V r 2 5 s e p t e mb e r 2 0 1 5 19:45–20:15 & 21:40–22:10 L i e r , S i n t - G u mm a r u s k e r k Kardinaal Mercierplein 8
K o e n Va n A s s c h e beiaard
musica divina
13
Matthias Vanden Gheyn………Preludia Pierre Bustyn………Suite Willem Gommaar Kennis………Bewerkingen van instrumentale werken
14
b ei a a r d h el d en Niet alleen onze begijnhoven zijn een typisch Vlaams fenomeen, ook de beiaard is afkomstig uit de Lage Landen. Beiaardier Koen Van Assche doet de straten van Lier gonzen met muziek van enkele beiaardcomponisten uit onze streken. Matthias Vanden Gheyn (1721-1785) was werkzaam in de Sint-Pieterskerk te Leuven en stond als componist vooral bekend voor zijn werken voor orgel en klavecimbel. Daarnaast schreef Vanden Gheyn elf preludia voor beiaard, de eerste oorspronkelijke beiaardmuziek die tot nu toe is ontdekt. Ook de Nederlander Pierre Bustyn (1649-1729) was in de eerste plaats organist. Als componist verwierf hij grote faam, wat onder meer blijkt uit het feit dat enkele van zijn werken terug te vinden waren in de persoonlijke muziekbibliotheek van Johann Sebastian Bach. Koen Van Assche brengt Bustyns Suite voor klavecimbel in een bewerking voor beiaard. De Vlaamse componist Willem Gommaar Kennis (17171789) werd geboren in Lier en werkte vanaf 1750 als zangmeester in de Sint-Pieterskerk in Leuven. De beiaardbewerkingen van enkele van zijn instrumentale werken voor klein ensemble geven dit programma een extra ‘Lierse’ toets. Arne Herman
Begin achttiende eeuw bestelde het Lierse stadsbestuur bij Alexis Jullien († Lier, 1734), in samenwerking met de Antwerpse klokkengieter Willem Witlockx († 1733), een nieuwe beiaard (35 klokken), grotendeels gegoten tussen 1704 – 1707, die in de monumentale westertoren werd geplaatst. In de huidige beiaard (52 klokken) zijn nog 24 Jullienklokken aanwezig. In 1712 werd aan die beiaard door de Antwerpse uurwerkmaker Henricus Joltrain een mechanische speeltrommel ‘dienstigh tot de voorslagh’ toegevoegd. Die was al in 1707 door het stadsbestuur bij Jullien besteld en door hem afgewerkt. Hij is nog steeds in werking en speelt om het kwartier. Toen het Leuvense stadsbestuur in 1728 een speeltrommel bestelde bij Andreas Jozef Vanden Gheyn – hij had het jaar voordien een nieuwe stadsbeiaard in de vieringtoren van de Sint-Pieterskerk geïnstalleerd – werd in de overeenkomst vastgelegd dat die ‘soo goed [moest zijn] als de ghene der stad Lier’. Gilbert Huybens
Ko e n Va n A s s c h e
15
KOEN VAN ASSCHE Beiaardier Koen Van Assche behaalde in 1986 het einddiploma aan de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn te Mechelen. Momenteel is hij co-stadsbeiaardier van Antwerpen en stadsbeiaardier van Lier, Turnhout en Herentals, en concerteert hij regelmatig in de Europese beiaardlanden en in de USA. Tijdens internationale beiaardwedstrijden won hij verschillende prijzen en zijn beiaardspel is te beluisteren op 7 cd’s. Daarnaast verzorgt Van Assche elk jaar diverse klassieke concerten waarin de beiaard op een originele wijze tot uiting komt in een samenspel met andere instrumenten, onder andere met een eigen mobiele beiaard. Koen Van Assche is auteur van een studiemethode voor het beiaardspel en is beiaarddocent aan de Koninklijke Beiaardschool “Jef Denyn” te Mechelen en aan de Academies van Muziek, Woord en Dans te Borgerhout en Lier.
