tekst Klazinus Lagerwerf
fotografie Ton van Til
A f s c h e i d va n A n d e r s s o n e n B e k k e r s
‘Het kan eenvoudiger’ Na zeven jaar nemen Hans Andersson en Willem Bekkers afscheid van Management en Consulting. In de rubriek ‘Tegen het Licht’ becommentarieerden ze vele klachtzaken over hoor- en wederhoor en de zorgvuldigheid van het adviesproces. Wat vinden ze van de gedragscode, waarvan zij aan de wieg stonden? Wat willen ze ‘hardleerse’ adviseurs meegeven? Een afscheidsinterview.
Hans Andersson zei in 2000 ‘ja’ op het voorstel om voor Management en Consulting een rubriek te beginnen over klachten uit de beroepspraktijk. Maar hij wilde dat wel graag samen met advocaat Willem Bekkers doen. Dat werd zijn onafscheidelijke co-auteur. In 1997 waren beiden als leden van de commissie Herziening Gedragscode nauw betrokken bij de totstandkoming van de gedragscode die de basis vormt waaraan klachten over adviseurs worden getoetst. De gedragscode is door de Ooa en de ROA in het leven geroepen om de kwaliteit en de ethische normering van het adviesvak te bewaken. Andersson was voorzitter van de ROA toen de gedragscode werd aangenomen. Jurist Bekkers was met de ethicus Henk Van Luijk buitenlid van de commissie. Ruim zeven jaar later en vele afleveringen van de rubriek ‘Tegen het Licht’ verder, zitten Andersson en Bekkers voor een afscheidsgesprek aan tafel. De samen-
werking is in de loop der jaren steeds hechter geworden. Tijdens het gesprek blijkt uit instemmend geknik bij een opmerking van de ander hoé. Ze hebben onderonsjes waaruit een goede band blijkt. Ze werken op een steenworp van elkaar aan de statige Maliebaan in Utrecht en weten elkaar ook te vinden bij het begeleiden van klanten, ieder vanuit hun eigen specialisme. Dit jaar gaan ze wat anders doen. Andersson heeft zich van AEF losgemaakt, het bureau waarvan hij mede-oprichter is, en heeft zijn aandelen verkocht. Hij gaat als zelfstandig adviseur verder. Bekkers wordt bestuurder. Naar verwacht zal hij per 1 juli 2007 worden gekozen als algemeen deken van de Orde van Advocaten. Het is een goed moment om met de rubriek Tegen het Licht te stoppen, vinden ze. Bovendien is het tijd om plaats te maken voor anderen die het gedrag van organisatieadviseurs becommentariëren.
Management en Consulting nr. 1, 2007
29
Wat was jullie werkwijze bij de becommentariëring van de klachtzaken? HA: ‘Wij baseren ons op de uitspraak van de tuchtrechter. Het dossier zelf kennen we niet. We geven slechts commentaar op wat we in de uitspraak lezen.’
Willem Bekkers: ‘Opnieuw twee systemen invoeren, zou ik een achteruitgang vinden’
30
Management en Consulting nr. 1, 2007
Hoe kijken jullie terug op tien jaar gedragscode? HA: ‘Een beetje met weemoed. Ik herinner me dat we in 1997 zeer inspirerende bijeenkomsten hebben gehad toen de code werd herzien. Met heel veel discussie vanuit de verschillende belangenposities. Zo redeneert de ROA vanuit het commerciële belang en heeft de Ooa meer het individuele belang van de adviseur voor ogen. Iets gezamenlijks doen was gezien de bestaande cultuurverschillen moeilijk. En dat we het voor elkaar hebben gekregen om een wezenlijke bouwsteen voor de professionalisering van adviseurs neer te leggen, vind ik bijzonder.’ WB: ‘Heel opmerkelijk vond ik dat bij de herziening van de code buitenstaanders zoals ik werden gevraagd om mee te denken. Het is een kenmerkende openheid van Ooa en de ROA, want ook in de samenstelling van de commissie van toezicht is tot op heden een meerderheid van buitenstaanders te vinden. Bij de vertrouwensberoepen zijn uitsluitend leden van de rechterlijke macht naast vertegenwoordigers van het betreffende beroep lid van tuchtrechterlijke colleges De zittingen zijn ook openbaar. Iets wat zeker in die tijd bij andere vertrouwensberoepen niet zo vanzelfsprekend is.’ HA: ‘Inderdaad, in de tuchtcolleges van medisch specialisten en advocaten zitten geen buitenstaanders. Die openheid heeft de beroepsgroep geen windeieren gelegd. Bij de geruchtmakende Bakkenist-zaak kon daardoor in volledige openheid, dat wil zeggen in bijzijn van de landelijke pers, de gedragscode voor de eerste keer goed worden getoetst.’ WB: ‘Het bureau heeft zich toen heel constructief opgesteld. Het zag in dat modder gooien geen zin had. Dat volgens de code een professional zich desgevraagd moet verantwoorden over zijn gedrag ten overstaan van de tuchtrechter, en wel in het openbaar. Een tuchtrechter kijkt ook of de professional zich behoorlijk gedraagt tegenover de klager en houdt daar als verzachtende omstandigheid in zijn oordeel rekening mee.’ Waarover wordt het meest geklaagd? HA: ‘Er wordt veel geklaagd over het beginsel van hoor en wederhoor dat vaak niet juist wordt toegepast. We hebben hier veel over geschreven, maar de beroepsgroep is hardleers en luistert niet genoeg. Er vinden in de adviespraktijk nog steeds vele overtredingen van deze grondregel plaats’.
