Kommerbijspel Een spel dat bijdraagt tot de integratie van leerlingen met autisme en leerlingen met een gehoorstoornis
Bijlagen
Een uitgave van: G.On.-team BuS.O. Sint –Gregorius Jules Destréelaan 67 9050 Gentbrugge 09 210 54 82
November 2004
Bijlage 1: Tekening ‘Cochleaire Implant’
a. Microfoon b. Oorhanger c. Spraakprocessor d. Zendspoel
Implantaat
e. Implantaat f. Electrode g. Slakkenhuis h. Gehoorzenuw
Bijlage 2: Tekening ‘Het oor’
1. trommelvlies 3. aambeeld 5. halfcirkelvormige kanalen
2. hamer 4. stijgbeugel 6. gehoorzenuw
7. ‘nervus (=zenuw) facialis’ o.a. voor bezenuwing van bepaalde spieren in het oor. 8. ‘nervus vestibularis’: zenuw die tussenkomt bij het evenwicht 9. slakkenhuis
10. buis van Eustachius
Bijlage 3: Tekening ‘Het handalfabet’
Bijlage 4: Tekeningen gebarentaal ‘Doe-opdracht 3’
Mogelijke antwoorden:
Bijlage 5: Tekeningen gebarentaal ‘Doe-opdracht 7’
Bijlage 6: Tekeningen ‘Doe-opdracht 16’
dak
paal
bal
bad
maan
tak
Bijlage 7: Rebus ‘Doe-opdracht 17’
Bijlage 8: Kaartjes: Leerlingen met autismespectrumstoornis
1. KENNIS: vragen
Leerling met een autismespectrumstoornis KENNIS
1. Autisme is het gevolg van een stoornis in een bepaald deel van het lichaam. In welk deel van het lichaam is dat?
Leerling met een autismespectrumstoornis KENNIS
2. Waarom gebruikt men de term ‘autismespectrumstoornis’?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
KENNIS
3. Is autisme te wijten aan een gebrekkige opvoeding door de ouders?
4. Wat is het verschil tussen een stoornis en een ziekte?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
KENNIS
6. Waarvoor staat G.On.?
5. Is autisme besmettelijk?
2.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
KENNIS
7. Noem iets in het dagelijks leven dat moeilijk is voor iemand met autisme.
8. Kan autisme genezen worden?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
KENNIS
9. Wat is het verschil tussen communiceren en converseren?
10. Einstein was een zeer intelligent wetenschapper met autisme, hij had een uitzonderlijk talent voor fysica. Ken je nog beroemde mensen met autisme die speciale talenten hadden?
3.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
KENNIS
11. Zijn mensen met autisme eigenlijk bijzonder begaafd?
12. Is een autistische stoornis erfelijk?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
13. Geef de drie gemeenschappelijke stoornissen van mensen met autisme.
KENNIS
14.
Kan je opeens een autismespectrumstoornis krijgen?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
KENNIS
15. Mensen met autisme begrijpen niet alleen de gesproken taal heel moeilijk maar hebben ook problemen met non-verbale communicatie (gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal). Probeer in eigen woorden uit te leggen hoe je bovenstaande zin begrepen hebt.
16. Mensen met autisme hebben een stoornis in de verbeelding. Hoe zou je bovenstaande zin in eigen woorden uitleggen?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
KENNIS
17. Mensen met autisme denken autistisch. Wat bedoelt men hiermee?
18. Iemand heeft de stoornis van Asperger. Welke stoornis wordt hiermee bedoeld?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
KENNIS
KENNIS
19. Hoe heet de man naar wie de stoornis van Asperger genoemd is?
20.
Hoe lang denk je dat het woord ‘autisme’ al bestaat? Wanneer zou de naam voor het eerst vernoemd zijn?
Bijlage 9: Kaartjes: Leerlingen met autismespectrumstoornis 1. KENNIS: antwoorden
Alle mensen met autisme hebben problemen op drie vlakken: (1) sociale interactie of het omgaan met mensen, (2) communicatie en (3) verbeelding - ze zijn weinig flexibel in hun denken en handelen. De aard en de grootte van de moeilijkheden op deze drie gebieden zijn bij iedere persoon met autisme verschillend. Er bestaat niet één soort autisme. Elke persoon met autisme is anders en uniek.
De hersenen. De hersenen van mensen met autisme werken niet zoals het hoort. Informatie ontvangen is meestal geen probleem. Het correct verwerken van die informatie is dat wel. Op de een of andere manier wordt de binnengekomen informatie niet goed (lees: zeer detaillistisch) verwerkt.
Een ziekte valt te genezen, een stoornis niet.
Neen, autisme heeft een lichamelijke oorzaak. De oorzaak kan erg verschillend zijn: een erfelijke aandoening, problemen bij de geboorte, hersenbeschadiging,...
G.On. staat voor geïntegreerd onderwijs. Een personeelslid van het buitengewoon onderwijs ondersteunt de leerling met autisme in het gewoon onderwijs gedurende een aantal uur per week.
Uiteraard niet.
Extra uitleg: zie handleiding.
Neen.
De dag organiseren en indelen, veters knopen, toilet maken...
Om in het achterhoofd te houden: mensen met autisme • hebben een goed fotografisch geheugen; • zijn muzikaal aangelegd; • hebben vaak een uitzonderlijk talent als computerprogrammeur; • zijn goed in het leren en onthouden van (losstaande) feiten....
90% van de personen met autisme heeft de stoornis overgeërfd van een van zijn (voor)ouders.
Praten “tegen” iemand is heel wat anders dan praten “met” iemand. Dat laatste vraagt heel wat meer vaardigheden dan enkel de technische die nodig zijn om te communiceren. En het zijn net die vaardigheden die mensen met autisme missen. Extra uitleg: zie handleiding.
