KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
P/N 501-405111-1-10 • REV 1.0 • ISS 01FEB10
Copyright
© 2010 GE Security, Inc. Dit document mag niet worden gekopieerd, in zijn geheel of gedeeltelijk, of op enigerlei andere wijze worden gereproduceerd zonder geschreven toestemming van GE Security, Inc., behalve wanneer dit uitdrukkelijk is toegestaan onder de Amerikaanse en internationale copyrightwetgeving.
Vrijwaringsverklaring
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. GE Security, Inc. (“GE Security”) is niet verantwoordelijk voor onnauwkeurigheden of weglatingen, en wijst nadrukkelijk elke verantwoordelijkheid af ten aanzien van schulden, verliezen, of risico´s, persoonlijk of anderszins, die direct of indirect het gevolg zijn van het gebruik of de toepassing van de inhoud van dit document. Neem contact op met uw lokale leverancier of bezoek ons online op www.gesecurity.com voor de laatste documentatie. Deze publicatie kan voorbeelden van schermafdrukken en rapporten bevatten die in de dagelijkse praktijk worden gebruikt. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om verzonnen namen van individuen en ondernemingen. Enige gelijkenis met namen en adressen van bestaande ondernemingen of personen berust louter op toeval.
Handelsmerken en patenten
GE en het GE-monogram zijn handelsmerken van General Electric Company. De naam KFP-AF-reeks en het logo zijn gedeponeerde handelsmerken van GE Security. Andere in dit document gebruikte handelsnamen kunnen handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken zijn van de fabrikanten of verkopers van de respectieve producten.
Beoogd gebruik
Gebruik dit product alleen voor datgene waarvoor het was ontworpen; raadpleeg het gegevensblad en de gebruikersdocumentatie voor meer informatie. Neem contact op met uw lokale leverancier of bezoek ons online op www.gesecurity.com voor de laatste productinformatie.
Certificaten en naleving van de voorschriften Richtlijnen van Europese Unie 2002/96/EC (AEEA-richtlijn): De met dit symbool gemerkte apparatuur kan binnen de Europese Unie niet worden weggegooid als ongesorteerd stedelijk afval. U kunt de apparatuur op de juiste manier recyclen door dit product terug te brengen naar uw lokale leverancier als u een soortgelijk nieuw apparaat aanschaft, of het oude apparaat naar een daarvoor bestemd afvalinzamelingspunt brengt. Raadpleeg voor meer informatie: www.recyclethis.info. 2004/108/EC (EMC-richtlijn): Fabrikanten buiten Europa moeten een bevoegde vertegenwoordiger aanstellen in de Gemeenschap. Onze bevoegde productievertegenwoordiger is: GE Security B.V., Kelvinstraat 7, 6003 DH Weert, Nederland. 2006/66/EC (batterijrichtlijn): Dit product bevat een batterij die binnen de Europese Unie niet kan worden weggegooid als ongesorteerd stedelijk afval. Raadpleeg de productdocumentatie voor specifieke informatie over batterijen. De batterij is gemerkt met dit symbool, dat letters kan bevatten om cadmium (Cd), lood (Pb) of kwik (Hg) aan te duiden. U kunt de batterij op de juiste manier recyclen door deze naar uw leverancier of een daarvoor bestemd afvalinzamelingspunt te brengen. Raadpleeg voor meer informatie: www.recyclethis.info. Contactinformatie
Raadpleeg onze website voor contactinformatie: www.gesecurity.eu.
Inhoud Belangrijke informatie ii 0H
Hoofdstuk 1 Introductie 1 Productreeks 2 Productcompatibiliteit 2 Overzicht centrale 3 1H
2H
3H
4H
Hoofdstuk 2 Installatie 9 Indeling behuizing en printplaat 10 Installatie van de behuizing 11 Aansluitingen 14 5H
6H
7H
8H
Hoofdstuk 3 Configuratie en in werking zetten 23 Gebruikersniveaus 24 Overzicht configuratie 25 Onderhoud en configuratie 27 Installateur en configuratie 35 In werking zetten 53 9H
10H
1H
12H
13H
14H
Hoofdstuk 4 Onderhoud 55 Onderhoud brandalarmsysteem 56 Batterijonderhoud 57 15H
16H
17H
Hoofdstuk 5 Technische specificaties 59 18H
Bijlage A
Standaardconfiguraties 65
Bijlage B
Menutoekenningen 67
Bijlage C
Productcompatibiliteit 73
19H
20H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
21H
i
Belangrijke informatie 0B
Introductie 14B
Dit is de installatiehandleiding voor de KFP-AF-reeks adresseerbare brandcentrales. Lees voordat u dit product installeert of bedient aandachtig deze instructies en alle verwante documentatie volledig door.
Beperkingen van aansprakelijkheid 15B
De installatie moet zodanig worden uitgevoerd dat deze in overeenstemming is met deze handleiding, de van toepassing zijnde codes en de instructies van de autoriteiten die juridisch verantwoordelijk zijn. GE Security is onder geen enkele omstandigheid aansprakelijk voor enige incidentele of consequentiële schade ten gevolge van eigendomsverlies, of andere schades of verliezen ten gevolge van storingen van producten van GE Security, en dekt alleen de reparatiekosten of het vervangen van defecte producten. GE Security behoudt zich het recht voor op elk gewenst moment het product te verbeteren en de productspecificaties te wijzigen. Hoewel tijdens het maken van deze handleiding alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de inhoud van deze handleiding nauwkeurig is, is GE Security niet verantwoordelijk voor fouten of weglatingen.
ii
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 1 Introductie Samenvatting 7B
In dit hoofdstuk vindt u een introductie tot uw centrale, de belangrijkste knoppen en indicatoren. Inhoud 78B
Productreeks 2 Brandcentrales 2 Herhaalborden brandalarm 2 Functionaliteit herhaalbord 2 Productcompatibiliteit 2 Overzicht centrale 3 De gebruikersinterface 3 Bedieningsknoppen en indicatoren van het voorpaneel 4 LCD-knoppen en indicatoren 6 Indicatie van externe en lokale gebeurtenissen op het LCD 7 Geluidssignalen 8 Samenvatting van condities 8 2H
23H
24H
25H
26H
27H
28H
29H
30H
31H
32H
3H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
1
Hoofdstuk 1: Introductie
Productreeks 1B
Brandcentrales 16B
Tot de reeks behoren de volgende onderstaande brandcentrales. Model
Omschrijving
KFP-AF1-FB
Eén-lus adresseerbare brandcentrale met waarschuwing en evacuatie
KFP-AF2-FB
Twee-lus adresseerbare brandcentrale met waarschuwing en evacuatie
Herhaalborden brandalarm 17B
Tot de reeks behoren de volgende onderstaande herhaalborden brandalarm. Model
Omschrijving
KFP-AFR-FB
Adresseerbaar brandalarm herhaalbord met waarschuwings- en evacuatieknoppen
Functionaliteit herhaalbord 18B
Alle centrales (inclusief de brandcentrales indien een netwerkkaart geïnstalleerd is) kunnen geconfigureerd worden voor herhaalbordfunctionaliteit binnen een brandnetwerk. Raadpleeg “Firenet configuratie” op pagina 37 voor meer informatie. 34H
35H
Productcompatibiliteit 2B
Raadpleeg het compatibiliteitsblad dat werd meegeleverd met uw centrale of raadpleeg uw lokale leverancier voor meer informatie over compatibele producten. Compatibiliteit met andere producten kan niet worden gegarandeerd.
2
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 1: Introductie
Overzicht centrale 3B
Dit onderwerp biedt een introductie tot de gebruikersinterface, LCD, bedieningsknoppen en indicatoren van de centrale.
De gebruikersinterface 19B
Afbeelding 1: De gebruikersinterface van de centrale (met evacuatie)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
LED voeding LED Test (algemeen) LED buiten dienst (algemeen) LED algemene fout Alarm-LED LCD Knop en LED voor evacuatievertraging
8. LED evacuatie fout/buiten dienst 9. Voedingsfout-LED 10. Aardingsfout-LED
11. LED batterijspanning laag 12. LED voor systeemfout 13. Knop en LED reset 14. Knop en LED stop zoemer 15. Knop en LED voor evacuatie start/stop 16. Draaiknop en functieknoppen 17. LED waarschuwing fout/buiten dienst 18. Knop en LED voor waarschuwingsvertraging 19. Knop en LED voor waarschuwing start/stop
Raadpleeg “Bedieningsknoppen en indicatoren van het voorpaneel” op pagina 4 voor een gedetailleerd overzicht van bedieningsknoppen en indicatoren van het voorpaneel. 36H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
37H
3
Hoofdstuk 1: Introductie
Bedieningsknoppen en indicatoren van het voorpaneel 20B
In de volgende tabel ziet u een overzicht van de bedieningsknoppen en indicatoren van het voorpaneel. De bedieningsfuncties die hier beschreven worden zijn mogelijk niet beschikbaar voor alle gebruikers. In het onderwerp “Gebruikersniveaus” op pagina 24 vindt u meer informatie over de bediening van de centrale en de toegangsbeperkingen. 38H
39H
Tabel 1: Bedieningsknoppen en LED-indicatoren Knop/LED
LED-kleur
Omschrijving
LED voeding
Groen
Wijst erop dat het systeem correct werd opgestart.
LED Test (algemeen)
Geel
Geeft aan dat één of meer functies of apparaten getest worden.
LED buiten dienst (algemeen)
Geel
Geeft aan dat één of meer functies of apparaten buiten dienst zijn.
LED algemene fout
Geel
Wijst op een algemene fout. De overeenkomstige apparaat- of functiefout LED knippert ook.
Alarm-LED
Rood
Wijst op een brandalarm. Een knipperende LED wijst erop dat het alarm geactiveerd werd door een detector. Een continue LED wijst erop dat het alarm geactiveerd werd door een handbrandmelder.
Knop en LED voor waarschuwing start/stop
Rood
Knop en LED voor waarschuwingsvertraging
Geel
LED waarschuwing fout/buiten dienst
Geel
Knop en LED voor evacuatievertraging
Geel
Start en stopt de waarschuwingssirenes handmatig. Een knippende LED wijst erop dat waarschuwingssirenes activeren wanneer een geconfigureerde vertraging verstrijkt. Een continue LED wijst erop dat de waarschuwingssirenes geactiveerd zijn. Activeert een eerder geconfigureerde waarschuwingsvertraging of schakelt deze uit. Een continue LED wijst erop dat een waarschuwingsvertraging geconfigureerd en geactiveerd is. Wijst op een waarschuwingsfout of uitschakeling. Als de LED knippert, betekent dit dat er een fout is opgetreden. Een continue LED wijst erop dat de functie werd uitgeschakeld. Activeert een eerder geconfigureerde evacuatievertraging of schakelt deze uit. Een continue LED wijst erop dat een evacuatievertraging geconfigureerd en geactiveerd is.
LED evacuatie fout/buiten dienst
4
Geel
Wijst op een evacuatiefout of uitschakeling. Als de LED knippert, betekent dit dat er een fout is opgetreden. Een continue LED wijst erop dat de functie werd uitgeschakeld.
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 1: Introductie
Knop/LED
LED-kleur
Omschrijving
Voedingsfout-LED
Geel
Wijst op een fout in de netvoeding. Als de LED knippert, betekent dit dat er een accufout is opgetreden. Een continue LED wijst op een fout met de netvoeding of zekering van de netvoeding.
Aardingsfout-LED
Geel
Wijst op een aardefout.
LED batterij laag
Geel
Wijst erop dat de centrale op batterijstroom loopt en dat de resterende lading mogelijk onvoldoende is voor verdere werking.
LED voor systeemfout
Geel
Wijst op een systeemstoring van de centrale.
Knop en LED voor evacuatie start/stop
Rood
Start en stopt de evacuatiesirenes handmatig.
Knop en LED stop zoemer
Geel
Knop en LED reset
Geel
Een knipperende LED wijst erop dat evacuatiesirenes activeren wanneer een geconfigureerde vertraging verstrijkt. Een continue LED wijst erop dat de evacuatiesirenes actief zijn (klinken). Zet de zoemer stop. Een continue LED wijst erop dat de zoemer werd stopgezet. Reset de centrale en wist alle actuele systeemgebeurtenissen. Een continue LED wijst erop dat de centrale gereset kan worden in het actuele toegangsniveau.
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
5
Hoofdstuk 1: Introductie
LCD-knoppen en indicatoren 21B
Afbeelding 2: LCD-knoppen en indicatoren
1. Indicator dag/nacht modus 2. Systeemdatum en -tijd 3. Actuele alarm-, fout- en conditiegebeurtenissen 4. Berichtweergavegebied 5. Toetsen (menu-opties gekoppeld aan functieknoppen F1, F2, F3 en F4) 6. Draaiknop 7. Functieknoppen F1, F2, F3 en F4 8. ID lokale centrale (brandnetwerk)
6
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 1: Introductie
Pictogrammen weergegeven op het LCD 79B
Onderstaand vindt u de pictogrammen die weergegeven worden op het LCD. Tabel 2: LCD-pictogrammen en omschrijvingen Omschrijving
Pictogram
Dagmodus
Dit pictogram wijst erop dat de centrale in dagmodus werkt.
Nachtmodus
Dit pictogram wijst erop dat de centrale in nachtmodus werkt.
Brandalarmen
Het getal naast dit pictogram wijst op het aantal zones met een actief brandalarm. De alarminformatie voor de eerste en laatste zones die een alarm rapporteren wordt weergegeven in het gebied van het LCDbericht.
Fouten
Het getal naast dit pictogram wijst op het aantal actieve fouten. Door op F1 te drukken vindt u aanvullende informatie (gebeurtenissen weergeven).
