0506 2012 10:22 FAX
gerechtshof handel dh
000i/OOQ8
arrest GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Sector Civiel recht : 200.101005/01
Zaaknuinmer Zaak-/Rolnummer rechtbank
407848/KG LA 111377
arrest van 5 juni 2012 inzake
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), zetelend te ‘s-Gravenhage, appellant in het principaal appel, geIntimeerde in het incidenteel appel, hierna te noemen: de Staat, advocaat: mr. WI. Wisman te ‘s-Gravenhage, tegen 1.
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV Kunsten Informatie en Media,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: FNV, 2.
3,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: BBK, Wolf Aartsen, wonencle te Utrecht, hiema te noemen: Aartsen,
4.
I)oris Anne Denekamp, wonende te Delft, hierna te noemen: Denekamp. Mathias Florentijn ,Ianmaat, wnende te \insterdani, [nema te noemen: Janrnaat,
6.
Peter Lunow, wonende Ic Amsterdam, 11 menma Ic nocmnen: I unow,
7
(‘roIina Anlonetta 1aria Vrijhoccn. onemide te -,-1 lertogcnhosch, icrna te i cn.n: rj h.c ‘‘
O5O6 2012 10:22 FAX
gerechtshof handel dh
OO02/OO08
Zaaknurnnier: 200, 101 M05/0 I
2
geIntimeerderi in het principaal appel, appellanten in het incidenteel appel, hiema getamenlijk ook te noemen: FNV e.s., advocaat: mr. J.R. van Angeren te Amsterdam.
Het geding Bij exploot van 23 januari 2012 heeft de Stuat hoger beroep ingesteld tegeri bet vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank ‘sGravenhage van 3 januari 2012, gewezen tussen partijen. In dat exploot (met producties) heeft de Staat tegen her bestreden vonnis negen grieven aangevoerd, die FNV c.s. bij memorie van antwoord (met producties) hebben bestreden. FNV c.s. hebben onder aanvoering van één grief incidenteel geappelleerd. De Staat heeft deze grief bij memorie van antwoord in incidenteel appel bestreden. Op 26 april 2012 hebben partijen de
zaak voor het hofdoen bepleiten door bun advocaten, beiden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. De Staat heeft bij die gelegenheid nog producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd. Beoordeling van het hoger beroep
Aangezien, afgezien de tegen rechtsoverweging 1 .8 gerichte grief 1, waarop het hof 1. 1 hierna voor zover nodig terugkomt, geen grief is gericht tegen de feiteri die de voorzieningenreehter onder 1.1 tot en met 1. 17 van bet bestreden vonnis heeft samengevat,
zal ook bet hof van deze feiten, behoudens voor zover aangevochten door grief 1, uitgaan.
Het gaat in deze zaak om bet volgende. FNV en 8BK zijn vakbonden die de 1.2 belangen van onder meer kunstenaars behartigen. Aartsen, Denekamp, Janmaat, Lunow en Vrijhoeven zijn kunstenaars die voor I januari 2012 een uitkering ontvingen uit hoofde van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Wwik). Dc Wwik had ten dod het effectiefbevorderen van de zelfstandige 1.3 bestaansvoorzicning als beroepsmatig actiefkunstenaar via een renderende al dan niet gemengde beroepspraktijk als kunstenaar. Een Wwikuitkering werd door de gemeente bij beschikking toegekend. De kunstenaar aan wie een Wwik-uitkering werd toegekend had aanspraak op ten hoogste 48 maanden uitkering van maximaal 70% van het bijstandsniveau, welke uitkering gedurende een periode van l0jaar, desgewenst in gedeeltes, door de kunsienaar kon worden opgenomen. Daarnaast had de kunstenaar de mogelijkheid om ionder korting op zijn uitkering Nj te verdienen tot 125% van bet bijstandsniveau na aftrek van heroepskosten, hoelde hij met te solliciteren of algemeen geaccepteerde arbeid te ianvaarden, kwam hij in aanmerking voor aeti’erend en flankerend beleid (cursussen en andere ondersteuning, gericht op de untikkeIing van een renderende beroepspraktik) en mocht hij elgen vermogen beiitten tonder dat dit tot cen korting op tijn uirkering leidde. ,‘tan de ontvangst van een Wwik-uitkering was de voorwaarde verbonden Jar de kunstcnaar beroepsrnatig als kunstenaar actief was en dat zjn inkornsten (als kunstenaar en/of ult eventuele hijverdiensten) vooruitgang vertoonden Perjaar werd (achtera() getoetst of aan dete voorwaarden was voldaan. Indien dat in enigjaar niet bet geval as verie1 her recht up uitkering over dat jaar. maar de heschikkiiig er ci nict en bet rccht urn in indere jaren een heroep op de Ww ik.uilkering te doen hicel heh’iiden —
