzettingen zijn 2,1 m dik. Hoe het kan dat een fragment
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[15]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Romeins aardewerk afdekt is door oeverafzettingen van de Jutphaasstroomgordel als de sedimentatie rond 1.000 voor Chr. stopt, is op basis van dit onderzoek niet duidelijk. Mogelijk is in het plangebied sprake van oeverafzettingen van een andere stroomgordel. 7.
Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan? Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
8.
Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet? Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Wel wordt aanbevolen om de geplande graafwerkzaamheden te laten begeleiden door amateurarcheologen. Op deze manier kunnen eventueel aanwezige archeologische resten gedocumenteerd worden.
4.2 Conclusies Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de kans dat er door de geplande werkzaamheden archeologische resten worden verstoord wordt zeer klein geacht. Zoals op basis van het bureauonderzoek reeds verwacht werd, bestaat de opbouw van de bodem in het plangebied uit oeverafzettingen op verlandingsafzettingen van de Jutphaasstroomgordel. Voor deze oeverafzettingen gold een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode IJzertijd t/m Middeleeuwen. Tijdens het karterend booronderzoek is de aan- of afwezigheid van archeologische indicatoren in kaart gebracht. In de oeverafzettingen is een fragmentje aardewerk aangetroffen en zijn enkele spikkels houtskool waargenomen. In de oeverafzettingen is geen cultuurlaag waargenomen. Het plangebied ligt waarschijnlijk in de periferie van een nederzettingsterrein en de kans dat er behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn, wordt dan ook klein geacht. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Wel wordt aanbevolen om de geplande graafwerkzaamheden te laten begeleiden door amateurarcheologen. Op deze manier kunnen eventueel aanwezige archeologische resten gedocumenteerd worden. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[16]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
4.3 Aanbevelingen Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Wel wordt aanbevolen om de geplande graafwerkzaamheden te laten begeleiden door amateurarcheologen. Op deze manier kunnen eventueel aanwezige archeologische resten gedocumenteerd worden. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Over dit advies kunt u contact op nemen met de bevoegde overheid, in deze de heer B. Peters, beleidsmedewerker van de gemeente Houten.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[17]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Literatuur Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem van bodemclassificatie voor Nederland. Boor en spade: verspreide bijdragen tot de kennis van de bodem van Nederland. Stiboka, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 1982. De genese van het landschap in het zuiden van de provincie Utrecht: een fysisch-geografische studie. Utrechtse Geografische Studies (UGS) 25. Utrecht. Berendsen, H. & E. Stouthamer, 2001. Palaeographic development of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands. Koninklijke Van Gorcum, Assen. Blijdenstijn, R., 2005. Tastbare tijd: cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Provincie Utrecht/PlanPlan, Amsterdam. Canaletto, 1973. Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht 1696. Uitgeversmaatschappij Canaletto, Alphen aan den Rijn. Deeben, J.H.C. (red.), 2008. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), derde generatie. Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (info: www.cultureelerfgoed.nl). Es, W.A. van, W.A.M. Hessing (red.), 1994. Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland: van Traiectum tot Dorestad (50 v.Chr.-950 na Chr.). Uitgeverij Matrijs/ROB, Utrecht/Amersfoort Hessing, W.A.M. & W. Klerks (red.), 2007. Toelichting op de archeologische en cultuurhistorische beleidskaarten voor het grondgebied van de gemeente Houten. Inventarisatie, onderbouwing en vertaling naar het ruimtelijk beleid. Vestigia-rapport V335. Vestigia B.V., Amersfoort. Kruidhof, C.N. & S. Warning, 2008. Plangebied Boekweit-Oord/Herenweg te Houten, gemeente Houten: archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-notitie 2552. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Leijnse, K., 2007. Plangebied Boekweit-oord/Herenweg, gemeente Houten: een archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven). RAAP-rapport 1542. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Roest, van der. J., 1988. Opgravingen in het uitbreidingsplan Tiellandt. Tussen Rijn en Lek. Tijdschrift voor de geschiedenis van het gebied tussen Kromme Rijn en Lek 22(3). Roy, B. de, 1973. Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht. Canaletto, Alphen aan den Rijn. Stiboka, 1981. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Kaartblad 38 Oost, Gorinchem. Stichting voor de Bodemkarterting, Wageningen. Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Vos, W.K., 2009. Bataafs platteland: het Romeinse nederzettingslandschap in het Nederlandse Kromme-Rijngebied. Nederlandse Archeologische Rapporten (NAR) 35.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[18]
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Wieberdink, G.L., 1989. Historische atlas Utrecht: chromotopografische kaart des Rijks, schaal 1:25.000. Robas Producties, Den Ilp.
Gebruikte afkortingen AHN
Actueel Hoogtebestand Nederland
AMK
Archeologische Monumenten Kaart
ARCHIS
ARCHeologisch Informatie Systeem
CHS
Cultuurhistorische Hoofd Structuur
IKAW
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
IVO(-P)
Inventariserend Veld Onderzoek (Proefsleuven)
KNA
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
-Mv
beneden maaiveld
NAP
Normaal Amsterdams Peil
PvA
Plan van Aanpak
PvE
Programma van Eisen
SIKB
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1.
De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).
Figuur 2.
Het plangebied op de geomorfogenetische kaart van Berendsen (1982).
Figuur 3.
Ligging van het plangebied (rode lijn) op de Topografische Militaire Kaart uit 1850 (bron: http://www.watwaswaar.nl).
Figuur 4.
Resultaten veldonderzoek.
Tabel 1.
Archeologische tijdschaal.
Tabel 2.
Overzicht van de archeologische indicatoren aangetroffen in het plangebied.
