KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 Het land van de grote woordfabriek Agnès de Lestrade & Valeria Docampo (ill.) (door Vera Geeraerts)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Agnès de Lestrade (1964) geeft lessen plastische kunsten en muziek bij kinderen thuis en is journaliste. Agnès woont in Barie (Frankrijk). Ze ruilde een aantal jaar geleden het centrum van Bordeaux in voor het Franse platteland. Haar eerste kinderboek schreef ze in 2003. Sindsdien publiceerde ze een veertigtal kinderboeken bij prominente Franse uitgeverijen en een zestigtal verhalen in tijdschriften. Gelukkig voor haar rest er haar toch nog tijd om te dromen, te plonzen in de zee, te luisteren naar haar twee kinderen en om pannenkoeken te maken. Wist je trouwens dat… • •
de juryleden in groep 2 vorig jaar al een boek van haar lazen (De dromen van Boeba)? dit prentenboek in 2010 al een Vlag en Wimpel van de Griffeljury kreeg? Valeria Docampo (1977) woont in Buenos Aires (Argentinië). Ze doceerde een tijdlang Grafische vormgeving aan de Universiteit van Buenos Aires. Sinds 2003 legt ze zich toe op het illustreren van kinderboeken. Ze krijgt opdrachten van over de hele wereld. In haar werk zoekt ze steeds naar nieuwe technieken.
Wist je trouwens dat… • • •
Het land van de grote woordfabriek uitgegeven werd in negen talen? In het Frans, Nederlands, Sloveens, Koreaans, Chinees, Engels, Duits, Spaans en Catalaans. je op haar website nog meer pareltjes van tekeningen kan zien: www.valeriadocampo.com.ar ze ook een blog heeft: www.docampo-valeria.blogspot.com
www.valeriadocampo.com.ar www.docampo-valeria.blogspot.com
KORT SAMENGEVAT Er is een land waar woorden geld kosten. Hoe mooier het woord, hoe duurder. Omdat woorden er zo kostbaar zijn, praat bijna niemand in het land. En wat doe je dan als je de mooiste woorden wil voor het mooiste meisje, maar geen geld hebt? VOORAF Stel het boek voor: •
• • •
Toon het prentenboek aan de juryleden en lees de titel. Vinden ze de titel uitnodigend? Wie schreef en illustreerde dit boek? Kennen ze het boek nog dat ze (misschien) verleden jaar van deze auteur lazen? Bekijk samen de cover. Waaraan denken de juryleden als ze die zien? Lees nu de tekst op de achterflap voor, waarbij de juryleden titel en cover in het achterhoofd houden. Welke verwachtingen hebben de juryleden over dit boek? Je kan op een flap in enkele woorden deze verwachtingen noteren. Later kan je kijken of ze ingelost werden of niet.
Leesdagboek In plaats van op een flap te noteren, kunnen de juryleden hun verwachtingen ook noteren in hun KJVleesdagboek of in een ander mooi schriftje of mapje. Het is leuk om dit bij de hand te houden wanneer ze het boek werkelijk lezen (of laten voorlezen). Ze kunnen mooie zinnen opschrijven (of dicteren), woorden die ze opmerkelijk vonden, een verwijzing naar een – voor hen – bijzonder of grappig of… fragment… Bij de bespreking hebben ze dan meteen wat bruikbaars bij de hand. Dit schriftje/mapje kunnen ze ook gebruiken voor de andere boeken van de lijst. Ze kunnen er o.a. een tekening over het boek bij maken. Misschien kan het later wel meegenomen worden naar het slotfeest en kan de auteur/illustrator er in signeren. In het KJV-leesdagboek is hiervoor de nodige ruimte gelaten. De juryleden die zelf (nog) niet goed kunnen lezen, kunnen van het leesdagboek of schriftje een fijn lees-, teken-, en schrijfmoment maken met mama, papa, zus, broer, juf of meester, opa, tante, KJVbegeleider… Moeilijke woorden In Het land van de grote woordfabriek komen een aantal woorden voor waarvan de betekenis de juryleden misschien ontgaat. Leg die woorden vooraf uit, zodat je het verhaal in één keer kan (voor)lezen. Je kan de moeilijke woorden op strookjes schrijven en ze in een glazen bokaal steken of in een vlindernet. Je kan dan zeggen dat je ook een aantal woorden gekocht of gevangen hebt en dat je eens wil horen wie de woorden kent. De link met het verhaal zullen ze bij het (voor)lezen wel leggen. Dit kunnen moeilijke woorden zijn, al zal je zelf aanvoelen hoever je met je groep moet gaan: • • • • •
‘hartige woordjes’ ‘woordenbrij’ ‘grootspraak’ ‘schatrijk’ ‘handenvol geld’
• • • • •
‘onbetaalbaar’ ‘roddel en kletskoek’ ‘oudewijvenpraatjes’ ‘dwaas’ ‘graaibak’
• ‘fortuin’ PRATEN OVER HET BOEK
•
‘prietpraat’
Thema’s • • •
taal verliefd, liefde vriendschap
Je kan een kort gesprekje houden of een woordspin opbouwen per thema: aan welke elementen uit het verhaal denken de juryleden bij een bepaald thema? Schrijf de woordspinnen op flappen en hang die nadien naast elkaar. Zijn er woorden die opduiken bij verschillende thema’s? Hoe zou dit komen? Kunnen de juryleden er een verklaring voor geven? Je kan ook gewoon één thema uitdiepen. Je kan eventueel stemmen met de leden welk thema ze wat uitvoeriger willen bespreken. Het thema ‘vriendschap’ is een uitstekend thema om over te filosoferen met de juryleden. Tips vind je in de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’). Deze vragen kan je aan de juryleden stellen: • • • • • • • • •
Wanneer noem je iemand je vriend(in)? Bestaan er verschillende soorten vrienden? Moeten vrienden ongeveer jouw leeftijd hebben? Is vriendschap hetzelfde als liefde? Wanneer is iemand je vriend niet meer? Zou je zonder vrienden kunnen leven? Waarom heb je vrienden nodig? Heb je ze echt nodig? Waarom zijn vrienden (niet) belangrijk? Geloof jij in eeuwige vriendschap? Waarom (niet)?
Methode Chambers Voor de handige vier-kolommen-methode van Aidan Chambers verwijs ik graag naar de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’), alsook naar Chambers’ boek Vertel eens (Biblion, 2002) en in het bijzonder naar de hoofdstukken 13 en 14 over het onderwerp van gesprek (p. 93-104) en een raamwerk van vragen (p. 105-115). Na het lezen van die hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat vragen zonder aanpassingen gebruiken. Tip: groepjes maken Naargelang de grootte van je leesgroep kan je voor de vier-kolommen-methode groepjes maken van drie tot vijf personen. In plaats van de vier basisvragen met de hele groep te beantwoorden, laat je de juryleden de vragen eerst in kleine groepjes beantwoorden. Laat hen hun antwoorden op een flap of een A4-blad noteren. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je of de juryleden het al dan niet eens zijn met elkaar. Op die manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je stillere kinderen de kans om ook hun mening te zeggen. Misschien krijg je hierdoor ook meer meningen te horen omdat de juryleden zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door instemmend te knikken. Vrees je dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag open en bloot hun mening verkondigen? Dan kan je vooraf al eens nadenken of je de samenstelling van de groepjes wat kan sturen.
De ideeën die volgen in dit werkmodel kan je gebruiken bij de bespreking, als bijkomende verwerking of als deel van de methode Chambers. Je kan ideeën combineren, mixen of weglaten! Tip: lees- en schrijfhulp Omdat deze jonge juryleden vaak nog niet (vlot) zullen kunnen lezen en/of schrijven, kan je oudere juryleden, leesmama’s en/of papa’s, andere leeshulpen… inschakelen om de begeleiding van de groepjes en het noteren vlotter te laten verlopen. Uiteraard maak je als coördinator vooraf goede afspraken met de lees- en schrijfhulpen: je moet de meningen van jouw jonge juryleden krijgen en niet de gestuurde mening van de helper van dienst. Reconstrueren van het verhaal Maak een aantal (kleuren)kopieën van de illustraties uit het boek. Leg ze door elkaar. Laat de juryleden de prenten in de juiste volgorde leggen. Hierdoor kan je het verhaal kort reconstrueren en laten navertellen. Kies je illustraties zo, dat er voldoende samenhang in het verhaal zit en je nadien ook nog een gesprekje over de tekeningen en het taalgebruik kan houden (zie verder voor de vragen). Ook hier kan je een vlindernet of woordenpot gebruiken en het verhaal opnieuw laten vertellen aan de hand van een aantal goed gekozen zinnen en woorden uit verhaal. Of maak een combinatie en steek er een paar illustraties bij. Illustraties Wat valt de leden op aan het kleurgebruik bij de illustraties? Er wordt veel bruin en warm-of kersenrood gebruikt. Wat zou de bedoeling hiervan zijn? Waarom zou de illustratrice voor zo’n contrast in kleuren gekozen hebben? Vraag de juryleden om het boek te doorbladeren en te vertellen waar ze vooral bruin en waar ze vooral rood zien.
• • • • • •
Bruin/donkere tinten de woordenwinkelstraat de norse volwassenen de cleane woordenfabriek met de kille robots de straat met de vuilnis de woordkoopjes Oscar met zijn dure woorden
• • • • • • • • •
Rood enkele details zoals de rode daken naast de woordenfabriek de hoofddeksels van een paar personages in de woordenwinkelstraat de kinderen en de schort bij de lettersoepbediening de vangnetjes de vlinders op de kleding van Florian het kleedje van Siebelle de achtergronden bij het uitspreken van de woorden die Florian ving voor Siebelle de vlinders op de laatste pagina de trappenhal bij het zoenen
Deze vragen kunnen aan bod komen bij een bespreking van de illustraties:
• • • • •
Wat vinden de juryleden van de uitstraling van de tekeningen en van de sfeer? Geven de tekeningen emoties weer? Hoe komt dit? Wat vinden de juryleden van de gelaatsuitdrukkingen en houdingen van de personages? Welke gevoelens worden hier opgeroepen? Vinden de juryleden dat de illustraties passen bij dit verhaal? Waarom wel/niet? Vertellen de illustraties enkel wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? Kan dit verhaal ook overleven zonder illustraties? Waarom (niet)? Kunnen de illustraties zonder de tekst? Waarom (niet)?
Taalgebruik en stijl Dit is een poëtisch verhaal. Houden de juryleden hiervan? Waarom wel/niet? Welke zinnen, woorden vinden zij mooi? Waarom? (Zie ook de doetips: later kunnen ze de woorden nog gebruiken.) Wat vinden de leden van deze uitspraken van recensente Marit Trioen (De Leeswelp): • • •
‘De auteur neemt je mee naar een land waar het onvoorstelbaar stil is.’ ‘Enkel wie rijk is, zegt wat hij wil.’ ‘Dat een handjevol oprechte woorden vaak waardevoller zijn dan een legertje dure, grote woorden, legt De Lestrade uit via het verhaal van de kleine Florian en de steenrijke Oscar.’
Lichaamstaal Een denkoefening! Dit zegt Inge Umans op www.pluizuit.be: ‘Florian en Siebelle geven in ieder geval mee dat er nog een taal is: de lichaamstaal. En hoe deze soms meer zegt dan alle dure woorden samen.’ • •
Vinden de juryleden uit zichzelf deze andere taal? De lichaamstaal. Laat hen voorbeelden zoeken in het boek: − Oscar met zijn dure woorden, maar bij wie je geen emoties afleest op zijn gezicht − de ontmoedigende Florian die op de trap gaat zitten bij het horen van die dure woorden − de gevoelens die je afleest van Florians gezicht bij het uitspreken van zijn drie gevonden woorden − het ontroerende gebaar van Siebelle en haar gelaatsuitdrukking bij het ontvangen van deze woorden − de zoen en het opgespaarde woordje ‘nog’ dat de lucht wordt ingestuurd − het vertederende gevoel tussen de twee op de laatste bladzijde
Heel wat woorden in de tekst ondersteunen de lichaamstaal. Vinden de juryleden die woorden? Bijvoorbeeld: • • • • •
‘In zijn ogen glimmen lichtjes van plezier als hij denkt aan zijn geschenk.’ ‘En ze glimlacht ook.’ ‘Oscar grijnst.’ ‘Florian sluit zijn ogen en denkt innig aan hoe onuitsprekelijk lief Siebelle is.’ ‘Ze zwijgt en kijkt met glinsterende ogen.’