gerechLshof handel dli
05/06 2012 10:22 FAX
00Q3/0008
Zaaknumrner: 200.101.005/01
3
Bij wet van 22december20! 1 (hierna: de lntrekkingswet), in werking getreden op I 1.4 januari 20 12, is de Wwik ingetrokken, zonder dat daarin was voorzien in cen overgangsregeling yoUr uitkeringsgerechtigden die reeds vóór 1 januari 201 2 een Wwik heschikking hadden ontvangen en hun rechten op grond van die beschikking nog niet hadden verbruikt (hiema ook: ‘bestaande gevallen’). FNV c.s. zijn van mening dat de intrekking van de Wwik zonder overgangsrecht 1 .5 voor bestaande gevallen inbreuk maakt op de eigendom van de bestaande gevallen en daaromjegens hen onrechtniatig is in de zin van art. I Eerste Protocol bij het EVRM (EP). Zij vorderen in dit kort geding, voor zover in hoger beroep nog van belang, dat het de Staat wordt geboden de lntrekkingswet buiten werking te stellen voor zover die betrekking heeft op uitkeringsgerechtigden die reeds vóór I januari 2012 cen Wwik-beschikking hebben ontvangen en hun rechten op grond van die beschikking nog niet hebben verbruikt, totdat de Staat heeft voorzien in adequaat overgangsrecht, waarbij adequaat overgangsrecht in ieder geval zou moeten inhouden dat verworven rechten worden gerespecteerd gedurende een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen overgangsperiode. De voorzieningenrechter heefi deze vordering toegewezen, zij bet dat hij niet heeft gespecificeerd wat onder adequaat overgangsrecht moet worden verstaan. De overwegingen die de voorzieningenrechter tot zijn beslissing hebben gebracht 1.6 kunnen, voor zover in hoger beroep van belang, als volgt worden samengevat. De vorderingen strekken in essentie tot het buiten toepassing doen verkiaren van de lntrekkingswet. Dc burger) ijke rechter in kort geding kan een wet in formele wet slechts buiten toepassing verklaren indien deze onmiskenbaar onverbindend is wegens strijd met een ieder verbindende verdragsbepaling. De aanspraak op een uitkenng uit hoofde van een verleende beschikking op grond van de Wwik moet als een eigendomsrecht in de zin van art. I EP worden gekwalificeerd. De kunstenaar met een Wwik-beschikking heeft in voldoende mate van zekerheid recht op deze uitkering. Afgezien van de inkomenssieun die een Wwik uitkering biedt vertegenwoordigen ook de overige rechten (recht orn tot 125% van het bijstandsniveau bij te verdienen, cursussen te volgen en een eigcn vermogen te hebben) een eigen vermogenswaarde. Nu de bes(aande rechten die op grond van een Wwikbeschikking zijn toegekend per I januari 2012 volledig worden ingetrokken, is hier sprake van een inmenging in het eigendomsrecht en wel van ontneming van eigendom, niet van regutering van eigendom. De intrekking van de Wwik is bij forrnele wet voorzien en ook gerechtvaardigd in bet algemeen belang, flu de Staat met de Jntrekkingswet een einde heeft willen maken aan de uitzonderingspositie die kunstenaars ten opzichte van andere beroepsgroepen genoten. Wel zijn bet proportionaliteitsbeginsel en bet subsidiariteitsbeginsel geschonden, nu niet is voortien in enig o’ergangsrecht voor bestaande gevallen. De gehanteerde overgangstermijn (kennelijk is bedoeld: de termijn tussen aanncming an de wet en het tijdstip van inwerkingtreding, hot) is voor de hetretiende kunstenaars volstreki onvoldoende geweest em hun heroepspraktijk aan de nieuwe sitoatie aan te passen. Vo)Iedige compensatie hoeft niet geboden te worden. fen adequate overgangsperiode, waarin de desbetrellende kunstenaar iitn of haar hcroepspraktijk kan aanpassen aan de veranderde emstandigheden, kan als voldoende compensatie worden heschouwd. aanleiding van het vonnis van en Werkgelegenheid de taken ‘.ani Sociale n W’. kgcrcchtigdc vastgcstcid (hierna: de hicdt kntkcringsgcrechhgden die reeds vor nt’ rngen en hue reehien op trond ‘Van die .7