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[19]
139
140
450 449
449
415256 415256 415256 415256 415256 415256 410305 410305 410305 410305 410305 410305 59380 59380 59380 59380 59380 59380
450
8 8
26513 26513 26513 5942 5942 5942 26513 26513 43560 43560 43560 60169 5942 5942 5942 60169 43560 43560 60169 60169 60169 2956 2956 2956 43258 43258 43258 43258 407131 407131 407131 407131 407131 43258 59448 59448 59448 59448 26515 26515 26515 59448 26573 26573 26573 26515 26515 30396 30396 30396 30396 26515 411820 411820 411820 411820 411820 30396 12077 12077 5937 5937 12077 12077 5937 5937 5937 26522 26522 26522 12077 26528 26528 26528 26528 26528
11269 11269 11269 11269 11269 11269 5964 5964 5964 5964 5964 5964
448
448
© Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2013
11511 11511 11511 11511 11511 11511
139
140
Figuur 1. De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMKterreinen (blauw) geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).
6: 6.KRORBILJBJHRP
'LHQVWYRRUKHWNDGDVWHUHQGHRSHQEDUHUHJLVWHUV$SHOGRRUQ
P
legenda komafzettingen (klei)
geomorfologie (naar Berendsen, 1982) oever- op beddingafzettingen (< 1,2 m -Mv)
komafzettingen (veen)
oever- op beddingafzettingen (< 2,0 m -Mv)
bebouwd (geen informatie)
oever- op beddingafzettingen (> 2,0 m -Mv) restgeul
overig grens plangebied
oever- op komafzettingen
Figuur 2. Het plangebied op de geomorfogenetische kaart van Berendsen (1982).
'LHQVWYRRUKHWNDGDVWHUHQGHRSHQEDUHUHJLVWHUV$SHOGRRUQ
6:KRORBILJBKLVW
P
)LJXXU/LJJLQJYDQKHWSODQJELHGURGHOLMQ RSGH7RSRJUDILVFKH0LOLWDLUH.DDUWXLW
449100
139500
139550
Gierst Oord
5 449050
449050
449100
139450
4
3 2
1
8 7
6
10
449000
449000
9
Lob
ben
dijk
inaweg Koningin Wilhelm
0
10
20
30
40
m KA1/HOLO_fig4
139450
139500
legenda boring
overig zonder archeologische indicatoren met aardewerk met houtskool
12
boornummer
Figuur 4. Resultaten veldonderzoek.
grens plangebied
139550
50
Plangebied Lobbendijk 16 in Houten, gemeente Houten; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
RAAP-notitie 4563 / herziene eindversie, 13 februari 2013
[24]
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-1 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.444,69, Y: 449.043,26, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,55, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,55 m +NAP Lithologie: zand, kleiig, zwak humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: g2
10 cm -Mv / 2,45 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingrijs, kleibrokken, matig grof Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald)
30 cm -Mv / 2,25 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, zwak grindig, bruingrijs, stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: enkele spikkel houtskool
35 cm -Mv / 2,20 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, zwak grindig, bruingrijs, stevig, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: enkele spikkel houtskool
60 cm -Mv / 1,95 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, blauwgrijs, stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: verstikt
90 cm -Mv / 1,65 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, matig stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
110 cm -Mv / 1,45 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, matig stevig, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
120 cm -Mv / 1,35 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, bruingrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe- en Mn-vlekken
150 cm -Mv / 1,05 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, bruingrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: slecht ontwikkeld
160 cm -Mv / 0,95 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, lichtbruingrijs, enkele zandlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
190 cm -Mv / 0,65 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, enkele zandlagen, matig stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe- en Mn-vlekken
210 cm -Mv / 0,45 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, enkele zandlagen, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe- en Mn-vlekken
225 cm -Mv / 0,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, enkele zandlagen, matig stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
250 cm -Mv / 0,05 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, grijs, veel dunne zandlagen, matig stevig, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
285 cm -Mv / 0,30 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, sterk humeus, bruingrijs, veel dunne zandlagen, matig stevig, veel hout, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
325 cm -Mv / 0,70 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele zandlagen, matig stevig, spoor hout en riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
350 cm -Mv / 0,95 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele zandlagen, matig slap, schelpfragment zoet water, spoor hout en riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
390 cm -Mv / 1,35 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, sterk humeus, grijs, enkele zandlagen, matig slap, schelpfragment zoet water, spoor hout en riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,45 m -NAP
1
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-2 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.465,88, Y: 449.045,33, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,71, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,71 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, grijs Bodemkundig: interpretatie: niet benoemd Opmerking: tegel
5 cm -Mv / 2,66 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
30 cm -Mv / 2,41 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, bruingrijs, zandbrokken, matig fijn, spoor plantenresten Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond
70 cm -Mv / 2,01 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, grijs, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: verstikt
100 cm -Mv / 1,71 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, grijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: verstikt
150 cm -Mv / 1,21 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, zwak humeus, grijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
160 cm -Mv / 1,11 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, bruingrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, enkele Fe-vlekken
170 cm -Mv / 1,01 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, zwak humeus, lichtbruingrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties
220 cm -Mv / 0,51 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, lichtbruingrijs, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
250 cm -Mv / 0,21 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, grijs, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
260 cm -Mv / 0,11 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, sterk humeus, bruingrijs, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
310 cm -Mv / 0,39 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, grijs, matig grof, kalkrijk, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
320 cm -Mv / 0,49 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
350 cm -Mv / 0,79 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, bruingrijs, schelpengruis, spoor hout, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
370 cm -Mv / 0,99 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele detrituslagen, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,29 m -NAP
2
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-3 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.485,35, Y: 449.050,50, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,62, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,62 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn, spoor wortelresten Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
45 cm -Mv / 2,17 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, bruingrijs, zandbrokken, matig fijn, spoor wortelresten Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
50 cm -Mv / 2,12 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, blauwgrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: verstikt
90 cm -Mv / 1,72 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, grijs, stevig, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: verstikt
105 cm -Mv / 1,57 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, lichtbruingrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
145 cm -Mv / 1,17 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, donkerbruingrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, enkele Fe- en Mn-vlekken Opmerking: slecht ontw
150 cm -Mv / 1,12 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe-concreties
160 cm -Mv / 1,02 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, donkergrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, Fe-concreties