Vormgeving Sta even stil bij de vormgeving van dit prentenboek: •
Wat vinden de juryleden van de keuze van het lettertype?
• • •
Waarom zouden sommige woorden zijn dan andere? Waarom zouden de woorden die Oscar tegen Siebelle zegt anders weergegeven zijn dan de woorden die Florian tegen haar zegt? Welk effect heeft dit? Wat vinden de leden van de bladschikking?
Personages Alles wat hierboven aan bod kwam, kan je ook gebruiken bij de bespreking van Florian, Siebelle en Oscar. Maak drie groepjes – één voor elk personage – en laat elke groep overleggen over één personage. Nadien moeten ze hun personage voorstellen aan de hele groep, waarbij ze zowel iets moeten vertellen over hoe dit personage weergegeven wordt in woorden als de manier waarop hij of zij getekend wordt. Neem verschillende woorden of zinnen uit het boek die door de personages gezegd worden, die hun lichaamstaal beschrijven of die een handeling van een bepaald personage beschrijven. Laat de juryleden de juiste woorden aan het juiste personage koppelen. Laat hen verklaren waarom ze net die combinatie maken. Doetips Maak samen met de juryleden verschillende vlindernetten (echte of getekende): één met spannende woorden, één met vrolijke woorden, één met verdrietige woorden, één met gevoelige woorden… Laat de juryleden de woorden uit tijdschriften te knippen of met verschillende letters uit kranten nieuwe woorden te maken. Laat de leden woorden opschrijven die zij graag zouden willen vangen of die ze graag uitspreken. Ze kunnen er een collage mee maken van grote tekstballonnen of een tekstballon tekenen en invullen in hun KJV-leesdagboek of in hun eigen schrift/mapje. Kennen de leden een zinnenschilderij? Ze zoeken een zin of woorden uit het prentenboek die ze heel mooi vonden en kaderen die letterlijk in. Ze maken een heel leuk kader en versieren dit zoals ze willen (met hout, goudverf, stevig karton, restjes wol, zilverpapier…). Niet alleen de kader, maar ook de zin of woorden zelf kunnen ze op een bijzondere manier weergeven. Denk bijvoorbeeld aan de miniaturen die monniken vroeger gebruikten of laat hen werken met letterstempels. Hang alle tekeningen of vlindernetten, tekstballonnen en zinnenschilderijen op aan een waslijn in de bib, klas of school of op de plaats waar jullie samenkomen met alle juryleden. Laat de juryleden een foto van hun ontwerp maken om in hun KJV-leesdagboek of eigen schriftje/mapje te plakken. TOT SLOT Even terugblikken… Neem de flap terug waarop je de verwachtingen van de juryleden noteerde vóór ze het boek lazen. Bespreek hun verwachtingen kort. Zijn ze het er nog altijd mee eens? Reclame Zijn de juryleden tevreden nu ze het boek gelezen hebben? Zouden ze hun vrienden, klasgenoten, familie dit boek aanraden? Cadeautje Laat de juryleden elkaar mooie woorden cadeau doen…
MEER LEZEN? Wie van dit mooi verwoorde prentenboek houdt, wil misschien ook fijne gedichten lezen? Laat de juryleden leestips uitwisselen. Ze kunnen de tips van anderen noteren in het KJV-leesdagboek of het eigen schriftje/mapje…
Veel succes!
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 De wei van koe Paul de Moor & Martijn van der Linden (ill.) (door Frederic Vercaemst)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Paul de Moor schrijft reisreportages voor Touring Explorer, Pasar en De Standaard. In zijn reisboeken smokkelt hij kleine verhalen en in zijn jeugdboeken reissouvenirs. In 1996 publiceerde hij zijn eerste jeugdboek, Hemelhoog op de regenboog. Voor Zo moet het gaan als er iemand is. Ook over Darwin kreeg hij de Provinciale Prijs voor Letterkunde Oost-Vlaanderen 2006. De illustraties van Sabien Clement in En iedereen ging op zijn mieren zitten zijn in 2009 bekroond met de Boekenpauw. Het prentenboek Kwilniet werd genomineerd voor de Boekenleeuw én de Boekenpauw 2009. Martijn van der Linden werd in 1979 in Oostburg (Nederland) geboren. Hij studeerde van 1997 tot 2001 illustratie aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. In het derde jaar kreeg hij zijn eerste opdracht van uitgeverij Lemniscaat. Tegenwoordig werkt hij voor veel verschillende uitgeverijen. Hij maakt omslagen, binnenwerk en prentenboeken. www.martijnvanderlinden.eu KORT SAMENGEVAT Koe woont al heel lang in de wei. Hij voelt er zich goed. Hij is de koning te rijk met al zijn vrienden om zich heen: Rat, Pad en Mus. Dan besluit de boer dat Koe te oud is geworden en dat ze naar het slachthuis moet. Hoe kan Koe hieraan ontsnappen? Op het moment dat Koe in haar lot lijkt te berusten, steekt er een zware storm op. Het water stijgt en de omgeving loopt onder. Koe gedraagt zich als een held en weet de familie van de boer te redden. Briek, het zoontje van de boer, wil dat Koe blijft. STIJL EN VORMKENMERKEN De wei van koe is geschreven voor de eerste lezers. Merken de juryleden dat het hele verhaal bestaat uit woorden met één lettergreep? Kunnen ze stukjes voorlezen uit het boek? Welk stukje vinden ze het mooist?
Je leert de verschillende personages kennen door korte verhaaltjes en gesprekjes. Maak van elk personage een mind map: plaats de personages in een cirkel en noteer daar rond alles dat de juryleden weten over de personages. Hieronder vind je wat meer informatie over mind mappen: Mind mapping geeft kinderen steun bij het ordenen van hun gedachten. We herkennen in mind mapping het werken met woordwebben. Het onderwerp staat in het midden en allerlei woorden die erbij horen worden eromheen geschreven. Methode: 1. Schrijf het kernwoord waar je over na wilt denken, of waar je aantekeningen over wilt maken, in het midden van een vel papier. 2. Voor elk woord wat daar aan linkt, trek je een lijn vanaf je kernwoord richting de buitenrand van het papier. Net boven die lijn zet je het woord wat linkt aan je kernwoord. 3. Als je een woord of concept bedenkt, wat aan het einde van de andere woorden linkt, trek je vanaf dat woord weer een nieuwe lijn en schrijf je het nieuwste woord net boven die lijn. Zo kan een mind map er uit zien :
www.lettersalon.nl/pages/mindmappen.htm nl.wikipedia.org/wiki/Mindmap VÓÓR HET VOORLEZEN Bekijk samen met de juryleden de cover van het boek, maar verberg wel de titel. Wie staat er op de tekening? Wat gebeurt er? Rat en Koe turen in de verte... zou er iets op komst zijn? Rat en Koe zijn
vast goede vrienden. Wie zijn de vrienden van de juryleden? Verklap dan de titel van het boek. Waarover denken de juryleden dat het verhaal zal gaan?
TIJDENS HET VOORLEZEN Creëer een gezellige sfeer. Ga eventueel zelfs naar buiten of naar een wei om stukjes uit het verhaal voor te lezen. Let erop dat je ook de tekeningen goed toont aan de juryleden, die vormen een wezenlijk onderdeel van het verhaal. NA HET VOORLEZEN • •
Maak een mind map van de verschillende personages. Knutsel de verschillende dieren en plaats die op een stukje nepgras. Dit kan mooi zijn om de bibliotheek mee te versieren.
WIST JE DAT... • • •
een koe maar 20 minuten slaap per dag nodig heeft? koeien niet kunnen bijten omdat ze enkel ondertanden hebben? koeien tot 40 liter melk per dag kunnen produceren?
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 Brieven aan mijn kikkerprins Reine de Pelseneer & Martine Decroos (ill.) (door Vera Geeraerts)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Reine De Pelseneer (Zandhoven, 22/06/1982) studeerde Germaanse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Antwerpen. Reine werkt deeltijds als redactiemedewerker voor Velt vzw. Daarnaast schrijft ze als zelfstandig auteur interviews, recensies, verhalen voor eerste lezers, kinderboeken, poëzie... Reine houdt van volle boekenkasten, van mooie muziek, van artisjokken en zwarte olijven, van rozen en van kattengespin. Ze moet niets hebben van mensen die geen respect hebben voor mensen die anders zijn, van vroege ochtenden en van hondengeblaf. Wist je trouwens dat je zeker en vast het ABC moet ontdekken op haar website? Leuke weetjes! www.reinedepelseneer.be Martine Decroos (Oostende), studeerde Grafisch ontwerp in Gent – waar ze nog steeds woont – en werkte een tijdlang als vormgever en illustrator. In 2004 richtte ze samen met Philippe Van de Velde het productiehuis Studio ORKA op. Met deze studio maakt ze ruimtelijke installaties en theater op locatie. Studio ORKA maakt charmant en ontroerend theater met een lach en een traan, voor kinderen én voor volwassenen die hun kinderlijke verwondering blijven koesteren. Martine combineert dit met lesgeven aan de academie van Eeklo. KORT SAMENGEVAT Prinses LuiPels verveelt zich. Niemand kijkt naar haar om. Wanneer ze een kikker ontdekt bij de vijver, bedenkt ze dat die haar prins zal zijn. Stapelverliefd wordt ze! Elke dag schrijft ze een brief aan haar kikkerprins. Alles wordt veel leuker voor prinses LuiPels. Alles wordt anders. VOORAF Toon het prentenboek aan de juryleden en lees de titel voor. Vinden ze de titel uitnodigend? Ga samen na wie het boek schreef en illustreerde. Kennen ze andere boeken van deze auteur en illustrator? Breng eventueel wat ander werk van hen mee naar de bijeenkomst.