De belangstelling voor het instrumentale oeuvre van Willem Gommaar Kennis is vooral gegroeid naar aanleiding van onze publicatie in 1983 (zie literatuur) met bijgevoegde LP waarop de Vioolsonate in D, opus III, nr. 3 (François Fernandez, viool, Philippe Pierlot, gamba, en Guy Penson, klavecimbel); de Sonate voor twee violen in Bes, opus IV, nr. 4 (Sigiswald Kuyken en Lucy Van Dael); de Sinfonia in A, opus III, nr. 1 (Collegium Instrumentale Brugense o.l.v. Patrick Peire). Dezelfde werken, met toevoeging van het Strijkkwartet in D, opus XI, nr. 3 door het Hoffmeisterkwartet verschenen in 1989 op cd. In 2008/2009 werden de vioolsonates opus I en III heruitgegeven door Edition Offenburg (Duitsland). Op zondag 23 februari 2014 hoorden we in de middagconcerten van 30 CC Leuven de virtuoze Sonate in D, opus I, nr. 6. en de Sonate in G, opus III, nr.6 (Guido De Neve, viool, en Frank Agsteribbe, klavecimbel). Van deze sonates is een cd-opname in aantocht. Het enige vocale werk van Kennis dat op LP/cd is vastgelegd is het feestelijke paaslied Haec dies (Currende en Collegium Instrumentale Brugense o.l.v. Patrick Peire). Gilbert Huybens
16
Ko e n Va n A s s c h e
V r 2 5 s e p t e mb e r 2 0 1 5 L i e r , S i n t - G u mm a r u s k e r k Kardinaal Mercierplein 8
20:15
EUTER P E B AROQUE CONSORT & UTO P IA ENSEM B LE o.l.v. Bart Rodyns ar tistieke leiding, orgel & klavecimbel Maia Silberstein, Martine Beernaert viool T i n e Va n P a r y s c e l l o Lode Leire contrabas Griet De Gey ter, Alice Foccroulle sopraan Bart Uvyn artistieke leiding Utopia ensemble & contratenor A d r i a a n D e Ko s t er t e n o r Lieven Termont bariton B a r t Va n d e w e g e b a s
B LAZERSCONSORT Lambert Colson cornetto Adam Wo olf ar tistieke leiding & altt rombone C h a r l o t t e Va n P a s s e n t e n o r t r o m b o n e Adam Bregman bast rombone
musica divina
17
Willem Gommaar Kennis Magnificat a 4 Voci Te Deum a 4 voci e Basso Continuo Sonate opus 3 nr. 6 in sol groot a violon e Basso Continuo Andante Assai Allegro Aria (Gratioso) Pieter Cornet………O Clemens Christoffel Drymans………Lamentatio Prima in Coena Domini uit 9 Lamentationes par C. Drymans (a 4 voci e Basso Continuo) Pieter Cornet………Pro Fine Willem Gommaar Kennis……… Sonata en trio opus 2 nr. 1 in si mol groot Andante Allegro Allegro assai Magnificat a 5 voci Basso Continuo Pieter Cornet — Salve Regina Willem Gommaar Kennis — Salve Regina a 5 voci, Due Violini, Violoncello e Organo
i.s.m. Liers Cultuurcentrum, Stad Lier, Pro Musica vzw en de Sint-Gummaruskerk
Willem Gommaar Kennis en Christoffel Drymans, z a n g m ee s t er s va n d e S i n tG u m m a r u s k er k t e Li er Tijdens het Ancien Régime, de periode die de Franse Revolutie (1789) met haar ingrijpende hervormingen op politiek, religieus en sociaal vlak voorafgaat, was het muziekleven in de Zuidelijke Nederlanden vrij homogeen. Steden als Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Leuven, Lier en Mechelen gingen prat op een goed uitgebalanceerd netwerk van muzikanten (uitvoerders en componisten), instrumentenbouwers en muziekuitgevers. Ze onderhielden, ondermeer door personeelsuitwisselingen, wederzijdse aankopen en instrumentenkeuringen, goede contacten en bleven daardoor op de hoogte van nieuwe trends in de muziekwereld. Met de annexatie van onze gewesten bij Frankrijk (1 oktober 1795) werd dat netwerk grondig verstoord. Overal in de bezette gebieden werd de Franse wetgeving, onder het mom van vrijheid, gelijkheid en broederschap, manu militari ingevoerd en toegepast. Op muzikaal vlak kregen twee belangrijke pijlers de genadeslag: 1. kerken en kloosters — de werkgevers bij uitstek voor vele plaatselijke muzikanten — waar dag in dag uit religieuze muziek weerklonk, werden gesloten en omzeggens alle goederen, waaronder muziekinstrumenten en partituren, zonder meer verbeurd verklaard; 2. de korpsen van de stadsspeellieden, die eeuwenlang allerhande burgerlijke en religieuze plechtigheden hadden opgeluisterd — zij waren zowat het muzikale visitekaartje van de stedelijke EU T ERPE b a r o q u e c o n s o r t & U T OPIA e n s e mbl e