Sommigen wel, anderen niet. Iedere persoon met autisme verschilt van de ander, ook op het gebied van begaafdheid.
Neen, je wordt ermee geboren. Erfelijkheid speelt een rol, maar ook problemen tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte kunnen autistische stoornissen veroorzaken.
Extra uitleg: zie handleiding.
Stoornissen in sociale omgang, communicatie en verbeelding.
Extra uitleg: zie handleiding.
Extra uitleg: zie handleiding.
Extra uitleg: zie handleiding.
Extra uitleg: zie handleiding.
Extra uitleg: zie handleiding.
Bijlage 10: Kaartjes: Leerlingen met autismespectrumstoornis 2. MULTIPLE CHOICE: vragen
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
1. Personen met autisme
2.
Wat is een stoornis?
a. denken anders; b. denken minder goed dan anderen; c. denken logischer dan anderen; d. denken altijd het omgekeerde van wat wordt gezegd.
a. een afwijking die niet kan genezen of behandeld worden; b. een ander woord voor stoorzender; c. een ander woord voor een leerling die voortdurend stoort in de klas; d. een leerkracht.
Leerling met een autismespectrumstoornis Leerling met een autismespectrumstoornis MULTIPLE CHOICE MULTIPLE CHOICE
3. Wat is ADHD? a.
een vorm van hyperactiviteit; b. een medicijn; c. een aandoening van het geheugen; d. een vorm van slapeloosheid.
4.
Wie is Leo Kanner (°1943)? de eerste jongen met autisme die onderzocht werd; b. de dokter die voor het eerst een vorm van autisme beschreef; c. de laborant die voor het eerst een geneesmiddel tegen autisme vond; d. geen van deze.
a.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
5.
Een autismespectrumstoornis kan genezen worden:
a. b.
ja, maar pas na veel therapie; ja, na veel therapie, maar alleen als de leerling erg intelligent is; ja, maar pas als de persoon met autisme de volwassen leeftijd heeft bereikt; neen, autisme kan niet genezen worden.
c. d.
Leerling met een autismespectrumstoornis
4. 5.
6. Mensen met autisme hebben problemen met: a. b. c. d.
Leerling met een autismespectrumstoornis MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
7.
Wat betekent de afkorting ASS? a. b. c. d.
algemene sociale stoornis; autisme met sociale stoornis; aandoening van het sociale systeem; autismespectrumstoornis.
situaties die voorspelbaar zijn; het invullen van vrije tijd; schema’s concrete opdrachten.
8. Iemand met autisme a. b. c. d.
werd zo geboren; kreeg een slechte opvoeding; kreeg de stoornis door een kinderziekte; kreeg de stoornis door een ongeluk.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
9. a. b. c. d.
Welke stelling is juist? enkel meisjes kunnen autisme hebben; enkel jongens kunnen autisme hebben; zowel meisjes als jongens kunnen autisme hebben; enkel het eerstgeboren kind kan autisme hebben.
6.
10. Wat betekent de afkorting VVA? a. verbale vaardigheidsactiviteiten; b. verbond der Vlaamse autistenverenigingen; c. Vlaamse vereniging autisme; d. vervelende vervangende activiteiten.
Leerling met een autismespectrumstoornis Leerling met een autismespectrumstoornis MULTIPLE CHOICE MULTIPLE CHOICE
11. Ieder vogeltje zingt zoals hij gebekt is. Wat betekent deze uitdrukking? a. b. c. d.
ieder van ons heeft talent; de vogeltjes herkennen we aan hun gezang, de mensen aan hun woorden; elke persoon doet iets op zijn eigen manier; alles van het bovenstaande.
12. Groepsgesprekken zijn gemakkelijk te volgen voor mensen met autisme. a. b. c. d.
ja; neen; soms; geen idee.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
13. Wat is echolalie? a. een verzamelnaam voor vele echo’s; b. een titel van een liedje; c. het letterlijk nazeggen van woorden of zinnen; d. geen van deze.
14. Wat is idiosyncratisch woordgebruik? a. woorden van achteren naar voren uitspreken; b. woorden zelf uitvinden; c. heel veel moeilijke woorden gebruiken; d. idiote woorden gebruiken.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
15. Autisme komt voor bij: a. b. c. d.
één op 200 à 400 mensen; één op 800 à 1000 mensen; één op 1200 à 1400 mensen; één op 2000 mensen.
16. Hoe heet het lied van Stef Bos en Bob Savenberg over autisme? a. Alle kleuren van de regenboog; b. Spring; c. Breek de stilte; d. Meester Prikkebeen.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
17. In welke film speelt Dustin Hofman de oudere broer met autisme van Tom Cruise? a. b. c. d.
The Fellowship of the Ring; Rain Man; The Chamber of Secrets; Toy Story.
18. Wat is de titel van het boek dat Nic Balthazar schreef over een jongen met autisme? Het boek is ook in een toneelstuk gegoten. a. b. c. d.
Niemandsland; Niets was alles wat hij zei; De zusjes Kriegel; Het oneindige verhaal.
Leerling met een autismespectrumstoornis Leerling met een autismespectrumstoornis MULTIPLE CHOICE
19. Hoe noemen mensen met autisme soms mensen zonder autisme? a. b. c. d.
neurologen; neuroten; neurotypicals (NT’ers); neuters.
MULTIPLE CHOICE
20. Bij welke dienst in Gent kan je terecht als je meer wilt weten over autisme? a. Vereniging Doe Het Anders (VdhA); b. Autisme Centraal; c. Vlaamse Dienst Anders Zijn (VDAZ); d. Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).
