Koning Alfred en het Saksische verleden: Engelse nationale mythes
Werkstuk voor "Vorming van Volkeren" Docent: Mayke de Jong November 2003 Marian Hellema
[email protected] Dit stuk wordt verspreid onder de Creative Commons Licentie CC-BY-NC. Zie http://creativecommons.org/licenses/by-nc/4.0/
Inhoudsopgave Inleiding................................................................................................................................. 3 1. Alfred en de 'antiquaries'....................................................................................................5 2. Alfred en het Normandische Juk.......................................................................................6 3. Alfred en de 'Whig interpretation of history'.....................................................................8 4. Alfred en de wereldheerschappij van het superieure Engelse ras....................................10 Conclusie...............................................................................................................................11 Literatuur.............................................................................................................................. 12
2
Inleiding In 1849 herdachten de Britten de duizendste geboortedag van Koning Alfred. In zijn geboorteplaats Wantage werd een optocht met gezang gehouden, er werd een herdenkingsmedaille uitgebracht en er werden plannen gemaakt voor een herdenkingsmonument1. Ter verhoging van de feestvreugde verscheen er een nieuw tijdschrift met de titel The Anglo-Saxon2. Koning Alfred genoot een grote faam als de grondlegger van het glorieuze Britse imperium, dat regelrecht voortkwam uit het Angelsaksische verleden. Het nieuwe tijdschrift bezong Koning Alfred en de superioriteit van het Angelsaksische ras: Stretch forth! stretch forth! from the south to the north, From the east to the west, - stretch forth! stretch forth! Strengthen thy stakes and lengthen thy cords, The world is a tent for the world's true lords! Break forth and spread over every place The world is a world for the Saxon race3. In dit citaat wordt het verre Saksische verleden in direct verband gebracht met het eigentijdse imperialisme van de Britse natie. De Amerikaanse historicus Patrick Geary heeft dergelijke nationale mythes aan de kaak gesteld in zijn boek The myth of nations. Hij analyseert hierin hoe de negentiende-eeuwse geschiedschrijving samenging met nationalisme: historici gingen op zoek naar het nationale verleden en zagen een continuïteit tussen hun eigen natie en de vroegmiddeleeuwse volken uit de volksverhuizingsperiode. Zo konden de Duitsers gelijk worden gesteld aan de Germanen, de Fransen aan de Franken enzovoort. Met name het Duitse nationalisme gebruikte dit vervolgens om aanspraak te maken op alle gebieden waar ze 'oorspronkelijk' vandaan kwamen, dat wil zeggen waar Germanen gewoond hadden4. In de hoofdmoot van zijn boek betoogt Geary dat dergelijke claims niet terecht zijn door te beschrijven dat etniciteit in de vroege middeleeuwen een proces van voortdurende verandering en aanpassing was. Geary's boek maakt deel uit van een levendig debat onder historici over etnogenese: etnische identiteit in de vroege middeleeuwen. In dit stuk zal de nationale cultus rondom Koning Alfred en het Saksische verleden worden onderzocht. Deze cultus had zijn hoogtepunt in de negentiende eeuw, maar de nationale mythes begonnen al in de zestiende eeuw. Het gaat er hier niet om de mythes te ontzenuwen en zo de 'echte' Alfred of de 'echte' Saksen te ontdekken, maar het gaat om de 1
Simon Keynes, "The cult of King Alfred the Great", Anglo-Saxon England 28 (1999) 225-356, aldaar 344. 2 Hugh A. MacDougall, Racial Myth in English History. Trojans, Teutons, and Anglo-Saxons (Montreal etc. 1982) 97. 3 The Anglo-Saxon III (1850) 8-9; II A 466. Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 97. 4 Patrick J. Geary, The myth of nations. The medieval origins of Europe (Princeton 2002) 15-40. 3
mythes zelf: hoe er in latere eeuwen tegen Alfred en het Saksische verleden werd aangekeken en hoe dit samenhing met eigentijdse ontwikkelingen. Met andere woorden: hoe koning Alfred en de Saksische tijd steeds zijn gebruikt om de Engelse identiteit te ondersteunen. De verschuivende beelden over Alfred en zijn tijd blijken zich te laten lezen als de Engelse geschiedenis in een notendop.
