'^iis^^^^^^^'i^k
^^ -^u.^-'
.
^
^^di'-Wv^,'r*-
PBESEÏfT-EXEMPlAAK.
HKl T
KOLONIAAL VRAAGSTUK WK
1)1,>,i
11K J^ U U R . iim
KEXIGE STELLIN(IEX NADBll TOEGELICHT, DOOR
Mr. C. SANDENBERGH MATTHIESSEN.
TK 'SGKAVBNHAGK,
B I J GEBR. J. & H. VAN LANPxENHUVSEN. 1866.
X.
^ ^ O ' 0 ' ^ L-'3"3,
••
...l.^«
«^MW^P**'s»*W'®T« •
I
I (
1
Eeii bij uitstek vruchtbaar eilaucl geschikt tot voortbrenging van alle benoodigde inheemsche voedingsmiddelen alsmede van vele producten gevraagd op vreemde markten, bevolkt met 13,000,000 zielen, biedt, bij een goed bestuur, alle waarborgen aan dat de staats-mtgaven de staats-inkomsten niet behoeven te boven te gaan. Heeft daarenboven een Staat onder bovengenoemde omstandigheden geene of althans geene noemenswaardige schulden, dan kan er buitendien met gemak een batig slot verkregen worden. lUcen wanbestuur kan, onder zulke gegevens, oorzaak zijn dat bij afwezigheid van rampen van hooger liand of staatsbankroet, of deficit te vreezen zoude zijn. Op Java is tot nog toe in slot verkregen, maar daar dit het noodige te onthouden, tegen geen of lam) vastgesteld
de laatste jaren wel een batig verkregen is door aan dat eiland door de bevolking te dwingen loon te arbeiden en door van
é staatswege handel en landbouw te drijven, heeft datzelfde batig slot altijd in zich rondgedragen de kiemen van ontbinding en biedt derhalve in de toekomst weinig kans aan van behouden te kunnen worden, ^ndieu niei eenander en beter stelsel in de plaats treedt. VJV is dus voor Jaui behoefte aan een wet, welke de hinderpalen opruimt die tot nog toe aan uitbreiding en verbetering van den landbouw en ontwikkeling van het handelsverkeer in den weg hebben gestaan. Die hinderpalen zijn geweest, wat den landbouw betreft, behalve het verbod voor Europeanen en vreemde Oosterlingen om bebouwde velden van den inlander te koopen of te huren; behalve hel staats-regterlijk standpunt der inlandsche hoofden; behalve de van regeringswege opzettelijk bestendigde onzekerheid omtrent het regt van beschikKing o\er woeste gronden, en dien ten gevolge onmogelijkheid voor den industrieel om op die gronden eenig zakelijk regt te verkrijgen; behalve het verbod om kofhj te planten op grondeii in den laatsten tijd van gouvernements-wege in huur uitgegeven; behalve het landrente-stelsel; en behalve het cultuur-stelsel: a. heerediensten; b. gemeente-bezit; Landbouw heeft uoodig kapitaal, zakelijk regt op den grond. Kapitaal vloeil zekerheid vindt.
vrijheid tot arbeid en
alleen daarheen , waar het althans eenige
o
Op Java is wegens gemis aan zekerheid geen noemenswaardig beschikbaar kapitaal aanwezig. De invoerhandel op Java, voornamelijk bestaande uit lijnwaden, is gevaarlijk en onzeker, vooreerst door de wijze waarop die handel gedreven wordt, met tusschenkomst van Chinezen wier soliditeit, in verband met de crediten welke gegeven worden, a priori zeer moeijelijk te schatten is, en ten tweede omdat de inlandsche verbruiker van staatswege op verschillende wijzen belemmerd wordt in het verdienen van het geld, dat hij noodig heeft tot inkoop. Omdat eerst in de laatste jaren en dan nog slechts een gedeelte van de Gouv. suiker en kofflj op Java zelve verkocht wordt, heeft de handel zich door middel van onereuse en veel kans op verlies aanbiedende consignatie-contracten, meester moeten maken van dat gedeelte der oogsten, waarover fabrikanten, industriëlen en planters vrije beschikking hadden. Dientengevolge zijn vele landbouw-ondernemingen aanzienlijke sommen schuldig aan de groote handels-firma's en zijn deze tegenwoordig noch geneigd, noch bij magte, meer kapitaal aan den landbouw voor te schieten, vooral indien de terugvloeijmg dier sommen, zelfs bij welslagen, eerst na vele jaren te verwachten is. Het is derhalve volstrekt noodzakelijk, bij ontstentenis van beschikbaar kapitaal op Java, dat dit van elders kome, en komen zal het niet, tenzij de wet de redenen waarom het tot nog toe weggebleven is, opheffe.
