Kieskring BHV: - nachtmerrie voor de Vlamingen uit Brussel en de faciliteitengemeenten - nieuwe zweepslag voor verfransing in de rest van Vlaams-Brabant
November 2011 De Vlaamse onderhandelaars en de meeste commentatoren blijven zich lovend en zelfs triomfalistisch uitlaten over het eerste BHV-akkoord dat op 14 september werd bereikt. Er wordt alom gesproken van een ‘historisch akkoord’ en ‘een zuivere splitsing’. Dat is ook de boodschap van een grootschalige CD&V-campagne, waarbij deze partij onder het motto “BHV-AUB” aan de Vlaams-Brabanders probeert wijs te maken dat ze “woord heeft gehouden” en dat “de anderstaligen zich nu vlugger en beter zullen integreren.” Deze ‘zuivere splitsing’ is evenwel een groteske leugen. Wie het dossier ernstig tegen het licht houdt, kan niet anders dan toegeven dat de Vlamingen stevig gerold zijn. De situatie wordt én in Brussel én in de faciliteitengemeenten én zelfs in de rest van Vlaams-Brabant erger dan ze vandaag al is.
1.De zes faciliteitengemeenten 1.1 De meest in het oog springende hervorming is uiteraard de opdeling van de kieskring BHV. Brussel wordt een aparte kieskring en Halle-Vilvoorde wordt samengevoegd met het arrondissement Leuven tot de provinciale kieskring Vlaams-Brabant. Grote uitzondering hierop zijn de faciliteitengemeenten. Deze zes gemeenten zullen deel uitmaken van zowel de kieskring Brussel als de kieskring Vlaams-Brabant. Op de kiesbrieven in deze gemeenten staan zowel de Brusselse als de Vlaams-Brabantse lijsten. Het gaat hier dus niet om inschrijvingsrecht: de inwoners zullen zich niet moeten verplaatsen naar Brussel als ze voor deze lijsten willen stemmen, zoals destijds voorzien was in het Egmontpact en zoals vandaag gebeurt in Voeren en Komen. Elke drempel wordt weggeslagen. Onvermijdelijk gevolg is dat het aantal stemmen voor Brusselse lijsten in deze gemeenten enorm hoog zal liggen. De Franstalige partijen zullen zich nu volop concentreren op ‘de Zes’, die intensiever dan ooit bewerkt zullen worden met opruiende, imperialistische propaganda. De electorale verfransing krijgt er bijgevolg een echte zweepslag. Maar ook Vlaamse kandidaten uit Brussel kunnen er uiteraard campagne komen voeren. En de VlaamsBrabantse lijsten zullen er hun kiespropaganda beperken tot het obligate minimum. Belangrijk om te weten is dat kandidaten voor de Kamer niet hoeven te wonen in de kieskring waar zij opkomen. Men zal dus in de toekomst wel degelijk nog altijd kandidaat kunnen zijn op de lijst van een ander gewest. Dat betekent dat Franstalige burgemeesters of schepenen uit ‘de Zes’ probleemloos zullen mogen kandideren op de Brusselse lijsten. Het succes van deze lijsten staat dus bij voorbaat vast.
1
Vandaag reeds is er in vijf van de zes faciliteitengemeenten een ruime francofiele meerderheid. Alles wijst er dan ook op dat het overgrote deel van deze inwoners zal stemmen voor Brusselse lijsten. Het gaat dus wel degelijk om een electorale uitbreiding van Brussel, zoals de Franstalige liberaal Armand De Decker triomferend verklaarde. We krijgen een groot-Brusselse kieskring van 25 gemeenten. ‘De Zes’ worden electoraal geannexeerd.
1.2 Deze gemeenten worden bovendien weggerukt uit hun oorspronkelijk kieskanton. Wemmel wordt weggerukt uit het kieskanton Meise, Wezembeek en Kraainem uit het kanton Zaventem. Linkebeek, Drogenbos en Sint-Genesius-Rode uit het kanton Halle. In de plaats komt een nieuw en geheel kunstmatig kieskanton ‘Sint-Genesius-Rode’ van gemeenten die geografisch ver van mekaar verwijderd liggen. Dit kanton zal zweven tussen Brussel en Vlaams-Brabant en de electorale corridor realiseren tussen Brussel en Wallonië. Niet alleen wordt de greep van Brussel op deze gemeenten fel versterkt, bovendien zal men in de toekomst haarfijn kunnen nagaan aan welk tempo het aantal Vlaamse stemmen in deze gemeenten daalt, met alle nefaste, demotiverende gevolgen van dien. Via de samenbundeling in één kanton geeft men aan de Zes bovendien een apart administratief statuut. Belangrijk aspect hierbij is dat alle bepalingen inzake de faciliteitengemeenten, ook deze inzake dit nieuwe kanton, grondwettelijk gebetonneerd zullen worden. Dat betekent dat ze nooit meer kunnen opgeheven of gewijzigd worden door een Vlaamse meerderheid, maar enkel met een meerderheid in de beide taalgroepen.. De Franstaligen zien hierin de definitieve breuk met het ‘tijdelijk’ karakter van deze faciliteiten. Indien het land ooit wordt opgedeeld, dan wordt het voortaan veel gemakkelijker voor de Franstaligen om dit gebied te claimen als een onderdeel van Brussel. Bovendien krijgen de Walen nu een veel duidelijker perspectief op het behoud van Brussel bij het uiteenvallen van het land. Brussel vormt niet langer een echte enclave in Vlaanderen. We citeren hiervoor uit een interview met Prof. Hugues Dumont, hoogleraar grondwettelijk recht aan de Brusselse ‘Facultés Saint-Louis’ in ‘Le Soir’ van 16/9: “Les six communes à facilités deviennent, sur le plan électoral, un canton hors norme et constitutionnalisé, ce qui me semble de la plus haute importance. Ce canton électoral sera rattaché à la fois à la conscription électorale de Bruxelles et à celle du Brabant flamand. Le Soir : C’est une forme de corridor démocratique au fond… Dumont : Oui, sûrement, d’autant que dans ces six communes il y a Rhode-Saint-Genèse qui forme une continuité territoriale entre Bruxelles et la Wallonie. Et l’on ne peut pas négliger l’hypothèse, que je ne souhaite pas, d’une négociation future sur la partition de l’Etat belge. Ce caractère exceptionnel de ce canton électoral serait un des arguments que l’on pourra invoquer contre la transformation brutale de la frontière linguistique en une frontière internationale. C’est un point essentiel.”i In een reeks van 13 vragen en antwoorden maakte de MR op zijn website dezelfde analyse. Op de vraag “Est-ce que les frontières linguistiques peuvent devenir des frontières d’état? » wordt zelfzeker geantwoord : « Non. La garantie constitutionnelle accordée aux communes à facilités permettra à celles-ci d’être prémunie contre toute exigence flamande d’annexion à un futur Etat flamand.»ii De hypothese dat Vlaanderen ‘de Zes’ ooit nog zou ‘annexeren’ is in Franstalige ogen dus voorgoed van de baan. 2
In la Libre Belgique van 15 september stelt Francis Van de Woestyne het nog duidelijker. Over het recht om vanuit de faciliteitengemeenten voor Brusselse lijsten te stemmen zegt hij: “Sur le plan géostratégique, c’est important. Si demain les partis flamands devaient provoquer la scission du pays, ces six communes seraient presque de facto rattachées à Bruxelles.»iii Béatrice Delvaux van Le Soir is op diezelfde dag nog iets duidelijker over de Franstalige strategie, die gericht is op tijdswinst: « Gagner du temps sans perdre trop d’éléments fondamentaux (lien Wallonie-Bruxelles, statut de Bruxelles) pour pouvoir préparer ces deux régions à une prévisible future scission du pays.»iv Dit alles illustreert ten overvloede dat de Franstalige politici, professoren en journalisten wel degelijk bezig zijn met de ontbinding van het land. Als dit akkoord gerealiseerd wordt, verhindert men in belangrijke mate dat de taalgrens op termijn ook een staatsgrens zou worden.