180 cm -Mv / 0,82 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, enkele siltlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe- en Mn-vlekken
200 cm -Mv / 0,62 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, bruingrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe- en Mn-vlekken Archeologie: enkele spikkel houtskool
215 cm -Mv / 0,47 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, bruingrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties
240 cm -Mv / 0,22 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, bruingrijs, enkele zandlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties
260 cm -Mv / 0,02 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele zandlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
270 cm -Mv / 0,08 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, sterk humeus, donkergrijs, enkele zandlagen, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
310 cm -Mv / 0,48 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele detrituslagen, matig slap, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,38 m -NAP
3
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-4 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.503,71, Y: 449.051,77, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,84, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,84 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, grijs Bodemkundig: interpretatie: niet benoemd Opmerking: tegel
5 cm -Mv / 2,79 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, donkergeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
80 cm -Mv / 2,04 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, blauwgrijs Opmerking: verstikt
100 cm -Mv / 1,84 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, lichtblauwgrijs, schelpengruis, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties Opmerking: verstikt
110 cm -Mv / 1,74 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, kleiig, lichtblauwgrijs, enkele kleilagen, matig fijn, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken
130 cm -Mv / 1,54 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties
150 cm -Mv / 1,34 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, bruingrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, Fe- en Mn-concreties
170 cm -Mv / 1,14 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties
200 cm -Mv / 0,84 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, lichtgrijs, enkele klei- en zandlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
260 cm -Mv / 0,24 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
270 cm -Mv / 0,14 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, sterk humeus, donkergrijs, matig stevig, weinig plantenresten, kalkloos, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
300 cm -Mv / 0,16 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele dikke humuslagen, matig stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
345 cm -Mv / 0,61 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, veel dunne humuslagen, matig stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 380 cm -Mv / 0,96 m -NAP
4
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-5 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.536,83, Y: 449.060,89, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,46, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,46 m +NAP Lithologie: klei, zwak zandig, lichtbruingrijs Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond
50 cm -Mv / 1,96 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, lichtbruingrijs, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties
90 cm -Mv / 1,56 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
120 cm -Mv / 1,26 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, donkergrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, enkele Fe-vlekken
145 cm -Mv / 1,01 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
165 cm -Mv / 0,81 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
180 cm -Mv / 0,66 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
195 cm -Mv / 0,51 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, sterk humeus, donkergrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, enkele Fe-vlekken
205 cm -Mv / 0,41 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe-concreties
230 cm -Mv / 0,16 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtgrijs, matig fijn, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
275 cm -Mv / 0,29 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig slap, spoor riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
300 cm -Mv / 0,54 m -NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtgrijs, enkele kleilagen, matig fijn, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
340 cm -Mv / 0,94 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, veel dikke humuslagen, matig slap, spoor riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,54 m -NAP
5
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-6 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.451,61, Y: 449.026,99, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,78, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,78 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, rood Bodemkundig: interpretatie: niet benoemd Opmerking: klinker
10 cm -Mv / 2,68 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
20 cm -Mv / 2,58 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, grijs, matig fijn, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: interpretatie: verstoord Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald)
90 cm -Mv / 1,88 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, blauwgrijs, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: verstikt
125 cm -Mv / 1,53 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, lichtgrijs, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
160 cm -Mv / 1,18 m +NAP Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
210 cm -Mv / 0,68 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
220 cm -Mv / 0,58 m +NAP Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
245 cm -Mv / 0,33 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
260 cm -Mv / 0,18 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, grijs, enkele dikke detrituslagen, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
300 cm -Mv / 0,22 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig stevig, veel riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
365 cm -Mv / 0,87 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig stevig, schelpengruis, veel riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,22 m -NAP
boring: HOLO-7 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.489,61, Y: 449.027,85, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,96, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,96 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, grijs Bodemkundig: interpretatie: niet benoemd Opmerking: tegel
5 cm -Mv / 2,91 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
15 cm -Mv / 2,81 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, matig grindig, bruingrijs, zand- en kleibrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
45 cm -Mv / 2,51 m +NAP Lithologie: klei, zwak zandig, lichtblauwgrijs, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
75 cm -Mv / 2,21 m +NAP Lithologie: klei, zwak zandig, lichtblauwgrijs, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
130 cm -Mv / 1,66 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtbruingrijs, stevig, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
200 cm -Mv / 0,96 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, lichtbruingrijs, stevig, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
230 cm -Mv / 0,66 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, stevig, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
240 cm -Mv / 0,56 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, sterk humeus, donkergrijs, stevig, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
265 cm -Mv / 0,31 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, veel dunne zandlagen, stevig, schelpengruis, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
300 cm -Mv / 0,04 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele humuslagen, stevig, schelpengruis, spoor hout en riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
370 cm -Mv / 0,74 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, veel dunne humuslagen, stevig, schelpengruis, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,04 m -NAP
6
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-8 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.543,70, Y: 449.034,70, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,69, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,69 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