(i
[leerendhnsfen. Alle gedwongen arbeid heeft ten gevolge lanffzaam on deehf werk. Alle betaalde gedwongen arbeid, indien de betaling slechts eenigzins billijk is, heeft daarenboven tengevolge eter werk. De heerendiensten op Java zouden nog alleen te verdedigen zijn van het standpunt des overheerschers, zoo lang zij opgelegd worden als belasting in arbeid en de bevolking niet bij magte is eene belasting in geld op te brengen. Het is een zedelijke pligt voor den overheerscher alle belastingen en dus ook de belasting in arbeid met billijkheid op te leggen en te heffen. Geene belasting als die in arbeid geeft tot zóó vele misbruiken aanleiding, vooral wanneer die geheven wordt door inlandsche ambtenaren, die een gedeelte der opbrengsten daarvan tot hun voordeel kunnen aanwenden. De heerendiensten op Java hebben ten gevolge gehad vrijstelling van den een ten nadeele van don ander. Zij zijn «gebleken voor controle onvatbaar te zijn, en hebben den vrijen arbeid steeds belemmerd, omdat de heerendienstpligtige geen vrije beschikking over zijn tijd heeft. De misbruiken en nadeelen van de heerendiensten op Java worden door de tegenstanders niet overdreven, maar hebben veel meer kwaad gesticht dan immer openbaar is gemaakt. Dwaas is de stelling dat vrije cultuur zich noemenswaardig ontwikkelen kan met behoud van verpligte cultuur en gedwongen arbeid.
7 Alle meer billijke regeling, vermindering en partiële opheffing zijn onvoldoende. Om die reden zijn de millioenen gemoeid bij de onlangs gedecreteerde hervorming in het binnenlandsch bestuur op Java weggeworpen geld. Ieder inlander moet in de gelegenheid zijn zich voor geld niet van een gedeelte der verpligte diensten los te koopen, maar voor, des noods, veel geld te verwerven de geheele vrije beschikking over zijn tijdZoodra die af koopbaarstelling goed geregeld is, zal de inlander niets liever doen dan zich de vrijheid over zijn tijd te verwerven. Alsdan zullen de particuliere ondernemingen arbeiders in overvloed kunnen verkrijgen en zeer spoedig zullen op die plaatsen, waar voorloopig de heerendiensten behouden zijn gebleven, omdat de bevolking niet in s(aat was geld te verdienen en dus ook geen belasting in geld kon opbrengen, particuliere ondernemers zich vestigen, omdat zij weten te zullen slagen, zoodra voor de bevolking in de nabijheid de grootste prikkel tot geld te verdienen, namelijk inkoop van vrijheid, ontstaan is. Ook zal die af koopbaarstelling ten gevolge hebben dat uit de afkoopsom alle openbare werken, welke door de bevolking tot nog toe in dwangarbeid verrigt werden, zullen kunnen worden uitbesteed en in vrijen arbeid tot stand gebragt. Dat eene cultuurwet, welke zich voornamenlijk ten doel stelt afschaffing van dwangarbeid bij den landbouw en van willekeurige beschikking over gronden, de heerendiensten op Java onaangeroerd laat, is bezwaarlijk te verklaren. Dit ingrijpend onderwerp moge geregeld worden op Java bij besluit, maar de vertegenwoordiging heeft het regt te vorderen dat bij het optrekken van een nieuw koloniaal
staatsgebouw aan liare beoordeeliug een plan in het geheel worde onderworpen, terMdjl thans het voornaamste onderdeel aan hare beslissing wederregtelijk wordt ontbonden.