Naar
de vooriieningenrechtcr hceft tie Staatssecretaris Ii delnjke regeling uirkering aan tourmalige 1 dcIijke Regelirig 1 Iijdclijke Regeling). Dc I januarn 2012 ecn Ww ik heschtkking hebben heschikking tmg met hehhen eihruikt, tot I eli
05/06 2012 10:22 FAX
gerechtshof handel dh
00O4/OOO8
/aaknu rnmer: 200. 101005/0 I
4
teneinde de 2012 dezelfde rechten als zij hadden onder de Wwik, waarbij bovenciien op gemeentelijke uitvoering te ontlasten de progressieve inkomenseis en de toetsing beroepsmatigheid zijn vervallen. —
--
Het incidenteel appel Aangezien de grief in het incidenteel appel aari de orde stelt welke maatstaU in een 2.1 1-NV cs. kort geding als dit gehanteerd moet worden zal het hofdeze grief eerst behandelen. betogen dat de voorzieningenrechter ten onrechte de toets heeft aangelegd of de 2000, Intrekkingswet oniniskenbaur onverbindend is. Volgens 1-NV c.s. blijkt uit HR 19 mel van is sprake indien stelt niet rheid NJ 2001, 407 dat de Hoge Raad de eis van onmiskenbaa van effectieve beginsel bet toetsing aan art. I EP. Boveridien komt deze eis in strijd met rechtsbescherm ing van art. 6 en 13 [IV RM en bet EU-recht (naar het hof aanneemt bedoelen 1-NV c.s. art. 47 [iandvest), temeer flu bet gaat om een onomkeerbare situatie.
De grief faalt. Uit de rechtspraak van de 1-loge Raad blijkt duidelijk dat de eis van 2.2 onmiskenbare onverbindendheid ook geldt bij toetsing aan een ieder verbindende verdragsbepaling (HR lOjuli 2009, NJ 2009, 563 en HR 1 1 juni 2010, NJ 2010, 567). Dat dit anders zou zijn bij toetsing aan art. I EP volgt niet ondubbeizinnig uit het door FNV c.s. aangehaalde arrest en is ook onaannemelijk. Hantering van deze eis komt ook niet in strijd met het beginsel van effectieve 2.3 rechtsbescherming. Het is vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat art. 13 EVRM niet vereist dater op nationaal niveau een beroepsmogelijkheid voorzien is waarbij nationale wetten onverenigbaar kunnen worden bevonden met bet EVRM. A fortiori is bet een Iidstaat als Nederland toegestaan aan de onverbindendverklaring van een wet, in kort geding een zwaardere toets aan te leggen dan in een bodemprocedure. Daar komt bij dat de eis van onmiskenbare onverbindendheid niet dermate zwaar is dat een beoordeling van de gestelde schending van art. I EP in feite wàrdt verhinderd (vgl. [IHRM 27 september 1999, Smith and Grady v. United Kingdom). Anders dan FNV c.s. aanvoeren is in dit geval ook geen sprake van een onomkeerbare situatie. 1-NV cs. hebben niets aangevoerd dat er op wijst dat de desbetreffende kunstcnaars in een ander dan een econornisch belang warden gescliaad. Dergelijke schade kan ook achteraf door middel ‘an de toekenning van schadevergoeding worden geredresseerd. [-let Handvest is op bet onderhavige geschil niet van topassing, aangezien niet blijkt 2.4 dat de Staat in dit geval bet recht van de Unie ten uitvoer brerigt (art. 5 1 Handvest). Overigens zou de beoordeling under art. 47 Handvest niet anders uitvallen. Ilet principaal appel Dc grieven 1. 2 en 3 richten ,ich tegen het nordeel van de voorzieningenrechtcr dat 31 de aanspraken die cen kunstenaar, ian vvie cen Wwik-uitkering is toegekend. aan de Wwik kon ontlenen, ‘cigendom’ iijn in de rn van art. I [.P. [let hof al deze grieven getarnenlijk hehande len.