25 cm -Mv / 2,44 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, sterk grindig, grijs Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald)
35 cm -Mv / 2,34 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, blauwgrijs, spoor plantenresten, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Opmerking: verstikt
50 cm -Mv / 2,19 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, blauwgrijs, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: verstikt
60 cm -Mv / 2,09 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, grijs, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
70 cm -Mv / 1,99 m +NAP Lithologie: klei, zwak zandig, grijs, stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
90 cm -Mv / 1,79 m +NAP Lithologie: klei, zwak zandig, grijs, stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken Archeologie: enkel fragment aardewerk
100 cm -Mv / 1,69 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
150 cm -Mv / 1,19 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, stevig, spoor plantenresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
175 cm -Mv / 0,94 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, lichtgrijs, veel dunne kleilagen, stevig, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
195 cm -Mv / 0,74 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, stevig, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
205 cm -Mv / 0,64 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, stevig, spoor plantenresten, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
210 cm -Mv / 0,59 m +NAP Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, donkergrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont
230 cm -Mv / 0,39 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, enkele kleilagen, stevig, matig fijn, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, volledig gereduceerd
245 cm -Mv / 0,24 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig slap, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, volledig gereduceerd
290 cm -Mv / 0,21 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele zandlagen, matig slap, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
325 cm -Mv / 0,56 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, veel dunne zandlagen, matig slap, spoor hout, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
370 cm -Mv / 1,01 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, veel dunne detrituslagen, matig slap, schelpengruis, spoor hout, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,31 m -NAP
7
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-9 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.468,43, Y: 449.010,56, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,83, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,83 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
10 cm -Mv / 2,73 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald)
60 cm -Mv / 2,23 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, lichtbruingrijs, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
75 cm -Mv / 2,08 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, lichtbruingrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe- en Mn-vlekken Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
140 cm -Mv / 1,43 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, zwak humeus, grijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
195 cm -Mv / 0,88 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, lichtbruingrijs, enkele dikke zandlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
240 cm -Mv / 0,43 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, donkergrijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, enkele Fe-vlekken
270 cm -Mv / 0,13 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, matig zandig, lichtgrijs, enkele zandlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
280 cm -Mv / 0,03 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
300 cm -Mv / 0,17 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, grijs, matig slap, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
320 cm -Mv / 0,37 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, matig slap, spoor riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
370 cm -Mv / 0,87 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele humuslagen, matig slap, spoor riet, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,17 m -NAP
8
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
boring: HOLO-10 beschrijver: RT/SW, datum: 23-5-2013, X: 139.531,59, Y: 449.015,58, precisie locatie: 1 cm, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38F, hoogte: 2,79, precisie hoogte: 1 cm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: Edelman-10 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: overige (cultuur), vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Utrecht, gemeente: Houten, plaatsnaam: Houten, opdrachtgever: Gemeente Houten, uitvoerder: RAAP West
0 cm -Mv / 2,79 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
30 cm -Mv / 2,49 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, zwak humeus, bruingrijs, weinig wortelresten Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
45 cm -Mv / 2,34 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, zwak humeus, lichtbruingrijs, stevig, weinig wortelresten, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
90 cm -Mv / 1,89 m +NAP Lithologie: klei, sterk zandig, zwak humeus, lichtbruingrijs, matig stevig, weinig wortelresten, kalkconcreties, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
120 cm -Mv / 1,59 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: Fe- en Mn-concreties
135 cm -Mv / 1,44 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, grijs, stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, veel Fe-vlekken
155 cm -Mv / 1,24 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
205 cm -Mv / 0,74 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, donkergrijs, matig stevig, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: laklaag/vegetatie-horizont, enkele Fe-vlekken
230 cm -Mv / 0,49 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: oeverafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: veel Fe-vlekken
255 cm -Mv / 0,24 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
280 cm -Mv / 0,01 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele zandlagen, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd Opmerking: hv
300 cm -Mv / 0,21 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, grijs, enkele zandlagen, matig stevig, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
360 cm -Mv / 0,81 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, matig humeus, donkergrijs, veel dunne detrituslagen, matig stevig, veel hout, kalkrijk, interpretatie: verlandingsafzettingen (restgeul) Litho-stratigrafie: Formatie van Echteld Bodemkundig: volledig gereduceerd
Einde boring op 400 cm -Mv / 1,21 m -NAP
9
65
Bijlage7 Notainspraakenoverleg
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
66
Rhoadviseursvoorleefruimte
032100.19329.00
Voorontwerpbestemmingsplan Herontwikkeling hoek Lobbendijk/Koningin Wilhelminaweg (oude locatie Bogermanschool)
Nota vooroverleg en inspraak Hoofdstuk 1: Reacties artikel 3.1.1 Bro Hoofdstuk 2: Inspraakreacties Hoofdstuk 3: Lijst ambtelijke wijzigingen Hoofdstuk 4: Totaal overzicht alle wijzigingen
1
Inleiding Deze nota bevat de gemeentelijke reactie op de reacties uit het wettelijke vooroverleg en de inspraak die in het kader van het bestemmingsplan Herontwikkeling hoek Lobbendijk/Koningin Wilhelminaweg (oude locatie Bogermanschool) zijn binnengekomen. Er zijn in totaal 2 reacties in het kader van het wettelijk vooroverleg ontvangen en 5 ontvankelijke inspraakreacties. Al deze reacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. In het kader van een zorgvuldige voorbereiding zijn omwonenden en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun mening over het voorontwerp kenbaar te maken. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van donderdag 11 december 2014 tot en met woensdag 21 januari 2015. Gedurende deze periode was het mogelijk een mondelinge of schriftelijke reactie in te dienen. Op woensdag 17 december 2014 was er een inloopavond georganiseerd door de gemeente. Allereerst worden de reacties die zijn binnengekomen in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg in deze nota samengevat en beantwoord (hoofdstuk 1). Bij elke gemeentelijke reactie is aangegeven in welke mate de opmerkingen hebben geleid tot wijzigingen in het bestemmingsplan. Vervolgens worden de inspraakreacties die zijn ingediend op een gelijke wijze behandeld (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 zijn een aantal ambtelijke wijzigingen aangegeven die worden doorgevoerd ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan. Tot slot worden in hoofdstuk 4 alle wijzigingen naar aanleiding van vooroverleg, inspraak en ambtelijk in een overzicht opgesomd.