Bekijk samen de cover. Waaraan denken de juryleden? Lees nu de tekst op de achterflap voor, waarbij de juryleden titel en cover in het achterhoofd houden. Wat verwachten de juryleden van het boek? Noteer op een groot blad hun verwachtingen. Later kan je kijken of ze ingelost werden of niet. In plaats van op een flap te noteren, kunnen de juryleden hun verwachtingen ook noteren in hun KJVleesdagboek of in een ander mooi schriftje of mapje. Het is leuk om dit bij de hand te houden wanneer ze het boek werkelijk lezen (of laten voorlezen). Ze kunnen mooie zinnen opschrijven (of dicteren), woorden die ze opmerkelijk vonden, een verwijzing naar een – voor hen – bijzonder of grappig of… fragment… Bij de bespreking hebben ze dan meteen wat bruikbaars bij de hand. Dit schriftje/mapje kunnen ze ook gebruiken voor de andere boeken van de lijst. Ze kunnen er o.a. een tekening over het boek bij maken. Misschien kan het later wel meegenomen worden naar het KJV-feest en kan de auteur/illustrator er in signeren. In het KJV-leesdagboek is hiervoor de nodige ruimte gelaten. De juryleden die zelf (nog) niet goed kunnen lezen, kunnen van het leesdagboek of schriftje een fijn lees-, teken-, en schrijfmoment maken met mama, papa, zus, broer, juf of meester, opa, tante, KJVbegeleider… PRATEN OVER HET BOEK Thema’s • • • •
prinsessen sprookjes, fantasie verliefd zijn, liefde brief
Je kan een kort gesprekje over alle thema’s houden of dieper in gaan op één thema. Denken de juryleden bij sommige thema’s aan dezelfde dingen? Hoe zou dit komen? Kunnen ze hier een verklaring voor geven? Prinsessen Maak een woordspin rond prinsessen. Laat de juryleden vrijblijvend vertellen over prinsessen: welk beeld hebben ze van prinsessen? Wat zouden de leuke en de moeilijke kanten zijn van een prinsessenleven? Noteer kernwoorden op grote vellen papier of hou de bespreking kort mondeling. Kleef ten slotte een afbeelding uit het boekje bij het woord ‘prinses’ of toon een prent uit het boek. Betrek nu Brieven aan mijn kikkerprins bij het gesprek. Klopt het beeld dat de juryleden van prinsessen hebben met het beeld dat het boek geeft? Waarom wel? Waarom niet? Kunnen ze voorbeelden geven? Vinden ze de prinses mooi afgebeeld door de illustrator? Dachten de juryleden dat ze er anders uitzag? Hoe? Kunnen ze ook verwoorden wat ze zo leuk of niet zo leuk vinden aan haar afbeeldingen? Sprookjes Welke sprookjes kennen de juryleden? Waaraan herkennen ze een sprookje? Misschien aan: A. vaste uitdrukkingen zoals ‘er was eens…’, ‘heel lang geleden leefden…’ en ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’
B. de onbegrensde fantasie, een magische sfeer, magische figuren en magische voorwerpen C. de extreme figuren: de held heeft bijvoorbeeld géén fouten en een slechterik of boze stiefmoeder is door en door slecht D. de gelukkige afloop voor het (de) goede hoofdpersonage(s) E. als er zich een probleem stelt, wordt dit altijd overwonnen waarbij het goede het kwade overwint (dit is de moraal of zedenles) F. de wijze les op het einde van het verhaal G. een gemakkelijk herkenbare structuur H. de herhalingen van gebeurtenissen en/of zinnen I. de losse, niet altijd logische manier waarop met tijd en ruimte wordt omgegaan Je kan de juryleden een aantal kenmerken laten opsommen en die aanvullen, zelf de kenmerken aanreiken of met een deel ervan werken... Vraag de juryleden wat er sprookjesachtig is in Brieven aan mijn kikkerprins. Bijvoorbeeld: • • • • • • • •
Er was eens een prinses die kon lanterfanten als geen ander A Liefste kikkerprins. Vandaag zag ik je zonnen bij de vijver. Je droeg een kroon en je knipoogde B De illustratie van de verliefde harten B Sommige mensen beweren dat er bij de vijver in de paleistuin twee kikkers wonen. Twee kikkers met een kroon… D De prinses wordt een kikker om zo toch samen te kunnen zijn. E De briefvorm waarin de prinses aan haar kikkerprins schrijft. G Liefste kikkerprins H Als je het verhaal leest heb je niet echt een idee hoeveel tijd erover gaat voordat de prinses in een kikker verandert. Staat elke brief voor één dag en volgen die elkaar netjes op…? I
Over het thema fantasie kan je goed filosoferen. Suggesties vind je in de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’). Het is leuk om ook het originele verhaal van de kikkerprins (kikkerkoning) voor te lezen. Dan kunnen de juryleden de kenmerken van een sprookje hierop ook toepassen. Nadien kunnen ze de twee verhalen vergelijken en kijken hoe Reine De Pelseneer het sprookje gemoderniseerd heeft. Methode Chambers Voor de handige vier-kolommen-methode van Aidan Chambers verwijs ik graag naar de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’), alsook naar Chambers’ boek Vertel eens (Biblion, 2002) en in het bijzonder naar de hoofdstukken 13 en 14 over het onderwerp van gesprek (p. 93-104) en een raamwerk van vragen (p. 105-115). Na het lezen van die hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat vragen meteen gebruiken, zonder aanpassingen. Tip: groepjes maken Naargelang de grootte van je leesgroep kan je voor de vier-kolommen-methode groepjes maken van drie tot vijf personen. In plaats van de vier basisvragen met de hele groep te beantwoorden, laat je de juryleden de vragen eerst in kleine groepjes beantwoorden. Laat hen hun antwoorden op een flap of een A4-blad noteren. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je of de juryleden het al dan niet eens zijn met elkaar. Op die manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je stillere kinderen de kans om ook hun mening te zeggen. Misschien krijg je hierdoor ook meer meningen te horen omdat de juryleden zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door
instemmend te knikken. Vrees je dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag open en bloot hun mening verkondigen? Dan kan je vooraf al eens nadenken of je de samenstelling van de groepjes wat kan sturen. De ideeën die volgen in dit werkmodel kan je gebruiken bij de bespreking, als bijkomende verwerking of als deel van de methode Chambers. Je kan ideeën combineren, mixen of weglaten! Tip: lees- en schrijfhulp Omdat deze jonge juryleden vaak nog niet (vlot) zullen kunnen lezen en/of schrijven, kan je oudere juryleden, leesmama’s en/of papa’s, andere leeshulpen… inschakelen om de begeleiding van de groepjes en het noteren vlotter te laten verlopen. Uiteraard maak je als coördinator vooraf goede afspraken met de lees- en schrijfhulpen: je moet natuurlijk de meningen van jouw jonge juryleden krijgen en niet de gestuurde mening van de helper van dienst. Reconstrueren van het verhaal A.d.h.v. illustraties Maak een aantal (kleuren)kopieën van de illustraties uit het boek. Leg ze door elkaar. Laat de juryleden de illustraties in de juiste volgorde leggen. Op die manier kan je het verhaal kort reconstrueren en laten navertellen. Kies je illustraties zo, dat er voldoende samenhang in het verhaal zit en je nadien ook nog een gesprekje over de tekeningen kan houden. A.d.h.v. voorwerpen Steek een aantal voorwerpen die met het verhaal te maken hebben in een zak of een tas: een speelgoedkikker of een afbeelding van een kikker, een (prinsessen)kroontje, een kaars, een geruit blaadje, een hart, roze snoepjes, kaartjes met de woorden ‘kwaak’, ‘een vlieg’ en ‘vliezen’ op. Laat de juryleden om de beurt iets uit de tas halen en de link met het boek leggen: waaraan doet dit voorwerp of dit woord hen denken? Waar hoort het thuis in het verhaal? Ze mogen de hulp van een ander jurylid inroepen. Nadien leggen ze alle voorwerpen en kaartjes in de juiste volgorde en reconstrueren ze zo het verhaal. Aan de hand van deze voorwerpen kan je even goed de personages (prinses en kikker) en/of de illustraties bespreken: bij wie hoort dit voorwerp, welke functie heeft het, op welke tekening(en) vind je dit voorwerp terug, bij welke tekening(en) hoort dit woord… Illustraties Je kan de illustraties aan de hand van deze vragen bespreken: • • • • • • • •
Vertellen de illustraties enkel wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? Vind je dat de illustraties passen bij dit verhaal? Waarom wel? Waarom niet? Vind je de tekeningen mooi of lelijk? Kan je ook vertellen wat de tekeningen mooi of lelijk maakt? Hoe zou je deze tekenstijl omschrijven? Welke materialen heeft de illustrator gebruikt? Kan je iets vertellen over het kleurgebruik? De gebruikte techniek? De verhouding tussen tekst en tekeningen? Hoe zit het met de uitstraling van de tekeningen en de sfeer die weergegeven wordt? Wat vind je van de gelaatsuitdrukkingen en houdingen van de prinses en de andere personages? Geven de tekeningen ook emoties weer? Kan je een voorbeeld geven? Vind je het oké dat de kikker zelden afgebeeld wordt? Waarom wel? Waarom niet? Had je meer tekeningen van hem willen zien? Waarom wel? Waarom niet?
Taalgebruik Hebben de juryleden mooie woorden of zinnen gelezen of gehoord in dit boek? Welke? Bijvoorbeeld: • • • • • • • •
‘Er was eens een prinses die kon lanterfanten als geen ander.’ ‘Je kroon blikkerde in de zon.’ ‘Dat mijn prinsessenkleren nu vol modder zitten kan me geen donder schelen.’ ‘Een sprankelende kus.’ ‘Een springerige zoen.’ ‘Een zoen met vleugels.’ ‘Spelen we morgen kikkertje… ik bedoel tikkertje?’ ‘Toen we na tien keer tikkertje rond de vijver en zevenendertig kwaakzinnen in het water zaten, kon ik geen kwaak meer uitbrengen.’
Houden de juryleden van deze woordkeuzes, de herhalingen, de vergelijkingen, de humor? Kunnen ze voorbeelden geven? Hebben de juryleden de link gemerkt tussen de veranderingen die de prinses ondergaat in het verhaal en de manier waarop elke brief afgesloten wordt? Bijvoorbeeld: • • • • • •
‘een sprankelende kus’ ze ging mee in het water ‘een springerige zoen’ de prinses leert hoger en hoger springen ‘een fluisterstille kwaak’ de prinses kwaakt het liefst liedjes ‘een groene groet’ ze verandert en krijgt groene vlekken op haar vel ‘een zoen met vleugels’ ze eet voor het eerst een vlieg …
Personages De prinses heet LuiPels. Wat vinden de juryleden hiervan? Wat vinden ze van de voorstelling van de prinses, zowel op de tekeningen als in haar handelingen? Hoe stellen de juryleden zich een prinses voor? Wat zou een prinses in het echte leven doen, hoe zou ze haar dag doorbrengen? De kikkerprins is een kikker, maar waardoor wordt hij toch een beetje vermenselijkt (kroontje en kleren)? Vinden de juryleden dit goed? Zouden zij dit zelf ook zo gedaan hebben als zij de illustrator geweest waren? Zouden zij de kikkerprins een naam gegeven hebben? Welke? Vertelstandpunt Het verhaal wordt vooral door prinses LuiPels in de ik-vorm verteld. Denken de juryleden dat het verhaal anders zou zijn als de kikkerprins het verteld had? Vraag om argumenten en voorbeelden. Herlees met de juryleden een brief en laat hen die opnieuw schrijven, maar door de kikkerprins. Hoe zou de brief starten en eindigen? Zou de kikkerprins andere dingen schrijven dan prinses LuiPels? Vormgeving Het verhaal wordt brieven geschreven. Bekijk samen met de juryleden hoe de illustrator hierop ingespeeld heeft: de tekst is meestal gedrukt op ruitjespapier, het lettertype is van een oude schrijfmachine, op de tekening op het einde zie je de brief nog in de schrijfmachine zitten, de letters verschillen van lettertype, schikking, kleuren en grootte… Doe-tips:
Laat de juryleden eventueel een opdracht kiezen: • • • • •
Vertel of schrijf het verhaal dat aan de eerste brief vooraf ging: hoe ontdekte de prinses de kikker bij de vijver? Zoek andere namen voor de prinses en de kikkerprins. Verzin hoe dit verhaal verder gaat. Teken het einde van het verhaal: de prinses en haar kikkerprins samen in de vijver. Schrijf zelf een briefje naar iemand die je lief vindt.
Extra leuk wordt het als je alle tekeningen kan ophangen in de bib, klas, school of plaats waar jullie samenkomen met alle juryleden… Spoor de juryleden aan om hun (andere) verzinsels in hun KJVleesdagboek of hun eigen schriftje of mapje te plakken of te schrijven. TOT SLOT Even terugblikken… Neem de flap terug waarop je de verwachtingen van de juryleden noteerde vóór ze het boek lazen. Bespreek hun verwachtingen kort. Zijn ze het er nog altijd mee eens? Reclame Zijn de juryleden tevreden nu ze het boek gelezen hebben? Zouden ze hun vrienden, klasgenoten of familie dit boek aanraden? MEER LEZEN? Om zelf te lezen of te laten voorlezen… • • • • •
Mijn sprookjeskijkboek / Hilde Vandermeeren en Kristien Aertssen (ill.) (Davidsfonds/Infodok) Mijn mooiste dierensprookjeskijkboek / Hilde Vandermeeren en Kristien Aertssen (ill.) (Davidsfonds/Infodok) Mijn eerste sprookjesgroeiboek: ik lees het zelf! / Hilde Vandermeeren en Rosemarie De Vos (ill.) (Davidsfonds/Infodok) Allemaal sprookjes / Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp e.a. (ill.) (Querido) De serie sprookjesboeken van uitgeverij Clavis, alsook die van uitgeverij Zwijsen.
Laat de juryleden leestips uitwisselen. Welke mooie sprookjesboeken kunnen ze elkaar aanraden? Die kunnen ze noteren in hun KJV-leesdagboek of hun eigen schriftje of mapje.
Veel succes!