4
1. Alfred en de 'antiquaries' De mythevorming rondom Koning Alfred begon al tijdens zijn leven, in Life of King Alfred door Asser en in andere geschriften uit de negende eeuw 5. In deze bronnen wordt beschreven hoe Alfred de Vikingen bedwong, hoe de andere Angelsaksische koninkrijken zich aan hem onderwierpen, hoe hij nieuwe wetten uitvaardigde, hoe hij het leger hervormde, schepen liet bouwen en verdedigingswerken liet aanleggen en hoe hij een groepje geleerden om zich heen verzamelde en vertalingen maakte van enkele belangrijke Latijnse werken 6. In de eeuwen daarna werd Alfred niet vergeten, maar hij werd zeker niet als de belangrijkste Engelse koning beschouwd. Die rol was lange tijd weggelegd voor met name Arthur of Edward the Confessor. Wel werden er elementen aan het verhaal van Alfred toegevoegd, uitvergroot en keer op keer herhaald. Zo verwierf Alfred zijn reputatie als wijs en geleerd vorst, als de koning onder wie voor het eerst heel Engeland een eenheid vormde, als de architect van de bestuurlijke indeling van shires, hundreds en tithings, als de grondlegger van de Common Law en als de oprichter van de University of Oxford 7. Al deze elementen kwamen al voor in het beeld van Alfred van vóór de zestiende eeuw, maar ze vormden nog geen nationale mythe. In de zestiende eeuw herleefde de belangstelling voor het Angelsaksische verleden en daarmee kreeg Alfred eveneens meer aandacht. Dit hing samen met de Reformatie, toen de Engelse kerk op zoek ging naar haar wortels, onafhankelijk van Rome. De zuivere kerk was in deze opvatting de kerk van vóór de Roomse dominantie, vrij van allerlei valse Roomse gebruiken en doctrines, zoals het celibaat, de pauselijke suprematie, de Latijnse liturgie en de transsubstantiatie. Het verval van de kerk was vooral veroorzaakt door de hervormingen van paus Gregorius in de elfde eeuw en de Roomse autoriteit werd in Engeland ondersteund door de Normandische heersers, aldus de zestiende-eeuwse hervormers. Zij streefden een terugkeer naar de zuivere kerk na en kregen daarom belangstelling voor de wortels van die kerk in de Angelsaksische periode. Men veronderstelde een continuïteit tussen de zuivere kerk van de Reformatie en de oorspronkelijke Angelsaksische kerk. 8. Er ontstond een soort nationale mythe rondom de Saksische cultuur, die was verdrongen door de verderfelijke Rooms-Normandisch-Franse cultuur. Ter ondersteuning van deze visie gingen oorspronkelijke bronteksten uit de Angelsaksische periode een rol spelen 9. Er werd 5
Voor de eigentijdse bronnen over Alfred, zie bijvoorbeeld de vertalingen van Simon Keynes en Michael Lapidge eds., Alfred the Great. Asser's Life of King Alfred and other contemporary sources (Londen 1983). Over Assers Life of King Alfred verschijnen regelmatig theorieën dat dit werk pas na Alfreds leven in de elfde eeuw zou zijn verschenen. De meeste historici houden het echter voor een negende eeuwse tekst; zie bijvoorbeeld Janet L. Nelson, "Review Article: Waiting for Alfred", Early Medieval Europe 7 (1998) 115-124, een boekbespreking van Alfred P. Smyth, King Alfred the Great. 6 Keynes en Lapidge eds., Alfred the Great 18-44. 7 Keynes, "Cult of King Alfred" 228-238. 8 MacDougall, Racial Myth 32-37. 9 MacDougall, Racial Myth 38-41; Keynes, "Cult of King Alfred", 239-241. 5