19
gemeenschap — werden ontbonden. Die groepsvorm, zoals ook die van oude gilden en ambachten, stond immers haaks op het revolutionaire gedachtegoed en maakte plaats voor nieuwe formaties waarin, merkwaardig genoeg, leden uit de opgeheven korpsen werden opgenomen. Zij engageerden zich, allicht om den brode, om het repertoire van revolutionaire liederen en instrumentale stukken in te studeren en, willens nillens, overal uit te voeren. De religieuze muziek in de achttiende eeuw was in alle Vlaamse steden alom tegenwoordig. Het hele maatschappelijk leven was in wezen afgestemd op de kerkelijke kalender met zijn talrijke feest- en heiligendagen, processies en bedevaarten. Die werden steevast ingeluid met overdonderend klokkengelui waarvoor niemand — en dat is nog steeds het geval — ongevoelig kon blijven. Verschillende klokken vervulden, vooral ’s morgens en ’s avonds, zelfs een waakfunctie over de stadsgemeenschap. Om de muzikaal-religieuze samenhorigheid nog meer te versterken — uiteraard ook om trots en rijkdom te etaleren — bezaten heel wat steden één of meerdere beiaarden. Ze hingen vooral op een strategische plaats: in de belforttoren zoals in Aalst, Brugge, Dendermonde, Gent, Ieper, Herentals, Kortrijk, Sint-Truiden en Tielt, of in de toren van de hoofdkerk zoals in Antwerpen, Brussel, Diest, Halle, Hasselt, Hoogstraten, Kortrijk, Leuven, Lier, Mechelen, Nieuwpoort, Oudenaarde, Poperinge, Roeselare, Ronse, Sint-Niklaas, Steenokkerzeel, Tienen, Tongeren, Turnhout, Veurne en Zoutleeuw. Verschillende van die kerken waren kapittel- of collegiale kerken. Ze werden beheerd door een college van seculiere kanunniken, maar werden, met uitzondering van de nog bestaande kathedralen in Antwerpen, Brugge, Gent en Mechelen met een bisschop als resident, eind achttiende eeuw afgeschaft. De naam kapittelkerk vindt zijn oorsprong in de wekelijkse bijeenkomsten van de kanunniken waarbij een hoofdstuk of kapittel uit de Bijbel werd voorgelezen. De term kanunnik, afgeleid van het Griekse woord kanon = regel, verwijst naar een kerkelijk persoon die een ‘geregeld leven’ leidt. Een seculiere kanunnik is een wereldlijke priester die, in tegenstelling tot een reguliere kanunnik, niet tot een kloosterorde behoort. Het woord college betekent ‘een groep van personen met gelijke bedoelingen of belangen die daartoe en als zodanig een lichaam vormen’ (Van Dale). 20
EU T ERPE b a r o q u e c o n s o r t & U T OPIA e n s e mbl e
De praktische en muzikale organisatie in de collegiale SintGummaruskerk te Lier verliep op dezelfde wijze als in alle andere kapittelkerken. Aan het hoofd stond de proost of voorzitter van het kapittel; het dagdagelijkse bestuur lag in handen van de deken; de cantor leidde het koorofficie en werd daarbij geassisteerd door een praecentor (eerste voorzanger) en een succentor (tweede voorzanger). Die laatste werd, samen met de zangmeester en enkele plaatsvervangers of vicarii, belast met de opleiding (lezen, schrijven, taalkennis, muziek enz.) van de koorknapen of koralen (Lat.: choraules, bonifantes, duodeni) – in de SintGummaruskerk waren er dat hooguit vier – die de liturgische diensten van de kanunniken mee opluisterden. Aangezien de kerk ook als parochiekerk fungeerde vervulde de plebaan de taak van pastoor, bijgestaan door een kapelaan of hulppastoor. Voor zon- en feestdagen deed het kapittel een beroep op geoefende zangers, hooguit 10 tot 12 mannenstemmen, en instrumentalisten onder wie plaatselijke speellieden. Zij werden geleid door een ervaren zang- of kapelmeester (Lat.: phonascus of magister cantus) die de muziek koos of zelf schreef. De twee belangrijkste van de acht zangmeesters die in de achttiende eeuw in de Sint-Gummaruskerk de muzikale plak hebben gezwaaid waren Kennis en Drymans. Pittig detail: Kennis was een Lierenaar die naar Leuven is uitgeweken, Drymans was een Leuvenaar die naar Lier is verhuisd. Willem Gommaar