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 Hoe het varken aan zijn krulstaart kwam Gerda Dendooven (door Vera Geeraerts)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Gerda Dendooven (Kortrijk, 10/05/1962) werkt voor verschillende uitgeverijen, tijdschriften en in opdracht. Naast illustreren en het schrijven van kinderboeken en theater, houdt ze zich ook bezig met de vormgeving van boekomslagen van zowel kinderboeken als romans. Daarnaast geeft ze les aan het Hoger St.-Lucas Instituut in Gent. Het eerste prentenboek waarvan zij zowel de tekst als de illustraties voor haar rekening nam, IJsjes, kreeg in 1990 meteen een Boekenpauw. Die prijs kreeg ze later nog een aantal keer. In 1996 was ze genomineerd voor de Hans Christian Andersenprijs. In 2001 won ze samen met Bart Moeyaert en Filip Bral de Gouden Uil voor Luna van de boom. In 2004 ontving ze voor Mijn mama de prestigieuze driejaarlijkse Vlaamse Cultuurprijs. Gerda Dendooven heeft een heel eigen illustratie-stijl die voortdurend evolueert. Voor elk boek zoekt ze naar de meest geschikte techniek en lijnvoering. Door haar inleving in de wereld van kinderen, haar gevoel voor humor en haar durf verbeeldt ze op een heel persoonlijke manier gevoelens van personages. Haar werk wordt dan ook sterk gewaardeerd in binnen- en buitenland. Wist je trouwens dat… • • •
• •
Hoe het varken aan zijn krulstaart kwam gebaseerd is op een volks sprookje opgetekend door Felix Timmermans? dit prentenboek in 2010 al een Boekenpluim én een Zilveren Griffel kreeg? Op 5 oktober 2010 kom je te weten of deze Zilveren Griffel ook Goud waard is! Hoe het varken aan zijn krulstaart kwam niet alleen een prentenboek is, maar ook een muzikale vertelling en familievoorstelling van Ensemble Leporello en Emanon Ensemble is, met nieuwe muziek van Gwendolyn Sommereyns? Gerda soms zelf op de planken staat? Gerda in 2007 en 2008 de allereerste Kinderconsul van Vlaanderen was? De Kinderconsul neemt het altijd en overal op voor de kinderen en wil volwassenen aan het denken zetten over de heersende kindercultuur. Als Kinderconsul wakkerde ze het debat over boeken, cultuur en de volwassen omgang met kinderen aan.
KORT SAMENGEVAT De Goede Vader heeft alle dieren op aarde gemaakt, maar hij heeft hen roze en bloot, zonder pels of pluimen of schubben, gelaten. Ze hebben zelfs geen naam! Dat kan zo niet, vindt de oude engel Gabriël. Hij zorgt ervoor dat de Goede Vader zijn werk af maakt. Afspraak donderdag om 6 uur ’s ochtends. VOORAF Stel het boek voor: • • • •
Toon het prentenboek aan de juryleden en lees de titel. Vinden ze de titel uitnodigend? Wie schreef en illustreerde dit boek? Bekijk samen de cover. Waaraan denken de juryleden als ze die zien? Lees nu de tekst op de achterflap voor, waarbij de juryleden titel en cover in het achterhoofd houden. Welke verwachtingen hebben de juryleden over dit boek? Je kan op een flap in enkele woorden deze verwachtingen noteren. Later kan je kijken of ze ingelost werden of niet.
Leesdagboek In plaats van op een flap te noteren, kunnen de juryleden hun verwachtingen ook noteren in hun KJVleesdagboek of in een ander mooi schriftje of mapje. Het is leuk om dit bij de hand te houden wanneer ze het boek werkelijk lezen (of laten voorlezen). Ze kunnen mooie zinnen opschrijven (of dicteren), woorden die ze opmerkelijk vonden, een verwijzing naar een – voor hen – bijzonder of grappig of… fragment… Bij de bespreking hebben ze dan meteen wat bruikbaars bij de hand. Dit schriftje/mapje kunnen ze ook gebruiken voor de andere boeken van de lijst. Ze kunnen er o.a. een tekening over het boek bij maken. Misschien kan het later wel meegenomen worden naar het slotfeest en kan de auteur/illustrator er in signeren. In het KJV-leesdagboek is hiervoor de nodige ruimte gelaten. De juryleden die zelf (nog) niet goed kunnen lezen, kunnen van het leesdagboek of schriftje een fijn lees-, teken-, en schrijfmoment maken met mama, papa, zus, broer, juf of meester, opa, tante, KJVbegeleider… PRATEN OVER HET BOEK Thema’s • • • •
de schepping dieren God humor
Je kan een kort gesprekje houden of een woordspin opbouwen per thema: aan welke elementen uit het verhaal denken de juryleden bij een bepaald thema? Schrijf de woordspinnen op flappen en hang die nadien naast elkaar. Zijn er woorden die opduiken bij verschillende thema’s? Hoe zou dit komen? Kunnen de juryleden er een verklaring voor geven?
Methode Chambers Voor de handige vier-kolommen-methode van Aidan Chambers verwijs ik graag naar de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’), alsook naar Chambers’ boek Vertel eens (Biblion, 2002) en in het bijzonder naar de hoofdstukken 13 en 14 over het onderwerp van gesprek (p. 93-104) en een raamwerk van vragen (p. 105-115). Na het lezen van die hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat vragen zonder aanpassingen gebruiken. Tip: groepjes maken Naargelang de grootte van je leesgroep kan je voor de vier-kolommen-methode groepjes maken van drie tot vijf personen. In plaats van de vier basisvragen met de hele groep te beantwoorden, laat je de juryleden de vragen eerst in kleine groepjes beantwoorden. Laat hen hun antwoorden op een flap of een A4-blad noteren. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je of de juryleden het al dan niet eens zijn met elkaar. Op die manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je stillere kinderen de kans om ook hun mening te zeggen. Misschien krijg je hierdoor ook meer meningen te horen omdat de juryleden zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door instemmend te knikken. Vrees je dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag open en bloot hun mening verkondigen? Dan kan je vooraf al eens nadenken of je de samenstelling van de groepjes wat kan sturen. De ideeën die volgen in dit werkmodel kan je gebruiken bij de bespreking, als bijkomende verwerking of als deel van de methode Chambers. Je kan ideeën combineren, mixen of weglaten! Tip: lees- en schrijfhulp Omdat deze jonge juryleden vaak nog niet (vlot) zullen kunnen lezen en/of schrijven, kan je oudere juryleden, leesmama’s en/of papa’s, andere leeshulpen… inschakelen om de begeleiding van de groepjes en het noteren vlotter te laten verlopen. Uiteraard maak je als coördinator vooraf goede afspraken maken met deze lees- en schrijfhulpen: je moet natuurlijk de meningen van jouw jonge juryleden krijgen en niet de gestuurde mening van de helper van dienst. Woorden, geen beelden Vergeet wat er bij het stukje ‘vooraf’ staat en laat géén cover zien. Lees enkel de titel voor en vraag de juryleden hoe het varken eigenlijk aan zijn krulstaart kwam? Laat hen kort zelf fantaseren hoe het verhaal zou kunnen gaan. Lees dan het verhaal voor, maar laat weer geen illustraties zien! (Zie ‘Illustraties’ voor een bespreking van de tekeningen.) Het is fijn als je verschillende stemmen kan gebruiken en met passende intonaties de sfeer van het verhaal kan weergeven. Vergelijk wanneer het verhaal uit is de verzinsels van de juryleden met het echte verhaal. Wie kwam in de buurt? Vonden de juryleden het antwoord van Gerda Dendooven op de vraag hoe het varken aan zijn krulstaart kwam goed? Waarom (niet)? Vertel erbij dat Gerda Dendooven dit verhaal niet echt helemaal zelf verzonnen heeft. Dit is een oud volksverhaal, dat opgeschreven is door onder meer Felix Timmermans (1886-1947. Het is leuk om dat oude verhaal op te snorren en er een klein stukje uit voor te lezen. Dat kan je dan vergelijken met de moderne versie van Gerda.
Illustraties Als je effectief het verhaal voorgelezen hebt zonder dat de kinderen illustraties gezien hebben, kan je hen in groepjes verdelen en hen het verhaal zelf laten illustreren: • • • •
Hoe stellen zij zich Onze Lieve Heer voor? Wie is dat voor hen? Hoe tekenen ze de engel Gabriël? Hoe zien de juryleden al die blote beesten bij elkaar? Hoe ziet de voor- en nabewerking van de dieren er uit?
Spreek af wie welke scène tekent. Als iedereen klaar is, lees je het verhaal opnieuw voor en laat je de illustraties van Gerda Dendooven zien. Vergelijk na het voorlezen de illustraties van de juryleden met die van Gerda. Hoe heeft zij de Goede Vader voorgesteld? En de engel(en) en de dieren? En hoe deden de juryleden dit? Deze vragen kunnen aan bod komen bij een verdere bespreking van de illustraties. Vraag hen telkens om voorbeelden te zoeken in het boek. • • • • • •
• • •
•
Vinden de juryleden dat de illustraties passen bij dit verhaal? Waarom wel/niet? Vertellen de illustraties enkel wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? Vinden de juryleden de tekeningen mooi of lelijk? Kunnen ze ook vertellen wat deze tekeningen mooi of lelijk maakt? Hoe zouden ze deze tekenstijl omschrijven? Welke materialen heeft Gerda gebruikt? Kunnen de juryleden iets vertellen over het kleurgebruik en de techniek? Roze, wit, grijsblauw en groen komen vaak voor. De illustraties lijken nog niet afgewerkt, zoals de schepping ook nog niet af is. Hoe verhouden de tekst en de tekeningen zich tot elkaar? Is er meer tekst of zijn er meer tekeningen? Wat is het belangrijkst? Geven de tekeningen ook emoties weer? Welke sfeer geven de tekeningen weer? Hebben de juryleden het gevoel dat ze bij het begin van de schepping te staan, dat er is nog veel werk, dat alles nog onaf is…? Of roepen de tekeningen een heel andere sfeer op? Waarom? Wat vinden ze van de gelaatsuitdrukkingen en houdingen van de personages en de dieren?
De illustraties zitten boordevol details! Hieronder vind je een lijstje van details die je met de juryleden kan bespreken. Je kan (kleuren)kopieën van die prenten nemen en ze één voor één uit een zak of doos nemen en bespreken. Hadden de juryleden dit alles ook zelf gezien? Misschien ontdekken zij nog veel meer… • • • •
Vergelijk de varkentjes van de schutbladen vooraan met het varkentje achteraan. Zien de juryleden het verschil? Wat vinden de juryleden van de kleren van de Goede Vader? Waarom nam de Goede Vader handschoenen mee? Je kon ze eerder al in de dozen zien liggen. Hoe zouden de juryleden de Goede Heer aankleden? Zouden zij hem een gezicht geven? Gerda Dendooven heeft hem slechts één keer een hoofd gegeven. En dan nog… Hadden de juryleden dit verwacht? Vinden ze dit kunnen? Zijn ze hierover teleurgesteld? Waarom (niet)? Vinden ze het fijn om hun eigen fantasie nog te gebruiken en zelf nog zaken te moeten invullen? Waarom?
• •
Wijs de juryleden op de affiche met de kip en het ei. Weten zij wat eerst was? Er wordt niet altijd exact getekend wat er geschreven staat. Moet dit trouwens? Wat vinden de juryleden hiervan? Zoek samen voorbeelden: kijk bij het begin van het verhaal goed naar de stand van de vleugels van de engel Gabriël, lees dan de tekst: ‘Zijn grote vleugels sleepten over de grond.’ Of deze zin: ‘En wat komt de Goede Heer dan wel afwerpen,’ schreeuwde een klein beestje dat blauw van de kou in een boom hing.’ Welk klein blauw beestje?
Reconstrueren van het verhaal Maak een aantal (kleuren)kopieën van de illustraties uit het boek. Leg ze door elkaar. Laat de juryleden de prenten in de juiste volgorde leggen. Hierdoor kan je het verhaal kort reconstrueren. Kies je illustraties zo, dat er voldoende samenhang in het verhaal zit en je nadien ook nog een gesprekje over de tekeningen en het taalgebruik kan houden. Personages Je kan kaartjes maken met daarop een afbeelding of de naam van een personage of dier. Verdeel de juryleden in groepjes. Laat elk groepje een kaartje nemen en praten over dit personage. Nadien stellen de juryleden de personages aan elkaar voor en vertellen ze er uitgebreid over. Geef hen eventueel eerst wat richtvragen. Als je lees- en schrijfhulp hebt, kunnen zij de groepjes mee helpen begeleiden. Neem een interview af van de verschillende personages. Laat de juryleden kiezen welk personage ze willen zijn. Je kan dit wat inkleden door wat attributen te voorzien zoals een micro, een pruik, een krultang, een verfdoos, wie weet zelfs een stel vleugeltjes en een roze vest, zodat de juryleden zich zo goed mogelijk kunnen inleven. Met zo’n interview kan je op een leuke en ongedwongen manier toch dieper ingaan op het verhaal en naar meningen van de juryleden vragen. God Gerda Dendooven gebruikt geen enkele keer het woord God in haar verhaal. Welke namen gebruikt ze wel? Kennen de juryleden die namen? Wie gebruikt de namen wel eens zelf? Kunnen ze nog andere namen geven? Wat vinden de leden van de tekeningen van God in het verhaal? Hoe stellen zij Onze Lieve Heer voor? Als ze tekeningen gemaakt hebben, kan je die hier bespreken. Het personage van God laat zich goed gebruiken om rond te filosoferen met de kinderen. Tips vind je in de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’). De dieren Welk dier uit het verhaal zouden de juryleden willen zijn? Waarom? Vinden ze dat er nog meer dieren aan bod hadden moeten komen in dit verhaal? Waarom wel/niet? Het varken God verricht een wonder om het varken uiteindelijk toch te helpen. Kunnen de juryleden een andere oplossing bedenken? Zouden zij het varken op een andere manier aangepast hebben om zijn droom waar te maken (te kunnen vliegen)? Hoe zouden ze dat doen? Taalgebruik, stijl en vorm) Hieronder staan enkele zinnen uit het boek. Houden de juryleden van de woordkeuzes, de herhalingen, de vergelijkingen, de humor? Kunnen ze zelf ook voorbeelden geven?