Wat zijn belangrijke gebeurtenissen uit de afgelopen periode? HA: ‘Ik vond het uittreden uit de ROA van Boer & Croon een dieptepunt. Het ging in dit geval om een klacht waarbij Ed van Thijn betrokken was als interim-bestuurder in de gemeente Emmen. Boer & Croon, waar hij voor optrad, werd aangeklaagd omdat hij de gedragscode had overtreden. De uitspraak van de tuctrechter was voor Boer & Croon aanleiding om het lidmaatschap te beëindigen. Ik heb toen met Floris Croon gebeld en kreeg uit dat gesprek de indruk dat de uitspraak niet zozeer de reden was om het lidmaatschap op te zeggen, maar dat ze een stok nodig hadden om de hond te slaan. Ze wilden eigenlijk al langer hun eigen gang kunnen gaan en hadden geen zin meer in het ROA-lidmaatschap, ze vonden het te duur.’ WB: ‘Ik vond het opvallend dat steeds vaker al tijdens het onderzoek van de organisatieadviseur derden dreigden met aansprakelijkstelling en rechtsmaatregelen, terwijl zo’n onderzoek nu juist bedoeld is om objectief feiten vast te stellen en om daarmee rechtsmaatregelen te voorkomen. Ook in de tuchtprocedure leek sprake van het toenemen van juridisering, terwijl destijds beoogd is om de opzet van de code en het procesreglement zo eenvoudig mogelijk te houden.’ HA: ‘Ik zag die tendens tot juridisering; maar uiteindelijk valt het me heden ten dage mee.’ WB: ‘Ook opmerkelijk is, ook nu weer, hoe de ROA en de Ooa langs elkaar heen blijven praten. De Ooa heeft vorig jaar de gedragscode laten toetsen door de Universiteit Utrecht. Mede na de geluiden binnen de ROA om een nieuwe eigen code te gaan ontwikkelen, een branchecode waarmee de bureaubelangen beter gediend mee zouden zijn dan met de huidige code. Ik heb deelgenomen in een begeleidingscommissie. Wat blijkt uit het onderzoek? De huidige code werkt tot tevredenheid van zowel adviseurs als opdrachtgevers.’ Zal de huidige code opnieuw worden herzien? WB: ‘Naar aanleiding van die evaluatie heb ik met vertegenwoordigers van de ROA gesproken. Dat is al weer een paar maanden geleden en sindsdien heb ik niets meer gehoord. Ik krijg de indruk dat men serieus dat rapport bestudeert. Ik hoop het maar, want het is een goed doorwrocht stuk en ik zou het opnieuw invoeren van twee systemen zoals dat tien jaar geleden het geval was een achteruitgang vinden.’ HA: ‘Waar veel ROA-bureaus in de huidige code over vallen, is het punt van de onafhankelijkheid. Ik blijf erop hameren dat die norm intact blijft. Je kunt de code natuurlijk op sommige onderdelen wel wat aanpassen. Zoals in het taalgebruik en bij de procedures die moet worden gevolgd. Maar de kern van onafhankelijkheid moet overeind blijven.’
Hans Andersson: ‘We hebben een wezenlijke bouwsteen voor professionalisering neergelegd’
Management en Consulting nr. 1, 2007
31
Wordt de code herzien?
Wordt de code herzien?