Kennis (1717–1789) kreeg vermoedelijk zijn muzikale opleiding bij zijn vader en enkele leden van het kerkorkest van de Sint-Gummaruskerk. Op elfjarige leeftijd werd hij als tweede violist tot dat orkest toegelaten, en een tiental jaar later offreerde hij de kanunniken een zelf gecomponeerde mis, niet ongewoon voor een jong musicus met muzikale ambities. Misschien was dat de aanleiding dat hij op 2 maart 1742, amper 25 jaar oud, tot zangmeester werd aangesteld, ‘bij gebrek aan een deskundig priester’, zo staat er genoteerd, want traditiegetrouw werd die functie steeds aan een geestelijke toegewezen. In de bewaard gebleven aanstellingsakte werd van Kennis verwacht dat hij onder meer: 1. de koralen (cf. supra) zou leren lezen en schrijven; 2. regelmatig de decanale en de canonicale officies zou bijwonen; 3. muziek zou componeren en die gratis op het doksaal zou achterlaten. Of hij veel kerkmuziek heeft geschreven, weten we niet. In totaal zijn er maar acht vocale werken bekend die aan hem EU T ERPE b a r o q u e c o n s o r t & U T OPIA e n s e mbl e
21
worden toegeschreven. Ze geraakten in de negentiende eeuw verspreid: het paaslied Haec dies en enkele Responsoria voor het dodenofficie kwamen via een boekenveiling van de Leuvense kapelmeester Joseph Terby in 1860 terecht in de bibliotheek van het Koninklijk Muziekconservatorium van Luik; zes andere stukken, waaronder een Te Deum, Magnificat en een Salve Regina, die vanavond in hun oorspronkelijk kader opnieuw weerklinken, bevinden zich sedert 25 september 1845 — dag op dag 170 jaar geleden – in het archief van de kathedraal van Antwerpen. Ze werden toen, samen met honderden partituren van vele andere componisten uit de nalatenschap van Willem Jacobus Josephus Kennis, door het kerkbestuur aangekocht voor de som van 4000 Belgische frank. Willem was een zoon uit het tweede huwelijk van Willem Gommaar. Na zijn vertrek uit Leuven, waar hij zijn vader van 1789 tot 1798 als zangmeester van de Sint-Pieterskerk was opgevolgd, was hij van 1803 tot 1845 kapelmeester van de kathedraal te Antwerpen.
— te deum is een Latijnse hymne tot God de Vader en de Zoon. De tekst stamt uit de vierde-vijfde eeuw en is in de kerkelijke liturgie opgenomen als morgengebed (metten). Jaarlijks weerklinkt het Te Deum ook als danklied bij het Koningsfeest (21 juli). Van de 33 verzen zijn er door Kennis maar drie bewerkt voor vier stemmen en basso continuo: 2. Te Dominum confitemur (tutti met enkele solo passages), 23. Te ergo quaesumus (duo: cantus en bassus); 24 Eterna fac cum sanctis tuis (tutti). — magnif icat, het danklied dat Maria zong bij haar bezoek aan haar nicht Elisabeth (Lucas, I, 46-55), bevat twaalf verzen. In deze compositie voor vijf stemmen en basso continuo worden de onpare verzen eenstemmig gezongen, de pare meerstemmig: 2. Et exultavit (tutti), 4. Quia fecit (cantus solo), 6. Fecit potentiam (tutti), 8. Esurientes (trio: cantus 1-2 en altus), 10. Sicut locutus (bassus solo), 12. Sicut erat (tutti). — salve regina, een middeleeuwse antifoon ter ere van Onze Lieve Vrouw, wordt door een kloostergemeenschap meestal na het gezamenlijk avondgebed gezongen. In deze zetting uit 1746 voor vijf stemmen, twee violen, cello en basso continuo, zijn volgende verzen meerstemmig getoonzet: 1. Salve regina (tutti), Ad te clamamus (cantus solo), 5. Eja ergo (tenorsolo + herhaling tutti), 7-8. Et Jesum en O clemens (tutti). De overige verzen werden door Kennis niet getoonzet.
22
EU T ERPE b a r o q u e c o n s o r t & U T OPIA e n s e mbl e
