KNNV weekend Eifel 2010 Blankenheim e.o.
18 juni 2010 Biesberg bij Zülpich; bontzandsteendorpje Nideggen aan de Rur 19 juni 2010 Kalvarieberg vanuit Alendorf; Groeve Höneberg; Nohner Wasserfall; Blankenheim 20 juni 2010 Kronert en Halsberg bij Gilsdorf; Hühlesberg; Bad Münstereifel; Jackerath
Wisselvallig weer, bewolkt, af en toe regen, gevolgd door opklaringen. Temp. 9 ° tot 16 °C
Deelnemers: André Beijersbergen, Cor van Wijk, Elvira van Loon, Frans Nillesen, Ria Janssen, Hommo Edzes, Jan en Annelies Nillesen, Jochem Kühnen, Marcel Bolten, Peter en Wil Egelmeers-Tax, Piet Smeets. Excursieleiders: André Beijersbergen, Elvira van Loon.
De Biesberg bij Thuir/Nideggen
Rendzina De Biesberg toonde zich aan ons als een laagproductief, grazig en kruidenrijk kalkgrasland op kalksteenbodem [rendzina], een mengsel van kalkbrokken, verweringsleem en goed verterende humus. Kalk [calciumcarbonaat] is een basische stof die maakt dat de essentiële elementen fosfor en ijzer moeilijk in oplossing gaan, terwijl bovendien de opname van stikstof - in deze bodem aanwezig als nitraat- wordt geremd. Cor vertelde dat Rendzina een Russisch woord is, waarmee men het tikken van de kalkbrokken tegen de ploegschaar weergeeft. We ontdekten een rijke verscheidenheid aan gespecialiseerde planten met een geringe productiviteit. Vele hebben een beperkte levensduur, komen één of enkele malen tot bloei en vruchtzetting en sterven daarna af; kieming vindt vooral in het voorjaar plaats. Het voortbestaan van hun populaties vergt ruime zaadzetting, dus ongestoorde ontwikkeling in zomer en herfst. Deze kalkgraslanden worden dan ook in de late herfst begraasd met schapen. Omdat kalkgraslandsoorten uiteen lopende eisen aan hun kiemingsmilieu stellen, is de grote soortenrijkdom op een klein oppervlak gekoppeld aan een gevarieerde, niet te dichte vegetatiestructuur zonder dominante soort Slechts Bergdravik kwam in groot aantal voor.
Orchideeën Het prachtige kalkgrasland bevatte een keur aan orchideeën. André vertelt: Orchideeën zijn voedselspecialisten. Dat begint al meteen bij de zaden. Ze zijn uitzonderlijk klein: van de zwaarste van deze zaden gaan er nog altijd zeventig in een milligram. Reservevoedsel bevatten ze nauwelijks. In de natuur is alleen succesvolle kieming mogelijk als vanuit de grond schimmeldraden in het zaad binnendringen. Deze worden door het jonge kiemplantje als het ware gevangen genomen en uitgebuit: het onttrekt zijn bouwstoffen voor het grootste deel aan de schimmel. Traditioneel wordt deze symbiose beschouwd als een vorm van mycorriza, maar onder de mycorriza’s vormen die van de orchideeën een eigen categorie. Bij de meeste mycorriza’s worden koolstofverbindingen – althans voor het grootste deel – door de vaatplant opgebouwd uit kooldioxide, dat zij met behulp van haar bladgroen uit de lucht opneemt; een deel van deze koolstofverbindingen worden door de vaatplant met de schimmel geruild tegen anorganische voedingsstoffen [speciaal fosfaat]. Orchideeën echter staan althans in hun prille jeugd, in een parasitaire verhouding tot hum mycorriza partner. Blijkbaar is de Orchideeën familie erin geslaagd de plantenvijanden tot hulptroepen, ja zelfs tot slaven te maken.