Gemeente-bezit. Het is bij den javaan als ingeboren dat ontginning den ontginner althans het regt van vruchtgebrnik van den grond seeft. Waar woeste gronden in overvloed aanwezig zijn, erlangt de grond eerst waarde door ontginning en bebouwing Vooral bij ontginning van woeste gronden verrigten de inlanders gemeenschappelijken arbeid en vormt zich meermalen gemeentebezit uit noodzakelijkheid, dat echter weder langzamerhand verdwijnt, naarmate gemeenschappelijke arbeid minder gevorderd wordt, de grond in waarde stijgt, en de nog voor ontginning geschikte gronden op grooteren afstand liggen. Het gemeente-bezit is nimmer door godsdienstige insteh lingen, zeden, gewoonten noch overleveringen eenwettelijke toestand op Java geweest, maar is kunstmatig op vele plaatsen waar het door de noodzakelijkheid ontstaan was, bestendigd of ingevoerd door de hoofden, in verband met de heerendiensten en vooral door het gouvernement aangewend om aan het cultuurstelsel een schijn van billijkheid te geven. Het geaneente-bezit heeft noodwendig ten gevolge versnippering van den grond, en dit maakt wederom dat de inlander, wiens aandeel toch te klein is om in zijne dagelijksche behoeften te voorzien, weinig waarde hecht aan dat
-*ii«.;;,:i;,_e^
9 kleine J hem telken jarc op nieuw toegewezen stukje, zoodat hij dan ook natuurlijk niet op verbetering en proefneming bedacht is, maar zich dikwerf in den vorm van allerlei eigenaardige transactien daarvan tijdelijk ontdoet, met dit gevolg, dat de inlandsche hoofden en woekeraars daarmede zeer gemakkelijk te zijnen koste, meestal in het geheim, hun voordeel doen. Ook hierin ligt voor een groot gedeelte de oorzaak dat dikwerf te goeder trouw door de europesche ambtenaren beweerd is dat de inlander, indien hij daartoe geen prentah (last) ontving, te lui zoude zijn om zijne eigene sawah's te bearbeiden. De onverschilligheid van den inlander ten opzigte van de velden, die hem toch zijne voornaamste voedings-middelen moeten opleveren, is inderdaad een verschijnsel dat zich voordoet voor den oppervlakkigen beschouwer, maar wanneer men nagaat hoe de Balinees het stuk grond dat hem in eigendom toebehoort met de meeste zorg bebouwt en onderhoudt, — hoe in het zuidelijk gedeelte van Probolingo en Bezoeki, waar individueel grondbezit bestaat, reeds veel meer zorg dan op de gemeente-gronden aangewend wordt, dan voelt men bij empirie en intuïtie dat er andere oorzaken aanwezig moeten /.ijn, zonder welke een anders onbegrijpelijk verschijnsel niet verklaard zou kunnen worden. De eigenlijke oorzaak ligt in de omstandigheid dat op de plaatsen, waar de heeren- en cultuur-diensten drukkend zijn, alle werkzaamheden zoodanig verdeeld moeten worden dat alles op zijn tijd geschiedt door massale oproeping der dienstpligtigen, zoodat wanneer gedurende eenige weken voor openbare werken velen uit de dessa uitgeroepen zijn en de tijd daar is dat de sawah's bewerkt moeten worden, inderdaad
10 tot die bewerking aan de bevolking last gegeven wordt ^ maar diezelfde last zoude nimmer behoeven gegeven te worden ^ zoodra het gemeente-bezit in individueel eigendom van den grond herschapen zal zijn, eri de inlander zich geheel de vrije beschikking over zijn tijd zal kunnen verwerven. Daar in de dessa^s nu reeds dikwerf niet genoegzaam werkbare handen aanwezig zijn, om alle de verpligte diensten te verrigten, hebben de inlandsche hoofden er belang bij alle verhuizing tegen te werken, ja zelfs met geweld te beletten. Dit is een van de groote oorzaken, waarom de ontginning van woeste gronden door den inlander, niet die vlugt genomen heeft, welke men zou mogen verwachten, met het oog op de vruchtbaarheid van den grond, den korten tijd tot ontginning benoodigd, en de spoedig te verwachten voordeelen, vooral ook in verband met de vrijstelling van landrente gedurende de eerste drie jaren. Eene dessa bestaat even als vroeger de villa in Gallic uit op zich zelf staande woningen, omgeven van vruchttuinen, welke in eigendom door de inhebbers bezeten worden. Daar langs de grenzen van de eigenlijke dessa de grond terstond geen privaat eigendom meer is, maar gemeenschappelijk bezeten wordt door de dessa, kan geen vreemdeling zulk een stukje grond koopen buiten de dessa, om zich daar te vestigen, en indien derhalve niet bij toeval eene woning in de dessa te koop is, bestaat er voor hem geene mogelijkheid om zich in de dessa neer te zetten, tenzij hij door den een of ander in huis worde opgenomen. Dit heeft dan ook ten gevolge dat indien de inwoners der dessa's niet willen arbeiden op de nabij gelegen suikerfabriek — en waarom zouden zij daartoe genegen zijn? — het niet mogelijk is werklieden uit verwijderde streken naar de fabriek te lokken, daar, wilden die vreemdelingen zich tot