[let hof heeft hierhoven (under Ii) sarnengevat velke aanspraken en vourdelen ceo kunstenaar nan een nan hem verleende Wwik.uitkering ken ontlenen, [let gaat daarhi urn cen pakket van ‘crsclii1lcnde. net elkaar sanienhangende ‘.uuriieningen die er nile up gericht ijn kunstennars Ic ondersteunen hj ophuuv van cen economisuhe activiteit. te vvclen tie fl t envcrv tng tan ink nsten ut cen renderende her epspraktjk als kunstunuar, al dan niet Vvtv !k tcrd uitkcrmg v e .um cen cunihinatie met nkum’acn ut andere brun I )e kun’tcniiar 3.2
gerechtof handel dh
(>506 2012 10:23 FAX
Laaknummer: 200. 101 .005/01
5
van 70% van het bijstandsniveau verleerid kon er op rekenen dat hij de uitkering ter hoogte enst in
e van I0jaar, desgew gedurende 48 maanden iou kunnen opnemen in een period aan wie een Wwik naars kunste gedeeltes. Naar het oordeel van bet hof hadden de zij in de toekomst van deze dat hting verwac beschikking is toegekend daarmee de legitieme lling van de vrijste de uitkering (met de daaraan verbonden voordelen ter zake tot bijverdienste tot ijkheid mogel sollicitatieplicht, de vrijstelling van eigen vermogen en de n leveren naar tezame len voorde en 125%) gebruik zouden kunnen maken. Deze aanspraken uirkering Wwikde aan I EP op. Dat bet oordeel van bet hof ‘eigendom’ in de zin van art. n naar bet daaraa doet ng, elke uitkeri ook bepaalde voorwaarden waren verbonden, zoals aan oordeel van bet hofonvoldoende af. 3.3
Dc grieven 1, 2 en 3 falen.
zijn van In grief 4 betoogt de Staat allereerst dat, voor zover al sprake zou 3.4 enssteun zeif inkom op eigendorn’ in de zin van art. I EP, dit uitsluitend geldt voor het recht bij de het dat gen volgt Dit standpunt acht bet hofonjuist. Uit hetgeen hiervoor is overwo ter len aken en voorde Wwik-besehikking gaat om een samenhangend pakket van aanspr n enssteu oende reden de inkom stimulering van eenzelfde economische activiteit. Er is onvold daaruit te isoleren. onrechte heeft De Staat voert vervolgens aan dat de voorzieningenrechter ten 3.5 s de Staat is Volgen om. eigend van ing ontnem overwogen dat in dii geval sprake is van na intrekking die degene omdat meer onder om, hooguit sprake van regulering van eigend kan doen op de beroep een en voorzi kan bestaan van de Wwik niet op andere wijze in zijn omdat in laten, n midde het in betoog dit van heid Wet werk en bijstand. Het hof kan dejuist van de om eigend de van genot oorde origest ieder geval sprake is van een inmenging in bet ging inrnen deze of de toets en n kunstenaars die tot de bestaande gevallen behore gelang de inmenging als proportioned is in haar uitwerking niet wezenlijk versehilt al naar erkt. aangem een ontneming of als de regulering van eigendom moet worden het oordeel Met grief 4, alsmede de grieven 5 tot en met 8, komt de Staat op tegen 3.6 balance’ is ‘fair geen gezegd t van de voorzieningenrechter dat met de lntrekkingswe kort Wwik een met naars getroffen tussen het algemene belang en bet belang van de kunste ook zo hadden uitkering. 1-let hof begrijpt de grieven zo en is van oordeel dat f’NV c.s. dat rd in het antwoo van ie (vgl. memor rnoeten begrijpen, zoals zij kennelijk ook gedaan hebben de op bet oog (met niet alleen principaal appel onder 132-134) dat de Staat nrechter tot een proceskostenveroordeling in eerste aanleg) aanvoert dat de voorzieninge ak, dat wil uitspra zijn van tijde onjuist oordeel is gekomen op basis van de situatie ten I 6, onder 2.3 (bet ding onder agvaar zeggen zonder overgangsregeling, maar ook tie appeld nu inmiddels dat, 8.23 under meer subsidiaire standpunt) aismede de toelichting op grief4 thans in teder en, getroft cen overgangsregeling in de vorm van de I ijdelijke Regeling s r nrechte eninge geval (c1) cen Fair balance’ is getrofien, iodat your de door de voorzi rond getrolfen maatregel geen plaats meer is. I-let hofzal de grieven tegen deze achterg —