1.3 De voogdij van de Vlaamse regering over deze zes gemeenten wordt sterk uitgehold wat betreft de benoeming van de burgemeesters van deze zes gemeenten. Er komt een uitzonderingsregime dat sterk verschilt met de rest van de Vlaamse gemeenten en bijgevolg hoogst discriminatoir is. In tegenstelling met overal elders in Vlaanderen, zullen de burgemeesters van ‘de Zes’ in de praktijk aangesteld worden door de gemeenteraad, waarna zij meteen de volheid van bevoegdheid zullen krijgen. Wanneer de Vlaamse regering de officiële benoeming nadien weigert, zal de tweetalige, paritair samengestelde ‘Algemene Vergadering’ van de Raad van State hierover oordelen, in plaats van de Vlaamse kamers vandaag. De helft van de tijd wordt deze voorgezeten door een Franstalige rechter, die dan de doorslaggevende stem heeft. Een Nederlandstalige en een Franstalige magistraat zullen samen optreden als auditeur. Wanneer de Raad van State de weigering door de Vlaamse regering teniet doet, is de betrokkene automatisch benoemd tot burgemeester. De kans is dus bijzonder groot dat ook incivieke burgemeesters, die de taalwetten in het verleden systematisch aan hun laars lapten, op deze manier benoemd zullen geraken.
1.4 Over het lot van de Vlaamse omzendbrieven (die opleggen dat administratieve documenten steeds in het Nederlands moeten verstuurd worden, waarna telkens opnieuw en op individuele basis een vertaling kan gevraagd worden) bestaan sterk uiteenlopende interpretaties tussen Nederlandstalige en Franstalige onderhandelaars. In haar triomfalistische ‘BHV-AUB-campagne’ stelt CD&V onomwonden: “De Vlaamse decreten, inclusief de omzendbrieven Peeters, blijven voor iedereen gelden.” Maar de MR zegt precies het tegenovergestelde. Op de vraag of de pesterijen van de Omzendbrief Peeters blijft voortduren luidt het antwoord zeer beslist: «Non. La consécration légale de la Circulaire Peeters prévue initialement a été empêché par le MR. C’est donc la loi actuelle et la jurisprudence récente, favorables aux francophones, qui s’imposent. Si des abus du côté néerlandophone persistent, un recours sera possible devant l’Assemblée générale du Conseil d’Etat.»v Aanvankelijk was het de bedoeling om de omzendbrieven sterk te versoepelen. Dit was reeds het geval in de nota-De Wever, waarin werd voorgesteld dat Franstaligen om de drie jaar een verklaring zouden kunnen afleggen met de vraag alle documenten in het Frans te krijgen. In 3
de voorstellen van Di Rupo en Beke werd dit nog verder afgezwakt naar een zesjaarlijkse verklaring. Toch ging dit voor de Franstaligen nog niet ver genoeg. Zij bleven zich verzetten tegen iedere wettelijke basis voor de omzendbrieven en konden bekomen dat de toepassing ervan, samen met alle andere administratieve geschillen inzake de faciliteitengemeenten, voortaan zou ressorteren onder de tweetalige ‘Algemene Vergadering’ van de Raad van State. Zij gaan ervan uit dat de omzendbrieven door de Raad vernietigd zullen worden of minstens buiten werking gesteld omdat deze Kamer de francofone stellingen ondersteunt. Het is inderdaad een omwenteling in bijna 40 jaar administratieve rechtspraak dat de Vlaamse kamers van de Raad van State niet langer bevoegd zullen zijn hiervoor. Deze hadden een zorgvuldige rechtspraak uitgebouwd die het Nederlandstalig karakter van de betrokken gemeenten eindelijk respecteerde. Deze Vlaamse overwinning dreigt nu voorgoed van tafel geveegd te worden. Prof. Dumont over die Vlaamse kamers: « Ce qui est à la source des tracasseries administratives que subissent les francophones dans les communes à facilités, c’est une jurisprudence militante des chambres unilingues flamandes du Conseil d’Etat, qui c’est constituée depuis 1973, avec une interprétation de l’homogénéité linguistique territoriale. Elle fut à l’origine tant des circulaires Peeters que de la non-nomination des trois bourgmestres.»vi Op 15 september verklaarde de Brusselse minister-president Charles Picqué op de RTBfradio alvast dat de omzendbrieven door de toewijzing aan de tweetalige kamer ‘geneutraliseerd’ zijn, zodat de faciliteitengemeenten in de praktijk tweetalige gemeenten zullen worden: net als in Brussel zullen de bewoners ingedeeld worden op taalbasis en zullen de Franstalige inwoners binnen afzienbare tijd al hun documenten in het Frans toegestuurd krijgen. Conclusie: In de praktijk worden deze gemeenten in heel grote mate Brusselse gemeenten. “Het uitzonderingsstatuut voor de faciliteitengemeenten is een groot probleem. De onderhandelaars gaan er blijkbaar van uit dat de zes gemeenten verloren zijn voor Vlaanderen. Ze werden opgegeven.” Professor Bart Maddens, KUL (website De Standaard, 16 september 2011). Op 15 september verklaarde Armand De Decker (MR) in ‘Terzake’: “De uitbreiding van Brussel zal toch op een dag komen. De electorale uitbreiding van Brussel is beslist. We zullen wel zien binnen 10 of 20 jaar. Men moet redelijk zijn en men moet democratisch zijn. Ik geloof dat binnen 10 jaar al die gemeenten 100% Franstalig zijn, in feite.” Een gruwelijke uitspraak die veel weg heeft van een verlangen naar culturele genocide… Eén en ander wordt bevestigd door de uitspraken van Louis Michel op 20 september op de VRT-radio en (vooral) de RTBf. Ook voor Michel is het een kwestie van tijd vooraleer de zes faciliteitengemeenten bij Brussel komen. Het BHV-akkoord leidt tot een “verankering” tussen Brussel en de Zes en is “een eerste stap naar de uitbreiding met de zes gemeenten.” Hoe pijnlijk ook, we kunnen de Franstalige liberalen alleen maar erkentelijk zijn voor zo’n klare taal…
4