11 arbeid verbinden, het hun onmogelijk zoude zijn huisvestingte vinden. Hetzelfde had plaats in Gallic blijkens de Salische wet (lex de migrantibus) waarbij bepaalde voorwaarden gesteld worden aan hem die zich in een villa wil vestigen en blijkens de meeste toenmaals vigerende costumen werd het verblijf in de villa ontzegd aan den vreemdeling die zich niet gedurende zekeren tijd^ zoo als men het op Java noemen zoude, aan de dessa-verpligtingen onderwierp. De eigenlijke gogol is de ingezetene eener dessa, eigenaar van zijn erf, deelgeregtigde in het gemeente-bezit en slechts in naam, omdat de heerendiensten op den grond kleven, heerendienstpligtig; maar even als de eigenaar eener buitenplaats in Nederland niet zelf aan den grooten weg zoude werken, stelt hij plaats-vervangers, die het hem opgelegde aandeel in de heerendiensten verrigten. Die plaats-vervangers (orang-menoempang) zijn in den regel jongere bloedverwanten, aanstaande schoonzoons van den gogol, of wel door hem iu huis genomen, om tegen kost, inwoning en daarenboven nog dikwerf zeer hooge dagloonen, arbeid te verrigten. Daar zeer zeker de gogol nimmer zelf de opgelegde taak zoude verrigten en de menoempang in de dessa alle raison d'etre zoude missen, indien hij voor een ander dan zijn gogol, die hem huisvest en de kost geeft, arbeidde, zoo ontbreekt eigenlijk de volksklasse bestaande uit personen, die verpligt zijn koelie te worden om in hunne dagelijksche behoeften te voorzien. Het eigenlijke dessa-bestuur en de werkkring der gemeenteraden is zelfs voor vele ambtenaren een gesloten boek. Maar indien men slechts even het oog in die huishouding gehad heeft, weet men dat de vreemdeling, die met de vereischte toestemming zich in de dessa vestigt, vooral in de eerste tijden,
u zich. minder dan ieder ander aan de dessa-verpligtingen zou kunnen onttrekken en derhalve zich bij geen e mogelijkheid tot arbeid zou kunnen verbinden, maar ingeval hij zulks deed spoedigj met geweld des noods, verdreven zoude worden. Het bepaalde feit dat zelfs tegen hooge loonen de suikerfabrikanten geen voldoend aantal koelies verkrijgen kunnen, is volstrekt geen bewijs tegen de mogelijkheid van vrijen arbeid op Java. Wanneer men toch nagaat hoeveel ieder in de dessa zou kunnen verdienen door handel te drijven of het een of ander ambacht uit te oefenen, indien hij dagelijks zoo véél uren arbeidt als waartoe hij verpligt is, wanneer hij zich bij eene suikerfabriek verhuurt, dan pleit het voor het gezond verstand van den inlander, dat hij liever in zijn koele hut, in de nabijheid der kabbelende rivier, onder de schaduw der pinangboomen, bij de slanke Sadina, zijn werk verrigt, ivanneer en zoo als hij zelf wil, dan des ochtends om vijf uur, bij het luiden van den klok, de bekoorlijke dessa te verlaten en ongeveer den geheelen dag tegen slechte betaling sjouwerswerk te doen onder opzigt van mandoors, wier bejegening zeer zeker niet altijd even voorkomend en vriendelijk is. De twijfel of vrije arbeid op Java mogelijk is heeft zijn ontstaan te danken aan de hinderpalen, die den inlander steeds in den weg hebben gestaan om over zijn tijd te beschikken. Men moet zich verwonderen dat niettegenstaande die hinderpalen, en alhoewel in ^slands vergaderzaal de vrije cultuur wel eens genoemd is een „teere plant", zoovele feiten zijn waargenomen, weDce ons als het ware de vraag afdwingen hoe groot wel de ontwikkeling van dat vruchtbare eiland zoude geweest zijn, indien geen kunstmatige belemmeringen bestaan hadden en bij tijds kapitalen, gelokt door een zuivereai toestand, op groote schaal daarheen gevloeid waren.