Ondertussen liet Kennis zich opmerken als een bekwaam violist. Antonius Nollekens, ten tijde van Kennis vicaris van de Sint-Gummaruskerk, noteerde in zijn dagboek ‘inhoudende de oorlogsrampen welke de stad Lier van 13 mei 1746 tot 3 maart 1749 heeft doorstaan’, dat Kennis, midden mei 1746, door bemiddeling van de muziekminnende hertog van Chartres, een recital heeft gegeven voor Lodewijk XV die op dat ogenblik in het Hof van Boechout verbleef: ‘Het talent van den heer Kennis werd zo opgezet, dat den koning den violist wilde hooren en hem zijne carosse naar Bouchout liet halen’. Met de uitgave, tussen 1744 en 1749, van zijn eerste drie instrumentale werken vestigde Kennis definitief zijn roem als vioolvirtuoos: opus I, zes vioolsonates, verscheen in Luik en is opgedragen aan de toenmalige prinsbisschop Johannes Theodorus van Beieren; opus II, zes triosonates voor twee violen en basso continuo, werd in Brussel uitgegeven en is opgedragen aan Jan Willem Augustijn, graaf van Merode. Diezelfde graaf werd nog eens bedacht met het opus III, zes vioolsonates, dat evenwel in Leuven werd gepubliceerd. Kennis had namelijk eind 1749 zijn ambt van zangmeester te Lier ingeruild voor dat van de Sint-Pieterskerk te Leuven, functie die hij tot aan zijn dood in 1789 is blijven uitoefenen. In die Leuvense periode zijn van hem uitsluitend instrumentale composities bekend: drie bundels met zes vioolduetten en drie met zes triosonates, zes symfonieën en zes strijkkwartetten. Op de titelbladen noemt Kennis zich maître de musique de l’église collégiale de St. Pierre à Louvain. Blijkbaar werd zijn muziek erg geapprecieerd aangezien verschillende bundels in Parijs en in Londen werden uitgegeven. De Londense uitgave van de vioolduetten opus IV stond zelfs een tijdlang op naam van Johann Christian Bach. De beroemde Engelse muziekhistoricus Dr. Charles Burney, die tijdens zijn muziekreizen doorheen de Zuidelijke Nederlanden ook heel even Leuven heeft bezocht (eind juli 1772), schreef in zijn dagboek The Present State of Music in Germany, the Netherlands and the United Provinces (Londen, 1773): ‘M. Kennis is the most remarkable performer on the violin in point of execution, not only of Lovain, but also of this part of the world. The solos he writes for his own instrument and hand, are so difficult, that no one hereabouts attempts them but himself.’ EU T ERPE b a r o q u e c o n s o r t & U T OPIA e n s e mbl e
23
In Lier werd Kennis vervangen door Remigius Oger die het niet al te nauw nam met zijn verplichtingen. Hij was vaak afwezig en verwaarloosde dermate zijn muzikale activiteiten dat in 1758 zijn loon werd ingehouden en hij in 1763 werd ontslagen. Christoffel Drymans (1739-1797) studeerde aan de Leuvense universiteit en werd priester gewijd. Hij volgde op 3 juni 1763 Oger op als zangmeester. Twee jaar later postuleerde hij – tevergeefs – voor dezelfde functie in de kathedraal van Antwerpen. Tijdens zijn ambtstermijn in Lier (1763–1797) bracht hij de muziekkapel van de SintGummaruskerk opnieuw tot hoge bloei en werd de muziekbibliotheek, waarvoor hij verantwoordelijk was en waarvan al in 1742 een inventaris (233 nummers) was opgesteld, gevoelig uitgebreid met nieuwe werken van binnen- en buitenlandse componisten. Van hemzelf zijn in het kerkarchief maar zes composities aanwezig waaronder Tria sunt, een gezang voor het dodenofficie (1780), het motet Dixit Dominus (1786) en het omvangrijke Opusculum musicum novem lamentationem, een bundel met driemaal drie lamentaties, samen negen klaagzangen op teksten van de oudtestamentische profeet Jeremias, bestemd voor het Triduum sacrum (Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag). Drymans had het werk midden mei 1776 uit erkentelijkheid voor een aanbeveling van een nooit verkregen kanonikaat aan het kapittel opgedragen. — de eerste lamentatie van witte donderdag. Gezien de context waarin deze klaagzang voor vier stemmen en basso continuo werd uitgevoerd, is het karakter van deze muziek (grave - largo), in tegenstelling tot de drie vocale werken van Kennis, ingetogen. In de oorspronkelijke tekst zijn de zinsdelen aangeduid met een letter uit het joodse alfabet: Aleph + Beth (tutti met afzonderlijke inzetten van de stemmen), Daleth (trio: cantus, altus en bassus), He (duo: tenor en bassus). De slotzin (tutti) Jerusalem, convertere ad Dominum Deum tuum (Bekeer u, Jerusalem, tot de Heer uw God), verwijst naar een oproep van de profeet Hosea tot het volk van Israël (14, 2).