Condities
Het getal naast dit pictogram wijst op het aantal actieve test- of uitschakelcondities. Door op F1 te drukken vindt u aanvullende informatie (gebeurtenissen weergeven).
Detector alarm [1]
Dit pictogram wijst erop dat het systeem een detectoralarm heeft gedetecteerd of een waarschuwing alarm handbrandmelder.
Alarm handbrandmelder [1]
Dit pictogram wijst erop dat het systeem een evacuatie alarm handbrandmelder heeft gedetecteerd.
[1] Deze pictogrammen verschijnen in het berichtweergavegebied met de meldingsgegevens.
Indicatie van externe en lokale gebeurtenissen op het LCD 2B
De ID van de lokale centrale wordt steeds weergegeven op het LCD (zie Afbeelding 2 op pagina 6). 40H
41H
Indien de centrale onderdeel vormt van een brandnetwerk, omvat de gebeurtenismelding de paneel-ID die de gebeurtenis als volgt rapporteert: •
Indien de paneel-ID overeenkomt met de lokale ID, houdt de gebeurtenis verband met de lokale centrale
•
Indien de paneel-ID niet overeenkomt met de lokale ID, wordt de gebeurtenis gerapporteerd door de externe centrale in uw brandnetwerk met een indicatie van de paneel-ID
Opmerking: Herhaalborden worden alleen geïnstalleerd in een brandnetwerk. Er moet een netwerkkaart geïnstalleerd zijn op brandcentrales om verbinding te maken met een brandnetwerk.
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
7
Hoofdstuk 1: Introductie
Geluidssignalen 23B
De centrale maakt gebruik van de volgende geluidssignalen om systeemgebeurtenissen aan te duiden. Indicatie
Omschrijving
De zoemer is constant te horen
Wijst op een brandalarm of een systeemfout
De zoemer klinkt onderbroken (lange toon) [1]
Wijst op alle andere fouten
De zoemer klinkt onderbroken (korte toon) [1]
Wijst op een conditie
[1] Tijdperioden zijn 50% AAN / 50% UIT (lange toon) en 25% AAN / 75% UIT (korte toon).
Samenvatting van condities 24B
Onderstaand ziet u de systeemgebeurtenissen die gelogd zijn als condities. Conditie
Omschrijving
Testen
Een functie of toestel van de centrale wordt getest
Uitschakelingen
Een functie of toestel van de centrale wordt uitgeschakeld
Waarschuwings- en evacuatievertragingen
Een waarschuwings- of evacuatievertraging wordt in- of uitgeschakeld
Lusapparaat niet geconfigureerd
Er werd een lusapparaat gedetecteerd dat niet geconfigureerd is
Activering ingang
Een ingang werd geactiveerd (afhankelijk van de configuratie)
Activatie van uitgangsgroep
Er werd een uitgangsgroep geactiveerd
Nieuwe node in het brandnetwerk
Er werd een centrale toegevoegd aan het brandnetwerk
Maximale lussen overschreden in een netwerk
Het aantal lussen in een brandnetwerk overschrijdt het maximum toegestane aantal (32)
8
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 2 Installatie Samenvatting 80B
In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde installatie- en aansluitinformatie voor uw centrale. WAARSCHUWING: Dit product moet worden geïnstalleerd en onderhouden door deskundig personeel dat de norm CEN/TS 54-14 volgt (of de desbetreffende nationale norm) en alle andere van toepassing zijnde voorschriften. Inhoud 81B
Indeling behuizing en printplaat 10 Installatie van de behuizing 11 Waar moet de centrale geïnstalleerd worden 11 De kast aan de wand bevestigen 11 De menu-inzet toevoegen 13 Aansluitingen 14 Aanbevolen kabels 14 Overzicht van brandsysteemaansluitingen 15 Lussen aansluiten 15 Lusapparaten aansluiten 17 Ingangen aansluiten 17 Uitgangen aansluiten 18 De netvoeding aansluiten 19 De batterijen aansluiten 21 Uitbreidingskaarten aansluiten 21 Een brandnetwerk aansluiten 21 42H
43H
4H
45H
46H
47H
48H
49H
50H
51H
52H
53H
54H
5H
56H
57H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
9
Hoofdstuk 2: Installatie
Indeling behuizing en printplaat 4B
Afbeelding 3: Indeling behuizing en printplaat (twee-lus centrale)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
10
Lus- en brandsysteemconnectoren Waterpas Aardingsbout Ethernet-connector USB type B connector USB type A connectoren Batterijconnector
8. 9. 10. 11. 12. 13.
Voedingsconnector Voeding Aansluitblok zekering Batterijgebied Bevestigingsgaten Connector voorpaneel
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 2: Installatie
Installatie van de behuizing 5B
Waar moet de centrale geïnstalleerd worden 25B
Zorg dat de installatieruimte vrij is van bouwstof en vuil en dat deze niet blootstaat aan extreme temperatuurschommelingen en vochtigheid (raadpleeg Hoofdstuk 5 “Technische specificaties” op pagina 59 voor meer informatie over de specificaties in verband met de bedrijfstemperatuur en relatieve vochtigheid). 58H
59H
Zorg voor voldoende vloer- en wandruimte zodat het paneel zonder belemmeringen geïnstalleerd en onderhouden kan worden. Monteer de behuizing zodanig dat de gebruikersinterface zich op ooghoogte bevindt.
De kast aan de wand bevestigen 26B
Bevestig de kast aan de wand met behulp van de volgende nylon wandpluggen en schroeven: • •
5 x M4, 30 mm schroeven 5 x Ø 6 mm
Bevestig de behuizing van de centrale aan de wand zoals onderstaand beschreven. Plaats van bevestigingsgaten worden afgebeeld in Afbeelding 4 op pagina 12. 60H
61H
1. Houd de kast tegen de wand op de vereiste installatiehoogte 2. Zorg ervoor dat de behuizing waterpas staat (gebruik de ingebouwde waterpas) en duid boorpunten aan op de wand 3. Boor alle benodigde gaten en steek een muurplug van 6 mm in elk gat 4. Steek de schroef (1) gedeeltelijk in de plug en hang de behuizing aan deze schroef 5. Plaats de schroeven (2) en draai ze aan 6. Plaats de schroeven (3) en draai ze aan 7. Schroef aandraaien (1)
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
11
Hoofdstuk 2: Installatie
Afbeelding 4: Locaties bevestigingsgat
12
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 2: Installatie
De menu-inzet toevoegen 27B
Voeg de interfacemenu's van de centrale als volgt toe. Elke inzet is genummerd van 1 tot 4 en wordt in de aangegeven locatie ingezet (met het bedrukte gebied naar de voorzijde van de centrale gericht). Afbeelding 5: De menu-inzet toevoegen
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
13
Hoofdstuk 2: Installatie
Aansluitingen 6B
Aanbevolen kabels 28B
In de onderstaande tabel ziet u de Aanbevolen kabels voor een optimale systeemprestatie. Tabel 3: Aanbevolen kabels Kabel
Bekabelingvereisten
Maximale kabellengte
Voedingskabel
3 x 1.5 mm2
nvt
Luskabel
Gedraaid-gepaard (max. 52 Ω / 500 nF) [1] 2 km met KAL21 kabel [1] 12 tot 26 AWG (3,31 tot 0,129 mm2)
Brandnetwerkkabel
Gedraaid-gepaard, CAT5 12 tot 26 AWG (3,31 tot 0,129 mm2)
1.2 km
Ethernet-kabel
Beschermde CAT5
100 m
USB-kabel
Standaard USB-kabel met A-B connectoren 10 m
[1] 26 Ω per kabel. De maximale kabellengte hangt af van het type kabel dat gebruikt wordt en de lusbelasting.
WAARSCHUWING: Afhankelijk van de locatiegebonden EMI-omstandigheden en installatietests kunnen ook andere soorten kabels gebruikt worden. Kabels vastmaken 82B
Gebruik 20 mm kabelwartels om schone en veilige aansluitingen te garanderen. U dient alle kabels door de kabelgeleiders in de behuizing te voeren om speling te beperken.
14
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 2: Installatie
Overzicht van brandsysteemaansluitingen 29B
Afbeelding 6: Overzicht van brandsysteemaansluitingen met een enkele Klasse A lus
Lussen aansluiten 30B
Lusrichtlijnen 83B
Volg deze richtlijnen wanneer u lussen aansluit om de beste resultaten te behalen: •
Installeer minstens één isolator per lus (we raden één per 32 apparaten aan).
•
Houd de lusbekabeling uit de buurt van hoogspanningskabels (of andere bronnen van interferentie).
•
Ster-, stomp- en aftakkingsconfiguraties worden niet aanbevolen.
•
Installeer de lusapparaten met een hoog stroomverbruik zo dicht mogelijk bij de centrale.
•
Zorg ervoor dat de luskabel voldoet aan de kabelspecificaties zoals beschreven in “Aanbevolen kabels” op pagina 14. 62H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
63H
15
Hoofdstuk 2: Installatie
•
Als u een afgeschermde luskabel gebruikt dient u ervoor te zorgen dat de afscherming continu is (doorverbonden met ieder lusapparaat). Om aardingslussen te voorkomen die veroorzaakt worden door elektromagnetische interferentie, mag slechts één kabelafscherming aangesloten zijn op de aarding, zoals afgebeeld in Afbeelding 6 op pagina 15. 64H
65H
Klasse A lusaansluiting 84B
Sluit Klasse A lussen aan zoals afgebeeld in Afbeelding 6 op pagina 15. Klasse A lussen worden bewaakt voor kortsluiting en open circuits. Beëindig ongebruikte Klasse A lussen A (+) tot B (+) en A (-) tot B (-). 6H
67H
Klasse B lusaansluiting 85B
Waarschuwing: installeer nooit meer dan 32 apparaten op een Klasse B lus. Sluit Klasse B lussen aan zoals afgebeeld in Afbeelding 7 onderstaand. De aansluiting kan gebeuren met de A connectoren (zoals afgebeeld) of met de B connectoren, maar niet met beide. Klasse B lussen worden bewaakt voor kortsluiting. 68H
Afbeelding 7: Klasse B lusaansluiting
16
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 2: Installatie
Lusapparaten aansluiten 31B
Elke lus kan maximaal 250 apparaten ondersteunen, zoals onderstaand wordt weergegeven. Tabel 4: Maximale aantal lus apparaten Toestel
Maximum per lus
Adresbereik
Detectoren
125
1-125
I/O modules / handbrandmelders
125
128-252
Waarschuwing: Voor NBN S21-100-compatibiliteit mag u nooit meer dan 99 detectoren per lus installeren. Lusapparaten aansluiten 86B
Raadpleeg het installatieblad van uw apparaat voor gedetailleerde installatieinformatie van uw lusapparaat.
Ingangen aansluiten 32B
Ingangsfunctionaliteit 87B
Elke centrale heeft twee bewaakte ingangen, aangegeven met INPUT1 en INPUT2. Raadpleeg “Installatie configuratie” op pagina 43 voor de ingangconfiguratie. Raadpleeg Hoofdstuk 5 “Technische specificaties” op pagina 59 voor de kenmerken van ingangsactivering. 69H
70H
71H
72H
Ingangen aansluiten 8B
Sluit de ingangschakelaars aan op INPUT1 en INPUT2, zoals wordt weergegeven in Afbeelding 6 op pagina 15. Installeer een 15 kΩ weerstand voor ingangbewaking (kortsluiting en open circuit). 73H
74H
Wanneer geen ingang wordt gebruikt, moet de 15 kΩ eindelijnsweerstand geïnstalleerd worden over de ongebruikte aansluitingen heen, om een storing door een open circuit te vermijden op de ingang.
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
17
Hoofdstuk 2: Installatie
Uitgangen aansluiten 3B
In de onderstaande tabel ziet u de uitgangen van de centrale. Tabel 5: uitgangen van de centrale Uitgang
Omschrijving
Bewaking
24V AUX
Wordt gebruikt om stroom te leveren aan hulpapparatuur. De uitgang kan geconfigureerd worden als resetbaar en afsluiten als er geen netvoeding is.
Kortsluiting, spanningsniveau
OUT1, OUT2 etc.
Configureerbare uitgangen (de standaardconfiguratie is uitgang evacuatiesirene). Het aantal configureerbare uitgangen is afhankelijk van het model van de centrale (zie onderstaand onderwerp).
Kortsluiting, open circuit
FIRE OUT SUPERVIS
Deze branduitgang wordt geactiveerd wanneer de centrale in de alarmstatus staat. [1]
Kortsluiting, open circuit
FIRE OUT RELAY
Als er een alarm is wordt deze foutrelais uitgang geactiveerd (een kortsluiting tussen de gemeenschappelijke (C) en normaal geopende (NO) aansluitingen van de relais).
Niet bewaakt
FAULT OUT SUPERVIS
Deze storingsuitgang wordt geactiveerd wanneer het bedieningspaneel geen fout rapporteert. [1]
Kortsluiting, open circuit
FAULT OUT RELAY
Als er geen fout is, wordt de foutrelais uitgang geactiveerd (een kortsluiting tussen de gemeenschappelijke (C) en normaal geopende (NO) aansluitingen.