Bijlage 11: Kaartjes: Leerlingen met autismespectrumstoornis
2. MULTIPLE CHOICE: antwoorden
a.
een afwijking die niet kan genezen of behandeld worden;
b.
de dokter die voor het eerst een vorm van autisme beschreef;
a.
denken anders;
a.
een vorm van hyperactiviteit;
b. het invullen van vrije tijd;
d. neen, autisme kan niet genezen worden;
d. autismespectrumstoornis; a. werd zo geboren;
c.
Vlaamse vereniging autisme;
b. neen;
d.
zowel meisjes als jongens kunnen autisme hebben;
c. elke persoon doet iets op zijn manier;
b. woorden zelf uitvinden;
c. het letterlijk nazeggen van woorden of zinnen;
c. Breek de stilte;
a. een op 200 à 400 mensen;
b. Niets was alles wat hij zei;
b. Rain man;
b. Autisme Centraal;
c. neurotypicals (NT’ers);
Bijlage 12: Kaartjes: Leerlingen met autismespectrumstoornis
3. SITUATIES: opdrachten
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
1. Jonas is een normaalbegaafde jongen met autisme. Voor de P.O.-les moet hij elke week ander materiaal meebrengen (verf, kleurpotloden, tekenblok,...). Jonas vergeet echter steeds een aantal zaken waardoor hij de opdrachten niet goed kan uitvoeren. Hoe verhelp je dit?
2.
Een medeleerling met autisme loopt altijd alleen op de speelplaats rond. Wat doe je?
7.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
3. Een medeleerling met autisme wordt door leerlingen uit een andere klas op de speelplaats gepest omwille van zijn vreemd gedrag. Wat doe je?
8. 4. Je organiseert het komende 9. weekend een fuif voor je 10. verjaardag. Je twijfelt of je de 11. medeleerling met autisme wel zou 12. uitnodigen, want je wilt de reacties 13. van je vrienden vermijden. Wat doe je uiteindelijk?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
5. De klas gaat op uitstap naar de zoo van Antwerpen. Een leerling met autisme moet op voorhand concreet worden ingelicht over alles wat afwijkt van de normale gang van zaken. Breng hem op de hoogte van de uitstap en houd daarbij rekening met volgende belangrijke vragen: wanneer, wie, wat, waarom, hoe lang en wat daarna?
6. Een leerling met autisme loopt de schoolpoort uit en recht de straat op zonder te kijken. Doe je iets?
14.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
7. Er komt een vervangleerkracht. De medeleerling met autisme ziet dat helemaal niet zitten, geraakt in paniek en weigert pertinent zijn klas binnen te gaan. Wat doe je?
8. De ouders van een leerling met autisme zijn te laat bij het afhalen van hun zoon/dochter aan de schoolpoort. Jij zit in zijn/haar klas. Wat doe je?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
9. Vandaag gaat de klas op uitstap. Jullie hebben op een andere plaats dan gewoonlijk afgesproken, maar de leerling met autisme die je daarnet nog op de speelplaats zag lopen, is nergens te bespeuren. Wat doe je?
10. Tijdens de speeltijd wil je een medeleerling met autisme bij het spel betrekken. Hoe doe je dat?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
11. In de klas kan de leerling met autisme niet wachten tot het zijn beurt is om te antwoorden. Hoe ga je daarmee om?
12. Een jongen met autisme praat voortdurend over trams en treinen en dat vind jij niet zo leuk. Hoe beëindig je het gesprek?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
13. De leerling met autisme stelt steeds dezelfde drammerige vragen en gebruikt altijd dezelfde argumenten. Hoe reageer je hierop?
14. Hoe reageer je als de leerling met autisme vreemd of helemaal niet antwoordt op een vraag die je stelde?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
15. Vind je het aanvaardbaar dat de leerling met autisme soms de klas mag verlaten als hij nood heeft aan een time-out?
16.Tijdens een klasuitstap moeten jullie te voet een tunnel door. Je medeleerling met autisme blokkeert helemaal. Hoe help je hem?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
17. In de turnles wil je medeleerling met autisme absoluut niet over de bok springen. Hoe probeer je hem toch zo ver te krijgen?
18. Een medeleerling met autisme is nieuw, hij kent de schoolgebouwen nog niet en komt voortdurend te laat in de klas, totaal overstuur, omdat hij de weg niet vond. Hoe kan je dit concreet en visueel verhelpen?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
SITUATIE
SITUATIE
19. Een leerling met autisme heeft het zeer moeilijk met het invullen van zijn vrije tijd. In de klas loopt alles vrij vlot en gestructureerd, maar zodra de leerling met autisme de speelplaats op moet, wordt hij bang en kruipt hij in een hoekje weg. Hoe kan je dit oplossen?
20. Een medeleerling met autisme heeft het moeilijk tijdens de leswisselingen. Hij zit apathisch op zijn bank, haalt nooit spontaan boeken uit zijn boekentas, steekt nooit de boeken van de vorige les weg..... Hoe kan je dit oplossen?
Bijlage 13: Kaartjes: Leerlingen met autismespectrumstoornis 3. SITUATIES: antwoorden
Stap eens op hem af en vraag of hij gezelschap wil.
Jonas kan met de leerkracht afspreken dat hij zijn materiaal in de P.O.-klas bewaart, bijvoorbeeld op een vaste plek in de kast.
Meld het gepest aan een vertrouwenspersoon op school of aan de G.On.-begeleider.
-
-
-
Wees geduldig, tel bijvoorbeeld tot twintig, mensen met autisme hebben meer tijd nodig om een vraag te verwerken en het antwoord te formuleren. Spreek de persoon aan met zijn voornaam. Formuleer de vraag opnieuw, gebruik zoveel mogelijk dezelfde woorden maar maak de vraag beknopter. Formuleer de essentie van je vraag. Toon, indien mogelijk, wat je bedoelt (visueel hulpmiddel).