• • • • • • •
‘Hij slofte, slof slof, over de aardbol en blies af en toe op de trompet, want hij had iets belangrijks te zeggen. Teut teut. Maar het klonk flauwtjes.’ ‘Kijk, hoe de beesten verblauwen van de kou zo zonder pels.’ ‘Ola, het teentje is langer dan de rok.’ ‘Alors en let’s go, Gabriël. Onze Lieve Heer spreekt, echt waar, alle talen.’ ‘Er was een krultang en een haardroger op één poot … een fornuis en een microgolfoven, een dampkap en nog teen en tander.’ ‘Engelen, spoel snel de penselen uit, de wolk staat te wachten. Haast u een beetje, want ik wil vanavond nog naar Idool kijken op tv.’ ‘Ik werd wakker in een nachtmerrie. Naast mij stond iets met krullen en het zei: ‘Ik ben een schaap.’’
Hier kan je als begeleider opnieuw aanhalen dat dit verhaal een bewerking is van een oud volksverhaal. Vinden de juryleden de verwijzingen en de zinnen dit oude verhaal modern maken? Bijvoobeeld: • • • •
De drukke agenda van God Het roze pak van God en zijn schoenen met een bontrandje aan De tv De microgolfoven
Bespreek de specifieke stijl van Gerda Dendooven, haar taal en humor. Je kan het ook kort hebben over het lettertype dat soms roze en soms wit is, over de bladschikking en de afwisseling tussen tekst en illustraties (soms wordt de tekst over de illustraties heen gezet). Doetips Dit verhaal is niet alleen een prentenboek, maar ook een muzikale vertelling. Op basis van enkele illustraties of tekstfragmenten kan je kinderen enkele scènes laten naspelen. Kies de scènes zo dat je de hele bespreking van het boek er aan vast kan haken. Of laat de juryleden hun fantasie gebruiken: lees voor welke dieren Onze Lieve Heer onder handen neemt en laat de juryleden andere dieren uitbeelden. Een leuke afsluiter: in het prentenboek staat een pagina met contouren van dieren en een opdracht: ‘Help de Goede Heer een handje. Geef de dieren een kleur en een naam!’ Kopieer die pagina en voer de opdracht uit. De juryleden mogen uiteraard ook andere dieren tekenen en een naam geven. Laat hen hierbij de techniek toepassen die Gerda Dendooven vaak gebruikt: knippen en plakken… Toon eventueel wat meer boeken van Gerda als voorbeeld. Extra leuk is het als je alle tekeningen achteraf kan ophangen (eventueel als een mobiel) in de bib, klas, school of plaats waar jullie samenkomen met alle juryleden… Laat de juryleden hun ontwerp (of een foto ervan) opnemen in hun KJV-leesdagboek of schriftje/mapje. TOT SLOT Even terugblikken… Neem de flap terug waarop je de verwachtingen van de juryleden noteerde vóór ze het boek lazen: • • •
Werden hun verwachtingen ingelost bij het (voor)lezen van het boek? Was het verhaal zoals zij het zich hadden voorgesteld? Vonden ze het een leuk verhaal? Of waren ze teleurgesteld? Hoe dachten ze dat het zou gaan? Wat zijn de verschillen? Misschien hebben ze een neutrale of niet echt een uitgesproken mening?
Reclame Zijn de juryleden tevreden nu ze het boek gelezen hebben? Zouden ze hun vrienden, klasgenoten, familie dit boek aanraden? MEER LEZEN? Om zelf te lezen of te laten voorlezen: • •
De schepping / Bart Moeyaert en Wolf Erlbruch (ill.) (Querido) Hoe de wereld begon / Ben Kuipers en Ingrid Godon (ill.) (Leopold)
Laat de juryleden leestips uitwisselen. Welke mooie prentenboeken over dieren kunnen ze elkaar aanraden? Ze kunnen de tips van anderen noteren in het KJV-leesdagboek of het eigen schriftje/mapje…
Veel succes!
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 Een wereld voor Mus Jaak Dreesen & Benjamin Leroy (ill.) (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Het was de turnleraar uit de middelbare school die het schrijverstalent van Jaak Dreesen opmerkte. ‘Je moet goed leren kijken naar de dingen,’ zei hij. En dat doet Jaak Dreesen vandaag nog altijd. Hij schrijft over dat wat hem opvalt en treft, kleine voorvallen met kleine bedenkingen. Jaak praat graag met kinderen omdat ze zo spontaan zijn en omdat ze hem stof tot nadenken geven. Liefde, geborgenheid en vertrouwen zijn veel voorkomende thema’s in zijn werk. Maar ook pijnlijke onderwerpen zoals ziekte, oorlog en dood komen aan bod. Ondanks het feit dat de personages in zijn boeken problemen hebben, zijn de situaties nooit uitzichtloos. Er is steeds hoop op een betere toekomst. Benjamin Leroy werd geboren in Neerpelt op 10 februari 1980. Na een omzwerving via Animatiefilm koos hij resoluut voor de opleiding Illustratie in Hasselt. Benjamin tekent niet enkel kinderboeken, maar gebruikt zijn uiteenlopende ervaringen in zijn zoektocht naar een eigen stem. De rode draden door Benjamins werk zijn: helden met een hoek af, scheefgeknipte hoedjes, vlekken, spatten en kribbels, dieren en dingen op plaatsen waar ze niet thuishoren, rechte kromme lijnen. Omdat niet alles op zijn plaats moet staan. En omdat er al eens gelachen mag worden. Al maakt Benjamin af en toe ook graag een stille tekening. www.merel-benjamin.be KORT SAMENGEVAT Mus woont in een boom op het veld. Hij denkt dat hij veel weet over de wereld. Op een dag zit er iets zwarts en sterks in zijn boom. Mus is bang en verstopt zich onder een blad. Maar Kraai ontdekt hem toch en deelt zijn brood met Mus. Mus is onder de indruk van de vreemde vogel. Wanneer Kraai naar het bos vliegt, vliegt Mus met hem mee.
VÓÓR HET VOORLEZEN Kijk met de juryleden naar de cover. Wat zien ze? Klopt de tekening met de titel? Wie is Mus? Kent iemand de andere vogel? Neem er een vogelboek met foto’s van de vogels bij. Herkennen ze in de tekeningen het zwart van de kraai en zijn overtuigende, indringende blik? NA HET VOORLEZEN Grote en kleine vogels In het boek zie je goed dat een kraai een grote vogel is: de illustrator krijgt hem niet altijd volledig op het blad. Was er iemand bang van Kraai? Zijn grote vogels altijd de dapperste vogels? De schrijver geeft het verschil tussen grote en kleine vogels weer in zijn taalgebruik, door bijvoorbeeld te schrijven: ‘Kras kras, doet Kraai. Piep piep, piept Mus.’ Horen de juryleden dat verschil in grootte ook? Geel Opvallend aan dit boek is de gele kleur. Zodra je het boek vast neemt komt de kleur naar je toe. Het lijkt alsof je midden in de zomer zit. Misschien deed de illustrator met opzet, omdat er in de zomer meer vogels zijn. Details Hebben de juryleden de kleine details in de prenten opgemerkt? De spin, de lieveheersbeestjes… Taal De schrijver gebruikt korte zinnen. Zonder veel woorden kan hij toch ritme in zijn tekst stoppen. Terwijl je leest lijkt het alsof je de geluiden uit de natuur hoort: • • •
‘Rits, rits, doet de tak.’ ‘Zwiep zwiep, doet het blad.’ ‘Drip, drop, doet de regen.’
De schrijver staat ervoor gekend een poëtische taal te gebruiken. Hij speelt met woorden zodat die speciaal gaan klinken. Als lezer ervaar je het plezier van de taal. Het is alsof de taal een melodie krijgt: • • • •
‘Elk blad blinkt.’ ‘Ze wieken weg.’ ‘Mus wiegt heen en weer door de wind.’ ‘Fluit de boer een duintje? Of is het de wind?’
De schrijver gebruikt vaak opsommingen. Dit zorgt ervoor dat het verhaal een bepaald ritme en een bepaalde snelheid krijgt. Laat de juryleden dit aanvoelen: • • • •
‘Het grote zwart poets een poot. Dan nog een poot. Dan een vleugel. En nog een vleugel.’ ‘Mus kijkt en kijkt.’ ‘Zo hoog in de lucht. En zo wijd. En zo stil. En zo ver.’ ‘Mus vindt de golf mooi, en de zee, en het licht en Kraai.’
Let ook op de woorden die de schrijver gebruikt wanneer Mus naar Kraai kijkt, maar geen kraaien kent. Voor Mus is een kraai iets zwarts: ‘Het grote zwart poets een poot. Poten poetsen is leuk.’
Wat zou Jaak Dreesen bedoelen met de zin: ‘Mus ziet een hond die blaft, maar hij hoort hem niet. […] Het hart van Mus klopt snel en blij.’ Einde Op het einde van het verhaal doe je het boek blij dicht. Vinden de juryleden dat ook? Hoe komt dat? Misschien komt dit door het ontstaan van de vriendschap tussen een klein bang vogeltje en de grote durfal. Dankzij Kraai ontdekt Mus de wereld. Kom nog eens terug op de gele kleur. Zou het verhaal hetzelfde gevoel geven als de gele kleur er niet zo sterk in aanwezig zijn? Herhaal deze zin: ‘Kraai is mijn vriend, want hij zei: Ik ben bij je.’ Mus en Kraai zijn vrienden geworden. Als afronding van het gesprek kan je het nog even over vriendschap hebben. Hoe weet je dat Mus en Kraai vrienden zijn? VERWERKING Maak samen met de juryleden een collage. Iemand tekent Kraai en iemand anders tekent Mus. En dan zijn er nog het nest, de frisgroene blaadjes in potloodstrepen, de grappige details. Knip alles uit en schik de tekeningen op een groot geel blad. De bib heeft vast een mooie plaats om deze tekening op te hangen. Je kunt ook een foto maken en die op het Prikbord op www.kjv.be zetten.