Niet bewaakt
[1] Raadpleeg “Technische specificaties” op pagina 59 voor activering spanning. 75H
76H
Uitgangbeëindiging 89B
Alle uitgangen met uitzondering van de 24 V AUX uitgang vereisen een 15 kΩ eindelijnsweerstand voor beëindiging. Wanneer geen uitgang wordt gebruikt, moet de 15 kΩ eindelijnsweerstand geïnstalleerd worden over de ongebruikte aansluitingen heen, om een storing door een open circuit te vermijden op de uitgang. Polariteit uitgang 90B
Alle uitgangen zijn polariteitsgevoelig. Bewaak de polariteit of installeer een 1N4007 diode of gelijkaardig om problemen met geïnverteerde activering te vermijden. Hulpapparatuur aansluiten 91B
Sluit de hulpapparatuur aan op 24 AUX zoals wordt weergegeven in Afbeelding 6 op pagina 15. 7H
78H
18
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 2: Installatie
Configureerbare uitgangen 92B
Het aantal configureerbare uitgangen is afhankelijk van het model van de centrale, zoals onderstaand afgebeeld. Centrale
Configureerbare uitgangen
Eén-lus paneel
2 (OUT1 en OUT2)
Twee-lus paneel
4 (OUT1 tot OUT4)
Twee-lus paneel met een geïnstalleerde lusuitbreidingskaart
8 (OUT1 tot OUT8)
Opmerking: Herhaalborden hebben geen configureerbare uitgangen.
Configureerbare opties voor iedere uitgang zijn: • • • • •
Uitgang evacuatiesirene (standaardinstelling) Uitgang waarschuwingssirene Programma-opties Branduitgang Storingsuitgang
Raadpleeg “Installatie configuratie” op pagina 43 voor de uitgangconfiguratie. 79H
80H
Configureerbare uitgangen aansluiten 93B
Sluit configureerbare uitgangen aan zoals afgebeeld in Afbeelding 6 op pagina 15. Gebruik voor de aansluiting van sirenes of lichtbakens alleen diegene die werden opgenomen in het compatibiliteitsblad dat werd meegeleverd met uw centrale. 81H
82H
Brand- en storingsuitgangen aansluiten 94B
Sluit de uitgangen FIRE OUT SUPERVIS en FAULT OUT SUPERVIS aan, zoals afgebeeld in Afbeelding 6 op pagina 15. Er is een 15 kΩ eindelijnsweerstand nodig. 83H
84H
De netvoeding aansluiten 34B
WAARSCHUWING: Sluit de netvoeding aan alvorens de batterijen aan te sluiten. De centrale kan bediend worden bij 110 V wisselstroom / 60 Hz of 240 V wisselstroom / 50 Hz (+10%/−15%). De netvoeding moet rechtstreeks van een afzonderlijke doorslagopeningen op het distributiebord van de elektrische voeding in het gebouw worden getrokken. Dit circuit moet duidelijk gemerkt zijn, een bipolair ontkoppelingsapparaat hebben en mag alleen voor branddetectie-apparatuur gebruikt worden. Voer alle voedingskabels door de desbetreffende doorslagopeningen en sluit deze aan op het aansluitblok van de zekering, zoals weergegeven in Afbeelding 8 op pagina 20. 85H
86H
WAARSCHUWING: Indien er een netwerkkaart geïnstalleerd is op de centrale, moet de voedingskabel in de behuizing gaan via de onderkant voor een correcte werking.
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
19
Hoofdstuk 2: Installatie
Houd de voedingskabels gescheiden van andere kabels om mogelijke kortsluitingen en interferentie te vermijden. Bevestig de voedingskabels steeds aan de behuizing om beweging te voorkomen. Afbeelding 8: De netvoeding aansluiten
1. Voedingszekering 2. Fase 3. Aarde 4. Neutraal
Raadpleeg Hoofdstuk 5 “Technische specificaties” op pagina 59 voor specificaties over de zekering. 87H
8H
115 of 230 V wisselstroom selecteren 95B
WAARSCHUWING: Een verkeerde stroominstelling kan de netvoeding beschadigen. Koppel altijd eerst de centrale los van de netvoeding alvorens de stroominstelling te wijzigen. De standaard stroominstelling is 230 VAC. Voor 115 V wisselstroom dient u een kleine schroevendraaier te gebruiken om de schakelaar voor de stroominstelling te veranderen. U vindt deze schakelaar op de zijkant van de voedingseenheid, zoals afgebeeld in Afbeelding 9 onderstaand. 89H
Afbeelding 9: 115 of 230 V wisselstroom selecteren
20
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 2: Installatie
De batterijen aansluiten 35B
Voor het bedieningspaneel heeft u twee 12 V, 7,2, 12 of 18 Ah herlaadbare, sealed, zuur-loodbatterijen nodig (zie “Batterijonderhoud” op pagina 57). 90H
91H
De batterijen bevinden zich in de behuizing van de centrale en moeten in serie geïnstalleerd worden. Let op de polariteit. Sluit de batterijen aan op de BAT-connector op de printplaat van het bedieningspaneel. Opmerking: Mogelijk moeten de batterijen vervangen worden als het bedieningspaneel op een voedingsfout wijst. Waarschuwing: Sluit geen andere apparatuur aan op de BAT-connector.
Uitbreidingskaarten aansluiten 36B
WAARSCHUWING: Koppel altijd eerst de centrale los van de netvoeding alvorens een uitbreidingskaart te installeren. Raadpleeg het installatieblad voor uw uitbreidingskaart voor gedetailleerde installatie-informatie.
Een brandnetwerk aansluiten 37B
Opmerking: Raadpleeg het installatieblad voor uw netwerkkaart voor gedetailleerde installatie- en aansluitingsinformatie. Elke netwerkkaart beschikt over twee poorten. Iedere poort is aangesloten (puntnaar-punt) op de overeenkomstige poorten van de netwerkkaart in een andere centrale. Afbeelding 10: Aansluitingen netwerkkaart
Er zijn twee bekabelingsmogelijkheden: • •
Ringconfiguratie Busconfiguratie
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
21
Hoofdstuk 2: Installatie
Ringconfiguratie 96B
Deze netwerkconfiguratie wordt aanbevolen aangezien het een redundantie in het transmissiepad biedt. Voor een ringconfiguratie (Klasse A) dient u beide poorten te gebruiken om alle netwerkkaarten/centrales aan te sluiten, zodat een ring gevormd wordt, zoals onderstaand afgebeeld. Afbeelding 11: ringconfiguratie brandnetwerk
Busconfiguratie 97B
WAARSCHUWING: Gebruik deze netwerkconfiguratie alleen in gevallen waar de detectiezones en verplichte EN 54-2 uitgangfuncties (uitgangen waarschuwings- en evacuatiesirenes) niet extern zijn tussen de panelen. Deze netwerkconfiguratie wordt niet aanbevolen. Het biedt geen redundantie in het transmissiepad en creëert een brandnetwerk dat veel gevoeliger is voor storingen. Voor busconfiguratie (Klasse B) dient u de centrales aan te sluiten zoals onderstaand afgebeeld. Afbeelding 12: busconfiguratie brandnetwerk
22
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3 Configuratie en in werking zetten Samenvatting 98B
In dit hoofdstuk vindt u informatie over configuratie en in werking zetten van uw centrale en branddetectiesysteem. Inhoud 9B
Gebruikersniveaus 24 Overzicht configuratie 25 Onderhoud en configuratie 27 Het hoofdmenu 27 Datum en tijd 27 Dag/nacht-modus 28 Een back-up maken van het logboek 29 Het logboek wissen 30 Rapporten bekijken en opslaan 30 Systeemfuncties of -apparaten inof uitschakelen 31 Zones testen 32 Ingang- en uitgangsactivering testen 33 Batterijen testen 33 Wachtwoorden wijzigen 34 Installateur en configuratie 35 Het hoofdmenu 35 Paneelconfiguratie 35 92H
93H
94H
95H
96H
97H
98H
9H
10H
10H
102H
103H
104H
105H
106H
ID configuratie 36 Configuratie van datum en tijd 36 Regionale opties 36 Firenet configuratie 37 Configuratie communicatie 40 Andere instellingen 41 Configuratiebestanden laden en opslaan 42 Configuratie van uitbreidingskaart 43 Installatie configuratie 43 Autoconfiguratie 44 Configuratie lusapparaat 44 Zoneconfiguratie 45 I/O configuratie centrale 48 Configuratie van vertraging 50 Configuratie lus klasse 52 Wachtwoorden wijzigen 52 In werking zetten 53 109H
10H
1H
12H
13H
14H
15H
16H
17H
18H
19H
120H
12H
12H
123H
124H
125H
107H
108H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
23
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Gebruikersniveaus 7B
Omwille van veiligheidsredenen is de bediening van sommige functies van dit product beperkt, afhankelijk van het toegangsniveau. Openbaar 10B
Dit is het standaard gebruikersniveau en komt overeen met EN 54-2 toegangsniveau 1. Op dit niveau zijn basis bedieningstaken toegestaan, zoals het reageren op een brandalarm of een storingswaarschuwing op de centrale. Er is geen paswoord nodig. De bedieningstaken voor dit gebruikersniveau worden beschreven in de bedieningshandleiding van het product. Operator 10B
Dit bedieningsniveau komt overeen met EN 54-2 toegangsniveau 2. Dit niveau staat extra bedieningstaken toe en is voorbehouden voor bevoegde gebruikers die een training gevolgd hebben om het bedieningspaneel te bedienen. Het standaard wachtwoord is 2222. De bedieningstaken voor dit gebruikersniveau worden beschreven in de bedieningshandleiding van het product. Onderhoud 102B
Dit bedieningsniveau komt overeen met EN 54-2 toegangsniveau 3. Dit niveau staat routine onderhoudstaken toe en is voorbehouden voor bevoegde gebruikers die een training gevolgd hebben om de centrale en het brandsysteem te bedienen en onderhouden. Het standaardwachtwoord is 3333. Installateur 103B
Dit bedieningsniveau komt overeen met EN 54-2 toegangsniveau 3. Dit niveau staat een volledige systeemconfiguratie toe en is voorbehouden voor bevoegde gebruikers die de centrale en het brandsysteem installeren en configureren. Het standaardwachtwoord is 4444. Een wachtwoordbeveiligd toegangsniveau openen: 1. Druk op F4 (hoofdmenu). De paswoordprompt verschijnt op het LCD. 2. Voer het wachtwoord in door de draaiknop met de wijzers van de klok mee of tegen de wijzers van de klok in te draaien. Druk op de draaiknop om iedere invoer te bevestigen. Wanneer een correct wachtwoord van vier cijfers werd ingevoerd, verschijnt het hoofdmenu op het LCD voor het overeenkomstige toegangsniveau. Een wachtwoordbeveiligd toegangsniveau verlaten: 1. Druk op F3 (Uitloggen) in het hoofdmenu
24
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
De centrale verlaat automatisch een beperkt toegangsniveau en keert na enkele minuten terug naar het openbare gebruikersniveau als geen knop wordt ingedrukt. De automatische time-out periode hangt af van het actieve gebruikersniveau, zoals onderstaand weergegeven. Gebruikersniveau
Automatische time-out periode
Operator
Twee minuten
Onderhoud
Tien minuten
Installateur
Tien minuten
Overzicht configuratie 8B
PC-gebaseerde configuratie 104B
Voor de beste resultaten raden we aan dat de centrale en het brandsysteem geconfigureerd werd met behulp van het pc-gebaseerde configuratieprogramma. De voordelen van het gebruik van het configuratieprogramma zijn: •
Nieuwe configuraties kunnen voor de installatie worden voorbereid en snel en vlot ter plaatse worden toegepast op de centrale en het brandsysteem.
•
De actuele configuratiebestanden kunnen rechtstreeks op een USB-flashdrive worden opgeslagen en gewijzigd worden in het configuratieprogramma
Wanneer u uw brandsysteem configureert met behulp van het configuratieprogramma: 1. Configureer de communicatie-instellingen als u van plan bent om de configuraties te downloaden met behulp van een Ethernet-aansluiting 2. Configureer de datum en tijd op de centrale en laad de configuratie zoals beschreven in “Configuratiebestanden laden en opslaan” op pagina 42 126H
127H
Neem contact op met uw plaatselijke verdeler voor meer informatie over het configuratieprogramma. Configuratievolgorde wanneer u configureert op de centrale 105B
We raden de volgende configuratievolgorde aan: 1. Configuratie van de centrale (datum en tijd, uitbreidingskaarten, paneel ID en beschrijving, brandnetwerk, communicatie). Raadpleeg “Paneelconfiguratie” op pagina 35 voor meer informatie. 128H
129H
2. Installatie configuratie (lusapparaten, zones, ingangen en uitgangen van centrale). Raadpleeg “Installatie configuratie” op pagina 43 voor meer informatie. 130H
13H
3. Wijzig alle wachtwoorden voor een betere beveiliging.
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
25
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Configuratieknoppen 106B
Gebruik de functieknoppen F1 tot F4 en de draaiknop (zie Afbeelding 2 op pagina 6) om naar het LCD-menu te navigeren, menu-opties te selecteren en wachtwoorden en systeeminformatie in te voeren, zoals onderstaand weergegeven. 132H
13H
Wachtwoorden en systeeminformatie invoeren
Draai de draaiknop met de wijzers van de klok mee of tegen de wijzers van de klok in om wachtwoorden en overige systeeminformatie in te voeren. Druk op de draaiknop om een invoer te bevestigen.
Toetsen selecteren op het LCD-menu
Druk op de functieknoppen F1 tot F4 om de overeenkomstige menu-opties te selecteren (Hoofdmenu, Uitloggen, Exit etc.).
Navigeren in menuselecties en bevestigen
Draai de draaiknop met de wijzers van de klok mee of tegen de wijzers van de klok in om een optie te selecteren in het menu op het scherm. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen.
Het paneel ID op het LCD is witte tekst met een donkere achtergrond wanneer de draaiknop actief is (de centrale wacht op invoer). Opties configuratiebediening 107B
Als hulp bij de revisie van de configuratiebediening zijn de onderstaande opties beschikbaar wanneer u configuratiewijzigingen doorvoert in de centrale. De configuratie van de centrale (en configuratierevisie) wordt alleen bijgewerkt wanneer configuratiewijzigingen worden toegepast door te drukken op F3 (Toepassen). De wijziging van de configuratierevisie en de tijdstempel worden opgenomen in het Revisierapport en kunnen geopend worden op de gebruikersniveaus Operator, Onderhoud en Installateur. De volgende mogelijkheden worden geboden wanneer wijzigingen worden gevraagd van een configuratie: Optie
Omschrijving
Behouden (F1)
Selecteer deze optie om de actuele configuratiewijziging te behouden zonder deze onmiddellijk toe te passen.