—
—
-
-
hespreken. Bij de raag ofeen lair haIance is getroffen moct volgens vaste rcchlspraak van bet 3.7 n the demands it the 1.1 IRM worden ondertocht whether a lair balance was struck betwee ut the individual’s ion the protect of ments require the and general interest ol the community ecu ruinie margin icht dir cvenw cn an ast,telI het hij heeJ tiindamne,ital rights.” Dc I idstaat wi d icnen is ceo ing’ ct tntrekk de met Stoat de dot helang oF appreciation I let .dgemeen ‘
05/O( 2012 10:23 FX
gerechtshof handel dh
0Oo6’oooS
Zaaknummer: 200.1 01 005/01
ten opzichte van andere cinde te maken aan de uitzonderingspositie die kunstenaars intrekking van de Wwik (door door ing bespar tot beroepsgroepen genoten. De mogelijkheid € 10 miljoen) is blijkens paragraaf 6 de regering begroot op een netto bedrag van structured geen dod op zich maar wel ecri van de memone van toelichting bij de lntrekkingswet De redenen om geen en. gehoud positiefneveneffect waai-niee rekening wordt oriderscheid maakt tussen ecn ht overgangsregeling op te nemen zijn dat overgangsrec eidsbeginsel dreigt, dat de gelijkh bet bestaande en nieuwe kunstenaars, zodat strijd met stadium op de hoogte kon vroeg zeer een groep die door de maatregel wordt getroffen al in zou impliceren dat een Wwik de van zijn van de wijziging en dat een geleidelijke afbouw wat niet efficient is en oep, doelgr uitvoeringsstructuur nodig blijfl voor een steeds kleinere besluitvorming. Ook de van eit vanwege gebrekkige continulteit ten koste gaat van de kwalit ijk dat het wensel niet , situatie acht de regering bet, vanwege de financieel-economische , 2010-201 1, Kamer de (Twee en “zittend bestand” zijn recht op Wwik-uitkering zou behoud 32 701, nr. 6 pag. 9-10). ber 2011 over een Hiertegenover staat bet belang van de kunstenaars die op 31 decem 3.8 hebben cs. FNV nog niet volledig gebruikte Wwik-uitkering konden beschikken. veelal, afgaande op de onvoldoende weersproken gesteld dat dergelijke kunstenaars aantaljaren bood, aanspraken en voordelen die de Wwik-beschikking hun voor een hun beroep als kunstenaar. investeringen hebben gedaan met het oog op de uitoefening van aantal gevaflen in financiële Het hofacht het aannemelijk dat deze kunstenaars in een groot zullen kunnen terugverdienen problemen zullen komen doordat zij deze investeringen niet jk dat kunstenaars die, door invoering van de lntrekkingswet. Ook acht bet hofaannemeli een bepaalde, door de afgaande op de Wwik-beschikking, bun beroepsmatige activiteiten op om zich aan de hebben Wwik gestimuleerde wijze hebben ingericht, enige tijd nodig zullen uitkering, Wwikde dat gewijzigde situatie aan te passen. Het hof acht daarbij van belang naar kunste n de waarva gezien de wijze waarop deze is opgezet, namelijk als een faciliteit naars te kunste om de gedurende een aantal jaren gebruik kon maken, bij uitstek geschikt was termijn in te stirnuleren hun beroepsuitoefening en overige activiteiten voor de wat langere bet tijd kost orn zich te richten. Bij de totstandkoming van de Wwik is ook onderkend dat positie te verwerven die een daarop zich em en oriënteren op de (arbeids-)markt voor kunst spraktijk als beroep gde gemen niet dan al het mogelijk maakt om een renderende nr. 7 pag. 2). Het en 3 pag. 3 574, nr. 29 004, kunstenaar te vestigen (Fweede Kamer, 2003-2 n, die in gevalle ucle individ voor hofconstateert ten slotte dat enige hardheidsregeling de , in bieden kunnen zoo id soelaas bepaalde gevallen van onevenredige hardhe Intrekkingswet ontbreekt. —