2. Brussel 2.1 De Brusselse Vlamingen zijn het grootste slachtoffer van dit akkoord. Niet alleen moeten zij dulden dat een slordige 30.000 stemmen uit de faciliteitengemeenten de Franstalige partijen in Brussel komen versterken, bovendien wordt hun uitdrukkelijk het recht ontzegd om hun lijsten met mekaar te verbinden. Nochtans gebeurt dit wel voor de huidige gewestraads-, Senaats- en Europese verkiezingen. Bij deze verkiezingen moet men namelijk eerst een keuze maken voor een taalgroep. Nadien worden de stemmen afzonderlijk per taalgroep geteld. Alleen voor de Kamer blijft dit onmogelijk, ondanks de evidente noodzaak daartoe in Brussel gezien de zeer minoritaire positie van de Vlamingen in de hoofdstad. De tekst van het Strik-akkoord van Di Rupo is overduidelijk: in Brussel geldt een algemene kiesdrempel van 5% (en dus geen drempel van 5% binnen elke taalgroep) en de techniek van apparentering en het samenvoegen van lijsten zal uitgesloten zijn. Hierdoor zullen de Brusselse Vlamingen in de toekomst in de praktijk geen enkele vertegenwoordiger meer kunnen afvaardigen naar de belangrijkste politieke vergadering van het land, met name de Kamer van volksvertegenwoordigers. Geen enkele Vlaamse partij zal immers op zijn eentje de kiesdrempel van 5% behalen, laat staan de 6,5% die nodig is voor het behalen van een zetel. Alle 15 Brusselse zetels zullen door dit perfide systeem naar Franstalige partijen gaan. De impact hiervan is onvoorstelbaar groot: een stem voor een Vlaamse partij wordt hierdoor compleet nutteloos in Brussel. En bijgevolg zullen de Brusselaars steeds minder voor de Vlaamse partijen stemmen. De Vlamingen worden met andere woorden politiek geliquideerd en onze hoofdstad verandert op die manier van een tweetalige in een de facto Franstalige stad. Dit is een politieke moordaanslag op de Brusselse Vlamingen. Kan dit voorkomen worden? Heel eenvoudig: via de invoering van poolvorming zoals bij de andere verkiezingen. Als men dit systeem voor de Kamer zou toepassen, behalen de Vlaamse partijen twee Kamerzetels. Concreet: bij de regionale, Europese en de nationale verkiezingen van 2009 en 2010 behaalden de Vlaamse lijsten in Brussel tussen de 47.000 en de 59.000 stemmen op een totaal van ongeveer 460.000. Dat is tussen de 10,5 en de 12,6%. Wanneer je de Kamerzetels eerst verdeelt per taalgroep en nadien per partij, dan halen de Vlaamse partijen twee verkozenen. Daar hebben we recht op. Maar precies dat weigeren de Franstaligen. Zij koppelen de Brusselse Vlamingen geheel ten onrechte aan de Franstaligen in Vlaams-Brabant (buiten de faciliteitengemeenten), die evenmin hun lijsten met mekaar kunnen verbinden. Een koppeling die totaal onaanvaardbaar is en nergens op slaat. Brussel is immers niet alleen de hoofdstad, maar bovendien ook een tweetalige stad, waar de beide taalgroepen, ook al zijn ze numeriek verschillend, op gelijke voet moeten behandeld worden. Alleen al het feit dat de situatie in Brussel zal worden scheefgetrokken met tienduizenden Franstalige stemmen uit de Rand, rechtvaardigde de aparte telling van de Vlaamse en de Franstalige stemmen. De Franstaligen zijn er dus in geslaagd alle Brusselse Kamerzetels naar zich toe te trekken. En de Vlaamse partijen slikken dat. Nochtans is dit uiterst onrechtvaardig omdat ook de Franstaligen in Brussel een minderheid zijn geworden en absoluut geen recht hebben op het geheel van deze 15 zetels. Dit hoge aantal zetels (voor amper 460.000 kiezers) heeft alles te maken met het zeer hoog aantal vreemdelingen in Brussel (officieel zo’n 30% van de bevolking). Kamerzetels worden immers toegewezen op basis van het inwoneraantal en niet 5
op basis van het aantal kiezers. Het signaal dat nu wordt gegeven is dat al deze buitenlanders voortaan louter door Franstaligen vertegenwoordigd zullen worden in de hoogste politieke vergadering van het land. Omdat men er uitdrukkelijk van uitgaat dat er hierdoor in Brussel geen Vlaming meer kan verkozen worden en in Vlaams-Brabant geen Franstalige, wordt het systeem van de gecoöpteerde senatoren gehandhaafd, maar dan in een hervormde Senaat, die geen rechtstreekse verkozenen meer zal hebben. Die nieuwe Senaat zal zich toeleggen op grondwettelijke en communautaire dossiers en op het overleg tussen de gemeenschappen. Ook de internationale verdragen (Minderhedenverdrag!) zullen tot de Senaatsbevoegdheden horen. De onderhandelende partijen hebben zich uitdrukkelijk geëngageerd om een aantal niet-verkozenen uit Brussel en uit Vlaams-Brabant via coöptatie in de Senaat te krijgen, zodat beide ‘minderheidsgroepen’ hun stem kunnen laten horen. De Vlamingen in Brussel worden aldus op een uiterst perfide manier gelijkgeschakeld met de Franstaligen in Vlaams-Brabant buiten de faciliteitengemeenten. Hier zit de belangrijkste blunder van de Vlaamse partijvoorzitters: zij hadden deze koppeling nooit mogen aanvaarden omdat het hier om twee totaal verschillende situaties gaat. Men kan de Vlamingen in het tweetalige Brussel onmogelijk vergelijken met de Franstaligen in het eentalige Vlaams-Brabant. De situatie van de Brusselse Vlamingen is tot op heden altijd gekoppeld geweest aan deze van de Franstaligen in heel België. De bescherming en de relatieve bevoordeling van de Vlamingen in de hoofdstad (pariteit in regering en in de hogere ambtenarenfuncties op gemeentelijk en gewestelijk vlak) hangen samen met de bescherming en de voordelen voor de Franstaligen op federaal niveau. Het gaat hier om een van de basisevenwichten van het land. Wat hier gebeurt, is een uiterst belangrijke omslag in de politieke machtsevenwichten in België: de Brusselse Vlamingen komen terecht in een minderheidsstatuut, waarvan de rechten in de toekomst steeds nadrukkelijker zullen afgemeten worden aan de rechten van de Franstaligen in Vlaams-Brabant buiten de faciliteitengemeenten. En Brussel zelf wordt een dominant francofone stad, waarin de Vlaamse minderheid hoogstens nog gedoogd wordt. Hun situatie zal steeds vaker gebruikt en misbruikt worden om bijkomende rechten af te dwingen voor de Franstaligen in Vlaams-Brabant. De contouren van Wallo-Brux, als een francofone federatie tussen Wallonië en Brussel, krijgen hiermee voor het eerst duidelijk vorm. Het is duidelijk dat de Vlaamse partijvoorzitters (gemiddeld 36 jaar en dus nauwelijks ervaring in zulke onderhandelingen en in de politieke basisregels van het land) zich hier op een ongelooflijke wijze hebben laten rollen. Men mag ook niet vergeten dat deze vier partijvoorzitters (Beke, De Croo, Van Besien en Gennez) niet woonachtig zijn in Brussel of Vlaams-Brabant en bijgevolg nauwelijks voeling hebben met deze problematiek. Daar tegenover zaten gehaaide Brusselse onderhandelaars zoals Milquet en Onkelinx, die de knepen van het vak en de situatie op het terrein maar al te goed kennen.