Toepassen (F3)
Selecteer deze optie om de actuele configuratiewijziging en alle opgeslagen (bijgehouden) configuratiewijzigingen toe te passen. De centrale reset automatisch.
Negeren (F4)
Selecteer deze optie om alle opgeslagen (bijgehouden) configuratiewijzigingen weg te gooien die niet werden toegepast.
Exit (F2)
Selecteer deze optie om het configuratieproces af te sluiten zonder de actuele configuratiewijziging op te slaan of toe te passen.
Opmerking: Wanneer u de configuratie van meerdere apparaten bijwerkt, raden we aan dat u F1 (Behouden) kiest en vervolgens alle wijzigingen toepast wanneer de uiteindelijke apparaatconfiguratie werd bijgewerkt.
26
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Onderhoud en configuratie 9B
Dit toegangsniveau legt een wachtwoordbeveiligd toegangsbeleid op en is voorbehouden voor bevoegde gebruikers die getraind werden om de centrale te bedienen en routine onderhoudstaken uit te voeren voor het brandsysteem. Het standaardwachtwoord is 3333. Met onderhoudstoegang kunt u: • • • • • • • •
Alle Operatortaken uitvoeren zoals beschreven in de bedieningshandleiding De tijd en datum van de centrale wijzigen en de tijd en datum synchroniseren in een brandnetwerk De tijdinstellingen voor dag/nacht modus wijzigen (alleen brandalarmcentrales) Een back-up maken van het Logboek of dit wissen Rapporten bekijken en opslaan Systeemfuncties of lusapparaten in- of uitschakelen (zie onderstaande opmerking) Testzones (alleen brandcentrales), ingangen, uitgangen en batterijen Wijzig de wachtwoorden voor operator en onderhoud
Opmerking: Lusapparaten kunnen niet in- of uitgeschakeld worden vanaf een herhaalbord. Indien uw centrale onderdeel vormt van een brandnetwerk, kunnen externe zones ook in- of uitgeschakeld worden.
Het hoofdmenu 38B
Onderstaand ziet u het hoofdmenu Onderhoud. Afbeelding 13: Het hoofdmenu Onderhoud
Datum en tijd 39B
Ga als volgt te werk om de datum en tijd te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer datum en tijd 3. Voer de datum in in het formaat DD/MM/JJ (bijvoorbeeld 10/06/09) 4. Voer de tijd in in het formaat uu:mm:ss (bijvoorbeeld 15:03:25) 5. Druk op F4 (Enter) om uw wijzigingen op te slaan 6. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
27
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Synchroniseren van de datum en tijd in een brandnetwerk 108B
Met deze optie kunt u de datum en tijd synchroniseren voor alle centrales in een brandnetwerk. Ga als volgt te werk om de datum en tijd in een brandnetwerk te synchroniseren: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Datum en tijd selecteer vervolgens Firenet time sync 3. Selecteer JA om de datum en tijd te synchroniseren 4. Druk op F2 (Exit) 5. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten
Dag/nacht-modus 40B
Opmerking: Deze optie is niet beschikbaar op herhaalborden. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer deze geconfigureerd werd tijdens de installatie van uw brandsysteem. Met deze modus kan uw brandalarmsysteem de geselecteerde branddetectie- en responscriteria automatisch wijzigen op basis van voorgeconfigureerde tijdinstellingen, zoals onderstaand weergegeven. Mode [Modus]
LCDpictogram
Omschrijving
Dag
In deze modus zal een automatisch brandalarm (een alarm dat geactiveerd werd door een detector) de evacuatie- en waarschuwingssirenes (indien geactiveerd) activeren na een geconfigureerde vertraging. Afhankelijk van de configuratie kunnen detectoren een instelling voor beperkte gevoeligheid gebruiken.
Nacht
In deze modus zal een automatisch brandalarm (een alarm dat geactiveerd werd door een detector) onmiddellijk de evacuatie- en waarschuwingssirenes (indien geactiveerd) activeren en worden eventuele geconfigureerde vertragingen genegeerd. Afhankelijk van de configuratie kunnen detectoren een instelling voor verhoogde gevoeligheid gebruiken.
Het LCD-pictogram ter bevestiging van de huidige modus wordt weergegeven op het LCD (zie “LCD-knoppen en indicatoren” op pagina 6). 134H
135H
Doe het volgende om de starttijdinstellingen voor de dag/nacht-modus te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer dag/nacht-modus 3. Voer de starttijd voor de dagmodus in met behulp van het uu:mm formaat (bijvoorbeeld 08:00) 4. Voer de starttijd voor de nachtmodus in met behulp van het uu:mm formaat (bijvoorbeeld 21:00) 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
28
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Opmerking: Om wijziging van de dagmodus te vermijden stelt u de starttijd van de dagmodus in op 24:00. Om wijziging van de nachtmodus te vermijden stelt u de starttijd van de nachtmodus in op 24:00. Voorbeelden van dag- en nachtmode: Om dagmodus te starten op middernacht en te eindigen om 06:00. stelt u de starttijd van de dag-modus in op 00:00 en de starttijd voor de nachtmodus voor de overeenkomstige dag in op 06:00. Om nachtmodus te starten op 22:00 en te eindigen op middernacht stelt u de starttijd van de nachtmodus voor de overeenkomstige dag in op 22:00 en de starttijd van de dagmodus voor de volgende dag in op 00:00.
Een back-up maken van het logboek 41B
Gebruik deze optie om een back-up te maken van het logboek van uw brandsysteem. De back-up-rapporten worden opgeslagen op een USB flash drive (niet meegeleverd) in XML-formaat en kunnen bekeken worden met de applicatie voor het configuratiehulpprogramma. Een back-up maken van het logboek: 1. Open de kastdeur van de centrale. 2. Plaats een USB flash drive in één van de USB-connectoren (Afbeelding 14. item 1). 136H
3. Sluit de kastdeur van de centrale. 4. Selecteer Rapporten in het hoofdmenu. 5. Selecteer Logboek en selecteer vervolgens Back-up. Volg de instructies op het scherm. 6. Druk op F2 (Exit) om af te sluiten. Afbeelding 14: USB-connectoren op het paneel
Zodra de back-up werd uitgevoerd dient u de flash drive als volgt te verwijderen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu en selecteer vervolgens Communicatie. 2. Selecteer Verwijder USB-apparaat. Er verschijnt een bericht op het LCD ter bevestiging van de bewerking. 3. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten. 4. Open de deur van de centrale en verwijder de flash drive. KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
29
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Waarschuwing: Als u de USB flash drive niet zoals beschreven verwijdert, kan dit gegevensverlies en/of beschadiging van uw flashdrive tot gevolg hebben.
Het logboek wissen 42B
Doe het volgende om het logboek te wissen: 1. Selecteer Rapporten in het hoofdmenu. 2. Selecteer Logboek en selecteer vervolgens Clear (wissen). Er verschijnt een bericht op het LCD ter bevestiging van de bewerking. 3. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten.
Rapporten bekijken en opslaan 43B
Rapporten bekijken 109B
Selecteer Rapporten in het hoofdmenu om statusrapporten te bekijken voor de centrale en aangesloten apparaten. Onderstaand wordt de rapportinformatie weergegeven voor dit gebruikersniveau. Rapport
Omschrijving
Historiek
Selecteer deze optie om alle alarm-, storing- en conditiegebeurtenissen weer te geven die gelogd werden door de centrale
Device status [1]
Selecteer deze optie om de huidige statusinformatie te bekijken voor de centrale-apparaten
Zone status [1]
Selecteer deze optie om de huidige statusinformatie te bekijken voor zones
Aandacht vereist
Selecteer deze optie om alle apparaten te bekijken die een storing rapporteren
Zone mapping [1]
Gebruik deze optie om te controleren welke apparaten zijn toegekend aan iedere zone in uw brandsysteem
Revisie
Selecteer deze optie om de softwarerevisie van uw centrale, de configuratierevisie van de centrale en de gegevens over het serienummer van het systeembord weer te geven
Contact details
Selecteer deze optie om de contactinformatie van de onderhouds- of installatie-aannemer te bekijken (afhankelijk van de configuratie door de installateur)
[1] Deze rapporten zijn niet beschikbaar op herhaalborden.
30
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Rapporten opslaan 10B
De rapporten worden opgeslagen op een USB flash drive (niet meegeleverd) in XML-formaat en kunnen bekeken worden met de applicatie voor het configuratiehulpprogramma. Doe het volgende om een rapport op te slaan: 1. Open de kastdeur van de centrale 2. Plaats een USB flash drive in één van de USB-connectoren 3. Sluit de kastdeur van de centrale. 4. Selecteer Rapporten in het hoofdmenu 5. Selecteer Rapport opslaan en selecteer vervolgens ALLE of het te bewaren rapport 6. Druk op F2 (Exit) om af te sluiten 7. Verwijder de USB flash drive zoals beschreven in “Een back-up maken van het logboek” op pagina 29 137H
138H
Systeemfuncties of -apparaten in- of uitschakelen 4B
Waarschuwing: Wijzigingen voor het uitschakelen/inschakelen van de configuratie op dit gebruikersniveau worden niet opgeslagen in de centraleconfiguratie en worden niet opgenomen in opgeslagen configuratiebestanden. Gebruik deze optie om de volgende systeemfuncties of -apparaten in of uit te schakelen: •
Zones (met inbegrip van externe zones indien uw centrale onderdeel vormt van een brandnetwerk)
•
Toestellen
•
Ingangen en uitgangen van de centrale
•
Evacuatie- en waarschuwingssirene activatiegroepen (inclusief externe evacuatie en waarschuwing activatiegroepen indien uw centrale onderdeel vormt van een brandnetwerk)
Let op het volgende: •
Lusapparaten en geprogrammeerde configureerbare uitgangen kunnen alleen in- of uitgeschakeld worden vanaf de lokale centrale
•
Actieve uitgangen kunnen niet uitgeschakeld worden
•
Apparaten of zones in het alarm worden niet uitgeschakeld totdat de centrale handmatig gereset is
Doe het volgende om een systeemfunctie of apparaat uit te schakelen: 1. Selecteer Control in het hoofdmenu 2. Selecteer Disable/Enable 3. Selecteer de overeenkomstige optie (zones, apparaten etc.)
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
31
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
4. Selecteer het uit te schakelen element en druk op de draaiknop om de uitschakeling te bevestigen 5. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten Herhaal om een uitgeschakelde functie of apparaat in te schakelen. WAARSCHUWING: Uitgeschakelde functies en apparaten geven geen storingen of brandalarmen aan.
Zones testen 45B
Opmerking: Deze optie is niet beschikbaar op herhaalborden. Doe het volgende om zones te testen: 1. Selecteer Test in het hoofdmenu. 2. Selecteer Zones. 3. Selecteer de zone die u wilt testen en druk op de draaiknop om de test te starten. Selecteer indien nodig extra zones en druk op de startknop om de test voor iedere zones te starten. Het maximale aantal zones dat tegelijkertijd getest kan worden is vier. 4. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten. Herhaal de bovenstaande stappen om de zonetest te beëindigen. Wanneer een alarm geactiveerd is in een zone die getest wordt: •
De zonetest wordt bevestigd op het LCD terwijl het alarm actief is
•
Indien een zonebord geïnstalleerd is en de overeenkomstige zone is opgenomen op het zonebord, knippert het LED van het zone-alarm of brandt het continu (afhankelijk van de bron van het alarm)
•
Waarschuwingssirenes, evacuatiesirenes en programmeerbare activeringen worden niet geactiveerd
•
De centrale reset het initiërende apparaat na vijf seconden en wist het alarm (handbrandmelders moeten eerst gesloten worden voordat een automatische reset kan worden toegepast)
•
De gebeurtenis wordt vastgelegd in het logboek.
In het geval dat er een brandalarm is in een zone die niet getest wordt, reageert de centrale op de alarmgebeurtenis zoals geconfigureerd werd.
32
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Ingang- en uitgangsactivering testen 46B
Ingangsactivering testen 1B
Er is geen LCD-menu nodig om de ingangsactivering te testen. Doe het volgende om de ingangsactivering te testen: 1. Bepaal de ingangsfunctionaliteit (raadpleeg de installatiegegevens van uw brandsysteem) 2. Schakel iedere uitgangsactivering uit die gekoppeld is aan de ingang voordat u de test uitvoert 3. Activeer de ingangsactivering overeenkomstig de apparaatinstructies 4. Controleer of de centrale de verwachte ingangsfunctie rapporteert (ingangsfunctie hangt af van de configuratie van de ingang) 5. Reset het bedieningspaneel wanneer de test voltooid is Herhaal de test voor alle ingangen indien nodig. Uitgangsactivering testen 12B
Doe het volgende om de activering van de centrale en lusuitgang te testen: 1. Selecteer Test in het hoofdmenu 2. Selecteer Uitgangen 3. Selecteer de uitgang die u wilt testen en selecteer vervolgens JA (om de uitgang te activeren) of NEEN (om de uitgang uit te schakelen) 4. Druk opnieuw op de draaiknop om te test te beëindigen 5. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten Waarschuwing: De test duurt net zo lang als het scherm zichtbaar is. Er is geen automatische time-out voor de activeringstest en de systeeminformatie is niet zichtbaar op het LCD gedurende de test (bewerkingen die geen verband houden met de activeringstest van de uitgang worden verder op de achtergrond uitgevoerd).