2
Hoofdstuk 1: Reacties artikel 3.1.1 Bro De volgende instanties/ bedrijven hebben een reactie gegeven in het kader van het vooroverleg: 1. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden; 2. Veiligheidsregio Utrecht. Artikel 3.1.1 reactie 1. HDSR HDSR heeft de digitale watertoets doorlopen en op basis daarvan is geconcludeerd dat het (bouw)plan geen groot effect heeft op water (geen groot waterbelang). Daarom wordt positief geadviseerd over het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan. 2. Veiligheidsregio Utrecht Vastgesteld is dat alle relevante zaken ten aanzien van externe veiligheid meegenomen zijn in het voorontwerpbestemmingsplan. Binnen het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig waarvoor een verantwoordingsplicht geldt van het groepsrisico. Er is derhalve geen aanleiding om te adviseren voor het opnemen van eventuele aanvullende maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid of de voorbereiding op de rampenbestrijding.
Gemeentelijke reactie Er wordt kennis genomen van de reactie.
Er wordt kennis genomen van de reactie.
3
Hoofdstuk 2: Inspraakreacties Gedurende de periode van terinzagelegging zijn er 5 inspraakreacties ingediend en daarmee ontvankelijk: -
Indiener 1, Gierst-oord 9; Indiener 2, Linzen-oord 20; Indiener 3, Linzen-oord 6; Indiener 4, Lobbendijk 31; Indiener 5, Herenweg 17.
De reacties zijn hieronder achtereenvolgend samengevat en voorzien van een gemeentelijk antwoord. Inspraakreactie Indiener 1, Gierst-oord 9 Verzocht wordt dat de hoofdtoegang van Woonstede aan het Gierst-oord per auto bereikbaar blijft voor taxi’s, brandweer en dergelijke.
Gemeentelijke reactie Woonstede is bereikbaar via twee ingangen, namelijk de hoofdingang aan het Gierst-oord en een zijtoegang aan het Linzen-oord (voormalige hoofdingang). Viveste onderzoekt de mogelijkheden om de hoofdingang (weer) naar het Linzen-oord te verplaatsen. De huidige hoofdingang wordt dan een secundaire ingang. Uitgangspunt is dat Woonstede goed bereikbaar blijft voor hulpdiensten en taxi's en dergelijke. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat een bestemmingsplan niet regelt waar een (hoofd)ingang van een gebouw zich moet bevinden.
Verzocht wordt dat er ter vervanging van de circa 12 parkeerplaatsen weer 12 plaatsen terugkomen speciaal voor de bewoners van Woonstede omdat veel ouderen die daar wonen slecht er been zijn.
Ten behoeve van de ontwikkeling worden er 14 parkeerplaatsen ter plaatse van het Gierst-oord opgeheven. Deze parkeerplaatsen worden één op één gecompenseerd rondom de huidige locatie, 9 hiervan komen terug aan die zijde. Het betreffen openbare parkeerplaatsen (net als in de huidige situatie) en deze zullen niet specifiek bestemd worden voor bewoners van Woonstede. In de huidige situatie is dit ook niet het geval. De parkeerplaatsen komen iets verder weg te liggen van de ingang. Uit parkeertellingen (zie ook figuur 4.4 in de toelichting van het bestemmingsplan) blijkt echter dat deze parkeerplaatsen nooit volledig bezet zijn. Dichterbij de ingang van Woonstede liggen aan het Linzen-oord eveneens parkeerplaatsen. Ook deze parkeerplaatsen zijn nooit volledig bezet. Hierdoor zijn er in een directe omgeving van de ingang van Woonstede verschillende parkeerplaatsen beschikbaar. De gemeente acht de afstand van de ingangen tot deze parkeerplaatsen acceptabel. Indien het noodzakelijk is dat men een parkeerplaats dicht bij huis nodig heeft, kan hiervoor een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats bij de gemeente worden ingediend. 4
Indiener 2, Linzen-oord 20 Onttrekken van de parkeerplaatsen Gierst-oord betekent dat er geparkeerd gaat worden op het Linzen-oord (op en/of langs trottoir). Linzen-oord is geen brede straat, wel doorgaand met spelende kinderen en ouderen met rollators. Mogelijkheid: Linzen-oord 18-28 (even nummers) een eigen oprit krijgen op gemeentegrond (nu trottoir en grasveld).