De Grote keverorchis Listera ovata (Grote keverorchis) heeft muskusachtig geurende bloemen. Ze trekken een breed spectrum aan insekten aan: een soortgelijk publiek als op Schermbloemen afkomt. Tijdens de drie dagen in de Eifel vonden we de volgende orchideeën: Aangebrande orchis Bergnachtorchis Bijenorchis Bleek bosvogeltje Bokkenorchis Bosorchis Dennenorchis Gevlekte orchis Grote keverorchis Grote muggenorchis Poppenorchis Soldaatje Vliegenorchis Vogelnestje Wespenorchis spec. Aceras anthropophorum Cephalanthera damasonium Dactylorrhiza maculata Epipactis spec. Goodyera repens Gymnadenia conopsea Himantoglossum hircinum Listera ovata Neottia avis Ophrys apifera Ophrys insectifera Orchis ustulata Orchis militaris Orchis maculate fuchsii Platanthera chlorantha
Mycotrofe orchideeën Vogelnestje behoort tot de bladgroenloze, levenslang op schimmels parasiterende [mycotrofe] Orchideeën.
Vogelnestje Neottia nidus-avis De naam "Vogelnestje" heeft de plant te danken aan de wortelstok, waarvan de dikke wortels een vogelnestje vormen. Neottia nidus-avis is een epiparasiet, die in symbiose leeft met schimmmels, en die we vonden op natte, kalkhoudende grond in de (diepe) schaduw van bomen in een loofbos.
Bestuiving vindt soms plaats door vliegen. Het gebeurt ook dat de bloeistengels het bodemoppervlak niet bereiken en dan treedt ondergrondse kleistogame bloei en vruchtzetting op.
Bleek Bosvogeltje Cephalanthera damasonium We ontdekten Cephalanthera damasonium aan de zoom van een licht loofbos. In de bloemen die zelden goed opengaan, vindt vaak zelfbestuiving plaats.
De Bosvogeltjes vormen een voornamelijk Oostaziatisch geslacht van ongeveer vijftien soorten.
Spiegelorchis [Ophrys] We vonden twee Spiegelorchideeën : Vliegenorchis en Bijenorchis. Spiegelorchideeën zijn befaamd om de manier waarop ze hun bestuivers “bedriegen”. De meestal bruine fluweelachtige behaarde lip met spiegelend blauwe vlekken of een contrasterende gele tekening lijkt op een insekt, zowel voor het gezicht als voor het gevoel. Ook de reukzin krijgt zijn deel: de bloem verspreidt geurstoffen die overeenkomen met de lokstoffen van de vrouwtjes van bepaalde insekten, voornamelijk solitair levende bijen. De mannelijke individuen verschijnen een of enkele weken eerder dan de vrouwtjes. Ze worden aangelokt door de vorm, kleur en geur van de bloemen en proberen er mee te paren, waartoe ze zowel door geurcomponenten als door de beharing van de lip geprikkeld worden. Tijdens het bijbehorende ritueel krijgen ze meestal op hun kop stuifmeelklompjes vastgeplakt, waarmee ze naar een volgende bloem vliegen, die ermee bestoven wordt. ← Deze Bijenorchis vormt een uitzondering onder de Spiegelorchideeën doordat bij deze soort gewoonlijk zelfbestuiving optreedt. Foto: Annelies Nillesen.
Rond wintergroen De volwassen planten van Rond wintergroen (Pyrola rotundifolia) hebben arbutoïde mycorriza. Ze hebben twee typen wortels, lange en korte; de laatste zijn enigszins verdikt en worden omgeven door een schimmelmantel. De schimmelpartners zijn veelal Basidiomyceten.
We ontdekten een groot aantal fraaie bosplanten, zoals: Eenbes, Vogelnestorchis, Dennenorchis en Bleek bosvogeltje. In de periode april tot juni bloeit de Bolletjeskers. Wij vonden exemplaren met bulbillen.
Bolletjeskers Cardamine bulbifera
Voorkomen
De plant is een typische bosbewoner, met een voorkeur voor schaduwrijke loofbossen in gebergten, tot 1500 m hoogte. Niet in Nederland, wel in de Eifel en Ardennen. Bijzonderheden
De kleppen van de vrucht (hauw) rollen zich bij rijpheid plotseling op en slingeren zo de zaden weg. Opvallend is een alternatieve wijze van vermeerdering door middel van bulbillen die zich uit de bladoksels van de moederplant losmaken; op de grond groeien daar bij gunstige omstandigheden nieuwe planten uit Deze broedorganen worden vaak door mieren weggedragen zodat ook verbreiding over grotere afstand mogelijk is .