De naam van Drymans blijft onafscheidelijk verbonden met de geschiedenis van Lier. Hij was een gepassioneerd geschiedschrijver die jarenlang tal van wetenswaardigheden over de Netestad heeft verzameld en gebundeld. Van hem bezit het kerkarchief onder meer een ‘oud dood24
EU T ERPE b a r o q u e c o n s o r t & U T OPIA e n s e mbl e
boek’ van de weldoeners van de Sint-Gummaruskerk (1777); een necrologium van de Lierse kartuizers (1783); Lyra sacra (6 vol. in hs.) waarvan de eerste drie delen gewijd zijn aan de geschiedenis van het kapittel; deel vier bevat het dagboek van Antonius Nollekens (cf. supra); jaarboeken ‘nopens de stad en het kapittel van Lier’ (8 vol. in hs.) waarvan deel acht gewijd is aan allerlei grafschriften (epitafen) in de Lierse kerken, kapellen en kloosters. Ten behoeve van de plaatselijke geestelijkheid publiceerde hij in 1770 en 1784 een handleiding (directorium) met de teksten, volgens het Romeins brevier en missaal, voor de getijden en de liturgische diensten. Gilbert Huybens
Literatuur Arras, Jef, ‘Nota’s over het Orgel der St.-Gummaruskerk te Lier in de XVIIe eeuw’, in ’t Land van Ryen. Driemaandelijks cultureel Liers tijdschrift, 10 (1960), p. 136-160. Lochs, Hilde, Willem Gommaar Kennis. Liers komponist, 1717 – 1789. KU Leuven, verhandeling tot het bekomen van de graad van licentiaat in de Oudheidkunde en de Kunstgeschiedenis, afdeling Muziekwetenschap, 1979. De Vis, Marie-Christine, Het Antwerps muziekfonds Kennis (1802 – 1845). Studie en inventaris van het muziekfonds van zangmeester Willem Jacob Jozef Kennis in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Antwerpen. KU Leuven, verhandeling tot het bekomen van de graad van licentiaat in de Oudheidkunde en de Kunstgeschiedenis, afdeling Muziekwetenschap, 1982. Huybens, Gilbert (red.), Willem Gommaar Kennis (Lier 1717 – Leuven 1789), leven en werk. Zijn muzikale betekenis in de 18de eeuw. Verschenen als jaarboek in de reeks Arca Lovaniensis 10b (1983) van de vrienden van de Leuvense stedelijke musea. Met bijdragen van José Quitin, Hilde Lochs, Gilbert Huybens (thematische catalogus), Rudolf Rasch en Karel Moens. T’Seyen, Els, Het muziekleven in en rond de Sint-Gummaruskerk te Lier tijdens de achttiende eeuw. KU Leuven, verhandeling tot het bekomen van de graad van licentiaat in de Oudheidkunde en de Kunstgeschiedenis, afdeling Muziekwetenschap, 1984. Een samenvatting verscheen in: Musica Antiqua, 4 (1987), nr. 4, p. 131-134 (muziekkapel en zangmeesters); 5 (1988), nr. 1, p. 29-30 (muziekrepertoire), nr. 3, p. 65-69 (instrumentarium). Huybens, Gilbert (red.), Beiaarden en torens in België. Gemeentekrediet — Musea Nostra, Gent, 1994, p. 120. D’hollander, Geert, ‘Beiaard van Lier’, in Magazine van de Vlaamse Beiaard Vereniging, 14 (2008), nr. 1, p. 2-13.
EU T ERPE b a r o q u e c o n s o r t & U T OPIA e n s e mbl e
25
S i n t- G u m m a r u s k e r k De Sint-Gummaruskerk van Lier – een imposant gebouw voor zo’n klein stadje – werd in verschillende fasen gebouwd in de loop van de veertiende en het begin van de zestiende eeuw. De beeldenstorm van 1580 vernielde het grootste deel van het interieur. Slechts het Colibranttriptiek (1516), geschilderd door Goswin van der Weyden, het doksaal (15331538) door Frans Mijnsheeren en Jan Wisschavens uit Mechelen, de koorbanken (15551557) door Jan Verhulst en de koninklijke glasramen (1516-1519), toegeschreven aan Nicolaas Keldermans, schenkingen van de Habsburgse vorsten Maximiliaan I en Karel V, zijn ontsnapt aan de vernieling, zij het niet zonder schade. Van het meubilair dat nadien, in de loop van de zeventiende eeuw in de kerk is geplaatst, zijn zeker de preekstoel (1640-1642) en het O.L.V-altaar van Artus I Quellinus (1666-1667) in de kapel van de linker zijbeuk het vermelden waard. De Lierse patroonheilige, Sint-Gummarus is uiteraard alomtegenwoordig in zijn kerk. De meest bijzondere kunstwerken die aan hem zijn gelieerd, zijn het Sint-Gummarusaltaar uit 1618-1619, van de Antwerpse beeldhouwer Hans van Mildert met een schilderij van het Wonder van de Boom door Frans Francken. Het indrukwekkende zilveren schrijn uit 1682 van Wierick Somers III, dat vroeger achter dit schilderij werd bewaard, staat nu in het hoogkoor. De unieke smeedijzeren boom uit ca. 1475 naast de toren, afkomstig uit de Kluizekerk, herinnert nog direct aan dit wonder van Sint-Gummarus. Een volledige cyclus van al zijn mirakels staat op de neogotische triptiek van het hoofdaltaar in het hoogkoor. Het huidige orgel, ontworpen door Flor Peeters en Paul Verwilt en uitgevoerd door de firma Stevens uit Duffel, dateert uit 1972 en vervangt het oude orgel van Jean Baesmans uit 1628 dat nu opgesteld staat in de kooromgang.