Zeg dat je hem zult begeleiden en geef je uitleg in korte, concrete stappen: - We gaan ongeveer … stappen in het donker zetten. - Vertrouw op mij. Ik houd je hand vast. - Ongeveer halverwege zeg je: “We zijn al over de helft”. - Je toont de nooduitgangen als je die ziet.
Je onderbreekt het best zijn uiteenzetting voor één en ander escaleert. Het steeds opnieuw logisch beantwoorden van zijn vragen of het zoeken naar tegenargumenten zal zijn uiteenzetting niet stoppen. Begint een leerling met autisme door te drammen, dan is dat vaak het signaal dat hij de controle verliest of onzeker is over iemand in z’n omgeving.
Iedereen is anders, zeker mensen met autisme. Een drukke lawaaierige klas, een paar toetsen, de voortdurende inspanning van de leerling met autisme om alles te begrijpen.... Dat alles doet de emmer soms overlopen. De leerling met autisme moet dan even op adem komen, zijn batterijen opladen, om daarna weer met hernieuwde energie verder te kunnen gaan.
Probeer eerst uit te vissen waarom je medeleerling zo bang is. Leg daarna zo concreet mogelijk uit wat er gaat gebeuren. Toon het hem voor. Voer eventueel samen eerst eens dit scenario uit.
Door dagschema's op te stellen, zeer visueel, met pictogrammen. Door een checklist op te stellen: als het vak godsdienst gedaan is, dan steek ik de godsdienstboeken weg, dan kijk ik in mijn agenda welk vak nu volgt, dan haal ik die boeken uit mijn boekentas, leg ze op de bank.....
Bijlage 14: Kaartjes: Leerlingen met autismespectrumstoornis 4. DOE-OPDRACHTEN
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
DOE-OPDRACHT
1. Noem iets waar je zelf goed in bent en iets waar je minder goed in bent
DOE-OPDRACHT
15. 16. 17.
2. Een leerling met autisme noemt je een stommeling. Maak hem duidelijk dat die opmerking je kwetst.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
3. Je bent goed bevriend met een leerling met autisme en jullie hebben al een paar keer samen afgesproken. Elke keer wil de leerling met autisme dat er gedaan wordt wat hij leuk vindt. Jij wil echter ook eens doen wat jij leuk vindt. Hoe los je dit op?
4. Een persoon met autisme heeft vooral belang bij visuele hulp. Maak een pictogram voor de taak “Neem je agenda".
Leerling met een autismespectrumstoornis DOE-OPDRACHT
18. 5. Toon en vertel hoe je te werk gaat 19. om je boekentas te maken 20. ’s avonds.
Leerling met een autismespectrumstoornis DOE-OPDRACHT
6. Toon en vertel wat je doet als je
aan je huiswerk gaat beginnen.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
7. Beschrijf hoe je aan iemand kunt zien dat hij triest is.
8. Teken een karikatuur van je buur in de klas.
Leerling met een autismespectrumstoornis DOE-OPDRACHT
21. 9. Maak een versje over je klasgenoten.
Leerling met een autismespectrumstoornis DOE-OPDRACHT
10. Beeld uit wat je leuk vindt aan jezelf.
Leerling met een autismespectrumstoornis Leerling met een autismespectrumstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
22. 11. Een leerling met autisme smijt 23. opeens zijn boeken op de grond. 24. Dat gedrag is uiteraard niet 25. toegestaan. Maak hem duidelijk 26. dat dit gedrag niet door de 27. beugel kan.
12. Leg aan een leerling met autisme uit dat hij de stoerste bink van de school niet zomaar joviaal op zijn schouders kan slaan alsof het zijn beste vriend is.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
DOE-OPDRACHT
13. Een leerling met autisme wordt vooral geholpen met een visuele ondersteuning. Maak pictogrammen voor de verschillende leervakken.
DOE-OPDRACHT
14. Stel een stappenplan op voor de volgende situatie: “Wat moet ik doen als ik te laat op school 28. aankom?”
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
15. Leerlingen met autisme hebben het moeilijk met woorden die verwijzen naar abstracte, vage en ‘open’ begrippen. Je zegt bijvoorbeeld beter niet: “Kom, het is tijd!”, je zegt beter meteen: “Kom, doe je jas aan, we gaan naar de speelplaats!” Zoek zelf een voorbeeld.
29. 30. 31.
16. Een fragmentje uit Van een andere planeet, door Dominique Dumortier. (zie blad bij de handleiding)
Welk gevoel roept dit fragment bij je op?
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
17. Een persoon met autisme wordt gekenmerkt door detaildenken, hij ziet enkel details en mist het geheel. Los de volgende rebus op en misschien wordt het je duidelijker wat detaildenken precies is.
32. 33.
18. Vraag aan een leerling met autisme of hij dit weekend iets leuks heeft gedaan. Maak een korte, duidelijke zin zonder het vraagwoord' wat' erin.
(zie blad bij de handleiding)
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
34. 19. Spreek af met de leerling dat je 35. deze week eens een sms’je naar 36. elkaar stuurt. En houd je aan 37. deze belofte!
20. De leerling met autisme en jij hebben afgesproken, je bent vijf minuten te laat en de leerling is volledig overstuur. Zelf beschouw je die vijf minuutjes als een klein detail, maar voor de leerling met autisme is het te laat komen een onoverkomenlijke ramp. Hoe los je dat op?