Batterijen testen 47B
Doe het volgende om batterijen te testen: 1. Selecteer Test in het hoofdmenu. 2. Selecteer Batterijtest. Een bericht ter bevestiging van de batterijstatus verschijnt op het LCD. 3. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten. Raadpleeg “Batterijonderhoud” op pagina 57 voor meer informatie over berichten over de batterijstatus. 139H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
140H
33
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Wachtwoorden wijzigen 48B
Wijzig de wachtwoorden voor operator en onderhoud als volgt: 1. Selecteer Paswoord config in het hoofdmenu 2. Voer het huidige Onderhoud-wachtwoord in 3. Selecteer het te wijzigen wachtwoord (Operator of Onderhoud) 4. Voer het nieuwe wachtwoord in 5. Bevestig het nieuwe wachtwoord 6. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 7. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
34
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Installateur en configuratie 10B
Dit toegangsniveau legt een wachtwoordbeveiligd toegangsbeleid op en is voorbehouden voor bevoegde gebruikers die de centrale en het brandsysteem installeren en configureren. Het standaardwachtwoord is 4444.
Het hoofdmenu 49B
Onderstaand ziet u het Installateur hoofdmenu. Afbeelding 15: Het Installateur hoofdmenu
Paneelconfiguratie 50B
Gebruik het menu Paneelinstallatie om de onderstaande opties voor de configuratie van de centrale te openen. Tabel 6: Configuratie centrale Optie
Omschrijving
ID configuratie
Selecteer deze optie om het paneel ID te configureren (voor het brandnetwerk) en de omschrijving (de omschrijving wordt weergegeven op het LCD wanneer de centrale in stand-by staat).
Datum en tijd
Selecteer deze optie om de datum en tijd van de centrale te configureren en om de datum en tijd in een brandnetwerk te synchroniseren.
Dag/nacht modus
Selecteer deze optie om de tijdinstellingen voor de dag/nacht-modus te configureren. Zie “Dag/nacht-modus” op pagina 28. 14H
142H
Regionale opties
Selecteer deze optie om de regionale bedrijfsmodus van de centrale te configureren
Firenet
Selecteer deze optie om het brandnetwerk van de centrale te configureren.
Communicatie
Selecteer deze optie om TCP/IP communicatie-instellingen te configureren en op veilige manier een USB-apparaat te verwijderen.
Andere instellingen
Selecteer deze optie om de 24V AUX uitgang, fout maskering, herstart sirenes en apparaat LED-opties te configureren.
Laad/bewaar config
Selecteer deze optie om een nieuw configuratiebestand te laden of het huidige configuratiebestand op te slaan op een USB flash drive.
Uitbreidingskaarten
Selecteer deze optie om geïnstalleerde uitbreidingskaarten te configureren.
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
35
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
ID configuratie 51B
Het standaard ID van de centrale is 01. Doe het volgende om het ID of de beschrijving van de centrale te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer ID-configuratie 3. Voer het paneel ID en de omschrijving in 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Waarschuwing: Het paneel ID moet in het bereik 01 tot 32 liggen.
Configuratie van datum en tijd 52B
Selecteer deze optie om de datum en tijd van de centrale in te stellen en om de datum en tijd in een brandnetwerk te synchroniseren. Doe het volgende om de datum en tijd van de centrale in te stellen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer datum en tijd 3. Voer de datum in in het formaat DD/MM/JJ (bijvoorbeeld 10/06/09) 4. Voer de tijd in in het formaat uu:mm:ss (bijvoorbeeld 15:03:25) 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) Ga als volgt te werk om de datum en tijd in een brandnetwerk te synchroniseren: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Datum en tijd selecteer vervolgens Firenet time sync 3. Selecteer JA om de datum en tijd te synchroniseren 4. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten
Regionale opties 53B
Selecteer deze optie om de regionale werkmode in te stellen. In de onderstaande tabel ziet u de bechikbare opties. Werkmode
Regio
EN 54-2 (standaard)
Europese Unie
EN 54-2 evacuatie
Europese Unie (Spanje)
NBN S21-100
Europese Unie (België)
36
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Doe het volgende om de werkmode van de centrale te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Regional options 3. Selecteer de werkmode. 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
Firenet configuratie 54B
Selecteer Firenet om het brandnetwerk van de centrale en de instellingen van het herhaalbord in te stellen zoals onderstaand weergegeven. Optie
Omschrijving
Firenet toekenning
Selecteer deze optie om alle gedetecteerde centrales te bekijken, om centrales toe te voegen aan het brandnetwerk, of om centrales te verwijderen van het netwerk. Als standaard communiceren nieuw gedetecteerde centrales niet met het netwerk.
Firenet mode
Selecteer deze optie om de werkmode van het centralenetwerk te configureren (stand-alone, paneel in netwerk of herhaalbord in netwerk).
Herhaalbord toek.
Selecteer deze optie om de te herhalen centrales te configureren.
Bediening toelaten
Selecteer deze optie om algemene bedieningsopties te configureren voor centrales en herhaalborden in het netwerk.
Klasse B
Selecteer deze optie voor een Klasse B netwerk. Wanneer deze optie geconfigureerd is, wordt er geen storing gerapporteerd voor een open netwerk.
Firenet toekenning 13B
De Firenet toek. definieert de centrales (brandalarm of herhaalborden) die onderdeel vormen van het brandnetwerk. Indien een centrale die eerder geconfigureerd werd als zijnde in het brandnetwerk niet gedetecteerd wordt, wordt een bericht gerapporteerd met een aanduiding van de offline status (met het paneel ID). Doe het volgende om de instellingen van het brandnetwerk te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu. 2. Selecteer Firenet. 3. Selecteer Firenet map. Er verschijnt een lijst met gedetecteerde centrales op het LCD. 4. Selecteer het paneel ID in de lijst en selecteer vervolgens JA (om de centrale toe te voegen aan het netwerk) of NEEN (om de centrale te verwijderen van het netwerk). 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit). 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit).
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
37
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Firenet opmode 14B
In de onderstaande tabel ziet u de beschikbare netwerkmodi. Optie
Omschrijving
Standalone
Selecteer deze optie voor een losstaande centrale. Dit is de standaardinstelling voor brandcentrales.
Networked
Selecteer deze optie voor een centrale in het netwerk. Zie onderstaande beschrijving.
Herhaalbord
Selecteer deze optie voor een herhaalbord in het netwerk. Dit is de standaardinstelling voor herhaalborden. Zie onderstaande beschrijving.
In de paneelmodus in het netwerk maakt de centrale gebruik van het netwerk om de alarm- en storingsgebeurtenissen te verwerken en weer te geven die ontvangen werden van een extern paneel afkomstig van een van de lokale zones in het systeem. In de herhaalmodus in het netwerk geeft het paneel, naast de bovenstaand beschreven functionaliteit van het netwerkpaneel, alle gebeurtenissen aan voor alle panelen die geselecteerd werden voor herhaling. Bijgevolg maakt het paneel in de RPT-modus gebruik van het netwerk: •
Om de gebeurtenissen te verwerken en weer te geven die ontvangen werden van een extern paneel dat invloed heeft op de lokale zones in het systeem
•
Om een gebeurtenis weer te geven die van een van de externe panelen komt die aanwezig zijn in de herhaalde paneelmap
Doe het volgende om de instellingen van de netwerk werkmodus te wijzigen: 1. 2. 3. 4. 5.
Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu Selecteer Firenet en selecteer vervolgens Firenet Opmode Selecteer Standalone, Networked of Repeater Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
Opmerking: Een losstaand paneel behoudt zijn netwerknode hoewel het niet communiceert met het netwerk. Herhaalbord toek. 15B
De standaardinstelling is JA (alle centrales in het brandnetwerk worden herhaald). Doe het volgende om de instellingen van de herhaalbord toek. te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Firenet en selecteer vervolgens Herhaalbord toek. 3. Selecteer het paneel ID in de lijst en selecteer vervolgens JA (om de centrale te herhalen) of NEEN (om herhaling van de centrale stop te zetten) 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) 38
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Bediening toelaten 16B
Selecteer deze optie om toe te staan dat de centrale het brandnetwerk regelt (door globale bedieningsopdrachten te versturen). De standaardinstelling is JA (globale bediening is toegestaan). Doe het volgende om de algemene bedieningsinstellingen te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Firenet en selecteer vervolgens Bediening toelaten 3. Selecteer het paneel ID in de lijst en selecteer vervolgens JA (om algemene bediening toe te staan) of NEEN (om algemene bediening stop te zetten) 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Functies die algemeen bediend kunnen worden zijn: • • • • •
Reset Panel silence (stop zoemer) Evacuatie- en waarschuwingssirene start/stop Evacuatie- en waarschuwingsvertraging (vertraging activeren of actieve vertraging annuleren) Zones activeren of uitschakelen
Klasse B 17B
Selecteer deze optie om de klasseconfiguratie van uw brandnetwerk te configureren (Klasse A of Klasse B). De standaardinstelling is NEEN (Klasse A netwerkconfiguratie). Doe het volgende om de instellingen van de netwerkklasse te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Firenet en selecteer vervolgens Klasse B 3. Selecteer JA (voor Klasse B netwerk) of NEEN (voor Klasse A netwerk) 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
39
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Configuratie communicatie 5B
TCP/IP 18B
Waarschuwing: Voor een hogere beveiliging raden we het gebruik van Ethernet af als externe verbinding met de centrale via het internet. In de onderstaande tabel ziet u de standaard TCP/IP-instellingen. Optie
Standaardwaarde
IP-adres
192.168.104.140
Subnetmask
255.255.255.0
Gateway
0.0.0.0
Poort
2505
Opmerking: Het Ethernet MAC-adres en de Host-informatie van de centrale is ook beschikbaar in dit menu (indien nodig voor het oplossen van problemen met het netwerk). Doe het volgende om de TCP/IP-instellingen te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Communicatie 3. Selecteer TCP/IP 4. Voer het IP, Subnetmask, Gateway en de poortinformatie in 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Indien de standaardpoort gewijzigd is, moet de poortconfiguratie in het PC configuratieprogramma ook bijgewerkt worden. Indien uw netwerk beveiligd is met een firewall, moet de poortconfiguratie in uw firewall bijgewerkt worden om de lokale communicatie met externe software toe te staan. Een USB-apparaat verwijderen 19B
Ga als volgt te werk om een USB flash drive veilig te verwijderen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu en selecteer vervolgens Communicatie. 2. Selecteer Verwijder USB-apparaat. Er verschijnt een bericht op het LCD ter bevestiging van de bewerking. 3. Druk op F2 (Exit) om het menu te verlaten. 4. Open de deur van de centrale en verwijder de flash drive. Waarschuwing: Als u de USB flash drive niet zoals beschreven verwijdert, kan dit gegevensverlies en/of beschadiging van uw flashdrive tot gevolg hebben.
40
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Andere instellingen 56B
24V ext. 120B
Selecteer deze optie om de 24V AUX uitgangsstatus te configureren tijdens het resetten en wanneer de centrale op batterijen werkt. De standaardinstelling voor beide opties is NEEN (de 24V AUX ext. wordt niet uitgeschakeld). Doe het volgende om de configuratie te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Andere instellingen en selecteer vervolgens 24V AUX config 3. Selecteer JA of NEEN voor deactiveren tijdens reset 4. Selecteer JA of NEEN voor deactiveren tijdens werken met batterijen 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Fout maskering 12B
Selecteer deze optie om de rapporteringsstatus te configureren voor batterij- en aardingsfouten. De standaardinstelling voor beide opties is JA (alle storingen worden gerapporteerd). Doe het volgende om de configuratie te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Andere instellingen en selecteer vervolgens Fout maskering 3. Selecteer JA of NEEN voor meldingen van batterijstoringen 4. Selecteer JA of NEEN voor meldingen van aardingsstoringen 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Opmerking: Indien NEEN geselecteerd werd voor een optie, worden de overeenkomstige storingen niet opgenomen in het logboek. Herinschakeling waarschuwingssirenes 12B
Selecteer deze optie om de stopgezette functionaliteit voor waarschuwingssirenes te configureren wanneer nieuwe alarmen gerapporteerd zijn. NEEN (standaard)
Waarschuwingssirenes herinschakelen met een nieuw apparaat in alarm
JA
Alleen waarschuwingssirenes herinschakelen wanneer nieuwe zone in alarm
Doe het volgende om de configuratie te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Andere instellingen en selecteer vervolgens Herstart sirenes 3. Selecteer JA of NEEN
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
41
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Apparaat LED's uitschakelen 123B
Selecteer deze optie om de LED-apparaatstatus te configureren tijdens de communicatie (AAN of UIT). De standaardstatus is NEE (LED's knipperen tijdens communicatie). Doe het volgende om de configuratie te wijzigen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Andere instellingen en selecteer vervolgens Apparaat LED's uitschakelen 3. Selecteer JA of NEEN 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
Configuratiebestanden laden en opslaan 57B
Selecteer deze optie om een systeemconfiguratiebestand te laden van een USB flash drive of om het huidige systeemconfiguratiebestand naar een USB flash drive op te slaan. Waarschuwing: De centrale herkent geen flash drives met een capaciteit groter dan 2 GB. Doe het volgende om een configuratie te laden: 1. Open de deur van de centrale en plaats de USB flash drive met het configuratiebestand in een van de USB type B connectoren (zie Afbeelding 3 op pagina 10). Sluit de deur van de centrale. 143H
14H
2. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu. 3. Selecteer Laad/bewaar config en selecteer vervolgens Laad config. 4. Selecteer het te laden configuratiebestand. 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit). 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit). 7. Verwijder de USB flash drive zoals beschreven in “Een USB-apparaat verwijderen” op pagina 40. 145H
146H
42
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Doe het volgende om een configuratie in bestand op te slaan: 1. Open de deur van de centrale en plaats de USB flash drive in een van de USB type B connectoren (zie Afbeelding 3 op pagina 10). Sluit de deur van de centrale. 147H
148H
2. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu. 3. Selecteer Laad/bewaar config en selecteer vervolgens Bewaar config. De huidige configuratie wordt opgeslagen in XML-formaat met behulp van een standaard naamgevingsformaat. 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit). 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit). 6. Verwijder de USB flash drive zoals beschreven in “Een USB-apparaat verwijderen” op pagina 40. 149H
150H
Configuratie van uitbreidingskaart 58B
Selecteer deze optie om een geïnstalleerd lus-, netwerk- of zoneuitbreidingskaart toe te voegen aan de configuratie van de centrale. Als standaard wordt op herhaalborden de netwerkkaart geconfigureerd zoals geïnstalleerd. Doe het volgende om een uitbreidingskaart toe te voegen: 1. Selecteer Paneelinstallatie in het hoofdmenu 2. Selecteer Uitbreidingskaarten 3. De centrale detecteert automatisch eventuele optioneel geïnstalleerde uitbreidingskaarten (indien gewenst kunt u het bordtype wijzigen) 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Er wordt een systeemstoring aangeduid indien na het toevoegen van een uitbreidingskaart, het bord niet gedetecteerd wordt door de centrale.