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 De reus van Teus Thea Dubelaar & Benjamin Leroy (ill.) (door Frederic Vercaemst)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Thea Dubelaar werd op 26 januari 1947 in Den Ilp (Nederland) geboren. Al snel verhuisde haar familie een paar keer: eerst naar Amsterdam en daarna naar Heemskerk. Na haar afstuderen ging ze aan de slag in een kantoor. Maar dat beviel haar helemaal niet. Ze moest er binnen blijven zitten tot de dag om was. Ze besloot om journalist te worden, omdat een journalist altijd op weg is, overal heen om te kijken wat er aan de hand is. Thea ging op zaterdagnamiddag naar een journalistencursus, maar de examens heeft ze niet afgelegd. Wel is ze sindsdien voortdurend op stap. In 1972 trouwde ze met de Fransman Maurice Balzamont, die afkomstig was van Guadeloupe. Ze verhuisde naar Frankrijk en begon korte verhalen te schrijven voor de jeugdbladen Okki en Taptoe. In 1979 schreef ze haar eerste kinderboek, Sjanetje dat in 1980 werd bekroond met een Zilveren Griffel. www.theadubelaar.nl theadubelaarfanclub.wordpress.com Benjamin Leroy werd op 10 februari 1980 in Neerpelt geboren. Na de middelbare school koos hij voor de opleiding illustratie in Hasselt. In 2003 studeerde hij af als illustrator. Hij gebruikt alles wat op de tekentafel te vinden is: gekleurd papier, balpen, kleurpotlood, acryl, schildersplakband... Toeval speelt daarbij een grote rol. Een vlek, een omgekeerde foto, een verkleurd papier... Alles kan een aanzet zijn tot een illustraties. www.merel-benjamin.be KORT SAMENGEVAT Op een koude winterdag ontmoet Teus een reus. Hij vlucht naar huis en vertelt dat hij een reus gezien heeft. Zijn mama lacht hem uit, maar zijn papa vertelt dat hij ook eens een reus gezien heeft. Teus gaat op zoek naar de reus en volgt de sporen die de reus heeft gemaakt in de sneeuw. Hij vindt hem tussen de stuiken van het park. De reus heeft het koud en is bang. Teus wil hem helpen, maar hoe? Hij gaat
op zoek naar onderdak voor de reus. Maar dan wordt de reus ontdekt en gaan de mensen op reuzenjacht. Gelukkig kan de reus ontsnappen. STIJL EN VORMKENMERKEN De reus van Teus is een verhaal dat beginnende lezers zelf kunnen lezen. In dit boek zijn de prenten heel belangrijk. Ze onderstrepen onder meer de enorme gestalte van de reus. Het boek straalt op bepaalde momenten heel wat eenzaamheid en verdriet uit. Kijk samen met de juryleden naar de prent op p. 32: Goos zit helemaal alleen met opgetrokken benen te kijken naar een levende stad vol plezier en gezelligheid. Wat gebeurt er allemaal in de huizen onder hem? Hoe denken de juryleden dat Goos zich voelt? VÓÓR HET VOORLEZEN Bekijk samen met de juryleden de cover van het boek en lees de titel voor. Wie denken de juryleden dat de twee figuren op de tekening zijn? Bekijk de illustratie tot in detail. Hoe voelen de twee figuren zich? Wat gaat er in hen om? Wie is die grote donkere gestalte? Welk gevoel geeft de donkere kleur waarmee Goos getekend is? Teus ziet er heel wat vrolijker uit. Hij ziet de toekomst hoopvol tegemoet. TIJDENS HET VOORLEZEN Zorg voor een gezellige sfeer tijdens het (voor)lezen, lekker knus en dicht bij elkaar. Er komen verschillende gevoelens aan bod in het verhaal: eenzaamheid en angst, maar ook hoop en opluchting. Misschien komen er een aantal emoties los bij de juryleden en dan heb je steun aan elkaar. Geef veel aandacht aan de prenten tijdens het (voor)lezen. Zij spelen een belangrijke rol in het verhaal. Laat de juryleden af en toe eens beter kijken naar de illustraties. Kijk eens goed naar de dubbele prent op p. 10-11. Zie je daarop de verschillende gedaanten die door de stad dwalen? NA HET VOORLEZEN Bekijk de illustraties nog eens goed. Zien de juryleden hoe de illustrator gewerkt heeft? Probeer zijn techniek eens uit en maak gebruik van collage technieken. Let zeker op de witte rand rond de uitgeknipte stukken en op de kleuren die gebruikt werden. Ga met de juryleden een gesprekje aan over anders zijn en over hoe iedereen zijn eigen plekje weet te vinden in de maatschappij. Hebben ze voorbeelden van mensen of figuren die net als Goos moeilijk hun plek vinden? WIST JE DAT... •
• •
Thea sinds 1997 vijf maanden per jaar op Guadeloupe woont, in het ouderlijk huis van haar echtgenoot? Daarnaast is ze tien weken per jaar in Nederland om lezingen en schrijfcursussen te geven. Er onderhandelingen zijn om één van haar boeken te verfilmen? Thea haar eigen fanclub heeft? Deze kan je vinden op theadubelaarfanclub.wordpress.com
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 De ongelooflijk bijzondere boekeneter Oliver Jeffers (door Vera Geeraerts)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Oliver Jeffers is in 1977 geboren Port Hedland, West-Australië, maar groeide op in Belfast, Noord-Ierland. Hij is dol op boeken. Voor hij aan De ongelooflijk bijzondere boekeneter begon, heeft hij zelf ook geprobeerd boeken te eten, maar hij kwam tot de conclusie dat hij ze liever maakt dan eet. Oliver heeft verschillende succesvolle prentenboeken op zijn naam staan, waarvoor hij diverse prijzen kreeg. Hij studeerde visuele communicatie aan de universiteit in Ulster, Ierland. Op dit moment woont en werkt hij in New York. Wist je trouwens dat… • •
je zeker eens een kijkje moet nemen op zijn website: www.oliverjeffers.com? Hier kan je een aantal illustraties uit verschillende boeken van hem bekijken. dit boek ook opgenomen was in de leeslijst van de Jeugdboekenweek in 2010?
ww.oliverjeffers.com Foto: © dramprojects.wordpress.com, 2009
KORT SAMENGEVAT Harry is gek op boeken. Niet om te lezen, maar om op te eten! Het leuke is dat hij ook steeds slimmer wordt van het boeken eten. Maar je kan ook té veel boeken eten. En dat is precies wat er met Harry gebeurt… HET ZOU SUPER ZIJN ALS …je het hele prentenboek kan projecteren terwijl je het voorleest. Probeer het boek volledig in te scannen om de tekeningen te projecteren op een scherm, muur of wit laken. Tenminste, als je een pc en een beamer hebt. Misschien kan je gebruik maken van een digitaal schoolbord?
Als dit niet lukt, probeer dan zoveel mogelijk exemplaren van het boek vast te krijgen (eventueel via IBL in de bib) of maak een aantal kleurenkopieën van prenten waarmee je zeker wil werken. Zo kunnen alle juryleden altijd alle leuke details zien, de technieken die toegepast werden… VOORAF Begin met een doe-opdracht: laat het prentenboek niét zien, maar zeg enkel de titel. Hoe zou zo’n boekeneter er uit zien? Laat de juryleden hem/haar tekenen. Hou de tekeningen bij! Die kan je later weer gebruiken. Laat dan pas de cover zien en daarna het titelblad met het daarop hoofd van Harry. Laat de juryleden dit vergelijken met hun eigen tekening. Hadden ze aan een persoon gedacht of aan een dier of aan een…? Wij de juryleden even op de naam van de auteur, die ook de illustrator is. Bekijk dan samen de achterflap. Wat merken de juryleden op? Er staat enkel een waarschuwing en er is een hap uit het boek genomen. Wat staat er bij andere boeken op de achterflap? Missen de juryleden een eerste aanzet of een korte samenvatting op de achterflap? Waarom (niet)? Welke verwachtingen hebben de juryleden over dit boek? Noteer op een groot blad in enkele woorden hun verwachtingen. Later kan je kijken of ze ingelost werden of niet. In plaats van op een flap te noteren, kunnen de juryleden hun verwachtingen ook noteren in hun KJVleesdagboek of in een ander mooi schriftje of mapje. Het is leuk om dit bij de hand te houden wanneer ze het boek werkelijk lezen (of laten voorlezen). Ze kunnen mooie zinnen opschrijven (of dicteren), woorden die ze opmerkelijk vonden, een verwijzing naar een – voor hen – bijzonder of grappig of… fragment… Bij de bespreking hebben ze dan meteen wat bruikbaars bij de hand. Dit schriftje/mapje kunnen ze ook gebruiken voor de andere boeken van de lijst. Ze kunnen er o.a. een tekening over het boek bij maken. Misschien kan het later wel meegenomen worden naar het KJV-feest en kan de auteur/illustrator er in signeren. In het KJV-leesdagboek is hiervoor de nodige ruimte gelaten. De juryleden die zelf (nog) niet goed kunnen lezen, kunnen van het leesdagboek of schriftje een fijn lees-, teken-, en schrijfmoment maken met mama, papa, zus, broer, juf of meester, opa, tante, KJVbegeleider… PRATEN OVER HET BOEK Thema’s • • • •
boeken lezen kennis eten
Je kan een kort gesprekje houden over alle thema’s of dieper ingaan op één thema. Denken de juryleden bij sommige thema’s aan dezelfde dingen? Hoe zou dit komen? Kunnen ze hier een verklaring voor geven?
Bij het thema boeken kan je volgende vragen stellen: • • • • • • •
Wat is een boek eigenlijk? Waarom hebben kinderen boeken nodig? Welk soort boeken hebben ze nodig? Waarom? Zijn er boekensoorten die niet nodig zijn? Hebben volwassenen andere boeken nodig dan kinderen? Harry ontdekt dat je boeken lezen kan. Wat heeft die ontdekking voor jou betekend? Leer jij uit boeken? Leer je uit alle boeken? Betekent lezen altijd leren?
Deze vragen komen uit de lestips van de Jeugdboekenweek 2010, voor het tweede en derde leerjaar, p. 8-10: www.jeugdboekenweek.be/2010/LESTIPS_2de-3deLJ.pdf Methode Chambers Voor de handige vier-kolommen-methode van Aidan Chambers verwijs ik graag naar de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’), alsook naar Chambers’ boek Vertel eens (Biblion, 2002) en in het bijzonder naar de hoofdstukken 13 en 14 over het onderwerp van gesprek (p. 93-104) en een raamwerk van vragen (p. 105-115). Na het lezen van die hoofdstukken kan je meteen aan de slag. Je kan heel wat vragen zonder aanpassingen gebruiken. Tip: groepjes maken Naargelang de grootte van je leesgroep kan je voor de vier-kolommen-methode groepjes maken van drie tot vijf personen. In plaats van de vier basisvragen met de hele groep te beantwoorden, laat je de juryleden de vragen eerst in kleine groepjes beantwoorden. Laat hen hun antwoorden op een flap of een A4-blad noteren. Achteraf voeg je de meningen samen en kijk je of de juryleden het al dan niet eens zijn met elkaar. Op die manier vermijd je dat steeds dezelfde kinderen aan het woord komen en geef je stillere kinderen de kans om ook hun mening te zeggen. Misschien krijg je hierdoor ook meer meningen te horen omdat de juryleden zich niet meteen kunnen aansluiten bij de opmerkingen van de eerste sprekers door instemmend te knikken. Vrees je dat er in sommige groepjes weinig of niets zal worden opgeschreven omdat deze kinderen niet graag open en bloot hun mening verkondigen? Dan kan je vooraf al eens nadenken of je de samenstelling van de groepjes wat kan sturen. De ideeën die volgen in dit werkmodel kan je gebruiken bij de bespreking, als bijkomende verwerking of als deel van de methode Chambers. Je kan ideeën combineren, mixen of weglaten! Tip: lees- en schrijfhulp Omdat deze jonge juryleden vaak nog niet (vlot) zullen kunnen lezen en/of schrijven, kan je oudere juryleden, leesmama’s en/of papa’s, andere leeshulpen… inschakelen om de begeleiding van de groepjes en het noteren vlotter te laten verlopen. Uiteraard maak je als coördinator vooraf goede afspraken maken met deze lees- en schrijfhulpen: je wil uiteraard de meningen van jouw jonge juryleden krijgen en niet de gestuurde mening van de helper van dienst. De avonturen van de boekeneter Als je de doe-opdracht bij ‘Vooraf’ gebruikt, laat de kinderen dan fantaseren wat er met hun boekeneter gebeurt. Welke avonturen beleeft hij? Lees daarna het verhaal voor en vergelijk hun fantasieën met het echte verhaal. Wie kwam in de buurt?
Jeugdboekenweek 2010 De ongelooflijk bijzondere boekeneter werd ook gebruikt tijdens de Jeugdboekenweek 2010. Misschien kennen sommige juryleden het boek van op school. Wat weten ze er nog over? Laat hen vertellen en elkaar aanvullen. Zelf kan je heel wat ideeën om rond dit boek te werken oppikken op de website van de Jeugdboekenweek 2010. Ga naar de lestips voor het tweede en derde leerjaar, p.8-10: www.jeugdboekenweek.be/2010/LESTIPS_2de-3deLJ.pdf Nachtmerrie Lees het verhaal voor terwijl je de prenten toont of projecteert. Alleen tekst bij de pagina over de nachtmerrie en bij de volgende pagina (met alle hoofdjes op) laat je weg. Als je gescand hebt, kan je de prent digitaal bewerken zodat de tekst wegvalt. Je kan de juryleden ook een (kleuren)kopie geven van deze prenten waarop je de tekst weggehaald hebt. Vraag hen wat er volgens hen staat. Nadien vergelijk je met hoe het verhaal echt ingevuld werd en kan je verder gaan met voorlezen. Illustraties Als je de prenten gescand hebt, kan je een aantal pagina’s kiezen om uitgebreid te bespreken. Als je veel exemplaren van het boek hebt, kan iedereen tot in detail meekijken in het boek zelf. • • • •
• • • •
Vinden de juryleden dat de illustraties bij het verhaal passen? Waarom wel? Waarom niet? Vertellen de illustraties enkel wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? Vinden de juryleden de tekeningen mooi of lelijk? Kunnen ze ook vertellen wat deze tekeningen mooi of lelijk maakt? Hoe zouden ze de tekenstijl omschrijven? Welke materialen werden er gebruikt? Kunnen ze iets vertellen over het kleurgebruik? De gebruikte techniek? De verhouding tussen tekst en tekeningen? Geven de tekeningen ook emoties weer? Hoe zit het met de uitstraling van de tekeningen en de sfeer die weergegeven wordt? Wat vinden ze van de gelaatsuitdrukkingen en houdingen van Harry? Welke details vinden ze leuk? Zien ze de humor die Oliver Jeffers heeft willen weergeven in zijn tekeningen (maar ook in zijn tekst)? Vinden ze de tekeningen grappig? Wat vinden ze van de wisselende achtergronden? Wat voegen die toe aan de illustraties en aan het verhaal?