Theo Camps, voorzitter ROA:
Rob Wagenaar, voorzitter Ooa:
Volwassen branche,
Een nieuwe code
volwassen code
‘De Ooa heeft de gedragscode en het daarbij behorende tuchtrecht geëvalueerd. Dat heeft in augustus 2006
‘Een zichzelf respecterende beroepsgroep en branche
geleid tot een positief evaluatierapport dat goed zicht
in de dienstverlening heeft een beroepscode en bijbe-
geeft op de waardering en het gebruik van de Code en
horend beroeps- en tuchtrecht nodig. Ik vind dat we
de toekomst daarvan. Toch wenst de Ooa tot vernieu-
dat in Ooa- en ROA-verband goed en tijdig hebben
wing en modernisering over te gaan. De Ooa wil ook in
geregeld. De discussie over de herziening van de code
de toekomst een individuele gedragscode, waarbij de
is een logisch gevolg van ontwikkelingen in zakelijke
organisatieadviseur zelf verantwoordelijk is voor, en –
verhoudingen in de samenleving. De dienstenecono-
zonodig - verantwoording aflegt over, zijn handelen in
mie van vandaag kent andere omgangsvormen en
de adviespraktijk. Voor de Ooa is de individuele verant-
andere juridische verhoudingen dan tien tot twintig
woordelijkheid essentieel. Dus een bureaucode kan
jaar geleden.
nooit een individuele code vervangen. De gedachten
De huidige code is sterk geworteld in het perspectief
gaan uit naar:
van de individuele beroepsbeoefenaar, terwijl de juridi-
• een inkorting van de code; • expliciete aansluiting bij de ICMCI code of ethics; • het opnemen van verantwoordelijkheden die bij de
sche verhoudingen tussen opdrachtgevende organisatie en opdrachtnemende adviesonderneming steeds belangrijker zijn geworden. Die laatste ontwikkeling noodzaakt tot een herziening en loopt op dit moment. Aanpassingen hebben vooral betrekking op de positie van het bureau als contractpartij en de relatie tussen bureau en individuele professional.
cliënt liggen;
• toegankelijker maken van de tekst • weglaten van vanzelfsprekendheden; • aansluiten bij BOKS en ICMCI competentiemodel; • herzien van het tuchtrecht (o.a. toegankelijkheid
De contacten tussen Ooa en ROA over nieuwe teksten
sterk vergemakkelijken, vereenvoudigen, “voorge-
zijn veelvuldig geweest. Het spreekt voor zich dat we
borgte” creëren – de rechtercommissarisfunctie –,
niet als vanzelf tot overeenstemming komen over nieu-
meer openheid geven, kosten kritisch beschouwen).
we teksten. Het zijn tenslotte gesprekken tussen adviseurs. En nog belangrijker: er vindt een herweging
De Ooa denkt voor een nieuwe code aan:
plaats van de aanspreekbaarheid van individuele advi-
• een grotendeels ethisch getinte “rompcode”, die zou
seur en contracterende adviesorganisatie, en dat gaat
ook toepasbaar moeten zijn voor andere professio-
niet zonder veel heen en weer gepraat. Concreet wer-
nals die zich vanuit een externe rol bezig houden met
ken wij aan een “rompcode” die gemeenschappelijk is
het verbeteren van het functioneren van organisaties
voor individuele adviseurs en bureaus en voegen daar
(zoals interim-managers, procesmanagers, coaches,
elementen aan toe die voor de bureaus en individuele
trainers/opleiders e.a.);
beroepsbeoefenaren van afzonderlijk belang zijn. Belangrijk is dat daarin geen tegenstrijdigheden voor-
• een aanvullende professiecode die specifiek toesnijdt op de professie van de organisatieadviseur.
komen. Ten aanzien van het tuchtrecht zal sprake zijn van een
De Ooa kan zich een bureaucode voorstellen. Die zal
(aangepaste) voortzetting van de huidige gemeen-
echter wel naadloos op de individuele gedragscode
schappelijkheid. Aanpassingen zijn vooral gericht op
moeten aansluiten. En zal dus een extra “ring” vormen,
versnelling van doorlooptijden, vergemakkelijking van
naast de rompcode en de professiecode. Op die wijze
toegankelijkheid en beheersing dan wel verdeling van
kan een bureau verscheidene professies verenigen en
kosten. In het najaar van 2007 willen we die actualise-
toch met een samenhangende code werken (rompco-
ringen afronden.’
de, professiecodes, bureaucode). Een Ooa/ROA-commissie werkt nu een voorstel uit dat dit voorjaar aan de leden wordt voorgelegd.’