Ten behoeve van de ontwikkeling worden er 14 parkeerplaatsen ter plaatse van het Gierst-oord opgeheven. Deze parkeerplaatsen worden één op één gecompenseerd rondom de huidige locatie, 9 hiervan komen terug aan die zijde. Het betreffen openbare parkeerplaatsen (net als in de huidige situatie). De parkeerplaatsen komen iets verder weg te liggen van de ingang. Uit parkeertellingen (zie ook figuur 4.4 in de toelichting van het bestemmingsplan) blijkt echter dat deze parkeerplaatsen nooit volledig bezet zijn. Dichterbij de ingang van Woonstede liggen aan het Linzen-oord eveneens parkeerplaatsen. Ook deze parkeerplaatsen zijn nooit volledig bezet. Hierdoor zijn er in een directe omgeving van de ingang van Woonstede verschillende parkeerplaatsen beschikbaar. De gemeente acht de afstand van de ingangen tot deze parkeerplaatsen acceptabel. Er is onderzoek verricht naar de benodigde parkeerbehoefte voor de nieuwe ontwikkeling. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt hoe groot de parkeerbehoefte van de ontwikkeling is. Onderdeel van de ontwikkeling is de bouw van een stallingsgarage waar 48 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Om na te gaan of er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn om de resterende parkeerbehoefte van de ontwikkeling te faciliteren zijn er parkeertellingen gehouden. Met behulp van deze tellingen is de restcapaciteit in beeld gebracht. De conclusie is dat het parkeeraanbod (nieuw te realiseren in stallingsgarage en restcapaciteit in de omgeving) altijd voldoende capaciteit biedt om te voorzien in de parkeerbehoefte van de ontwikkeling. Zoals ook in paragraaf 4.1 in de toelichting van het bestemmingsplan is opgenomen, is de verwachting dat ten hoogste 82% van de parkeerplaatsen (bestaand en nieuw) na realisatie van de ontwikkeling is bezet. Er is derhalve geen aanleiding om te verwachten dat er een tekort is aan parkeerplaatsen en om eigen parkeerplaatsen aan Linzen-oord 18-28 (even nummers) te realiseren op gemeentelijk eigendom. Het ligt niet in de verwachting dat op of langs het trottoir wordt geparkeerd.
Indiener 3, Linzen-oord 6 Gevraagd wordt hoe de parkeerdruk wordt ondervangen bij sluiting van het Gierst-oord en wat de bereikbaarheid wordt voor de hulpdiensten naar de hoofdingang van het Gierst-oord.
Woonstede is bereikbaar via twee ingangen, namelijk de hoofdingang aan het Gierst-oord en een zijtoegang aan het Linzen-oord (voormalige hoofdingang). Viveste onderzoekt de mogelijkheden om de hoofdingang (weer) naar het Linzen-oord te verplaatsen. De huidige hoofdingang wordt een secundaire ingang. 5
Uitgangspunt is dat Woonstede goed bereikbaar blijft voor hulpdiensten en taxi's en dergelijke. Ten aanzien van de parkeerdruk kan het volgende worden opgemerkt. Er is onderzoek verricht naar de benodigde parkeerbehoefte voor de ontwikkeling. Hiermee is inzichtelijk gemaakt hoe groot de parkeerbehoefte is van de ontwikkeling. Onderdeel van de ontwikkeling is de bouw van een stallingsgarage waar 48 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In de directe omgeving (aan het Gierst-oord) komen door de ontwikkeling 14 parkeerplaatsen te vervallen. Deze worden één op één gecompenseerd rondom de herontwikkelingslocatie. Om na te gaan of er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn om de resterende parkeerbehoefte van de ontwikkeling te faciliteren zijn er parkeertellingen gehouden. Met behulp van deze tellingen is de restcapaciteit in beeld gebracht. De conclusie is dat het parkeeraanbod (nieuw te realiseren in stallingsgarage en restcapaciteit in de omgeving) altijd voldoende capaciteit biedt om te voorzien in de parkeerbehoefte van de ontwikkeling. In paragraaf 4.1 van het bestemmingsplan staat dit gedetailleerder uitgewerkt. Hieruit blijkt dat ten hoogste 82% van de parkeerplaatsen in de omgeving bezet zullen zijn na de realisatie van de ontwikkeling. Indiener 4, Lobbendijk 31 Niet duidelijk is hoe in het bestemmingsplan gewaarborgd wordt dat er daadwerkelijk op het perceel bomen van voldoende omvang en wasdom (minimaal 25 jaar oud), welke passen bij de karakteristiek van het Oude Dorp. En de instandhouding daarvan. Reclamant uit zijn zorg dat de toekomstige eigenaren/VVE onvoldoende zorg dragen omtrent de verzorging van de beschoeiing e.d.. Daarnaast wil reclamant dat omwonenden voldoende mogelijkheden hebben voor inspraak omtrent het uiteindelijke ontwerp van de beplanting.
Op basis van het beleid bijzondere bomen van de gemeente (vastgesteld in oktober 2011) is geregeld in combinatie met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) dat er sprake is van een herplantplicht voor bomen die voorkomen op de lijst bijzondere bomen. Bij het herplanten moet gestreefd worden naar een zo veel mogelijk identieke boom qua soort en grootte, waarbij een minimale maat van 20-25 cm gehanteerd wordt. Dit wordt naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld door het college. Voor de realisatie van het gebouw worden geen bomen die op de lijst “bomen met bijzondere waarde” staan gekapt. De ontwikkelaar zal voldoen aan de herplantplicht van de 2 reeds gekapte bomen die wel op de lijst stonden (dit is als voorwaarde opgenomen in de verleende kapvergunning). De bomen zijn gekapt in verband met kastanjebloedingsziekte/veiligheid. De ontwikkelaar heeft aangegeven dat omwonenden tezamen met toekomstige bewoners mee kunnen praten omtrent het uiteindelijke ontwerp van de beplanting. Dit zal plaatsvinden zodra de nieuwe bewoners bekend 6
zijn. De verzorging van de beschoeiing e.d. betreft een eigen verantwoordelijkheid van de toekomstige bewoners zelf en zal niet via de gemeente gereguleerd worden. Een dergelijke ontwikkeling lag niet in de lijn der verwachting bij de eigenaren van de omliggende woningen. Een dergelijke bouwmassa is namelijk niet passend binnen het geldende bestemmingsplan. Er is geen regeling opgenomen omtrent nadeelcompensatie of iets dergelijks.
