HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING TWEEMAANDELIJKS MAART-APRIL 2007 NR 2
Kind-mijnwerkers in Katanga
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Verantw. Uitg.: Jan Grauls, Voorzitter van het directiecomité, Karmelietenstraat 15 – B-1000 Brussel - Afgiftekantoor Brussel X
P308613
© Palani Mohan
In dit nummer
Vrouwelijke genitale verminking voorgoed de wereld uithelpen
2
Kind-mijnwerkers in Katanga
7
Eerlijk en solidair toerisme: een voorbeeld van eerlijke handel in de dienstensector
11
En als toerisme en ontwikkeling nu eens samengingen?
13
Rubriek PuntKomma
14
DGOS - informatietentoonstelling Millenniumdoelstellingen
16
Foto omslag: Heterogenietmijn in Katanga © Palani Mohan
© Syfia/M.-A. Leplaideur
HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Editoriaal 8
maart is Wereldvrouwendag. Bij die gelegenheid is het steeds nuttig er aan te herinneren dat op die dag in 1910 in Kopenhagen een protestmars van vrouwen plaatsgreep om hun stemrecht af te dwingen. De gelijkheid tussen mannen en vrouwen is er sindsdien flink op vooruitgegaan maar dat is helaas in vele landen nog geen waarborg voor hun ontwikkeling. Een van de meest «onterende» praktijken is de vrouwenbesnijdenis. Onder het mom van traditie en godsdienst komt het eigenlijk neer op de onderwerping van de vrouwen aan de mannen, het zogenaamde «sterke geslacht». Op 6 februari 2007, ter gelegenheid van Internationale Dag tegenVrouwelijke GenitaleVerminking heeft de Belgische ontwikkelingssamenwerking zich geschaard achter de slogan die door een aantal verenigingen werd gelanceerd : «Stop de geslachtsverminking!» De andere grote en weerloze slachtoffers van de secundaire gevolgen van armoede zijn de kinderen. Wij volgen het werk van een door België gesteunde niet-gouvernementele organisatie die in Katanga pogingen onderneemt om hen weg te rukken uit «één van de ergste vormen van kinderarbeid”: de mijnen. Deze ngo tracht die kinderen naar de schoolbanken te krijgen. De lente is begonnen en u denkt waarschijnlijk reeds aan het boeken van uw zomervakantie. Een gelegenheid bij uitstek om even na te gaan wie profijt haalt uit die vakanties en ook of ze een negatief of een positief effect hebben op de lokale bevolkingsgroepen. n De redactie
2
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
Mensenrechten
Vrouwelijke genitale verminking voorgoed de wereld uithelpen
© TrekEarth
In 2003 riepen de Verenigde Naties, na afloop van een internationale conferentie in Addis Abeba, 6 februari uit tot «Internationale Dag tegen Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV)». Het aantal jonge meisjes en vrouwen dat daar het slachtoffer van is, wordt immers wereldwijd geschat op 130 miljoen. Jaarlijks zouden nog altijd meer dan twee miljoen meisjes ermee te maken krijgen in zowat 33 landen, waaronder 28 Afrikaanse. In Europa houden sommige ingeweken Afrikaanse gemeenschappen hardnekkig vast aan die traditie en passen ze nog steeds vrouwenbesnijdenis toe, ofwel ter plaatse in hun gastland, ofwel op «vakantie» in hun herkomstland.
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
3
H
et gaat vooral om Afrikaanse tradities die diep cultureel verankerd zijn. Vandaar dat het zo moeilijk is om het onderwerp te bespreken, aan te klagen en te bestrijden. Er bestaan immers verschillende soorten vrouwelijke genitale verminking (VGV), waaronder besnijdenis (of excisie). Eigenlijk een misleidende term, want de enige praktijk die we zouden kunnen vergelijken met besnijdenis bij jongens, is de zogenaamde «sunna», tegelijk ook de minst erge vorm van verminking. Daarbij wordt de voorhuid van de clitoris weggesneden. Bij de eigenlijke vrouwenbesnijdenis wordt de clitoris gedeeltelijk of volledig verwijderd, plus vaak ook de kleine schaamlippen. De meest extreme en verminkende vorm ten slotte is de zogenaamde infibulatie of «faraonische besnijdenis». Daarbij worden alle uiterlijke geslachtsorganen verwijderd en de grote schaamlippen dichtgenaaid, en laat men de wonde dichtgroeien, op een kleine opening
«In Bambara wordt vrouwenbesnijdenis omschreven als ‘op het mes gaan zitten’. Achter die uitdrukking schuilt de idee van pijnbeheersing en van actieve medewerking van het meisje aan haar besnijdenis1. In Sarakolé wordt een meisje besnijden dan weer verwoord als ‘haar het recht geven om te bidden’. Sommigen denken dat onbesneden vrouwen zich niet correct ritueel kunnen wassen en dat het menstruatiebloed zich ophoopt in de clitoris. Pas als de meisjes eenmaal gezuiverd zijn via besnijdenis, kunnen ze tot God bidden. Ik werd besneden toen ik twaalf was, samen met 24 andere meisjes uit mijn dorp. Na tot in de vroege uurtjes te hebben gefeest, werden we bij de besnijdster gebracht, de vrouw van de smid. Mijn moeder had me uitgelegd hoe dat zou verlopen en vooral wat ik moest doen: ik moest gaan zitten en mijn benen spreiden, waarna ze een deel van mijn geslachtsorganen zouden wegnemen. Het zou pijn doen, maar ik mocht dat niet laten merken: ik mocht niet wenen en niet bewegen, en moest de pijn verbijten om de familie-eer veilig te stellen. Tot slot moest ik een vreugdedans uitvoeren. De pijn was niet te harden, maar ik deed mijn best om dat vooral niet te tonen, uit respect voor mijn familie. Toen ik later zelf dochters kreeg, wilde ik hen deze marteling kost wat kost besparen. Ik was nog zeer jong, en in mijn land moeten onbesneden vrouwen het nog altijd ontgelden: ze zouden lelijk en onvruchtbaar zijn, en zouden hun seksuele lusten niet kunnen bedwingen. Als jonggehuwden zouden ze riskeren hun echtgenoot te doden bij hun eerste seksueel contact. Ik heb mijn dochtertjes kort na hun geboorte laten besnijden, zodat ze het zich op zijn minst niet meer zouden herinneren. Als ze later geboren waren, had ik de moed gehad om ze niet te laten besnijden, denk ik. Vandaag weet ik immers dat alles wat gezegd wordt over besnijdenis, gewoonweg niet klopt. Onze godsdienst schrijft deze ingreep niet voor, en bovendien is ze gevaarlijk. Besnijdenis is en blijft een inbreuk op de rechten van de vrouw.» Getuigenis van C. T., een Malinese vrouw, opgetekend door GAMS
1 Dat is niet altijd het geval: in sommige regio’s krijgen de meisjes niet te horen wat hen te wachten staat. Ze worden gedwongen hun lot te ondergaan en worden tijdens de ingreep vastgehouden door verschillende volwassenen.