13
*^ ; i j 1 j i i I \ I I I !'
/i
•
De luiheid van den Javaan wordt dan ook door verstandige behoudsmannen, die den arbeid in de hoofdsteden en den vrijwilligen tabaksaanplant in de binnenlanden gadegeslagen hebben, reeds niet meer als bezwaar aangenomen. Maar velen beweren nog: a. dat vervanging van heerendiensten door uitbesteding in vrijen arbeid den staat tot bankroet zou voeren; h. dat oplossing van het gemeente-bezit in individueel eigendom ten gevolge zal hebben dat menig thans deelgeregtigde in de sawahs weldra zijn stukje grond verhezen zal en er alzoo een uitgebreid proletariaat zal ontstaan; c. dat het cultuurstelsel proefondervindelijk bewezen heeft een goed stelsel te zijn, omdat het welvaart onder de bevolking verspreid heeft. Maar: ad a. Zij vergeten dat alle arbeid op taak, zoodat ieder verdient naarmate hij werkt, geheel geregeld door vraag en aanbod, ten gevolge moet hebben dat alle openbare werken met veel minder menschenhanden, in veel korteren tijd, tot stand zullen gebragt worden, en dat, indien de afkoopbaarsteUing der heerendiensten goed geregeld wordt, het daaruit te verkrijgen fonds zeer zeker voldoende zal zijn om al wat tot nog toe voor niet of tegen slechte betaling verrigt werd, tot stand te brengen. Ad l. Zij denken er niet aan, dat de staatszorg in geen land ter wereld zoo ver gaat dat de wet den handel in roerende of onroerende goederen verbiedt uit vrees dat kooper of verkooper zou benadeeld worden, en derhalve den onverschilligen of dwazen eigenaar dwingt zijn eigendom te behouden, maar ook tegelijkertijd den nijveren en voorzigtigen belet den eigendom van anderen door koop-overeenkomst te verkrijgen. Ad e. Zij bedenken wel dat inderdaad het cultuurstelsel verschillende kleine industriën in het leven geroejien en veel geld onder de bevolking gebragt heeft, maar zij verzuimen
14 te overwegen dat hetzelfde ook eenigzins plaats zou gegrepen hebben, zelfs indien met het cultuurstelsel tegelijkertijd de slavernij op Java ware ingevoerd, en zij verzuimen vooral te berekenen j hoe veel meer kleine industrién onder de bevolking in het loven geroepen zouden zijn en hoe veel meer geld ouder haar zou gebragt zijn, indien de cultures zich vrij hadden kunnen ontwikkelen. üe oudgast beschouwt alle maatregelen, waardoor, zelfs tegen goede betaling, de bouwgronden onteigend worden, als een ongehoorde onregtvaardigheid, maar ziet met zalving neder op de willekeurige beschikking over gronden ten gerieve van het cultuur-stelsel. Ging het bewezen op dat voor alle hervorming op Java dezelfde tijdperken vereischt worden welke de beschaving in Europa heeft doorloopen, dan zou men — om oud gasterig logisch te zijn — den inlander nog gedurende eenige eeuwen het gebruik moeten onthouden van spoorwegen, telegraphen en ijsmachines. In de voorgestelde cultuurwet is de wctge\er halverwege blijven staan. Het goede m de wet, wat de hoofdzaak betreft, is: «.toekenning van eigendom op gronden, welke de inlandsche bezitter in individueel en erfelijk gebruik bezit, op dessa of gemeentegronden, op openbare gebouwen, straten, markten, enz. (art. 1—5). b. toekenning van eigendom aan den staat van alle gronden niet vallende onder het voorafgaande (art. 6) en van de op hoog gezag aangelegde kofhj-tuinen (art. 7). 6'. het beginsel dat de inlander eigeudoms-bewijzen bekomen kan van gronden (art. S).