26
BART RODYNS Na zijn muziekopleiding aan de Academie van Lier, waar hij als kind al enkele prijzen in de wacht sleepte, studeerde Bart Rodyns aan de Conservatoria van Antwerpen en Maastricht bij Dorthy de Rooij, Joris Verdin en Hans Leenders. Nadien verdiepte hij zich in enkele historische stijlen in Frankrijk en Italië. Rodyns won prijzen op verschillende nationale en internationale wedstrijden en maakte opnames voor onder meer de Belgische, Duitse, Nederlandse en Deense radio. Als uitvoerend musicus concerteerde hij over heel Europa en in de Verenigde Staten. BART UVYN Bart Uvyn vatte in 2003 zijn zangstudie als contratenor aan in het Lemmensinstituut te Leuven waar hij in 2008 als master in de muziek-zang afstudeerde bij Dina Grossberger en Dirk Snellings. Nadien specialiseerde hij zich verder in zang en kamermuziek aan het Lemmensinstituut en aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag binnen het kader van het Erasmusproject. Hij kreeg er les van Rita Dams, Michael Chance, Jill Feldman en Peter Kooij. Verder volgde hij masterclasses bij Alexander Oliver, Zeger Vandersteene, Udo Reinemann en Jeannette Fischer. Als zanger nam hij deel aan projecten met de Bach Academie, Currende, Capilla Flamenca en Collegium Vocale Gent. ADAM WOOLF Adam Woolf heeft een rijke ervaring met het bespelen van trombones van alle soorten en maten binnen een repertoire dat meer dan zes eeuwen omspant. Woolf maakt deel uit van His Majesty’s Sagbutts & Cornetts, is eerste trombonist van Sir John Eliot Gardiner’s English Baroque Soloists en van het Orchestre Révolutionnaire et Romantique. Hiernaast verkent Adam graag de mogelijkheden van de baroktrombone in hedendaagse muziek, wereldmuziek en multitracking poly-choral music. Woolf is professor baroktrombone aan de Royal Academy of Music in Londen en aan het Conservatorium van Utrecht.
27
EUTERPE BAROQUE CONSORT Het Euterpe Baroque Consort werd in 2007 opgericht onder impuls van artistiek leider en klavierspeler Bart Rodyns. Dit flexibele ensemble bestaat inmiddels uit een select gezelschap van professionele solisten en instrumentalisten, die op een historisch doorleefde manier ambassadeur zijn van boeiende barokmuziek. Sinds hun oprichting waren ze te gast bij Cloppenburger Kultursommer, MuziekPodium Zeeland, Fort4 klassiek, Museumnacht Antwerpen en Festival der Voorkempen. Zopas verscheen hun eerste cd met vier barokke orgelconcerti van G.F. Händel & M. Corrette. UTOPIA ENSEMBLE Met de Vlaamse polyfone traditie in de genen voelt het Utopia Ensemble de wil en de zin om deze muziek uit de tijd van Thomas More (aan wie het ensemble zijn naam ontleent) te blijven doorgronden en uit te voeren. Vijf Vlaamse zangers met een voorliefde voor oude muziek vormen zo een nieuw ensemble dat de wens uit om creativiteit en uiteenlopende artistieke invalshoeken te verenigen.
28
WILLEM GOMMAAR KENNIS
TE DEUM
Te Deum laudamus; te Dominum confitemur. Te æternum Patrem omnis terra veneratur. Tibi omnes angeli, tibi cæli: et universæ Potestates, Tibi Cherubim et Seraphim incessabili voce proclamant: Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt cæli et terra majestatis gloriæ tuæ. Te gloriosus Apostolorum chorus, Te Prophetarum laudabilis numerus, Te Martyrum candidatus laudat exercitus. Te per orbem terrarum sancta confitetur Ecclesia: Patrem immensæ majestatis; Venerandum tuum, verum, et unicum Filium; Sanctum quoque Paraclitum Spiritum. Tu Rex gloriæ, Christe, Tu Patris sempiternus es Filius. Wij prijzen U, o God. U, Heer, loven wij. U, eeuwige Vader, eert heel de aarde. Tot U roepen alle engelen, tot U de hemelen en alle machten, Tot U roepen Cherubijnen en Serafijnen die zonder ophouden zingen: Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. U looft het roemvol koor der apostelen, U het lofwaardig getal der profeten, U looft de blanke stoet der martelaren. U prijst de heilige Kerk over heel de aarde: U, Vader, onmetelijk in majesteit; U, eniggeboren Zoon, waarachtig en hoog verheven; U, Heilige Geest, de Vertrooster. Gij, Christus, Koning der glorie, Gij zijt de enige Zoon van de Vader.