4
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
© Syfia/M.-A. Leplaideur
© TrekEarth
Mensenrechten
Mensenrechten
ren vaak in benarde hygiënische omstandigheden (soms met een gewoon stuk glas of een scheermes). Ze hebben niet alleen onmiddellijke gevolgen (bloedingen enz.), maar veroorzaken ook zeer ernstige medische (chronische infecties, pijn, onvruchtbaarheid enz.) en psychologische problemen.
© TrekEarth
na. Deze praktijk moet de kuisheid van de vrouw beschermen en heeft tot gevolg dat ze vóór het huwelijk of de bevalling een incisie moet krijgen (met andere woorden: moet worden «opengemaakt»), waarna ze soms weer wordt dichtgenaaid. Deze «ingrepen» gebeu-
De aangehaalde motieven voor dergelijke verminkingen zijn even uiteenlopend als ongegrond. Het gaat meer bepaald om «godsdienstige» argumenten - zuiverheid, maagdelijkheid of kuisheid - , terwijl geen enkele religieuze tekst, te beginnen met de Koran, dat voorschrijft, of om sociaaleconomische, zoals de verhoging van de verkoopwaarde van de vrouw op de huwelijksmarkt. Oorspronkelijk zou het om - mythische en symbolische2 - initiatierituelen gaan die nadien zouden zijn geëvolueerd tot patriarchale «dominantiemiddelen»3. Vandaag houdt die traditie nog altijd stand, meestal uit onwil om de wet toe te passen. Zo is in Sudan infibulatie al sinds 1946 verboden, maar wordt ze nog altijd toegepast bij meer dan 80 % van de vrouwen. In Somalië zou vandaag ongeveer 98 % van alle meisjes besneden worden, in Egypte meer dan 90 %! De strijd tegen vrouwelijke genitale verminking wordt echter perfect gelegitimeerd door de mensenrechten en de specifieke vrouwen- en kinderrechten. Vandaar dat ze uiteraard ook aansluit bij de Millenniumdoelstellingen. Precies om daaraan te herinneren, sloot DGOS zich op 6 februari 2007, Nultolerantie voor vrouwelijke genitale verminking, aan bij de Belgische sensibiliseringscampagne tegen deze wanpraktijken, in samenwerking met GAMS (www.gams.be) en Respect (www.respect-ev.com).
2 Volgens een aloude Afrikaanse opvatting wordt elk kind geboren met twee geslachten. Door bij het meisje de clitoris en bij het jongetje de voorhuid te verwijderen, wordt de «lichamelijke veruitwendiging» van het andere geslacht weggenomen. Pas dan krijgt het individu zijn seksuele identiteit. 3 De overgrote meerderheid van de mannen weigert te huwen met een niet-besneden vrouw.
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
5
Mensenrechten
Palaveren tegen verminking
K
hadidiatou Diallo is Senegalese. Ze wordt op haar zevende besneden en geïnfibuleerd, en vijf jaar later tegen haar zin uitgehuwelijkt aan een 33 jaar oudere man. Vandaag leidt ze in België een nieuw leven, samen met een zelfgekozen echtgenoot, en is ze één van de drijvende krachten achter GAMS-België, geïnspireerd op de gelijknamige groep in Frankrijk (Groupement pour l’Abolition des Mutilations sexuelles féminines, Groepering voor de afschaffing van vrouwelijke seksuele verminking). De vereniging heeft onder meer als taak Afrikaanse vrouwen bewust te maken van de ernst van vrouwelijke genitale verminking. Het valt niet altijd mee om de slachtoffers daarvan te overtuigen, maar omdat Khadidiatou het zelf aan den lijve ondervond, kan ze geloofwaardiger bepaalde vooroordelen ontkrachten. «We organiseren ‘palaverdagen’ met Afrikaanse vrouwen die in België wonen. Meestal beseffen ze niet dat vrouwenbesnijdenis een probleem is en dat ze ziekten kan veroorzaken. Alle vrouwen in hun familie hebben het meegemaakt, dus zien ze er geen kwaad in. Door hen voortdurend te wijzen op de kwalijke gevolgen - problemen bij de bevalling, pijn en bloedverlies tijdens het vrijen - , laten ze geleidelijk hun taboes varen en geven ze toe dat ze het destijds ook hebben moeten verduren. Op die manier komt er een dialoog op gang en worden ze zich ervan bewust dat al dat leed veroorzaakt wordt door besnijdenis.» Anderzijds legt GAMS-België in sommige Afrikaanse landen waar dialoog mogelijk is, de bevolking uit hoe schadelijk VGV is voor de gezondheid. Vaak botst dit echter op weerstand bij de besnijdsters, vrouwen die van genitale verminking hun broodwinning maken. «In mijn land, Senegal, zijn we erin geslaagd om professionele opleidingen te organiseren voor deze vrouwen, op voorwaarde dat ze bereid zijn om hun mes voorgoed op te bergen. Dertien van hen hebben dat al gedaan in het departement Valingara, en één ervan heeft vervolgens een sensibiliseringsproject gelanceerd voor de bevolking», vertelt Khadidiatou. «De vooruitgang op het terrein is langzaam, maar bemoedigend. Veertien Afrikaanse landen hebben al wetten afgekondigd tegen VGV, en in België krijgen meisjes die dreigen te worden besneden als ze terugkeren naar hun herkomstland, een verblijfsregularisatie. We moeten onze strijd voortzetten, zodat VGV n op een dag volledig de wereld uit is.» Bron: Amnesty International