32
Management en Consulting nr. 1, 2007
De gedragscode De gedragscode bestaat uit drie uitgangspunten: deskundigheid, onafhankelijkheid en integriteit. Die zijn uitgewerkt in gedragsregels op het gebied van:
• algemene regels onafhankelijkheid • aanvaarding opdracht • de opdracht • de uitvoering van de opdracht • discretie en geheimhouding • verantwoordelijkheid voor medewerkers • medewerkers van cliënten • financiën • collegiale betrekkingen • tuchtrechtspleging. Ook is er een reglement van tuchtrechtspraak dat regels bevat over het indienen van een klacht en de te voeren tuchtprocedure. Ten overstaan van de
rechtssocioloog Huls uit Rotterdam heeft heel recent op verzoek van enkele ministeries een advies uitgebracht om tuchtrecht in vertrouwensberoepen te stroomlijnen. In een poging om tot centralisatie te komen in de normering van alle vertrouwensberoepen in Nederland. Daaronder vallen bijvoorbeeld advocaten, dokters en accountants. De bevindingen van de commissie-Huls zullen mogelijk ook van invloed kunnen zijn op het niet-wettelijk geregeld tuchtrecht van beroepen, zoals organisatieadviseurs.’ ‘Een andere ontwikkeling is het oprekken van de openbaarheid van het tuchtrecht. Bij de accountants speelde eind 2006 een zaak waarin het NIVRA had geklaagd over een journalist die een naam van een tuchtrechtelijk veroordeelde accountant naar buiten had gebracht. De Raad voor de Journalistiek wees de klacht van het NIVRA af. Uitsluitend als de professional nog niet is veroordeeld of indien de klacht ongegrond wordt bevonden, is volgens de Raad terughoudendheid geboden.’
Commissie van Toezicht en in hoger beroep, tevens in laatste instantie, ten overstaan van de Raad van Beroep. Het reglement geldt voor klachten zowel tegen leden van de Ooa als van de ROA. De tuchtrechterlijke colleges bestaan uit een lid van de Ooa en een lid van de ROA en drie niet-leden, onder wie een jurist/voorzitter. Over de werking van de gedragscode en het tuchtrecht zijn artikelen verschenen, terug te vinden in de Online Bibliotheek op www.managementenconsulting.nl. Daar wordt u ook de eindrapportage ‘Evaluatie gedragscode Ooa / ROA.’
WB: ‘Wat men ook gaat herzien – als het maar een open norm blijft en geen dichtgetimmerde bijbel met regels.’ Wat zou aan de procedure kunnen worden veranderd? WB: ‘Al jaren pleiten we voor een verkorting van de duur van een klachtzaak. Enorm veel tijd wordt besteed aan schriftelijke stukkenwisselingen. Als men dan bijeen wil komen, passen de agenda’s niet op elkaar. Het kan eenvoudiger, in drie stappen: de klacht en het verweer schriftelijk, en kort daarop de mondelinge behandeling. Daarna als regel binnen zes weken uitspraak.’ HA: ‘Die hoorzittingen zouden vaker door adviseurs bijgewoond moeten worden. Het is zó leerzaam om bijvoorbeeld een discussie mee te maken over wat wel en niet “behoorlijk” is in het adviesvak.’ Zijn er maatschappelijk relevante ontwikkelingen op het gebied van tuchtregelingen? WB: ‘Jazeker. De commissie-Huls onder leiding van de
Gaat er van het tuchtrecht een opvoedende of een afschrikwekkende werking uit? WB: ‘Tuchtrecht stimuleert bewustwording over ethisch gedrag en is er in de eerste plaats voor het openbaar belang. Natuurlijk is het ook van belang voor de kwaliteit van de beroepsgroep.’ HA: ‘Een adviseur zoekt in zijn werk de risico’s op en werkt vaak op het scherp van de snede. De gedragscode maakt je bewust van je handelen. Aan de andere kant biedt de code ook bescherming. Ik heb zelf een keer meegemaakt dat de gedragscode door een opdrachtgever in stelling werd gebracht om mij uit spelen. Dat lukte toen niet, dankzij de bescherming van diezelfde code.’ Tot slot, welke boodschap willen jullie meegeven aan die ‘op het scherp van de snede’ opererende adviseurs? HA: ‘De beste adviseurs zijn vernieuwend, probleemoplossend ingesteld en verloochenen nooit hun ware professionele attitude.’ WB: ‘Houd je rug recht. De professional dient zijn opdracht natuurlijk in samenspraak met de opdrachtgever uit te voeren, maar de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de opdracht ligt bij de organisatieadviseur.’ 쐍
Management en Consulting nr. 1, 2007
33