29
Tu ad liberandum suscepturus hominem, non horruisti Virginis uterum. Tu devicto mortis aculeo, aperuisti credentibus regna cælorum. Tu ad dexteram Dei sedes, in gloria Patris. Judex crederis, esse venturus. Te ergo quæsumus, tuis famulis subveni, quos pretioso sanguine redemisti; Aeterna fac cum Sanctis tuis in gloria numerari. Gij, die om de mens verlossing te brengen, geen vrees hebt gehad voor de schoot van de Maagd. Gij die de prikkel van de dood hebt overwonnen, en voor de gelovigen het hemels rijk hebt geopend. Gij zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader. Gij zult als rechter komen, zoals wij geloven. U dan smeken wij: kom uw dienaars te hulp, die Gij door uw Kostbaar Bloed hebt gered; Laat ons geteld worden onder uw heiligen in de eeuwige heerlijkheid. Salvum fac populum tuum Domine, et benedic hereditati tuæ, et rege eos, et extolle illos, usque in æternum. Per singulos dies, benedicimus te, et laudamus nomen tuum in sæculum et in sæculum sæculi. Dignare Domine die isto sine peccato nos custodire. Miserere nostri Domine, miserere nostri. Fiat misericordia tua Domine super nos, quem admodum speravimus in te. In te Domine speravi; non confundar in æternum. Red, Heer, red uw volk en zegen uw erfdeel, hoed hen, en draag hen voor immer. U willen wij prijzen iedere dag, uw naam verheerlijken voor altijd. Wees genadig, Heer, spaar ons deze dag voor de zonde. Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons. Laat uw barmhartigheid neerdalen over ons, zoals ons vertrouwen uitgaat naar U. Op U, Heer, is onze hoop gevestigd; beschaam ons niet in eeuwigheid.
30
CHRISTOFFEL DRYMANS
LAMENTATIO PRIMA IN COENA DOMINI
Incipit lamentatio Jeremiae prophetae Hier begint de Klaagzang van de profeet Jeremia Quomodo sedet sola civitas plena populo; facta est quasi vidua domina gentium; princeps provinciarum facta est sub tributo. Ach, hoe eenzaam zit zij neer, de eens zo levendige stad. Een weduwe is ze geworden, zij die groot was onder de volken, de vorstin van de gewesten is tot slavernij vervallen. Plorans ploravit in nocte, et lacrimæ ejus in maxillis ejus: non est qui consoletur eam, ex omnibus caris ejus; omnes amici ejus spreverunt eam. Heel de nacht weent zij, haar wangen zijn nat van tranen. Er is niemand die haar troost, niemand van haar vele minnaars; geen vriend bleef haar trouw. Migravit Judas propter afflictionem, et multitudinem servitutis; habitavit inter gentes, nec invenit requiem: omnes persecutores ejus apprehenderunt eam inter angustias Juda is verbannen na een tijd van nood en zware onderdrukking; zij zit neer te midden van de volken, maar vindt geen rust: haar vervolgers belagen haar, drijven haar in het nauw. Viæ Sion lugent, eo quod non sint qui veniant ad solemnitatem: omnes portæ ejus destructæ, sacerdotes ejus gementes; virgines ejus squalidæ, et ipsa oppressa amaritudine De wegen naar Jeruzalem zijn troosteloos, want niemand is meer op weg naar de tempelfeesten. Haar poorten liggen in puin, haar priesters weeklagen, haar meisjes dragen rouwkleren. En zijzelf: bitter is haar lot. Ierusalem, convertere ad Dominum Deum tuum. Jeruzalem, keert u tot de Heer uw God.
31
WILLEM GOMMAAR KENNIS Magnificat anima mea Dominum Et exsultavit spiritus meus in Deo salutari meo. Quia respexit humilitatem ancillæ suæ: ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes. Quia fecit mihi magna qui potens est, et sanctum nomen eius. Et misericordia eius a progenie in progenies timentibus eum. Fecit potentiam in bracchio suo, dispersit superbos mente cordis sui. Deposuit potentes de sede et exaltavit humiles. Esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes, Suscepit Israel puerum suum recordatus misericordiæ suæ, Sicut locutus est ad patres nostros, Abraham et semini eius in sæcula. Mijn ziel prijst en looft de Heer, Mijn hart juicht om God, mijn redder: Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, Ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam. Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht, voor al wie hem vereert. Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen. Heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen. Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd: hij herinnert zich zijn barmhartigheid, jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.
32
MAGNIFICAT
WILLEM GOMMAAR KENNIS
SALVE REGINA
Salve, Regina, Mater misericordiæ, vita, dulcedo, et spes nostra, salve. Wees gegroet, koningin, moeder van barmhartigheid; ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet. Ad te clamamus exsules filii Hevæ, Ad te suspiramus, gementes et flentes in hac lacrimarum valle. Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva, tot u smeken wij, zuchtend en wenend in dit dal van tranen. Eia, ergo, advocata nostra, illos tuos misericordes oculos ad nos converte; Et Jesum, benedictum fructum ventris tui, nobis post hoc exsilium ostende. Daarom dan, onze voorspreekster, sla op ons uw barmhartige ogen; en toon ons, na deze ballingschap, Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot. O clemens, O pia, O dulcis Virgo Maria. O goedertieren, o liefdevolle, o zoete maagd Maria.
33
34