Dankzij het sensibiliseringswerk van dergelijke verenigingen in de betrokken landen begint het bewustzijn rond de problematiek toe te nemen. Zo organiseerde de Duitse mensenrechtenorganisatie Target eind november 2006 een internationale conferentie in Caïro. Achteraf benadrukte een aantal religieuze hoogwaardigheidsbekleders, onder wie de grote imam Mohammed Sayyed Al-Tantawi van de Al-Azhar-moskee1, aan al wie het horen wilde dat de islam dergelijke verminkingen absoluut niet voorschrijft. Genitale verminking druist immers niet alleen in tegen de mensenrechten, maar veroorzaakt vaak psychologische trauma’s, infecties en op lange termijn zelfs de dood. Na verschillende artsen en internationale specialisten te hebben geraadpleegd, namen ze een opmerkelijke beslissing: ze beschouwen vrouwelijke genitale verminking voortaan
als een laakbare vorm van agressie en als een misdaad tegen de menselijkheid, en roepen op om ze te verbieden en de daders te bestraffen. Het komt er nu op aan die beslissing te doen uitvoeren in de 33 betrokken landen. Genitale verminking van vrouwen blijft vandaag immers één van de zwaarste mensenrechtenschendingen. De schadelijke gevolgen voor zowel moeders als hun baby’s zijn onomstotelijk bewezen, meteen een geldige reden om deze wanpraktijken overal strafbaar n te maken.
1 De hoogste soennitische instantie ter wereld.
6
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
Jean-Michel Corhay Elise Pirsoul
© Palani Mohan
Kinderrechten
Kind-mijnwerkers in Katanga DRC – Jongeren in Katanga een menswaardige toekomst bieden: strijd tegen kinderarbeid in de ambachtelijke heterogenietmijnen van Kalukuluku en Ruashi. et zuiden van de provincie Katanga in de Democratische Republiek Congo is al jaren een belangrijk winningsgebied voor heterogeniet, een koper-kobalt-erts.
H
lijk zijn verval in, en tegelijk ook dat van de mijnindustrie in Katanga. Vandaag is het Congolese overheidsbedrijf grondig geherstructureerd, met steun van de Wereldbank. Die aanpassingen hebben in een paar jaar tijd tienduizenden banen doen sneuvelen.
In de jaren zestig en zeventig maakte Gécamines, dat Union Minière had overgenomen, van de DRC de grootste wereldproducent van koper en kobalt. Jaren van economisch wanbeheer, gebrek aan langetermijninvesteringen en de jarenlange oorlog luidden geleide-
Daardoor is een groot deel van de mijnactiviteiten overgenomen door actoren in de informele sector. Die houden zich bezig met de ambachtelijke exploitatie van mijnconcessies die werden afgedankt of vroeger eigendom waren van Gécamines. Hoewel ze daarmee de
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
7
© Palani Mohan
Kinderrechten
nieuwe mijncode overtreden die in 2002 werd goedgekeurd, leidde dat tot een echte mijnrush, die mee gevoed werd door de toenemende vraag op de mondiale kobaltmarkt. Het precieze aantal arbeiders in de informele mijnsector is niet bekend, maar het zou ruim boven de 100.000 liggen1. Ambachtelijke mijnexploitatie is immers samen met landbouw het belangrijkste bestaansmiddel in de provincie. De grote meerderheid van de arbeiders zijn jonge mannen (onder de 25 jaar) die in de gemeenschappen leven in de buurt van de winningsgebieden. Er zijn ook heel wat kinderen bij, van wie sommige nauwelijks zeven jaar zijn. Deze arbeiders, mijngravers genoemd, delven heterogeniet in openluchtmijnen. Eerst graven ze een verticale put, dan horizontale gangen
die een bepaalde ader volgen. Het delven gebeurt met manuele werktuigen (houwelen, schoppen enz.). De gravers werken in ploegen van vijf of zes. In de informele sector zijn de werkomstandigheden gevaarlijk: de delvers dragen geen beschermingsuitrusting en werken in niet-gestutte en niet-verluchte putten. In sommige mijnen verhoogt de aanwezigheid van uranium de gezondheids- en milieurisico’s. Een kindarbeider verdient tot 20 dollar per dag, afhankelijk van het gehalte van het erts en van de de marge die hij bedongen heeft met zijn afnemer. De jonge werkkrachten zijn ongeveer twaalf uur per dag bezig met graven en het erts in zakken stoppen.Vervolgens verkopen ze die aan de handelaars, die als tussenpersonen fungeren tussen de delvers en de groothandelsbedrijven. Sommige kinderen werken in familieverband, binnen een opgerichte productie-eenheid. Andere