een aantal Angelsaksische bronteksten uitgegeven, waaronder Assers Life of King Alfred, de vertalingen van Alfreds eigen hand, de Anglo-Saxon Chronicles en Angelsaksische wetsteksten. Koning Alfred werd één van de symbolen van de Engelse identiteit en van de continuïteit met het Angelsaksische verleden. Hij werd voorgesteld als een legendarische koning en bezat "godly and excellent virtues, joined with a public and tender care, and a zealous study for the common peace and tranquillity or the weal public" 10. Een andere brontekst die werd uitgegeven was de History of Crowland, een tekst die uit de elfde eeuw zou zijn en waaruit bleek dat Alfred degene was die wetten en orde onder de Engelsen had gebracht en in feite de Engelse constitutie had ingevoerd. Deze tekst speelde een grote rol in de vestiging van Alfreds reputatie in de zeventiende en achttiende eeuw, maar bleek later een vervalsing11. In 1586 werd de Society of Antiquaries opgericht, een groep geleerden die het AngelSaksiche element in het Engelse verleden bestudeerde. Hun belangstelling voor het Angelsaksische verleden was niet meer alleen religieus, maar vooral ook politiek en constitutioneel. De antiquaries werden sterk geïnspireerd door Duitse humanisten die aan het begin van de zestiende eeuw op zoek waren naar het glorieuze Duitse verleden. Dit vonden zij in de Teutoonse volken, die zij als superieur zagen omdat ze hun volk en hun taal zuiver hadden weten te houden. Tacitus' beeld van de dappere Germanen tegenover de gedegenereerde Romeinen werd omarmd. Toen de Engelse belangstelling voor het Angelsaksische verleden aan het einde van de zestiende eeuw meer politiek werd, begon de verwantschap van het Engels-Saksische volk met het Duits-Germaanse volk een belangrijker thema te worden en daarmee ook de superioriteit van het Engelse volk12. Zo schreef William Camden in zijn geschiedschrijving Britannia over de glorieuze overwinning die de dappere Saksen op de oorspronkelijke bevolking van Engeland hadden behaald: "All the conquered (…) yielded and became one nation with them, and embraced their laws, name, and language; for, besides England, the English-Saxons possessed themselves of the greatest part of Scotland". De Engelse natie en taal waren van Germaanse oorsprong: "This English tongue is extracted, as the nations, from the Germans, the most glorious of all now extant in Europe for their morall, and martiall vertues, and preserving the liberty entire"13.
2. Alfred en het Normandische Juk In zeventiende eeuw werd het Angelsaksische verleden verder gepolitiseerd en ingezet als argument in de strijd tussen koning en parlement. Het parlement verzette zich tegen te veel 10
John Foxe, Actes and Monuments (ook bekend als The Book of Martyrs, 1563, heruitgave 1841) 250. Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 37. 11 Keynes, "Cult of King Alfred" 242. 12 MacDougall, Racial Myth 42-48. 13 William Camden, Britannia xxix, 82-86; William Camden, Remaines Concerning Britain (1657) 2021, 12, 18, 13. Beide geciteerd in MacDougall, Racial Myth 46. 6