De broedknolletjes van de Bolletjeskers
Plantenlijst van alle terreinen Aangebrande orchis Aardaker Aarddistel Aardkastanje
Akkerdistel Akkerkool Akkervergeetmijnietje
Akkerviooltje Alpenbes Appel
Basterd wederik Beekpunge Beemdkroon Berenklauw Bergbasterdwederik Bergcentaurie Bergden Bergdravik Bergklaver Bergklaver [montanum] Bergnachtorchis Bermooievaarsbek Betonie Bevertje Bijenorchis
Bijvoet Bitterkruid Blaassilene Blaasvaren Blauw walstro Blauwe knoop Blauwe monnikskap Bleek bosvogeltje Bleeksporig bosviooltje Bloedooievaarsbek Bochtige klaver Bolletjeskers Bolrapunzel Borstelkrans
Bosandoorn Bosbingelkruid Bosdravik Bosgierstgras Boskortsteel Bosmuur Bosooievaarsbek Bosorchis [Orchis maculata fuchsii] Bosrank Bosschaduw kruiskruid Boszegge Brede ereprijs Brede lathyrus Brede wespenorchis
Cipreswolfsmelk Corsikaanse den Damastbloem Dennenorchis Dicht havikskruid Donderkruid Doorgroeide boerenkers
Driedistel Duifkruid Duist Duizendblad Echte gamander Echte valeriaan Eenbes
Eenbloemig parelgras Eenjarige ridderspoor Eenstijlige meidoorn Engels raaigras Engelwortel Esparcette Fijne ooievaarsbek
Gamanderbremraap Geel nagelkruid Geel zonneroosje Geelhartje Gelderse roos Gele monnikskap Gele morgenster Getande veldsla Gevinde kortsteel Gevlekt biggenkruid Gevlekt longkruid Gevlekte aronskelk Gewone bermzegge Gewone rolklaver
Gewone salomonszegel Gewone sleutelbloem Gewone smeerwortel Gewone veldbies Gewone weegbree Gewone zilverspar Glad parelzaad Glad walstro Glanshaver Goudhaver Grasklokje Groene bermzegge Groot hoefblad Groot streepzaad
Grote bevernel Grote brandnetel Grote centaurie Grote hardvrucht Grote kaardenbol Grote kattenstaart Grote keverorchis Grote muggenorchis Grote muur Grote poppenorchis Grote ratelaar Grove den
Heelkruid Heggenrank Heggenwikke Hengel
Jeneverbes Kaal breukkruid Kale vrouwenmantel Kalkbedstro
Kleine pimpernel Klimop Kluwenklokje Knikkend nagelkruid
Herderstasje Herfsttijloos Herik Heuvel aardbei [Fragaria virides] Hokjespeul Iep IJle dravik Italiaans raaigras Langbaardgras Lelietje-van-dalen Liesgras Lievevrouwebedstro Mannagras Mannetjesorchis Mannetjesvaren Margriet Marjolein Melganzenvoet Melige toots Moesdistel Muizenoor Muurhavikskruid Muurvaren Nachtsilene Okkernoot Tamme kastanje Schaduwgras Schede kroonkruid Schermhavikskruid Schijfkamille Sikkel goudscherm Sikkelklaver Sikkelkruid Smal fakkelgras Smalle weegbree Smalle wikke Soldaatje Spiegelklokje Springzaadveldkers Steenbreekvaren Zachte dravik Zachte ooievaarsbek
Kalkwalstro Kam zwartkoren Kamgras Kartuizer anjer Kleine bevernel Kleine kaardenbol Kleine klaver Kleine leeuwenklauw Tenger vetmuur Timothee Tripmadam Trosvlier Tweestijlige meidoorn Oranje havikskruid Overblijvende damastbloem Paardenbloem Paardenhoefklaver Paardenkastanje Parelgras Peen Peer Reigersbek Reukeloze kamille Reuzenzwenkgras Riet
Knolsteenbreek Knopig helmkruid Koekoeksbloem Kranssalomonszegel Kropaar Kruisbes Kruisbladwalstro Kweekdravik Rietgras Rode kamperfoelie Rode klaver Rond wintergroen Rood guichelheil Rood peperboompje Rozenkransje Ruig hertshooi Ruig klokje Ruig viooltje Ruige leeuwentand Ruige scheefkelk Ruige weegbree Ruw beemdgras Ruwe dravik Ruwe smeerwortel Ruwe smele