15 «•/.het beginsel dat gemeente-bezit kan opgelost worden in individueel eigendom (art. 9). e. liet beginsel dat althans een zakelijk regt op woeste gronden verkregen kan worden (arl. 19). ƒ. het beginsel dat op die woeste gronden ook koffij mag aangeplant worden (art. 25). (j. de bepaling dat de tegenwoordige huurders van woeste gronden op die- gronden regt van erfpacht bekomen kunnen (art. 33). h. de aanbesteding van hout-aankap voor rekening van den staat en de ope-ibare concurrentie bij het verleenen van concessie tot aankap van hout voor rekening van bijzondere personen (art. 37 en 38). i. de bepaling dat van staatswege in den vervolge niet over den arbeid der inlanders, ten behoeve van eenige cultures, beschikt wordt, behoudens de in de wet opgenoemde uitzonderingen (art. 47). h. de afschaffing van politie-straffen wegens niet nakomen van burgerlijke overeenkomsten (art. 56). Als halve maatregelen kunnen aangemerkt worden: a. de bepaling dat het gemeente-bezit alleen dan zal opgelost worden in individueel eigendom, zoodra de meerderheid der regthebbendeu het verlangt (art. 9). ad«. Hoe zal dat verlangen zich kenbaar maken ? Wordt hier bedoeld de meerderheid der individuen ook indien de minderheid eene grootere oppervlakte gronds vertegenwoordigt? Waarom niet oplossing van gemeentebezit binnen zekeren termijn imperatief voorgeschreven door middel eener billijk geregelde verloting? h. de bepaling dat de overeenkomsten tot verhuur
16 of ingebruikgeving van grond door inlanders aan Europeanen en vreemde oosterlingen voor niet langeren tijd dan voor tien jaren gesloten mogen worden (art. 14). ad h. Ofschoon door industriëelen en geldschieters van die bevoegdheid tot inhuur — wat vroeger verboden was — weinig of geen gebruik gemaakt zal worden, omdat, met het oog op de voor de meeste cultures noodzakelijke afwisseling van gronden, de huurprijs voor de meeste ondernemingen te drukkend zoude zijn, moet men het goedkeuren dat het beginsel dat de inlander aan den europeaan zijn grond in den vervolge verhuren mag, in de wet geradiceerd staat; maar waarom dan die willekeurig gestelde termijn van tien jaren? Is men bevreesd dat de inlander berouw zou kunnen hebben, indien hij zijn grond voor langer dan tien jaren verhuurd had, dan is een tienjarig berouw, uit een philojavaansch oogpunt, zeker veel te lang, terwijl voor den industrieel een tienjarige huur, zoodra hij kostbare gebouwen moet oprigteu, veel te kort is. c. de uitgifte van gronden, toebehoorende aan den staat, in erfpacht (art. 19). adc. Waarom geen eigendom? Een zakelijk regt op den grond is voorzeker een groote schrede voorwaarts, maar waarom halverwege blijven staan ? Eigendom heeft èn voor den industrieel èn vooral voor den geldschieter zeer veel vó(5r op erfpacht. Bij vreemde overheersching zou de nederlandsche kapitalist althans eigenaar van landerijen op Java blijven, terwijl in geval van erfpacht, bij verstrijking van termijn, de overheerscher het regt zou hebben het zakelijk regt als geëindigd te beschouwen. Erfpacht heeft daarentegen hoegenaamd niets voor op eigendom.
17 (I. Haudliaving der goavernements-koffijciiltuius in verbaTid met de bevoegdheid der aanstaande erfpachters, om op hun grond ook koiïij te planten (art. 40 in verband met art 25) ad fl. Wilde het gouvernement volstrekt in het direct genot blijven der voordeden van de staats-koffijcultuur, dan behoorde men, even als ten opzigte van het tabaks-debiet in Frankrijk geschiedt, consequente bepalingen te maken, die aan de regering de baten van haar monopolie blijven verzekeren. Dat geen botsing tusschen de belangen van de regering en die der particulieren te vreezen zoude zijn, zooals de zaak thans geregeld wordt, kan alleen te kwader trouw of uit onkunde verzekerd worden. Met algemeene hilariteit, ja met homerisch gelach van Bantam tot Banjoewangie, wordt op Java altijd dit punt besproken en gepersifleerd. Men leze wat hieromtrent nog onlangs in het Indisch genootschap IS gezegd.