Vormgeving Verdeel de groep in kleinere groepjes of in duo’s. Geef elk groepje een (kleuren)kopie van een prent (verdeeld over twee pagina’s). Als je genoeg exemplaren van het boek hebt, laat je het boek door elk groepje op een andere pagina open leggen. Elk groepje probeert op deze vragen te antwoorden: • • • • • •
Hoe wordt Harry voorgesteld? Welke achtergrond(en) wordt (worden) er gebruikt? Hoe zou(den) die tot stand gekomen zijn? Welke technieken werden er dan toegepast? Welke kleuren overheersen? Hoe worden de pagina’s ingedeeld? Hoe is de verhouding tussen tekst en tekeningen? Welke details merkten jullie op? Vinden jullie die grappig? Waarom (niet)? Zijn de details noodzakelijk? Waarom (niet)? Welk lettertypes worden gebruikt? Wat vinden jullie van de afwisseling in het lettertype? Hoe is de tekst geschikt? Hoe groot zijn de letters?
Nadat de groepjes hierover overlegd hebben, laat je hen (wie wil) vertellen wat ze besproken hebben. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in hun bevindingen? Is er eensgezindheid over de manier van vormgeven, de illustraties, de toegepaste technieken…? Maak hen hier attent op. De ongelooflijk bijzondere boekeneter Bespreek Harry en zijn belevenissen als boeketer: • •
Zouden de juryleden willen ruilen met Harry? Waarom wel/niet? Welke boeken zouden zij zeker en vast willen verslinden (lezen)? Hebben ze ook een voorkeur voor een bepaalde kleur van boeken, zoals Harry? Hij houdt van rode boeken.
Paspoort Als je begonnen bent met de doe-opdracht die bij ‘Vooraf’ beschreven is, kan je nu met de boekeneters verder werken. Laat de juryleden een paspoort maken van hun boekeneter, van zichzelf als boekeneter en/of van Harry. Dat gaat zo: De juryleden nemen een blad (de grootte is afhankelijk van de beschikbare tijd en van de grootte van de getekende boekeneter) dat ze in 3 gelijke delen plooien. Op de voorkant komt een portret van de persoon van wie ze het paspoort maken. Op de tweede strook komt de naam, voornaam en leeftijd van de persoon. Op de derde strook komt het adres met een tekening erbij. Op de achterzijde van de eerste strook kan een goede en een slechte eigenschap komen, dan een strook met boeken die hun figuur heel graag zou lezen, dan eentje met boeken of genres die hij of zij minder graag leest. Om bepaalde dingen aan te vullen moeten de juryleden hun fantasie gebruiken, afhankelijk van de figuur van wie ze de identiteitskaart maken. Ze kunnen het paspoort ook aanvullen met informatie die ze zelf noodzakelijk vinden. Het is prettig om de resultaten een tijdje uit te stallen of op te hangen in de bib, klas, school of plaats waar jullie samenkomen met alle juryleden… Of laat de juryleden hun identiteitskaart – als die niet te groot is – in hun KJV-leesdagboek of hun eigen schriftje/mapje kleven. TOT SLOT Even terugblikken… Neem de flap terug waarop je de verwachtingen van de juryleden noteerde vóór ze het boek lazen. Bespreek hun verwachtingen kort. Zijn ze het er nog altijd mee eens? Reclame Zijn de juryleden tevreden nu ze het boek gelezen hebben? Zouden ze hun vrienden, klasgenoten, familie dit boek aanraden? Hoe zouden ze het boek beschrijven? Zouden ze het op basis van het verhaal of van de illustraties (niet) aanraden? Meer lezen? Laat de juryleden leestips uitwisselen. Die kunnen ze noteren in hun KJV-leesdagboek of hun eigen schriftje/mapje. Als je juryleden een paspoort van zichzelf gemaakt hebben, kunnen ze de leeslijst hierop uitbreiden met boeken die ze nog willen verslinden (lezen). Veel succes!
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 De zomerzot André Sollie (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Illustrator en auteur André Sollie studeerde aan het Sint-Lukasinstituut in Brussel en tekende sindsdien de boekomslagen (en vaak ook de plaatjes) van meer dan 250 kinderboeken. Na een tijdje ging hij zelf ook zelf schrijven: hoorspelen, liedjes, toneel, gedichten, verhalen. Zijn droom is om alleen nog tekeningen te maken bij zijn eigen teksten. André woont met zijn man en poes Merel in een ‘koektrommelhuisje’ in Deurne, bij Antwerpen. Hij is dol op lezen, fietsen, Indonesische rijsttafel, logeren in ouderwetse hotelletjes en hij heeft een hekel aan zwerfvuil. Na zijn bekroonde gedichtenbundel Het ijzelt in juni (1997) en het succesvolle Wachten op Matroos (waarmee hij samen met Ingrid Godon in 2001 de Gouden Griffel won) publiceerde uitgeverij Querido in 2004 ook het prentenboek Dubbel Doortje dat ondertussen in vier talen werd vertaald. In 2005 volgde een spraakmakende adolescentenroman (Nooit gaat dit over, 2005) en in 2007 het boek Een raadsel voor Roosje waarvoor André de prestigieuze, driejaarlijkse Cultuurprijs Jeugdliteratuur Vlaanderen kreeg. In 2010 kreeg Sollie de boekenpauw voor De Zomerzot. KORT SAMENGEVAT Menno wordt wakker in een zomerse tuin. De kleine jongen verveelt zich. Hij vouwt een hoedje van papier. En dan een vogel. Ondertussen fantaseert hij over de geheimzinnige Zomerzot. Het jongetje wacht op de komst van de Zomerzot maar wordt stilaan ook een beetje bang. Er hangen plots donkere wolken boven de tuin. Als de eerste regendruppels vallen, gaat eindelijk het tuinhek open. Daar is hij! VÓÓR HET VOORLEZEN Bekijk samen met de juryleden de cover. Wat valt er op? Merken ze de vrolijke zomerse kleuren? Worden ze er blij van? Wat zou de titel willen zeggen? Laat hen fantaseren wie de Zomerzot kan zijn. Schrijf dit eventueel op zodat je na het verhaal kan kijken of iemand het juist voorspeld had.
Waarschijnlijk zal dit boek te moeilijk zijn om door alle juryleden zelfstandig te laten lezen. Misschien vinden ze het wel fijn dat ze een boek tijdens de KJV-bijeenkomst voorgelezen krijgen in plaats van het mee naar huis te nemen. BIJ HET VERHAAL Op een hete zomerdag wordt de kleine Menno wakker uit zijn zomerslaapje. Onder het glas limonade ligt een briefje dat hij leest en herleest. Het alleen-zijn maakt hem bang. Het briefje dat de papa achterliet brengt afleiding om vouwfiguren te maken, maar geen geruststelling. Menno denkt aan de woorden van zijn mama als het zo warm is: ‘de Zomerzot dwaalt weer door het land’. Deze woorden doen zijn fantasie op hol slaan. De gedachten van de kleine jongen tollen. Zomerzot Som samen met de juryleden de tien voorstellingen op die Menno van de Zomerzot maakt: • • • • •
een grote sterke man een kleine lelijke kabouter een engel een clown een paard
• • • • •
een draak een beer een dief een duivel een spook
Bekijk er telkens de illustraties bij. Vergelijk het kleurgebruik bij de vrolijke sterke man en de dief. Waarom zou de dief in donkere kleuren geschilderd zijn? Maken donkere kleuren tekeningen enger? De korte zinnen spreken de verbeelding van de lezer aan. Herhaal enkel zinnen zodat de juryleden dit aanvoelen. Waarom noemt Menno de Zomerzot een bedrieger? Wie bedoelt Menno als hij zegt: ‘Hij is er!’ De bliksem? De Zomerzot? Papa? Zorgt de Zomerzot voor afkoeling na heel warm weer? Zorgt de Zomerzot ervoor dat planten vol dorst regen krijgen? Zou de Zomerzot een geschenk van de zomer zijn? Is de Zomerzot om bang van te zijn? Vinden de juryleden het spannend of een beetje eng om alleen thuis te zijn? Taal De weinige woorden in het verhaal klinken poëtisch. De stiltes na een tekstblok laten de verbeelding spreken. Na de woorden trekken de illustraties de aandacht van de lezer naar zich toe. Als lezer wordt je kijker en gaat je fantasie verder werken. Laat de juryleden proeven van enkele poëtische woorden: • • • • •
‘Het zoemen van de middag’ ‘Er walsen twee vlinders langs’ ‘De wind die met de bomen praat’ ‘Lelijk als de nacht’ ‘Het zingen van het tuinhek’
Maken de korte zinnen het gemakkelijk om mee te fantaseren? De tekst is zo geschreven dat je de zomertemperatuur bijna echt voelt stijgen. Je bent haast opgelucht dat het begint te regenen en de papa met een taart verschijnt. André Sollie gaat in dit boek spaarzaam om met de tekst. Veel dingen zegt hij niet met woorden, maar laat hij wel blijken in de illustraties. Laat de juryleden dit opmerken.
Illustraties Kijk met de juryleden naar de emoties op de prenten. De uitbundige, kleurrijke illustraties geven zowel de gevoelens van Menno als de warme zomer weer. Het verhaal begint met de nodige kleurrijke zomerse zotheid vol grootse figuren en vlakken, maar snel sluipt de dreiging erin met donkere kleuren, om ten slotte te eindigen met diezelfde kleurrijke zotheid van in het begin. Laat de juryleden de vaak abstracte vorm van de illustraties opmerken. NA HET VERHAAL Schrijf voor alle juryleden een briefje of maak voor iedereen een tekening. Maak dan van het blad een vouwvogel (of iets gemakkelijkers zoals een hoedje van papier). Laat de juryleden raden wat er op het blad staat. Laat ze allemaal het blad openvouwen. Daarop staat: ‘In plaats van taart, zoals Menno, krijgen jullie een lekker KJV-snoepje!’ KJV-snoep is snel te maken: je print het logo in kleur en kleeft het op een snoep- of koekwikkel. Je kunt er ook een fijn woord uit het verhaal bij schrijven. Inspiratie voor literaire hapjes vind je in de Handleiding op www.kjv.be (in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Handboek’).