2.2 Het meest onrechtvaardige aan heel deze situatie is dat de Franstaligen uit de zes faciliteitengemeenten electoraal uiteindelijk veel gunstiger bediend worden dan de Vlamingen uit de hoofdstad, vermits zij geen verloren stem uitbrengen en de Vlamingen wel. De Franstaligen uit de Zes worden dus overbeschermd en dragen bovendien zelf ook bij tot de marginalisering van de Brusselse Vlamingen, vermits hun stemmen de Franstaligen in 6
de hoofdstad nog verder versterken. Maar voor de Brusselse Vlamingen wordt er dus niets gedaan. Dit is absurd en stuitend, ook al omdat zowel Di Rupo als Beke in hun BHV-wetsvoorstel de ‘bijzondere modaliteit’ inzake de faciliteitengemeenten voorzien “om de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de gewezen provincie Brabant te vrijwaren.” De belangen van de francofonen buiten Brussel worden ten overvloede bediend, maar op welke manier worden de belangen van de Nederlandstaligen in Brussel gevrijwaard? Overal wordt nu verkondigd dat dit de onvermijdelijke prijs is die de Vlamingen moeten betalen en dat dit ingecalculeerd was, maar dat is hoogst leugenachtig. In de splitsingsvoorstellen van de Vlaamse partijen was een oplossing uitgewerkt via lijstverbinding (apparentering) tussen de Vlaamse partijen van Brussel met deze van Vlaams-Brabant en tussen de Franstalige partijen met deze van Waals-Brabant. Op die manier zou geen enkele stem verloren gaan. De onderhandelaars hebben deze piste afgesloten omwille van een negatieve beoordeling van dit systeem door de Raad van State. Maar tegelijk werd elk alternatief onmogelijk gemaakt. Nochtans was precies de versterking van de Franstalige stemmen in Brussel met deze vanuit de faciliteitengemeenten een ijzersterk argument om een beschermingsmechanisme in te bouwen voor de Nederlandstaligen. Veel hadden de Vlamingen dus niet moeten eisen. Het gaat niet eens om een gewaarborgde vertegenwoordiging. Enkel om een aparte telling per taalgroep. Maar zelfs dat hebben de Vlaamse onderhandelaars niet kunnen bekomen. De regeling voor Brussel heeft in ieder geval zware gevolgen voor de taalverhoudingen in de Kamer zelf: de Vlamingen zullen zakken van 88 naar 86 Kamerzetels. Vandaag reeds zijn de Franstaligen oververtegenwoordigd in de Kamer. Een Franstalige Kamerzetel kostte in 2010 immers slechts 40.397 stemmen (62 zetels voor 2.504.587 stemmen), terwijl een Vlaamse Kamerzetel 45.713 stemmen kostte (88 zetels voor 4.022.780 stemmen). Indien het aantal Vlaamse Kamerzetels terugvalt op 86, wordt het verschil uiteraard nog veel groter: er zouden maar liefst 46.777 stemmen nodig zijn voor een Vlaamse Kamerzetel en amper 39.134 stemmen voor een Franstalige. Dat betekent dat een Kamerzetel voor een Vlaming in de toekomst 20% duurder wordt dan voor een Franstalige! Voor de volledigheid moet nog vermeld worden dat in de aanvankelijke wetsvoorstellen van Beke en Di Rupo sprake was van 14 Kamerzetels voor Brussel en 15 voor Vlaams-Brabant. Dit was gebaseerd op de volkstelling van 2002, toen Vlaams-Brabant meer inwoners had dan Brussel. Maar intussen is de bevolking van Brussel sneller gestegen: 1,11 miljoen inwoners op 1 januari 2011 versus 1,09 miljoen in Vlaams-Brabant. Hoewel de volkstelling van 2002 nog steeds voor heel het land de norm is, zijn de Franstaligen er blijkbaar in geslaagd op basis van de jongste bevolkingscijfers een extra zetel aan de Vlamingen te ontfutselen, zodat Brussel 15 zetels bekomt en Vlaams-Brabant terugvalt op 14. Vandaag zijn er in Leuven 7 verkozenen; in BHV zijn er 9 Nederlandstaligen en 13 Franstaligen. Men gaat er van uit dat in Brussel geen Nederlandstalige meer zal verkozen worden en in Vlaams-Brabant geen Franstalige, waardoor we terugvallen op 14 Nederlandstaligen (verlies 2) en de Franstaligen stijgen van 13 naar 15. Di Rupo en co hebben hier een fraai staaltje laten zien van sluwe, geraffineerde machtspolitiek.
2.3 Het is volstrekt onbegrijpelijk dat de Brusselse Vlamingen zelf dit allemaal zo lijdzaam ondergaan en zich gewillig laten afslachten. De drie federale verkozenen vanuit 7
Brussel, Vanackere (CD&V), Vanhengel (VLD) en Anciaux (sp.a) lijken zich uiterst gedwee bij de situatie neer te leggen in een sfeer van ‘Après nous le déluge’. “We moeten niet doen alsof we dit nu pas ontdekken,” aldus Guy Vanhengel in De Morgen, “de gecoöpteerde Vlaamse Brusselse senator moet in de Senaat zijn stem laten horen.” In een radio-interview in ‘De Ochtend’ van 16 september stelt een treurige Vanackere nog: "Vlaamse partijen in Brussel halen zo'n 60.000 stemmen. Ik denk dat er niet veel steden zijn in Vlaanderen van 60.000 inwoners die helemaal geen vertegenwoordiger in het parlement hebben." Bert Anciaux waarschuwde daags voordien nog wel in ‘Terzake’: "Als die band tussen Vlaanderen en Brussel wordt doorgeknipt, is Brussel binnen de kortste keren een monoculturele francofone stad, waar er geen rechten meer zijn voor de Vlamingen." Maar Anciaux vraagt de Vlaamse onderhandelaars enkel om “geen bijkomende toegevingen meer te doen inzake Brussel”. Deze drie heren zijn gearriveerd. Voor hen zal er nog wel een postje te versieren zijn tot hun pensioen, als gecoöpteerd senator of zo. Maar voor hun opvolgers is het afgelopen. Een stem voor een Vlaamse lijst wordt een nutteloze stem, zodat de Vlaamse kiezers en zeker ook de nieuwe Belgen geen Vlaamse stem meer zullen uitbrengen, want ze is toch zinloos. Dit is dramatisch voor het overleven van de Vlaamse partijen in Brussel.