Bijlage 15: Kaartjes: Leerlingen met autismespectrumstoornis 5. STELLINGEN
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
1. Personen met autisme, die anders denken en reageren, mogen we gerust pesten en plagen.
2. Autisme is een karaktertrek.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
3. Jongeren met autisme hebben een verstandelijke handicap.
4. Jongeren met autisme horen thuis in het buitengewoon onderwijs
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
5. Jongeren met autisme hebben moeite om zich in de gevoelens van anderen in te leven.
6. Personen met autisme zijn steeds heel ordelijk.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
7. Personen met autisme zijn hoogbegaafd.
8. Er zijn meer mannen met autisme dan vrouwen.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
9. Een leerling met autisme kan gestresseerd en oververmoeid geraken door een drukke klas.
10. Leerlingen met autisme zijn altijd stil.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
11. Een medeleerling met autisme maakt het klasgebeuren moeilijker.
12. Je kan geen vriendschap sluiten met een leerling met autisme.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
13. Autisme is een ziekte die kan worden genezen.
Leerling met een autismespectrumstoornis
14. Personen met autisme kunnen niet luisteren.
Leerling met een autismespectrumstoornis STELLING
STELLING
15. Personen met autisme leren niet uit hun fouten.
16. Personen met autisme begrijpen alles wat er gezegd wordt.
Leerling met een autismespectrumstoornis
Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
17. Een plotse verandering kan bij een persoon met autisme paniek
of een driftbui veroorzaken.
18. Personen met autisme klampen zich vast aan regels.
Leerling met een autismespectrumstoornis Leerling met een autismespectrumstoornis
STELLING
STELLING
19. Alle personen met autisme lijken op elkaar.
20. Personen met autisme weten dat zij anders zijn.
Bijlage 16: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis 1. Kennis: vragen
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
1. Geef drie voorbeelden die aantonen dat geluiden belangrijk zijn in ons leven.
2.
Leg uit waarom dove mensen het vastnemen van hun handen als een agressieve daad kunnen beschouwen.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
3. Geef drie mogelijke oorzaken van doofheid.
4. Hoe kan een gehoorgestoorde persoon ’s morgens wakker worden?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
5. Wat is spraakafzien?
6. Wat is een cochleaire implant (CI)?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
7. Wat doet een hoorapparaat precies?
8. Wat is de decibelpijngrens voor horende mensen?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
9. Hoeveel decibel produceert een rustig gesprek tussen vrienden?
10. Hoeveel procent van de mensen kampt met gehoorverlies?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
11. Waarom hebben dove mensen soms last van evenwichtsstoornissen?
12. Draagt Bill Clinton een hoorapparaat?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
13. Waarvoor staat G.On.?
14. Wat is een gebarentaaltolk?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
15. Wat is een schrijftolk?
16. Waarvoor gebruiken dove mensen het vingeralfabet? Wanneer kan dit ook voor horende mensen handig zijn?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
KENNIS
KENNIS
17. Verstaan gehoorgestoorde mensen van over de hele wereld elkaar in gebarentaal?
18. Wat betekent audiologie?
Leerling met een gehoorstoornis Leerling met een gehoorstoornis KENNIS KENNIS
19. Wat is geluid?
20. Kunnen slechthorende leerlingen onderling zomaar hun hoorapparaten uitwisselen?
Bijlage 17: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis 1.Kennis: antwoorden
Dove mensen gebruiken hun handen om te praten door te gebaren. Door hun handen vast te nemen, leggen we hen letterlijk het zwijgen op. Stel je de reactie voor van een horende persoon als we een hand op zijn mond zouden leggen.
•
• •
Geluiden wijzen ons op gevaar (vb. de sirene van een politieauto, brandalarm); Geluiden kunnen ontspannend zijn (vb. muziek); Geluiden geven informatie (vb. de bel kondigt het einde van de les aan – geluid wijst op taal waarin info wordt gegeven).
Door een trilwekker, een wekker die lichtsignalen geeft, een vibrator onder het kussen of ingebouwd in het horloge...
Een elektronisch binnenoor. Extra uitleg: zie handleiding.
• • •
Ziekte (vb. hersenvliesontsteking); Erfelijkheid; Lawaaitrauma.
Een gehoorgestoorde persoon kijkt naar het mondbeeld van de pratende persoon en gebruikt dat mondbeeld (en de mimiek en de gelaatsuitdrukkingen) om te interpreteren wat de spreker zegt.
120 dB.
10%.
Een hoorapparaat versterkt de hoorresten van de gehoorgestoorde persoon. De gehoorgestoorde persoon leest het lipbeeld van de spreker, kijkt naar zijn mimiek, en slaagt er zo in de gehoorresten beter te interpreteren en te begrijpen wat wordt gezegd.
50 tot 60 dB.
Ja, hij is slechthorend aan één kant.
Omdat het evenwichtsorgaan “tussen de oren” zit. Extra uitleg: zie handleiding.
Een tolk die een gesproken uiteenzetting door middel van gebarentaal vertaalt voor de gehoorgestoorde persoon.
G.On. staat voor geïntegreerd onderwijs. Extra uitleg: zie handleiding.
Gehoorgestoorde mensen gebruiken het vingeralfabet om bijvoorbeeld namen te spellen, waarvoor geen gebaar bestaat. Horenden kunnen een woord vingerspellen, en vragen of daarvoor een gebaar bestaat. Extra uitleg: zie handleiding.
Een schrijftolk typt de essentie uit van een gesproken uiteenzetting (vb. een schrijftolk typt uit wat de leerkracht geschiedenis vertelt in de les, én hij typt ook de reacties uit die hij opvangt, onder meer van medeleerlingen). De gehoorgestoorde leerling volgt op het scherm wat de schrijftolk noteert. Is er geen computer voorhanden, dan gebruikt de schrijftolk pen en papier.
Audiologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van het gehoor.
Voor elke taalgemeenschap in elk land bestaat er een aparte gebarentaal. Dove mensen uit verschillende landen begrijpen elkaar, zolang ze geen diepgaande gesprekken voeren. In Vlaanderen bestaan er, net zoals in onze gesproken taal, dialecten en varianten in de Vlaams-Belgische gebarentaal. Extra uitleg: zie handleiding.
Neen.
Geluid wordt gevormd door trillingen in de lucht die door gezonde oren waar te nemen zijn.
Extra uitleg: zie handleiding. Extra uitleg: zie handleiding.
Bijlage 18: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis 2.Multiple choice: vragen
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
1. Vanaf hoeveel decibel (dB) gehoorverlies spreekt men van doofheid? a. b. c. d.
20dB; 90 dB; 50 dB; 100 dB.
2. In het middenoor bevinden zich de gehoorbeentjes. Het middenoor wordt van de buitenwereld afgeschermd door... a. b. c. d.
het netvlies; de oorschelp; het trommelvlies; het slakkenhuis.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
3. Waarmee bied je de dove of gehoorgestoorde persoon het minste hulp? Door: a. zijn aandacht te trekken; b. hard te roepen; c. de gehoorgestoorde aan te kijken; d. te spreken met volle mond.
4. Als je een gehoorgestoorde persoon op de rug slaat om zijn aandacht te trekken, dan beschouwt hij dat als: a. onbeleefd; b. agressief; c. opdringerig; d. vriendelijk.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
5. Als je een gehoorgestoorde persoon op de voorzijde van de romp aanraakt, dan beschouwt hij dat als een:
6. Wat was het meest voorkomende beroep van mensen met een hoorstoornis in de Middeleeuwen?
a. b. c. d.
ongewenst intiem contact; vriendschappelijk gebaar; gebaar van liefde; uiting van afkeer.
bedelaar; tuinman; rondtrekkende artiest; leraar.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
7. Waar bevindt zich het slakkenhuis? a. b. c. d.
a. b. c. d.
in het binnenste van het oor; in het buitenste van het oor; in de gehoorzenuw; niet in het oor.
8. De drie halfcirkelvormige kanalen in het oor staan in voor: a. b. c. d.
de versterking van geluid; het evenwicht; het dempen van geluid; de doorbloeding van het oor.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
9. Wat betekent de afkorting N.K.O.? a. b. c. d..
10. Wat is een CI? a. b. c. d.
niet kunnen oren; nergens kunnen oren; neus-keel-oor; natus korpus oralus.
een centrum voor invaliden; een cochleaire implant; centrale intelligentie; constant irritant.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
11. In welke situatie wordt er ongeveer 80 dB geproduceerd? a. b. c.
een fiets die voorbijrijdt; een auto die voorbijrijdt; een straaljager die overvliegt; d. vrienden die rustig met
elkaar praten.
12. Wat betekent het als een leerling het Usher-syndroom heeft? a. b. c. d.
hij heeft kokerzicht; hij wordt langzaam blind; hij is doof en wordt slechtziend; alle bovenstaande antwoorden zijn juist.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
13. Hoe kort je decibel af?
14. De Vlaams-Belgische gebarentaal
a. b. c. d.
db; Db; DB; dB.
a. is een echte taal; b. is een visuele taal; c. heeft dialecten (= gebarentaalvarianten); d. alle bovenstaande antwoorden zijn juist.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
15. Gebarentalen hebben a.
een eigen lexicon (een eigen woordenschat); b. een eigen grammatica; c. een eigen lexicon en een eigen grammatica; d. alle bovenstaande antwoorden zijn juist.
16. Mimiek neemt in gebarentaal de plaats in van …..... in de gesproken taal. a. b. c. d.
stemgeluid; intonatie; zingen/voordragen; geen van deze.
Leerling met een gehoorstoornis MULTIPLE CHOICE
17. Welke van de vier stellingen is juist? Iemand die slechthorend is… a b
a.
…hoort even slecht met zijn linker- als met zijn rechteroor; b. …hoort altijd beter met zijn linkeroor, want dat is nu eenmaal bij alle mensen het beste oor; c. …hoort soms beter met zijn rechteroor, soms beter met zijn linkeroor of soms even slecht; d. …hoort beter met zijn linkeroor wanneer hij linkshandig is en beter met zijn rechteroor wanneer hij rechtshandig is.
MULTIPLE CHOICE
18. Welke zijn de drie gehoorbeentjes? a.
hamer, aambeeld en stijgbeugel; b. hamer, beitel en aambeeld; c. hamer, trommel en beeldbeentje; d. aambeeld, zadel en stijgbeugel.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
MULTIPLE CHOICE
MULTIPLE CHOICE
19. Wat vinden we niet terug in het oor? a. b. c. d.
Leerling met een gehoorstoornis
slakkenhuis; trommelvlies; trommelaar; ovaal venster.
20. Wat is een audiogram? 20 a. de ernst (uitgedrukt in gram) van het gehoorverlies; b. een koptelefoon om het gehoorverlies te meten; c. een dokter gespecialiseerd in het gehoor; d. een grafische voorstelling van het gehoorverlies.