Maar nog veel beter dan een monopolie met kunstmatige middelen in een ziekelijken toestand kwijnend te doen voortleven, zoude geweest zijn het streven der regering om met behoud r/er^e^^/e, jamet alle kans op meerdere voordeden achtereenvolgens de Gouv. koffij-cultuur in particuliere teelt op te lossen. e. De moci:-hulp aan de tegenwoordige suikercontractanten (art. 46). ad e. De regering weet zeer goed dat de contractanten op grond van artikel 17 niet hebben kunnen toetreden tot het Koninklijk Beslu.it van 20 Julij 1863 en dat de enkele die toegetreden zijn, zulks gedaan hebben louter uit wanhoop. Deze bepaling is of een wassen neus, of — gesteld de contractanten hadden
18 wel kunnen toetreden — een nooclelooze slag toegebragt aan het batig slot. / . T)e geheele wet is h vol d'oiseau een halve maatregel. ad / . Men heeft het meest het oog op de landbouw-ondernemingen, welke nog niet geboren zijn en laat alle bestaande verwarde toestanden onaangeroerd. Ook moeten de meeste onderdeelen nog bij koloniale ordonnantien te Batavia, waar de ars legislatoria nog in de zuigelings-periode verkeert, in werking gebragt worden. En nu de geheel af te keuren bepalingen. Deze zijn: e. Europeanen, met hen gelijkstelden en vreemde Ooterlingen zijn onbekwaam tot verkrijging van eigendomsregt of andere zakelijke regten op de gronden, waarvan de eigendom volgens deze wet aan den inlander behoort. Deze bepaling wordt in het vijfde jaar na de invoering dezer wet aan herziening onderworpen (art. 12). ad a. Men schijnt of bevreesd te zijn, of Kever om stemmen te winnen op parlementair gebied deelt de regering oogenschijnlijk de vrees dat de inlander zich voor een spotprijs zoude ontdoen van zijn grond. Het pro en contra is zeer zeker niet wiskunstig te betoogen. Op het eiland Bali zou men ten antwoord krijgen de vraag- wie zou zijne sawah's, zonder daartoe gedwongen te worden, willen verkoopen? Maar de Javaan is geen Balinees, zegt de Indische specialiteit, die immer verschil van locale omstandigheden weet aan te halen om te betoogen dat de
19 Westersche
staathuishoudkunde
niet
op Oostci'^ohe
toestanden toepasselijk is. Maar ook in Bezoekie, Probolingo en Kediri moeten de tabaksplanters die schuren willen bouwen, voor het regt van opstal op dat stukje grond, fabuleuse prijzen betalen en van spotprijzen is daar nimmer sprake geweest. Doch gesteld: de vrees is gegrond, zal dan de Javaan in vijf jaren zich dermate ontwikkelen dat hij sui juris en compos mentis geworden zal zijny Nog iets: kan men dan geene bepalingen maken , waardoor in allen geval alle overrompeling en benadeeling binnen zeer enge grenzen teruggebragt worden? Men stelle b. v. een termijn binnen welken de overschrijving geen plaats kan hebben. Tot op het oogenblik der overschrijving zal de inlander alsnog kunnen verklaren dat hij van den verkoop afziet. Alle kooppenningen door den Europeaan of Chinees betaald voor de overschrijving loopen voor zijn risico en kunnen in regten niet teruggevorderd worden. Toezigt van het bestuur, en andere behoedende bepalingen meer, h. Uitgifte van gronden in erfpacht van regeringswege (art. 19). ad h. Waarom mag de particulier niet het initiatief nemen ? Het spreekt immers van zelve dat bij handhaving der Goav.-koffijcultuur de regering zeer karig zal zijn in het uitgeven van voor die cultuur geschikte gronden. Dus of niet noemenswaardige ontginning van woeste gronden, of overal het paard van Troje ingehaald in het paradijs van dwang en slechte betaling. e. Tusschenkomst des bestuurs bij expiratie der bestaande suiker-contracten (Art. 41—43).