2.4 Wat kunnen de Vlaamse partijen in Brussel nu bij de volgende verkiezingen nog doen? Wellicht zal elke partij afzonderlijk opkomen. De partijen worden daartoe financieel gestimuleerd. Bovendien worden de stemmen in rekening gebracht voor de verdeling van de gecoöpteerde senatoren. De Vlaamse partijen zullen dus met mekaar de politieke strijd aangaan, ondanks de wetenschap dat geen enkele partij een Kamerzetel kan bemachtigen. Gezien de ‘verloren stem’ zullen steeds meer kiezers afhaken. Het alternatief is een Vlaamse eenheidslijst, maar die kans is nagenoeg onbestaande. Niet alleen krijgen de partijen daarvoor geen financiële compensatie, bovendien hebben de Vlamingen negatieve ervaringen met dit soort eenheidslijsten. De Brusselaars zijn minder geneigd om daarvoor te stemmen en kiezen liever voor duidelijke ideologische kleuren. Zo’n schrale eenheidslijst, met amper 15 kandidaten, waarbij wellicht een of meer Vlaamse partijen worden uitgesloten, leidt dus niet met zekerheid tot een verkozene. Guy Vanhengel verklaarde hierover bovendien: "Stel dat iemand verkozen wordt, in naam van welke partij zit die dan in het parlement?" Het meest waarschijnlijke (en ongetwijfeld ook bedoelde) gevolg van deze hemeltergende situatie is dat Vlaamse politici op individuele basis of in groep gaan aankloppen bij de Franstalige partijen. Brussels VLD-parlementslid Els Ampe smeekte amper enkele uren na de totstandkoming van het akkoord reeds dat de Franstaligen hun Kamerlijsten zouden openstellen voor Nederlandstalige kandidaten. Vlaamse politici zijn bij zulke strategie compleet overgelaten aan de goodwill van de francofonie. In het beste geval en als ze niet te Vlaamsgezind zijn, zullen zij ‘mogen’ kandideren op een Franstalige lijst, zonder enige garantie op verkiezing natuurlijk. Dat is waar de Franstalige partijen naar toe willen. Dat de Vlaamse politici op hun knieën komen bidden en smeken voor een onzekere plaats op een francofone lijst. Zover willen ze de Vlamingen vernederen. Het is gewoon onvoorstelbaar dat er Vlamingen zijn die zich verlagen tot dit soort kruiperig gedrag. In dit verband is het tevens van belang te weten of het verbod op tweetalige lijsten voor de gewestverkiezingen zal worden opgeheven of niet. Brussel zal voortaan, net zoals Vlaanderen 8
en Wallonië, kunnen beschikken over de zogenaamde ‘constitutieve autonomie’. Dat betekent concreet dat Brussel voortaan zelfstandig kan beslissen over o.a. de wijze waarop verkiezingen georganiseerd moeten worden en over de samenstelling van en de evenwichten binnen het Brussels parlement. De waarborgen voor de Vlamingen kunnen hierdoor snel in gevaar komen. Zo blijken de Franstalige partijen volgens La Libre Belgique van oordeel, in tegenstelling tot CD&V’er Beke, dat de constitutieve autonomie voor Brussel zou inhouden dat er voor de gewestverkiezingen tweetalige lijsten kunnen worden toegelaten. Dit debat is voorlopig verwezen naar een Brusselse werkgroep, samen met de problematiek van de taalwetgeving. De invoering van tweetalige lijsten voor de gewestraadsverkiezingen zou de definitieve doodsteek betekenen voor de Vlaamse partijen in Brussel. De Vlaamse politici worden in dat geval weer helemaal afhankelijk van de goodwill van de Franstaligen. We keren dan 40 jaar terug in de tijd.
2.5 In ruil voor de onvolledige splitsing van BHV en bovenop de vele cadeaus die de Franstaligen krijgen in Brussel en de faciliteitengemeenten, wordt het Hoofdstedelijk Gewest beloond met een zogenaamde herfinanciering en met een hele reeks bijkomende bevoegdheden. De belangrijkste compensatie voor de splitsing van de kieskring BHV is de toekenning van maar liefst 461 miljoen euro extra middelen voor Brussel PER JAAR. Het gaat om meer dan 18,4 miljard oude franken, wat een gigantische som is vergeleken met het Brusselse budget van 2,4 miljard euro in 2011. Deze som is welvaartsvast, wat betekent dat ze jaarlijks fors zal stijgen. In 2030 zou deze geldstroom al opgelopen zijn tot 830 miljoen euro. Slechts de helft daarvan moet specifiek gebruikt worden voor welbepaalde doeleinden zoals veiligheid en mobiliteit. Over de rest kan het gewest vrij beschikken. Het is helemaal niet duidelijk hoe men het bedrag van 461 miljoen kan verantwoorden. Vandaag reeds is het Brussels Gewest in belangrijke mate een doorsluismachine van gelden naar de gemeenschappen en de gemeenten voor beleidsdomeinen waarvoor het absoluut niet bevoegd is (zoals onderwijs en kinderopvang). Alles wijst erop dat de verspilling alleen maar zal toenemen. Als argument voor deze buitengewoon hoge bijkomende financiering wordt herhaaldelijk de demografische groei van Brussel naar voren geschoven. Men gaat er van uit dat de Brusselse bevolking ten gevolge van de aanhoudende immigratie zal blijven groeien aan een duizelingwekkend tempo van 24.000 inwoners per jaar (of een toename met 240.000 in 10 jaar), waardoor er een reeks bijkomende (vooral Franstalige) scholen en sociale voorzieningen zullen gebouwd moeten worden. Deze razendsnelle bevolkingstoename hangt natuurlijk samen met het huidige, extreem lichtzinnige open-grenzen-beleid. Een veel strengere immigratiewetgeving zou alvast veel meer soelaas bieden dan altijd maar meer geld toestoppen aan Brussel. Want zo’n beleid komt neer op dweilen met de kraan open. Waarbij de Vlamingen (die instaan voor het gros van de Brusselse financiering) genereus mogen betalen voor de verdere verfransing en vervreemding van hun eigen hoofdstad. In een tijd dat er overal zeer zwaar bespaard moet worden, kan Brussel bijgevolg de dans ontspringen en ziet het gewest zijn budget zelfs verhoogd met 20% omdat het bij wijze van spreken de jackpot heeft gewonnen. Brussel wordt dus beloond voor zijn slecht en onverantwoord bestuur. 9
De Vlaamse onderhandelaars hebben de toekenning van deze reusachtige geldzak niet eens gekoppeld aan de eis voor ernstige en structurele hervormingen binnen Brussel. Het zogeheten ‘Straatvegersakkoord’ tussen de Brusselse partijen over de bestuurlijke vereenvoudiging en de ‘interne staatshervorming van Brussel’ is beperkt gebleven tot een cosmetische oefening. In een vrije tribune in De Morgen van 22 september maakte professor Staatsrecht Hendrik Vuye brandhout van dit minimalistisch akkoord en spotte hij met de 796 voorkeurstemmen van de Brusselse VLD-onderhandelaar en minister Jean-Luc Vanraes:“Met welke legitimiteit hebben deze Vlaams-Brusselse stemmenkanonnen onderhandeld namens Vlaanderen? Waarom zat Vlaanderen niet zelf aan de onderhandelingstafel? Waar was Kris Peeters?” We blijven zitten met de 19 baronieën en de zes politiezones. En een betere naleving van de taalwetgeving werd al evenmin verzekerd. De Vlaamse onderhandelende partijen hebben een uitermate belangrijk wapen, de grote geldhonger van Brussel, zomaar uit handen gegeven. “De extra financiering voor Brussel was het enige breekijzer dat de Vlamingen hadden om écht co-bestuur af te dwingen in Brussel. Die cruciale hefboom zijn we vandaag kwijt,” aldus politicoloog Bart Maddens op de website van deredactie.be (VRT-25/9) Brussel