Stijve wikke Straatgras Varkensgras Veldiep Veldsalie Veldzuring Verfbrem Vleugeltjesbloem Vliegenorchis Vlier Vogelnestje Voorjaarsganzerik Vossenstaart Walstrobremraap Watermuur Zeegroene zegge Zevenblad Zilverschoon
Weide havikskruid Weidebergvlas op Glad- en Geelwalstro parasiterend Vogelmuur Welriekende agrimonie Wilde kaardenbol Wilde kamperfoelie Wilde reseda Wilde weit Wildemanskruid Wilgenroosje Witte klaver Wollige sneeuwbal Wondklaver Zomereik Zomerfijnstraal Zwartblauwe rapunzel
Behalve aan planten was het kalkgrasland rijk aan insekten en wamteminnende reptielen. Hommo ontdekte de Hazelworm en de Gladde slang. Marcel toonde hem. De Gladde slang leeft hier omdat de vegetatie gevarieerd is met een open structuur, zodat een zonnebad kan worden genomen. Het begroeide maar toch open terrein met bosranden en rotswanden is ideaal voor de Gladde slang. Aangezien de Gladde slang een hekel heeft aan hoge temperaturen die door andere reptielen juist worden gewaardeerd, komt de slang ook voor in meer noordelijke gebieden en vond hij deze koude dag geen probleem. Hazelworm Ook de Hazelworm was van de partij. Deze hagedissoort is levendbarend en zet geen eieren af, maar draagt de embryo's met zich mee tot de jongen volledig zijn ontwikkeld. Hierdoor is de Hazelworm minder afhankelijk van zonnewarmte wat betreft de embryonale ontwikkeling - een groot voordeel ten opzichte van veel andere reptielen. De Hazelworm kan zich hierdoor ook handhaven in hooggelegen gebieden zoals berggebieden. In Zwitserland is deze hagedis aangetroffen op een hoogte van 2000 meter, in Oostenrijk tot 2400 meter hoogte.
BEZOEK AAN HET ROOD BONTZANDSTEENDORP NIDEGGEN Het bontzandsteen is in de Trias-tijd [ca 240 miljoen jaar geleden] in een woestijnklimaat afgezet. We bezochten dorp, slot en de Romaanse kerk, allen in rood zandbontsteen opgetrokken. Ook op de muren werd ijverig gebotaniseerd: Muurvaren, Steenbreekvaren, Blaasvaren, Muurleeuwenbek, Muurhavikskruid.
Tijdens de reis waargenomen vogels Appelvink Boerenzwaluw Bonte vliegenvanger Boomvalk Bosrietzanger Braamsluiper Buizerd Fitis Geelgors Gierzwaluw Grasmus
Groenling Grote bonte specht Grote gele kwikstaart Heggenmus Huismus Huiszwaluw Kauw Kneu Koolmees Kramsvogel Merel
Pimpelmees Rode wouw Roodborst Spreeuw Tjiftjaf Vink Waterspreeuw Winterkoning Witte kwikstaart Zanglijster Zwarte kraai
Indrukwekkend waren de observaties van de Rode Wouw met drie takkelingen. De roofvogel joeg op kleine en middelgrote zoogdieren en vogels, maar pakt soms ook prooien van andere roofvogels af. Daarnaast is de rode wouw een aaseter. Hij voelt zich hier in het halfopen landschap goed thuis, waar in landbouwgebieden kan worden gejaagd, en in kleine bossen kan worden gebroed.
Waterval bij Driemolens (Dreimühlen, bij Nohn) In de grote holte links onder het mosgordijn ontdekten we een nest van de Waterspreeuw. We bleven daar geruime tijd staan kijken, en de fouragerende ouders raakten wat aan ons gewend en vlogen steeds vaker heen en weer van het riviertje naar het nest met tussenstop op een boomtak.