1 Ruée et ruines, Global Witness, september 2004.
8
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
Kinderrechten
© Palani Mohan
worden tewerkgesteld door een team delvers of een handelaar, en krijgen een dagloon, afhankelijk van de productie. Het gewonnen erts wordt dus opgekocht door handelaars (al dan niet met een vergunning), die het doorverkopen aan kartels. Die verkopen het dan op hun beurt door aan groothandelsbedrijven, voor de export. Die bevoorradingsketen impliceert tal van tussenschakels tussen de formele en informele circuits, zowel nationaal als internationaal. Slechts een heel klein percentage van de ertsinkomsten gaat naar de delvers. In die context ondersteunt de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssam enwerking het project strijd tegen kinderarbeid in de ambachtelijke heterogenietmijnen, dat gelanceerd werd door de vzw Groupe One (zie kadertekst). Het gaat om een bedrag van 325.424 euro voor twee jaar. Het project bevordert, in nauwe technische samenwerking met het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), de toepassing van Overeenkomst nr. 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid2. Sinds de lancering ervan, begin 2006, hebben UNICEF en het Wereldvoedselprogramma (WVP) een aantal strategische pijlers van het project versterkt. Kinderarbeid in de mijnen: verklarende factoren Er zijn heel wat factoren die de toegenomen kinderarbeid in de Katangese mijnen verklaren. De belangrijkste reden houdt ongetwijfeld verband met de dramatische economische situatie in de provincie. De gezinnen zijn kwetsbaar geworden doordat Gécamines zo goed als op de fles is gegaan, en hebben maar weinig leefbare economische alternatieven, waardoor ze geneigd zijn hun kinderen in te schakelen als extra kostwinner. We stellen trouwens vast dat de meeste gezinnen niet bekend zijn met de wettelijke bepalingen die kinderarbeid verbieden of reguleren. Op die manier miskennen ze de gevaren
van mijnarbeid en de risico’s waaraan hun kinderen blootstaan in de mijnen. Anderzijds is er bij de handelaars een zekere vraag naar kindarbeiders, omdat ze goedkoper en volgzamer zijn.
2 Mijnarbeid is één van de ergste vormen van kinderarbeid, zoals beschreven in overeenkomst nr. 182 van het IAB. De arbeidswetgeving in de DRC verbiedt trouwens mijnarbeid voor alle jongeren onder de 18 jaar.
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
9
© Palani Mohan
Kinderrechten
Tot slot zijn de niet-toepassing van de nieuwe mijncode, het gebrek aan menselijke en materiële middelen van de «Service d’Assistance et d’Encadrement du Small-Scale Mining» («Bijstandsen Begeleidingsdienst voor Small-Scale Mining»)3, het gebrek aan arbeids- en mijninspectie en de laksheid van de overheid stuk voor stuk factoren die verklaren waarom het aantal kindarbeiders in de mijnen nog voortdurend toeneemt. Het aanbod aan kinderarbeid verminderen Het aanbod aan kinderarbeid wordt gevoed door de gemeenschappen in de omgeving van de ontginningsgebieden. De benarde economische omstandigheden dwingen gezinnen en gemeenschappen om hun kinderen naar de mijnen te sturen. Vandaar dat Groupe One een tweesporenbeleid voert. Enerzijds wil de vzw het aantal kinderen dat in de ambachtelijke heterogenietmijnen gaat werken, verminderen door de lokale gemeenschappen te informeren, te sensibiliseren en hun ontwikkeling te ondersteunen. Anderzijds zijn 500 kinderen uit de ambachtelijke mijnen gehaald en hebben ze een duurzaam en leefbaar alternatief aangeboden gekregen. Kinderen onder de 15 jaar worden weer naar de schoolbanken gestuurd, in samenwerking met UNICEF, terwijl kinderen boven de 15 jaar met de hulp van het WVP opgenomen worden in beroepsopleidingstrajecten en heringeschakeld worden op de arbeidsmarkt via individuele of collectieve inkomstengenererende activiteiten. De vraag naar kinderarbeid verminderen De andere grote uitdaging bestaat erin, mechanismen te ontwikkelen om te waarborgen dat de industriële heterogenietwinning gebeurt zonder kindarbeiders in te schakelen. Groupe One steunt daarbij op de proactieve participatie van de lokale en internationale economische actoren en op het werk van de instellingen voor
multi- en bilaterale samenwerking. Het komt er dus op aan de lokale economische spelers gevoeliger te maken voor de problematiek van kinderarbeid, een uitwisselingsforum te creëren voor de sociale en ecologische uitdagingen van de sector, en tools te verspreiden om de bedrijven hun sociale en ecologische verantwoordelijkheid te doen opnemen. Het project creëert dan ook een proefkader voor de sociaaleconomische re-integratie van kindarbeiders in de ambachtelijke mijnsector. In 2007 zal dit kader worden versterkt door economische reconversiemechanismen voor de hele ambachtelijke mijnsector, onder meer via de oprichting van een Guichet d’Economie Locale (Loket Lokale Economie) in Lubumbashi. Economische diversificatie is immers één van de grootste uitdagingen voor de huidige herindustrialisering van de Katangese mijnsector. De ex-werknemers van Gécamines en de duizenden ambachtelijke delvers in de provincie Katanga kunnen namelijk niet n allemaal opnieuw aan de slag in de mijnindustrie. Quentin Antoine, Groupe One
GROUPE ONE onderzoeks- en actiegroep rond duurzame ontwikkeling en plaatselijke economische ontwikkeling Sinds 1997 wil de vzw Groupe One bijdragen tot een verantwoordelijker economie die de mensenrechten en de principes van duurzame ontwikkeling respecteert: verantwoord ondernemen. Activiteitsdomeinen: • Plaatselijke economische ontwikkeling: wanneer een regio of bepaalde begunstigden sociaaleconomisch achtergesteld zijn worden «upstream»-bedrijven opgericht. Op die manier worden nieuwe banen gecreëerd en wordt het sociaal leven bevorderd. • Duurzame ontwikkeling op bedrijfsniveau: wanneer een bepaalde regio al economisch bedrijvig is, wordt «downstream» aan duurzame ontwikkeling op ondernemingsniveau gedaan, zodat de bedrijven meewerken aan maatschappijopbouw en milieubescherming. Groupe One baseert zich daarbij op de technieken die gehanteerd worden voor sociale audits (SA8000) en milieu-audits (ISO14001/EMAS). Groupe One is een niet-gouvernementele organisatie die sinds april 2005 erkend wordt door het Belgische ontwikkelingssamenwerking. Voor meer info: www.groupeone.be.