krijgt tenslotte als gewest niet alleen de bijkomende bevoegdheden die ook het Vlaamse en het Waalse gewest krijgen. Daarboven op krijgt Brussel via de zogeheten “Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie” (GGC) een reeks nieuwe bevoegdheden die eigenlijk aan de gemeenschappen toekomen. Het gaat om delen van de gezondheids-, gehandicapten- en bejaardenzorg, delen van het jeugdrecht en vooral de kinderbijslag. Voor dit laatste wordt de GGC zelfs bevoegd “met uitsluiting van de twee gemeenschappen”. In deze context is het uiterst merkwaardig dat CD&V op haar website blijft volhouden dat Brussel geen volwaardig derde gewest wordt. De Franstalige liberalen van MR stellen precies het tegenovergestelde. Op de vraag “Est-ce que Bruxelles est une sous-région?” komt het glasheldere antwoord : « Non, le MR a obtenu la consécration de Bruxelles comme Région à part entière dans la Constitution. Chose qui lui était refusée depuis sa création à la fin des années 80. Il est enfin mis un terme à l’époque où Bruxelles bénéficiait d’un sous-statut institutionnel.»vii Feitelijk is de vraag naast de kwestie. Dankzij de belangrijke gemeenschapsbevoegdheden wordt Brussel in de praktijk een supergewest dat nog veel machtiger zal zijn dan Vlaanderen en Wallonië. Dit druist overigens regelrecht in tegen het Vlaams regeerakkoord, waarin gepleit wordt voor een tweeledige federatie, waarbij de gemeenschappen ruime inspraak zouden krijgen in Brussel. Niet dus. Vlaanderen laat zelfs toe dat dit supergewest hoe langer hoe meer samenspant met de Franstaligen tegen Vlaanderen. De bedoeling van de Franstalige partijen op lange termijn is overduidelijk. Zij bereiden zich voor op het uiteenvallen van het land. Met het oog daarop hebben zij in het voorjaar de Fédération Wallonie-Bruxelles opgericht. Zij willen Brussel via deze weg internationaal promoten als een Franstalige stad, die samen met Wallonië één politiek geheel uitmaakt. De politieke uitschakeling van de Vlamingen voor de Kamerverkiezingen kadert perfect in deze strategie. Deze nieuwe federatie is totaal ongrondwettelijk. Ze kwam tot stand zonder de minste inspraak van de Brusselse Vlamingen. Toch laat de Vlaamse regering van CD&V, N-VA en sp.a dit allemaal gebeuren. Buiten wat braaf gemompel van Kris Peeters kwam er geen enkele tegenzet. 10
KUL-professor Bart Maddens concludeert: “Brussel wordt meer dan ooit een zwart gat in Vlaanderen. De ergste nachtmerrie van de Vlamingen wordt binnenkort realiteit: er komen drie volwaardige gewesten waarvan er twee, verenigd in de Fédération Wallonie-Bruxelles, front vormen tegen het derde.” (KUL-professor Bart Maddens, De Morgen, 11 oktober 2011)
3. Vlaams-Brabant 3.1 Wie gelooft dat het gedaan is met Franstalige lijsten in Vlaams-Brabant na de splitsing van BHV, die doolt. Met een Franstalige eenheidslijst zullen we wellicht niet geconfronteerd worden. Dat is voorlopig niet zinvol vermits het gros van de radicale Franstalige kiezers woonachtig is in de faciliteitengemeenten en dus op Brusselse lijsten zal stemmen. Om hun stemmenaantal buiten de faciliteitengemeenten te maximaliseren, hebben de Franstalige partijen er alle belang bij om met aparte lijsten op te komen en precies dat wordt op een perfide wijze aangemoedigd met het systeem van de gecoöpteerde senatoren: de Franstalige stemmen uit Halle-Vilvoorde zullen namelijk mee in rekening gebracht worden om de verdeling te bepalen van de vier Franstalige coöptatiezetels in de Senaat tussen de Franstalige partijen. Daarnaast worden de Franstalige partijen ook financieel aangemoedigd om apart op te komen, vermits de partijfinanciering voor het grootste gedeelte afhangt van de stemmen die bij de federale verkiezingen worden uitgebracht. Het verschil tussen een afzonderlijke deelname en een gezamenlijke deelname via een eenheidslijst is bijzonder groot. Nemen we het voorbeeld van de Europese verkiezingen en de Vlaamse in juni 2009. In totaal werden er in Halle-Vilvoorde 44.491 uitgebracht op de UFeenheidslijst voor het Vlaams Parlement (getrokken door FDF’er Van Eycken, maar gesteund door alle grote Franstalige partijen). Voor Europa werden er diezelfde dag 74.616 stemmen uitgebracht of 30.000 stemmen meer. De Franstalige scores liggen dus veel hoger bij een afzonderlijke deelname. Dat is niet alleen interessant voor de kas van de Franstalige partijen, bovendien kunnen ze op die manier met veel meer kracht verkondigen dat er een grote Franstalige ‘minderheid’ woont in Vlaams-Brabant. Vermits het systeem van gecoöpteerde senatoren speciaal in stand gehouden wordt om de zogeheten “minderheden” in Brussel en Vlaams-Brabant een vertegenwoordiging te geven, ligt het voor de hand dat de Franstalige partijen daadwerkelijk ook Vlaams-Brabanders uit gemeenten zonder taalfaciliteiten zullen coöpteren in de nieuwe Senaat. Het is zelfs mogelijk dat er een opbod ontstaat en dat drie of zelfs alle Franstalige gecoöpteerden (maximaal vier dus) uit Vlaams-Brabant zullen komen. Dat worden dan professionele onruststokers die goed betaald worden om nieuwe rechten op te eisen voor uitgeweken Brusselaars en om de Vlamingen internationaal te schande te maken. De verfransing buiten de faciliteitengemeenten zal hierdoor fors aangewakkerd worden in plaats van getemperd. De situatie dreigt veel erger te worden dan ze vandaag al is. Voor alle duidelijkheid: vandaag hebben er twee Franstaligen uit Halle-Vilvoorde zitting in de Kamer, maar die komen beiden uit een faciliteitengemeente: Damien Thiéry, FDFburgemeester van Linkebeek en Myriam Delacroix-Rolin, cdH-burgemeester van SintGenesius-Rode. Zij zullen zich in de toekomst ongetwijfeld laten verkiezen voor de Kamer in de Brusselse kieskring. Via het systeem van coöptatie zullen in de toekomst dus ook Franstaligen van buiten de faciliteitengemeenten tot federaal parlementslid gebombardeerd worden. 11
Besluit: het nieuwe systeem zal de electorale integratie van anderstaligen tegengaan in plaats van bevorderen en veel meer anderstaligen aanmoedigen om te blijven stemmen voor niet-Nederlandstalige lijsten. De voordelen van de splitsing worden hierdoor goeddeels teniet gedaan. We zullen blijvend geconfronteerd worden met affiches van MR, FDF, PS, Ecolo en cdH. Erger nog: ook het arrondissement Leuven (Tervuren, Kortenberg,…) zal hier voortaan mee geconfronteerd worden. 