macht van de koning en eiste zelf meer zeggenschap op. Om dat kracht bij te zetten, werd de continuïteit met het Angelsaksische verleden benadrukt. De koning zou met zijn optreden de oude rechten van het parlement schenden. Het parlement werd gezien als een regelrechte voortzetting van de Saksische witenagemot, waarin het Saksische volk beslissingen nam en waaraan de koning ondergeschikt was. Saksische koningen zouden zijn gekozen door hun volk en zouden slechts een beperkte macht hebben gehad. De vrijheden van het Saksische volk zouden zijn gegarandeerd en de Saksische koning zou zich onder de wet hebben gesteld en zou bij zijn verkiezing hebben gezworen dat hij zijn volk zou leiden volgens het christelijke geloof, zonder onderscheid tussen personen14. Koning Alfred speelde in deze argumentatie een belangrijke rol. Hij had al eerder de naam gekregen de bestuurlijke indeling van shires, hundreds en tithings te hebben ingevoerd. Nu zag men hem ook als de oorsprong van de Common Law, het parlement, de juryrechtspraak en het frankpledge systeem. Ook zou hij hebben ingesteld dat het parlement tweemaal per jaar bijeen kwam. In samenhang met de belangstelling voor de Angel-Saksiche taal en teksten groeide ook Alfreds faam als vertaler, geleerde en wijsgeer15. Grappig genoeg gebruikte niet alleen de parlementaire partij Alfred als ondersteuning van de eigen opvatting, maar ook de koningsgezinde partij. Zo werd Alfred voorgesteld als de verpersoonlijking van het constitutioneel koningschap, als model voor christelijke vorsten, als goede wetgever en bestuurder en als zodanig een regelrechte voorloper van Charles I. Alfred kreeg ook de naam de eerste koning te zijn die een eenheid van Engeland had gemaakt en ook hier werden parallellen met Charles I getrokken. De koningsgezinde John Spelman schreef rond 1640 een werk over Alfred, waarin hij hem beschrijft als soeverein over het hele land, heerser over een vrij volk, grondlegger van de instituties van juryrechtspraak en van de Common Law, verspreider van kennis en geleerdheid, niet onderdanig aan Rome en regerend naar het advies van zijn raad. Voor de goede verstaander was het niet moeilijk om uit deze beschrijving de goede raad voor kroonprins Charles te destilleren, aan wie het werk was opgedragen16. Tijdens en na de burgeroorlog (1642-1649) groeide de nieuwe nationale mythe van de Engelse vrijheden en de Angelsaksische wortels daarvan. Het thema van de Germaanse afkomst en de zuiverheid van het Engelse ras bleef aandacht trekken. Het meest pregnant gebeurde dat door John Hare: "our Progenitors that transplanted themselves from Germany hither, did not commixe themselves with the ancient inhabitants of the Countrey (…) but totally expelling them, thereby preserving their blood, lawes, and language incorrupted" 17. De 14
MacDougall, Racial Myth 50, 55-58. Keynes, "Cult of King Alfred" 246-248; MacDougall, Racial Myth 58. 16 Keynes, "Cult of King Alfred" 252-256. 17 John Hare, St. Edward's Ghost: or, Anti-Normanisme etc. (1647) 13-14. Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 60. 15
7
nobele Saksische natie was volgens Hare echter aangetast door de Normandische verovering. Om de Engelse trots te herstellen moesten alle Normandisch-Franse wetten en gebruiken worden uitgebannen18. Hiermee sloot Hare aan bij het idee van het "Normandische Juk": na de Normandische verovering waren de oude Engelse vrijheden onderdrukt en zuchtte het volk onder het Normandische Juk van koninklijke tirannie en feodalisme 19.