—
e [let verweer ‘,.an de Staat dat voor de kunstenaars reeds geruime tijd voor aannam 3.9 dat daarbij van de lntrekkingswet voorzienbaar was dat de Wwik iou worden ingetrokken en i terccht voerer cs. FNV t. bet hofnie igt overtu ast toegcp geen oergangstcrmijn iou worden over de vraag d crd ussicer eling gedisc hehand entaire aan, dat tot op het eind ‘ran de parlem terse in de eling behand s de (tijden en genorn worden of ecn overgangsmaatrcgel diende te in de het en dat nd) ingedie motie een nog Karner op 20 december 20 I I werd daartoe ijiigd) de toenrnaligc politieke constellatie geenszins teker was dat cen wetsvoorstel (ongew voordat reeds niet naars de kunste n hoelUe eri cindstrecp iou halen. Onder deze omstandighed te n daarva ng dkomi ijitgde tolstan het wetsvoorstel waS an1eJa)rnen U dc ongcw a it ic pc re ii. 3. I 0
I let vo rgaande cidt het hol tot de coidelusie dat door de in’. Ocring van
vurm n Intrckk dogs’.’. et p de tunnrjn die daar’. or is gehiriteerd en iondcr en ge ‘.
05/06 2012 10:23 FAX
gerechtshof handel dh
00O7/0OO8
Zaaknummer: 200. 101 .005/01 7
overgangsrecht your bestaande gevallen, ook indien in aanmerking wordt genomen dat de Staat in dit opzicht een ruime ‘margin of appreciation’ heeft, geen ‘fair balance’ in voornoemde tin is getroffen en dat in zoverre onmiskenbaar sprake is van een schending van art. I EP. Het hofonderschrijft dan ook bet oordeel van de voorzieningenrechter dat de Intrekkingswet in zoverre onmiskenbaar onverbindend is. 3.11 Voor wat betreft de situatie die is ontstaan nu de Staatssecretaris een overgangsregeling in de vorm van de Tijdelijke Regeiing heeft ingevoerd, overweegt het hof bet volgende. De Tijdelijke Regeling biedt uitkeringsgerechtigden die reeds vóór I januari 2012 een Wwik-beschikking hebben ontvangen en hun rechten op grond van die beschikking nog niet hebben verbruikt, tot I juli 2012 dezelfde rechten als zij hadden onder de Wwik, waarbij bovendien teneinde de gemeentelijke uitvoering te ontlasten de progressieve inkomenseis en de toetsing op beroepsmatigheid zijn vervallen. Het hofkan, gegeven de ‘margin of appreciation’ die de Staat in dit verband toekomt, niet tot de conclusie komen dat deze overgangsregeling ontoereikend is. FNV c.s. hebben onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden. Met name acht bet hof voorshands in zijn algemeenheid onaannemelijk dat, zoals FNV cs. naar aanleiding van dit punt hebben aangevoerd, kunstenaars meer dan een halfjaar nodig hebben om de apparatuur en rnaterialen waarin zij hebben gemnvesteerd te verkopen of om de huur van bun atelier op te zeggen. Hetgeen FNV c.s. verder over de noodzaak van een langere opzegtermijn hebben gesteld acht bet hofte vaag orn tot de conclusie te kunnen leiden dat, door de bank genomen, een fair balance afwezig is. Het hof is derhalve van oordeel dat, beoordeeld naar de huidige situatie, de lntrekkingswet niet onmiskenbaar onverbindend is. Grief 4 is in zoverre gegrond —.