3 SAESSCAM: staatsinstelling die ambachtelijke delvers begeleidt.
10
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
Fair Trade
Eerlijk en solidair toerisme: een voorbeeld van eerlijke handel in de dienstensector Het toerisme is de tweede economische sector in de landen van het Zuiden, na de oliesector. Het vertegenwoordigt vandaag ongeveer 10 % van de mondiale economische activiteit. Het toerisme is ondertussen uitgegroeid tot een wereldindustrie en verkeert in volle groei. Kort na de Tweede Wereldoorlog bedroeg het aantal toeristische reizigers buiten de landsgrenzen 10 à 20 miljoen, in 1975 telde men zo’n 200 miljoen internationale vakantiegangers, in 2005 maar liefst 808 miljoen!1 En het gaat hier om een sterke , want de Wereldtoerismeorganisatie verwacht tegen 2020 1,6 miljard toeristen. De omzet van de sector zou tegen dan 2.000 miljard dollar bedragen.
O
p die manier groeien er nieuwe ontwikkelingsperspectieven in arme en structureel achtergestelde regio’s. Het voorbije decennium lag het jaarlijkse groeitempo van het toerisme in de ontwikkelingslanden hoger dan het wereldgemiddelde.2 Hun inkomsten uit het toerisme zijn tussen 1992 en 1999 meer dan verdubbeld. Het toerisme is tegelijkertijd de belangrijkste deviezenbron geworden van de 49 MOL’s (Minst Ontwikkelde Landen), na de olie-industrie, die vooral geconcentreerd is in vier van die landen3. Is het toerisme dan hét wondermiddel om de ontwikkelingslanden uit de armoede te halen? Het kan in bepaalde vormen een krachtige economische motor zijn (binnenbrengen van deviezen, tewerkstelling, verbetering van de handelsbalans, investeringsboost, ondersteuning van lokale diensten, valorisatie van de natuurlijke en culturele rijkdommen, …). Toch zijn het meestal de landen van het Noorden die er het meeste van profiteren (luchtvaartmaatschappijen, touroperators, hotelketens) en komt het slechts een minderheid van de plaatselijke bevolking ten goede. Bovendien worden de positieve effecten soms ruimschoots tenietgedaan door aanzienlijk negatieve, ontwrichtende factoren: • Zeer lage lonen voor het lokale personeel in de horeca, de animatie- en zelfs de transportsector; • Het ontstaan van prostitutie- en kinderarbeidnetwerken. Volgens het Internationaal Arbeidsbureau (IAB) werken er ongeveer 20 miljoen kinderen onder de 18 jaar in het toerisme; 1 2 3 4 5
De Kilimanjaro is met zijn 5895 m de hoogste berg van Afrika. Maar hoelang zal er nog sneeuw liggen op “de berg die glinstert” zoals zijn naam in het Swahili luidt?
• De invoer van producten en diensten uit het Noorden, om het Zuiden een gestandaardiseerde service te kunnen bieden; • Rechtstreekse druk op kwetsbare ecosystemen, onder meer kustgebieden, met milieuverloedering en verstoring van de wilde fauna en flora tot gevolg; • Concurrentie voor het gebruik van zeldzame hulpbronnen, vooral grond en water. Een voorbeeld: een gemiddeld golfterrein in Thailand verbruikt evenveel water als 60.000 plaatselijke bewoners per jaar… In Agadir (Marokko) worden hoteltuinen dag en nacht besproeid, terwijl de bevolking van de randwijken niet eens toegang heeft tot drinkwater4; • De sterke stijging van de grondprijzen onder druk van het toerisme; • Het feit dat buitenlandse investeerders hun winsten meenemen naar eigen land. Zo blijft in Thailand slechts 30 % van alle toeristische uitgaven in het land5;
Bernard Duterme, Expansion du tourisme international : gagnants et perdant, Alternatives Sud, Centre tricontinental (CETRI), Syllepse, 2006. Franco Frangialli, secretaris-generaal van de Wereldtoerismeorganisatie, 2003 Angola, Equatoriaal-Guinea, Soedan, Jemen. Jean-Marie Collombon, Tourisme et développement, inéluctable évolution, GRET. Wereldtoerismeorganisatie
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
11
© BTC
Fair Trade
In Ecuador steunt de Belgische ontwikkelingssamenwerking de gemeente San Miguel bij de decentralisatie van de sectoren gezondheidszorg, milieu en toerisme om op die manier de leefomstandigheden van de bevolking van het kanton Ibarra te verbeteren.
• Soms ligt het aantal toeristen aanzienlijk hoger dan de plaatselijke bevolking, wat de traditionele gemeenschappen dreigt te ontwrichten. Op basis van die vaststellingen zijn verschillende personen en organisaties gaan nadenken over de voorwaarden van een toerisme dat de ontwikkeling van de lokale bevolking ten goede komt. Dat leverde onder meer de notie «eerlijk en solidair toerisme» op. Deze vorm van toerisme streeft naar «billijke prijzen», in tegenstelling tot het overheersende systeem van dumpingprijzen en last-minutebeslissingen.Het wil behoorlijke lonen en sociale prestaties waarborgen die voldoen aan de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie, de investeringen in infrastructuur betaalbaar maken en bijdragen tot de bescherming van milieu en cultuur.6 Nog belangrijker echter is, dat bij eerlijk en solidair toerisme de lokale gemeenschappen aanzienlijk bijdragen tot de organisatie en het beheer van de toeristische activiteiten. Ze kunnen die wijzigen, een andere wending geven en zelfs stopzetten. Eerlijk toerisme als middel om ambachten te laten herontdekken en nieuw leven in te blazen Het besloten «vakantieclubtoerisme» komt nauwelijks in contact met de kleine lokale producenten. Het recreatieve toerisme blijft de hoofdtoon aangeven en overvleugelt ruimschoots het rondreizende ontdekkingstoerisme. Vaak ziet de toerist de heersende armoede alleen vanuit zijn vliegtuigraampje, bij het landen, en de werkkrachten in de informele economie alleen vanuit zijn autocar.7
vaststellen. Deze organisatie bouwde een netwerk van ambachtslieden uit in heel het land en moedigt hen aan om de traditionele Andes-ambachten in ere te houden, de traditionele structuren van hun indiaanse cultuur in stand te houden en op die manier de plattelandsvlucht te helpen afremmen.9 De introductie van het toerisme betekende een meerwaarde voor de plaatselijke gemeenschappen en leverde drie soorten inkomsten op: via de betaling van diensten (maaltijden, logies, transport, gidsen, …), via de directe verkoop van ambachtelijke producten en via giften van groepen toeristen. Dit is maar één van de vele voorbeelden10 die illustreren dat eerlijk toerisme kan bijdragen tot de VN-Millenniumdoelstellingen, die onder meer tegen 2015 de armoede willen terugdringen. Dit voorbeeld sluit ook aan bij de doelstelling van het Europees Parlement, dat «hamert op de noodzaak de economische winsten te herinvesteren in de plaatselijke ontwikkeling (…) en de touroperators aanspoort om zoveel mogelijk gebruik te maken van plaatselijk materiaal en personeel, ook het management»11. Wederzijds respect en de wil om de ander beter te leren kennen, liggen aan de basis van de programma’s voor eerlijk en solidair toerisme. Die bieden een bijkomende uitdaging voor meer internationale solidariteit. Op die manier kan «vakantieburgerzin» uitgroeien tot «burgerzin op vakantie» en «toerismeontwikkeling» tot «ontwikkelingstoerisme». n
In oktober 2006 financierde het Fair Trade Centre (Belgische Technische Coöperatie) de deelneming van 16 actoren uit het Zuiden aan de beurs van «Tourisme autrement». Ze konden er hun toeristische diensten voorstellen in een zone die speciaal in het teken stond van «eerlijk toerisme». Dit jaar heeft de beurs plaats van 12 tot 14 oktober, eveneens in Brussel. Meer info: www.tourisme-autrement.be.