In het huidige bestemmingsplan (Oude Dorp) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het mogelijk is om de bestemming Maatschappelijk te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - Aaneengebouwd', 'Wonen - Gestapeld', 'Wonen - Twee-aaneen', 'Wonen - Vrijstaand' en 'Tuin - Voortuin'. Bij deze wijzigingsbevoegdheid is sprake van eenzelfde bouwmassa (artikel 12.3.2 bestemmingsplan Oude Dorp). De maximale hoogte van 12 meter die in de wijzigingsbevoegdheid staat opgenomen blijft gehandhaafd. Dit betekent dus dat de bouwmassa en de hoogte in lijn ligt met het huidige bestemmingsplan, in tegenstelling tot hetgeen indiener betoogt. Reden waarom er nu een apart bestemmingsplan wordt gemaakt en geen wijzigingsplan (aan de hand van de wijzigingsbevoegdheid) is dat de ontwikkeling niet geheel past binnen de eerder genoemde wijzigingsbevoegdheid omdat de ontwikkelingslocatie wat groter is en deels buiten het plangebied van het bestemmingsplan Oude Dorp valt. Dit komt omdat naast de bebouwing zelf ook het omliggende terrein met dit nieuwe bestemmingsplan wordt meegenomen. Daarnaast voorziet de wijzigingsbevoegdheid niet in een combinatie van de bestemming wonen en maatschappelijk. Er is naar oordeel van de gemeente geen reden om een regeling op te nemen omtrent nadeelcompensatie of iets dergelijks. De ontwikkeling is in lijn met het bestemmingsplan, de ontwikkeling past goed in de omgeving en de gemeente is van mening dat de ruimtelijke impact voor omwonenden aanvaardbaar is.
Er is niet opgenomen dat er sprake is van de aanwezigheid van de dierensoort Erinaceus Europaeus op het perceel en hoe de gemeente met de aanwezigheid hiervan omgaat. De soort betreft een beschermde diersoort op grond van de Flora en Faunawet.
De egel (Erinaceus Europaeus) is inderdaad beschermd volgens de Flora- en faunawet. Dat de egel soms in het plangebied voorkomt is niet vreemd en dat hij bij de inventarisatie niet aangetroffen is logisch omdat de egel vooral een nachtactief dier is en behoorlijke afstanden af kan leggen (zo’n 500 meter t/m 3 kilometer per nacht). De egel is qua beschermingsregime opgenomen in tabel 1 van de Flora- en Faunawet. Bij projecten op het vlak van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt een algehele vrijstelling voor soorten uit tabel 1 volgens AmvB artikel 75 van de Flora en Faunawet. Uiteraard geldt ook met betrekking van de egel de wettelijke zorgplicht. Mocht er tijdens de werkzaamheden een egel (of 7
andere niet strikt beschermde diersoorten) aangetroffen worden, dan zullen deze zorgvuldig behandeld worden en op een geschikte plaats weer uitgezet worden. Indiener 5, Herenweg 17 Gezien de voorgeschiedenis en mijn reeds eerder ingediende reacties namens reclamant zelf en het POBB inzake de voorgenomen ontwikkeling, ontbreekt het nu aan voldoende tijd om met een passende reactie te komen. In de volgende fase (ontwerpbestemmingsplan) zal er een zienswijze komen.
Er wordt kennis genomen van de reactie.
8
Hoofdstuk 3: Lijst ambtelijke wijzigingen Ambtelijk worden de volgende wijzigingen doorgevoerd: -
Ondergeschikte tekstuele aanpassingen in de toelichting.
9
Hoofdstuk 4: Totaal overzicht alle wijzigingen Naar aanleiding van de reacties uit het wettelijk vooroverleg zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: x Geen wijzigingen. Naar aanleiding van de inspraakreacties zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: x Geen wijzigingen. Ambtelijk worden de volgende wijzigingen doorgevoerd: x Ondergeschikte tekstuele aanpassingen in de toelichting.
10
Regels
68
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
Inhoud van de regels
69
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
71
Artikel 1
Begripsbepaling
71
Artikel 2
Wijze van meten
74
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
75
Artikel 3
Tuin
75
Artikel 4
Wonen ‐ Gestapeld
76
Artikel 5
Waarde ‐ Archeologie 2
78
Hoofdstuk 3
Algemene regels
81
Artikel 6
Antidubbeltelregel
81
Artikel 7
Algemene regels
81
Artikel 8
Algemene gebruiksregels
81
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
82
Artikel 10
Algemene wijzigingsregels
82
Hoofdstuk 4
Overgangs‐ en slotregels
83
Artikel 11
Overgangsrecht bouwwerken
83
Artikel 12
Overgangsrecht gebruik
83
Artikel 13
Slotregel
83
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
70
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
71
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begripsbepaling
1.1 plan het bestemmingsplan 'Herontwikkeling hoek Lobbendijk/Koningin Wilhelminaweg (oude locatie Bogermanschool)' met identificatienummer 'NL.IMRO.0321.0390BOGERMAN‐VSBP' van de gemeente Houten. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels (en bijlagen) als vervat in het GML‐ bestand NL.IMRO.0321.0390BOGERMAN‐OWBP met bijbehorende regels (en bijlagen). 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 aaneengebouwd bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd. 1.6 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.7 bebouwingspercentage een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel (dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak) dat is of mag worden bebouwd. 1.8 beroep of bedrijf aan huis beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan het voeren van een: 1. horecabedrijf; 2. prostitutiebedrijf; 3. detailhandelvestiging, met uitzondering van een webwinkel en/of verkoop van behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling. 1.9 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
72
1.10 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.11 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand bouwwerk met een dak. 1.12 bijbehorende ondergeschikte horeca horeca ten dienste van de hoofdfunctie en die daarbij eveneens voorziet in een behoefte van omliggende andere functies, waarbij de hoofdfunctie in overwegende mate haar functie behoudt en de horeca een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de hoofdfunctie verenigbaar is. 1.13 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.14 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.15 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.16 bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel. 1.17 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten. 1.18 bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.19 bijgebouw een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als ondergeschikt aan het hoofdgebouw valt aan te merken. 1.20 carport een dakconstructie, vrijstaand, zonder eigen wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. 1.21 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps‐ of bedrijfsactiviteit. 1.22 eerste bouwlaag de bouwlaag op de begane grond. 1.23 erfbebouwing bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
73
1.24 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.25 peil a. niveau van het maaiveld; of b. voor zover blijkt uit de betreffende bestemmingsregeling. 1.26 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.27 prostitutiebedrijf prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé‐huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen. 1.28 woning een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden, niet zijnde een woonschip of ‐ark. 1.29 zendmast een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie ten behoeve van (tele)communicatie. 1.30 wonen het bewonen van een zelfstandige woonruimte.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
74
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Meetmethode a. de lengte, breedte en diepte van bouwwerken: tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten; b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de (fictieve) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een gebouw of van een overig bouwwerk; f. onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn. 2.2 Uitzonderingen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel‐ en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw‐, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