3. Alfred en de 'Whig interpretation of history' Na de Glorious Revolution in 1688 hadden de Whigs de overhand in de Engelse politiek. Hun politieke standpunten werden ondersteund door een visie op het verleden die bekend staat als de 'Whig interpretation of history'. In deze interpretatie zijn veel elementen terug te vinden van eerdere opvattingen over het Angelsaksische verleden, maar in de nieuwe politieke context kregen ze een hernieuwde lading. Nog steeds stond de continuïteit met het verleden voorop. Er liep een regelrechte lijn van de Saksen die hun koning kozen naar de Engelsen die hun koning verjoegen in 1688. Het parlement was een directe voortzetting van de Saksische witenagemot en hield de oude Germaanse vrijheden in stand. De Saksische instituties waren werkelijk constitutioneel geweest; zo schreef Viscount Bolingbroke in 1747: "The Principles of the Saxon Commonwealth were therefore very democratical" 20. Door de Normandische tirannie waren de oude vrijheden onderdrukt, maar met de Magna Carta waren ze weer hersteld. Het Engelse politieke systeem was superieur, want hierin leefden Germaanse deugden als vrijheidslievendheid, eer, kracht en gelijkheid voort21. Enigszins verwant was de visie van Edmund Burke, die de Britse constitutie als neerslag van de goddelijke voorzienigheid zag, als resultaat van een historische ontwikkeling die bevestigd was in de Glorious Revolution. Zijn opvattingen zouden ook in de negentiende eeuw zeer invloedrijk blijven22. In de Whig-interpretatie ging de Britse constitutie terug op koning Alfred. Dit beeld van Alfred als constitutioneel monarch was ook belangrijk bij het aantreden van het nieuwe Hannoveriaanse koningshuis. Koning George I kreeg Alfred voorgespiegeld als drager van de Britse tradities die hij diende te respecteren: de koning regeert met goedkeuring van het parlement en als beschermer van het belang van het volk23. Bovendien werd het nieuwe koningshuis verwelkomd met verwijzingen naar de verwantschap tussen de Germaanse 18
MacDougall, Racial Myth 60-61. Voor een uitgebreide analyse van het idee van het Normandische Juk en de rol van Koning Alfred daarin, zie: Christopher Hill, Puritanism and revolution. Studies in the interpretation of the English Revolution of the 17th century (Harmondsworth 1986, eerste druk 1958) 58-125. 20 Henry Saint John, viscount Bolingbroke, Remarks on the History of England (1747) 53. Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 79. Overigens was Bolingbroke een Tory, die er echter een onvervalste 'Whig interpretation of history' op na hield. 21 MacDougall, Racial Myth 74, 78-79, 81-84. 22 MacDougall, Racial Myth 85-86. 23 Keynes, "Cult of King Alfred" 269-270. 19
8
Saksen en de Duitse Hannovers. De Whig Edmund Gibson droeg in 1722 een werk op aan koning George I: "Not only our histories, but our language, our laws, our customs, our names of persons and names of places, do all abundantly testify, that the greatest part of your Majesty's subjects, are of Saxon original. And, if we inquire from whence our Saxon ancestors came, we shall find, that it was from your Majesty's dominions in Germany" 24. In 1707 was de Act of Union in werking getreden, waardoor Schotland en Engeland daadwerkelijk in één koninkrijk verenigd werden. Die eenheid werd eveneens door een gezamenlijke Germaanse afstamming gelegitimeerd: "so that the main body of your [=George's] people, in both nations, are really descended from one and the same common stock"25. Er ontstond veel enthousiasme voor de Britse identiteit, waarbij Engels en Brits vrijwel uitwisselbare termen werden. Zo werd Alfred de eerste Britse koning. Een anoniem stuk uit 1771 beschreef hem als volgt: "He was a great warriour, an able statesman, and a person of great learning, he knew and loved the constitution of his country; and above all, was an honest man, and the common friend of mankind. It was a singular providence to this kingdom, that the new modelling of the government, should fall under the management of so great a genius"26. Het romantische idee van het Saksische 'genie' zou in de negentiende eeuw verder doorklinken. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw drong de Alfredcultus ook door tot een breder publiek via schilderijen, beelden, populaire geschiedeniswerken en toneelstukken27. Waar Alfred tot nu toe slechts één van de nationale helden was geweest, naast Edgar, Arthur, Edward the Confessor en Elizabeth I, begon zijn beeld nu in het nationaal bewustzijn te domineren. De cultus van koning Alfred was in de jaren 1730 en 1740 sterk verbonden aan Prins Frederik28. Voor de patriotse oppositie tegen de Whig-regering van Walpole vertegenwoordigde Frederik de hoop op een betere toekomst. Ook nu werd Alfred als voorbeeld gesteld aan de kroonprins, die de Angelsaksische vrijheden zou moeten verdedigen. Frederik cultiveerde de Alfredmythe ook zelf. Het hoogtepunt was wellicht het toneelstuk Alfred. A Masque dat in opdracht van Frederik werd opgevoerd. Dit eindigde met een nog steeds bekend lied waarin de vrijheid van Groot-Brittannië wordt bezongen, evenals de Britse heerschappij over de zeeën: Rule, Britannia, Britannia rule the waves; Britons never will be slaves. The nations, not so blest as thee, 24
Camden's Britannia (1722), voorwoord. Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 77-78. Camden's Britannia (1722), voorwoord. Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 77-78. 26 An Historical Essay on the English Constitution (1771) p. 32, 1-10. Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 84. 27 Keynes, "Cult of King Alfred" 290 e.v. 28 Simon Schama, A history of Britain. The British Wars 1603-1776 (Londen 2001) 394-398; Keynes, "Cult of King Alfred" 274-279. 25
9
Must, in their turns, to tyrants fall: While thou shalt flourish great and free, The dread and envy of them all.