—
Het hoftekent bij bet voorgaande nog bet volgende aan. Het oordeel dat, gegeven de 3.12 Tijdelijke Regeling, er voorshands van moet worden uitgegaan dat een ‘fair balance’ is getroffen, heeft noodzakelijkerwijs een globaal karakter, waarbij is geabstraheerd van de specifieke situatie van individuele kunstenaars. [let hofkan echter niet uitsluiten dat de Tijdelijke Regeling in bepaalde gevallen onvoldoende is om te verhinderen dat de Intrekkingswet voor bepaalde kunstenaars een ‘individual and excessive burden’ opievert, te meer niet nu uit de toeiichting op de Tijdelijke Regeling niet blijkt dat de periode van zes maanden is afgestemd op de specifieke situatie waarin kunstenaars aan wie een nog niet opgebruikte Wwik-uitkering is verleend als gevoig van de lntrekkingswet zijn komen te verkeren, Dit kort geding leent zich echter niet voor een onderzoek naar de individueie situatie van bepaalle kunstenaars, nog daargclaten dat FNV c.s. dat ook niet verlangen. In voorkomend geval staat voer individuele kunstenaars de weg naar de burger)ijke (bodem)rechter open. 3.13 Aangetien de grieven van de Staat deels gegrond zijn, dient bet hof flog te ondcrzoeken de stelling van FNV cs. dat de inmenging in de eigendom van de kunstenaars reeds ontoelaatbaar ts omdat de lntrekkingset cen schending oplevert van bet in art. I [P verankerde rechtszekerheidsbeginsel, nu gegeveri de korte termljn van invoering en het onibreken van cen overgangsregeling de eigendomsinnienging niet voorzienbaar is toals art. [P cist. Dit argument faalt, nu thans wel cen ovcrgangsrege!ing is getrotfen waarvan bet hol’ voorshands niet kan constateren dat deze inadcquaat is, 4.
[let voorgaande Ieidt tot de volgende ‘dotsom,
4 2 In bet princtpaal appel tal bet onnis an de oor,ieninenrcchter woolen ern tel igd. behoudcns de door hem uI(gespr ken kosten eroordeI ing. )e ‘.
05/06 2012 10:23 FAX
gerechtshof handel dli
fj 0008 / 0008
Zuaknummer: 200.101.005/01 8
voorzieningenrechter heeft immers, uitgaande van de situatie ten tijde van zijn uitspraak, een juist vonnis gewezen. Grief 9 is derhalve ongegrond. Het hofzal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van FNV c.s, alsnog geheel afwijzen. In bet incidenteel appel zal bet beroep worden verworpen.
4.3
4.4 FNV c.s. zuilen als de in bet ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel. Aangezien bet argument dat besloten Iigt in de incidentele grief ook in bet kader van de devolutieve werking aan de orde zou zijn gekomen, blijif een kostenveroordeling in bet incidenteel appel achterwege.
Beslissing Het hof: in het principaal appel:
bekrachtigt bet vonnis van de voorzieriingenrechter voor zover de Staat daarin is veroordeeld in de proceskosten;
-
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor bet overige en in zoverre opnieuw rechtdoende:
-
wijst de vorderingen van FNV cs. af;
-
veroordeelt FNV cs. in de kosten van het hoger beroep, tot heden aan de zijde van de Staat begroot op € 756,64 voor verschotten en € 2.682,-- voor salaris van de advocaat, en bepaalt dat over deze bedragen bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na deze uitspraak vanafde vijftiende dag de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 13W verschuldigd zal zijn;
*
verklaai-t dit arrest wat betreft de proceskostenvergoeding uitvoerbaar bij voorraad.
in het incidenteel appel: verwerpi bet hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. MA,F. Fan-dc Sonnaville, S.A. Boeken A.E.A.M van Waesberghe en mtgesproken ter openbare lerechtzitting van 5 juni 20j2, n aanwetighed
van de griffier.
1
/
7
D