Installatie configuratie 59B
Gebruik het menu Installatie config om de onderstaande opties voor de configuratie van het veld te openen. Tabel 7: Installatie configuratie Optie
Omschrijving
Autoconfiguratie
Selecteer deze optie om geïnstalleerde lusapparaten automatisch te configureren in hun standaardinstellingen
Configuratie lusapparaat
Selecteer deze optie om geïnstalleerde lusapparaten handmatig te configureren of de standaardinstellingen te wijzigen
Zoneconfiguratie
Selecteer deze optie om zones te configureren
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
43
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Optie
Omschrijving
Paneel I/O configuratie
Selecteer deze optie om de ingang- en uitgangfunctionaliteit van de centrale te configureren
Configuratie van vertragingen
Selecteer deze optie om evacuatie- en waarschuwingsvertragingen te configureren of om uitgangsactivering te programmeren (PRG)
Configuratie Loops Class
Selecteer deze optie om de installatielus bekabelingsklasse (Klasse A of Klasse B) te configureren
Autoconfiguratie 60B
Selecteer deze optie om geïnstalleerde lusapparaten automatisch te configureren. Autoconfiguratie kent een standaardconfiguratie toe voor ieder apparaattype dat gedetecteerd wordt. Doe het volgende om autoconfiguratie te starten: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Autoconfiguratie en selecteer vervolgens de overeenkomstige lus of Alle lussen Tijdens het zoeken toont het LCD het bericht “Autoconfig bezig…”. Wanneer de autoconfiguratie is voltooid wordt de lijst met gedetecteerde apparaten weergegeven. 3. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 4. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Autoconfiguratie zal: •
Alle initialiserende apparaten toewijzen (met inbegrip van zonemodules) aan zone 1.
•
Alle sirenes toewijzen aan de evacuatiesirene uitgangsgroep.
•
Alle niet-bewaakte uitgangen (relass) toewijzen aan PRG1 groep met alle zones actief en zonder vertraging. De startzone zal 1 zijn.
Opmerking: Autoconfiguratie is oplopend en behoudt de apparaattekstbeschrijving van eerder geconfigureerde apparaten.
Configuratie lusapparaat 61B
Selecteer deze optie om handmatig apparaten toe te voegen of om de standaard configuratie-instellingen te wijzigen na autoconfiguratie. Doe het volgende om een apparaat toe te voegen of een apparaatconfiguratie te wijzigen: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu. 2. Selecteer configuratie Lusapparaat. 3. Selecteer de overeenkomstige lus en apparaat. Voor nieuwe apparaten verschijnt een bericht. 44
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
4. Voer de nodige configuratiewijzigingen door (apparaattype, werkmodus, tekst, enz.). 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit). 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit).
Zoneconfiguratie 62B
In de onderstaande tabel ziet u de opties voor zoneconfiguratie. Optie
Omschrijving
Start zone
Selecteer deze optie om de startzone te configureren
Zoneconfiguratie
Selecteer deze optie om evacuatie- en waarschuwingsvertragingen te configureren, om een zone in- of uit te schakelen en om een zonetekstbeschrijving in te voeren
Zones overzicht 124B
Het maximale aantal beschikbare zones hangt af van het model van de centrale, zoals weergegeven in de onderstaande tabel. Het zonenummerbereik is 01 tot 9999. Centrale
Maximum aantal zones
Eén-lus centrale
64
Twee-lus centrale
128
Twee-lus centrale met lusbord
256
Voor centrales in het netwerk worden de zones als globaal beschouwd. Indien twee centrales in het netwerk elk bijvoorbeeld zone 5 omvatten, worden deze gegroepeerd om een enkele Zone 5 configuratie te creëren binnen het netwerk. Startzones 125B
Selecteer deze optie om de startzone te configureren. De startzone definieert het startpunt van het zonebereik van de brandcentrale. De resterende zones voor de overeenkomstige centrale volgen sequentieel zoals weergegeven in de onderstaande voorbeelden. De standaard startzone is 01. Centrale
Start zone
Resterende zones
Eén-lus centrale
1
2 tot 64
Eén-lus centrale
200
201 tot 264
Twee-lus centrale
1
2 tot 128
Twee-lus centrale
520
521 tot 648
Indien een optioneel zonebord werd geïnstalleerd, valt de startzone samen met de zone-LED's bovenaan links van het zonebord (met opeenvolgende zones die onderstaand worden weergegeven).
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
45
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Voor herhaalborden zonder een zonebord wordt de waarde van de startzone niet gebruikt aangezien het paneel geen zones heeft. Het herhaalbord toont zonegebeurtenissen van de panelen die herhaald worden. Lustoestellen toewijzen aan zones 126B
Creëer zones door zonenummers toe te wijzen aan lustoestellen. Doe het volgende om een zonenummer toe te wijzen aan een lustoestel: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Lus toestel config 3. Selecteer de overeenkomstige lus en het toestel 4. Wijs een zonenummer toe aan het toestel 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Herhaal indien nodig voor ieder toestel. Indien het zonenummer buiten het geldige bereik valt zoals bepaald door de overeenkomstige startzone en het aantal lussen van de brandcentrale, is de bewerking niet voltooid en verschijnt een fout over een ongeldig zonenummer op het LCD. Zoneconfiguratie 127B
Selecteer deze optie om zonevertragingen te configureren, een zoneomschrijving in te voeren en een zone in- of uit te schakelen. In de onderstaande tabel ziet u de opties voor zoneconfiguratie. Optie
Omschrijving
Standaardwaarde
Maximumwaarde
EVC VER
Evacuatievertraging
000 seconden
600 seconden
WRS VER
Waarschuwingsvertraging
000 seconden
600 seconden
Bediening
Uitsch / Insch
ENB (enabled (ingeschakeld)
nvt
[BLANCO]
Zone-omschrijving
nvt
nvt
Waarschuwing: Evacuatie- en waarschuwingsvertragingen mogen niet langer dan 600 seconden duren. Zie “Configuratie van vertraging” op pagina 50 om vertragingen over alle zones heen te configureren. 15H
152H
Doe het volgende om de zoneconfiguratie te wijzigen: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu. 2. Selecteer zoneconfiguratie en selecteer vervolgens de overeenkomstige zone. 3. Voer de evacuatievertraging in in seconden (bijvoorbeeld voor een vertraging van 120 seconden voert u 120 in). 46
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
4. Wijzig de waarde na de - in 0 als u niet wilt dat deze zone de evacuatiesirenes activeert. Waarden die verschillen van nul activeren de evacuatiesirenes met een alarm in de zone na de geconfigureerde vertraging (indien het is ingeschakeld is het alarm automatisch en staat de centrale in dagmodus). Bijvoorbeeld 120-1 (of 120-2 etc.) de zone in alarm zal evacuatiesirenes activeren na 120 seconden (indien het is ingeschakeld, is het alarm automatisch en staat de centrale in dagmodus). Indien de waarde 120-0 is, zullen de evacuatiesirenes niet activeren met deze zone in alarm. 5. Voer de waarschuwingsvertraging in in seconden (bijvoorbeeld voor een vertraging van 120 seconden voert u 120 in). 6. Wijzig de waarde na de - in 0 als u niet wilt dat deze zone de waarschuwingssirenes activeert. Waarden die verschillen van nul activeren de waarschuwingssirenes met een alarm in de zone na de geconfigureerde vertraging (indien het is ingeschakeld is het alarm automatisch en staat de centrale in dagmodus). Bijvoorbeeld 120-1 (of 120-2 etc.) de zone in alarm zal evacuatiesirenes activeren na 120 seconden (indien het is ingeschakeld, is het alarm automatisch en staat de centrale in dagmodus). Indien de waarde 120-0 is, zullen de waarschuwingssirenes niet activeren met deze zone in alarm. 7. Voer de zonebeschrijving in (bijvoorbeeld, ZONE1). 8. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit). 9. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit). Zodra een vertraging geconfigureerd werd, moet deze geactiveerd worden. •
Druk op de knop Evacuatievertraging om een eerder geconfigureerde evacuatievertraging te activeren.
•
Druk op de knop Waarschuwingsvertraging om een eerder geconfigureerde waarschuwingsvertraging te activeren.
Doe het volgende om een zone in of uit te schakelen: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Zoneconfiguratie en selecteer vervolgens de overeenkomstige zone 3. Selecteer ENB (inschakelen) of DIS (uitschakelen) in de bedieningsoptie 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Opmerking: Wanneer alle apparaten die toegewezen zijn aan een zone uitgeschakeld zijn, wordt de zone als zijnde uitgeschakeld beschouwd en dienovereenkomstig aangeduid op de interface van de centrale (zie “Bedieningsknoppen en indicatoren van het voorpaneel” op pagina 4). 153H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
154H
47
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
I/O configuratie centrale 63B
Ingangsconfiguratie In de onderstaande tabel ziet u de configureerbare opties voor iedere ingang. Optie
Omschrijving
OpMode
Selecteer deze optie om de ingang werkmode toe te wijzen
Bediening
Selecteer deze optie om een ingang in of uit te schakelen
In de onderstaande tabel ziet u de ingang werkmodi. De standaardmode voor alle ingangen is T_AL. (activering technisch alarm: ontgrendelde conditie aangegeven op het LCD en opgeslagen in het logboek) Tabel 8: Ingangmodi Mode [Modus]
Omschrijving
T_AL (standaard)
Activering technisch alarm: een ontgrendelde conditie aangegeven op het LCD en opgeslagen in het logboek.
LG
Gelogde activatie. Een ontgrendelde conditie die geen indicaties genereert maar alleen wordt opgeslagen in het logboek.
RST
Activatie reset het paneel van op afstand. Om opnieuw te resetten moet de ingang gedeactiveerd worden en vervolgens opnieuw geactiveerd worden.
FOUT
Externe fout. Activatie genereert een geblokkeerde foutgebeurtenis die wordt aangeduid als externe fout.
UKSB
Klasevacuatie Britse scholen. Activatie activeert sirenes als aanduiding van klasevacuatie in scholen.
Doe het volgende om een paneelingang te configureren: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Paneel I/O configuratie 3. Selecteer Paneelingangen en selecteer vervolgens de overeenkomstige paneelingang 4. Selecteer de ingang werkmode 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Doe het volgende om een paneelingang in of uit te schakelen: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Paneel I/O configuratie 3. Selecteer Paneelingangen en selecteer vervolgens de overeenkomstige ingang 4. Selecteer ENB (inschakelen) of DIS (uitschakelen) in de bedieningsoptie
48
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Configureerbare uitgangen 128B
In de onderstaande tabel ziet u de configureerbare opties voor iedere uitgang. Optie
Omschrijving
OpMode
Selecteer deze optie om de uitgang werkmode toe te wijzen
Groep_n
Selecteer deze optie om het aantal uitgangsgroepen te configureren
Bediening
Selecteer deze optie om een uitgang in of uit te schakelen
In de onderstaande tabel ziet u de configureerbare uitgang werkmodi. De standaardmode voor alle configureerbare uitgangen is Uitgang evacuatiesirene. Tabel 9: Configureerbare uitgangmodi Mode [Modus]
Omschrijving
EVC (standaard)
Selecteer deze optie voor een evacuatiesirene uitgang
WRS
Selecteer deze optie voor een waarschuwingssirene uitgang
PRG
Selecteer deze optie voor programma-opties (zie onderstaand)
Brand
Selecteer deze optie voor een branduitgang
Fout
Selecteer deze optie voor een storingsuitgang
Doe het volgende om een uitgang te configureren: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Paneel I/O configuratie 3. Selecteer Uitgangen en selecteer vervolgens de overeenkomstige uitgang 4. Selecteer de gewenste uitgang werkmode en wijs indien nodig een uitgangsgroepnummer toe 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Doe het volgende om een uitgang in of uit te schakelen: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Paneel I/O configuratie 3. Selecteer Uitgangen en selecteer vervolgens de overeenkomstige uitgang 4. Selecteer ENB (inschakelen) of DIS (uitschakelen) in de bedieningsoptie 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
49
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Programma-opties voor uitgangsgroepen 129B
Opmerking: Deze optie is niet beschikbaar op herhaalborden. Voor het configureren van de werkmode van een uitgang zijn er drie soorten uitgangsgroepen beschikbaar: evacuatiesirenes, waarschuwingssirenes en programma's (er moet een nummer worden toegewezen aan iedere programmagroep - bijvoorbeeld PRG1 - met behulp van de optie Group_n). Uitgangen die zijn toegewezen aan een programmagroep (bijvoorbeeld PRG1) worden geactiveerd afhankelijk van de alarmen in het brandnetwerk, in het lokale bereik van zones van het paneel, en met de overeenkomstige vertragingen. PRG1 kan bijvoorbeeld geconfigureerd worden om te activeren met een vertraging van 10 seconden voor een alarm in zones 120 tot 139, zonder vertraging voor een alarm in zones 140 tot 145, en zonder activering van andere zones in de brandcentrale (bereik 100 tot 163 indien de startzone 100 is en het paneel een één-lus paneel is). Deze geprogrammeerde uitgangactivatie kan geconfigureerd worden met het configuratiehulpprogramma (aanbevolen) of via het configuratiemenu Vertraging in de centrale.