Bijlage 19: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis 2.Multiple choice: antwoorden
c. het trommelvlies.
b. agressief. Een gehoorgestoorde persoon hoort je niet aankomen, een tik op de rug beschouwt hij dan ook als zeer aanvallend.
b. 90 dB.
b. hard te roepen.
a. bedelaar. Dove mensen werden toen als dom beschouwd, aangepast onderwijs bestond nog niet. Ze konden niets anders dan bedelend hun boterham verdienen.
b.
het evenwicht.
a. ongewenst intiem contact, en dat wordt niet geapprecieerd.
a. in het binnenste van het oor.
b.
d.
een cochleaire implant.
c.
neus-keel-oor.
alle bovenstaande antwoorden zijn juist.
b.
een auto die voorbijrijdt.
d. alle bovenstaande antwoorden zijn juist.
d. dB.
b. intonatie.
d. alle bovenstaande antwoorden zijn juist.
a. hamer, aambeeld en stijgbeugel.
c. …hoort soms beter met zijn rechteroor, soms beter met zijn linkeroor of soms even slecht.
d. een grafische voorstelling van het gehoorverlies.
c. trommelaar.
Zie het voorbeeld van een audiogram in de handleiding.
Bijlage 20: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis
3.SITUATIES: vragen
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
1. De leerkracht trekt systematisch punten af voor ieder huiswerk dat te laat wordt ingediend. Je dove klasgenoot is vergeten zijn huiswerk te maken. De leerkracht geeft hem wel een dag uitstel en trekt geen punten af. Reageer je? Wat zeg je?
2. Je zit in de klas naast een dove leerling. Wat kan je doen als je merkt dat de leerling niet begrepen heeft waar hij een bepaalde opdracht moet noteren?
Leerling met een gehoorstoornis Leerling met een gehoorstoornis SITUATIE SITUATIE
3. De les Frans begint met een toets. Stijn, een dove leerling, reageert verbaasd: de leraar Frans heeft de toets mondeling aangekondigd op het eind van vorige les, net op het moment dat de bel ging. Stijn heeft dat niet gehoord. Hoe kon de leraar ervoor zorgen dat Stijn toch op de hoogte was van de toets?
4. Tijdens de les godsdienst is er een klasgesprek. Hoe organiseer je dit gesprek het best wanneer er een dove leerling in de klas zit?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
5. De leerkracht vermeldt bij het belsignaal nog vlug langs zijn neus weg dat er volgende les toets is. Je merkt dat je slechthorende buur in het geroezemoes die boodschap niet heeft gehoord. Wat doe je?
6. Hoe kan een leerkracht de aandacht trekken van een nietoplettende dove leerling?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
7. Je krijgt een opdracht voor een groepswerk met vier personen: speel een fragment na uit “Het gezin van Paemel”. Hoe ga je concreet tewerk als een van de medeleerlingen doof is?
8. Je merkt dat je dove buurman de notities van de leerkracht niet kan volgen. Wat doe je?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
9. Je geeft tijdens het weekend een fuif met keigoede muziek voor je verjaardag. Nodig je je dove klasgenoot ook uit of denk je dat hij er geen plezier aan zal beleven?
10. De dove leerling heeft een vraag niet begrepen en vraagt je om uitleg. Op hetzelfde moment wordt er naast jou een leuke mop verteld. Wat doe je?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
11. Een dove jongen komt naar je toe en probeert je iets te vragen, maar je begrijpt hem niet. Wat doe je?
12. Je hoort andere leerlingen lachen met een dove medeleerling zonder dat hij het weet. Wat doe je?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
13. Je merkt dat een dove leerling gepest wordt door een groepje. Wat doe je?
14. Een dove/slechthorende jongere wordt door de leerkrachten systematisch vooraan geplaatst in de klas. Op een dag weigert hij halsstarrig… Hoe kan dit opgelost worden?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
15. In de klas gaat elke leerling om de beurt naast de dove medeleerling zitten. Zo wordt de draaglast om de dove leerling bij te staan minder zwaar. De dove jongere vindt dit echter vernederend. Wat denk jij hiervan?
16. Horende jongeren fluisteren stilletjes terwijl ze in de rij staan en eigenlijk moeten zwijgen. De leerkracht reageert niet, hoort het niet… Dove jongeren gebaren naar elkaar. De leerkracht wijst ze terecht. Kan dit?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
17. Je merkt dat een dove leerling tijdens de klasuitstap de gids niet begrijpt: de man heeft een snor en een baard. Wat doe je?
18. Tijdens een groepsgesprek in de klas, merk je dat je dove/slechthorende klasgenootje heel moeilijk kan volgen. Op welke manier kan je hem op dat moment het beste helpen?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
SITUATIE
SITUATIE
19. Die nieuwe dove jongen in de klas lijkt je wel een toffe. Je wilt hem dan ook graag beter leren kennen, maar je kent geen gebarentaal. Zoek je contact met hem en hoe pak je dat aan?
20 20. Op de speelplaats wordt iets afgeroepen door het speakersysteem, de dove leerling uit je klas staat in je buurt. Wat doe je?
Bijlage 21: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis 3. SITUATIES: antwoorden
-
In een cirkel of U-vorm zitten, zodat iedereen elkaar goed ziet. Eén voor één praten, niet door elkaar. Zorgen voor een rustige omgeving, zonder veel achtergrondlawaai.
De leraar schrijft de toetsen altijd op het bord of in de agenda van Stijn.
Via wuiven, stampen op een houten vloer zodat de opgewekte trillingen de gehoorgestoorde bereiken, kloppen op de bank, een zacht projectiel zijn richting uitgooien, een beroep doen op de buurman om zijn aandacht te trekken.
Ik breng de slechthorende leerling en de betreffende leerkracht hiervan op de hoogte.
Indien een persoon een baard of een snor heeft, dan kan de dove leerling het lipbeeld van de betreffende persoon niet (goed) volgen. Op die manier begrijpt hij/zij vaak niet wat er gezegd wordt.