In de kleine wereld van eerlijk toerisme en eerlijke handel gaan toerisme en ambachten nu al hand in hand. Een buitenkans om handelscontacten te leggen met de kleine plaatselijke producenten. Zo richtte Minka8 de voorbije jaren een toeristisch bedrijf op waarbij reizigers de effecten van eerlijke handel in Peru zelf kunnen komen
Samuel Poos Coördinator van het Fair Trade Centre (Belgische Technische Coöperatie) www.befair.be
6 Gilles CAIRE, Tourisme solidaire, capacités et développement socialement durable, 5e Conférence internationale sur l’approche des Capacités – Parijs 11-14 september 2005 7 Gilles CAIRE, ibid. 8 Peruaanse organisatie voor eerlijke handel www.minkafairtrade.com 9 www.madeindignity.be 10 U vindt een uitvoeriger dossier over eerlijk en solidair toerisme op de site van het Fair Trade Centre: http://www.befair.be/fr/articles/www-befair-be/2-ressources/commerce-equitable/etudes-d-impact.cfm. 11 Resolutie van het Europees Parlement over toerisme en ontwikkeling (2004/2212(INI)).
12
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
Toerisme
En als toerisme en ontwikkeling nu eens samengingen ? En als toerisme en ontwikkeling nu eens samengingen? DGOS en de FOD Buitenlandse Zaken pakten op het voorbije Vakantiesalon in Brussel uit met een gedurfd project. Ze ontwierpen immers hun stand in samenwerking met de vzw «Tourisme autrement» («Toerisme anders»), de ambassades van de DRC, Burundi, Algerije, Peru en Vietnam, het Museum voor Midden-Afrika in Tervuren, Africalia en het Instituut voor Tropische Geneeskunde.
D
e stand van de Democratische Republiek Congo kan op massale belangstelling rekenen: het is er aanschuiven geblazen. «De bijdrage van het toerisme in Congo? Enooorm! Op die manier zouden de transport- en de horecasector een flinke boost kunnen krijgen. Een specialist in Afrikaans toerisme zei me gisteren dat, als Congo zijn toerisme in goede banen kan leiden, het meer succes zal hebben dan Zuid-Afrika. Bekijk maar eens de landkaart hier achter mij en tel de sites die uitgeroepen zijn tot UNESCOerfgoed!», aldus Henri Ileka, consultant voor de Congolese Ambassade. Hoe doet het toerisme het momenteel? «Congo heeft een moeilijke periode achter de rug en is een organisatorische ramp. Het toerisme promoten is echter één van de hoofddoelstellingen van de nieuwe regering. De Congolese Ambassade in België wil daar werk van maken na de beurs. Daarvoor hebben we de diaspora nodig en moeten de media eindelijk een positief beeld geven van een land in volle verandering». Wat zijn de concrete vragen? «Veel bezoekers zijn ongerust over de veiligheid. Toch is er op dat vlak niet echt een probleem, behalve dan op enkele specifieke plaatsen. De Ambassade zou zich in de toekomst kunnen bezighouden met alles wat te maken heeft met transport, vrede en veiligheid…»
Zanzibar en de «Yeleen», een internationaal verhalen- en muziekfestival in Burkina Faso. De vzw «Itinérances» organiseert reizen naar Zuid-Algerije, in samenwerking met de plaatselijke agentschappen, en in het kader van lokale cultuurevenementen. Wat is hier de bijdrage van het Vakantiesalon? «Die sluit naadloos aan bij onze doelstellingen», aldus de bestuurster. «We krijgen hier geen “All in” -publiek over de vloer, wel mensen die zich bewust zijn van het potentieel van het land en willen afwijken van de platgetreden paden. Er staan 120 geïnteresseerden op mijn lijst, en een kleine, maar gemotiveerde doelgroep is veel beter dan een ‘grijze massa’.» Zo denken ook de vertegenwoordigsters van de vzw «Tourisme autrement» erover: «Dankzij de link met ontwikkelingssamenwerking bereiken we de juiste doelgroep: mensen die méér willen dan alleen een plezierreisje». Kunnen we hier spreken van ontwikkelingstoerisme? Als we streven naar een «solidair, verantwoordelijk, ethisch en rechtvaardig toerisme dat via eerlijke handel bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling met behoorlijke werkomstandigheden en billijke lonen, kan dat ontwikkelingstoerisme een positieve impact hebben en de n armste landen uit de armoede halen..2». EP
© WHO/P. Virot
Burundi, het land van de duizend heuvels, serveert de bezoekers een - uiteraard Burundese - koffie en geeft ondertussen uitleg over de nieuwe rondreizen die een aantal enthousiaste leden van de diaspora organiseren, met medewerking van de Ambassade. En terwijl u in de stand van Peru aan een dorstlessende «Pisco» nipt, krijgt u alle troeven aangeprezen van dit land, dat momenteel alleen maar bekend is voor zijn Inca-overblijfselen. «In Peru vind je alles: zee, bergen, sneeuw, bossen en vooral een zeer gastvrije bevolking. Bovendien is de keuken er bijzonder afwisselend, met zowel Creoolse invloeden als indiaanse, Spaanse, Chinese, Italiaanse, … toetsen.» Africalia1 biedt interessante opportuniteiten voor cultuurtoerisme, zoals het woestijnfestival in Mali, het Swahili-muziekfestival op
1 Africalia vzw werd opgericht in 2001. In de statuten wordt de doelstelling van de vereniging als volgt omschreven: …het bevorderen van de «duurzame menselijke ontwikkeling» in Afrika (…). Ten einde de doelstelling van duurzame menselijke ontwikkeling te realiseren zal de vereniging de socio-economische en socio-culturele ontwikkeling en de versterking van het maatschappelijk draagvlak in de partnerlanden helpen bevorderen, alsook de Belgische publieke opinie sensibiliseren (…). 2 Citaat uit de voorstelling van de vzw «Tourisme autrement».