Configuratie van vertraging 64B
Opmerking: Deze optie is niet beschikbaar op herhaalborden. Selecteer deze optie om vertragingen te configureren voor de activatie van uitgangsgroepen. In de onderstaande tabel ziet u de opties voor vertragingsconfiguratie. Optie
Omschrijving
Evacuatiesirenes
Selecteer deze optie om een globale vertraging toe te wijzen die gemeenschappelijk is voor alle zones die geconfigureerd werden voor het activeren van de uitgangen met de werkmode Evacuatiesirenes
Waarschuwingssirenes
Selecteer deze optie om een globale vertraging toe te wijzen die gemeenschappelijk is voor alle zones die geconfigureerd werden voor het activeren van de uitgangen met de werkmode Waarschuwingssirenes
Program. per zone
Selecteer deze optie om voor een specifieke PRGn uitgangsgroep verschillende activeringsvertragingen toe te wijzen per zone in alarm
Evacuatiesirene en Selecteer deze optie om verschillende activatievertragingen toe te wijzen waarschuwingssirene per zone in alarm voor evacuatiesirene- of waarschuwingssirenegroepen per zone
Opties voor evacuatiesirene en waarschuwingssirene 130B
Doe het volgende om een evacuatiesirene- of waarschuwingssirenevertraging te configureren voor alle zones: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Configuratie van vertragingen en selecteer vervolgens Evacuatiesirene of Waarschuwingssirene 3. Voer de vertraging in in seconden (bijvoorbeeld 120 seconden) 50
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
4. Selecteer JA of NEEN voor Activeren voor alle zones 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit) Zodra een vertraging geconfigureerd werd, moet deze geactiveerd worden. Gebruik deze opties om activatie- of evacuatiesirenes en waarschuwingssirenes te activeren met 100 seconden voor iedere zone in alarm in het brandnetwerk binnen het zonebereik van de brandcentrale. Opmerking: Globale vertragingsopties stellen alleen de vertragingen in van de zones die ingeschakeld werden om de evacuatiesirene- of waarschuwingssirenegroep te activeren. Wanneer bijvoorbeeld evacuatiesirenes en waarschuwingssirenes activeren voor zone 1 met een vertraging van 10 seconden en voor zone 5 met een vertraging van 100 seconden, zal iedere zone - na het selecteren van deze optie - activeren met dezelfde geselecteerde vertraging na alarmen in zones 1 of 5 en zullen deze niet activeren voor alle andere zones. De optie Activeren voor alle zones stelt de gebruiker in staat om de vertraging toe te passen op alle zones (inclusief diegene die eerder geconfigureerd werden om de uitgangsgroep niet te activeren). Een evacuatiesirene en waarschuwingssirene per zone programmeren 13B
Selecteer deze opties voor geavanceerde vertragingsprogrammering per zone in alarm. Alle uitgangen die werden toegewezen aan de uitgangsgroep zullen activeren, afhankelijk van de alarmen in het brandnetwerk, in het lokale bereik van zones van het paneel, en met verschillende vertragingen. Selecteer bijvoorbeeld deze optie om PRG5/evacuatiesirenes/ waarschuwingssirenes te activeren met een vertraging van 10 seconden voor een alarm in zone 1 en met een vertraging van 100 seconden voor een alarm in zone 5. Doe het volgende om per zone-opties te configureren: 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Configuratie vertraging en selecteer vervolgens Program. per zone of WRS EVC per zone Indien Program. per zone voert u het programmanummer in (bijvoorbeeld PRG1) 3. Selecteer de zones die u wilt configureren 4. Voer de vertraging in in seconden of schakel de uitgangsactivatie voor zone uit: ddd-0 om de uitgangsgroep niet te activeren voor de geselecteerde zone. ddd-1 om de uitgangsgroep te activeren voor de geselecteerde zone in alarm na de geconfigureerde vertraging (indien het is ingeschakeld is het alarm automatisch en staat de centrale in dagmodus). KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
51
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
Waarbij ddd de vertraging is die geconfigureerd werd in seconden. 5. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 6. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
Configuratie lus klasse 65B
Selecteer deze optie om de installatielus bekabelingsklasse (Klasse A of Klasse B) te configureren. De standaardinstelling is Klasse A. 1. Selecteer Installatie config in het hoofdmenu 2. Selecteer Lus klasse en voer het lusnummer in (1 voor een-lus paneel; 1 of 2 voor twee-lus paneel etc.) 3. Selecteer Klasse A of Klasse B 4. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 5. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
Wachtwoorden wijzigen 6B
Selecteer deze optie om de wachtwoorden te wijzigen voor de gebruikersniveaus Operator, Onderhoud en Installateur. We raden aan dat alle standaardwachtwoorden gewijzigd worden. Doe het volgende om wachtwoorden te wijzigen: 1. Selecteer Paswoord config in het hoofdmenu 2. Voer het huidige Installer-wachtwoord in 3. Selecteer het te wijzigen wachtwoord (Operator, Onderhoud of Installateur) 4. Voer het nieuwe wachtwoord in 5. Bevestig het nieuwe wachtwoord 6. Druk op F4 (Enter) en druk vervolgens op F2 (Exit) 7. Druk op F1 (Behouden), F3 (Toepassen), F4 (Negeren), of F2 (Exit)
52
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten
In werking zetten 1B
Het systeem moet in werking gezet worden nadat de centrale en overeenkomstige apparaten geïnstalleerd en geconfigureerd zijn. Let op het volgende: •
Of het brandsysteem werd ontworpen conform alle vereiste voorschriften en normen
•
Controleer of de maximale alarmstroom in uw installatie de maximale stroomspecificaties van de netvoeding niet overschrijdt
•
Of alle apparatuur correct geïnstalleerd en getest is en dat alle bekabeling voldoet aan de aanbevelingen zoals beschreven in “Aanbevolen kabels” op pagina 14 15H
156H
•
Of alle softwarefuncties correct geprogrammeerd zijn
•
Of alle geïnstalleerde detectoren geschikt zijn voor de installatie-omgeving en correct werken
•
Of alle ingangen en uitgangen correct functioneren
•
Of de configuratie van alle ingang/uitgang logica correct is
•
Of het brandsysteem correct functioneert in stand-by en geen alarmen of fouten rapporteert
•
Test of onder de alarmcondities (met alle desbetreffende apparaten geactiveerd) het stroomverbruik de specificaties van de netvoeding niet overschrijdt (indien de batterijen niet geactiveerd zijn, ligt het huidige verbruik binnen de specificaties)
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
53
Hoofdstuk 4 Onderhoud Samenvatting 132B
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van brandalarmsystemen en batterij-onderhoud. Inhoud 13B
Onderhoud brandalarmsysteem 56 Batterijonderhoud 57 157H
158H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
55
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Onderhoud brandalarmsysteem 12B
U dient de volgende onderhoudscontroles te volgen om een correct functioneren van uw centrale en brandalarmsysteem te garanderen. Driemaandelijks onderhoud 134B
Neem contact op met uw installatie- of onderhoudscontractant om een driemaandelijkse controle van het brandalarmsysteem uit te voeren. Deze test moet minstens één apparaat per zone testen en controleren of het bedieningspaneel op alle fout- en alarmgebeurtenissen reageert. De netvoeding van de centrale moet gecontroleerd worden en de batterijen moeten getest worden met behulp van de menu-optie batterijtest (zie “Foutindicaties batterijtest” op pagina 57). 159H
160H
Jaarlijks onderhoud 135B
Neem contact op met uw installatie- of onderhoudscontractant om een jaarlijkse controle van het brandalarmsysteem uit te voeren. Deze test moet alle systeemapparatuur testen en controleren of de centrale op alle fout- en alarmgebeurtenissen reageert. Inspecteer visueel alle elektrische verbindingen om zeker te zijn dat ze voldoende vast zitten, niet zijn beschadigd en in voldoende mate zijn afgeschermd. Reinigen 136B
Houd de binnen- en buitenzijde van het bedieningspaneel schoon. Reinig de buitenzijde van het paneel regelmatig met een lichtvochtige doek. Reinig de eenheid niet met producten die een oplosmiddel bevatten. Reinig de binnenzijde van de behuizing niet met vloeibare schoonmaakmiddelen.
56
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Batterijonderhoud 13B
Voor het bedieningspaneel heeft u twee 12 V, 7.2, 12 of 18 Ah herlaadbare, sealed, zuur-loodbatterijen nodig. In Tabel 10 onderstaand ziet u de compatibele batterijen voor dit product. 16H
De batterijen bevinden zich in de behuizing van de centrale en moeten in serie geïnstalleerd worden. Let op de polariteit. Sluit de batterijen aan op de BAT-connector op de printplaat van het bedieningspaneel. Tabel 10: Compatibele batterijen Batterijtype
Aanbevolen batterijen
12 V, 7,2 Ah
Fiamm FG20721/2 Yuasa NP7-12 (GE bestelcode B712)
12 V, 12 Ah
Fiamm FG21201/2 Yuasa NP12-12 (GE bestelcode B1212)
12 V, 18 Ah
Fiamm FG21703 Yuasa NP17-12 (GE bestelcode B1712)
Foutindicaties batterijtest 137B
Een knipperende Voedingsfout-LED wijst op een batterijfout of een fout met de batterijkabel. Op het LCD ziet u meer informatie over de fout, zoals onderstaand weergegeven. Tabel 11: Batterijfoutberichten LCD-bericht
Omschrijving
Batterijen hoge weerstand fout
De batterijen zijn mogelijk beschadigd of volledig leeg
Batterijfout
De batterijen zijn mogelijk beschadigd
Batterijen afgekoppeld
De batterijen zijn afgekoppeld of er werden geen batterijen geïnstalleerd
Batterijen kortgesloten
Er is een kortsluiting van de batterijkabel
Controleer de batterijkabels indien de centrale een van de bovenstaande batterijfouten rapporteert. Vervang de batterijen onmiddellijk indien de kabels in goede staat zijn en alle aansluitingen correct zijn. Naast het bovenstaande kunnen de volgende fouten van de batterijlader verschijnen: • • • • •
Batterijlader: hoge temperatuur Batterijlader: lage temperatuur Batterijlader: overspanning Batterijlader: onderspanning Batterijlader: compensatie
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
57
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Batterijen vervangen 138B
De batterijen moeten zo nu en dan worden vervangen, volgens de aanbevelingen van de fabrikant. De levensduur van een batterij is vier jaar. Voorkom dat de batterijen helemaal leeg lopen. Gebruik steeds de aanbevolen vervangende batterijen. Doe het volgende om de batterijen te vervangen: 1. Verwijder de batterijbrug 2. Maak de bestaande batterijen los en verwijder ze uit de behuizing. 3. Installeer de vervangende batterijen en sluit ze aan met behulp van de meegeleverde brug. Controleer of de polariteit correct is. 4. Gooi de batterijen weg zoals voorgeschreven door de plaatselijke of regionale voorschriften. Opstarten vanaf de batterijen 139B
De optie voor het opstarten vanaf de batterijen is mogelijk vereist na het vervangen van batterijen na een indicatie van lage batterijspanning wanneer de netvoeding niet beschikbaar is. Om de centrale in werking te zetten vanaf de batterijen, dient u op de knop batterij start op de printplaat van de centrale (aangeduid als BAT, zie Afbeelding 16 onderstaand) te drukken. Houd de knop gedurende circa vijf seconden ingedrukt. 162H
Afbeelding 16: Knop opstarten vanaf de batterijen
58
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 5 Technische specificaties Samenvatting 140B
In dit hoofdstuk vindt u technische specificaties voor uw centrale. Inhoud 14B
Lus specificaties 60 Voedingsspecificaties 60 Batterij en batterijladerspecificaties 61 LCD specificaties 61 Specificaties communicatiepoort 61 Specificaties brandnetwerk 61 Specificaties ingang/uitgang 62 Mechanische en omgevingsspecificaties 63 Brandcentrales 67 Herhaalborden brandalarm 70 163H
164H
165H
16H
167H
168H
169H
170H
17H
172H
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
59
Hoofdstuk 5: Technische specificaties
Lus specificaties 67B
Lus configuratie
Klasse A of Klasse B
Lusprotocol
Kilsen
Isolatoren
Minstens één isolator per lus (we raden één isolator per 32 apparaten aan).
Maximale aantal lus apparaten
250 (125 detectoren en 125 I/O modules/handbrandmelders)
Elektrische kenmerken – maximum per lus
250 mA bij 36 V gelijkstroom (29 tot 36 V gelijkstroom)
Weerstand
Max. 52 Ω (26 Ω per kabel)
Capaciteit
Max. 500 nF
Voedingsspecificaties 68B
Netspanning
240/110 VAC +10% -15%
Netfrequentie
50/60 Hz ±5%
Netstroom Maximum Gemiddeld
1.5 A bij 240 V wisselstroom 3.15 A bij 110 V wisselstroom 0.6 A bij 240 V wisselstroom 1.3 A bij 110 V wisselstroom
CIE ingangsspanning en stroom (netspanning aan)
24 VDC / 4 A
Netspanning (voeding aan)
137 VA (24 V gelijkstroom/4 A)
CIE-ingangsspanning (voeding uit)
21 tot 29 V gelijkstroom
Maximale golving bij volledige belasting
150 mVpp Opmerking: Golving en ruis worden gemeten aan 20 MHz bandbreedte door gebruik te maken van een 12 inch gedraaid-gepaarde kabel beëindigd met een 0.1 F en 47 F parallelle condensator.