Bijlage 22: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis 4. DOE-OPDRACHT: vragen
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
1. Toon hoe dove mensen applaudisseren.
2. Een dove leerling staat aan de andere kant van het klaslokaal. Hoe trek je zijn aandacht?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
3. Bedenk een gebaar voor de volgende woorden: fietsen auto – boek – konijn.
4. Spel je naam in het VlaamsBelgische handalfabet. Gebruik daarvoor het blad met het handalfabet dat bij het spel zit.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
5. Speel het communicatie-met-ruisspel. Voor meer uitleg: zie handleiding.
6. Een dove medeleerling heeft je net een mop verteld, maar je hebt die niet begrepen. Hoe maak je hem dat duidelijk?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
7. Beeld ‘computer’, ‘muismat’, ‘vriendschap’ en ‘liefde’ uit in gebaren.
8. Maak aan een dove medeleerling duidelijk dat je vanavond om 20u00 met hem wilt chatten.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
9. Vraag een dove leerling om mee te gaan voetballen.
10. Feliciteer de dove leerling met zijn verjaardag.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
11. Vraag aan de dove leerling of je zijn lijm mag gebruiken.
12. Waarop moet je letten als je met een slechthorende leerling praat?
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
13. Trek de aandacht van de dove leerling naast jou.
14. Spel de naam van de leerkracht en het vak dat ze geeft in het Vlaams-Belgische handalfabet. Gebruik daarvoor het blad met
het handalfabet dat bij het spel zit.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
15. Maak aan een dove leerling duidelijk dat de les voorbij is en dat het speeltijd is.
16. Neem het kaartje met de tekeningen erop. Kies een figuur en vorm het woord met je lippen zonder lawaai te maken. Laat de anderen raden welke tekening je hebt gekozen.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
DOE-OPDRACHT
DOE-OPDRACHT
17. Beeld een dier uit zonder geluid te maken. De andere leerlingen raden welk dier jij uitbeeldt.
Leerling met een gehoorstoornis DOE-OPDRACHT
19. Verzin voor jouw buur een naamgebaar op basis van een positieve eigenschap of een uiterlijk kenmerk. Bijvoorbeeld: bij een enthousiast persoon kan je met de handen in de lucht draaien. Bij iemand die een bril draagt, kan je twee cirkels maken met je vingers/handen en die voor jouw ogen houden.
18. Beeld een sport uit en laat de anderen raden welke.
Leerling met een gehoorstoornis DOE-OPDRACHT
20. We spelen ‘galgje’. Kies een woord en duid met streepjes op het bord aan hoeveel letters het telt. De medespelers gaan op zoek naar de letters, maar gebruiken daarbij alléén het vingeralfabet. Het vingeralfabet vind je op een apart blad dat bij het spel zit.
Bijlage 23: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis 4. DOE-OPDRACHT: antwoorden
Door te wuiven, met de voet te stampen zodat trillingen worden veroorzaakt, door een licht voorwerp in zijn richting te gooien, door een beroep te doen op iemand die in zijn buurt staat....
Zie handleiding.
Handen omhoog en draaien maar.
Zie handleiding.
- Achtergrondlawaai kan heel storend zijn. - Spraak kan je aflezen van de lippen. Zorg er dus voor dat de gehoorgestoorde je lippen steeds goed kan zien (hou nooit een hand voor de mond). - Praat niet door elkaar.
Dat je met je mond naar hem toe staat, dat je je lippen niet verbergt, dat je traag praat, goed articuleert, niet gaat roepen, want dat vervormt het lipbeeld... extra uitleg zie handleiding.
Tik hem zachtjes op de schouder, wuif met je hand, tik zachtjes op de bank...
Tekeningen zie handleiding.
Uitleg ‘Galgje’ zie handleiding.
Meer uitleg over naamgebaren, zie handleiding.
Bijlage 24: Kaartjes: Leerlingen met een gehoorstoornis 5. STELLINGEN
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
1. Dove leerlingen moeten les volgen in het buitengewoon onderwijs.
2. Het is niet eerlijk dat een dove leerling soms kopies krijgt van de les, terwijl een horende leerling alles zelf moet noteren.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
3. Dove jongeren zijn minder intelligent dan horende jongeren.
4. Dove leerlingen moeten ook luisteroefeningen doen.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
5. Dove leerlingen moeten ook voordrachten houden vooraan in de klas.
6.
Dove en horende mensen zijn gelijkwaardige personen.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
7. Gebarentaal is beperkt in woordenschat en dus niet geschikt voor diepgaande gesprekken.
8 9
8. Een gehoorgestoorde leerling draagt altijd hoorapparaten.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
9. Een gehoorstoornis heb je vanaf de geboorte. Als je hoort van bij de geboorte, zal je blijven horen.
10. Dove jongeren zijn liever alleen.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
11. Horende en dove jongeren worden nooit goede vrienden.
12. Het hoorapparaat verbetert het gehoor bij een slechthorende leerling in dezelfde mate als een bril het zicht bij een slechtziende leerling verhoogt.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
13. Dove mensen voelen zich niet gehandicapt…
14. Gebarentaal is uitgevonden.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
15. Wanneer een dove leerling in de klas zit, moeten alle klasgenoten de moeite doen om enkele belangrijke basisgebaren te leren.
16. Dove en slechthorende leerlingen verdienen in de klas of op school geen speciale behandeling of aanpassingen, want ze hebben toch zelf voor een ‘gewone’ school gekozen.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
17. Een studiereis waarbij een gids uitleg geeft, is vaak moeilijk voor een dove leerling. Het zou goed zijn, mocht de leerling op school blijven en daar een vervangende taak uitvoeren.
18. Dove leerlingen kunnen geen tvprogramma’s volgen.
Leerling met een gehoorstoornis
Leerling met een gehoorstoornis
STELLING
STELLING
19. Dove mensen horen muziek.
20. Dove mensen kennen geen poëzie.