4. Alfred en de wereldheerschappij van het superieure Engelse ras In de negentiende eeuw was Groot-Brittannië op het hoogtepunt van zijn economische en imperialistische macht, wat gepaard ging met veel trots op de Britse identiteit, economie en politieke instituties. Ook het idee dat deze superioriteit regelrecht voortkwam uit het Saksische verleden, beleefde nu zijn hoogtepunt. Historici als Lord Macaulay zagen de Engelse geschiedenis als voortdurende vooruitgang, met het Engelse ras als "the greatest and most highly civilized people that ever the world saw"29. Aan het begin van de negentiende eeuw schreef Sharon Turner een geschiedenis van de Angel-Saksen, waarin de continuïteit tussen het Angel-Saksiche verleden en het Groot-Brittannië van zijn eigen tijd een vanzelfsprekendheid was. Weliswaar waren Germanen bruten geweest, maar zij hadden een grote liefde voor individuele onafhankelijkheid en politieke vrijheid. Binnen de Germaanse volken was het Saksische het beste en het krachtigste, wat voortleefde in de Engelse superioriteit op het gebied van moraal, intellect, vrijheidslievendheid, kunst, industrie, oorlog, wetenschap en genie; nog steeds volgens Turner. Van de Germaans-Teutoonse erfenis vond hij het parlement het belangrijkst. Het negentiende-eeuwse parlement was in feite hetzelfde als de Angelsaksische witenagemot30. Ook andere historici als John Kemble, Edward A. Freeman en William Stubbs zagen de oorsprong van het Engelse genie bij de Saksen; aan die erfenis van de edelste eigenschappen had Groot-Brittannië zijn vooraanstaande positie onder de Europese naties te danken. Het Engelse vooruitgangsdenken en superioriteitsgevoel strekte zich uiteraard ook uit over de kolonies. Het Saksisch-Engelse ras zou uiteindelijk de hele wereld domineren. De Engelse superioriteit werd steeds meer in termen van ras geformuleerd. De homogeniteit van het Engelse ras werd benadrukt, evenals de ongebroken band met het Teutoonse verleden. In Freemans verwoording van dit standpunt klinkt ook de invloed van de filologie door: "as we have had one national name, one national speech, from the beginning, we may be fairly held to have an unbroken national being"31. De Engelsen hadden als beste de Teutoonse instituties bewaard in de vorm van het Engelse parlement32. Koning Alfred was een goed symbool voor het Britse superioriteitsgevoel en was een integraal onderdeel van de nationale mythe. In de Victoriaanse tijd bereikte de Alfredcultus 29
Lord Macaulay, Critical and Historical Essays, II (1877) 223 (eerste editie 1835). Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 91. 30 MacDougall, Racial Myth 91-94. 31 Edward A. Freeman, The Growth of the English Constitution (1876) 23. Geciteerd in MacDougall, Racial Myth 100. 32 MacDougall, Racial Myth 96, 99-102. 10
zijn hoogtepunt. Alfred werd gezien als de grondlegger van het Britse imperium en de Royal Navy. Waar de Alfredlegende in de achttiende eeuw sterk gepolitiseerd was, kreeg zijn legende nu veel romantische trekken: hij werd het archetype van een held. Er verscheen een overweldigende hoeveelheid boeken, toneelstukken, illustraties en andere parafernalia over Alfred33. In 1901 werd de duizendste sterfdag van Alfred herdacht met de onthulling van een standbeeld in zijn sterfplaats Winchester34. Daarbij werden parallellen getrokken tussen Alfred en de kort