Waterspreeuw Het voedsel van de waterspreeuw bestaat voornamelijk uit waterinsecten, die op de bodem van snelstromende riviertjes gevonden worden. Bij het zoeken naar voedsel duikt de vogel geheel onder water en loopt vervolgens over de bodem, waarbij de kop tegen de stroming ingehouden wordt. Hierdoor drukt de stroming de vogel tegen de bodem, een effect dat de vogel versterkt door de staart omhoog te houden. Voor het leven onder water heeft de waterspreeuw onder andere een beweegbare klep boven de neusgaten en een vlies bij de ogen, zodat opspattend water niet in het oog komt.
Driemolens waterval De waterval ontstond doordat drie sterk carbonaathoudende zijbeken van de Ahbeek bij de aanleg van de Spoorlijn in 1910 bijeen werden gevoegd tot een waterloop, om het water in een keer onder de spoorlijn af te voeren. Het uittredende bronwater heeft een temperatuur van 8° C en een Ca gehalte van ca 200 mg per liter. Door het verstrooien van het carbonaatrijke water kan kooldioxide uit het water ontwijken en slaat calciumcarbonaat neer. Hieruit kan Travertijn [kalktufsteen; Kalksinter] ontstaan (waar Rome van gebouwd is). Door het Geveerd diknerfmos Palustriella commutata (Cratoneuron commutatum), dat op de waterval groeit, wordt de oppervlakte, waar het Travertijn ontstaat, sterk vergroot.
In de periode vanaf 1910 tot heden ontstond zo een 12 meter lange en 5 meter hoge “Muur” uit carbonaatafzettingsgesteente. Het Geveerd diknerfmos dat onder een korst van kalk komt sterft af en geeft de “muur” en dus de waterval zijn vorm.
Door deze voortdurende afzetting wordt per jaar ca 4,5 ton carbonaat afgezet en de waterval groeit per jaar 8 tot 10 cm.
Andere waarnemingen Ree
Vos
Grote bosmuis
Mol
Grote Bosmuis [Apodemis flavi collis] De grote bosmuis is een goede klimmer en kan soms hoog in een boom worden aangetroffen, tot in het bladerendak. Ook is het een goede springer. Hij is enkel 's nachts actief.
Het voedselpatroon en leefwijze van de Grote bosmuis is vrijwel identiek aan die van de gewone bosmuis. Hij leeft van plantaardig voedsel (granen, noten, vruchten, kiemplantjes, knoppen) en dierlijk voedsel (insecten, larven, poppen, wormen, slakken). Ongewervelde dieren vormen zo'n tien procent van het dieet. De grote bosmuis sleept vaak zijn voedsel naar een andere plek, alvorens het op te eten. Ook legt het dier voedselvoorraden aan voor de winter.Onder een boomstronk, in het hol van een woelmuis of een mol of in een boomholte legt hij een nest aan. Een enkele keer graaft hij zelf een nest. Het nest bestaat uit bladeren en versnipperde stukken gras. De grote bosmuis heeft een groter woongebied dan de gewone bosmuis. Woongebieden van de grote bosmuizen overlappen waarschijnlijk. In Nederland komt het dier voor in Limburg en de Achterhoek.
Etagemos
Geveerd dikkopmos
Forel
Wijngaardslak
Insekten Bosbeekjuffer Heggenrankbij
Steenhommel
Aaskever spec
Bloedcicade
Haft spec.
Meikever
Kakkerlak
Penseelkever
Pyamawants
Rozenkever Johanneskever
Steenvlieglarve
Zuidelijke mierenzakkever
Argusvlinder Boterbloempje Bruin blauwtje Dambordje Gele luzerne vlinder Gespikkeld voorjaarsdikkopje Grote beervlinder Grote parelmoervlinder
Koninginnepage
Icarusblauwtje Kleine parelmoervlinder Kleine vuurvlinder Koninginnepage Mi-vlinder Rouwspanner Rups van Grote Beer
Grote parelmoervlinder
Op de terugweg snoven we in Bad Münstereifel cultuurgoed op. Met een laatste 'Kaffee mit Kuchen'.
Een prachtige reis, die in bovenstaand verslag slechts fragmentarisch beschreven is. Met dank aan onze excursieleiders André Beijersbergen en Elvira van Loon én aan alle deelnemers. We vulden elkaar goed aan!