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 De boomhut Marije en Ronald Tolman (door Ann Foulon)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Marije Tolman (1976) groeide op nabij Nijmegen. Ze studeerde grafisch en typografisch ontwerpen in Den Haag en illustration & design in Schotland. Sinds 2004 werkt Marije fulltime als illustrator, vooral van prentenboeken. Haar prentenboeken zijn in meer dan 10 verschillende landen, waaronder Amerika, Duitsland, Brazilië, Italië, Frankrijk, Spanje, Portugal, Mexico en Korea. Als kind was Marije Tolman verzot op het boek Max en de Maximonsters van Maurice Sendak. Voor Marije is de KJV geen onbekende: in 2008 won het boek Schattig van Lida Dijkstra met haar illustraties in groep 1. www.marijetolman.nl Ronald Tolman (Amsterdam 1948) is de vader van Marije. Verder is hij beeldhouwer, schilder en graficus. Hij laat zich inspireren door de dagelijkse werkelijkheid, maar evenzeer door illustere voorgangers. Hij zoekt naar lijnen die verleden, heden en toekomst met elkaar verbinden. Voor het boek De boomhut maakte hij de etsen voor de boom en de boomhut. KORT SAMENGEVAT Middenin de zee staat een boomhut. Er zwemt een ijsbeer er naartoe. Een bruine beer volgt in een bootje. Ijsbeer en Bruine Beer gaan samen in de hut zitten, ze lezen een boek en krijgen bezoek. Veel bezoek. Een woordeloos boek waarbij je zelf verhalen maakt. OVER HET BOEK Cover Al vóór je het boek openslaat, voel je dat je een bijzonder boek in handen hebt. Vertel dit aan de juryleden voor je het boek met hen meegeeft. Wijs hen op het grote formaat en de eenvoudige cover. Op die cover staan geen grote of opvallende letters voor de titel en auteursnamen. Bespreek samen de
illustratie op de cover: enkel een grote blauwe walvis, met op zijn rug een witte ijsbeer, en verder water en lucht in zacht kleurgebruik. Wat zou dat met een boomhut en de titel te maken hebben? Geen woorden Dit is een boek zonder woorden, een verhaal in beelden. Praat met de juryleden over hoe ze een boek met alleen prenten kunnen ‘lezen’. Geef en toon ook andere voorbeelden van boeken zonder woorden, zoals de taartboeken van Thé Tjong-Khing of de seizoensboeken van Rotraut Susanne Berner. Toon de poëtische prenten in De boomhut. Hierbij kunnen de juryleden vast veel fantaseren. Iedereen kan andere verhalen bij de prenten verzinnen. Dit boek is heel geschikt om het met juryleden te hebben over de sobere lay-out, zeker in vergelijking met andere boeken. Leg dit boek naast een ander boek en bekijk daar de drukke achterflap met ISBNcodes en veel tekst. Vergelijk ook het colofon binnenin. In De boomhut is dit heel sober vormgegeven. Vertel dat zo’n colofon zegt wie het boek maakte en waar en in welk jaar het gedrukt werd. Prijzen De boomhut viel al in de prijzen. Het werd bekroond met het Gouden Penseel 2010, de Bologna Ragazzi Award en het stond het op de nominatielijst van de Gouden Uil jeugdliteratuur. BIJ HET VERHAAL Illustraties Neem de tijd om met de juryleden te kijken wat er zich rond dezelfde boom afspeelt. Kijk aandachtig naar de prenten. Er valt heel wat te ontdekken: • •
• •
hoe de boom gaat schudden als de neushoorn er tegenaan botst. hoe het verhaal van dag naar nacht gaat. Op de prent met de roze flagmino’s zie je hoe de vogels in het licht komen aangevlogen en op de laatste roze prent zie je hoe ze traag en moe terug naar hun huis vliegen. hoe het van zomer winter en weer lente wordt. hoe het water zakt als er steeds meer dieren aankomen. Zou het kunnen dat er op de eerste prenten veel water te zien is, omdat de winter hier net gedaan is?
Merken de juryleden dat de boom en de boomhut telkens op dezelfde plek op de rechterpagina staan? De illustrator is ervoor gekend graag grapjes in haar illustraties te stoppen. Wie heeft er in De boomhut grapjes opgemerkt? Toon ook andere boeken die Marije Tolman, zoals Schattig van Lida Dijkstra, Wolf en hond van Sylvia Vanden Heede en de boeken over Mejuffrouw Muis van Marije Tolman zelf. Verloop van het verhaal Het verhaal begint al op de cover: er komt een ijsbeer aan op de rug van een walvis. Op de eerste prent zwemt hij. Daarna volgt een bruine beer in een bijzondere boot. De ijsbeer is in de boomhut geklommen, de bruine beer volgt. Ze hebben genoeg aan elkaar. Terwijl ijsbeer en bruine beer samen een boek zitten te lezen, een hapje en een drankje bij de hand, wordt hun rust verstoord door honderden flamingo’s die op de boom afgestapt komen en de hele bladzijde prachtig roze kleuren. De beren weten niet wat hen overkomt… Kijk naar hun verbaasde blik.
In het verhaal is er heel wat beweging te voelen: de flamingo’s die komen aanrennen, de neushoorn die zo hard tegen de boom botst dat het lijkt alsof heel de bladzijde davert. Dat effect krijg je doordat de ets van de boomhut net naast elkaar tweemaal is afgedrukt. Daarna wordt het een komen en gaan van allerlei dieren: panda’s, uilen, een pauw, een nijlpaard en tientallen kleine zwarte vogels. Wat denken de juryleden van de beer die in een soort vliegend schip aangevlogen komt? Op het einde zijn de ijsbeer en de bruine beer weer met zijn tweeën en wordt het stil op de prenten. Merk hoe ze moe en voldaan in de verte de vertrokken drukte nakijken. Als het begint te sneeuwen lijken de dwarrelende sneeuwvlokken wel lichtjes in de boom. De ijsbeer kijkt genietend toe hoe zijn vriend met een schepnet de witte vlokken probeert te vangen. AFRONDING Het verhaal biedt elementen om te praten over reizen, vriendschap of de seizoenen. Misschien vinden de juryleden het wel leuk om een eigen boomhutboek te maken. Teken 1 boom op de rechterkant van een blad. Kopieer hem zodat elk jurylid een blad heeft. Laat de juryleden tekenen volgens hun eigen fantasie – zeg hen enkel dat er in de boom een beer moet zitten die zo rood is als het rood in het KJV-logo. Zo kun je tussendoor de aandacht op het herkenbare logo vestigen. Laat de juryleden zelf kiezen of ze een winter-, zomer-, dag- of nachttekening zullen maken. Geef de juryleden dezelfde kleuren om te tekenen. Dat zorgt voor een grote gelijkheid wanneer je de tekeningen op het einde bundelt. Maak van het boek een foto en zet dit op het KJV-prikbord op www.kjv.be!
KJV 2010-2011 WERKMODEL GROEP 2 Hanna en ik Bettina Wegenast & Kerstin Meyer (ill.) (door Inge Umans)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.B) Bettina Wegenast werd in 1963 in Bern (Zwitserland) geboren. Ze groeide op tussen de boekenrekken, gaf les aan een school voor speciaal onderwijs en begon in 1991 een stripboekenwinkel. Sinds 2000 schrijft ze verhalen, boeken en theaterteksten. www.bettina-wegenast.net (Duitstalig)
Kerstin Meyer werd in 1966 in Hamburg (Duitsland) geboren. Ze studeerde er illustratie en werkte tijdens haar studie bij Trickfilmstudios.
KORT SAMENGEVAT Het hoofdpersonage en Hanna zijn beste vrienden. Ze spelen vaak begrafenisje, zingen dan liedjes en eten chips. Op een dag verongelukt Hanna. Daarop is niemand voorbereid. Haar beste vriendin gaat naar Hanna’s graf en voert de ritueeltjes uit die ze altijd samen deden tijdens het begrafenisje spelen. VOORAF Bekijk de cover van het boek. Wat is de titel? Waar zal het verhaal over gaan? Wat zijn hun verwachtingen? Inventariseer de verwachtingen van de juryleden en bekijk na afloop of ze werden ingelost. Sta even stil bij de auteur en de illustrator: wie heeft het boek geschreven? Wie heeft de tekeningen gemaakt? STIJL- EN VORMKENMERKEN
•
Vinden de juryleden het verhaal moeilijk of gemakkelijk om te lezen? Sluit het aan bij hun leesniveau?
• • • •
• •
Vinden zij het verhaal ingewikkeld of eenvoudig? Is het verhaal chronologisch opgebouwd? Is het verhaal in de ik-vorm geschreven of is er een verteller aan het woord? Vinden ze het een verdrietig verhaal? Is het zielig geschreven? Wat is de toon? Kregen ze een krop in de keel, hebben ze moeten vechten tegen opkomende tranen of hebben ze misschien echt moeten huilen tijdens het lezen? Bij welk boek of verhaal gebeurde dit nog? Hebben ze ook moeten lachen met dit boek? Wanneer? Is het een meisjes- of een jongensboek? Of is het een boek dat iedereen goed zou vinden? Waarom?
PERSONAGES Ik • • •
•
Hoe heet het hoofdpersonage? Vinden ze het lastig dat haar naam nergens wordt vernoemd? Laat de juryleden zelf een naam voor het ik-personage bedenken. Wat voor iemand is de ik-figuur? Kunnen ze zich met haar identificeren? Zou het ook een vriendin van hen kunnen zijn? Waarom wel/niet? Waarmee speelt ze zoal? Wat denken ze van deze zin: ‘Ik vroeg me daarna nog vaak af waarom Iris niet was doodgegaan. Die vond ik toch niet zo aardig. Waarom moest het uitgerekend Hanna zijn, mijn beste vriendin?’ (p. 19) Waarom denkt de hoofdpersoon dit? Kunnen de juryleden dit begrijpen? Herkennen ze dit gevoel? Wat gebeurt er met iemand die verdrietig is? Welke gevoelens komen allemaal bovendrijven? Hoe gaat dit bij de hoofdpersoon? Zoek naar voorbeelden in de tekst, bijvoorbeeld ‘Soms wilde ik ook graag over Hanna praten. Maar dat ging niet, het leek dan net alsof iemand mijn keel dichtkneep.’ (p. 22)
Hanna Wat voor iemand is Hanna? Kennen ze na het lezen van het verhaal Hanna net zo goed al het ikpersonage? Waarom wel/niet? Andere personages Welke personages komen nog aan bod? Spelen ze allemaal een even grote rol? THEMA: DOOD Het boek gaat over een heel verdrietig thema: een kind dat sterft. Hou een gesprekje over de dood. Heeft er iemand al van dichtbij iemand weten doodgaan? Is er al iemand naar een begrafenis geweest? Herkennen de juryleden het spel van Hanna en haar vriendin: begrafenisje spelen? Hebben ze dit ook al eens gedaan met een huisdier, een dode vogel of muis? Maken ze dan ook een kruis? Zingen ze een lied of zeggen ze lieve dingen over het dode dier? Neem er eventueel de boeken De mooiste begrafenis van de wereld van Ulf Nilsson en Eva Eriksson en Dat is heel wat voor een kat van Judith Viorst en Fleur van der Weel bij en lees ze voor. Vergelijk ze met Hanna en ik. De mooiste begrafenis van de wereld Esther en haar broertje vervelen zich. Tot ze een dode hommel vinden en hem begraven. Dan gaan ze op zoek naar nog meer dode dieren. Ze willen elk beestje met veel zorg begraven: elk dier krijgt een kruis, bloemen, een gedicht en tranen. Het boek gaat over dode dieren, maar het is helemaal geen verdrietig boek.
Dit boek was genomineerd in groep 2 van de KJV in het leesjaar 2008-2009. Het werkmodel kan je vinden op www.kjv.be, in de rubriek ‘Voor begeleiders’, bij ‘Archief’. Dat is heel wat voor een kat De poes van de ik-figuur is doodgegaan. Bij de begrafenis noemt de ik-figuur negen goede eigenschappen van de poes. De tiende ontdekt zij in gesprek met haar vader: het meezorgen voor de bloemen. Wat deden Hanna en haar vriendin als ze een dier begroeven? Welke liedjes zongen ze? Wat aten en dronken ze? Wat doet de ik-figuur bij het graf van Hanna? Vergelijk met de rituelen uit de andere boeken. Kunnen de juryleden die zelf al eens een begrafenis hebben meegemaakt of die zelf al eens een dood dier begraven hebben vertellen welke rituelen zij toen gebruikten of tegenkwamen? Op p. 27 wordt gerefereerd aan De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren: ‘Net zoals in dat verhaal waarin de oudere, dode broer zijn jongere broer een witte duif als teken stuurt.’ Kennen de juryleden dit boek? Breng het mee naar de bijeenkomst en toon het. ILLUSTRATIES • • • • •
Vertellen de illustraties precies wat er in het verhaal gebeurt of voegen ze iets extra toe? Op welke manier? Kijk samen met de juryleden naar de prenten en zoek voorbeelden. Kunnen de juryleden iets vertellen over het kleurgebruik? De gebruikte technieken? De verhouding tussen tekst en tekeningen? Sommige pentekeningen zijn ingekleurd, andere niet. Soms is met pen een zin tussen de illustraties geschreven, in dezelfde kleur als de kleine tekeningen. Wie zou dit geschreven en getekend hebben? Hoe zijn de personages afgebeeld? Kunnen ze emoties aflezen van hun gelaatsuitdrukking of uit hun houding? Vinden de juryleden de tekeningen mooi of lelijk? Kunnen ze vertellen waarom?