daarvoor overleden koningin Victoria. Zo kwamen in de woorden van de historicus Charles Plummer nog eens veel van de elementen van de Alfredmythe samen: "The story of English Royalty reaches back some fourteen hundred years. (…) For it was Wessex which grew into England (…) Alfred saved England from the Danes, (…) a Christian king (…) who rolls back the tide of heathen conquest from his native land. We call him, and we call him rightly, 'Alfred the Great'. Will not the historian of the future see a certain sad appropriateness in the fact that the Queen should have died in the year which is to celebrate the millenary of the death of this, the greatest of her ancestors, the one whom she so much resembled in her unswerving loyalty to duty, her constant labour for the good of her people, her unfaltering allegiance to truth?"35
Conclusie Het debat over etnogenese gaat grotendeels over de manier waarop volken hun etnische identiteit vormden tijdens de migraties in de vroege middeleeuwen en hoe daarbij onder meer herinneringen aan het verleden in mythische vorm een rol speelden. Dit proces stopt echter niet als een etnische groep eenmaal een staat heeft gevormd. Iedere generatie moet het verleden opnieuw ontdekken en gebruikt het verleden om behoeften uit het heden te ondersteunen36. Vaak wordt voor dit proces het concept 'invention of tradition' van de Britse historicus Eric Hobsbawm gebruikt, met name om aan te duiden hoe in de negentiende eeuw het verleden werd gebruikt om de nationalistische aspiraties van Europese landen te ondersteunen. De Engelse mythes rondom koning Alfred en het Saksische verleden laten zien dat dit geen exclusief negentiende-eeuws fenomeen is. Veel van de elementen die in eerste instantie typisch negentiende-eeuws lijken, blijken al voorlopers in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw te hebben. 33
Keynes, "Cult of King Alfred" 333, 344. Deze herdenking vond in het verkeerde jaar plaats: Alfred is in 899 overleden en niet in 901. Dit gegeven was sinds 1898 bekend, maar nog niet algemeen doorgedrongen. Zie Keynes en Lapidge eds., Alfred the Great 48 noot 79. 35 Charles Plummer, 27 januari 1901 ter gelegenheid van het overlijden van Queen Victoria. Uit: Charles Plummer, The life and times of Alfred the Great (Oxford 1902) 209-210. 36 Walter Goffart, "Does the distant past impinge on the Invasion Age Germans?" in: Andrew Gillett ed., On Barbarian Identity. Critical Approaches to Ethnicity in the Early Middle Ages (Turnhout 2002) 21-37. 34
11
Al vanaf de zestiende eeuw werd de Engelse identiteit gesymboliseerd door nationale mythes over koning Alfred en zijn tijd. De mythes verschoven echter steeds naarmate de historische omstandigheden veranderden. De basiselementen uit de verhalen over koning Alfred bleven min of meer dezelfde, maar de betekenis die ze kregen voor het heden verschoven. In de reformatieperiode werd het Saksische verleden gebruikt om een kerk onafhankelijk van Rome te legitimeren. In de zeventiende eeuw gebruikte het parlement het Saksische verleden om zijn rechten op te eisen, terwijl de koningsgezinde partij het verleden juist gebruikte om de monarchie te ondersteunen. Na de Glorious Revolution werd de 'Whig interpretation of history' dominant, waarin het Britse politieke en constitutionele systeem regelrecht werd teruggevoerd op koning Alfred