3.2 Hoogst gevaarlijk novum in het eerste BHV-akkoord is de oprichting van de zogeheten ‘Hoofdstedelijke Gemeenschap’. Jarenlang al proberen de Franstaligen het zogeheten ‘carcan’ rond Brussel te doorbreken met een ‘metropolitane’ en dus grootstedelijke constructie, waarmee ze vat kunnen krijgen op het Vlaamse ommeland rond de hoofdstad. Enkele jaren geleden kwamen de werkgeversorganisaties (ook VOKA) deze wensen op een weinig doordachte wijze tegemoet via de creatie van de BMR of Brussels Metropolitan Region. Deze Metropool zou zich uitstrekken over Waals-Brabant, Brussel en HalleVilvoorde. Daags nadat VOKA dit initiatief op 30 augustus 2009 formeel had ondertekend (het was namens de Vlaamse werkgevers nog onderhandeld door huidig N-VA-minister van Ruimtelijke Ordening Muyters) blokletterde de krant Le Soir “Les patrons se mobilisent pour le Grand-Bruxelles.”viii Als reactie daarop diende het Vlaams Belang in verschillende gemeenteraden moties in tegen dit project. Onder meer in Overijse, Dilbeek, Opwijk, Affligem en Meise kregen de moties de steun van de meerderheid van de raadsleden. Mede onder deze druk verdween de ‘R’ van Region en het project werd herdoopt in “Brussels Metropolitan”. De Franstaligen dringen al vele maanden aan op een bijzondere wet waarmee zo’n ‘Metropolitane Gemeenschap’ zou opgericht worden. Zij zien daarin vanzelfsprekend de voorafbeelding van het grote Brussel van de toekomst. Via een bijzondere wet zou deze nieuwe instelling meteen gebetonneerd worden, zodat de Vlamingen hem nooit meer kunnen afschaffen. Wouter Beke ging voor deze eis overstag en heeft in het voorjaar reeds een ontwerp van bijzondere wet geschreven. Hij zag dit vooral als een samenwerkingsplatform tussen de gewesten, waartoe de provincies desgewenst kunnen toetreden. In de teksten van Di Rupo werd het ding een ‘grootstedelijke gemeenschap’, waartoe ook de gemeenten zouden kunnen toetreden. Uiteindelijk werd het in het Nederlands een ‘Hoofdstedelijke Gemeenschap’ en in het Frans een ‘Communauté métropolitaine’. Niet alleen zullen in deze nieuwe instelling de gewesten vertegenwoordigd zijn, er werd bovendien beslist dat alle gemeenten van de oude provincie Brabant net als de federale overheid er van rechtswege lid van zullen zijn. Door de betonnering in een bijzondere wet wordt dit orgaan veel meer dan een overlegplatform. Het wordt een geheel nieuwe, belangrijke politieke instelling met een zeer brede actieradius. Er werd dus in heel ruime mate tegemoetgekomen aan de eisen van Di Rupo. In de uitleg hierbij staat in het Strik-akkoord tevens te lezen dat het sociaal-economisch ‘hinterland’ van Brussel, rekening houdend met woonmilieu, migraties (sic) en tewerkstelling een grootstedelijke zone beslaat van 1,8 miljoen inwoners, die zich uitstrekt over bijna 35 gemeenten, die in Vlaanderen en Wallonië liggen. Concreet wil men “nauwe samenwerkingsverbanden” realiseren tussen Brussel en “zijn hinterland” “op het vlak van werk, economie, ruimtelijke ordening, mobiliteit, openbare werken en milieu”.
12
De achterliggende bedoeling van de Franstaligen is duidelijk: zij willen in de eerste plaats heel intensief gaan bemoeien met het globale gewestelijke beleid van de Vlaamse regering in de ruime omgeving van Brussel. Zij willen met name ingaan tegen ieder beleid van de Vlaamse regering dat gericht is op het indammen van de verstedelijking. Daarnaast willen zij dat Brussel op tal van domeinen met de omliggende gemeenten en in het bijzonder met de faciliteitengemeenten een uniform gewestelijk beleid kan gaan voeren. Onder de paraplu van de ‘Hoofdstedelijke Gemeenschap’ zal men bijvoorbeeld proberen om gemeenten als Kraainem en Wezembeek te laten inpalmen door Sint-Lambrechts-Woluwe van Maingain. Op langere termijn wil men op die manier ook andere gemeenten, Zaventem bijvoorbeeld, uit Vlaanderen losweken. Een en ander is weliswaar afhankelijk van een samenwerkingsakkoord tussen de gewesten, maar het lijdt geen twijfel dat de naïeve Vlaamse regering snel tot de opstelling van zo’n samenwerkingsakkoord zal overgaan. Nochtans staat het hele opzet van deze hoofdstedelijke gemeenschap haaks op een aantal strategische doelstellingen van het Vlaams regeerakkoord, waaronder het voornemen om de verstedelijking van de Vlaamse Rand tegen te gaan. In dat regeerakkoord was weliswaar sprake van een overlegplatform met Brussel, maar dat was louter bedoeld als een intergewestelijk initiatief, zonder actieve rol van de gemeenten. Ook VOKA reageerde intussen negatief op dit aspect. De Franstalige partijen hebben grote verwachtingen van deze nieuwe politieke instelling. Zo verklaarde Joëlle Milquet op 19 augustus in Le Soir: “Il y a un concept de communauté métropolitaine qui peut s’avérer fondamental en terme de désenclavement de Bruxelles. »ix De MR is nog heel wat duidelijker op zijn website. In antwoord op de vraag of Brussel opgesloten zit in een carcan, wordt geantwoord : « L’accord consacre l’existence par une loi spéciale d’ une communauté métropolitaine qui permet d’élargir Bruxelles sur base du Grand Brabant.»x In een nota op de MR-website zegt voorzitter Charles Michel: “Bruxelles est élargie par la mise en place d’une communauté métropolitaine comprenant l’ensemble des communes de Grand Brabant. Le MR obtient donc que l’on fasse enfin le choix de considérer le développement économique et social en lien direct avec toute la partie centrale du pays. Bruxelles pourra enfin rayonner sur l’ensemble de son ressort géographique naturel. »xi Het gaat in de ogen van de Franstaligen dus wel degelijk om een instrument dat de uitbreiding van Brussel met zich meebrengt of minstens moet voorbereiden. De Franstaligen zien de Vlaamse toegevingen in Vlaams-Brabant bovendien als een belangrijk middel tegen de onafhankelijkheid van Vlaanderen, waarbij de taalgrens tevens ook de staatsgrens zou worden. Op zijn website geeft de MR een overzicht van de institutionele verankering die wordt gerealiseerd tussen Brussel en de zes faciliteitengemeenten alsook tussen “Bruxelles et sa grande périphérie”. -het gerechtelijk arrondissement Brussel, dat zich uitstrekt over heel Halle-Vilvoorde, wordt gebetonneerd; -de inwoners van de Zes kunnen stemmen voor Franstalige lijsten en de Franstalige stemmen van Halle-Vilvoorde worden integraal meegeteld in het geheel van de Franstalige stemmen; -de faciliteiten zijn gebetonneerd, wat de bekrachtiging betekent van het respect voor de grote Franstalige aanwezigheid in de Rand -Brussel wordt uitgebreid door de oprichting van de Metropolitane Gemeenschap
13
Moet er nog zand zijn? We hadden reeds een ‘Hoofdstedelijk Gewest’. Nu komt er dus nog een ‘Hoofdstedelijke Gemeenschap’ bij. Alsof er in dit hopeloos complexe land nog niet genoeg politieke instellingen zijn. De terminologie verraadt de achterliggende bedoeling van de Brusselaars: zij zien op termijn heel het oude Brabant als een uitbreidingszone voor Brussel. Men kan de gevolgen van de oprichting van deze ‘Hoofdstedelijke Gemeenschap’ dus onmogelijk onderschatten. Bart Maddens verwoordde het bijzonder treffend in zijn column op deredactie.be (25/9): “De Vlaamse politici sussen meteen: niet bang zijn, dit is enkel maar een overlegorgaan. Van een uitbreiding van Brussel is geen sprake! Maar morgen begint het geduw en getrek van de Franstaligen om de Communauté métropolitaine meer macht te geven. De institutionele kiemen voor Groot-Brussel zijn gelegd en kunnen langzaam beginnen te groeien. Tot op het punt dat het Brussels gewest zal samenvallen met de vroegere provincie Brabant, in pakweg 2051. En dan zal een of andere flamingant –als dat specimen nog bestaat- kunnen schrijven: dit is de slechtste staatshervorming sinds die van 2011.” Alles moet gedaan worden om de oprichting van dit onding te voorkomen.