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
13
Rubriek PuntKomma
Vrouwen en kinderen: een dubbel dividend Wereldwijd worden heel wat vrouwen en meisjes achteruitgesteld. Nochtans is een gelijke behandeling van mannen en vrouwen een belangrijke en noodzakelijke voorwaarde voor de realisatie van de Millenniumdoelstellingen. In zijn jaarlijks rapport “De Toestand van de Kinderen in de Wereld 2007” onderzoekt UNICEF hoe investeren in gendergelijkheid uiteindelijk een dubbel dividend opbrengt: een vooruitgang in het welzijn en het respect voor de rechten van zowel vrouwen als kinderen. Om dit mogelijk te maken, is het volgens UNICEF belangrijk dat vrouwen zélf beslissingen kunnen nemen in een aantal sleuteldomeinen in hun leven en dat van hun kinderen: het huishouden, de werkplaats en de politieke omgeving. Een verbetering in één van deze domeinen beïnvloedt de gelijke behandeling van vrouwen in de andere sectoren en kan een sterke en positieve impact hebben op alle kinderen.
Door krachten te bundelen kan echte vooruitgang geboekt worden in het omvormen van patriarchale houdingen en instellingen tot een maatschappij gebaseerd op universele mensenrechten met gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Effectieve partnerships tussen overheden, donors, internationale agentschappen, de civiele maatschappij, de media, kinderen en jongeren kunnen dit proces ondersteunen door de uitwerking van op mensenrechten gebaseerde ontwikkelingsstrategieën. Op sommige gebieden zal de eliminatie van seksuele discriminatie heel wat tijd en inspanningen vergen, op andere domeinen kan wellicht vlugger resultaat geboekt worden. Maar voor vrouwen, mannen en kinderen is nu de de tijd gekomen voor het heroriënteren van onze inspanningen. Het volledige rapport is in pdf beschikbaar online: www.unicef.org
© Unicef/G. Pirozzi
UNICEF stelt zeven initiatieven voor om de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen: • promotie van onderwijs voor jonge meisjes en vrouwen; • toename van de financiële middelen voor het bereiken van de gendergelijkheid zoals voorzien door de millenniumdoelstellingen; • de invoering en naleving van een antidiscriminatie-wetgeving;
• de promotie van quota om de deelname van vrouwen aan het politieke leven te bevorderen; • het betrekken van vrouwengroepen en sociale netwerken bij strategieën voor armoedebestrijding; • het betrekken van mannen en jongens bij vernieuwende programma’s om discriminatie tegen te gaan; • verbetering van onderzoek en gegevensverzameling over de toestand van vrouwen en meisjes.
14
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
n
Rubriek PuntKomma
Internationale Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk 2006-2007 De Koning Boudewijnstichting heeft de Internationale Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk 2006-2007 toegekend aan de Ierse organisatie Front Line, de Internationale Stichting voor de Bescherming van de Verdedigers van de Rechten van de Mens. Front Line is de enige internationale ngo die zich uitsluitend inzet voor de hulp aan en de bescherming van verdedigers van de rechten van de mens, meer bepaald zij die in gevaar verkeren. Front Line richt zich specifiek op de verdedigers van de rechten van de mens die in onmiddellijk gevaar verkeren en verschaft hen de praktische middelen om hun veiligheid te verbeteren. Sinds zijn stichting in 2001 heeft Front Line het al opgenomen voor meer dan 600 verdedigers in meer dan 100 landen. De ngo combineert permanente directe interventies met internationaal lobbywerk op alle niveaus, om de zichtbaarheid en de erkenning van de verdedigers als een kwetsbare groep te bevorderen. Zoals het Selectiecomité in de motivatie van zijn keuze benadrukt, wordt de Prijs 2006-2007 toegekend aan Front Line ‘voor de doeltreffendheid van haar inspanningen om het isolement te doorbreken van mensenrechtenverdedigers overal in de wereld, voor de ondersteuning en bescherming die zij hen biedt, en voor haar aanhoudende pleidooi voor een internationaal draagvlak voor de mensenrechten, een essentiële voorwaarde voor ontwikkeling.’ De Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk, waaraan een bedrag van 150.000 euro is verbonden, zal op 8 mei 2007 in het Koninklijk Paleis van Brussel worden overhandigd aan mevrouw Mary Lawlor, directrice van Front Line. Ook dit jaar gaat de toekenning van de Prijs veel verder dan financiële steun. De Prijs verleent zijn laureaten een internationale zichtbaarheid en promotie, meer bepaald bij een aantal van de voornaamste actoren inzake ontwikkelingswerk, zoals de Verenigde Naties en hun gespecialiseerde agentschappen, de Wereldbank, de Europese Unie en bepaalde bilaterale ontwikkelingsagentschappen, stichtingen en internationale ngo’s. De Internationale Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk wordt sinds 1980 om de twee jaar toegekend en bekroont het werk van mensen of organisaties die een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de landen van het zuiden. Er waren 395 kandidaturen ingediend. Een ander kenmerk van de Prijs is dat hij zeer uiteenlopende kandidaten bekroont in een ruime waaier van domeinen, van de alfabetisering tot de opleiding van landbouwers, de overdracht van technologie, nieuwe kredietformules, mensenrechten of eerlijke handel. De Internationale Koning Boudewijnprijs is de referentie geworden voor de erkenning van positieve voorbeelden van ontwikkelingswerk. Info: www.kbprize.org en www.frontlinedefenders.org, EU-kantoor Front Line :
[email protected]