Voedingszekering Typisch stroomverbruik van de centrale (zonder apparaten aangesloten) Een-lus centrale Twee-lus centrale Herhaalbord
T 4 A 250 V bij 240 V wisselstroom T 4 A 250 V bij 110 V wisselstroom
180 mA bij 24 VDC 250 mA bij 24 VDC 110 mA bij 24 VDC
Typisch stroomverbruik uitbreidingsbord Netwerkkaart Lusbord (zonder aangesloten belasting) 20-zone bord 40-zone bord
50 mA bij 24 V gelijkstroom 120 mA bij 24 V gelijkstroom 12 mA bij 24 V gelijkstroom 14 mA bij 24 V gelijkstroom
Max. rustige stroom (Imax a)
2.5 A bij 24 V gelijkstroom
Max. alarmstroom (Imax b)
4 A bij 24 V gelijkstroom
60
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 5: Technische specificaties
Batterij en batterijladerspecificaties 69B
Raadpleeg “Batterijonderhoud” op pagina 57 voor aanbevolen batterijspecificaties. 173H
174H
Type
2 × sealed, zuur-lood batterijen
Spanning batterij-oplader
27,3 V bij 20ºC - 36 mV/ºC
Stroom batterij-oplader
Max. 1.2 A
Indicatie lage batterijspanning
23.6 V gelijkstroom 1% bij 25ºC
Waarschuwing systeem sluit af
21.5 V gelijkstroom 1% bij 25ºC
Systeem sluit af (om de batterijen te beschermen)
21 V gelijkstroom 1% bij 25ºC
Opmerking: Extra 0.2 V (max.) daling indien Imax b stroom in batterijkabels.
LCD specificaties 70B
Displaytype
240 x 128 grafisch LCD (monochromatisch)
LCD-afmetingen (L x W)
83 x 44 mm (actief gebied)
Type achtergrondlicht
LED-stijl
Kleur achtergrondlicht
Wit
Specificaties communicatiepoort 71B
Ethernet
Ethernet 10/100 Mbps basis T-poort Opmerking: Voor een hogere beveiliging raden we het gebruik van
Ethernet af als externe verbinding met de centrale via het internet. TCP/IP
IPv4
USB host poort
USB 2.0, type A connector
USB apparaatpoort
USB 2.0, type B connector
Maximale capaciteit USB flash drive
2 GB
Specificaties brandnetwerk 72B
Maximale afstand tussen twee centrales
1.2 km
Maximale capaciteit
32 lussen en 32 nodes
Communicatieprotocol
Eigendomsprotocol gebaseerd op RS485
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
61
Hoofdstuk 5: Technische specificaties
Specificaties ingang/uitgang 73B
Overzicht ingang/uitgang Configureerbare uitgangen
Algemene branduitgangen
Algemene foutuitgangen
24V AUX- Ingangen uitgang
Eén-lus paneel
2
2 (zie opmerking)
2 (zie opmerking)
1
2
Twee-lus paneel
4
2 (zie opmerking)
2 (zie opmerking)
1
2
Twee-lus paneel met lusbord
8
2
2
1
2
Herhaalbord
0
2
2
1
2
Opmerking: 1 bewaakte uitgang en 1 potentiaalvrije relais. Configureerbare uitgangen Bewaking
Omgekeerde polariteit, eindelijnsweerstand 15K ¼ W
Maximale uitgangsstroom
750 mA per uitgang aan 25ºC 675 mA per uitgang aan 40ºC
Maximale elektrische 1 A opstartstroom (t 2ms), lading 100 F kenmerken voor activatie van sirene Configureerbare opties
Evacuatiesirene, waarschuwingssirene, programma, fout, brand
Brand en foutuitgangen Beschikbare uitgangsparen
1 uitgangspaar voor Brand 1 uitgangspaar voor Fout (geactiveerd indien geen fout)
Specificaties uitgangspaar
1 bewaakte uitgang: omgekeerde polariteit, eindelijnsweerstand 15K ¼ W 1 potentiaalvrije relais: C/NO/NC
Maximale uitgangsstroom Bewaakte uitgang Relaisuitgang
350 mA per uitgang voor alle temperatuurbereiken 2 A / 30 V gelijkstroom
24V externe uitgang Maximale uitgangsstroom
500 mA bij 25ºC 385 mA bij 40ºC
Configuratiemode
Opnieuw instelbaar, niet gedeactiveerd tijdens reset (standaard) inactief wanneer voeding uit, niet gedeactiveerd wanneer het werkt vanaf batterijen (standaard)
Ingangen Aantal ingangen
2 bewaakte ingangen, eindelijnsweerstand 15K ¼ W
Actieve ingangswaarde
62 Ω actieve waarde 2K2 Ω
Kortsluitingswaarden
50 Ω
62
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Hoofdstuk 5: Technische specificaties
Ingangen Open circuit waarden
22k Ω
Configuratiemode
Activatie, gelogd, externe fout, remote reset, Britse klasevacuatie
Mechanische en omgevingsspecificaties 74B
Mechanisch Kastafmetingen (L x B x H)
450 x 173 x 580 mm
Gewicht (zonder batterijen)
7.4 kg
Aantal doorslagopeningen
18 x Ø 20 mm aan bovenkant van kast 2 x Ø 20 mm aan onderkant van kast
IP waarde
IP30
Omgeving Werktemperatuur
−5 tot +40ºC
Opslagtemperatuur
−20 tot +50ºC
Relatieve vochtigheid
10 tot 95% (niet-condenserend)
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
63
Hoofdstuk 5: Technische specificaties
Afbeelding 17: Kastafmetingen en weergaven
64
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Bijlage A Standaardconfiguraties In de volgende tabel staan de standaardconfiguraties voor uw centrale. Tabel 12: Standaardconfiguraties Omschrijving
Standaardinstelling
Werking netvoeding
230 VAC
Paneel ID
01
Dag/nacht-modus
Volledige dag tot dagmodus
Netwerkbediening van de centrale
Standalone
Netwerk globale bediening
Ja
Netwerkmasker
0 (alle panelen met uitzondering van het masker)
Netwerkbediening van herhaalbord
RPT (herhaalbord in het netwerk)
Herhaalbord masker
Alle panelen herhaald
IP-adres
192.168.104.140
Subnetmask
255.255.255.0
Gateway
0.0.0.0
Poort
2505
24V ext.
Niet gedeactiveerd tijdens reset, niet gedeactiveerd wanneer actief vanaf batterijen
Fout maskering
Alle fouten worden gerapporteerd
Herinschakeling waarschuwingssirenes
Herinschakeling waarschuwingssirenes
Herhaalbord uitbreidingskaarten
Netwerkkaart is geconfigureerd
Start zone
1
Autoconfiguratie zone
All detectoren, handbrandmelders en zonemodules naar de startzone Alle sirenes naar de evacuatiesirene uitgangsgroep Alle relais/niet-bewaakte uitgangen naar de programmeerbare groep 1 (PRG1) Alle ingangen geconfigureerd als gelogd
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
65
Bijlage A: Standaardconfiguraties
OUT1, OUT2 etc.
Uitgang evacuatiesirene (alle zones)
Branduitgang
Geactiveerd door brandalarmen in alle zones
Storingsuitgang
Volgt de algemene fout-LED en wordt geactiveerd wanneer er geen fout is (veilig bij defect)
IN1 en IN2
Log
Vertragingen
Alle vertragingen op 0 in alle zones Evacuatiesirene- en waarschuwingssirenegroepen te activeren door alle zones Programmeerbare uitgangsgroepen niet gebruikt door een zone
Uitbreidingskaarten
Geen
66
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Bijlage B: Menutoekenningen
Bijlage B Menutoekenningen
Brandcentrales 75B
Onderhoud 142B
Niveau 1
Niveau 2
Paneel config
Datum en tijd
Uitsch / Insch
Niveau 3
Dag/nacht modus
Dag/nacht kalender
Communicatie
Verwijder USB app
Zones Toestellen Paneel uitgangen Paneel ingangen Activatie groepen
Test
Zonetest Uitgangen test
Paneel uitgangen Lus uitgangen
UI test
Indicator test Toetsenbord test
Batterij test Rapporten
Historiek
Toon alles Wissen
Toestel status Zone status Aandacht vereist Zone toekenning Revisie
Firmware revisie Configuratie revisie Serie nummers
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
67
Bijlage B: Menutoekenningen
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Contact details Sla rapporten op
Alle Huidige events Historiek Toestel status Aandacht vereist
Alarmteller Paswoord config
Installateur Niveau 1
Niveau 2
Installatie config
Autoconfiguratie
Niveau 3
Configuratie lusapparaat Zoneconfiguratie
Start zone Zoneconfiguratie
Paneel I/O configuratie
Paneel ingangen Paneel uitgangen
Configuratie van vertraging
Evacuatiesirenes Waarschuwingsirenes Program. per zone WRS EVC per zone
Lus klasse Paneel config
ID configuratie Datum en tijd Dag/nacht modus
Dag/nacht kalender
Regionale opties Firenet
Firenet toekenning Firenet opmode Herhaalbord toek. Bediening toelaten Klasse B
Communicatie
Verwijder USB app
Andere instellingen
24V Aux config Fout maskering Zoemer Herstart waarschuwingssirenes Toestellen LEDs
68
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Bijlage B: Menutoekenningen
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Laad/bewaar config
Laad config Bewaar config
Uitbreidingskaarten Uitsch / Insch
Zones Toestellen Paneel uitgangen Paneel ingangen Activatie groepen
Test
Zonetest Uitgangen test
Paneel uitgangen Lus uitgangen
Diagnose
Individueel toest.
UI test
Indicator test Toetsenbord test
Batterij test Rapporten
Historiek
Toon alles Wissen
Toestel status Zone status Aandacht vereist Zone toekenning Revisie
Firmware revisie Configuratie revisie Serie nummers
Contact details Sla rapporten op
Alle Huidige events Historiek Toestel status Aandacht vereist
Alarmteller Paswoord config
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
69
Bijlage B: Menutoekenningen
Herhaalborden brandalarm 76B
Onderhoud 143B
Onderstaand ziet u de menustructuur voor dit niveau. Niveau 1
Niveau 2
Paneel config
Datum en tijd Communicatie
Uitsch / Insch
Niveau 3
Verwijder USB app
Zones Paneel uitgangen Paneel ingangen Activatie groepen
Test
Uitgangen test
Paneel uitgangen Lus uitgangen
UI test
Indicator test Toetsenbord test
Batterij test Rapporten
Historiek
Toon alles Wissen
Aandacht vereist Revisie
Firmware revisie Configuratie revisie Serie nummers
Contact details Sla rapporten op
Alle Huidige events Historiek Aandacht vereist
Alarmteller Paswoord config
Installateur 14B
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Installatie config
Zoneconfiguratie
Start zone
Paneel I/O configuratie
Paneel ingangen
Paneel config
ID configuratie Datum en tijd Regionale opties
70
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
Bijlage B: Menutoekenningen
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Firenet
Firenet toekenning Firenet opmode Herhaalbord toek. Bediening toelaten Klasse B
Communicatie
Verwijder USB app
Andere instellingen
24V Aux config Fout maskering Zoemer
Laad/bewaar config
Laad config Bewaar config
Uitbreidingskaarten Uitsch / Insch
Zones Paneel uitgangen Paneel ingangen Activatie groepen
Test
Uitgangen test
Paneel uitgangen Lus uitgangen
UI test
Indicator test Toetsenbord test
Batterij test Rapporten
Historiek
Toon alles Wissen
Aandacht vereist Revisie
Firmware revisie Configuratie revisie Serie nummers
Contact details Sla rapporten op
Alle Huidige events Historiek Aandacht vereist
Alarmteller Paswoord config
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
71
Bijlage C Productcompatibiliteit Europese normen voor brandbewakings- en indicatie-apparatuur 145B
Deze centrales werden ontworpen in overeenstemming met de Europese normen: EN 54-2, EN 54-4 en de Belgische normen: NBN S21-100. Bovendien voldoen ze aan de volgende EN 54-2 optionele vereisten: Optie
Omschrijving
7.11
Vertragingen naar uitgangen [1]
7.13
Alarmteller
8.4
Totaal verlies van de stroomtoevoer
8.9
Uitgang naar foutdoormeldingsapparatuur
9.5
Uitschakeling van adresseerbare punten [1]
10
Testomstandigheden [1]
[1] Met uitzondering van herhaalborden
Richtlijn 'bouwproducten' (Construction Products Directive (CPD)) 146B
Certificering Certificerende instantie
0786
Certificaatnummer
0786-CPD-20893
Fabrikant
GE Security Africa, 555 Voortrekkerroad, Maitland, Cape Town 7405, PO box 181 Maitland, Zuid-Afrika
Vertegenwoordiger van fabrikant (Europa)
GE Security B.V., Kelvinstraat 7, 6003 DH Weert, Nederland
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
73
Bijlage C: Productcompatibiliteit
Europese normen voor elektrische veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit 147B
Deze bedieningspanelen werden ontworpen in overeenstemming met de volgende Europese normen voor elektrische veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit: EN 60950-1
EN 50130-4
EN 61000-3-2
EN 61000-3-3
74
EN 61000-6-3
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België
75
76
KFP-AF-reeks installatiehandleiding voor België