en de Saksische instituties. Nadat het koningshuis van Hannover was aangetreden, werd de verwantschap tussen de Saksische en Germaanse volkeren benadrukt, waarmee de superioriteit van de Engelsen werd onderbouwd. In de negentiende eeuw bereikte de Alfredcultus zijn hoogtepunt als belangrijke bouwsteen in de nationale, raciale superioriteitsmythe die de wereldheerschappij van de Britten ondersteunde. In dit proces werd de Engelse 'etnische' identiteit in de loop der eeuwen uitgebreid tot steeds meer bevolkingsgroepen. In eerste instantie ging het om de Engelsen, vervolgens kwamen daar de Schotten bij, nog later de Ieren en tenslotte de kolonies. De negentiende-eeuwse vorm van de mythe rondom Alfred en zijn Saksische tijd sluit goed aan bij de analyse van Geary. Er werd een continuïteit verondersteld tussen de Britse natie en de Saksen uit het verleden. De Britten waren 'hetzelfde' als de Saksen, wat onder meer ondersteund werd door te wijzen op de filologische verwantschap. Die taalverwantschap bewees eveneens de Germaanse oorsprong van de Saksen en dus van de Britten. Geary analyseert hoe de Duitsers het Germaanse verleden gebruikten voor nationalistische claims op gebieden die van oorsprong Germaans waren geweest en daarom bij Duitsland zouden horen ('primary acquisition'). Bij de Britten werkte dit proces enigszins anders. Zij claimden door hun Saksisch-Germaanse afstamming een superioriteit die hun het recht (en zelfs de plicht) gaf om overal ter wereld te heersen. Geary benadrukt sterk de destructieve kracht van het nationalisme en is zeer fel in zijn kritiek op de manier waarop geschiedschrijving wordt misbruikt om nationalistische aspiraties te legitimeren. Zonder iets te willen afdoen aan de terechte kritiek op dergelijk misbruik van het verleden, laat het voorbeeld van de Alfredcultus zien dat het verleden voortdurend gebruikt wordt, niet alleen om negentiende-eeuws nationalisme te legitimeren, maar ook om minder destructieve nationale identiteitsgevoelens te ondersteunen. De veranderende kijk op het Saksische verleden hing nauw samen met de veranderende identiteit van de Engelsen. Dit zijn mechanismen die ook werkzaam lijken bij de etnogenese van de nieuwe volken uit de vroege middeleeuwen, die eveneens op zoek waren naar een nieuwe identiteit.
12
Literatuur Geary, Patrick J., The myth of nations. The medieval origins of Europe (Princeton 2002). Goffart, Walter, "Does the distant past impinge on the Invasion Age Germans?" in: Andrew Gillett ed., On Barbarian Identity. Critical Approaches to Ethnicity in the Early Middle Ages (Turnhout 2002) 21-37. Hill, Christopher, Puritanism and revolution. Studies in the interpretation of the English Revolution of the 17th century (Harmondsworth 1986, eerste druk 1958). Keynes, Simon, "The cult of King Alfred the Great", Anglo-Saxon England 28 (1999) 225356. Keynes, Simon en Michael Lapidge eds., Alfred the Great. Asser's Life of King Alfred and other contemporary sources (Londen 1983). MacDougall, Hugh A., Racial Myth in English History. Trojans, Teutons, and Anglo-Saxons (Montreal etc. 1982). Nelson, Janet L., "Review Article: Waiting for Alfred", Early Medieval Europe 7, no. 1 (1998) 115-124. Plummer, Charles, The life and times of Alfred the Great (Oxford 1902). Schama, Simon, A history of Britain. The British Wars 1603-1776 (Londen 2001).
13