75
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen, erven en verhardingen; b. inritten en ontsluiting ten behoeve van parkeren; c. parkeervoorzieningen; d. berg‐ en stallingsruimte; e. nutsvoorzieningen; f. ondergrondse afvalcontainers; g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen a. het gezamenlijk oppervlak van gebouwen ten behoeve van berg‐ en stallingsruimte bedraagt ten hoogste 50 m² met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1' is een half verdiepte stallingsgarage met bijbehorende ontsluitingsweg toegestaan, het oppervlak telt niet mee met het gestelde onder a. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regels: a. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 m. 3.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor (permanente) buitenopslag van goederen en materialen.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
76
Artikel 4
Wonen ‐ Gestapeld
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen ‐ Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. een gezamenlijke ontmoetingsruimte met bijbehorende voorzieningen, waaronder bijbehorende ondergeschikte horeca; c. een (ondergrondse) stallingsgarage; d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens een gemeenschappelijke ruimte voor het belijden van religie; e. beroepen en bedrijven aan huis; f. tuinen, erven en verhardingen; met daaraan ondergeschikt: g. groen‐ en speelvoorzieningen; h. nutsvoorzieningen; i. verkeer en verblijf; j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 4.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: 4.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. woningen worden gestapeld gebouwd; c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 48; d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m. 4.2.2 Ondergronds bouwen Ten aanzien van ondergrond bouwen gelden de volgende regels: a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²; c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil; d. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. 4.3 Specifieke gebruiksregels 4.3.1 Beroep‐ en bedrijf‐aan‐huis Voor de uitoefening van beroepen‐ en bedrijven‐aan‐huis gelden de volgende regels: a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden; b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang; c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van: 1. behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling; 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
d. e. f.
77
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; ieder beroep‐ of bedrijf‐aan‐huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving; ieder beroep‐ of bedrijf‐aan‐huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid; er zijn maximaal twee beroepen‐ en/of bedrijven‐aan‐huis toegestaan per woning.
g. 4.3.2 horeca a. zelfstandige horeca is niet toegestaan.
4.4 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met: a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing; b. een goede verkeerskundige inpassing; c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden; d. een goede hydrologische inpassing; e. een goede sociale veiligheid; f. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
78
Artikel 5
Waarde ‐ Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde ‐ Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. 5.2 Bouwregels a. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen op gronden die zijn aangewezen als ‘Waarde – Archeologie 2’ legt een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld; b. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat: 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften; c. In de situatie als bedoeld in sub b onder 2 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (insitu‐behoud), of; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. d. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 500 m2; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; 4. een gedeelte van een perceel dat gelegen is binnen een kabels‐ en leidingenstroken. 5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden 5.3.1 Werken en werkzaamheden In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in 5.3.2 is het verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte van 500 m2 of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren: a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; c. het egaliseren van gronden; d. het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 m;
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
e.
f. g.
79
het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe‐ of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels; het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 0,5 m onder peil; het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder peil.
5.3.2 Uitzonderingen Van het vereiste van omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.1 zijn uitgezonderd: a. werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen; b. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan; c. werken en werkzaamheden welke toezien op de vervanging, vernieuwing of verandering van kabels en leidingen binnen bestaande leidingtrace's. 5.3.3 Toelaatbaarheid De omgevingsvergunning als bedoeld in 21.3.1 kan slechts worden verleend indien: a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat: 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of 3. de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad. c. burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie. 5.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak: a. naar ligging wordt verschoven, danwel; b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, danwel; c. van de verbeelding wordt verwijderd; d. alvorens over de wijziging te besluiten wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij een deskundige inzake archeologie; voor zover de uit archeologisch onderzoek geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, daartoe aanleiding geeft.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
80
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
81
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7
Algemene regels
7.1 Overige regels Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald.
Artikel 8
Algemene gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven. 8.2 Parkeren a. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate te worden gerealiseerd en gehandhaafd, waarbij binnen het plangebied ten minste 63 parkeerplaatsen in stand gehouden moeten worden. b. Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, mits: 1. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; 2. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
82
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
9.1 Maten en bouwgrenzen Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 9.2 Overige afwijkingsregels Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels: a. ten aanzien van de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, en hierbij toestaan dat de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
Artikel 10 a.
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: 1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; 2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; 3. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00
83
Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels
Artikel 11 a.
b.
c.
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 12 a. b.
c.
d.
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 13
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Herontwikkeling hoek Lobbendijk/Koningin Wilhelminaweg (oude locatie Bogermanschool).
Rho adviseurs voor leefruimte
032100.19329.00