4. Slotbeschouwing Ondanks de stoet van zware Vlaamse toegevingen in ruil voor een gedeeltelijke splitsing van de kieskring vond Bart de Wever het nodig om te verklaren dat het BHV-akkoord ‘geen nachtmerrie’ was geworden voor de Vlamingen. Een uitspraak die botst met de realiteit: voor de inwoners van de faciliteitengemeenten en voor de Brusselse Vlamingen gaat het zeer zeker om een nachtmerrie. Maar de uitspraak was vooral tactisch een gigantische blunder. Want De Wever gaf de indruk dat het allemaal best verdedigbaar is en dat de Franstaligen bijgevolg een nederlaag hadden geleden. Precies het tegendeel is waar: de Franstalige posities zijn enorm versterkt. Door de blunder van De Wever konden de Franstalige politici ‘ter compensatie’ de meest waanzinnige eisen stellen inzake het gerechtelijk arrondissement. En die werden nog ingewilligd ook (zie onze tweede BHV-nota). De houding van De Wever valt natuurlijk wel te verklaren. Het BHV-akkoord nam immers een aantal belangrijke elementen over uit de nota die De Wever zelf als ‘koninklijk verduidelijker’ had opgesteld, zoals de bizarre regeling voor de faciliteitengemeenten alsook de uiterst royale financiële tegemoetkoming aan Brussel. Toch kunnen we de houding van de N-VA en de zeer loyale opstelling binnen de Vlaamse regering enkel maar betreuren. Zeker de verklaring dat het Strik-akkoord niet strijdig zou zijn met het Vlaams regeerakkoord en de Vlaamse Octopusnota is verontrustend, want volkomen haaks op de werkelijkheid. De N-VA legitimeert hiermee het strik-akkoord en geeft aan dat ze niet van plan is echt oppositie te voeren. Dit zal vanzelfsprekend niet verhinderen dat het Vlaams Belang ten volle zijn oppositierol zal blijven spelen.
Bart Laeremans Senator 14
i
Dumont : “De zes faciliteitengemeenten worden, op electoraal vlak, een kanton, dat buiten elke andere norm valt en grondwettelijk wordt verankerd, wat mij van het hoogste belang lijkt. Dit kieskanton zal zowel aan het kieskanton Brussel als aan dat van Vlaams-Brabant worden toegevoegd. “ Le Soir : “Het is een soort ‘democratisch corridor’…eigenlijk” Dumont : “ Ja, zeker, vooral omdat Sint-Genesius-Rode deel uitmaakt van deze zes gemeenten, waardoor er een vorm van territoriale continuïteit is tussen Brussel en Wallonië. En we kunnen de hypothese, die ik niet wens te zien in vervulling gaan, niet naast ons neerleggen van een toekomstige onderhandeling over de opsplitsing van de Belgische staat. De uitzonderlijke aard van dit kieskanton zal een van de argumenten zijn die men zal kunnen inroepen tegen de brutale omzetting van de taalgrens in een internationale grens. Dit is een essentieel punt. Op de vraag : “Kunnen taalgrenzen landgrenzen worden ?” wordt zelfzeker geantwoord : “Neen. De grondwettelijke waarborg die aan de faciliteitengemeenten wordt verleend zal deze gemeenten toelaten om zich te wapenen tegen elke Vlaamse eis tot annexatie bij een toekomstige Vlaamse staat.” ii
iii
“Dat is belangrijk op geostrategisch vlak. Indien de Vlaamse partijen morgen de splitsing van het land zouden afdwingen, dan zouden deze zes gemeenten bijna de facto aangehecht worden bij Brussel.” iv
“Tijd winnen zonder te veel basiselementen (de band Wallonië-Brussel, het statuut van Brussel) te verliezen, om deze twee regio’s te kunnen voorbereiden op een voorzienbare toekomstige splitsing van het land.” v
“Neen. De MR kon verhinderen dat de omzendbrief Peeters, zoals aanvankelijk voorzien, werd verheven tot een wet. Het is dus de bestaande wetgeving en de recente rechtspraak, gunstig voor de Franstaligen, die overeind blijven. Indien van Nederlandstalige kant de misbruiken blijven aanhouden, zal een procedure voor de gemeenschappelijke kamer van de Raad van State mogelijk zijn.” vi
“Aan de basis van de administratieve pesterijen waar de Franstaligen het slachtoffer van zijn in de faciliteitengemeenten ligt een militante rechtspraak van de eentalig Nederlandstalige kamers van de Raad van State, tot stand gekomen sinds 1973, met een interpretatie van territoriaal homogene eentaligheid. Deze lag aan de oorsprong van zowel de omzendbrieven Peeters als van de niet-benoeming van de drie burgemeesters.” vii
Op de vraag “Is Brussel een minderwaardig gewest?” komt het glasheldere antwoord : “Neen, de MR verkreeg de erkenning van Brussel als een volwaardig gewest in de grondwet. Dit werd Brussel geweigerd sinds het ontstaan van het gewest eind jaren ’80. Er komt eindelijk een einde aan het tijdperk waarin Brussel een minderwaardig gewest was.”
15
viii
“De werkgevers mobiliseren voor een groot Brussel”
ix
Milquet : “Er bestaat een concept van metropolitane (hoofdstedelijke) gemeenschap dat van fundamenteel belang kan zijn om Brussel uit zijn enclave los te maken.” x
Webstek MR : “Het akkoord bevestigt, door middel van een speciale wet, het bestaan van een metropolitane (hoofdstedelijke) gemeenschap wat toelaat om Brussel zo ver als GrootBrabant uit te breiden.” xi
Charles Michel: “Brussel wordt uitgebreid door het invoeren van een metropolitane (hoofdstedelijke) gemeenschap die het geheel van alle gemeenten van Groot-Brabant omvat. De MR verkrijgt dus dat men er eindelijk voor opteert om de rechtstreekse band tussen de economische en sociale ontwikkeling (van Brussel) met het volledige centrale gedeelte van het land te erkennen. Brussel zal eindelijk kunnen uitstralen over het geheel van zijn natuurlijke geografische omgeving.”
16