Gemengde Commissies met Congo en Vietnam Op 9 maart werden de resultaten ondertekend van twee gemengde commissies, met name tussen België en de DR Congo en België en Vietnam. Hierna volgent belangrijkste punten. Voor Congo betekent de ondertekening van het Indicatieve Samenwerkingsprogramma (ISP) voor de periode 2008-2010 de hervatting van de structurele samenwerking tussen de twee landen. In juli 1990 onderbrak president Mobuto de samenwerking tussen Zaïre en het Koninklijk België. Het ISP voorziet voor de komende vier jaar een bedrag van 195 miljoen EUR aan gouvernementele ontwikkelingssamenwerking in de sectoren van het onderwijs, gezondheidszorg, basisinfrastructuur, landbouw en goed bestuur, met als doel de duurzame verbetering van de levensomstandigheden van de Congolese bevolkingen. Het ISP beoogt de uitwerking van de Strategiedocumenten voor Armoedebestrijding en Groei, van de Bestuursovereenkomst en van de Congolese Regeringsverklaring. Het is gebaseerd op het respecteren van de goede praktijken opgesteld door het Ontwikkelingshulpcomité van de OESO inzake aanpassing, harmonisering en doeltreffendheid van de hulp. Eveneens op 9 maart ondertekende de gemengde commissie België-Vietnam in Brussels het nieuwe samenwerkingsprogramma voor de periode 2007-2010. In het nieuwe programma wordt 32 miljoen EUR uitgetrokken, het hoogste bedrag ooit voor het Aziatische land. De belangrijkste sectoren in het programma zijn water en milieu enerzijds en goed bestuur anderzijds. Het is in de eerste plaats de bedoeling de armoede te bestrijden, net zoals dat een prioriteit is in de ontwikkelingsplannen van Vietnam zelf. Met een jaarlijkse economische groei van gemiddeld 8% zal Vietnam vrij snel tot de groep van landen met een middelhoog inkomen behoren (MIC - Middle Income Country). Daarom wordt het nieuwe akkoord ook als een uitgangsstrategie gezien. Typisch voor dergelijk exponentieel groeicijfer is dat net dan de kloof tussen arm en rijk groter wordt, de corruptie toeneemt en het milieu zware klappen krijgt. Niet voor niets staan in het nieuwe programma deze aspecten van de ontwikkeling dan ook n centraal.
n
DIMENSIE 3 • HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING • 2/2007
15
DGOS - informatietentoonstelling Millenniumdoelstellingen
D
e mobiele DGOS-informatietentoonstelling ‘De brug van de solidariteit, samen bouwen aan een toekomst voor iedereen’ doet de ronde van België om jong en oud vertrouwd te maken met de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. Deze tentoonstelling kan gratis uitgeleerd worden (transport, installatie, enz. inbegrepen) aan organisaties, scholen, gemeentebesturen en culturele centra na aanvraag.
Technische gegevens: • de volledige versie bestaat uit 16 panelen met afbeeldingen en tekst (1 paneel = 80 cm breed x 2m40 hoog) die in ‘harmonica’ gemonteerd en aan elkaar vastgemaakt worden. Er bestaan ook twee kleinere versies: 8 panelen met afbeeldingen of 8 panelen met enkel tekst. • Bij de tentoonstelling hoort ook een houten brug (1m20 breed x 2m80 hoog) die symbolisch Noord en Zuid verbindt. Er zijn 3 versies: 9m, 6m of 3m lang. De tentoonstelling kan ook zonder de brug worden geleverd.
Bekijk de tentoonstelling op onze website www.dgos.be! Info en boeking: tel: 02/501 48 81 – fax 02/501 45 44 – E-mail:
[email protected] of stuur dit formulier onder gefrankeerde omslag naar de Directie Sensibiliseringsprogramma’s (zie onderstaand adres):
Naam : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Wanneer bereikbaar : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Adres : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Welke versie van de tentoonstelling : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
......................................................
Met of zonder ‘brug solidariteit’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (indien ja, lengte aanduiden)
...................................................... Naam contactpersoon :. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Adres installatie : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Data : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (van dag installatie tot dag demontage)
Fax : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ter gelegenheid van ( bv. mondiale vorming, opendeurdagen…)
E-mail : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
......................................................
"
Tel. :. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
ADRESWIJZIGING / AANVRAAG GRATIS ABONNEMENT Invullen en sturen naar : DGOS - Dimensie-3, Karmelietenstraat 15, 1000 Brussel (België)
HET BLAD VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Tweemaandelijks Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS)
®
ADRESWIJZIGING ®
NIEUW ABONNEMENT
Naam en voornaam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Redactie: DGOS Directie Sensibiliseringsprogramma’s Karmelietenstraat 15 B -1000 Brussel Tel.: 02/501 48 81 - Fax: 02/501 45 44 E-mail:
[email protected] www.diplomatie.be www.dgos.be
De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGOS of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Dimensie 3 verschijnt 5 X per jaar
Postcode en gemeente: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoofdredacteur: Myriam De Winter
Abonnement: gratis in België en in het buitenland
Land:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Layout en productie: www.inextremis.be
Gedrukt op chloorvrij papier
Instelling (eventueel): . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Straat en nr: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Abonneecode (in geval van adreswijziging):