20
ad r. Dat de regering zegt: zoodra ons contract geëindigd is, contracteer ik niet meer — geen dwangarbeid noch bij den aanplant, noch bij het snijden, noch in de fabriek; daartoe heeft zij vollen regt. Des noods zou men nog de vraag kunnen doen, indien het bewezen ware dat de suikercultuur zonder dwangarbeid onbestaanbaar IS, of dan de geheele vernietiging van de in die industrie aangewende millioenen en der indirecte voordeden voor handel en scheepvaart zonder geleidelijken overgang niet een al te groot offer is en of die daad van de tegenwoordige regering niet eenige gelijkenis aanbiedt met het bedorven gespeende kind, dat de moeder uit loutere baldadigheid in de borsten bijt? Maar dit alles is onnoodig. Vrije suikercultuur is mogelijk op Java. De feiten en voorbeelden, welke men daartegen aanhaalt, doen geen redelijken twijfel ontstaan. Integendeel, indien de fabrieken, welker resultaten medegedeeld worden, in plaats van verhes af te werpen, voordeeKg gewerkt hadden, dan zou men op zijne hoede moeten zijn, want dan zou er iets louche, iets onverklaarbaars tusschen oorzaken en gevolgen aanwezig zijn. De suiker-industrie heeft twee zaken noodig: P . Zakelijk regt op den grond, en die grond moet zoodanige uitgestrektheid hebben, dat de velden bij afwisseling met suikerriet beplant kunnen worken. Zegge: 800 bouws, waarvan jaarlijks 300 bouws voor riet en de o verblijvenden tot voeding der opgezeten bevolking. 2°. Vrijheid tot arbeid van de opgezetenen door zich los te kunnen koopen uit de heerendieusten buiten het land en volkomen vrijheid om zich te verbinden tot arbeid tegenover den landeigenaar. Bewijs dat onder die voor alle luchtstreken ver-
ai eischte gegevens de suiker-industrie prachtige resultaten afwerpen kan, vindt men in Kedawong en het land Alkmaar in de Residentie Passaroean. Maar wat wordt nu de toestand der suiker-contractanten ua expiratie hunner te goeder trouw gesloten overeenkomsten met het Gouvernement van Nederlandsch Tndié? Hoegenaamd geen tusschenkomst van het Bestuur wat den arbeid betreft, maar alleen... aanwijzinf/ vmi velden. En daarneven... verbod om van den inlander, althans gedurende de eerste vijf jaren, gronden te koopen. Kan men zich een desolater toestand voorstellen P Strekking der wenschelijke amendementen: 1". •i\
Eujendom in plaats van er/pacht (art. Ifl). Opneming in de wet van het beginsel dat alle heerendiensten afkoopbaar zullen worden gesteld, y-. Intrekking van het verbod voor Europeanen tot verkrijging van eigendomsregt of andere zakelijke regten op de gronden, waarvan de eigendom aan den inlander behoort, des noods met voorzorgsmaatregelen (art. 12). i<». Ook particulieren zullen aanwijzing mogen doen van de gronden, welke zij, op de bij de wet vastgestekle voorwaarden, in erfpacht zullen verlangen te bekomen. Afwijzende beschikkingen worden gemotiveerd (art. ID). 5". Mogt men nog niet aan alle Europeanen verlof tot mkoop van gronden aan inlanders behoorende willen geven, dan worde zulks althans gegeven aan de tegenwoordige suiker-contractanten; of wel het beginsel m de wet geradiceerd dat voor de bestaande fabrieken tegen billijke betaling 800 bouws zullen kunnen onteigend worden. Deze onteigening, gedeeltelijk ook ten algemeenen nutte met het oog op de in die
u
6". 7". S'.
industrie ten gevolgen van gouvernements-aansporing belegde millioenen en de indirecte voordeeleu voor liandel en scheepvaart^ wordt, alhoewel voor bestrijding vatbaar, gebillijkt wegens het feit dat het gouvernement toch nog twintig jaren voornemens is te beschikken jaarlijks over de gronden voor den aanstaanden aanplant en het reeds geplante riet benoodigd, terwijl ook daarenboven, zoolang het gemeente-bezit nog niet is opgelost, die maatregel veel gemakkelijker dan later te nemen zoude zijn. Oplossing van het gemeente-bezit imperatief gemaakt (art. 9). ITuur-termijn facultatief gelaten (art. 14). Voorloopig verbod tot planten van koffij op de nog uit te geven gronden in erfpacht of geleidelijke overgang der gedwongen koffij cultuur in de handen van tinantieel sterke maatschappijen in geheel vrijen arbeid en onder verpligting om na verloop van zekeren tijd de koiïij-aanplantingen te verkavelen en aan de meestbiedenden te verkoopen.
De thans voorgestelde cultuurwet, wordt zij niet geamendeerd, belooft weinig goeds in de toekomst. Tot afbraak is weinig talent noodig. Ziet men naast de aanstaande puinhoopeu geen materialen tot opbouw, dan heeft men alle reden tot wantrouwen. Java is krank, zeer krank, en ofschoon het tot nog toe IS blijven leven onder velerlei behandeling, is de crisis aanstaande en de afloop??? Moge de geschiedenis later niet zeggen, dat ook bij volkeren even als bij individuen: Q,uem Jupiter vult pendere.... dementat.
„—B .tf*T--"
i